Alleen is ook maar alleen?

Het is eigenlijk wel bijzonder dat nu we in een tijd leven dat steeds meer mensen kiezen voor een single bestaan, je over de datingsprogramma’s struikelt op de televisie. Het aantal singles blijft, maar stijgen en momenteel spreken we over 3 miljoen alleenstaanden en rond 2050 schat men dat de helft van onze bevolking single is.  

Dat maakt de kans groter dat we nog lang niet van die datingprogramma’s af zijn! 

Grappig is om te lezen dat het in de jaren 70 al werd ingezet en dus nog steeds actueel en groeiende is. Dan zou je verwachten dat alle niet-singles er inmiddels ook aan gewend zijn, waardoor loslopende singles lekker zichzelf kunnen blijven, zonder de bekende vragen of vooroordelen te hoeven beantwoorden of aan te horen: 

“Ben je nog steeds alleen?” “Ben je dan niet eenzaam?” “Oh, wat ongezellig zeg, dat lijkt mij nou helemaal niks!” “Mis je niet die arm om je heen?” “Alleen eten? Oh dan kook je zeker nooit?” 

Ik heb ze ook gesteld hoor, ben geen haar beter. Maar ik heb ik mijn mening daarin al enige tijd geleden bijgesteld, want de maatschappij is continu in beweging en aan veranderingen onderhevig. Want wie ben ik om anderen hun single-zijn te veroordelen? Het zal vast ook wel te maken hebben met dat we steeds individualistischer worden, ieder voor zich en God voor ons allen.  

Daar zit dan wel weer een negatief randje aan, vooral aan de ikjes met de grote bek. Best sneu hoor want die types zetten zichzelf daarmee buitenspel.  

#diedoenietmeermee 

Maar gelukkig doet het overgrote deel van de singles nog wel mee, zijn ze misschien juist meer actiever dan ‘stelletjes’ omdat ze alles al zelf moeten doen. En ze hebben naast hun ‘eenzame’ leven meestal een prima sociaal leven en staan daardoor met beide benen op de grond. Ik kijk er niet jaloers naar, integendeel. Want ik heb genoeg eenzame momenten in mijn leven gehad en kan het gevoel daarbij nog steeds helder terughalen, ik vond het nooit fijn. Ja, één dag of wellicht twee dagen, maar meer ook niet. Daar kwam ik achter na mijn scheiding, toen ik alleen in een flatje kwam te zitten. Ik heb toen toch een paar keer flink mijn hoofd gestoten aan de muren van eenzaamheid die op mij afkwamen. Terwijl er wel een relatie was alleen zat zij 270 km verderop, in Groningen. Gelukkig was er de techniek, Skype, die ons nog enigszins wat gezelligheid bracht en wat leven in de brouwerij kon geven.  

En werken was een mooie afleiding. 

Zo nu en dan kwamen de kinderen wel langs hoor, meestal met eten. Maar daarna waren die ook zo weer weg, voor belangrijker zaken zoals voetbaltraining of gewoon chillen met vrienden. Dat hoort ook zo, dat is het lot van een (gescheiden) ouder met kinderen in de puberteit. Ik kon daar wel mee dealen, maar leuk was het niet.  

En het zette mij aan het denken. 

Want scheidingen zijn natuurlijk ook de oorzaak dat er steeds meer mensen alleen wonen. En soms zo lang alleen blijven dat ze eraan gaan wennen en dan minder snel een nieuwe partner toelaten. Want iedereen heeft zijn eigen gewoontes waardoor er geen plaats meer is voor eventuele nieuwe ‘gewoontes’, zoals de bril niet omlaag doen, te weinig óf te veel praten, snurken of kwijlen of dagenlang in dezelfde onderbroek lopen. 

Voorgaande is puur fantasie van mij hoor, ik praat niet uit ervaring! 

Maar ik ben wel iemand die helemaal zen is in de relatie, die dus liever niet te lang alleen is. Dat zijn wij wel eens, maar dat komt doordat ik onregelmatige werktijden heb, dan leven we een beetje langs elkaar heen. Maar zo hou je het ook weer spannend én heb je elkaar ook wat te vertellen bij het avondeten. Na het avondeten raak ik haar altijd wel weer even kwijt want ik ga dan voor de TV zitten om langs mijn favoriete datingprogramma’s te zappen.  

Lang Leve de Liefde en First Dates. 

Daar heeft zij helemaal niks mee en dat vindt ze best lastig want ‘iedereen heeft het erover.’  Dat is ook bijzonder, want we leven niet meer in het tijdperk dat je maar drie Tv-zenders had, toen haast iedereen naar dezelfde programma’s keek. Deze datingprogramma’s lijken dat wel te lukken, want inderdaad, ‘iedereen heeft het erover. Zo bespreek ik regelmatig met mijn vader de stand van zaken in ‘Lang Leve de Liefde’ of we halen een bijzonder persoon aan in First Dates. Hij keek ook naar die B&B serie van afgelopen zomer, maar dat vond ik helemaal niks: 

Te veel ge-zweef, te veel gênant gedrag en geen leuke mensen. 

Wat de aantrekkingskracht is? Ik vind het leuk als er een echte klik is. En ik denk dat het echt is, dat het niet gescript is. Maar soms twijfel ik. Dan zie ik bijvoorbeeld een jongen die in LLDL gaat koken. Hij pakt een schaar en knipt de kipfilet in stukken. Of die oudere vrouw die vraagt aan haar date of de plastic verpakking van de afbakbroodjes af moet of dat het zo de over in gaat. Of die gozer die de afbakbroodjes op het elektrisch fornuis wil afbakken… 

Dat lijkt mij genoeg redenen om de echtheid in twijfel te trekken, toch?  

Of is dit het gevolg dat we onze kinderen zó opvoeden dat ze helemaal afhankelijk zijn geworden van Fastfood en bezorgdiensten en geen idee hebben hoe ze zelf iets moeten bereiden? Je eigen potje koken scheelt echt een hoop geld hoor.  

Vooral in deze dure tijden.  

Soms vraag ik mij ook af waarom sommige mannen of vrouwen zich opgeven voor die dating programma’s. Want die komen dan binnen en bouwen direct een paar muren om zich heen: want ja, ik doe wel mee maar heb absoluut geen trek in jou! Maar dat zou wel eens gecast kunnen zijn door de programmamakers, met list & bedrog het volk bij de neus nemen hebben ze bij de televisie al genoeg ervaring.  

Een bevestiging voor veel alleenstaanden om lekker alleen te blijven!

 

Iemand die nog nooit van mening is veranderd, heeft nog nooit iets bijgeleerd

Binnenkort gaan we weer even naar onze kleindochter in Den Haag en dat is altijd een feestje. Als getrainde opa en oma zijn we nu al aan het nadenken of we nog iets leuks gaan doen met de kleine meid. Attracties genoeg daar én er komen steeds nieuwe bij heb ik begrepen.  

Zoals bijvoorbeeld demonstreren op de A12 (Utrechtsebaan) met je kind. 

Want deze weg is tegenwoordig dé plek om te demonstreren in plaats van het er naast gelegen Malieveld, een enorm veld met een rijke geschiedenis aan demonstraties. Zodra je plannen hebt om te gaan demonstreren vraag je daar een vergunning voor aan en legt de betreffende ambtenaar (ook gewoon een mens die net zoveel zorgen heeft als jij en ik) nog even de spelregels uit.  

Waarom dan toch dwarsliggen op de A12 en daarmee al het in- en uitgaand verkeer ontwrichten? 

Voelen deze mensen, inclusief de BN’ers, zich verheven boven alle andere demonstranten?  Oké, men wil een punt maken en wat mij betreft, gaat het ook om een hele belangrijke zaak, de klimaatcrisis. Want dat is een groot zorgenkind. 

Zelfs de net opgestapte Weerman Gerrit Hiemstra maakt zich ernstige zorgen! 

En als Gerrit zich zorgen maakt dan ga ik daar toch wel een beetje in mee. Want ja, Gerrit was voor mij eigenlijk altijd de brave oom van brave Peter Kuipers Munneke, die ons, als Annechien klaar was met haar elegante parade door al het wereldnieuws, ging vertellen of we wel of geen mooi weer krijgen in het weekend.  

Maar Gerrit maakt zich ernstig zorgen! 

En ik geloof hem. Want de wereld lijkt momenteel wel in de fik te staan of te overstromen. We vestigen het ene hitterecord naar het andere en steeds vaker passeren we de 50° C, dat is bijna de kerntemperatuur die je nodig hebt voor een medium-rare gebakken biefstuk! Of er valt ineens zoveel water dat we ineens een zwembad in de kelder hebben. Of nog erger, in de woonkamer! Laatst sprak ik een gast van in de 50 die twee surfplanken had aangeschaft. Nou, iedereen om hen heen lag in een deuk want we zagen hem echt niet zo gauw op zo’n plank staan, laat staan surfend. 

Ik schat nu in dat hij uiteindelijk het laatst lacht als we niks blijven doen.. 

En we hebben niet alleen in ons land last van al die veranderingen hè, overal ter wereld is het chaos wat het klimaat betreft. Neem recentelijk de hagelstenen zo groot als tennisballen in Italië, de bosbranden in Griekenland en van de week weer de overstromingen in Libië.    

En Zuid-Limburg! 

Dus ik geloof Gerrit. Ik ben om, heb mijn mening hierover bij moeten stellen en probeer steeds duurzamer door het leven te gaan. Want ik leer bij, ben niet zoals Gerrit onlangs in een gegeven interview met het AD nog benoemde: ‘Iemand die nog nooit van mening is veranderd, heeft nog nooit iets bijgeleerd.’ En wij mensen zijn de oorzaak, naar iets anders wijzen is je kop in het zand steken. Nu is dat ‘duurzaam doen’ niet altijd even makkelijk en dat werd bevestigd door een zogenaamde voetafdruktest die ik maakte op de website van het Wereld Natuurfonds.  

Mijn score was een 3.0. 

Het gemiddelde in Nederland is 3.3, een wereldburger scoort 1.6 en een Keniaan 0.6. De ‘winnaar’ van deze test was te raden, de Amerikaan met een voetafdruk van 4.8.  

Tot zover de cijfers. 

Toen we het onze kleindochter telefonisch voorstelden om mee te demonstreren was ze direct enthousiast. Vooral omdat ze achter de demonstranten staat: “Want het is ook mijn toekomst!” En terecht maakt dit vroegrijpe mensje zich zorgen. Daarna vroeg ze of we ook onze hond mee gingen nemen. 

Want dan kon ze daar lekker een paar dagen mee gaan praten. 

Voorgaande kan natuurlijk niet, praten met een hond of als 3-jarig meisje een mening hebben over grote mensen zorgen. Kinderen onder de 12 moeten gewoon lekker kind blijven want kind zijn doe je in principe maar één keer in je leven. Of je moet ziek worden en dan eindig je kinds, in de luiers en totaal afhankelijk van de mensen om je heen.  

Nee, dat wens ik dus niemand toe.  

Wij laten haar lekker kind zijn want dat is zo ontzettend belangrijk. Zorgen maken kan ze haar hele leven nog. En als ze later volwassen is mag ze van mij elke dag gaan demonstreren, zolang het maar niet drammen wordt. Want drammen is opdringen, zelfs Rob Jetten is zich daarvan doordrongen. Natuurlijk valt dat weer onder het kopje verkiezingsretoriek, maar daar is het ook de tijd voor.  

Dat blijft toch elke keer weer een wonderlijk verschijnsel. 

Maar we zijn behoorlijk aan het doorslaan om ons gelijk te krijgen, ieder praat voor eigen parochie, maar niemand luistert meer naar elkaar. “Ik demonstreer omdat ik mijn kinderen ook een mooie toekomst gun.” Je kan ook zeggen: “Ik demonstreer, omdat ik alle mensen op deze aardbol een mooie toekomst gun.”  

Dat klinkt een stuk minder egoïstisch. 

Ik hoop oprecht dat alle kleindochters en kleinzonen op deze wereld een mooie toekomst krijgen. Maar laat ze spelen, met poppen of autootjes. En geloof me, deze auto’s zijn ontzettend duurzaam want ze worden nog met de hand aangedreven en het geluid wordt gemaakt door hard te blazen met de tong tussen de lippen. 

Er komt geen druppel fossiele gesubsidieerde brandstof aan te pas. 

En tegen de tijd dat ze volwassen is zijn de meeste auto’s allang schoon want de techniek raast voort, wereldwijd zijn allerlei Willy Wortels daarmee bezig. Maar we kunnen zelf al wat doen, door bijvoorbeeld onze welvaart niet vanzelfsprekend te vinden, maar om daar wat meer bescheiden in te zijn. Wat meer nadenken als we echt om onze kinderen en kleinkinderen geven.  

Consuminderen noemen ze dat. En demonstreer zonder je kind want die wil je immers beschermen: 

‘Niemand laat zijn kind alleen, je bouwt het liefst een muurtje om haar heen. 

Je wilt zo graag haar jeugd bewaren en haar veel verdriet besparen!’  

En zo is het! 

Generatie X overdenkingen

Als ‘bijna zestiger’, begin volgend jaar ben ik aan de beurt, denk ik steeds vaker na over de zin én onzin van het leven. Vooral omdat je als bijna zestiger al aardig wat meegemaakt hebt. Die wetenschap geeft je rust en dat geeft weer zuurstof om na te denken over het een en ander.

Met een frisse kijk.

Als ‘bijna zestiger’ weet je ook dat je in de leeftijdsgroep zit die een generatie zal gaan verliezen. Daar zijn mijn vrouw en ik dit jaar achter gekomen na het verlies van mijn moeder in mei en mijn schoonvader in augustus. Een normaal verschijnsel, want nadat je op deze wereld bent gezet heb je een zekerheid: dat je die wereld ook weer zult verlaten. Maar dat is de gewone ‘procedure’, helaas wordt daar nog wel eens van afgeweken en gaan mensen veel te vroeg.

Tot groot verdriet van de achterblijvers.

Als ‘bijna zestiger’ moet je wel oppassen dat je niet gaat verzuren. Want je gaat richting de pensioenleeftijd en dan wil nog wel eens moeizaam gaan, dat zijn de bekende loodjes. En dan heb je nog de collega ‘bijna zestigers’, die al begonnen zijn met het verzuring-proces. Uitzonderingen op de regel hoor, ik ken ook een aantal die nog steeds met plezier in het leven rondlopen en dat ook uitstralen naar de omgeving. Mijn leeftijd zal ook de reden zijn dat ik steeds vaker post krijg van de pensioenfondsen waarin ze mij enkele updates willen geven. Deze post gaat meestal ongelezen de papiercontainer in en daarbij weten we inmiddels dat de spelregels steeds gewijzigd worden. En het leidt mij af, af van minimaal nog acht arbeidsjaren die nog voor mij liggen, er moeten nog heel wat wekkers gezet worden.

Daar ga ik vooralsnog van uit.

Als ‘bijna zestiger’ denk je wel eens de jongere generaties te ontgroeien. Dat klopt deels. Als ik bijvoorbeeld zie hoe de jeugd tussen de 20 en 30 jaar hun levens invullen schiet ik al gauw in de modus ‘dat deden wij anders op die leeftijd.’ Bijvoorbeeld de werkdagen die ze maken. Toen ik zo jong was werkte ik gewoon de dagen die mijn bazen voor mij ingevuld hadden, discussies werden daar eigenlijk nooit over gevoerd. Dat was eigenlijk net zo non-discussie als wat ik ging verdienen. Dat laatste zag ik wel aan het einde van de maand op mijn loonstrookje. Maar tegenwoordig beginnen ze met te onderhandelen (voor zover dat kan) over het salaris en daarna beginnen ze over het invullen van de werkweek. Dat is nog een hele toer want er zijn in dit land nogal wat mogelijkheden waar je als jonge werknemer recht op hebt. Bijvoorbeeld ouderschapsverlof. Of ‘Papadag’. Dan mag de papa een dag in de week bezig zijn met het kind en heeft de andere partner een dagje vrij of gaat aan het werk. Dan is papa een dagje verantwoordelijk voor het kroost. Bij mij rijst dan weer de vraag:

Ben je dan de rest van de week géén papa?

Als ‘bijna zestiger’ begeef ik mij nu op glad ijs want dit grapje heeft toch wel een hoge zuurwaarde. Daarom mijn oprechte excuses want ik wil niet die tere zieltjes op hun nummer zetten, puur omdat ik dit soort zaken nooit durfde te bespreken met mijn bazen. En ik vergeet het tegenwoordig standaard is dat beide partners in een relatie (met of zonder kinderen) werken. Als vrouw heb je ook meer rechten dan dat ene recht waar sommige ‘mannen’ nog steeds op kicken.

Lastig voor al die moederskindjes, maar leer er maar mee omgaan.

Als ‘bijna zestiger’ word je gelukkig wel wijzer en weet je dat werken voor beide partners goed is voor de balans. Dan heb je tenminste allebei wat te vertellen bij het avondeten. Want tijden veranderen nu eenmaal, kijk maar naar de tijden die achter ons liggen. En neem de huidige generatie kinderen, hoe bijdehand die tegenwoordig kunnen zijn. Ik werd daar van de week weer mee geconfronteerd toen ik de hond aan het uitlaten was. Er kwam een jochie van rond de 10 jaar (schatting, zal er wel flink naast zitten) naar mij toe gefietst, op een BMX en met een brede smile op zijn gezicht.

“Hoi. Wat is dat voor hondje?”

Als ‘bijna zestiger’ heb ik de ervaring tegen kinderen dan iets geks zeggen. Om het ijs te breken: “Dit is een hond op vier poten, met neus, twee ogen, een bek en een staart. Een heel bijzonder merk!” Het ijs hoefde niet gebroken te worden want dit jonkje was de verlegenheid al lang voorbij, zo bleek in het verdere gesprek. Hij lachte en bleef mij vragend aankijken. “Euh..oké..eehh…iets met kruising tussen Jujitsi en een Maltezer?” zei ik, het mijzelf ondertussen kwalijk nemend dat ik dat eigenlijk gewoon weten moest. “Oh, u bedoelt een kruising tussen een Shih Tzu en een Maltezer, een Boomertje is dat.”

Dankjewel jonge geest, dat je deze oudere geest nog wat leren kan.

Als ‘bijna zestiger’ besloot ik maar even de tijd te nemen voor deze gezellige wijsneus. “Dat is een mooie BMX. Er is hier in Winschoten een BMX-baan, wist je dat?” Nee, dat wist hij niet en bedankte mij voor de tip. “Ik kan al sturen met mijn voeten en ben nu aan het oefenen om op het zadel te gaan staan. “Oké, gaaf man, maar woon je hier dan niet?” vroeg ik. “Jawel, sinds vandaag, in dat huis. Met mijn vader en zus. Hij wees naar een huis verderop. “Maar ik woon meer bij mijn moeder want mijn ouders zijn gescheiden en mijn vader is business man.” Hij trok er een quasi serieus gezicht bij.

Het gesprek duurde ruim 20 minuten en zelfs buurman Gerrit die met zijn hond voorbijliep, genoot van de openheid van deze jongeman. “Nou Robbie, welkom in de wijk, jij zal het hier vast leuk gaan vinden en je kent Gerrit en mij nu. Kom maar eens langs!”

“Ja, is goed, voor een bakkie koffie of zo.” Kregen we als antwoord…

Als ‘bijna zestiger’ kwam ik even later weer thuis, fris van geest en vol energie!

 

Bewegen, zo slecht nog niet

Onze nieuwe huisgenote, het 9 jaar oude hondje Lobke, weet niet wat haar overkomt. Ze wordt nu 3 à 4 keer per dag uitgelaten sinds ze bij ons woont, terwijl dat de laatste jaren 2 keer per dag was. Dat kwam omdat haar baas, mijn schoonvader, het zelf niet meer kon vanwege zijn steeds minder wordende gezondheid.

Sinds zijn sterven woont ze bij ons en passen we het uitlaten weer aan.

Want ook al is het een klein hondje, overal even haar geur achterlaten is nu eenmaal een hondendingetje. Voor ons is het wel even wennen, ondanks dat we in het verleden allebei een hondje gehad hebben. Dat was toen de kinderen nog klein waren want dan ben je toch al aan huis én structuur gebonden waardoor er ook nog wel een hond bij kan. En een boom, anders klopt het spreekwoord niet:

Huisje, Boompje, Beestje.

Naar mijn idee kan dit spreekwoord aangepast worden, namelijk: Huisje, Boompje, Beestje, Gesprekje. Want zodra je de hond (en jezelf) uitlaat is er altijd wel iemand die een gesprekje begint. Meestal is dat dan een lotgenoot en zo nu en dan een wandelende, hondloze passant. Dat is best even wennen. Vooral omdat het in mijn geval mensen zijn die hier al jaren in de wijk wonen, maar waarmee ik voorheen eigenlijk geen contact had. Ja, gewoon groeten in het voorbijgaan, maar meer was het ook niet.

Of er een wereld voor je opengaat!

Een hond kan dus een verbindende factor zijn voor ons mensen. Dat had ik al de laatste jaren ervaren, want doordat wij, de kinderen van mijn schoonvader, zijn hondje dagelijks uit moesten laten vanwege eerdergenoemde redenen, kreeg hij ook dagelijks de kinderen op bezoek. Met andere woorden, zie het als de Gouden Tip, neem een hond als je als je op leeftijd bent of als je in het verpleeghuis of bejaardenhuis terechtkomt. En vraag dan de kinderen deze uit te laten! Slim hé!

Dat zou een hoop eenzaamheid schelen!

Haal dan wel een hond uit het asiel want daar zitten nog heel veel slachtoffers van de corona jaren, honden die aangeschaft werden omdat er even niks meer mocht. Nadat we weer terug konden naar het normaal (wat eigenlijk helemaal niet zo normaal was) waren veel honden ineens weer overbodig en belandden zij in het asiel.

Om te janken zo wreed!

Ik noem dat weglopen voor je verantwoordelijkheid en vind het ronduit asociaal. Daar zouden ze de Dierenpolitie op af moeten sturen. Daarom ben ik ook voorstander van een Bewijs van Bekwaamheid om een hond te nemen, inclusief de belofte het dier goed te verzorgen.

Tot de dood hen scheidt.

En waarom zou je je hond niet goed verzorgen? Want je krijgt er zoveel voor terug. Zoals trouw, want elke keer als het dier je ziet, zul je enthousiast begroet worden. En wat te denken van de verbindende factor zoals ik hierboven al noemde.

Je krijgt er een hoop vrienden bij!

Maar het is ook goed voor je lijf en je leden. Want een hond is geen doe-het-zelver als het op uitlaten aankomt. Tuurlijk, je kan gewoon de achterdeur openzetten en dan doen ze hun ding wel, maar ze kunnen natuurlijk niet het poepzakje openen, hun poot erin wringen om vervolgens hun eigen uitwerpselen daarmee op te pakken.

Laat staan om er een goede knoop in te leggen!

Dus wij mensen moeten dat zelf doen. En geloof me, ook dat kun je omzetten in je eigen voordeel. Want je komt namelijk in beweging, je zult je eigen krachten moeten gebruiken om met de hond te gaan lopen. En bewegen is goed in een wereld waar zitten al het nieuwe roken genoemd wordt. Ik weet hier alles van, heb de laatste jaren té veel op mijn kont gezeten en te weinig bewogen.

Tot de stappenteller op de markt kwam!

Dat ding motiveerde mij om uit de stoel te stappen en te gaan bewegen. Tienduizend stappen per dag gaf min of meer de garantie op een gezond lichaam volgens de bijsluiter, uiteraard in combinatie met goed eten. Dat moest te doen zijn want wandelen en eten koken deden we al graag en er was ook altijd al veel aanbod van mooie, georganiseerde wandeltochten. Zoals de Fjoertoer op Terschelling, de Schutrups tocht in de omgeving van Exloo, de Brandaris wandeltochten op Terschelling, de wandeltochten van de Dwingelderveld heide, de Tocht om de Noord of de WandelRun hier in Winschoten.

Deze laatste moeten wij dit jaar helaas overslaan vanwege een bruiloft.

Maar volgend jaar doen we zeker weer mee want dit evenement brengt al 47 jaar veel gezelligheid met zich mee. We dachten dus altijd goed bezig te zijn en zelf probeerde ik ook anderen ervan te overtuigen dat wandelen dé manier is om je lichamelijk in goede conditie te houden. Tienduizend stappen per dag, een kleine anderhalf uur lopen en om en nabij 450 calorieën lichter!

Dan mag je gerust nog wel een frikandelletje erbij eten.

Het hoeft niet in één keer gelopen te worden hoor, je mag er de hele dag over doen. Ik zat er dus lekker in, tot ik van de week een krantenbericht las waardoor ik er even flink klaar mee was. In dat artikel stond dat niet 10000 maar 7126 (hóe komen ze op aantal??) stappen per dag al genoeg zijn!

Ontluisterend!

En waarom die verlaging van stappen? In deze tijd waarin de helft van de volwassenen obesitas heeft, ga je dus vertellen dat het bewegen wel wat minder kan. En dan heb ik het nog niet eens over de jongeren die ermee kampen.

Ontluisterend!

Want ik ben al zes jaar gestopt met roken, pak zoveel als mogelijk de fiets, heb serieuze wandelschoenen aangeschaft, heb regelmatig een pedicure aan mijn voeten hangen, heb een slim horloge aangeschaft om al die prestaties bij te kunnen houden én mij te motiveren als ik te lang zit om weer even in beweging te komen én ik probeer iedereen om mij heen te motiveren om die tienduizend stappen te halen!

Nou, die lachen mij nu uit.

Als een boer met kiespijn!

De Reis

Hij ging even een stukje wandelen in zijn pauze om zo de voor hem vreemde omgeving wat beter te leren kennen. Ergens ter hoogte van het Oosthoflaantje kwam hij twee meiden tegen die zijn aandacht trok. Dat was wederzijds. Want we hebben het hier over begin jaren 60 en zo vaak liepen hier niet van die knappe, stoere kerels van 20 jaar uit Drenthe.

Ze raakten in gesprek.

De jongen vroeg of ze die avond met hem meewilden naar de film, dat leek hem wel gezellig. Hij werkte verderop bij de Strokartonfabriek, als dragline machinist, en zat in de kost bij Bakker Stel aan het Winschoterdiep. Het ene meisje zei dat ze die avond al afgesproken had in de Connie Bar in Winschoten. Maar daar ging de jongen niet op in want hij had juist meer aandacht voor dat andere meisje.

Maar die hield haar mond!

Die avond vroeg de nog onervaren jongen advies aan Bakker Stel. Een goede zet, want de bakker wist te vertellen dat dit meisje elke vrijdag de bus naar Assen nam. “Als jij nou een halte eerder instapt, dan ziet ze je vanzelf zitten en misschien komt ze dan wel bij je zitten!” De jongen voegde de daad bij het woord en de eerstvolgende vrijdag stapte hij een halte eerder in, samen met al die vlinders in zijn buik die hem behoorlijk nerveus maakten. De bus stopte weer en hij ging er eens goed voor zitten. Ze zag hem zitten!

Letterlijk!

Want op de een of andere manier was zij ook aan die jongen blijven denken waardoor ze direct naast hem ging zitten. Het werd een super gezellige rit en eenmaal op het station in Assen gaven ze ook elkaar een eerste kus. Dat was voor de jongen een bevestiging om nu door te pakken en hij herwon zijn zelfvertrouwen en maakte een afspraak voor de volgende dag. Het werd een cafetaria want het meisje was niet zo van een bar zoals haar vriendin dat wel graag deed.

