Enige weken geleden kreeg mijn vader een uitnodiging om een kerkdienst bij te wonen, de laatste van het Kerkelijk Jaar om precies te zijn. De reden van uitnodiging was dat men in deze dienst de mensen die in het afgelopen jaar overleden zijn, wilde herdenken. Of nog mooier betitelt in een gedicht van Hanna Lam welke op de uitnodiging stond:
‘De mensen van voorbij’
Zoals mijn moeder, zijn geliefde vrouw waarmee hij 65 jaar lief en leed mee gedeeld heeft. Ik vond dit een mooi initiatief van de gezamenlijke kerken op Terschelling en wij wilden daar graag bij zijn. Zaterdagavond heen en zondagavond weer terug.
Pa zou ons van de boot halen.
Vervolgens vroegen we hem of er nog dingen meegenomen moesten. De laatste jaren namen we nog wel eens een rettich of een Edammer jong belegen kaas voor hem mee omdat hij dat niet meer op het eiland kon krijgen. En een fles Viermaster jenever, dat vindt hij een lekkere zachte borrel.
De Edammer kaas voldeed.
Vorige week maandag belde hij. Hij was nogal grieperig en wist niet hoe de week verlopen zou. Tijdens het gesprek, onder andere werden de komende verkiezingen en het Nederlands Elftal even doorgenomen, viel mij niks grieperig op. Wel genoot ik van het feit hoe fijn het toch is dat ik nog een goed gesprek kan hebben met mijn vader.
Koesteren.
De volgende dag kregen we bericht van zijn manteldochter, mijn zus. ‘Pa is vanmorgen bij de dokter geweest. Na een erg benauwde nacht heeft hij 112 gebeld, maar die konden er de vinger niet opleggen, de huisarts uiteindelijk wel: een longontsteking.’
Nu was er alle reden voor ongerustheid!
Zuslief trok bij Pa in voor de nachten en ik begon na te denken of we misschien een dagje eerder naar het eiland konden gaan. Dat kon gelukkig ook, dankzij de planners van mijn werkgever. We besloten de boot om te zetten naar de laatste afvaart van vrijdagavond, 19:50 uur en ja, misschien wel handig:
‘Laten we de fietsen maar meenemen.’
Vrijdagmiddag pikte ik om half vijf mijn vrouw op bij haar werk om zoveel mogelijk tijd te winnen. Want naast het steeds slechter wordende weer wist ik ook niet precies wat we aan vertraging konden verwachten bij Stad. Door alle wegwerkzaamheden van de zuidelijke ringweg wil de gangbare route nog wel eens afwijken.
’t Mout eerst mal wezen voor dat ’t schier wordt!’
We waren Stad zo door, maar verderop zag ik door het beregende raam heel veel rode achterlichten. Ik kreeg een déjà vu: waar had ik dat nu meer gezien? Och ja, bijna dagelijks op de wegen in de Randstad toen ik daar nog woonde. Het déjà vu werd krachtiger nadat ik voelde dat mijn blaas aangaf dat hij eigenlijk wel geleegd zou willen worden. Dat heb ik zo vaak meegemaakt, in een file staan terwijl je eigenlijk ontzettend moet zeiken!
En de vluchtstrook is geen optie.
Afijn, tegen zeven uur stonden we geparkeerd op de Harlinger parking maar het leek alsof we al aan boord zaten. De auto schommelde heen en weer door de inmiddels stormachtige wind. “Het is gelukkig droog.” zei ik tegen mijn vrouw. “Blijf jij maar lekker zitten, dan haal ik de fietsen van de auto en maak ze klaar voor de reis.”
Nadat ik uitgestapt was begon het te regenen.
En te hagelen! Ik zette de fietsen met de kont in de wind en terwijl ik bezig was om het hondenmandje op mijn vrouw ’s pakjesdrager te plaatsen, vroeg ik mij af waarom we eigenlijk de fietsen meegenomen hadden. Die gedachte werd versterkt nadat beide fietsen door een windvlaag omvielen. Maar ik bleef rustig, ondanks dat het systeem waar het hondenmandje op vast zat, door het omvallen losgeschoten was van de pakjesdrager. Dan moet het mandje maar op de mijne.
Het is toch donker…
Vrouwlief zette het inmiddels trillende hondje in de fietsmand, pakte daarna haar eigen fiets en vloog vervolgens met windkracht 9 in de rug naar de terminal op de haven. Ik wilde ook op mijn fiets springen, maar het lukte niet mijn been over het nu piepende hondje (het hagelde weer stevig) heen te gooien. Door de fiets heel schuin te zetten lukte het mij alsnog het been over de stang te krijgen, zonder dat de koffer voorop of het hondje achterop van de fiets zal vallen.
Enkele minuten later waaide ik de terminal in.
Daar trof ik een haast verzopen vrouw met een kapsel à la orkaankracht. Ik parkeerde tegen het hekje welke de fietsers voor Vlieland en Terschelling scheidde. “Waarom blijf je zitten?” vroeg ze na een tijdje. “Nou, dat zit namelijk zo…je moet mij even helpen, je moet mijn been even over de stang duwen..”
Ze kreeg de slappe lach, ze gierde erover en kwam zelfs boven de storm uit.
Het lukte haar niet. Ze moest nu zó hard lachen dat ze in haar broek pieste, haar enige zwakke puntje. Ik stuurde haar de terminal in om de boel te ordenen en vervolgens lukte het mij, zonder kleerscheuren, af te stappen. Daarna maakte ik haar pakjesdrager weer in orde zodat de mand weer bij haar achterop gezet kon worden.
Dat was voor iedereen veiliger. Door de storm vertrokken we pas om 20:45 uur, maar eenmaal op het eiland was het droog en de fietsrit naar huis werd belicht door een bijna volle maan.
Het werd een mooi weekend.
Zaterdag maakte ik een dikke pan met nasi en de avond brachten we voetballend door: zo’n beetje alle Eredivisiewedstrijden werden bekeken want Pa knapte al op en vrouwlief zat lekker te lezen in de erker.
De kerkdienst was bijzonder.
Naast het horen van alle namen van de overledenen kwamen ook allerlei herinneringen weer boven van de mensen die ik gekend heb. We staken kaarsjes aan voor mijn moeder maar ook voor mijn schoonvader, een klein ritueel maar vol emoties. De storm werd er zelfs stil van en was erbij gaan liggen.
Tegen de avond dan toch weer dat altijd terugkerende afscheid. Gelukkig bieden woorden dan troost: ‘Ieder afscheid is de geboorte van een nieuwe herinnering.’