Na twee jaar verkering besloten ze te trouwen, hij 22 en zij 19 jaar.

De kans dat je als dragline machinist op vele plekken op deze wereld ingezet kon worden was groot. Het was over het algemeen een zwervend bestaan. Omdat zij graag dicht bij hem wilde blijven, besloten ze om samen een salonwagen te kopen die bij elke andere werkplek neergezet kon worden als thuisbasis voor dit jonge stel.

Een jaar later kregen ze een prachtige dochter.

Met zijn drietjes reisden ze van de ene werkplek naar de andere, maar toen er opnieuw gezinsuitbreiding aan zat te komen, vestigde het jonge gezin zich in Hoogezand en werd de ‘pipowagen’ een mooie herinnering om over te vertellen tijdens verjaardagen. Het gezin werd uitgebreid met nog een dochter en een zoon en nu verhuisden ze naar Scheemda waar mooie eengezinswoningen werden gebouwd.

Vader bleef voor zijn werk rondzwerven.

Overal in het land en soms ver daarbuiten. In de weekenden kwam hij dan naar huis, waar zijn mooie gezin met smart op hem zat te wachten. Naast het huis in Scheemda werd Terschelling hun tweede huis, dat begon al in de Voorjaarsvakantie en dat eindigde in de Herfstvakantie. De eerste jaren nog in een tent en later in een stacaravan op Camping Cupido, de camping die haar naam eer aan deed.

Toen hij met pensioen kon gingen ze er samen op uit, eerst met caravan en later met de camper.

Ze genoten en waren allebei gek op zon, zee en strand waardoor ze op een gegeven moment 9 maanden per jaar in Spanje zaten. De zomermaanden verbleven ze dan in Nederland om weer te kunnen genieten van kinderen, kleinkinderen, familieleden en vrienden.

Zeven jaar geleden kwam zij, veel te vroeg, te overlijden.

Hij bleef achter met het hondje, het hondje welke zijn geliefde twee jaar daarvoor nog als pup in huis had gehaald en de naam Lobke kreeg. Dit werd nu zijn maatje. Hij nam haar overal mee heen, zelfs nog twee keer mee naar Spanje waar hij misschien wel op zoek ging naar iets wat nooit meer terug zou komen.

Zijn gezondheid begon hem parten te spelen.

Van een onafhankelijke, sterke en stoere man werd hij nu afhankelijk van zijn oudste dochter. Samen met haar ging hij van het ene naar het andere ziekenhuis en kreeg hij de ene na de andere operatie te verwerken. Toch bleef hij positief, droeg zijn kruis op een bewonderingswaardige manier en riep ondanks de pijn en ongemakken telkens  weer:

“Morgen spring ik weer over een hekkie!”

Maar uiteindelijk moest hij toch gaan toegeven en belandde hij in Het Vondelhuys in Winschoten. Op de vraag tijdens het intakegesprek of hij wel voor zijn hondje  zorgen kon, kwam zijn bravoure weer om de hoek kijken en riep hij volmondig “Jazeker, dat kan ik!”

Zijn kinderen wisten wel beter.

Het verzorgen kon hij wel maar het uitlaten ging al niet meer. Dit was het moment dat zij beslisten om dan die taak van dat uitlaten over te nemen. Er werd een groepApp geopend en ruim anderhalf jaar werd Lobke s’ morgens en s’ avonds door de kinderen of kleinkinderen uitgelaten, haalde zijn oudste dochter de wekelijkse boodschappen en deed ze zijn was, inclusief het strijkwerk want hij hield ervan er netjes bij te lopen.

Ondertussen werd al snel duidelijk dat deze laatste verhuizing een goede keus was geweest.

Want dankzij de uitermate goede en liefdevolle verzorging van het zeer betrokken personeel, kreeg hij weer wat structuur en knapte zelfs wat op. Helaas niet genoeg, want door het voortwoekerende virus werd de kwaliteit van leven steeds minder werd en tartte dat de grenzen van waardigheid.

Maar zijn duim bleef maar omhoog gaan, begeleid door een brede glimlach.

Voorgaande woorden vertellen in een notendop het leven van de ouders van mijn lieve vrouw. Vorige week is haar vader in het bijzijn van enkele geliefden in alle rust gestorven en hebben we middels een eervolle dienst, afscheid van hem kunnen nemen.

We sloten zijn In Memoriam af met woorden van hoop:

“Nu mag je rusten, de bus pakken voor een hele lange reis. Misschien zit mama ook wel weer in die bus en zijn jullie nu weer samen, net als toen in de bus naar Assen.”

(Lobke woont nu bij ons)

 

 

Romeo’s & Julia’s

“Al zet ik de tas met lege flessen voor de deur, hij stapt er zo overheen en loopt naar buiten!” zei een van de dames tijdens het ontbijten. De andere vier dames, waaronder mijn vrouw, sloegen hier direct op aan: “Ooooh, zo herkenbaar!”  

Als enige man aan tafel realiseerde ik mij mijn (zwakke) positie.  

Want ik had hier niet te maken met zogenaamde ‘tradwives’, vrouwen die weer terug willen in hun rol als traditionele vrouw: het gezin perfect verzorgen, er zelf perfect uitzien en de man op zijn wenken bedienen. Nee, integendeel, dit waren moderne vrouwen die zich niet de kaas van het brood laten eten. Daarom was het ook geen verrassing. Want wanneer je als enige man 24 uur met vijf dames moet optrekken, is de kans groot dat dit soort praat besproken zal worden. En met dit soort ‘praat’ bedoel ik de materie hoe mannen anders over bepaalde zaken denken dan vrouwen en vice versa. De man waar het deze keer over ging, kon zich niet verdedigen want hij was er niet bij. Ik moest hier wel op reageren. 

Als wapenbroeder zeg maar. 

Dit speelde zich vorig weekend af toen ik op stap was met mijn vrouw en vier ex-collega’s uit Den Haag. Ik heb met die Haagse dames enkele jaren geleden in de personeelsvereniging gezeten van mijn toenmalige werkgever en nu hadden we als een soort van reünie afgesproken in het Gelderse Winterswijk, vanwege een evenement in de steengroeve. 

De theatervoorstelling Romeo & Julia. 

De link tussen die personeelsvereniging en Winterswijk is dat een van de regisseurs van dit evenement, Jasper, woonachtig is in Winterswijk. Maar hij stond ons ook bij in Den Haag, met verhaallijnen die onze Sinterklaasvieringen opleukten. Een prima reden om hier gezamenlijk naar toe te gaan en om te genieten van Shakespeare op 40 meter diepte.  

Dat laatste gaf een extra dimensie aan het geheel.  

Het werd een fijn weerzien en we hebben genoten van de voorstelling, geheel in stijl zoals we dat van Jasper gewend zijn: veel humor, spektakel, dans, zang, drama en zelfs een Whatsappende Romeo en Julia. Het betekende wel dat ik met vijf vrouwen opgescheept zat want de mannen hadden verstek laten gaan. Op zich geen probleem zolang je niet in de gebruikelijke discussie vervalt, zoals hierboven beschreven. Want Julia’s denken altijd net even anders dan de Romeo’s. Niet dat dit een groot probleem is, hoor, integendeel, het houdt de boel in evenwicht. 

En de liefde natuurlijk, welke onlosmakelijk deze twee historische figuren altijd verbonden heeft. 

“Nou, als je het bij de deur zet kan je het net zo goed direct weggooien toch?” was mijn verdedigingstactiek. Maar terwijl ik dat zei, wist ik al dat ze het er niet mee eens zouden zijn. Ik moest nu putten uit eigen ervaringen, anders werd het wel een heel zwaar ontbijt. “En dan effe wat anders. Wij hebben een koffiemachine die uit zichzelf gaat spoelen na gebruik. We hebben daarom twee kannetjes er standaard onderstaan, zodat de lekbak niet steeds vol loopt.” 

Ik keek nu indringend mijn vrouw aan en vervolgens weer naar haar bondgenoten. 

“Elke keer als zij koffie gepakt heeft, moet ik het kannetje weer terugzetten! Dus ja, waar hebben we het over? De een doet dit, de ander doet dat, tussen Romeo en Julia is altijd wel wat!” Ik zag nu in de vijf paar ogen die op mij gericht waren dat zij zich aan het hergroeperen waren om dan alsnog de genadeklap uit te delen. Als dit Tradwives waren geweest dan had deze hele conversatie natuurlijk nooit plaatsgevonden, dan hadden ze gedwee de tafel afgeruimd, de afwas gedaan en mij nog een kopje koffie gebracht.  

Om jeuk van te krijgen! 

Nee, dit is veel leuker, vrouwen die van zich af bijten en toch hele leuke vrouwen blijven. Het levert altijd mooie mannenpraat op als ik weer even onder de mannen ben. Datzelfde geldt natuurlijk omgekeerd ook, dat de dames lekker onder elkaar aan het klagen zijn over hun partners. Ze dachten dat natuurlijk ook deze dag aan de ontbijttafel te kunnen doen, maar hadden mij kennelijk over het hoofd gezien. Of dachten ze misschien een gelijkwaardige partner in mij te zien, omdat ik misschien binnen hun tolerantiegrenzen opereerde?  

We hebben het niet voor niets zo lang volgehouden in de personeelsvereniging. 

Vrouwlief begon met haar weerwoord op mijn beschuldigingen. Dat ze het niet altijd vergeet maar soms.  En dat ze s ’morgens, als ze naar werk gaat, wel eens oud papier op het aanrecht bij de achterdeur legt en wanneer ze dan aan het einde van de dag thuiskomt, de zooi er nog ligt! 

“Dat is dus niet waar!” riep ik. 

“Ze vergeet het niet soms maar altijd en dat ik het oud papier vergeet, is op een hand te tellen. Want dan ben ik bezig met eten koken en weet ik dat er nog genoeg plastic, papier en gft-afval bij zal komen en dan breng ik dat in één keer weg!” 

“Praktisch! Mannen zijn praktisch!” 

Vrouwlief begon moest lachen. “Praktisch is om crème voor je voeten in een klein potje te doen, zodat het tijdens reisjes niet te veel plaats in de toilettas neemt!” Ze keek nu de dames aan: “Op zijn eigen verzoek had ik een van mijn lege potjes voor hem gevuld met zijn voetencrème. Maar op een gegeven moment kwam ik erachter dat mijn potje met gezichtscrème wel erg snel ging. En wat bleek? Hij smeerde mijn gezichtscrème ter waarde van 60 euro op zijn voeten omdat hij zijn bril niet op had toen hij het potje uit de toilettas viste.”    

“De sukkel.” 

In tegenstelling tot het dramatische einde van het Romeo & Julia verhaal in de Steengroeve, liep dit weekend voor alle betrokkenen wel goed af hoor. Er werd na het ontbijt hartelijk afscheid genomen en ik moest beloven dat de volgende bijeenkomst in Den Haag zal zijn, een etentje met zijn allen. Natuurlijk had ik daar geen moeite mee, maar ik had wel een eis, puur voor het natuurlijke evenwicht: 

“Dan moeten de nu thuisgebleven Romeo’s er wel bij zijn!” 

Het gaat zoals het gaat

Liefdevol. Dankbaar. Weemoedig. Zo denk ik terug aan mijn moeder waar wij tweeënhalve maand geleden afscheid van hebben moeten nemen. Een gemis, vooral voor mijn vader omdat hij altijd het dichtst in de buurt was van mijn moeder. Ruim 65 jaar hebben ze lief en leed gedeeld, hebben ze een leven opgebouwd op een eiland waardoor ze voornamelijk op henzelf aangewezen waren.  

Ga er maar aanstaan: wonen op een eiland en van alle ongemakken voorzien. 

Want eind jaren 50 waren de voorzieningen op het eiland nog lang niet optimaal en ze moesten daarbij ook nog eens integreren in de eilander samenleving, een samenleving die daar overigens wel open voor stond. Dat had natuurlijk ook te maken met het feit dat je elkaar nodig hebt in een kleine gemeenschap, maar wellicht had het gastvrije karakter van de eilander hier ook mee te maken, gezien de opkomst van het toerisme in die jaren.  

Het was wennen voor mijn ouders, maar ze waren klaar om alle hordes te nemen.  

Een van die hordes was dat ‘even’ naar je ouders gaan om advies te vragen of gewoon voor de gezelligheid er niet meer bij was. Want hun ouders woonden in Zaandam en Jutphaas (Nieuwegein) dus als er dan plannen waren om erheen te gaan, vergde dat een goede organisatie omdat ze afhankelijk waren van boot, bus en trein. Die hadden nog niet zo’n uitgebreid netwerk zoals we dat tegenwoordig kennen want men was nog steeds bezig met de wederopbouw na de verschrikkingen van de oorlog. Telefoneren behoorde ook nog niet tot het normaal, maar brieven schrijven daarentegen wel. 

Er werd dan ook heel veel geschreven zodat familie van overzee op de hoogte bleef. 

Nu ik zelf ouder en misschien zelfs wel wat wijzer geworden ben, begrijp ik steeds beter hoe moeilijk het proces ‘van kind naar volwassen worden’ eigenlijk is. Ik zie dat steeds helderder voor ogen als ik kijk naar onze jongens, hoe ze hun jeugd doorlopen hebben en nu werken aan het volwassen leven. 

Het leven waar ze zo naar verlangden toen ze nog klein waren. 

Want toen mochten ze niks. En werden ze daar boos om, begrepen ze niet waarom het ene wel en het andere niet mocht. Voor mij was dat ook een strijd als jonge vader. En mijn ouders woonden niet om de hoek omdat ik ervoor gekozen had het eiland te verlaten en aan de wal een leven op te bouwen. Ik kon wel putten uit eigen ervaringen die ik van huis meegekregen had, maar dan had je ook nog de invloeden die van buitenaf op je afkwamen. Je moet als opvoeders ook proberen om op een lijn te staan en dat kan best lastig worden als je allebei een andere achtergrond hebt. Dan heb je nog de vriendjes van je kinderen die wel van alles mochten, of juist minder. Of moderniteiten waar de een wel en de andere niet in mee kon gaan plus de invloeden vanuit de samenleving die via allerlei kanalen op je afgevuurd werden. 

En dan waren er nog de geldzorgen, wie is er niet mee groot geworden. 

Het is van alle jaren en de meesten onder ons zullen dit herkennen ben ik bang. Logisch, want een gezin stichten brengt enorm veel verantwoordelijkheid met zich mee en zie daar maar eens de juiste weg in te bewandelen. ‘Door schade en schande wordt men wijs’ of ‘Van het concert des levens krijgt niemand het program’, twee spreekwoorden die bij iedereen op een tegeltje aan de muur zou moeten hangen.   

Haast elke opleiding schiet hier tekort.  

Ik dacht aan voorgaande toen mijn vader onlangs vroeg hoe wij ermee omgingen. Of we nog zwaar in rouw waren of dat het nog niet echt ingedaald was, de wetenschap dat moeder niet meer onder ons is. Dat ze niet meer tastbaar is, dat we niet meer de onbeantwoorde vragen kunnen stellen of dat we herinneringen ophalen met haar. Die vraag hield mij bezig, vooral omdat het niet een vraag was die ik van mijn vader verwacht had. Hij is altijd zo nuchter, realistisch en staat met beide benen op de grond. Maar ik ben er inmiddels achter dat de mens milder wordt met het ouder worden. Dat ‘Als later nu is’ (liedje van Rob de Nijs) mensen zachter maakt en gevoeligheden makkelijker gezegd doen worden.  

Maar het heeft ook te maken met de huidige maatschappij waarin we leven. 

Een maatschappij waarin alles besproken moet kunnen worden. Maak van je hart geen moordkuil. De hardheid van vroegere jaren: mannen mogen niet huilen en al helemaal niet over hun emoties praten is aan slijtage onderhevig. Godzijdank!  

Want zo ontstaan er dan vragen zoals mijn vader die stelde.  

Nou Pa, ik heb er vrede mee. Ik ben blij dat ze nu haar rust gevonden heeft en eerlijk gezegd wil ik die laatste jaren dat ze nog bij ons was, vergeten. Omdat zij mij ook vergeten was, een feit waar ze dankzij Alzheimer niets aan kon doen. Maar al die jaren ervoor, al die jaren dat ze mijn moeder nog wél was, zij mij verzorgde als kind, zij mij deed lachen omdat zij zo’n vrolijke en levenslustig mens was, zij mij aanmoedigde langs het voetbalveld ‘Kom op, Muis!’, zij mij boos liet worden omdat ze mij weer eens op mijn (terechte) donder gaf, zij mij bijstond om een goed kosthuis te vinden tijdens mijn studie in Leeuwarden, zij mij wekelijks belde om te luisteren naar al mijn belevenissen in het verre Den Haag, zij mijn kinderen een lieve oma gaf, zij mij steunde wanneer het even niet zo goed ging.  

Dat, pa, dat mis ik. 

Maar ik weet ook dat het leven eindig is, daar komt niemand onderuit en 94 jaar, dat is een voltooid leven. En jij bent er nog. Aan jouw kunnen we vragen blijven stellen, ook de nog niet beantwoorde vragen of de vergeten herinneringen.  

In de geest van moeder denk ik aan dat liedje van Bram Vermeulen, Testament: 

‘En als ik doodga, huil maar niet. Ik ben niet echt dood moet je weten, 

Het is maar een lichaam dat ik achterliet. Dood ben ik pas als jij dat bent vergeten.’ 

 

 

 

 

Uitgeteld

Hoe zal ik nu eens beginnen. Want ik weet zodra ik het hoofdonderwerp hier benoem, de dames stoppen met lezen. Die slaan dubbel van het lachen, scrollen maar weer door naar het volgende onderwerp of zuchten diep, heel diep en trekken daarbij een smoel van ‘Daar heb je er weer een’ en gaan weer over tot de orde van de dag.

Griep.

Dus niet dé Mannengriep, nee, dit was griep in het kwadraat, code rood, hel, verdoemenis, catastrofaal, onheilspellend, mensonterend en vooral zéér dramatisch! Mijn eigen vrouw was erbij en zij is het helemaal met mij eens, geen woord gelogen of weer eens overdreven uitgeschoten op het toetsenbord.

Ik was echt ziek!

Tijdens het Koninklijke bezoek van afgelopen weekend begon de ellende al. Spierpijn, hoofdpijn, gewrichtspijn en moe, moe en ook nog ontzettend moe. Toen ik zaterdagmiddag van werk afkwam, had ik enigszins mazzel. In plaats van een hele drukke prinses in de armen te sluiten, lag daar een lief klein meisje heel zielig tegen haar vader aan op de bank. Zij was ook niet lekker en achteraf is zij misschien wel de aanjager geweest in het geheel.

Ze had mij koninklijk besmet met haar virus en nu was ik ook Hofleverancier!

Haar moeder lag boven in bed. Die was niet ziek maar misselijk van de zwangerschap. Dat vond ik natuurlijk heel vervelend voor haar, maar het kwam mij nu wel erg goed uit. Want nu kon ik ook naar bed, die twee op de bank redden zich wel met Kikker & Vriendjes, Baby Cocomelon en Nijntje. Terwijl ik naar boven liep, hoorde ik zoonlief nog wat jammeren, maar ik hield voet bij stuk en riep hem de gevleugelde uitspraak van mijn vriend Tinus toe:

“Alles dut me zeer, behalve mien geweer!”

Anderhalf uur later was ik weer beneden, uitgerust en gedoucht. En kon ik mij weer in het zweet gaan werken voor het avondeten: Indische gekruide kip met pindasaus, sla en zelfgemaakte friet. Voor zeven personen want bonuszoon en zijn vriendin kwamen ook gezellig. Omdat het inmiddels flink benauwd was buiten en de vliegende mieren onze tuin gevonden hadden, werd toch besloten om buiten te gaan eten. Ik voelde die hitte al niet meer, de koorts was kennelijk al bezig beslag op mijn lichaam te leggen. Tegen tienen die avond lag ik op bed, wekker op 04:15 uur, want er stonden twee vroege diensten te wachten.

Het werk ging mij goed af.

Ik moest wel snel naar huis want de Koninklijke Familie had besloten die middag weer naar de Hofstad te vertrekken in verband alle lichamelijke ongemakken. Toen ze weg waren en wij beloofd hadden snel die kant op te komen, keken we elkaar aan en zeiden tegen elkaar:

“We zijn weer onder ons.”

Waarna ik snel mijn bed weer indook en de dame de restanten van een jong, modern gezin begon op te ruimen, waaronder koninklijke drolletjes op de bank en restjes van allerlei eterij in de naden en op het kleed. De sperziebonen, gehaktbal en aardappelen die vrouwlief mij later voorzette, smaakten me niet. Ik voelde dat ik de strijd tegen de griep ging verliezen en gaapte mij snel weer het bed in, voor een nacht vol met ijlende en vooral herhalende, dramdromen. Dat zijn van die dromen waarin je steeds dezelfde beelden ziet, zelfs als je even bent wezen piesen krijg je weer dezelfde droom voorgeschoteld.

Weinig creatief die Klaas Vaak van tegenwoordig!

Gelukkig ging opnieuw de wekker om 04:15 uur en was ik mooi op tijd om af te lossen. “Nee, geen koffie. Doe maar thee.” Zei ik tegen mijn collega, die daardoor haast van haar stoel viel. De uren daarna werden een soort van marteling en nadat mijn aflos zijn gezicht om de hoek stak, lag ik niet veel later weer in bed en sliep ik door alles en iedereen heen. Halverwege de avond sjouwde ik mijn lijf naar beneden, kreunend en hijgend zeeg ik neer op de bank. Mijn arme lijf, pijn in gewrichten en botten, huid- rug- en nekpijn en helse pijnen in het hoofd zodra ik die ook maar iets bewoog.

Het bakje vla ging er half in.

De volgende dag, maandag, werd het nóg erger. Ik ben twee keer naar beneden gegaan voor wat afleiding, televisiekijken. Dat bleef beperkt tot het staren naar de afstandsbediening en ben ik toch weer van ellende mijn bed ingekropen. Die avond probeerde vrouwlief er nog bouillon in te krijgen, maar alles wat iets met eten te maken had, deed mij gruwelen. Slapen was het fijnst, zelfs in je eigen zweet. Dat ondervond mijn vrouw ook en dinsdagavond moest ik onder de douche en dat werd een blik in de toekomst?

Zij moest mij ondersteunen, wassen en afdrogen!

“Dit had ik pas over 25 jaar verwacht.” mopperde ze lief, en zette mij even op een stoel zodat ze snel het beddengoed vervangen kon. Ik prevelde nog iets over Buurtzorg maar dat hoorde ze niet. Vijf minuten later lag ik weer in droomland, althans in een hele wilde versie daarvan. Want dromen waren het niet meer, het waren meer hallucinaties die tot het einde van woensdagmorgen duurden.

Gewekt door mijn bellende vrouw die wilde weten hoe het ging.

“Je moet komen, ik voel me zo beroerd!” perste ik eruit met mijn laatste krachten. Ik hoorde nog iets over ‘Moet even wat regelen hier op werk’ en daarna werd het stil. Ik zakte weer weg en werd onderdeel van een soort bioscoop van ‘de stomme film’ want er speelden allerlei filmpjes in zwart-wit, maar ook kleur. Niet onaardig of eng, eerder bijzonder. Zelfs gezichten of details werden uitgelicht. Alsof in mijn hoofd er een deurtje openging van 59 jaar opgenomen beelden. Of was dit het einde, dat mijn leven mij nu aan het voorbijflitsen was?

“Drinken. Dit moet je nu op gaan drinken!”

Zei Zuster Klivia en ging naast mij op bed zitten. Het was een zoutoplossing en vanaf dat moment begon ik weer op te knappen. Gisteren hoorde ik haar bellen: “Nee, dit was geen mannengriep. Ik heb hem nog nooit zo ziek meegemaakt.

Dus dames, ik herhaal: géén mannengriep!

 

 

Koninklijk bezoek

Wij hebben sinds vrijdag een bijzondere gast in huis, namelijk Hare Koninklijke Hoogheid & tevens Kleindochter Prinses Roméline. Haar originele naam is veel langer, maar ze neemt genoegen met de kortere versie. Gelukkig maar, want anders moest je wel een hele lange adem hebben om haar aan te spreken: Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Roméline Maria Alexia Veldhuizen-VanMa’s kant-Zuydgeest.

Zeg maar Lientje en ik ben drie jaar.

Maar zo’n bezoek vergt wel een aantal voorbereidingen, vooral omdat we hier te maken hebben met een meisje in de categorie roze. Dit zijn meisjes die van roze houden en graag ook roze dingen doen. Zoals bijvoorbeeld rondzeulen met een pop onder de arm, hamburgers en pizza punten bakken in hun roze keukentje, stofzuigen met de roze stofzuiger of roze strikjes draaien in hun gevlochten staartjes met roze glittertjes.

Of ze gaan pas van de glijbaan als het zand of blaadjes weggeveegd zijn.

Alles in hun roze jurkje of onesie, het roze toefje op de taart. En allemaal volgens protocol, dat heb je nu eenmaal met prinsesjes. Prinses Lientje maakt ook graag gebruik van haar persoonlijke nar/lakei en stoere vader. Als ze bijvoorbeeld wil dansen dan moet hij ook opdraven en dansen ze samen. Zij in haar roze jurkje en hij in zijn Sneeuwwitje jurk (maatje XL). Dat brengt het dan wel weer in evenwicht want zo laat hij zien dat jongens ook prima hun roze kant mogen laten zien.

Of alle andere kleuren die de regenboog ons allemaal te bieden heeft.

Zo hoort het ook. Machogedrag geeft alleen maar problemen, die les zouden we ondertussen toch eens geleerd moeten hebben. We leven in een tijd dat elk mens zichzelf mag ontwikkelen waar deze zich goed bij voelt, welke geaardheid dan ook. 

Leven en láten leven!

Een kleindochter hebben is voor mij heel vernieuwend. Omdat mijn kinderen allemaal jongens zijn. En mijn vrouw had óók een zoon in de bonus waardoor ik geen ervaring had met kleine prinsesjes. Toen de jongens nog klein waren ging ik vaak met ze mee naar wedstrijdjes, leeftijdscategorie F’jes en E’tjes zeg maar. Er speelden ook meisjes mee en toen vertelde een van die vaders dat zijn dochter een zogenaamd blauw meisje was.

Ik wist direct wat hij bedoelde.

Blauwe meisjes zijn de wat stoerdere meisjes vergeleken met de roze meisjes. Blauwe meisjes doen graag met de jongens mee omdat ze dat net even wat leuker vinden dan met poppen spelen. En nee, het heeft niks met geaardheid te maken. Ik was waarschijnlijk ooit een roze jongen want ik speelde graag in de poppenhoek van de kleuterschool. En op de Lagere School werd ik altijd enthousiast als we voorzingen moesten voor de jaarlijkse schooluitvoering. Ik kan mij nog goed herinneren dat de jongens in mijn klas dan expres vals gingen zingen, bang dat ze een rol kregen in het stuk.

Daarom kreeg ik altijd een van de hoofdrollen.

Waardoor ik ook de aandacht kreeg van de meiden uit mijn klas! De jaloerse blikken die dat opleverden waren kostelijk. En als we moesten schrijven dan deed ik daar extra mijn best op. Vooral wanneer we een nieuwe schoolpen kregen van de juf of meester, dat voelde aan als een cadeautje. Nog mooier werd het wanneer je er ook een nieuw schrift bijkreeg, dat waren voor mij kleine feestjes. Tijdens het volwassen worden en nog vóór het computertijdperk, kocht ik bij de boekhandel schrijfpapier van hoge kwaliteit en schreef ik de een na de andere brief, uiteraard gebruikmakend van prachtige vulpennen. Sinds ik gedigitaliseerd ben is mijn handschrift niet meer om over naar huis te schrijven.

Hanenpoten!

Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Lientje moest een ander bed volgens mijn vrouw. Het ledikant was te klein geworden. Via marktplaats werd een peuterbed in Scheemda gevonden en de koop was snel gesloten.

De kleur was bruin.

Opa moest nu aan de slag. Voor het eerst in mijn leven ging ik iets roze verven in plaats van blauw. Ik heb mijn best erop gedaan, want het moest natuurlijk geen Prinses-op-de- erwt verhaal worden. Het hele project heeft mij een paar dagen gekost, maar het resultaat mocht er dan ook wezen.

Oma keurde het goed.

Zij leverde de accessoires voor het bed: roze beddengoed met daarop Prinsessen-figuurtjes en een pyjamaatje. Niet dat dit meisje geen pyjamaatje had maar gewoon, ‘t kost niks, het is zo leuk en gezellig, de stopwoordjes van mijn vrouw om iets te kopen wat eigenlijk niet nodig is.

“Zo leuk, dat kon ik niet laten liggen!”

Ik snap het allemaal hoor. Daarbij zien we dit meiske ook niet zo vaak vanwege de afstand en dan komen we al snel in het verwenhoekje. Oma is daar goed in, maar ik mocht ook iets bijdragen. Ik had namelijk een foto- voorleesboek gemaakt, ‘Roméline in Kabouterland’. Met een zelfverzonnen verhaal waarin de dieren en de kabouters die erin voorkwamen de namen kregen van enkele familieleden. Een best wel intensief werkje maar ach, we hebben gelukkig nog maar één kleinkind dus waar maak ik mij druk om.

Tijd genoeg.

Toen ze van de week voor de deur stond was ik extra blij want nu kon ik het boek eindelijk aan haar laten zien. Daar stond ze, met een brede grijns naast haar ouders, maar wel in een soort van afwachtende houding. Ik gooide het eerst nog op een stukje verlegenheid en begon enthousiast de opa uit te hangen. Het leutje wichtje bleef mij op afstand aangrijnzen, net als haar moeder. Haar vader stond te filmen en op datzelfde moment zag ik het staan op haar T-shirt:

Ik word grote zus!

Wow! Die had ik niet zien aankomen! Oma wel, die zei dat laatst nog dat nummer twee zich wel eens zou gaan kunnen aanmelden. We gingen in polonaise naar binnen en ik wist dat ik opnieuw aan de slag zal moeten om een voorleesboek te maken.

Nadat oma thuiskwam van haar werk en het te horen kreeg, slaakte zij vreugdevolle kreten die ver in de omtrek te horen waren.

Het werd een koninklijk bezoek, met een roze óf blauw randje!

 

Na ons de zondvloed

Terwijl we van de ene naar de andere crisis wandelen komen er dagelijks nieuwe crises bij. Denk je dat we alle crisissen al gehad hebben, komt er wéér eentje bij! Deze crisis kwam uit een totaal onverwachte hoek:

De rijen bij de statiegeldautomaten!

Sinds we blikjes en petflesjes in plaats van op straat gooien inleveren, is het smoordruk bij de lege flessen automaten. Een grote schande! Denk je even snel een boodschap te doen en tegelijkertijd even die volle tas met petflessen en blikjes in te leveren, moet je aansluiten in de rij! Ik had het laatst ook. Eerst in de rij staan en toen ik aan de beurt kwam, spuugde de automaat het ingegeven blikje retour. En daar bleef het niet bij, het een na de andere flesje of blikje werd geweigerd. Een medewerker vertelde mij dat het apparaat kuren had.

Waarschijnlijk een burn-out.

Hij was overigens heel vriendelijk waardoor ik het niet over mijn hart kon verkrijgen hem een grote muil te geven. Stel dat hij niet vriendelijk was maar gewoon mij te woord had gestaan, dan nog had ik hem geen grote muil gegeven. Laat dat even heel duidelijk zijn want dat is echt abnormaal gedrag!

Daarmee zet je jezelf buiten de maatschappij.

Aangezien ik binnen de maatschappij wil blijven bleef ik geduldig en nadat de medewerker mij meedeelde dat de zoveelste reset niet geholpen had, fietste ik maar weer huiswaarts, met nog steeds een gevulde tas met plastic en blik. Mijn vrouw was begripvol waardoor er thuis gelukkig geen crisissfeer ontstond en ik beloofde haar de andere dag het opnieuw te proberen, bij een van de andere supermarkten.

Winkels genoeg die onze welvaart te ondersteunen.

Toch stond het echt in de krant dat de rijen bij de lege flessenautomaten een grote ergernis zijn voor sommige mensen. Als je in de Randstad woont kan ik daar enigszins begrip voor opbrengen, want als je dagelijks in de file staat wil je niet óók nog eens aansluiten in de rij voor de legeflessenautomaat. Er zijn grenzen aan het menselijk incasseringsvermogen.

Maar daar hoor je niemand over in Den Haag!

Maar zonder gekheid, met het stijgen van de welvaart stijgen de problemen lijkt het wel. Donkere wolken hangen boven onze hoofden, in de jaren 70 en ’80 al voorspeld door de filmindustrie. Enkele films speelden zich af in een toekomst en lieten een wereld zien vol angst, geweld en anarchie. Films als ‘Soylent Green’ (1973) over het broeikaseffect en de overbevolking, ‘Escape from New York’ (1981) over misdaadcijfers die met 400 % gestegen waren door criminele bendes of ‘The Terminator’ (1984) over het gevaar AI, Artificial Intelligence.

Het meeste was destijds een ver-van-mijn-bedshow.

Maar tegenwoordig moet ik ook die gedachte bijschaven. Want al die voorspellingen lijken uit te komen. Grote problemen die haast onomkeerbaar lijken te zijn en velen een onrustig gevoel geven. En dan heb ik het niet over de laatste storing bij WhatsApp. Dat levert voor velen onder ons enorme stress op las ik van de week, want dan moeten ze bellen!

Vreselijk!

Waar we ons echt zorgen om moeten maken is hoe de maatschappij aan het verharden is. Hoe wantrouwen gevoed wordt en alleen eigen meningen nog als waarheid gezien worden. Kwamen voorheen de ratten nog tevoorschijn als het donker was, tegenwoordig gebeuren de meest bizarre criminele activiteiten ook overdag en verspreiden de Wild West taferelen zich over het hele land. Ook hier in Groningen is de onschuld ver te zoeken en zullen we ermee moeten leren omgaan, zullen er evenementen afgelast moeten worden omdat de niets ontziende criminelen lijken te regeren.

Toch moeten we wel even goed in de spiegel kijken, op alle gebieden.

Want eenieder die wel eens iets gebruikt door te spuiten, te snuiven of te slikken, zal dan toch moeten bekennen dat je daarmee crimineel Nederland faciliteert. Want het snelle geld lokt menigeen het verkeerde pad op en de boefjes die daarvoor zwichten worden steeds jonger. Het voordeel daarvan is dat deze kerfstokjeugd heel makkelijk te herkennen is: Extreem veel hoofdbekleding zoals capuchon, gezichtsmasker of baseballpet, schoudertasje, sportbroek en hele dure, echt hele dure sneakers. Je herkent ze al op kilometers afstand.

En wij maar zeuren over hoofddoekjes.

Zou legaliseren dan een optie zijn? Geen idee. Wel denk ik dat er thuis en op school goed over gepraat moet (blijven) worden. Dat het een schijnwereld is en dat je uiteindelijk toch gepakt zal worden. En dat drugs gebruiken echt slechter is dan bijvoorbeeld een vaccinatie krijgen tegen bijvoorbeeld het HPV of BMR. We zijn toch zo begaan met onze jeugd? Of zou meer blauw op straat een optie zijn? Denk het niet, want dan gaat men weer roepen dat we een politiestaat aan het worden zijn.

Klopt als een zwerende vinger maar ook dat komt door ons eigen, abnormale gedrag.

Want naast de toename van criminaliteit is er ook een toename van grote bekken in het dagelijks leven. We hebben ooit stoplichten bedacht voor een ieders veiligheid, maar sommigen onder ons blijven gewoon door rood rijden.

Ze bepalen zelf wel of het veilig is!

Ook zien we dat banen ‘ter algemeen nut’ steeds vaker niet meer ingevuld worden. Mensen trekken zich terug uit openbare functies omdat zij en hun familie bedreigd worden omdat men het niet eens is met het beleid, beleid waar democratisch voor gekozen is. Of omdat het om vrouwen gaat. Of om mensen met een andere geaardheid.

Want er zijn nog steeds mannen die nerveus worden van vrouwen aan de macht of anders ge-aarden.

Banen zoals gevangenisbewaarder, raadslid, wethouder, politieagent, vakkenvuller, politicus, verkeersregelaar, kassière, verpleegkundige, huisarts, handhaver of vrijwilliger op de sportvelden gaan allemaal naar de verdommenis omdat ze ondermijnt worden met bedreigingen en (verbaal) geweld. Met als resultaat dat we straks onbestuurbaar over de oceanen dobberen

Het was allemaal voorspeld en als we het geloofd hadden was het misschien te voorkomen geweest. Maar het begint bij jezelf. Zolang we niet de hand in eigen boezem steken zal het alleen maar erger worden en hebben onze nazaten gewoon pech.

Domme pech!

 

Tegen de lamp lopen

“Nee schat, dat hoeft niet hoor. We pakken gewoon de hele route, afsnijden hoeft niet.” Verbouwereerd keek zij mij aan maar hield wijselijk haar mond. Want voordat je het weet bedenkt hij zich en moet alsnog de rappe route gelopen worden.  

En staan we zo weer buiten. 

Ik zag het haar denken en ik begreep het ook wel. Ik kan soms behoorlijk stellig iets niet willen, een tekortkoming van mij. Zij daarentegen kan over van alles en nog wat heel enthousiast worden en dat zie ik dan weer als een sterke karaktereigenschap. Want over het algemeen krijgt zij mij dan ook enthousiast, alhoewel ik ook wel eens op de rem moet trappen. Uiteindelijk komen we elkaar daarin meestal wel tegemoet en leefden we nog lang en gelukkig.  

Hoop ik dan maar. 

Net zoals deze keer, nu ik water bij de wijn deed door de hele route te lopen. Dat kwam ook omdat ik heel relaxed was. Sterker nog, ik had het haar zelf voorgesteld die ochtend. 

“Zullen we vanmiddag naar de IKEA?” vroeg ik. 

Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat eigenbelang hierbij een flink aandeel had hoor. Want al weken (maanden..) is er een spotje onder het keukenkastje kaduuk. En de dame hier in huis, ogenschijnlijk familiair verbonden aan dit bedrijf want ze heeft een pasje waarop staat ‘Ikea Family’, had al eens geroepen dat ze daar hele handige oplossingen voor hadden. Normaal als ik dat dan hoor trap ik dus even op de rem. Dan zeg ik dat ik ermee aan de slag zal gaan want ik wil het eerst kijken of ik bij de lokale middenstand een oplossing vinden kan. 

Men eet daar echt niet een Zweedse plantaardige balletje minder om! 

Afijn, zo gezegd, zo gedaan, en enkele weken later, ik moet altijd eerst over dit soort dingen nadenken, kon ik haar vertellen dat het spotje besteld was. Ik zou gebeld worden zodra het binnen was en daar had ik alle vertrouwen in want ik had goede ervaringen met deze middenstander. Maar deze keer bleef het telefoontje uit en besloot ik maar eens te gaan polsen toen ik erlangs fietste. Helaas, nog niet binnen. 

Leveringsproblemen. 

Volgens mij gaat dat ook het woord van het jaar worden. Twee weken later opnieuw even naar binnen gelopen maar zag direct de teleurstelling op het gezicht van de winkelier. “Geen probleem, ik schijn wel bij met mijn telefoon als ik de prei aan het snijden ben!” lachte ik de toch wel teleurstelling weg.  

En ja, er zijn grotere problemen op deze wereld, ik weet het. 

Uiteindelijk heb ik toch moeten besluiten de bestelling te annuleren want weer een poosje later was er nog niets binnen gekomen. Daarom kwam ik met het voorstel om naar Ikea te gaan. En dat ik dat redelijk relaxed voorstelde kwam waarschijnlijk ook doordat er drie weken vakantie voor de deur stonden en wij genoodzaakt waren niet weg te gaan vanwege de precaire gezondheidssituatie van mijn schoonvader. Dus niet drie weken op ons geliefde eiland op onze zo geliefde camping maar gewoon thuis.  

‘Winschoten aan Zee’ grapten we dan (als een boer met kiespijn). 

Maar er was nog een reden waarom ik zo relaxed was, het was namelijk maandag, de eerste dag van onze vakantie. En op maandag een bezoek brengen aan de Ikea is een stuk slimmer dan bijvoorbeeld op een zaterdag. Hoe vaak heb ik al niet die verhalen moeten aanhoren van wanhopige collega’s die bij de koffie vertelden hoe lang ze in de rij hebben moeten staan om een parkeerplek te bemachtigen! Daarom ging ik even later uitermate vrolijk en goedgemutst samen met mijn uitermate vrolijke goedgemutste dame op weg naar Groningen, en zongen we samen in de auto dat nummer van Skik, met Daniel Lohues: 

‘Wie döt mij wat, wie döt mij wat, wie döt mij wat vandage’. 

Al zingend parkeerden we vooraan en hand in hand liepen we naar binnen. Zij wilde op de plattegrond kijken waar we exact moesten zijn maar daar stak ik, op zń Zweeds, een stokje voor: “Hej! Hej! Janetteketet! We lopen gewoon de hele tour en komen dan vanzelf waar we wezen moeten! 

Godsamme wat was ik relaxed! 

De spijt kwam waarschijnlijk daarom pas ter hoogte van de raamdecoratie en de sierkussens. Maar echt dramatisch werd dat niet want we waren geslaagd qua verlichting, dankzij een senior medewerker die ons overigens niet begroette met ‘Hej!’ Hij had mij op een hele rustige manier uitgelegd welke doosjes ik allemaal nodig had om weer een beetje licht in onze duistere keuken te brengen. En omdat ons winkelkarretje nauwelijks gevuld was door de doosjes namen we ook maar direct het kaptafeltje mee wat zij op haar verlanglijstje had staan.  

Eenmaal thuis ging ik direct ermee aan de slag! 

Niet met de kaptafel hoor, dat kwam later wel. De verlichting was nu het belangrijkst. Nadat ik de achterwand onder het keukenkastje al gemonteerd had, plaatste ik de lamp, een rechthoekig plateau met led lampjes. Toen kwam ik erachter dat deze groter was dan de ruimte onder het kastje. Mijn humeur sloeg als een blad aan de boom om die te maken kreeg met de storm Poly! Vrouwlief kwam erbij, probeerde er nog iets van te maken maar we wisten allebei dat we fout zaten. Vooral ik zat fout want ik had wel van tevoren de breedte gemeten maar niet de diepte. ‘Meten is weten!’ ik hoor het menig handige Harry of Tinus al roepen. 

“Ik rij zo wel terug.” Zei vrouwlief. “En dan haal ik dat andere lichtbalkje wel, die past zeker!”  

Aan het begin van de avond was ze alweer terug. De verkeerde lamp was omgeruild voor de nu wel passende lamp en omdat ik blij was met deze snelle actie ging ik er direct mee aan de slag. Eigenlijk was het zo gepiept. Maar toch kwam er een kink in de kabel want er miste een kabeltje. Die hadden we per ongeluk weer ingeleverd toen we de verkeerde lamp omgeruild hadden. 

Opnieuw moest ze terug om de juiste onderdelen te bemachtigen en opnieuw nam zij die taak op zich.  

Want ik was er alweer flink flauw van geworden… 

 

Le tour de Veluwe, oftewel waarheen leidt de weg

Er zijn verschillende apps die je de weg wijzen op de fiets. Wij maken daar dankbaar gebruik van, op een paar kanttekeningen na. Mijn vrouw organiseert dat dan en ik volg wel. Dan heeft zij de route via haar telefoon in een hoesje op het stuur zitten en is zij op dat moment leidend. Maar net zoals op menig werkvloer hebben de leidinggevenden niet altijd gelijk, in dit geval dus de kunst van het kaartlezen. In mijn ogen ontstonden zo de kanttekeningen die mij met elke gefietste kilometer steeds meer gingen ergeren.

Vorig jaar voor het eerst.

Toen we een midweek gingen fietsen in Limburg. Fietsen in Limburg was voor mij al direct een groot vraagteken want ze hebben daar veel bergen die wel eens het plezier van fietsen flink konden dwarsbomen. Maar dat was een aanname, een vooroordeel.

Ook ik heb daar wel eens last van.

Want in werkelijkheid viel het allemaal best mee. Oké, soms moest je even flink op de trappers staan om de top de bereiken, maar daarna kwam de afdaling en schoot je als een raket naar beneden zonder ook maar één keer te hoeven trappen! Die bedenkers van de verplichte fietshelm moeten wel uit het zuiden komen want met deze snelheden zou een stuurfout fataal kunnen zijn. Hier in het noorden zijn de bergen niet hoger dan een terp.

Te verwaarlozen dus.

Mijn geliefde vrouw en routeplanner fietste voor mij aan en ik volgde. Ik zag zo de dag wel zitten, niet nadenken, maar gewoon een beetje fietsen en genieten van al het gebodene om mij heen. Maar met enige regelmaat sloop er als het ware een storend element in, als een stok tussen de spaken. Dan begon de stem in de route app te roepen dat we afweken van de route:

“Klopt je route nog? Keer om!”

En moesten we weer terug om de juiste afslag te nemen. Tot je weer op route zat, bevestigd door een enthousiaste stem van de App: “Je bent er weer!” Dat was niet één keer, nee, dat gebeurde met enige regelmaat. Op zich ook wel logisch want ze hebben daar in Limburg naast bergen, heel veel kleine weggetjes, fietspaadjes en geitenpaadjes. Dat komt door de bergen natuurlijk, maar ook door al die slingerende beekjes en riviertjes. Logisch rechttoe rechtaan is haast onmogelijk.

Denk ik dan.

Maar goed, ik was er ook niet bij toen Limburg gevormd werd dus kan er ook wel eens heel erg naast zitten. Net zoals we naast de juiste route zaten. Ik liet het los, tot wij vorige week gingen fietsen in de omgeving van Coevorden. De reden om daar te gaan fietsen was een bezoek aan een oom en tante van mij, waar we die middag werden verwacht. We besloten vroeg die kant op te gaan zodat we de ochtend lekker konden fietsen.

Vrouwlief stippelde die avond ervoor een mooie route uit.

Deze keer een route van 44 km, beginnend in het mooie Gramsbergen. Maar voordat we Gramsbergen uit waren, fietsten we al drie keer verkeerd. Daar moet ik eerlijkheidshalve wel bij zeggen dat we nu op de zogenaamde knooppunten reden, dan volg je de genummerde bordjes langs de weg die samen de gekozen route vormden: 23, 56, 18 et cetera. Lijkt geen logica in te zitten, maar het werkt wel.

Alleen bij ons nog niet.

Met een schuin oog ging ik meekijken naar het venster bij mijn vrouw op het stuur en zag ik een blauw gekleurde lijn op het kaartje. “Die lijn is toch de route?” vroeg ik haar. Dat klopte waarop ik zei dat we dan ‘gewoon die lijn moeten volgen’.

“Toch?”

Nou, dat zag zij toch anders want soms liepen de straatjes zó dicht op elkaar waardoor je het niet goed meer kon volgen. Daarna hebben we tijdens de gehele route hier over zitten bakkeleien en werden we het niet eens. Nu moet de lezer dat niet zien als ruzie hoor, integendeel. Dit hoort er gewoon bij, ik zag ook meerdere fietsende koppels deze discussie voeren zonder dat er geknokt of gescholden werd.

De Lieve Vrede fietste gewoon met ons mee.

Toch laaide de discussie de volgende dag op bij een verjaardag. Een van de aanwezige dames, ook routeplanner in haar vrije tijd en in bezit van een volgzame man, vormde nu een blok tegen mij, de eigenwijze man die het ‘altijd beter weet.’ Uiteindelijk werd er besloten dat ik de volgende dag de fietsrit op de Veluwe zal leiden. Zodra dan dezelfde perikelen zich zouden aandienen dan moest ik beloven er nooit meer over te gaan zeuren en gewoon de extra’s onnodige meters die gemaakt worden, te accepteren, als onderdeel van de route.

Die belofte durfde ik wel te maken.

Het werden twee ritten op de Veluwe, beiden rond de 55 km. Ik kreeg de telefoon van mijn vrouw op het stuur gemonteerd onder begeleidend commentaar: “Nou, het zal mij benieuwen!” De start was in Gortel en de App begon direct al commando’s op ons af te vuren, via de telefoon op het stuur en via haar horloge.

Na een kwartier fietsen ging het mis, tot grote vreugde van mijn fietsmattie.

Ik nam namelijk niet het officiële fietspad, maar bleef op een weggetje rijden welke er parallel aan lag. “Dat is één!” gilde ze lachend, maar ik vond dit te verwaarlozen. “Gewoon de blauwe lijn volgen en vooruitkijken”, riep ik dan, “niks moeilijks aan.” Er was ook niks moeilijks aan, want de dame in deze App lulde wat af, stuurde ons niet zomaar het bos in.

Met elk gereden kilometer groeide mijn zelfvertrouwen!

De tweede rit was ook weer op de Veluwe en nu gebruikten we een andere App. Het werd weer een knooppunt naar knooppunt route, dwars door de bossen en leuke dorpjes. Nu kwam de ervaring om de hoek kijken en waarachtig, het ging best. Ook nu genoten we weer van alles om ons heen, zelfs als we even een misslag maakten in de route. We vergaten om erover te mopperen.

Want ach, dat kan de beste overkomen toch?!

 

 

 

Het kost een paar centen…

“Dan huur ik een huisje waar we allemaal in kunnen,” zei mijn vrouw, ongeveer een jaar geleden, “van vrijdag tot en met zondag.” Ik keek haar bedenkelijk aan. “Op Terschelling!” voegde ze eraan toe.

Nu keek ik nóg bedenkelijker!

Want een huisje huren voor 10 personen plus een hele blije kleindochter, verdient wel even wat aandacht. Ze vervolgde haar betoog en deed net of ze mijn bedenkelijke blik niet gezien had. “Dan komen ze vrijdag met de ochtendboot en huur ik fietsen voor ze. O ja, en dan wil ik dat we zaterdag een familiefoto gaan maken en gaan we ’s avonds uit eten! En dan nodig ik je vader en zus ook uit.”

Nu keek ik haar strak in de ogen, als een schoolmeester die een leerling tot de orde wil roepen.

“Ho, ho, doe es effe rustig! Weet je wel wat dat allemaal kost? Neem alleen al dat huisje! Of wat te denken van de bootkaartjes! En die fietsen, zeker ook allemaal E-bikes?” Het bleek vragen naar de bekende weg, ze had haar plan al gemaakt. “Ja, alles erop en d’r an!” zei ze triomfantelijk. “Ik ben volgend jaar 40 jaar werkzaam bij het ziekenhuis en dan krijg ik extra salaris. En daar wil ik het van betalen. En maak je niet zo druk want het duurt nog een heel jaar voordat het zover is dus we kunnen er ook nog voor sparen.”

“En ik werk ervoor! Stap al 40 jaar elke morgen om kwart over zes uit mijn bed!”

Ik kon daar natuurlijk niets tegen in brengen. Ze is een zelfstandige, moderne vrouw die prima haar eigen boontjes kan doppen. Ik ben daar natuurlijk supertrots op, maar ik hou ook van een beetje plagen dus ik bleef bedenkelijk kijken. Eigenlijk vanaf dat moment elke keer wanneer zij het aan iemand vertelde. Het huisje wat ze huurde, lag tegen de duin- en bosgrens aan. “Met woonkeuken!” riep ze dan tegen wie het maar horen wilde want ze is gek op woonkeukens.

“Met zo’n lange tafel waar iedereen aan kan zitten, zó gezellig!”

Het zweet brak mij uit, want al die mensen aan tafel moeten ook eten. En volgens haar planning gingen we maar één keer uit eten dus ik zag de bui al hangen: nóg meer uitgaven en tussendoor mag ik aan de bak. Dat bevestigde ze door te zeggen dat er een dikke oven stond met fornuis: “Ideaal, en dan maken we ontbijt met lekkere versgebakken broodjes en die vrijdagavond kook jij iets van pasta, met stokbrood en smeersels bijvoorbeeld.”

Smeersels, modern woord voor beleg.

Onlangs was het dan zo ver. Wij waren al op het eiland om kwartier te maken en hadden bedacht om de jeugd, vier zonen met hun dames en een kleindochter, welkom te zwaaien vanaf de pier, bij de ingang van de haven. Bewapend met negen Terschellinger vlaggetjes, voor op de fiets. Dit was een ideetje van mij want zo kon ik mooi zicht houden op het gajes.. eh.. kroost tijdens het fietsen. Die stonden allemaal op het dek wild te zwaaien toen ze ons zagen staan op de pier.

Ze hadden er zin in!

Dat hadden ze weken ervoor al naar ons geappt. Ze keken enorm ernaar uit en dat vond mijn vrouw, het Hoofd Financiën, natuurlijk geweldig. Daarom zag ze mijn cynische blikken natuurlijk niet. Ik zou ook enthousiast zijn als alles voor je betaald zal worden. Toch vond ik het ook erg fijn dat ze allemaal enthousiast waren want ik had geen zin in onderlinge gedoetjes waardoor er misschien wat chagrijn op de groep zal neerdalen. Niet veel later fietsten we naar mijn vaders huis om daar wat te eten, broodjes knakworst want dat vinden ze lekker. En een drankje om te proosten op mijn moeder, hun oma.

Best wel een momentje..

Na weer een fietstochtje kwamen we aan bij het huisje en kon iedereen zich installeren en dook ik de keuken in voor wat voorbereidingen. Aan het begin van de avond zaten we dan allemaal aan die lange tafel te eten, geheel volgens het boekje van de jubilaris. Na het eten werd er gevoetbald en later die avond een spel gespeeld aan wederom de lange tafel.

Ik begon mijn vrouw te snappen.

De zaterdag werd een drukke dag: Vroeg ontbijten (ze waren allemaal op tijd beneden!), dan op de fiets naar het Arjen’s duin bij het Duinmeertje waar we vereeuwigd werden door ons favoriete fotografenechtpaar Marianne en Hans, vervolgens weer op de fiets om Oost (met ‘vette hap’ tussenstop vanwege de tijd) want we gingen mee met een huifkar, de zogenaamde ‘Jutterstocht’, onder bezielende leiding van koetsier Gossen die ons mooie verhalen vertelde over vroeger en nu.

En dat alles onder een stralende zon en blauwe lucht.

Die avond gingen we uit eten en opnieuw zaten we aan een lange tafel waar nu ook mijn vader en zus aangeschoven waren, superfijn omdat dit soort avonden niet altijd te regelen zijn. We sloten de avond af met spel en gezelligheid onder elkaar en ik lag naast een hele gelukkige vrouw die nacht.

Eigenlijk zoals elke nacht hoor, maar nu extra!

De volgende ochtend zat weer iedereen op tijd aan het ontbijt en stond er een relaxte dag te wachten. ‘Niks moet, alles mag’ vandaag, zei Moeder Kloek. Maar zoals wel vaker bij de jeugd fietsen we even later weer als één groep het eiland over. Bij Midsland vroeg ik een van de schoondochters naast mij te gaan fietsen want ‘Dit is het dorp waar ik geboren ben..’ Zij was namelijk voor het eerst op Terschelling dus dat verdiende een speciale rondleiding langs de twee huizen waar ik gewoond heb. Daarna fietsten we naar de strandtent waar je kan genieten van ‘de laatste koffie voor Ameland’.

Uiteraard in combinatie met hun befaamde hamburgers.

Tegen vijf uur stonden we allemaal weer op de haven alwaar wij afscheid namen van de jongelui. Zichtbaar was de teleurstelling op de gezichten, dat het alweer voorbij was. Maar we zagen ook de dankbaarheid voor het maken van deze herinneringen en dat maakte een hoop goed!

Die avond zaten we op de bank, tevreden, gelukkig en voldaan. Het kost een paar centen, maar dan heb je ook wat!

 

Ook wij hebben last van schaarste

Dit jaar ging het weer mis. In eerste instantie leek ik het voor te kunnen zijn maar bij nader inzien had ik mij vergist in de datum. Ik was namelijk een dag te vroeg en dacht dus dat morgen vandaag was.

Huh?

Die zin klopt wel hoor, maar dat vraagt wel om wat duidelijkheid van mij. Wij hebben ons vijf jaar geleden geregistreerd als, zoals wijlen mijn schoonmoeder dat altijd zo mooi zei, ‘TweedeHandsjes’. In ambtenarentaal heet dat een ‘geregistreerd partnerschap’.

Waarvan akte.

Zo’n geregistreerd partnerschap is trouwen, maar dan zonder feest en daardoor een stuk minder gedoe. Gedoe in de vorm van ‘wat moeten we aan’, ‘wie nodigen we uit’ tot ‘wie naast wie’ gaat zitten bij de tafelschikking. Dat het veel goedkoper is, hoef ik niet uit te leggen, het stukje vastleggen op het gemeentehuis was zelfs gratis omdat we het op een dinsdagmorgen gepland hadden. Daarnaast is de ceremonie ook veel korter, in mijn herinnering aan De Dag Dat We Voor Elkaar Kozen hadden we een minuut of acht om het wettelijk vast te leggen. Het voorgesprek met de ambtenaar een paar weker ervoor duurde langer.

Een goed half uur.

Een jaar later kwam ik thuis van werk en daar zat een teleurgestelde vrouw. Niet zwaar teleurgesteld maar gewoon teleurgesteld. Ik was De Dag Dat We Voor Elkaar Kozen vergeten. Nu blijft zij niet hangen in teleurstellingen en nadat we aanschoven aan een tafeltje in een restaurant en proostten op ons geluk, werd het toch nog een mooie dag.

Het jaar daarna vergat zij het.

Terwijl we toch de datum strategisch bepaald hadden, het is ook de trouwdag van mijn broer! Maar kennelijk heeft dat geen indruk gemaakt en stortte het door ons bedachte ezelsbruggetje in, zonder ook maar een beetje mededogen, en loopt het nu al jaren in het water. Want het derde jaar was ik het weer vergeten en het vierde jaar vergaten we het allebei.

Dit jaar was ons houten huwelijk.

Nu waren we op Terschelling vanwege het overlijden van mijn moeder en op de een of andere manier was ik al daags waaks op De Dag Dat We Voor Elkaar Kozen. Deze keer zal ik haar verbazen met mijn attentheid en zou mijn moedertje trots op mij geweest zijn. Terwijl we fietsend op weg waren om een paar boodschappen te doen voor het avondeten, gooide ik hem er effe in. Ik strekte mijn hand naar haar uit met de woorden:

“Janettekesket!”

Ze pakte mijn hand en gaf mij haar allerliefste glimlach: “Ja lieverd, wat is er?” Intern had ik nu dikke lol want ze had niks in de gaten en dat zou betekenen dat zij het weer vergeten was, De Dag Dat We Voor Elkaar Kozen. Ik liet even los want er kwam een tegenligger aan en bouwde daarmee ook de spanning weer lekker op. Nadat we weer met succes onze handen gekoppeld hadden, gooide ik ‘m d’r in:

“Lieve schat, gefeliciteerd met onze 5-jarige trouwdag!”

Ja, voor het gemak noem ik het maar zo hoor, klinkt wat beter dan: Lieve schat, gefeliciteerd met onze 5-jarige geregistreerde partnerschap-dag. Dat is zo’n struikelwoord waar zelfs de gemiddelde logopediste haar tong op breekt en om nou te zeggen dat het romantisch klinkt?

Neuh..

Afijn, ik had nu een hele blijde vrouw aan mijn hand hangen die moest bekennen dat ze het weer vergeten was, maar ach, zolang we elkaar maar niet vergeten is ons motto. Later die dag, tijdens het avondeten, vertelden we het aan mijn vader en zus en proosten we op deze heuglijke dag. Mijn vader, altijd zeer alert op verjaardag en andere festiviteiten, reageerde daarop met de woorden:

“En morgen is het de trouwdag van je broer!”

De stilte die volgde was overdonderend. Pa en zus keken elkaar verbaasd aan omdat er van onze kant geen enkele reactie kwam, alsof we diep in gedachten waren. Nou, dat waren we ook! Zowel mijn vrouw als ik waren op dat moment héél druk in de weer in onze hoofden! Ging het nou wéér mis? Ik vloog naar de wc en checkte de kalender van mijn vader, want als er een kloppende kalender was, dan was het deze wel.

Het klopte.

‘Trouwdag Rein & Uke’. De volgende dag. Het enige wat niet klopte was dat onze verbintenis er niet bijstond, maar dat is ook wel weer logisch omdat we er weinig ruchtbaarheid aan gegeven hadden. We kunnen nu de conclusie trekken dat er een soort van vloek op onze Dag Dat We Voor Elkaar Kozen rust. Maar een soort van vloek weerhoudt ons er niet van het samen goed te hebben, al is er zo nu en dan ook wel wat schaarste in de liefde te zien.

Zoals schaarste in de zogenaamde ‘Kruidvatmomentjes’.

Mijn lief heeft deze term ooit bedacht toen ze het Kruidvat uitliep en mij verderop in de straat zag staan, rokend en een hand nonchalant in de buutze. Ik ben uiteindelijk tóch gestopt met roken en ja, daardoor kwam de schaarste om de hoek kijken, dat sluipt erin zo door de jaren heen. Nu had ik mij enige weken geleden wat nieuwe kleding aangeschaft en waarachtig, ze zag mij met iemand praten en toen had ze weer zo’n Kruidvat-momentje.

Waarmee maar weer bewezen is dat kleren de man maken!

Maar we kunnen de schaarste hebben hoor. We kennen elkaar al langer dan vandaag. En nu stelt vijf jaar misschien nog niet veel voor, maar daarvoor hebben we een jaar of zes Living Apart Together geleefd. Toen leefden we vanuit koffers want er zaten namelijk 270 kilometertjes tussen, zij in Winschoten en ik in Den Haag.

Ik weet niet of het ooit goed zal komen, of we de datum onthouden kunnen. Maar zolang we niet vergeten om steeds weer thuis te komen, elkaar een kus te geven, samen te lachen en te huilen, samen te eten en samen naar bed te gaan, maak ik mij totaal geen zorgen.

En leven we nog lang en gelukkig.

Oost, West, in ’t Noorden voel ik mij het best!

Toen ik nog op Terschelling woonde kende ik het fenomeen ‘Wandelvierdaagse’ niet. Ja, van TV natuurlijk, de Nijmeegse versie. Maar verder bleef het beperkt tot de Wandel-ééndaagse, de alom bekende en wereldberoemde ‘Brandaris-Wandeltocht’.

We hadden wél een Zwemvierdaagse!

Maar dat is ook wel weer logisch want we woonden op een eiland met rondom water, de Noordzee en de Waddenzee. Ik heb daar als kind wel aan meegedaan, maar om nou te zeggen dat ik het leuk vond? Niet echt. Dat had vast te maken met het feit dat het een openluchtzwembad was, want, op een paar mooie zomerse dagen na, was het in mijn herinnering altijd koud daar. Vooral als je met je hoofd boven water kwam of erger, je eruit moest stappen om vervolgens er weer in te duiken. Maar eerder had ik nog nooit van de Wandelvierdaagse gehoord, daar kreeg ik pas mee te maken toen ik kinderen op school had zitten, toen ik nog in Den Haag woonde.

Als ouder werd er van je verwacht mee te lopen.

Logisch ook want je kon daar niet alleen de leraren mee opschepen. In theorie leuk en gezellig, maar in de praktijk moest ik er wel een kanttekening bijzetten. Want die jongens van mij liepen niet keurig naast mij, nee, die renden van voor naar achteren en van achteren naar voren.

En van links en rechts.

We liepen altijd de 5 km, maar zij liepen naar mijn idee daardoor het dubbele, energie genoeg gelukkig. Maar ik, hun vader, werd eigenlijk totaal genegeerd. Pas als we weer naar huis fietsten kreeg ik weer aandacht, dan wilden ze een ijsje.

“Dat hebben we wel verdiend!” kreeg ik dan te horen van de mannen.

Nu was dat geen probleem hoor, kinderen en ijsjes doen het goed samen en wie is er niet mee groot geworden. En omdat goed voorbeeld doet volgen nam ik dan ook maar een ijsje, om mijzelf wat te troosten omdat ze niet keurig bij mij ‘aan de lijn’ liepen. De laatste dag van deze wandelmarteling was altijd wel iets aantrekkelijker dan de andere dagen.

Iets.

Want dan was er bij de Finish wat meer reuring dan de voorgaande dagen. Maar echt onder de indruk was ik er nooit van, het was een jaarlijks terugkerende strubbeling die veel vroeg van ons, ouders of opvoeders. Nadat de laatste uit het nest de Basisschool verlaten had, heb ik er ook nooit meer aan meegedaan of aandacht aan besteed.

Tot een aantal jaren geleden, toen ik in de gemeente Oldambt kwam wonen.

Ik hoorde al van verschillende kanten dat de Avondvierdaagse eraan zat te komen en mijn vriendin, tegenwoordig mijn vrouw, vond dat ik mee moest naar de finaleavond, de intocht. Want dat was altijd een hele happening zei ze. Nu zaten we nog midden in onze ‘verliefde’ fase en was ik nog volgzaam genoeg, maar met de herinneringen aan de eigen ervaringen met de Avondvierdaagse liep ik niet van enthousiasme over.

Sterker nog, het zweet brak mij uit.

En toen kwam die avond waarvan je wist dat die zou komen. We hadden afgesproken met andere enthousiastelingen aan het begin van het defilé, net voorbij de rotonde bij de voetbalvelden. Op de weg ernaartoe zag ik al in heel veel straten mensen op tuinstoelen zitten.

Niet in de tuin, maar gewoon op het trottoir naast de weg!

Sommigen hadden er zelfs tafeltjes bijstaan en dronken gezellig een drankje. Toen ik vroeg aan ‘mijn begeleidster’ waarom die mensen daar allemaal zaten, zei ze: “Die mensen zitten daar om te kijken naar alle wandelaars! Het zijn toeschouwers, publiek zeg maar.” Het is dat het niet kon want ik zat op de fiets, anders was mijn broek afgezakt van verbazing. Ik had nu al meer mensen gezien dan ooit eerder bij een wandelvierdaagse met mijn eigen kinderen. En hoe dichter we bij het centrum kwamen waar alle wandelaars zich hadden verzameld en klaarmaakten voor het defilé, hoe drukker het werd langs de weg.

En óp de weg.

Dat waren de vrijwilligers die de straten af gingen sluiten, zodat de wandelaars geen strobreed in de weg gelegd werden tijdens hun finale. Ik voelde iets in mij opkomen wat ik voor het laatst gevoeld heb toen ik nog jong was en naar een evenementje ging, in het dorp waar ik woonde. Daar liep dan ook het hele dorp voor uit, jong en oud en allemaal in een vrolijke modus. Het gaf iets vertrouwds, misschien was het wel te vergelijken met thuiskomen.

Oost, West, in ’t Noorden voel ik mij het best!

Even later stonden we langs de kant en zagen wij een bont gezelschap voorbijlopen, van jong tot oud. Maar het waren niet alleen wandelaars, het werd ook aan alle kanten muzikaal begeleid door muziekkorpsen, opgeleukt met vrolijk dansende dansmariekes, zichzelf presenterende (sport)verenigingen en natuurlijk vriendengroepen of collega’s van verschillende bedrijven. Een kleine anderhalf uur later was de hele stoet gepasseerd en liet ik alle vooroordelen die ik in de afgelopen jaren opgebouwd had, achter mij. Dit was ‘a different cook’ en totaal niet vergelijkbaar met die 150 wandelaars waar ik en mijn kinderen ooit onderdeel van was.

Vanaf dat jaar was ik fan!

Vorige week vrijdagavond was de 75ste editie van de grootste Avondvierdaagse van het Noorden, wederom georganiseerd door de Speeltuin Vereniging Bovenburen. Deze keer met een record aan lopers, namelijk 3563 wandelaars uit Winschoten en omstreken. Vorig jaar was het al een feestje omdat het weer kon na de corona jaren, toen vergelijkbaar met de zogenaamde ‘weidegang’ van koeien die na de winterperiode weer lekker naar buiten mogen, dansend en springend van blijdschap.

Maar deze keer leek het wel of men er nog een schepje bovenop deed.

Want het centrum liep vol met toeschouwers uit alle windstreken, terrasjes zaten bomvol langs de route en overal zat men vrolijk met elkaar te praten op het tijdelijk uit huis geplaatste interieur. En de stoet zelf bestond weer uit een bont gezelschap, met vrolijke en zingende kinderen waar zo nu en dan een huilertje tussen zat omdat het haar/hem allemaal even te veel werd. Maar ook daar was oog voor.

Organisatie en alle vrijwilligers bedankt! Jullie hebben ons weer een prachtige herinnering gegeven waar jullie trots op mogen zijn!

 

De wereld draait gewoon door

Wat fijn is het toch wanneer mensen met je meeleven wanneer je afscheid hebt moeten nemen van een dierbare, in mijn geval mijn moeder. Het is namelijk geen verplichting en je hoeft het helemaal niet te verwachten, vooral omdat voor de meeste mensen dan de wereld gewoon door blijft draaien.

Terwijl je eigen wereld even stilstaat.

Daar is natuurlijk niks mis mee en, laten we eerlijk zijn, we krijgen er allemaal mee te maken. Daarom zijn er ook zoveel liedjes over gemaakt, zoals wijlen Jeroen van Merwijk de dood eerde met een lied, ‘Mijn vriend, De Dood’:

‘Hij is rustig, zegt niet veel, geeft zwijgend iedereen zijn deel, je kunt van hem altijd op aan, hij zal nooit iemand overslaan.’

Of wijlen Robert Long met het ‘Liedje voor als ik er niet meer ben’, welke op zijn uitvaart gedraaid werd:

‘Nou ja, je mag best een traantje laten, dat vind ik ergens ook wel een compliment,

Maar niet te lang dan, dat zal niet baten, wie overleden is die blijft dat tot het end’

Dus we kunnen er maar beter zoveel mogelijk over praten, want dat we doodgaan is één van de zekerheden in ons leven. Maar het is natuurlijk wél heel belangrijk om het zo lang mogelijk uit te stellen.

En dat hebben we, helaas, niet allemaal voor het zeggen.

Voor mij was het eigenlijk de eerste keer dat ik in ‘de organisatie’ zat. Bij voorgaande begrafenissen of crematies stond ik meer aan de zijlijn en diende ik eigenlijk slechts als steunpilaartje van de direct naasten. Maar deze keer was het anders, moest ik samen met vader, zus en broer aan de slag. Veel werk, maar daar tegenover stonden heel veel fijne momenten. Want zo vaak zien we elkaar niet en nu waren we ineens dagen achtereen weer aan elkaar overgeleverd.

Net als vroeger toen we allemaal nog thuis woonden.

De tijd dat we elkaar gedoogden zeg maar. Want er was wel eens wat tussen ons, zoals kinderen onder elkaar kunnen zijn. Als jongste kind van de familie had ik, volgens broer en zus, altijd meer voordelen dan zij. Ik mocht eerder dingen doen dan wanneer zij er om vroegen. Eerder langer opblijven, eerder naar de bioscoop of eerder ‘uit’ gaan. Nu fraudeerde ik lichtjes met dat uitgaan, hoor. Ik vroeg (lees: zeurde) dan als 15-jarige of ik naar de Jeugdsoos mocht, “Want iedereen mag daarheen!”

Volgens een nog redelijke actieve herinnering ben ik er maar één keer geweest.

Want ‘iedereen’ zat gewoon in een van de kroegen en ja, wat doe je dan als kuddedier? Achteraf gezien en met de kennis van nu zal ik wel enkele hersencellen verzopen hebben in vergelijking met die van mijn broer en zus, maar dat heb ik er wel voor over gehad. Plus de ‘straffen’ als ik het weer eens te laat gemaakt had.

Dat kwam nog wel eens voor.

Maar nu waren we weer thuis als volwassen kinderen die de laatste eer aan hun moeder gingen bewijzen. Omdat we wisten wat er komen zou, had ik al bedacht lekker te gaan koken voor allemaal. Omdat we wisten dat het einde naderde keek ik daar erg naar uit omdat we, door alle afstanden tussen ons, niet vaak meer met zijn allen aan tafel gezeten hadden. Mijn lieve vrouw had, als het dan zover was, ook plannen bedacht. “Als jullie aan het regelen zijn duik ik wel de tuin in van Pa!” Goed plan, want dat werd hem allemaal te veel om als 89-jarige het onkruid tussen de tegels te verwijderen of de tuin te schoffelen. Toen we uiteindelijk op de sterfdag aankwamen zagen we dan ook dat de natuur flink tuingehouden had.

Ze heeft een volle groene container onkruid eruit kunnen halen.

Als beloning begon tussen alle dichte knoppen, één roos te bloeien, ooit in de tuin gezet door mijn moeder die altijd gek was met haar tuin. En wat deed ik? Tussen al het geregel door mocht ik een levensloop schrijven. Met het dringende verzoek om het niet te lang te maken want men vindt mij nogal eens lang van stof. Natuurlijk pareerde ik deze aanval want ten eerste ben ik bijna 60 jaar en heb dan wel wat te vertellen en ten tweede tikte mijn moeder op Bevrijdingsdag de 94 lentes aan en ja, daar kan ik dan weer kort in zijn:

Over haar leven was nóg meer te vertellen!

Maar goed, ik snapte het wel en bleef redelijk binnen de limiet. Het mooie was dat ik, wanneer ik iets niet meer exact wist, het na kon vragen. Bij mijn vader, maar ook bij broer en zus. En tijdens die gesprekken vielen allerlei puzzelstukjes op hun plek, dat maakte het eigenlijk nog leuker. Mijn zus bijvoorbeeld had weer andere herinneringen aan onze jongste jeugdjaren dan ik. Dat had natuurlijk te maken met het feit dat zij het langste gewoond heeft in het huis van onze kinderjaren.

Tot haar 16e.

Daarna verhuisden we naar een ruimere woning en kregen we een eigen kamer. Dat vond ik heel bijzonder, want daarvoor deelde ik 12 jaar lang mijn slaapkamer met mijn broer. Voor mijn zus was dat ietsjes minder, want mijn broer en ik vormden regelmatig een blok om haar wat te plagen.

Zoals kinderen dat kunnen doen.

Maar na die verhuizing had ik ook wel het gevoel dat mijn kindertijd voorbij was want ik ging naar het voortgezet onderwijs en mijn zus ging naar de Wal haar opleiding volgen, nadat ze de Huishoudschool doorlopen had. Twee jaar later ging mijn broer ook naar de Wal voor school en had ik het rijk alleen met mijn ouders.

Ach ja, zo heeft iedereen zijn of haar herinneringen.

Maar de wereld draait ondertussen gewoon door en wij hebben er alweer een week werk op zitten. En mijn vader een volle week zonder zijn geliefde vrouw, waar hij vandaag precies 65 jaar geleden mee trouwde. Hij dacht dat het net niet gehaald was, maar met de drie ondertrouw weken ervóór kan hij gewoon zeggen de 65 jaar vol gemaakt te hebben.

Een 10 met een griffel!

 

Dag Mam…

De telefoon naast mijn bed trilde en direct zat ik rechtop in mijn bed. Want sinds begin mei, toen de berichten over mijn moeders gezondheid slechter werden, zat de alertheid er goed in. Nadat ik mijn bril opgezet had zag ik dat het 11:53 uur was, een redelijke tijd om wakker te worden na mijn nachtdienst. 

Een Appje van Pa: ‘Ma is stervende.’ 

Mijn vader, broer en zus zaten naast haar bed schreef hij. Nu ging de telefoon, mijn vrouw: “Ik kom nu naar huis, laten we proberen de drie uur boot te halen.” Terwijl ik de badkamer in vloog bedacht ik mij hoe fijn het toch is een vrouw te hebben die van doorpakken weet. 

Iets na één uur berichtte mijn vader dat we ons niet meer hoefde te haasten… 

Wát een opluchting! Niet omdat we nu een latere boot konden pakken en meer tijd kregen om de koffers in te pakken, maar opluchting voor alle betrokkenen. Ten eerste voor ons lieve moedertje. Voor haar was het allang genoeg geweest, vooral omdat haar geheugen verdween in de mist in haar hoofd. Ik hoorde dat terug in het lied ‘Het te late einde’, van Maarten van Roozendaal: 

‘In dit te late einde, haar medicijnen en haar bril, 

Soms doet zij haar ogen open, alsof ze zeggen wil; Dit te late einde.’ 

Ze bevestigde dit met het herhalen van “Wat moet ik nou?”, wat onder ieders huid kroop en niemand kon haar hierbij helpen. Of nou ja, Pa en mijn zus kregen nog wel contact met haar maar de laatste weken verdween ook die herkenning en beperkte het zich tot enkel roepen om een zuster. 

Logisch, want die waren en altijd voor haar sinds ze een jaar geleden opgenomen werd. 

Zij werden de engelen aan haar bed tijdens de donkere uren wanneer ze helemaal niet meer wist wat te doen, waar ze was of wat ze moest. Deze dames en heren stonden dan klaar voor haar om haar gerust te stellen, lekker in te stoppen en, als moeder daarom vroeg, een nachtzoen gaven, al dan niet met een warme en liefdevolle knuffel en een streling door haar haren. 

Terwijl ik dit schrijf lopen de tranen over mijn wangen. 

Want dit is toch wat ieder mens wil, een beetje liefde en warmte? Koesteren moeten we al die mensen in de zorg, koesteren want zij staan aan ons bed wanneer we angsten hebben, zij tillen ons op wanneer we gevallen zijn, zij voeden ons wanneer we dat zelf niet meer kunnen, zij wassen ons na een ‘ongelukje’ en zij kunnen verhalen vertellen over onze geliefden omdat wij ze zelf niet meer 24/7 mee kunnen maken. 

Daarom begon voor mijn vader het rouwen een jaar geleden al. 

Toen hij haar niet meer verzorgen kon. Dat heeft hem zo ontzettend veel pijn gedaan, pijn die wij ook voelden. Maar zijn realistische kijk op de wereld trok hem erdoor. Dagelijks ging hij bij haar op bezoek, gaf haar stukjes fruit en hielp haar bij het drinken van thee of koffie. En ondertussen vertelde hij haar over hun leven, een leven wat zo rijkelijk gevuld was met mooie herinneringen. Dan lag zijn hand op haar schoot en pakte zij zijn hand om mee te friemelen. Maar het is voorbij. 

Afgelopen dinsdag hebben we afscheid genomen van haar. 

Na een week vol emoties. We werden nu ineens ‘direct betrokkenen’ van het fenomeen ‘burenplicht’, het noaberschap van Terschelling. Donderdagmorgen zorgden tien dames uit de buurt 

dat alle buurtschappen op het eiland op de hoogte werden gebracht van het overlijden van mijn moeder middels een huis-aan-huis kaartje. Daarna kwamen ze terug om ons te condoleren en was er tijd voor een kopje koffie. Om 12 uur luidde de klokken van de kerk in Midsland, 90 keer volgens de (herziene) traditie. 

Ter ere van mijn lieve moedertje. 

Zaterdagmorgen heeft mijn vader haar opgehaald uit de zorginstelling en weer thuisgebracht. Ook dat was een hele bijzondere ervaring! Samen hebben we haar op een prominente plaats in de kamer gezet, omringd door de inmiddels ontvangen bloemen en het rouwboeket. Samen met mijn zus doken we in stapels fotoboeken, vlogen we door het 94-jarige leven van onze moeder, zagen we haar jongste jaren met haar ouders, haar broers en zussen waarvan zij de laatst gestorvene was. 

Met een lach en met een traan. 

Die avond kregen de eilanders gelegenheid om afscheid te nemen van de vrouw die het grootste deel van haar leven met hen samengeleefd heeft, 65 van de 94 jaren. Ik heb hiervan genoten. Dat klinkt niet erg gepast maar dat had te maken met al die mensen die mij passeerden tijdens het condoleren. Mensen waarmee ik hier opgegroeid ben op het eiland, gezichten uit het verleden die niet vergeten waren maar die ik wel lang niet meer gezien had. Het werd een feest der herkenning en zoals Pa het al steeds zei: “Het overlijden van mijn vrouw is geen droeve dode. Ze heeft alles uit het leven mogen en kunnen halen.” 

“Daar mogen wij ons gelukkig mee prijzen, dat beseffen wij ons terdege” 

Op het eiland stond moeder bekend als Truus de Trimster, omdat ze altijd aan het fietsen was of meedeed met andere sportieve activiteiten. Ook was ze actief in het verenigingsleven waardoor er vele herinneringen daaraan gedeeld konden worden. En met de Brandaris Wandeltochten zie ik haar nog zo zitten, achter het tafeltje van de stempelpost, wel of niet bijgestaan door Pa. 

En een trommel met dropjes als beloning voor de wandelaars. 

Al die liefdevolle woorden die we die avond van iedereen mochten ontvangen, maakten ons nog trotser dan we al waren. Nadat de laatste bezoeker vertrokken was, zaten we nog even met de drie buren die al het bezoek in goede banen begeleid hebben, na te praten over deze bijzondere avond. Ook de dokter die mijn moeder begeleid heeft van begin tot het ware einde, kwam nog even langs om ook zijn beleving netjes af te ronden. 

De uitvaart was mooi en eervol, zoals zij dat verdiende. 

En dankbaar voor het respect namens onze werkgevers en collega’s die ons de tijd gaven deze week te beleven, Rederij Doeksen, de motorrijders die zo aardig waren om de rouwauto te begeleiden van boord af, de uitvaartmedewerkers die al onze wensen konden vervullen en natuurlijk familie en vrienden die de moeite genomen hadden om afscheid te nemen. 

Mam, bedankt voor alles. Wij gaan door met Pa en hopen nog lang van hem te kunnen genieten. 

Laat ik afsluiten met de woorden die Pa uitsprak na de uitvaart, nadat hem gevraagd werd of hij nog wat wilde zeggen: 

“Het is goed zo.” 

Taalgevoeligheden en andere modermismen

Wanneer wij aan het wandelen zijn dan …. Wacht, deze zin moet ik wat smeuïger maken want dat is modern. Net zoals we tegenwoordig niet meer ‘evenement’ zeggen maar ‘event’. Het betekent hetzelfde maar je brengt het anders, het gaat om de verpakking zeg maar. We bevinden ons niet voor niets midden in het zogenaamde ‘Verpakkings-tijdperk’.

Vooral dat verEngelsen van onze taal!

Plus straattaal zal de Nederlandse taal op alle fronten blijven beïnvloeden. Alles is tegenwoordig ‘Awesome’ als je iets geweldigs vindt of ‘Akward’ als iets ongemakkelijks is. Nu kun je je daar zorgen om maken, maar als je kijkt naar het verleden is het gewoon van alle tijden. Neem bijvoorbeeld de eerste zin die ooit in het Nederlands geschreven is:

‘Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu, wat unbidan we nu?’

Een liefdesverklaring, hoe mooi toch eigenlijk: ‘Alle vogels zijn aan het nestelen, behalve ik en jij.’ Voorgaande hebben de meesten onder ons op school geleerd, maar onderzoekers hebben een nòg oudere zin gevonden:

‘Maltho thi afrio lito’.

Oftewel: ‘Ik maak je vrij, halfvrije’. Naar mijn idee is het een beetje te vergelijken met de Whatsapp taal. Daar zie je soms woorden of beter gezegd lettercombinaties staan waar geen chocola van te maken is. Probeer onderstaande zin maar eens om te zetten in een leesbare tekst:

‘Hgh? Hallo? Bjen? Jkmn.. Hbj? Lol, jk. Jwt, knzj!

Oftewel: ‘Hoe gaat het? Hallo? Ben je er nog? Je kent me niet? Hoe bedoel je? -Ha, ha, just kidding. Je weet toch, kan niet zonder jou!’

Maar voor de jeugd is dit al enigszins heel normaal geworden, die groeien daarmee op. Geen wonder dat ze de grip op goed Nederlands schrijven en spreken aan het verliezen zijn. Soms komt het ook wel voor dat je helemaal niets meer van een tekst kan maken, maar dan is vaak de autocorrectie de veroorzaker. Ook een best wel wonderlijk fenomeen, maar waar we gelukkig steeds beter mee omgaan en er ook rekening mee houden voordat je verkeerd begrepen wordt.

Een moderne versie van Babylonische spraakverwarring zeg maar.

Voorgaande ‘whatsapp-zin’ heb ik gewoon even zelf bedacht dankzij het internet, ik snap er zelf ook geen snars van hoor. Ken hooguit de afkortingen OmG, W8 of idd, in volgorde uitgelegd als Oh my God, Wacht en inderdaad. Het worden er steeds meer terwijl wij vroeger niet verder kwamen dan k.u.t., wat Kortom Uitermate Teleurstellend betekent. Maar de taal is ook onderhevig aan het zogenaamde pimpen van woorden.

En nu ben ik weer terug bij waar ik mee wilde beginnen.

Wij waren niet zomaar ordinair aan het wandelen, nee, wij zijn ‘in training’ voor de WandelRun. De wandelversie van de 47ste editie van de alom bekende en wereldberoemde Run Winschoten. Het is de negende keer dat dit wandel event georganiseerd gaat worden en men hoopt dat dit net zo’n succes zal worden als de ultra-run.

Daarbij voeg ik toe dat wandelen goed is voor lijf en geest!

Wat het lijf betreft is het natuurlijk goed omdat je in beweging bent, vooral omdat we tegenwoordig zitten het nieuwe roken noemen. Ik heb dat zelf ondervonden nadat ik gestopt was met roken én bewegen. Door omstandigheden kon ik niet meer met de fiets naar werk en moest ik mij voortbewegen middels openbaar vervoer en zo nu en dan met een (leen)auto. Met andere woorden, ik zat enkel nog op de auto-, trein- en bureaustoel. Daardoor groeide ik al gauw ver boven mijn geboortegewicht en nam ik obesitassen waarden aan.

Kortom, werk aan de winkel!

Eerder liep ik ook nog wel eens hard maar sinds ik te zwaar ben, hou ik het bij wandelen. Dat gaat minder snel maar is daarom ook langer vol te houden en, nu volgt een inkoppertje:

Dan loop je jezelf ook niet voorbij.

Maar het is ook goed voor de geest. Tijdens het lopen komt vanzelf de ontspanning om de hoek kijken en kunnen er allerlei gedachtes ontstaan die anders verdrongen worden door ons jachtige leven. Ik heb wel altijd mijn telefoon tijdens het lopen bij mij zodat ik eventuele ingevingen direct even kan noteren tijdens het lopen. Ik hoef daar niet voor te stoppen en ik krijg daar ook (nog..) niet een bekeuring van 140 euro voor.

Dus ook geen administratiekosten.

Trouwens, wanneer mijn vrouw gezellig meeloopt, laat ik haar altijd rechts van mij lopen. Dat komt omdat ik het fijn vind om tegelijkertijd naar muziek te luisteren en dat doe ik door in mijn linkeroor de muziekdrager te plaatsen. Mijn rechteroor is, opnieuw een inkoppertje, één en al oor voor alle ingevingen van mijn vrouw.

En geloof mij, dat zijn er heel wat!

Vrouwen in het algemeen kunnen dat hoor. Het is ook niet voor niets dat men wel eens van een kippenhok spreekt wanneer je een aantal vrouwen bij elkaar in een ruimte zet. Wij mannen kunnen door te zwijgen eigenlijk al heel veel zeggen. Daarom zie je mannen ook vaker vissen. Want als de vrouwen aan de waterkant zou zitten dan is de stilte weg, dan houdt de visser niet zoals het hoort de adem in om op het juiste moment de vis aan de haak te slaan.

En is de vis een gewaarschuwde vis.

Maar langzaam bewegen of sporten hoeft dus helemaal niet verkeerd te zijn. En het heeft nog een voordeel, namelijk dat de kans op een blessure nihil te noemen is mijn ervaring. Ik heb altijd gemiddeld gesport. Met voetbal zat ik meestal in het 3e of het vriendenteam en met hardlopen hield ik het bij de 10 km wedstrijden. Bij mij werkt alles nog, rug, heup, enkels en knieën doen het nog prima en als er wat opspeelt dan doe ik even rustig aan.

Mijn sporten is te vergelijken met slow cooking zeg maar.

Mijn broer daarentegen is al begonnen met het vervangen van enkele lichamelijke onderdelen. Oorzaak: heel intensief sporten. Zo liep hij marathons, dubbele triatlons, driedubbele triatlons en ondertussen fietste hij enorme afstanden, berg op en berg af.

Anderhalve maand geleden kreeg hij nieuwe knieën.

Darum!

Sport met mate, maar blijf wél in beweging!

Lieve Mam,

Hier een brief van uw jongste zoon, voor Moederdag. Maar ik denk dat ik ook schrijf namens mijn broer en zus. Want deze Moederdag ervaar ik toch anders dan alle voorgaande jaren. Niet dat we altijd fanatiek Moederdag vierden, u bent immers al sinds mijn geboorte mijn moeder, maar gewoon omdat het nu nog kan! Als kind vierden we Moederdag uiteraard wel. Dat begon op de kleuterschool en eindigde ergens in de laatste klassen van de Lagere School.

Maar deze keer is het anders.

Want u bent net 94 jaar geworden en ik tik bijna de 60 jaar aan. Beiden zijn we ouder geworden en u zit in een fase dat alles om u heen u ontgaat. In de fase dat u het leven niet meer begrijpt en u zichzelf telkens weer afvraagt waarom u het allemaal niet meer begrijpt. Een vraag die velen onder ons ook niet begrijpen, al zijn we continue aan het zoeken naar verklaringen. De ontdekker van de mist in uw hoofd, Alois Alzheimer, kon het ook niet met zekerheid duiden, dus we zullen het maar moeten accepteren.

Maar het is vandaag Moederdag.

En ik mag mij gelukkig prijzen dat u nog bij ons bent. De bijzonderheid deze keer is dat het zeer waarschijnlijk ook de laatste keer zal zijn en daarom schrijf ik deze brief, om nog maar eens te benadrukken hoe ik u als moeder waardeer. Een open brief, want iedereen mag weten hoe trots ik op u ben. Daarbij moet gezegd worden dat ik u deze keer bewust niet tutoyeer terwijl ik dat voorheen wel altijd deed. Dat was ook nooit een probleem, er was geen afstand tussen ons. De reden dat ik u nu niet tutoyeer, heeft puur te maken met het besef u enorm te respecteren, hoe u in het leven stond.

En mij daarin liet delen.

Het is respect voor de vrouw die mij negen maanden gedragen. En vervolgens op de wereld heeft gezet! Dat ging niet makkelijk, ik lag dwars en u moest zelfs naar het ziekenhuis in Harlingen. De helikopter vloog niet vanwege de mist, maar de sleepboot de Holland durfde het wel aan. Vervolgens bracht een keizersnede voor u de verlossing. Ik was iets minder enthousiast, het scalpel had mijn bil geraakt en leverde een littekentje op. Dat deed overigens geen afbraak aan mijn enthousiasme hoor;

Ik was ter wereld gekomen in een goed nest.

Dat wist ik toen natuurlijk nog niet, maar met de wetenschap van nu kan ik dat wel bevestigen. Dat nest was, achteraf gezien, niet al te groot. Maar hoe u ons de ruimte liet met spelen leek het wel een paleis, inclusief landgoed. Verjaardagen werden gevierd, op Pakjesavond werden we verrast met gedichten, we kregen ontbijt en een kus voordat we naar school gingen, wentelteefjes werden gebakken op mooie zomeravonden als we in de tuin aan het spelen waren en gesmeerde boterhammen werden door u bezorgd wanneer we de hele dag in de weilanden aan het vliegeren waren.

Dit is nog maar een kleine greep uit het assortiment ‘moederliefde’.

Of wanneer we als kinderen naar de televisie keken, dan kregen we limonade of gazeuse en een bakje chips, op woensdag- en zaterdagmiddag. De rest van de week speelden we buiten. Of bij slecht weer binnen, dan werd de vloer in de kamer een netwerk van wegen voor mijn autootjes en kon er naar hartenlust gespeeld worden. Nadat ik op voetballen ging, stond u ook heel vaak langs de lijn om mij aan te moedigen. Ik kan het mij nog zo goed herinneren hoe enthousiast u altijd was: “Kom op Muis! Goed zo Muis!” Samen keken wij ook graag naar televisieseries als ‘de Wrekers’, ‘All-in the Family’ of op zaterdagavond met de hele familie naar ‘de Wie-Kent-Kwis’ of ‘de André van Duin-show’, onder het genot van een stuk sneeuwster of zelfgemaakte tompouce.

Ik zie mij nog staan knoeien in de keuken met het glazuur.

Als puber nam ik even wat afstand van het ouderlijk gezag en lagen we wel eens in de clinch met elkaar. Natuurlijk hadden we ook nog raakvlakken hoor, zo hadden we allebei iets met de Nederlandse taal en was u vooral van de spreuken. Zodra u iets moois hoorde, schreef u dat op en hing het daarna ergens op. Maar we waren ook allebei van het betere Nederlandse lied, zoals bijvoorbeeld de liedjes van Boudewijn de Groot, Robert Long of Frans Halsema. En altijd stond de radio aan, vooral de Arbeidsvitaminen vond je geweldig en zong je het hoogste lied. Donderdag tussen de middag luisterde je graag naar ’50 Pop of een Envelop’, met die irritante Tom Mulder.

Dat accepteerde ik dan maar.

En tussendoor puberde ik er lekker op los en botsten we wel eens. Ik ging vaak voor lol en vertier en had daar wel een ‘straf’ voor over. Hoe vaak hoorde ik u niet zeggen:

“Wacht maar tot je vader thuiskomt!”

Dat was ook jullie kracht, samen aan het roer om averij te voorkomen. Dacht ik de ene ouder gepasseerd te hebben, stond de andere wel weer even in de weg in mijn puberbrein. Nadat ik uitgevlogen was werd de band met u beter. Veel beter. We belden elke maandagavond als Pa naar de zang was en namen dan de week door en vertelden elkaars belevenissen.

Een uur was zó om!

Daarna werd u oma van mijn kinderen en zag ik veel terug van mijn opvoeding hoe u met hen omging. Streng, rechtvaardig, vrolijk, overgoten met liefde, maar wel alles in de degelijkheid van de eenvoud: het bakje chips bleef, maar nu wel mét wat smarties onderin.

Enkele jaren terug namen we al afscheid.

Op Pa en zus na vervaagden de mensen om u heen en verdwenen ze in de mist. Daar waar u altijd al bang voor was, werd waarheid. Pa nam het schip over en deed dat (en doet dat nog steeds!) met al zijn ziel en zaligheid. Toch bent u er zo nu en dan weer even, met een opmerking, een grap, lach of een sneer. Momenten van een weerzien met wie u was, momenten die steeds schaarser worden.

Warme herinneringen daarentegen steeds meer.

Gisteren kwam mijn lieve vrouw, ook moeder én bonusmoeder, met het idee om u met een bezoek te vereren. “Dan kun je de brief zelf voorlezen én zingen!”

‘Het is Moederdag, een fijne dag, het bosje is wat klein, dat heb ik voor u meegebracht, dat vindt u vast wel fijn’

Koosnaampjes, what’s in a name

Met enige regelmaat krijg ik hier thuis het woord ‘sukkel’ naar mijn hoofd geslingerd. Om precies te zijn door mijn liefhebbende vrouw. Dat doet ze vooral wanneer ik haar aan het plagen ben of wanneer ik haar overlaad met mijn absoluut ontzettend grappige grapjes.

Al zeg ik het zelf!

Nu is sukkel niet echt een vlijend woord, maar in dit geval wel. Zij gebruikt het als koosnaampje zeg maar. Ze zegt het ook niet op een harde manier, nee, de liefde druipt er dan vanaf, voor mij het sein er een schepje bovenop te doen.

Tot de grens van haar incasseringsvermogen wél bereikt is.

Het is het spel tussen twee mensen in een liefdesrelatie die van elkaar houden. Want liefde overwint alles, of in ieder geval een hoop. Zo waren wij in het Paasweekend met onze kleindochter op stap, gezellig op de fiets. Toen we wat gingen drinken in een winkel vol chocoladeproducten liep de kleine meid, afgelopen week 3 jaar geworden, even naar mij toe en gaf mij een aai over mijn buik en zei:

“Opa baby in buik!”

En vervolgens ging ze weer zitten. Dit is ook zo’n ‘sukkel-moment’. Hier zit geen grammetje kwaad in maar kilo’s liefde tussen kleinkind en Opa. Het is plagen zonder pijn. Wellicht zal mij dit nog lang achtervolgen tot ik weer op het gewicht ben van vóór de zwangerschap. Nu waren wij wel even bang dat ons prinsesje ook even naar de tafel verderop zou lopen om de dame daar, ook redelijk op gewicht, even te wijzen op het wonder welke groeide in haar buik.

Gelukkig kwam op dat moment het glaasje appelsap en enkele chocolaatjes.

Koosnaampjes zijn het eigenlijk. Ik kan dat wel hebben, voel mij er niet op aangevallen. Toen ik nog een jonkje was en met autootjes speelde, was ik niet tevreden over de naam die mijn ouders ooit bedacht hadden. Vraag mij niet waarom maar ik wilde anders genoemd worden, namelijk:

‘Koos.’

Tot op de dag van vandaag heb ik nooit begrepen waarom ik ‘Koos’ genoemd wilde worden. En ik was ook niet beïnvloed door het begrip ‘koosnaam’. En het was ook niet het lied ‘Koos Werkeloos’ van Klein Orkest want dat was nog niet bedacht. Dat werd pas een hitje in 1983 en mijn Koos-zijn tijd speelde zich af eind jaren 60, begin ‘70.

Het geeft ook niks, het valt gewoon onder de categorie fantasie wat elk kind heeft.

Kijk maar naar die actie van mijn kleindochter die ik hierboven beschreven heb. En ik zal vast niet de enige zijn geweest die voor zichzelf een andere naam bedacht heeft. Toen ik wat ouder werd, kreeg ik wel een andere naam, maar dat was dan weer een koosnaam die bedacht was door mijn vriendjes.

‘Muis.’

Dat begreep ik dan weer wel. En iedereen om mij heen ook want de standaard werd ‘Muis’ en mijn roepnaam volgens het bevolkingsregister werd daardoor naar achteren gedreven. Zelfs mijn moeder noemde mij Muis. Ik heb haar zelfs een keer betrapt op het feit dat zij mijn echte naam niet meer wist. Inmiddels weet ze helemaal niet meer wie ik ben, maar dat heeft te maken met die verdomde ziekte, Alzheimer.

Gelukkig heb ik nog de goede herinneringen aan haar en tot op de dag van vandaag deel ik die graag!

Maar ook uit haar mond klonk de naam ‘Muis’ niet als vervelend, maar zag zij het als een koosnaampje voor haar jongste telg. Ze is overigens afgelopen vrijdag, Bevrijdingsdag, 94 jaar geworden. We vierden het in redelijke stilte om onrust bij haar te voorkomen. Want ze begrijpt het allemaal niet meer en ze is bezig haar laatste krachten te verbruiken.

Wij putten nog kracht uit de liefdevolle herinneringen terwijl Alzheimer haar onwetend maakt.

Mijn schoonvader, deze week 82 jaar geworden, noemt mij steeds Arján. Normaal gesproken erger ik mij daaraan, net zoals wanneer iemand zegt ín Terschelling te zitten in plaats van óp Terschelling. Onlangs kwam ik een naamgenoot tegen en die had dezelfde ergernis. Nadat we er samen een flink potje om gehuild hadden, voelde het ineens als gedeelde smart en opgelucht vervolgden we onze weg.

En heb ik het maar losgelaten.

Maar mijn schoonvader mag zich hierin vergissen, want ook hier komt het uit een goed hart. Want het is niet iedereen gegeven namen goed te onthouden. Als ik naar mijzelf kijk, blink ik uit in het verkeerd uitspreken van namen. Bijvoorbeeld de naam Sean-Lou. Ik zeg dan Sjanloe terwijl het zou moeten klinken als Jean-Lou. Meer ‘auf Frans’ zeg maar. Of als iemand Rob heet zeg ik steeds Harry. Zelfs de namen van mijn kinderen haal ik regelmatig door de war. Dan noem ik Youri Sven, Sven Sil, Bas Bas en Sil Sil.

Ja, bij de jongste en de bonuszoon gaat het altijd goed.

Ik heb ook een koosnaampje voor mijn vrouw. Eerst noemde ik haar Janet. Logisch, want zo heet ze. Maar sinds wij veel Scandinavische series kijken werd het ‘Janettesket’, een mond vol, maar waar het hart vol van is stroomt de mond van over. Inmiddels heb ik het liefkozend verkleind om het nóg aandoenlijker te maken:

‘Sket!’

Zij vindt dit leuk en werpt mij dan altijd haar liefste lach toe. Nu is het absoluut niet altijd rozengeur en maneschijn bij ons hoor. Nee, met enige regelmaat mopperen we op elkaar, maar is het huis niet te klein. En mopperen is ook helemaal niet erg, want in elke relatie moet er soms wat stoom afgeblazen worden, ooit prachtig bezongen in het lied ‘Als liefde zoveel jaar kan duren’ van Herman van Veen:

‘Maar al beheersen we het spel, een ding blijft toch altijd bestaan, de zoete oorlog van het minnen.’

Een van haar moppermomenten zijn wanneer ik, gezeten op de hoek van de bank, mijn rechtervoet omhoog zwiep en vervolgens laat neerkomen op de schoot van mijn geliefde, Janettesket. Waarom doe ik dat? Omdat ik het fijn vind dat ze over mijn voet wrijft, een fetisj van mij heb ik begrepen.

Zij noemt het vooral irritant.

Maar ach, ik ben wel háár sukkel!

Eigen schuld, dikke bult

Maar liefst 737 verkeersdoden waren er vorig jaar te betreuren. Ik schrok ervan. Zelfs 150 meer dan het jaar daarvoor. Mannen, vrouwen, jongens en meisjes die hun leven abrupt hebben zien eindigen terwijl ze nog zoveel wilden. Het is allemaal zo ontzettend zinloos, vooral omdat het vaak veroorzaakt wordt door hufterig rijgedrag. Ik denk dan: 

Al dat leed had toch voorkomen kunnen worden? 

Het roekeloos rijgedrag van sommigen, op de Rijkswegen, provinciale wegen en lokale wegen en straatjes lijkt niet uit te bannen. Mag ik 30 dan rij ik 60, mag ik 50 dan rij ik 70, mag ik 80 dan rij ik 110, mag ik 100 dan rij ik 130 en mag ik 120 dan rij ik 150. God voor ons allen en ieder voor zich: ‘Die maximumsnelheid geldt niet voor mij, wat denken ze wel niet.’ 

Met alle gevolgen van dien.  

Het hoeft niet, dit leed had in de meeste gevallen voorkomen kunnen worden. Maar daar gaan we pas over nadenken als het leed al geschied is. Of nee, we proberen van alles om het te voorkomen. Zoals bijvoorbeeld de maximumsnelheid naar beneden te schroeven. Maar dat stuit weer op enorm veel weerstand, dan stromen alle Social’s weer vol en wijst men naar anderen.  

Nooit naar zichzelf. 

Terwijl het voorkomen van ongelukken toch echt bij onszelf ligt! ‘Handhaven!’ hoor je dan, maar dat is niet te doen. Het kost te veel en ze krijgen de vacatures niet eens gevuld, een probleem momenteel op alle fronten. En als er dan al gehandhaafd zal worden maken de overtreders handig gebruik van allerlei tools om snelheidscontroles te ontwijken. Dus nee, handhaven wordt hem niet. Het is echt ons eigen gedrag waar het aan schort.  

Allemaal eigen schuld. 

Veilig Verkeer Nederland probeert nu de maximumsnelheid nog verder terug te dringen, dus 30 op 50 en 60 op 80 km wegen. Opnieuw gemopper alom. Op zich terecht, want al die bestuurders die zich wel netjes aan de regels houden, worden nu ook ‘gestraft’. Dankzij het asociale gedrag van enkele medeweggebruikers. 

Maar het zijn niet alleen de auto’s hoor. 

De fietsers maken er ook een potje van. Die negeren rode stoplichten, rijden zonder verlichting, steken de handen niet uit of fietsen tegendraads de rotondes op. Klopt als een zwerende vinger. Maar ze hebben wel een paar nadelen. Zo zitten zij niet in een stalen kooi die ze beschermen bij ongelukken, kou en regen. En ze hebben ook geen airbag op hun stuur, hooguit een bel.  

Mag je hopen. 

Dus je mag best als autobestuurder wat meer rekening met ze houden. En ja, natuurlijk moeten zij ook uit hun doppen kijken in plaats van op hun telefoon! Die telefoons, dat is trouwens wel een dingetje aan het worden hoor. Hoe vaak zie ik niet mensen op hun telefoon kijken terwijl ze de hond aan het uitlaten zijn. Of zoals laatst, toen zag ik een jonge moeder achter de kinderwagen. Een hand duwde de kinderwagen voort, de andere werd gebruikt om de telefoon vast te houden.  

Een oog voor het kind en de andere voor haar telefoon. 

Waarmee de beleving van het wandelen met je kind totaal ondergeschikt raakt aan het turen op het schermpje. Dit is nog onschuldig te noemen want ze zit natuurlijk niet in een auto. En de statistieken leren ons dat vrouwen veiliger rijden dan mannen. Het zijn meestal mannen die verongelukken. Dus de Heer in het Verkeer is wel degelijk de vrouw. Daar ben ik het niet helemaal mee eens want ik heb vaak genoeg vrouwen kunstjes zien flikken op de weg waar de honden geen brood van lusten.  

Maar ja, de statistieken hè, die wijzen toch op wat anders.  

En we maken onze eigen regels. Waardoor de Overheid zich genoodzaakt voelt om weer nieuwe regels te bedenken zodat wij onze eigen regels niet meer uit kunnen voeren.  

“En luister eens! Ik ben een Nederlander en ik bepaal zelf!”  

De Denen doen het anders. Daar spreken bijvoorbeeld fietsers elkaar aan als ze door oranje of rood rijden, maar dat aanspreken durven wij allang niet meer in ons verwende cultuurtje! En aan de andere kant, ze horen je toch niet want de meeste fietsers maken gebruik van koptelefoon of andere muziekdragers. Aan dat laatste maak ik mij trouwens ook schuldig maar ik geniet zo van muziek luisteren tijdens het fietsen. Het is dan echt mijn eigen schuld als het mis gaat. 

En Asociaal! 

Het is iets typisch Nederlands, dit gedrag. Deense automobilisten houden bijvoorbeeld veel meer rekening met de andere weggebruikers. En de Engelsen geven fietsers en wandelaars ook een hoge status. Zodra je daar als autobestuurder door een plas rijdt waardoor fietsers of wandelaars nat worden, riskeer je een boete van 100 tot 5000 pond.  

En drie strafpunten worden bijgeschreven op je rijbewijs! 

Daarom staat Groot-Brittannië ook in de top 3 van minste verkeersdoden van Europa, samen met Zweden en Denemarken. Dus het kan wél! Ik vraag mij dan wel af hoe ze dat dan handhaven, maar ik denk dat het gewoon te maken heeft met de instelling. Niet eigen regels (in jouw voordeel) maken, maar de bestaande regels respecteren. Dat lijkt logisch, maar wij denken daar toch anders over en dat zetten sommigen dan weg als ‘onze vrijheid.’ 

Die we juist daardoor tarten en aan het afbreken zijn.  

En daarmee maken we onszelf daders. Eigen schuld, dikke bult! Het is zinloos geweld in de hoogste categorie. Heel veel leed kan bespaard blijven door meer rekening te houden met elkaar in plaats van steeds maar weer te wijzen. Zie je fietsers of wandelaars, ben je bewust dat ze onverwachte manoeuvres kunnen uithalen. Het is zo simpel en het zou eigenlijk geen issue moeten zijn in dit land waar vrijheid hoog in het vaandel staat, vrijheid waar we de komende week weer bij stilstaan. Want de gevolgen veroorzaken levenslang verdriet voor de achterblijvers én levenslange trauma’s voor de veroorzakers.  

Ook als het niet je eigen schuld is. 

Het is ons eigen gedrag en niet alleen in het verkeer, we creëren zelf problemen.  

Het verstand biedt oplossingen. 

Best Dagboek

 

Best Dagboek,

Het was vandaag een leuke dag. Ik mocht vandaag kijken op het werk van mijn vrouw. Omdat zij daar al 40 jaar werkt. Ik ben heel trots op haar want 40 jaar is best lang. Mijn konijn is maar 7 jaar konijn geweest en mijn hond 12 jaar hond. Ik mocht mijn nieuwe schoenen aan. Ik moest wel op tijd komen. Gelukkig was ik op tijd want het waaide heel hard en ik moest de turbo aanzetten om door te kunnen fietsen. Gelukkig was mijn accu net opgeladen maar ik was wel een blokje kwijt toen ik bij het ziekenhuis kwam. Toen ik er was heb ik haar geappt en schreef zij terug: “Ik kom er aan.”

En ze kwam eraan, in haar witte schort.

Ook had ze paarse klompjes aan. Dat vond ik grappig. Ik moest achter haar aanlopen door een lange gang. Ze vertelde over de afdelingen. Er was een afdeling waar ze de binnenkant van je lichaam beter kunnen maken. Maar die snijden niet. Verderop was de snij afdeling. Daar zitten alle soorten dokters die snijden als dat moet.

“De keuken dus ook!” zei ik, want koks snijden ook.

Dat was dan weer niet zo en ze keek mij even narrig aan en zei dat ik niet teveel moest vragen. Toen gingen we een deur door en daar zaten allemaal vrouwen in witte schorten. Ze keken mij allemaal blij aan en ik wist niet hoe ik kijken moest. Sommigen hadden ook klompen aan. Er was ook een meisje en die noemde mijn vrouw ‘Mams’. Ik durfde toen toch wat te zeggen:

“Dan ben ik je Paps!”

Nu moest mijn vrouw ook lachen. Toen kwam er een dokter, ook een meisje en die gaf mij een hand en mijn vrouw een knuffel. Mijn vrouw praatte volop en ik keek ernaar. Toen ging er een deur open en daar zat ook een dokter en zij vond het ook leuk mij te zien. Ik zei ‘Hoi’ en verder niet zoveel want ik vond het wel heel veel aandacht. Maar ik vond het wel leuk want deze mensen helpen andere mensen. Toen vroeg een van de mevrouwen in witte jassen of ik wat te drinken wilde maar ik durfde niet ja te zeggen. Dat kon ook niet want ik had een droge keel.

Toen gingen we naar boven, met de trap want boven wonen ook mensen.

Daar zat ook collega’s van mijn vrouw. Voor de administratie. Er zaten drie mevrouwen en die keken nu ook naar mij. Eentje zei dat de Groningse Mosterdsoep die ik gisteren gemaakt had zo lekker was. Toen zei ik dat ik niks mocht zeggen maar toen zei zij dat het wel mocht want het was niet medisch. “Dat klopt,” zei ik opgelucht. Mijn vrouw zei dat ik geen droge worst in Groningse Mosterdsoep doe.

Ik zei toen dat ik niet van droge worst hield.

Toen moesten ze lachen en keek ik maar even snel naar buiten. Ze hebben een mooi uitzicht over de weilanden. Die zijn nog wel kaal maar straks niet meer. Mijn vrouw nam mij nu weer mee en we liepen langs allemaal kantoren. Vlak voordat we de trap naar beneden zouden nemen, zag ik een vrouw rennend naar de deur komen van haar kantoor. En nóg een mevrouw. Zij hadden geen witte schorten aan maar hadden hun mooie kleren aan. Zij gaven mij ook een hand en vonden het leuk mij te zien. Ik vond dat ook wel leuk maar ik mocht niet zoveel zeggen.

Daarom schrijf ik het nu allemaal op want ik ben daarvoor in behandeling.

Die ene mevrouw hoorde ik ineens ‘Terschelling’ zeggen en toen mocht ik wel iets zeggen. Want het was niet medisch. Zij had familie op West zei ze maar ik ken niet zoveel Westers. “Want ik kom van Midsland.”

Toen hebben we dag gezegd en heeft mijn vrouw mij naar de uitgang gebracht. Ik zei dat ik boodschappen ging doen voor het eten vanavond. Ik kreeg een kus en liep toen weer naar mijn fiets.

We gaan bietjes eten en zelfgemaakte hamburger, dat is mijn lievelings eten en het is een leuke dag geweest!

Niet van, maar aan de kook!

Met maar liefst zeven onvoldoendes bleef ik zitten in de 3e klas MAVO, of, om het maar even in een actueel daglicht te zetten, doubleerde ik in de 3e klas MAVO. Ondertussen weet ik wel wat doubleren betekent hoor maar toen ik mij midden in deze cijfercrisis bevond was toch dat ‘zitten blijven’ voor mij het meest duidelijkst. De redenen waren divers. Ten eerste was het natuurlijk mijn eigen schuld. Ik had het, na zes fantastische Lagere Schooljaren, totaal niet naar mijn zin op deze school. Het was voor mij een andere wereld, een wereld waar ik kennelijk nog niet aan toe was. Ik kwam met gasten uit andere dorpen in de klas te zitten en sommige leraren irriteerden mij omdat ze mij expres voor de klas lieten stuntelen of publiekelijk mijn cijfer voor een toets deelden met de rest van de klas:

“Veldhuizen, je hebt geen 1 maar een 2!”

Logisch dat mijn motivatie ver te zoeken was. Mijn schooltas gooide ik daarom na thuiskomst direct in een hoek van de bijkeuken om vervolgens weer snel naar buiten te rennen voor een potje voetbal. Of voor een potje rugby, op het veldje bij de oude Huishoudschool. Dat speelden we sinds buurmeisje Tamara op vakantie naar Canada was geweest en zij zo’n bal mee terug had genomen.

Dat vonden wij voetballertjes wel leuk zo’n ei van een bal.

Afijn, ik was klaar met deze strijd en in samenspraak met mijn ouders schreef ik mij in bij de Bakkerij- en Horecavakschool in Leeuwarden, met de bedoeling mij een vak te leren, het koks vak. Dat was een schot in de roos, fijne leraren waardoor zelfs de saaiste vakken ineens wel leuk werden en natuurlijk de praktijk lessen, daar smulde ik letterlijk van.

Vooral de banketbakkersroompoeder was verrukkeluk!

Naast het bakken van brood- en banket én bedienen werd ik klaargestoomd voor Kok. En tot op de dag van vandaag ben ik daar blij mee. Heel erg blij! Want naast het feit dat ik nu mijn eigen boontjes kan doppen, ja de humor ligt op de keukenvloer, kom ik er steeds meer achter dat koken eigenlijk een onderdeel van je opvoeding zou moeten. Betrek kinderen bij het kookproces want zodra jij het niet meer zou kunnen of omdat je geen zin hebt om te koken na een drukke werkdag, kun je altijd een beroep doen op het kroost. Belangrijk is wel dat de opvoeder een beetje koken kan natuurlijk anders nemen ze het een op een over en zal opnieuw een hele generatie niet lekker eten voorgeschoteld krijgen.

Je kinderen thuis betrekken bij het koken normaliseert het ook.

Maar ook de scholen kunnen hier een rol in spelen, op alle niveaus. Want stel je kan heel goed leren en er ligt je een mooie toekomst in het verschiet, ook jij moet eten. En laten we eerlijk zijn, elke dag eten bestellen gaat ook vervelen. Dus naast gym en tekenen moeten er minimaal twee uurtjes in de week besteed worden aan koken en vooral niet vergeten om het daarna gezellig met elkaar op te eten.

Noem het praktisch socialiseren.

Tijdens het koken leert men dan vanzelf de warenkennis en daarmee ook het respect voor het product. Dat zijn grote woorden maar dat doe ik expres omdat ik soms het gevoel krijg dat wij mensen denken dat alles in de supermarkten groeit en bloeit of uit potjes of andere verpakkingen komt. Want tegenwoordig is alles maar dan ook alles te koop, je kan het zo gek niet verzinnen. De producenten hebben een rijke fantasie en nemen je té vaak in de maling met hun verkooppraatjes. Kijk maar naar het consumentenprogramma ‘Keuringsdienst van Waarde’, die geven ons een kijkje in de keuken van de producenten. Zij laten zien hoe we bedonderd worden met zijn allen en velen trappen daarin.

Met boter en suiker!

En juist die suiker verneukt je in die kant en klare producten, suiker die er helemaal niet in hoort. Daarom is respect voor het ware product zo belangrijk en geeft het je zoveel meer voldoening. En daarmee heb je het eerste en belangrijkste ingrediënt al te pakken, namelijk een stukje liefde. Een ander belangrijk ingrediënt is tijd. Dat geldt natuurlijk voor alles in je leven voor het beste resultaat. Draai het argument ‘ik heb geen tijd’ om.

‘Tijd heb je niet, tijd maak je!’

Die zak met gesneden prei is makkelijk maar niets gaat boven het zelf snijden, het wassen én de geur van verse prei die daar vrij bij komt. Kijk maar eens goed naar gesneden prei in die plastic zakken, geur en kleur zijn nagenoeg weg en de snijrandjes uitgedroogd. En waar praat je over qua ‘tijdverlies?’

Tien minuutjes?

Zelf je eten bereiden en koken heeft alleen maar voordelen. Naast dat het gezonder is geeft het ook even een stukje dagbesteding en kun je het opleuken met even bijkletsen met de mensen om je heen of je zet even je favoriete muziek wat harder. Nog een voordeel is dat het je een stuk zelfstandiger maakt. Kijk maar eens naar het tv-programma ‘Lang leve de liefde’, waarin mensen van allerlei pluimage een of meerdere dagen met elkaar door moeten brengen. Naast de vaak gênante momenten zit er ook een kookhoekje in en dan blijkt nog vaak de oude rolverdeling tussen man en vrouw hetzelfde te zijn:

De vrouw kookt en de man heeft geen idee.

Afbakbroodjes bakken op de kookplaat is natuurlijk het meest grappige voorbeeld maar er zijn nog veel meer momenten geweest waar de man ontzettend stond te schutteren.

Of eigenlijk compleet voor lul stond.

Ook daarom zou elk mens moeten leren koken. Zodat je naast het voorkomen van een gênant optreden op televisie je ook kan redden na een scheiding. Want daar valt ook nog heel veel te winnen. Toen ik gescheiden was kookte ik elke dag voor mijzelf en at dat met smaak op, meestal tijdens het Journaal.

Koken geeft ook structuur.

En dat is heel belangrijk wanneer je leven even compleet in de war is!

‘t Kan verkeren

Nadat ik geboren was kreeg ik de achternaam van mijn vader. Hij ging enkele dagen na de geboorte naar het gemeentehuis om het kind aan te geven en dan hoefde hij alleen maar de voornaam(en) van de pasgeborene op te geven. De achternaam stond bij voorbaat al vast. Dat was toentertijd een soort vanzelfsprekendheid. Nu niet meer. Want alles is aan verandering onderhevig. De laatste jaren lijken, voor ons gevoel, de veranderingen met de dag toe te nemen en soms vallen ze haast niet meer bij te benen. 

Vooral de conservatief denkenden onder ons hebben daar erg veel moeite mee. 

Die proberen krampachtig tradities en gewoonten te behouden want dat zijn ze zo gewend, dat is vertrouwd en daar voelen ze zich veilig bij. Het liefst wil men terug naar vroeger, toen het leven nog goed én overzichtelijk was, althans, in hun beleving! Want vroeger was natuurlijk niet alles beter, het was hooguit wat overzichtelijker. Maar ja, ondertussen werd die oh zo boze wereld alsmaar groter. Grenzen vervaagden door het wereldwijde web en omdat de mens steeds meer vrije tijd werden we ook reislustiger.  

Voordat je het weet staan ze in je tuin omdat Amsterdam de drukte niet meer aan kan! 

Het is een hard gelag voor diegene die daar niet mee om kunnen gaan. Soms raakt men zó in de stress dat ze bedreigingen uiten aan het adres van de veranderaars, puur uit frustratie en opgezweept door onderbuik politici. Dat zagen we van de week weer nadat een aantal jeugdigen (ja, die de toekomst nog hebben) van het Laks tips gaven om de steeds meer diversere mens te duiden.  

Tips, ik herhaal ’t nog maar even.   

Juf Ank was haar tijd al ver vooruit: “Hallo allemaal, wat fijn dat je er bent!” Als ik jongeren aanspreek zeg ik altijd: “Hallo jongelui.” En voeg daar dan aan toe: “Met nadruk op lui!” En vervolgens krijg ik ‘m natuurlijk terug, bijvoorbeeld “Hallo ouwe lul.” Of zoals ze mij wel eens op het werk noemen “The old one.”  

Maar serieus, taal is ook onderhevig aan veranderingen. 

Neem alleen maar de straattaal die steeds meer vat krijgt op ons allemaal. Of kijk maar eens oude beelden terug van televisieprogramma’s, waar een ‘ouwe lul’ in pak met stropdas prachtige Nederlandse volzinnen uitspreekt die we tegenwoordig écht niet meer horen. Ze bestaan nog hoor, zo nu mogen ze weer even wat zeggen op de televisie zoals bijvoorbeeld A.F.Th van der Heijden, Maarten ’t Hart, Arthur Japin of Adriaan van Dis. 

En wees eerlijk, wie spreekt er tegenwoordig nog Oudnederlands? 

Maar we mogen voortaan de achternamen gebruiken van beide ouders/opvoeders, zowel van Pa en Ma, Ma en Ma of Pa en Pa. Nu wordt het een stuk duidelijker. Ik zou dan voortaan door het leven gaan als Arjen Veldhuizen-van Ma’s kant Smit. Ik vind het helemaal goed want dan hoef je ook niet meer te vragen: 

“Fan wa bist dyr yn?”  

Zoals we dat op Terschelling vroegen als je niet precies wist wie je voor je had. Klinkt best lekker moet ik zeggen maar het riekt wel naar kouwe kak. Maar goed, als we straks allemaal dubbele namen hebben valt die kouwe kak vanzelf weg. Over kakkers gesproken, dit soort mensen willen nog wel eens de suggestie wekken dik in de munten te zitten maar ook daar gaat een einde aan komen is mijn vermoeden. Er was natuurlijk al de zogenaamde ‘Balkenende-norm’, dat je als topfunctionaris niet meer mag verdienen dan een minister. En sinds kort werd het energie-plafond geïntroduceerd, ook iets nieuws om grenzen te stellen aan abnormale energieprijzen. Maar nou las ik van de week een column en daar hadden ze het over een nieuwe grens. 

Namelijk de Rijkdom-grens. 

Want er zijn een aantal mensen op deze Aardkloot die zo ontzettend veel geld hebben dat ze dat bij leven ‘never nooit’ meer op kunnen maken, inclusief al hun bloedjes van nageslacht en daar weer de bloedjes van. 

En zo nog wat afstammelingen. 

Dat is niet normaal. Dat is absurd, vooral omdat er zoveel ongelijkheid is op deze wereld. Ik ben daarom voorstander van die Rijkdom-grens. Van mij mogen ze net genoeg geld houden om redelijk zorgeloos te kunnen blijven leven. Dus dat ze gewoon kunnen blijven golven, al hun auto’s mogen houden, dat ze zich dagelijks mogen laten verwennen door op geldbeluste vrouwen of mannen van het kaliber: “Het was niet uit liefde, het was om je geld, je was niet mooi maar welgesteld” (Jaap Fischer-Om je geld) en genoeg om het personeel te blijven betalen. Laten we zeggen dat ze vijf miljoen per jaar mogen houden. 

Alles daarboven moeten ze inleveren. 

Want veranderingen gelden natuurlijk voor ons allemaal, niemand uitgezonderd. Al dat geld boven de streep kunnen we dan bijvoorbeeld gebruiken als pleisters voor stomme projecten. Zoals de Floriade bleek te zijn, die kwamen iets van honderd miljoen tekort in de begroting. Honderd miljoen weggegooid. Dat heeft niets te maken met wat er allemaal te zien is maar gewoon omdat het ouderwets is, oubollig. Vroeger trok het nog volle zalen omdat er niks anders te doen was. Iedereen werkte zich het apelazarus, van deeltijd had men nog nooit gehoord en men zag dit als opkikkertje in het best wel saaie leventje wat ze leidden.  

Gezellig, we gaan een dagje naar de Floriade.  

Veranderingen, het hoort er allemaal bij en ik merk dat ik ook steeds vaker veranderingen accepteer. Wat mij aanspreekt dan, ik laat me ook niet gek maken. Maar ik laat mij wel altijd goed informeren over de voors en tegens waardoor ik mijn mening, waar nodig, kan bijsturen. Klein voorbeeld is de manier waar ik muziek luister. Dat deed ik altijd via de radio en ik heb ook mijn favoriete Dj’s zoals bijvoorbeeld Rob Stenders. Want die draait goede muziek én heeft veel kennis van muziek.  

“Dat hoor je niet op Spotify!” riep ik dan in mijn betoog tegen deze streamingdienst. 

Inmiddels luister ik alleen nog maar muziek via Spotify en wissel dat af met ‘gewone’ radio. 

Want ja, ’t kan verkeren! 

 

Kwestie van geloven, geloof ik

Pasen blijft toch altijd maar weer een bijzonder feest. Bijzonder, want er wordt dan gevierd dat Jezus opgestaan is nadat hij gekruisigd was op Goede Vrijdag. Dat is een mooi verhaal en spreekt tot de verbeelding, vooral dat weer opstaan na de dood. Ik moet dan altijd weer denken aan mijn op 61 -jarige overleden Tante Riet. Tijdens haar ziekbed werd haar gevraagd of ze niet bang was voor de dood. Haar antwoord:  

“Ach.. Het zal er wel goed zijn want er is nog nooit iemand van teruggekomen.” 

Dit antwoord had voor mij, achteraf, een grote spirituele waarde want ze heeft natuurlijk gelijk.  Alleen nu het Paasverhaal weer actueel is ontstaat er toch weer enige twijfel want we vieren immers dat er iemand 2000 jaar geleden na gestorven te zijn, het toch maar even geflikt heeft om weer op te staan.  

Met alle respect, iedereen moet geloven waar men in wil geloven hoor!  

Ik geloof toch iets meer mijn lieve tante. Dat klinkt voor mij wat geloofwaardiger en ik kan mij zo ook even niet iemand herinneren die na zijn of haar dood, opstond en het leven weer oppakte. Ja, Jezus Christus natuurlijk maar hij was hier echt de eerste én de laatste in. Uiteindelijk ging Hij toch, gaf hij de Geest op Hemelvaartsdag, misschien wel omdat, ik citeer mijn tante weer, het er wel goed zal zijn. Met Pinksteren stortte Hij vervolgens de Heilige Geest uit over zijn volgelingen, de apostelen. Die vertelden hun belevenissen weer aan iedereen die het maar horen wilde in de hoop op een betere wereld. 

Helaas, regelmatig dwaalde men af van die boodschap. 

Hoeveel oorlogen of misbruikzaken hebben we inmiddels al achter de rug door het geloof, een veel gehoorde en terechte klacht naar mijn idee. Dat komt door haantjes en de macho’s die helaas nog steeds vrij rondlopen op deze wereld. En natuurlijk door het celibaat, het ontnemen van de liefde is naar mijn idee onmenselijk.  

Zo zijn we niet getrouwd. 

Maar goed, de enige zekerheid in het leven is dat je na je geboorte weet dat je ook weer zal sterven. In de tussentijd is het raadzaam om zoveel mogelijk te genieten en je niet te verliezen in haantjes- groeps- of machogedrag. Daar komt alleen maar ellende van. Dus ga naar een leuke wedstrijd maar houdt je aansteker in je zak. Of ga naar een leuke wedstrijd en doe niet mee aan spreekkoren zoals, bijvoorbeeld, het Spakenburgs Mannen (?)-koor zich schuldig aan maakte. 

‘En zondags in de kerk…zuinig een cent in het zakje doen… zo koopt hij zijn ziel terug en zijn fatsoen.’  

We hebben allemaal onze verhalen, verhalen over geliefden die gestorven zijn. Zeven jaar geleden werd mijn schoonmoeder plotseling opgenomen in het ziekenhuis. We hoopten op een goed herstel maar dat bleek valse hoop. Uiteindelijk zijn haar man en kinderen dagelijks bij haar gaan waken en wanneer ik kon waakte ik mee. Zo waren we getuige van de laatste uurtjes van haar leven en dat waren hele bijzondere uurtjes, minuten en seconden. De laatste ademhaling, eigenlijk meer een zucht van verlichting leek het wel.  

En dan het einde.  

Haar taak zat erop en ons restte enkel nog de herinneringen van een té vroeg gestorven mens. Te vroeg omdat ze zo van alles om haar heen kon genieten. Met verjaardagen was zij altijd als eerste aanwezig en ging als laatste weg. Dan stond mijn schoonvader al bij de deur met zijn jas aan maar dan ging zij ‘nog even de Libelle lezen.’ Wij zeggen regelmatig tegen elkaar dat ze zo genoten zou hebben van alles wat wij mee mogen maken in de jaren na haar dood. Hoe de kinderen, kleinkinderen ‘en achterkleinkinderen zich ontwikkelen, met ups-and-downs zoals het ons meestal allemaal vergaat. Helaas mocht zij dat niet meer meemaken en daarom zijn we haast aan haar verplicht om die herinneringen te koesteren, te delen met wie het ook maar horen wil opdat zij voortleeft op onze tijdlijn. Eigenlijk was dit ook een soort Heilige Geest die ze over ons heen gestort had. 

Ja, het klinkt allemaal best wat zweverig maar het is Pasen en dan mag het.   

Het besef dat we intenser moeten genieten van het leven komt vast ook doordat we ouder worden. Dan krijg je meer oog voor de werkelijkheid, dat niets vanzelfsprekend is en dat niemand van ons onsterfelijk is. Ik ervaar het als een verrijking dat mijn schoonmoeder in het bijzijn van haar geliefden én van twee verpleegkundigen die haar steeds met ontzettend veel liefde verzorgden, in alle rust kon sterven.   

En laten we eerlijk zijn, ergens in geloven is een groot goed. 

Het houdt je op de been, in goede en in slechte tijden. Er zijn ook mensen die geloven dat Feyenoord Landskampioen zal worden. En niet alleen de supporters maar je ziet het ook aan de spelers dat ze erin geloven. Daarmee heb je al een voorsprong op je tegenstanders want willen is kunnen, ook in de sportwereld. Maar zodra de frustraties Hand in Hand gaan zie je de eenheid in een team verdwijnen en kan het alle kanten op.  

Ik begin er, ondanks mijn Ajax hart, zelfs in te geloven! 

Maar dat zijn natuurlijk randverschijnselen. Want in de basis willen we natuurlijk allemaal het liefst geloven in een betere wereld. Steeds meer zie je dat men die betere wereld niet meer vindt in de religies omdat dat daar teveel extremen uit voortvloeien met alle schadelijke gevolgen van dien. Een deel van de mensheid zoekt het daarom in een andere, spirituele hoek maar daar zie je ook al extreme vormen ontstaan.  

En dan zie je ook nog een groep goedgelovigen maar daar geloof ik niet in. 

Vooral als men de deskundigheid van deskundigen in twijfel trekt. Want ‘kijk maar op YouTube’ of ‘Op Facebook’ is dan een veel gehoorde geloofsovertuiging. Dan ben ik weg want zo kan je alles wel ontkennen en wantrouwen. 

Mijn geloof is geloof houden in de mensen, iedereen is van de wereld en de wereld is van iedereen! 

Frohe Estern! Felis Pasku! Happy Easter! Glad Pâsk! Kellemes Húsvéti Ünnepeket! щасливого Великодня! Mutlu Paskalyalar! Wesołych Świąt Wielkanocnych!عيد ميلاد مجيد وسنة جديدة سعيدة! 

Fijne Paasdagen! 

Voorlichting geeft verlichting

De trainingen voor de Wandel-Run 2023, 8/9 september aanstaande, zijn voor ons weer begonnen. Ik mag hier wel aan toevoegen dat mijn best wel luie leventje nu weer voorbij is. De winterslaap ligt achter mij, de eerste tjiftjaf is gehoord en ik zal weer vaker buiten te vinden zijn. Ik ben zelfs alweer in de winkelstraten van onze stad geweest! Dat had ook te maken met het feit dat mijn vrouw en ik weer eens samen op zaterdag vrij waren. En omdat zij geen afspraak bij de kapper had of een uitje met vriendinnen.

We waren gezellig helemaal op ons zelluf aangewezen!

Nu behoor ik tot de groep mannen die niet erg enthousiast worden van een parade door een winkelstraat. Maar zo nu en dan laat je het geworden en volg je de dame die precies weet waar ze naar binnen wil. Zoals, niet geheel verrassend natuurlijk, een kledingzaak. Ze moest daar nog even een broek passen en ik mocht mee als keurmeester, kwestie van erin en eruit en dan weer door. Nogmaals, ik loop voor dit soort bezigheden niet over van enthousiasme over maar soms moet het gewoon even. Want liefde is geven en nemen zoals mijn ouders dat altijd zeggen.

Met recht want ze zijn dit jaar 65 jaar getrouwd.

Kennelijk had de winkel gerekend op mijn komst want de tafels waren reeds gedekt. Ik zag schaaltjes met paaseitjes en koekjes staan en even verderop zelfs schaaltjes met spekkies en andere zoetigheden. Vrouwlief ging haar ding doen en ik stelde mij strategisch op naast het tafeltje met spekkies. Nu was het een kwestie om niet te gaan graaien, ‘dat kan ik!’ riep ik hardop in mijn hoofd. Gewoon even netjes gedragen ten aanzien van de aanwezige dames zodat zij zich niet zouden storen aan mijn zoete lusten. Terwijl zij allemaal druk in de kledingrekken aan het plukken waren, wachtte ik mijn kans af, tot het moment dat ze allemaal even met de rug naar mij toegekeerd stonden.

Toen sloeg ik toe.

Ik stopte de twee spekkies snel in mijn mond en vervolgens trok ik mijn meest onschuldige smoel. Terwijl ik genoot van de zoete explosie in mijn mond liep vrouwlief voorbij met de bewuste broek. Ik volgde haar naar de paskamer zodat ik direct mijn oordeel kon vellen wanneer ze daarom zou vragen. Wel raakte ik een fractie van een seconde in de war want ze had naast de broek ook nog twee bloesjes in haar handen. Ik dacht ‘Hé? Ze moest toch alleen heen om een broek te passen? Maar dat was natuurlijk een naïeve gedachte van mij want de vrouw zit wat betreft kleding niet zo simplistisch in elkaar als een man.

Mannen zijn dat wel, met dank aan het simplistisch verbond, RIP Wim de Bie.

En gisteren, 1 april, was ze precies 40 jaar werkzaam bij het ziekenhuis dus wie ben ik om haar een extra bloesje te verbieden? Ik ben juist hartstikke trots op haar, vooral omdat ze nog steeds met ontzettend veel plezier naar haar werk toegaat én dat ook uitstraalt. Haar werk is niet haar hobby maar het komt wel verdacht dicht in de buurt.

Ik durf hier wel te zeggen dat zij de genen heeft van Florence Nightingale!

Dus prima meid, koop je zelf maar een mooi bloesje in de Week van het Geld, met als thema: ‘Bedwing de bling’. Want aan alle kanten proberen slimmeriken de jeugd te verleiden met kopen, kopen en kopen. En daarna weet je, mits je in die verleidingen getrapt bent, wat je de rest van je leven mag gaan doen:

‘Betalen, betalen, betalen’.

Goed dat ze daar al jong onderwijs in geven, hoe om te gaan met geld en dan vooral als je geen geld (genoeg) hebt. Ik werd daar als kind ook op voorbereid. Zo hadden wij vroeger een spaarpot met van die tandjes in de gleuf die zich direct weer sloten nadat je de muntjes erin gegooid had. En je had een spaarbankboekje. Het gespaarde geld bracht ik een keer per jaar met enige triomf naar de Boerenleenbank. Het spaarpotje werd in een geldtelmachine geleegd en vervolgens werd het bedrag met pen bijgeschreven in mijn spaarbankboekje door de meneer of mevrouw van de bank.

Daarna mocht je iets uitzoeken, stiften of een kleurboek.

Dat men op scholen de kinderen hierin onderwijst is naar mijn idee een goede zaak, ter ondersteuning van de ouders die natuurlijk ook nog in de verleidingen kunnen trappen. Zo kan jong en oud elkaar hierin vinden en er wellicht nog wat van leren. Vooral omdat geld heel vaak de grote boosdoener is van heel veel ellende in de wereld.

‘Make love, not war’ is een mooi statement.

Daarom is het ook weer raar dat er in de Week van de Lentekriebels een hoop heibel ontstond, uiteraard aangevoerd door het conservatieve hoekje in politiek Den Haag plus nog wat derderangs BN’ers. Deze stuurden allerlei onwaarheden over het lesmateriaal de wereld in om het onderbuikgevoel in ons land te voeden. Dit soort lui doen alles voor een beetje aandacht want politiek en cultureel zijn ze natuurlijk allang uit gescheten. Bang voor de liefde en bang om de grip op de vrouw kwijt te raken.

Maak je liever druk over al het geweld op deze wereld.

Ik kreeg thuis geen seksuele voorlichting. Ons ‘lesmateriaal’ was de Wehkamp en verder waren we overgeleverd aan de TUK en de Candy. Ja, een sneue tekortkoming met de wetenschap van nu. Gelukkig is seksuele voorlichting sinds 2012 verplicht voor het basis- voortgezet- en speciaal onderwijs. Voorlichting is juist heden ten dage nodig gezien de excessen om ons heen. De school is daar uitermate geschikt voor en het geeft handvatten aan de opvoeders zodat die niet in de kramp schieten als de bijtjes en de bloemetjes op tafel worden gegooid. Zodat we respectvol met elkaar om leren gaan en het grensoverschrijdend gedrag in ál haar vormen, zoveel mogelijk leren te beteugelen. Juist nu, in deze tijden waarin ieder individu zichzelf moet kunnen zijn.

Accepteren kun je leren, echt waar!

 

Draait altijd om de bal

Nadat januari en februari gepasseerd waren had ik even het idee dat het zou gaan ‘lentenen’ maar ik kwam daarin bedrogen uit. De maand maart had geen zin in lente taferelen en ik moest ineens weer ijs of sneeuw van de autoramen krabben. En als er dan even geen ijs of sneeuw was dan waaide het wel weer hard en sloeg de regen om mijn oren. ‘Maart roert zijn staart’. Ondanks de klimaatproblematiek wijken deze spreuken niet af van hun inhoud.

Ik werd met de dag chagrijniger.

Ondanks het bericht in de kranten dat wij Nederlanders bij de gelukkigste mensen op Aarde horen volgens een nieuwe ranking. We staan op plaats 5 en Finland staat eerste, voor de zesde keer op rij. Israël, IJsland en Denemarken moeten wij nog voor ons dulden maar wij zijn dan wel weer gelukkiger dan Zweden, Noorwegen, Zwitserland, Luxemburg en Nieuw-Zeeland in deze top 10.

Maar ondertussen blijft het kolere weer!

Ze hebben vast nog wel even getwijfeld over België, omdat iedereen daar lacht volgens Het Goede Doel. Maar dat bleek te gaan om een boer met kiespijn en daarom staan ze op plek 17, waardoor ik wel begrijpen kan dat het lachen hen vergaan is. Het lachen verging mij vorig weekend ook tijdens het kijken naar twee voetbalwedstrijden. Ik had mij er erg op verheugd want wij verbleven een weekendje bij mijn vader en nu konden we weer eens ouderwets samen voetbal kijken. Of dat misschien de reden was voor het leed wat mij te wachten stond weet ik niet maar er zat wel een luchtje aan. Want ik keek in het verleden ook met hem naar voetbalwedstrijden!

En dat liep niet altijd goed af.

Dat begon natuurlijk al tijdens de WK finale in 1974, Nederland- Duitsland. ‘Zijn we er toch ingetuind’ zei verslaggever Herman Kuiphof nadat ‘wij’ met 1-2 verloren, een opmerking die bij velen onder ons in het geheugen gegrift…wat zeg ik, gekerfd zit!

Of jaren later, 29 mei 1985.

We zaten klaar voor de finale van de Europacup 1 wedstrijd, Liverpool- Juventus. Ik was net afgezwaaid van militaire dienst en zat daardoor weer even thuis op het ouderlijk nest. We hadden de gordijnen gesloten vanwege het nog aanwezige avond zonlicht en we verheugden ons op een mooie pot voetbal.

Het werd een hele rare, bizarre avond.

Voor onze ogen voltrok zich het tragische ‘Heizeldrama’. Negenendertig mensen kwamen om het leven en honderden raakten gewond. Een traumatische ervaring kun je wel zeggen. De paniek op de tribunes, de angsten en de hulpeloosheid op de gezichten bij jong en oud, de rennende hulpverleners, mijn vader en ik die bij herhaling elkaars afgrijzen toonden.

En de wedstrijd werd ging daarna nog door ook…

Veel minder dramatisch en eigenlijk sportief gezien alleen maar ongemakkelijk, de WK voetbalfinale van 11 juli 2010, in Zuid-Afrika, Nederland- Spanje. Ook nu weer zat ik naast mijn Pa omdat het midden in de zomervakantie viel en ik daar vakantie vierde. Het was de derde keer dat we in de finale zaten van het WK voetbal waardoor de verwachtingen hoog waren.

Want, drie keer is scheepsrecht!

Nou, ook dat werd een teleurstelling, vooral omdat die keeper zijn dikke teen nog nét de nét niet lepe bal van Arjen Robben wist te beroeren. We waren weer een illusie armer en toen de Spanjaarden de Cup omhooghielden was de TV al uit. Want ook al speelt ons Oranje sprankelend en vernieuwend, je wint er geen WK mee. Hooguit een EK maar die finale keek ik in Den Haag.

En ja, toen wonnen we wél!

Afijn, vorige week zondag zat ik dus weer naast Pa en verheugden we ons op Ajax-Feyenoord, het Hoofdgerecht van deze voetbalzondag. Maar we namen eerst een voorgerecht, FC Groningen – Heerenveen. Toen we eraan begonnen werden we verrast door de aangename smaak nadat alle FC-supporters hun liefde voor de club toonden met sjaaltjes die ze boven hun hoofd hielden.

Ongeacht de stand! Scandeerden ze in koor.

Prachtig. Ik ging er eens goed voor zitten en Pa zette een schaaltje TV pastilles op tafel, die kleine 2-kleurige salmiaksnoepjes van vroeger. Hierdoor werd ik ook weer teruggeworpen in de tijd toen ik als kleine jongen deze snoepjes kocht. Nooit geweten dat ze zo heten, vraag mijzelf af of er toen al televisies waren! Maar goed, Groningen begon leuk maar eindigde dramatisch. We keken er met open mond naar en zagen het ongeloof bij iedereen op de tribunes, op een paar randdebielen na dan want die wisten de aandacht weer op zichzelf te vestigen.

Wellicht is een IQ test of een vof-verklaring een manier om idioten te weren uit de stadions?

“En misschien ook al dat geestverruimende spul die men nodig denkt te hebben om te leven als mens. Scheelt het Waterschap een hoop werk om die rommel uit het grondwater te filteren.” Terwijl ik dat tegen mijn vader zei propte ik nog een handje tv-pastilles naar binnen waarna ik even een vleug misselijkheid voelde.

En toen kwam het Hoofdgerecht!

Zowel mijn vader als ik zijn liefhebbers van Ajax, net als onze jongens. Mijn broer en zijn zoon zijn voor Feyenoord waardoor het altijd leuk inwrijven is, wij wat vaker hen dat zij ons maar dat snapt iedereen. De zoon van mijn broer was al via WhatsApp mijn vader aan het jennen maar daar lachten wij om. Maar dat lachen verging ons met het verlopen van de wedstrijd en het werd stiller en stiller in de huiskamer.

Enkele uren later stonden wij weer in Harlingen.

Mijn broer stond er ook want we hadden afgesproken op de parkeerplaats. Ik had namelijk de (speelgoed)garage in mijn auto liggen die mijn vader precies 63 jaar geleden gemaakt had voor hem, zijn eerste zoon. Nadat alle kleinkinderen ermee gespeeld hadden was het nu de beurt aan de achterkleinkinderen.

Broer was uitermate vrolijk maar hield zich in. Ik twijfelde: komen al die verliespartijen bij mijn ouders nou door een complot of voetbalt Feyenoord momenteel gewoon veel beter?

Mijn verstand hield het bij het laatste en ach, ‘ze’ mogen ook wel weer eens een keer winnen!

 

 

Kledingvoorschriften

Je ziet ze steeds vaker. Te dikke mannen in jogging- of trainingsbroeken, met als kers op de taart een hoodie en een baseballpet als toefje op de kop. En dan zijn ze ook nog eens ‘op leeftijd’, zo tussen de 50 en 65 jaar.

Zelf benader ik aardig de werkelijkheid van deze beschrijving.

Want de laatste jaren droeg ik vaker een trainings- of joggingbroek dan een normale broek. En dat was niet omdat ik de hele dag aan het sporten was maar puur vanwege het draaggemak. Nu zijn het wel tijden dat het over het algemeen geaccepteerd wordt om er zo bij te lopen. Dat was in de jaren ’50 wel anders. Toen liep men er driedelig bij, inclusief stropdas. In de jaren ’60 werd het al wat losser en wat ruiger. Of ze stonden in hun blote kont. En in de jaren ’70 kregen we kleur in ons leven, zoals bijvoorbeeld oranje, rood, bruin, groen, gifgroen, geel, blauw, paars en alle kleuren die daar weer enigszins van afgeleid waren. Het vloekte erover maar wat zou het, we werden steeds mode bewuster en liepen er kleurrijker bij dan de gemiddelde regenboog.

Inclusief de wijde pijpen en enorme puntkragen.

Leeftijd is wat mij betreft verbonden aan kleding. Er is kleding die ik niet meer zou dragen omdat ik daar te oud voor ben. Als er in mijn spijkerbroek een scheur zit dan gooi ik hem weg. Een jongere zal de broek blijven dragen omdat het bij hem of haar wel staat. Sterker nog, men betaalt zelfs voor die ‘scheur-broeken’! Je zou dan denken dat ze dan korting krijgen want ja, de broek is kapot maar daar denken de verkopers toch echt anders over.

En toch vond ik het ook wel weer grappig, deze trend.

Want toen ik nog jong en fruitig was ontstond er ook wel eens een scheur in de broek maar daar wist mijn moeder dan toch weer iets van te maken: de scheur werd afgedicht met een knie- of ellebooglap of er werd een soort van embleempje overheen genaaid of gestreken. Daarna kon de broek gewoon weer een tijdje mee, totdat de stiksels los gingen laten. Dan hing zo’n lap er maar een beetje bij en dat was erger dan die scheur.

En om het af te maken, de sokken.

De sokken die wij thuis droegen in onze vroege jeugdjaren waren sokken van Oma. Zij breidde er lustig op los. Als ze klaar waren dan stuurde ze die per post op, inclusief een paar dubbeltjes die strak opgevouwen in een stukje papier verstopt zaten tussen de sokken. De sokken waren vaak twee, soms zelfs driekleurig omdat Oma gewoon de bolletjes wol opmaakte want weggooien deed men toen niet. Eigenlijk waren dit al de voorlopers van de ‘Happy Socks’ die we tegenwoordig wel kennen.

Ook sokken zijn onderhevig aan leeftijd is mijn mening.

Toevallig vond ik afgelopen jaar een stel van die vrolijke sokken in een kerstpakket maar ik gaf ze gauw weg. Op mijn leeftijd draag je geen happy sokken meer, dat laat ik over aan de jongeren. Toen ikzelf nog jong was droegen wij witte sportsokken. En dan het liefst sportsokken waar het sportmerkje op stond. Maar op een gegeven moment raakte dat weer uit de mode en hoorde ik nog wel eens van de dames in mijn omgeving zeggen dat witte sokken toch echt niet meer kunnen. Net zoals die onderbroeken, die zogenaamde ‘ballenknijpers’, tegenwoordig herenslips genoemd. Wij mannen moesten boxershorts gaan dragen, dan hoorde je erbij.

Daar was ik dan wel weer gevoelig voor en sindsdien ben ik een verwoed boxer drager.

Maar in mijn sokkenlade liggen voornamelijk grijze, dikke (wandel) sokken. Met daarop geborduurd de R van rechts en de L van links zodat ik mooi recht vooruit kan blijven lopen. Dit is natuurlijk een grapje. Ik heb daar echt niet om gevraagd maar de verkoper van deze sokken denkt kennelijk dat het waar is omdat de fabrikant dat erbij gefantaseerd heeft.

Pardon, volgens onderzoek bewezen is.

Zo zijn er nog wel meer producten op deze wereld die wij, consumenten, waarvan wij enige lariekoek moeten slikken. Het hoort erbij. Maar happy sokken hoef ik dus niet. Menigeen zou mij nu wel een saaie ouwe lul vinden en dat kan ik wat dit betreft alleen maar bevestigen. Terwijl ik toch heel vrolijk kan worden van gezellige kekke kleding bij anderen. Zoals mijn kapper. Die had een trui met gaten aan maar dat stond hem gewoon, niks mis mee.

Net zoals hij beleefd moest lachen toen ik hem wees op die gaten.

Eenvoud is voor mij gewoon lekker veilig. Zou hou ik van blauw, grijs, zwart, bruin en groen. En dan het liefst de donkere varianten van deze kleuren. Zomers wil ik daar nog wel eens iets wits of roze aan toevoegen maar daar blijft het dan ook wel bij. Maar die trainings- en joggingbroeken begonnen mij dwars te zitten. Ik train niet en loop ook niet hard dus dit soort kleding slaat als een tang op een varken.

Daarom moest er wat gebeuren wil ik nog serieus genomen worden.

En toen stuitte ik op een reclame van makkelijk zittende broeken die eruitzagen als een nette broek maar zitten als een trainings-of joggingbroek. Op een mooie dag kocht ik zo’n broek en ja, er ging een wereld voor mij open en ik liep er ineens weer netjes bij!

Als een Heer van Stand al zeg ik het zelf.

Ik vind dat belangrijk. Vooral omdat ik met rasse schreden de 60-jarige leeftijd aan het benaderen ben. Nu weet ik ook wel dat dit het nieuwe 50 is maar toch is het wel even een dingetje. Vooral lichamelijk. Alles gaat wat stroever, het lijf wordt wat strammer. Zo zaten mijn vrouw en ik zaten laatst wat te mijmeren, over ouder worden…

Mijn vrouw: ”Jan wordt al 70! En wij volgend jaar 60…Ik merk dat al echt, daar hoef je niet hoog of laag voor te springen.”

Mijn antwoord: “Nee, inderdaad. Dat hoog-of laagspringen lukt me inderdaad niet meer!”

Een pronkjuweel met gouden rand

Elke keer verbaas ik mij er weer over wat die politici toch steeds in die praatprogramma’s te zoeken hebben. Dan denk ik bij mijzelf: moeten jullie niet gewoon bezig zijn met het land regeren of de regerende macht controleren? Vooral als ik ze hoor zeggen dat ze een kleine partij zijn en dat het daardoor onmogelijk is om al die dossiers door te spitten om je goed voor te bereiden op een debat. Dan denk ik, als eenvoudige ziel, sinds afgelopen week vallend in de grootste sociale groep van Nederland, de werkende middengroep:

“Dan moet je misschien niet steeds meewerken aan programma’s zoals Op1, Khalid & Sophie of Jinek.

Of erger, in de roddelhoek zoals Vandaag Inside, Shownieuws of RTL Boulevard verschijnen. Als je dan zo graag je zegje wil doen doe dat dan in de Tweede Kamer waarvoor je betaald wordt. Of kies, als je dan toch met je neus op de TV wil, voor een serieus programma zoals Nieuwsuur, WNL op Zondag of Buitenhof, waar de inhoud belangrijker is dan het poppetje.

Dan hoef je ook niet mee te praten over de ‘Waan van de Dag’.

Over bijvoorbeeld BN’ers die hun partner molesteren of een weduwe die naar de rechter stapt omdat ze eruitziet als een gecremeerde kroket of een DJ die last heeft van jeuk in haar vooronder. Over dat laatste, ik krijg al jeuk van het feit dat ik toch op de één of andere manier op de hoogte ben van al deze berichtjes. Ik wil daar niets van weten en toch weet ik het, dat ergert mij! Het moet toch niet zo zijn dat dit soort berichten de boventoon gaan voeren in het Nieuws?

Ik kan er maar geen vinger achter krijgen waarom we wel die kant opgaan…

Maar dat komt natuurlijk omdat ze mij in die werkende middengroep gestopt hebben! Als je tot die categorie behoort dan ben je ‘gemiddeld’ opgeleid volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau, zo was afgelopen week te lezen in de opgefriste sociale klassen indeling. Ook scoort deze ‘midden’ groep in veel dingen gemiddeld: zo woont deze groep met gezin in een koopwoning, hebben ze meestal een vast contract en kennen ze relatief weinig mensen op invloedrijke posities die als een soort kruiwagen voor ze kunnen werken.

Nee, wij duwen onze kruiwagen zelf wel.

En dat kunnen we ook want we lopen er niet voor weg. Daarom geven we volgens het SCP het leven een 7,5 als cijfer, ook weer zo’n gemiddeld cijfer naar mijn bescheiden mening terwijl ik als scholier altijd al tevreden was met een zesje.

Maar het is weer verkiezingstijd, vandaar die drukte op de beeldbuis.

Aanstaande woensdag mogen we weer gebruik maken van ons stemrecht. Voor de Provinciale Staten Verkiezingen én de Waterschappen. Ik was er in het verleden nooit zo bewust van in welke provincie ik woonde. Het eerste deel van mijn leven bracht ik door op Terschelling waarvan ze zeggen dat het bij Friesland hoort maar daar hadden de meeste eilanders andere gedachten over. Ik was mij wel heel bewust dat ik op een eiland woonde, dat was bepalend. En Friesland was Nederland of zoals wij dat noemden op het eiland:

‘De Wal.’

Het tweede deel van mijn leven bracht ik door in Zuid-Holland maar ook daar had ik geen provincie-gevoelens. Ik woonde gewoon in Den Haag, mooie stad achter de duinen. En sinds enkele jaren ben ik begonnen aan het derde deel van mijn leven.

In Groningen.

En daar ben ik mij dan wél erg bewust van, dat ik in de provincie Groningen mag wonen. In de loop der jaren is dat bewustzijn gegroeid. Het valt mij namelijk op hoe trots de Groningers zijn op hun provincie. Haast elk huis heeft wel de Groningse vlag hangen en dat had ik in Zuid-Holland nog niet gezien. En men is trots op de taal! Naar mijn idee spreekt iedereen hier Gronings maar zodra ze horen dat je deze taal niet machtig bent, schakelt men direct over naar het Nederlands. Ook dat is weer te prijzen. Inmiddels kan ik het verstaan en moedig de andere dan ook aan om vooral door te blijven praten in het Gronings. Mocht ik iets niet begrijpen dan geef ik dat wel aan:

“Spoel effe terug, dat laatste begreep ik even niet.”

Deze trots op de eigen provincie zal vast ook wel te maken hebben én versterkt worden door hoe men behandeld is de afgelopen jaren. Want dat verdient geen schoonheidsprijs kunnen we wel stellen, onlangs (opnieuw) bevestigd door de parlementaire enquête ‘Groningers boven gas’. Maar ik denk ook dat de Groningers zich steeds meer realiseren dat het hier in de provincie zo gek nog niet is. Neem bijvoorbeeld de files. Die komen wel eens voor en dan met name bij Stad Groningen. Logisch, want daar ligt momenteel de hele infrastructuur op de schop:

‘t Mout eerst mal wezen veur dat t schier wordt’.

En dan de ruimte die hier (nog) is. De vergezichten lijken oneindig en geven je het gevoel van enorme vrijheid. En zodra de lente zich meldt kleuren de akkers weer frisgroen en genieten we van wuivende tarwevelden, soms onder een laagje dauw en schilderachtig wanneer het gewas beschenen wordt door de opkomende zon.

De bloeiende koolzaadvelden maken het compleet, het gouden randje!

Maar de Groninger zelf geeft mij ook een goed gevoel. Ze hebben hier nog aandacht voor elkaar, luisteren goed, zijn niet stug maar nuchter. Uiteraard niet allemaal, zo naïef ben ik nu ook weer niet. Wellicht komt dat doordat ik vergelijkingsmateriaal heb weten te vergaren in de loop der jaren, in hoeverre je van iets zoals een dorp, stad, provincie, eiland of land kan gaan houden. Maar ik voel mij thuis in Groningen, net zoals ik dat deed op Terschelling waar overigens ook trots gevlagd wordt met de Terschellinger vlag. Ik zal mijn liefde voor Groningen dan ook in het stemhokje laten blijken.

Alleen zal ik ook wat dat betreft weer gemiddeld stemmen.

Nuchter, als een echte Groninger:

‘Ain Pronkjewail in golden raand
is Stad en Ommelaand!’

 

Het zou verboden moeten worden!

Het Engelse voedingscentrum liet er begin dit jaar al een proefballonnetje over los, het verbieden van gebak of taart op de werkvloer. Dat werd natuurlijk direct weer opgepikt door alle zure mensen die we tegenwoordig steeds vaker tegenkomen, de beroepszeikers zeg maar. 

Vooral te vinden op de ‘Socials’.  

Social media betekent ‘in verband staan met de samenleving’ maar steeds vaker vraag ik mij af of dat nog wel klopt. Ik zie juist dat mensen zich steeds meer afscheiden van die samenleving door hun gedrag op de Socials. Terwijl de bedoeling van de ‘Socials’ verbinding zou moeten zijn zorgt een aantal mensen steeds vaker voor ontbinding. Soms zelfs ‘in verre staat van ontbinding’! En dat is jammer want wij mensen hebben elkaar nodig, in goede en ik kwade tijden. 

Maar goed, ik ben voorstander van het Taartverbod. 

Zelf was ik lang geleden al gestopt met uitdelen op het werk. De reden om te stoppen met uitdelen was de reactie van de collega’s. Ik was jarig en had echte cake gehaald bij de echte, warme bakker. Dus geen fabrieksrommel waar je het zuur van krijgt maar kwaliteit met de Grote K. Ik had mooie, niet te dunne plakken gesneden en deze dakpansgewijs op een schaal gelegd, op een paar uitgevouwen servetten. Vervolgens had ik de schaal in de kantine op de tafel gezet zodat iedereen bij binnenkomst een plak cake kon pakken. Ik weet niet of het lag aan de functie van de heren die als eerste binnenkwamen, dat waren namelijk de koks, maar de opmerking die volgde was duidelijk: 

“Cake? Wie is er overleden?”  

Dat was één reden maar ik heb er nog meer. Een andere reden is omdat het allemaal té lekker is! Wat mij betreft mogen ze het allemaal verbieden, niet alleen op de werkvloer maar ook in de privésfeer. Alles! Gebakjes, taartjes, koekjes, chocolaatjes. Plus de zure matten, Winegums, banaantjes en Tumtummetjes. Daarbij heb ik een vrouw die graag zelf van alles bakt of ze haalt het in huis en dat is de kat op het spek binden in mijn ogen. Want zodra het dan op het aanrecht staat of in een van de vele opbergdoosjes zit, val ik aan. Dan pak ik mijn momenten. Soms in tijgersluipgang zodat zij het niet hoort als ze even naar boven is of soms heel brutaal, voor haar neus. Dan pak in niet één chocolaatje maar twee en dat snapt ze dan niet: “Je kan toch gewoon één chocolaatje pakken?”  

“Op een been kan je niet lopen!” is dan steevast mijn antwoord. 

Daarbij ben ik sinds de Roald Dahl zijn boeken gecensureerd worden door de wokie’s niet meer dik maar enorm. Persoonlijk ben ik liever dik dan enorm. Want als ik dan ergens binnenkom is er geen ruimte voor anderen en ik gun juist iedereen de ruimte. En als je enorm bent dan is één chocolaatje natuurlijk een lachertje, daar moet ik dan weer enorm om lachen. Daarnaast doe ik het ook op medische gronden. Het gaat puur om het op peil houden van dat ene stofje in mijn hoofd, dopamine. 

Ik ga dan voor dat ene geluksmomentje. 

Dat stofje, dopamine, is namelijk een handig onderdeeltje in ons hoofd. Het zorgt ervoor dat alle zenuwcellen goed met elkaar kunnen communiceren. Om precies te zijn geeft het boodschappen door voor beweging, aandacht, stemming, motivatie én genot. Net als mijn slimme horloge dat aangeeft wanneer ik weer eens in beweging moet komen. 

En het stimuleert je empathisch vermogen lees ik. 

Dat verklaart een hoop. Mensen die geen empathisch vermogen in hun donder hebben genieten dus niet echt van het leven. Die lopen de hele dag te mopperen op alles en iedereen en vergeten daardoor te leven. Of ze gaan dan boeken lezen om te controleren of de woorden die de schrijver of schrijfster geschreven heeft, ontsproten uit zijn of haar brein, niet schadelijk zijn voor anderen of aanstoot geven tot. Nou, als ik soms de reacties zie op het sociale media platform dan zie ik daar pas écht serieuze kansen voor deze ‘sensitivity readers’. Want normaal reageren lukt haast niet meer lijkt het wel, daar lusten de honden geen brood van! Plus de bedreigingen die er geuit worden, uiteraard verscholen achter een nep- naam of nep- account.  

Sneu. 

In vroegere jaren had ik geen last van zoete trek. Toen rookte ik nog en waren alle adertjes naar het dopamine hoekje in mijn hoofd zó verstopt dat ik niet in de verleiding kwam. Mijn dopamine werd indertijd volledig beziggehouden door de verslavende stofjes in mijn shag waardoor er geen plaats was voor de suikerverslaving. Ik kon toen ook nog met mijn kinderen, zonder te kwijlen, kijken naar ‘De Taarten van Abel’, het tv-programma waarin kinderen, aangestuurd door Bakker Abel, de prachtigste taartcreaties maken voor iemand die ze liefhebben of iemand waarmee ze iets goed willen maken.  

En ondertussen voeren ze een openhartig gesprek met Bakker Abel over van alles en nog wat. 

Die taarten zijn te gruwelijk zo lekker voor zoetekauwen zoals ik. Het zoete spat van het scherm af. Als ik dan kijk dan loopt het water mij uit de mond en heb ik een kwijldoekje nodig om mijn kleding te beschermen.  

En om soms om mijn ogen te drogen als het gesprek weer te veel emoties opwekt. 

Ik ben wel voor een verbod op suiker in producten die daar eigenlijk niet in horen. Zoals bijvoorbeeld in de bekende potjes met groenten zoals boontjes. Of in alle ontbijtproducten of pakjes drinken voor de kinderen die suggereren gezond te zijn maar vol zitten met suiker.  

Het zou verboden moeten worden.  

En tevens zouden alle Patissiers ontslagen moeten worden uit hun functie, inclusief alle banketbakkers en presentatoren van Heel Holland Bakt zoals Janny en Robért. Oh ja, en we schaffen Sinterklaas, Halloween, de Paashaas en Sint-Maarten ook af! De rest van ons leven teren we dan wel op water en brood, die we zo nu en dan beleggen met vegetarische kaas of genderneutrale pindakaas.  

Eén uitzondering mag wel blijven: 

De Taarten van Abel met zijn kroost. 

 

Het hangt aan de muur en het….burlt!

Als wij eten worden wij bekeken door een hert. Een edelhert om precies te zijn. Deze ingelijste afbeelding hebben wij daags voor de kerstdagen aangeschaft omdat er nog niks aan de muur hing bij de eettafel.

Het gaat om een mannelijke versie.

Zo een met een enorme, stoere en robuuste kop, met een soort van melancholieke, donkergele ogen die je aanstaren boven een zwarte neus en een beetje scheefstaande snuit, rechtopstaande oren en daarboven een enorm gewei. Vrouwlief had dit stilleven aangeschaft omdat ze het zo mooi vond. Niet het mannelijke, stoere en robuuste wat je zou verwachten maar de combinatie met de kleuren die erin verwerkt zijn. Want het is niet zomaar een edelhert zoals wij die in het wild wel eens tegenkomen tijdens een fietstochtje. Of die we wel eens horen brullen als hun hormonen op hol zijn geslagen.

Nee, dit is een heel bijzonder exemplaar!

Dit hert heeft allerlei bloemen in zijn gewei hangen en er vliegt een kolibrie tussen die zich lijkt te willen laven aan de nectar van een anjer of de pioenrozen. En tussen al deze pracht en praal vliegen ook nog enkele vlinders. Dit speelt zich allemaal af aan onze muur bij de eettafel, wanneer wij aan de dis zitten. Bijvoorbeeld als we rodekool, gestoofde peertjes, kastanje puree en wildragout eten.

Mijn vrouw zei van de week wel klaar te zijn met dat hert maar voorlopig blijft hij hangen.

Op zich is het niet raar om iets aan de muur te hangen. Wij mensen hangen al eeuwenlang van alles aan de muren. Ooit begonnen we met grottekeningen en later werden dat schilderijen. Soms werden er ook huiden of tapijten aan de muren gehangen maar dat was meer voor de isolatie, niet voor het kijkplezier.

Toen kwamen de schilderijen bij gebrek aan rots muren.

Een lerares kunstgeschiedenis heeft mij ooit eens geleerd dat schilderijen ons veel kunnen vertellen. Vooral de ouwe meuk zeg maar. Dan zag je bijvoorbeeld op een schilderij een vrouw aan tafel zitten en op de achtergrond hing een schilderij aan de muur waarop een schip in zware storm afgebeeld stond. Daarmee zou verteld kunnen zijn dat er sprake geweest was van een buitenechtelijke relatie. Een soort Linda de Mol versus Jeroen Rietbergen om het maar even naar het heden te trekken. En ja, er was nog geen televisie en zo had je toch nog iets om naar te staren of over te roddelen.

Of je keek naar buiten, naar de edelherten die nog vrij om het huis liepen.

In mijn jeugd hing ik ook van alles aan de muren van mijn slaapkamer. Als jochie waren dat mijn tekeningen van de Smit Internationale sleepboten of foto’s van straaljagers. Toen ik weer wat ouder werd kwamen de posters van popgroepen zoals bijvoorbeeld Mud, Golden Earring, INXS, Queen, The Sweet, David Bowie, Cheap Trick, ACDC, The Police, Toto, Deep Purple en Kate Bush op de muren. En de trots van mijn hele teken carrière, een tekening op posterformaat van Freddy Mercury. Ik was namelijk niet zo’n hele goeie tekenaar maar dankzij Meester Neef’s tekenlessen op de MAVO kreeg ik het toch voor elkaar!

Tekenen met behulp van rasters was de techniek erachter.

Maar er hing nog meer bij mij aan de muren in de slaapkamer, namelijk posters van televisie series zoals M.A.S.H en Doctor Who die toen erg populair waren. M.A.S.H ging over een mobiel veldhospitaal in de Korea-oorlog, begin jaren ’50 en was, ondanks de keiharde realiteit van de oorlog, erg komisch. Het nummer ‘Suicide is Painless’ is legendarisch en tot enkele jaren terug nog te vinden in de Top 2000. Doctor Who was sciencefiction en dat sprak mij en vele generatiegenoten tot de verbeelding. Hij was een tijdreiziger en maakte gebruik van de TARDIS, een tijdmachine. In de serie die wij toen keken had de doctor (the Fourth Doctor, Tom Baker om precies te zijn) een lange, kleurrijke sjaal om en de ware fan had ook zo’n sjaal. Ik en vele (6e Klas) klasgenoten waren fan.

De kleuren van mij sjaal waren: oranje/zwart.

Als twintiger maakte ik in militaire dienst kennis met het fenomeen ‘pornolat’. Zo werd de strip genoemd op het beperkt stukje muur van mijn kamer in de kazerne. Ik deelde de kamer met nog drie andere dienstplichtigen en elk had zijn eigen stukje muur, bed en kledingkast. Mijn kamergenoten, alle drie uit het Oosten des lands, rookten zware shag en spoelden dat weg met veel bier uit eigen contreien, onder begeleiding van metal-muziek.  Zij maakten alle drie flink gebruik van de pornolat dus inspiratie genoeg. Waarschijnlijk was het iets te veel van het goede en had ik maar twee posters hangen, Kim Wild en een poster van een biermerk.

Dat bier wat ze nog steeds verkopen in Rusland.

Mijn kinderen mochten hun geschilderde meesterwerken op canvas ook ophangen. Niet alleen in hun slaapkamers maar ook in de woonkamer. Ik had toen een kunstlat, wellicht ooit geïnspireerd door de pornolat, langs de gehele woonkamermuur gemonteerd zodat de mannen daar hun creaties aan konden bevestigen. Niet dat het fantastisch mooie kunstwerken waren maar neem maar eens een modern kunstwerk onder de loep waar volwassenen heel veel geld voor neerleggen. Hoe vaak hoor je dan niet:

“Dat kan mijn zoontje van vier ook!”

Wij hebben dus een edelhert aan de muur hangen, bij de eettafel. In de woonkamer hebben we een nog bredere muur maar die is nog helemaal maagdelijk van prachtig werk van de stukadoor. Persoonlijk geniet ik enorm van zo’n strakke muur maar ik begrijp wel dat daar ook wat aan opgehangen mag worden. Samen zijn we daar al een flinke tijd over aan het nadenken maar zijn er nog niet over uit. Soms zien we iets op televisie of in een blad voorbijkomen maar komen er niet uit. Dat mag ook best, we hebben geen haast en de muren hebben geduld.

En eigenlijk hebben wij dat zelf ook wel. Over één ding zijn wij het eens:

Er komt geen boeddha afbeelding te hangen!

Communicatie in al haar facetten

Briefjes. Bij ons thuis ligt standaard een schrijfblokje op het aanrecht waarop wij een en ander opschrijven. Bijvoorbeeld de nodige boodschappen: pindakaas, bakboter (vloei), roomboter gezouten/ongezouten, shampoo Arjen, hardbroodjes. Of we schrijven er bijzonderheden op die niet urgent zijn maar wel snel vergeten kunnen worden: kaart Tante Julia, broek innemen, batterij pa horloge, belasting invullen. Of we schrijven er huishoudelijke taken op als we elkaar even niet zien door de verschillende werktijden:

‘Wil je de was uit wasmachine in de droger doen? Werkse XXX’

En dan is er nog de takenlijst die hoofdzakelijk voor mij opgesteld is: garage opruimen, spullen naar de stort, spullen naar de kringloop en dat vreselijk irritante keukenlampje nou eens maken! Wanneer je dan eens misgrijpt en alsnog naar de winkel moet of als je wat vergeten bent dan heb je dat puur aan jezelf te danken is mijn mening. ‘Wie schrijft die blijft’ is mijn motto. Oh ja, en vooral niet vergeten af te strepen! Anders zit je ineens met allerlei dubbele producten. Dat is leuk als het om aanbiedingen gaat maar voor je het weet zien ze je als een dependance van de Plus, Jumbo of AH.

Tot zover de briefjes.

Want we doen het ook digitaal. Zoals de digitale agenda die ons, hopelijk, tijdig waarschuwt voor afspraken bij de tandarts, de huisarts, de pedicure of de schoonheidsspecialiste. Altijd handig als je net even op de bank wil gaan liggen en je krijgt een pop-up melding dat de tandarts je verwacht.

Want door al die communicatie gaat vergeten steeds beter!

Ik ben geboren in het analoge tijdperk en dan is voorgaande een logisch gevolg, die combinatie met dingen op papier of digitaal opschrijven. Dat kladblokje met die pen gaat net even wat sneller dan de juiste app op je telefoon openen. En helemaal blind vertrouwen op de techniek kan ook niet.

Wát als de stroom uitvalt bijvoorbeeld.

Dan staat het leven voor velen ineens stil en zit vooral de digitale generatie met de handen in het haar: “OMG! WTF moeten we nu?” om het maar even in het hedendaags Nederlands te duiden. De ouderen hebben daar natuurlijk ook last van maar kunnen zich nog wel redden door dingen tevoorschijn te halen zoals bijvoorbeeld een boek, de krant, een spel kaarten, de fotoalbums op zolder. Of ze duiken lekker het bed in met hun partner.

Al die communicatiemiddelen zijn wel handig.

Maar om nou te zeggen dat we beter met elkaar zijn gaan communiceren? Nee, absoluut niet! Ik ben juist bang dat we eigenlijk steeds meer van elkaar afdrijven. Neem het bellen met elkaar. Ik las van de week dat bellen aan het uitsterven is, met name bij de jongeren. Ze communiceren steeds meer via de andere kanalen welke ze tot hun beschikking hebben. Ik moet hier eerlijk bekennen dat ik ook haast niet meer bel, eigenlijk alleen nog maar met mijn vrouw wanneer zij mij belt om te vragen wat er nu precies op het boodschappenbriefje staat, tussen de pindakaas en roomboter.

Want mijn handschrift is er door al dat digitale gedoe écht op achteruit gegaan!

En ik bel zo nu en dan met de familie wanneer dat zo uitkomt of even nodig is. Vroeger belde ik wel veel, vooral nadat ik op mijzelf was gaan wonen. Op maandagavond was het vaste prik om met mijn moeder te bellen. Dan vertelde ik over al mijn belevenissen van die week die ik allemaal mee mocht maken in de grotemensenwereld. Of ik belde met vrienden op afstand en dan lulden we gauw een uur vol. Maar tegenwoordig communiceer ik het meest via WhatsApp. Ik denk ook omdat je daarmee de andere de gelegenheid geeft te antwoorden wanneer het hem of haar uitkomt. Dat is best wel een voordeel. Een nadeel is dat vooral de jeugd, bijvoorbeeld mijn eigen kinderen, soms daags erna pas reageren.

Als ze al reageren.

“Ja pa, we zitten niet de hele tijd op onze telefoon.” Nou, daar geloof ik dus geen bal van maar ik laat het maar, het hoort er kennelijk bij. Gelukkig mag ik regelmatig ook nog goede gesprekken voeren zonder digitale tussenkomst. Bijvoorbeeld rechtstreeks met de persoon die voor mij staat. Bij dat laatste is het wel belangrijk dat beide partijen goed naar elkaar luisteren. Want soms kan een gesprek eenrichtingsverkeer zijn. Dan vertel je, nadat de vraag gesteld is hoe het met je gaat, dat je de laatste tijd erg last van je rug hebt. Vervolgens krijg je alle kwalen van de andere over je heen en besef je dat je er voor de zoveelste keer weer ingetrapt bent.

Dat de ander er met jouw verhaal vandoor gegaan is.

Maar we hebben zo ontzettend veel communicatiemiddelen alleen gebruiken we het niet goed, waardoor er onvrede ontstaat. Waarom bijvoorbeeld wel een nieuw gemeentehuis in onze gemeente bouwen maar een sportcomplex waar velen gebruik van maken, sluiten. Gebruik ze om dingen uit te leggen, zo breed mogelijk en beperk je niet tot enkel je eigen website.

Duidelijkheid schept begrip en draagkracht.

Een taalbarrière hoeft een goede communicatie ook niet meer in de weg te staan want Apps als bijvoorbeeld Google Translate of SayHi helpen daarbij. Dit soort hulpmiddelen dragen bij aan meer begrip voor elkaar, waar je ook maar vandaan komt, waar je ook maar in gelooft, wat je problemen zijn of wat je tradities maar mogen zijn. Mensen zoals jij en ik.

Grenzen en politieke standpunten vervagen door de digitale revolutie.

Dat werd maar weer bevestigd nadat Turkije en Syrië onvoorstelbaar hard getroffen werden door enorm natuurgeweld. Nu werden alle communicatiemiddelen ingezet om de wereld te laten zien hoe onder erbarmelijke omstandigheden hulp aan de getroffenen geboden werd. Een gebied drie keer zo groot als Nederland (!) ligt volledig in puin en men blijft de doden maar tellen. En toch wagen redders van allerlei nationaliteiten hun leven om dat ene kind, man of vrouw te redden. Via de televisie, de telefoon of de tablet zijn we getuige van iets wat we nog wel eens willen vergeten:

Medemenselijkheid.

Voor mij een bevestiging dat de meeste mensen toch echt deugen!

Mensen zoals jij en ik.

 

Stapelgek (op haar!)

Sinds kort hebben mijn vrouw en ik weer ontdekt dat ‘samen op de bank zitten´ best lekker is. Het toeval wil dat wij daarachter kwamen in de week voor Valentijnsdag en daardoor voel ik mij enigszins verplicht om het deze keer over de liefde te hebben.

Een soort John & Yoko act, Couch-up for peace.

Jaren terug was dat voor ons normaal hoor, zo dicht mogelijk bij elkaar zitten. Maar zoals het vaak gaat slijt naast de bank ook de hartstocht dan een beetje. Wellicht is dit ook een vorm van ‘landen’ in een relatie, dat je op een gegeven moment weet hoe de ander in elkaar zit. Want dat brengt een soort van rust. Ik hou heel veel van die rust. De dame daarentegen vindt dat té rustig. Zij probeert mij dat op een subtiele manier te vertellen. Dan wijst zij mij op andere mannen die hun partner verrassen met een bloemetje of spontaan etentje buiten de deur. Of, zoals laatst, op een neef van mij die zijn vrouw een nieuwe ring had gegeven. Zijn vrouw mocht de ring zelf maken en nu kan die neef niet meer stuk bij mijn vrouw. “Kijk!” zei ze en liet een foto zien waarop de hele blije dame van die neef te zien was, bezig een hele mooie ring te maken. “Zó leuk dat hij dat geregeld heeft voor zijn vrouw!”

Ik knikte en dacht: “En bedankt neef!”

Naast dichtbij elkaar op de bank zitten liggen we ook graag in bed dicht tegen elkaar aan. Nu was dat jaren terug niet zo moeilijk want het betrof een eenpersoonsbed en als je verliefd bent is dat geen straf. Nee, dan wil je haast bij elkaar naar binnen kruipen! Dat kan natuurlijk niet maar er blijven genoeg standjes over.

Over standjes gesproken.

Dat is ook weer iets wat de liefde kan beïnvloeden. Want met het ouder worden lijkt het wel alsof de spieren wat strammer worden en daardoor de standjes wat ingewikkelder. Dat heb ik gehoord van een vriend. Die was onder de indruk van sommige mannen in films of in series die de dame zó optillen en dan direct doorschakelen naar standje racen. Alsof het niets is. Alsof het hun dagelijks werk is. Ik troostte hem met de woorden dat alles wat wij op schermen zien, beïnvloed kan worden. Met andere woorden, dat zo’n gozer zogenaamd de dame optilt maar ondertussen ondersteuning krijgt van iemand van de Crew. Zoals in de film The Green Mile.

Acteur Michael Clarke Duncin was niet reusachtig groot maar stond gewoon op een kistje!

Maar De Liefde is hot. Zo las ik dat een vestiging van de Ikea een speeddate organiseerde op de beddenafdeling! Liefde levert ook kijkcijfers op. Zet de TV maar aan en verwonder je over de niet aflatende vrijwillige (mag ik hopen) singles die zich opgeven voor programma’s zoals First Dates, Lang Leve de Liefde of Married (and Fight) of the Thirst Sight. Liefde levert ook geld op want op het internet circuleren tientallen datingsites zoals Parship, Lexa en NovaMora om er maar een paar uit te pikken.

Voor alle smaken is er wel iets.

Zelfs voor hoger opgeleiden! Of als je wat minder snugger bent is er ook een politieke partij die een eigen dating App heeft. Dat scheelt een hoop discussies in de toekomst want dan ben je het gewoon altijd met elkaar eens. Mits het past in de gedachtegang van de Almachtige Leider of een van zijn secondanten natuurlijk.

Hoe verzinnen ze het!

En als het nog niet verzonnen is dan verzinnen ze het wel weer. Niet stapelgek maar knotsgek is hier dan het juiste woord. Afijn, ons bed is niet meer eenpersoons maar een volwassen, groot bed. Een heel groot bed! Ik wil niet overdrijven maar soms raken we elkaar zelfs kwijt in bed. Of we worden wakker en weten dan niet meer of de andere er nog wel of niet in ligt. Soms merken we niet eens dat de ander wat later in bed kruipt!

En het is een hoog bed.

Nee, het staat niet op (bier)kratjes zoals ze dat vroeger deden ter gemak van de Kraamtijd. Het is gewoon een hoog bed, hoog vanwege de evolutie van de mensheid omdat we steeds groter worden. Er inklimmen gaat nog wel maar eruit is een iets grotere uitdaging voor mij. Dat heeft te maken met de evolutie van mijzelf en met een bourgondisch leven.

Maar het is een hemels bed!

Daar zijn wij het beiden over eens. Er zijn wel eens van die dagen dat we om acht uur ‘s avonds al met een schuin oog naar de klok kijken: Mogen we al naar bed!

Maar dat ik haar niet meer zo verras is puur gemakzucht ben ik bang.

Dat komt ook omdat zij mij steeds voor is als het op verrassen aankomt. Als ik het al eens bedenk dan heeft zij het al uitgevoerd. Daarom is de liefde bij ons in rustig vaarwater terechtgekomen en ben ik de hoofdschuldige. Want we kabbelen nu voort waar ik overigens prima mee leven kan hoor maar een beetje golfslag zou het wel wat spannender maken.

En ik snap wel dat het haar wat steekt zo nu en dan, daar is ze vrouw voor.

Die dromen van prinsen met rozen tussen de hagelwitte tanden zoals in de Bouquet reeksen. En oh ja, op witte paarden natuurlijk. Toch doe ik mijn best. Zo verwen ik haar met kleine gelukjes in het leven. Bijvoorbeeld door een eitje te koken, haar boterhammetjes te smeren of een lekkere salade te maken voor op het werk. En ik kook met heel veel liefde de sterren van de hemel zó de pannen in en vervolgens op het bord.

In het weekend begeleidt met een glas rode wijn.

Maar we doen niet aan Valentijnsdag, hebben daar niets mee.

We hebben wel wat met humor! Humor hoort erbij. Daar staan we mee op en gaan we mee naar bed. Dat kan ook want ja, zoals ik al zei.

We slapen in een gigantisch bed!

Stapelgek

Opeens ging ze naast mij zitten op de bank waardoor ik even compleet van de wijs was. Het voelde niet ongemakkelijk, maar ik wist ook even niet wat ik met deze nieuwe situatie aan moest. Wat wil ze van me? Even wist ik mij geen raad, dat gevoel. Dit was ineens heel dichtbij, naast mij op mijn vaste stek in huis, mijn veilige haven, mijn toevluchtsoord in voor- en tegenspoed.

Mijn plekkie als we een avondje voor de buis zitten.

Oh, dat moet ik natuurlijk even uitleggen aan de huidige ‘kijkbuiskinderen’, het begrip ‘voor de buis zitten’. Zo noemden wij vroeger televisiekijken. In die televisies zat een zogenaamde kathodestraalbuis die beelden kon weergeven. Sindsdien noemde men dat in de wandelgangen ‘voor de buis zitten’. Oh, dat moet ik ook even uitleggen. Met wandelgangen bedoelen we de ruimtes tussen de werkplekken waar nogal eens even bijgepraat wordt. Bijvoorbeeld bij de koffiemachine, de printerhoek of rookplek. Vaak zijn die praatjes meer gebaseerd op ‘horen zeggen’ waardoor je het ook weer roddelpraat kan noemen. Roddelpraat betekent geklets, kwaadsprekerij of achterklap.

In moderne Nederlands ‘Juice’.

Maar de bank is dus mijn plekkie in huis en ook geheel voor mij zo ingericht. Zo ligt er een kussentje voor in mijn rug. De leuning gebruik ik om mijn koffie of drankje op te zetten. Links naast mij liggen twee afstandsbedieningen en een ruggenkrabber want ja, ik ben de man in huis en zo voorkom ik dat ik ineens naar een woonprogramma, Ik Vertrek of Heel Holland Bakt moet kijken.

Want daar krijg ik jeuk van.

Mijn vrouw krijgt weer jeuk van programma’s die ik graag kijk. Namelijk First Dates of Lang leve de liefde. Daarom overleggen we waar we naar willen kijken en komen dan uiteindelijk tot een compromis, eigenlijk net zoiets hoe het gaat in de Tweede Kamer. Wanneer we de avond alleen moeten doorbrengen mogen we gewoon iets voor onszelf kijken en dat doen we dan ook. Zij vanuit haar fauteuil en ik vanaf de bank.

Maar nu kwam ze ineens pal naast mij zitten!

Dat was voor mij een hele gewaarwording en moest ik mijzelf even flink opschudden in de nu ontstane situatie. Ik ging snel rechtop zitten en pijnigde mijn hersens over het vervolg. Ze vleide zich met haar hoofd tegen mijn linkerschouder aan waardoor mijn arm klem kwam te zitten en ik nóg meer in verwarring raakte. Ineens ging er een belletje rinkelen! Ik besloot nu mijn arm omhoog te doen waardoor zij in de vrijgekomen knuffel-oksel plaats kon nemen.

Spinnend nestelde zij zich tegen mij aan.

Een beetje onhandig hing mijn arm nog in het luchtledige. Dat was best vermoeiend en toen bedacht ik mij om de arm dan maar om haar heen te slaan. Ietsjes onhandig, het voelde als een arm om een meisje haar schouder te slaan toen ik nog puberde, liet ik mijn arm zakken over haar andere schouder.

Met succes!

Ze kroop nu nog meer tegen mij aan en samen keken we naar wat de televisie ons bracht. We vielen met onze neus in de boter. Het ging over het recht om te demonstreren en wat wel of niet mocht. We zagen allemaal hele vriendelijke mensen van de club Extinction Rebellion. Dit zijn, kort samengevat, voorvechters van het klimaat en ze maken zich daar heel druk over. En misschien is ‘voorvechters’ niet helemaal het juiste woord want ze prefereren vreedzaam te zijn. Ik hoorde hen aan en kon het alleen maar met hun eens zijn, het klimaat is een enorm probleem en er moet wat gebeuren.

Om bijvoorbeeld een watersnood zoals 70 jaar geleden te voorkomen.

Zelf ben ik al een beetje begonnen met duurzaam zijn zoals dat zo mooi heet. Bijvoorbeeld door zo min mogelijk de auto te pakken en als ik hem gebruik hou ik mij zoveel mogelijk aan de maximumsnelheid. Verder probeer ik zoveel mogelijk te lopen of te fietsen, verstandig voedsel in te slaan zodat er niets weggegooid hoeft te worden, lokaal te kopen zodat ze vanuit China minder containers hoeven te sturen, minimale porties vlees te eten, geen hond te nemen met verlichte halsband hebben maar er eentje te leasen (zonder verlichte halsband!), het herfstblad op te ruimen met een bezem en stoffer en blik, één keer per jaar op vakantie te gaan in eigen land en tot slot tevreden zijn met het leven zoals het gaat.

Daar is niets opstandigs aan, allemaal heel vriendelijk toch?

Het geeft mij wel het idee dat ik bewust bezig ben en blijf toch genieten van het leven. Sommigen vinden dat niet genoeg. Voor hen gaat het allemaal te langzaam en proberen ze dingen te forceren, want onder druk wordt alles vloeibaar. Ook dat snap ik, soms moet je even met je vuist op tafel slaan om iets te bewerkstelligen. Even doorpakken want er lopen nogal wat hardleerse lui rond in dit landje waar verwend gedrag zich steeds meer openbaart.

‘Ikke ikke ikke en de rest kan stikke!’, hét credo van de gemiddelde Nederlander tegenwoordig.

Het heikele punt in deze was dat ze een belangrijke weg wilden afsluiten en daar zaten ze in Den Haag niet op te wachten. De gemeente niet en ik vermoed de bevolking ook niet. Het werkt nogal ontwrichtend en in mijn ogen kost dat sympathie voor het doel waardoor er weer van alle kanten op elkaar gescholden gaat worden.

Of het nou trekkers, blokkeerfriezen of Extinction Rebellion aanhangers zijn.

Maar goed, ik zat lekker op de bank, mijn vrouw lekker knus tegen mij aan en ver van de A12 en de Utrechtsebaan. Vervolgens werd er een filmpje gestart en kregen we een we een gênant staaltje extremisme te zien. De aanwezige mensen kregen les in hoe te demonstreren, hoe ze zich aan elkaar moest vastketenen en op het wegdek moesten gaan zitten. En oh ja, ze leerden ook hoe je je slap moet houden want dan hebben agenten meer moeite om je overeind te tillen.

Moeder Aarde zucht en kraakt door het misbruik van haar maar ook omdat ze ziet dat de mens steeds gekker wordt.

Stapelgek!

 

Buitenspel

Volgens mij was het rond mijn 6e dat ik op voetbal ging, bij Quick’35. Daarvoor deed ik niet aan sport, speelde enkel veel buiten. De stap om op voetballen te gaan was een kleine want in die tijd werd er nog veel gevoetbald op straat.

Het verkeer was in die beginjaren ’70 te verwaarlozen.

Eenmaal bij de club speelde je competitie maar die was rijk van eenvoud: óf je speelde tegen TVV óf je speelde tegen AVV. Meer smaken waren er niet op Terschelling. Rond mijn 18e begonnen we een competitie met ploegen ‘van de Wal’ en was je een hele dag kwijt om een voetbalwedstrijdje te spelen.

Maar dat maakte niet uit.

De liefde voor het spelletje maakte veel goed. En je was de hele dag samen met je vrienden, zat tijd om lol te maken of het over de meiden te hebben. Om de week ging je kijken bij het Eerste, op zondagmiddag want dan speelden ze thuis. De 3e helft speelde zich meestal af in kroeg de OKA-18 waar wij jongeren graag kwamen. Naar de ‘echte’ wedstrijden in de nationale competitie gingen we eigenlijk niet. Die wedstrijden keken we op zondagavond, mits we al niet op de bank in slaap gevallen waren van alle biertjes die we die middag genuttigd hadden.

Bij ons thuis was mijn vader voor Ajax, mijn moeke voor Oranje en mijn broer en ik voor Feyenoord.

Ik was wel eens in een stadion geweest hoor, dat was in het Cambuur-stadion. Ik was toen 16 jaar en zat in de kost in Leeuwarden. Samen met lotgenoot Richard die verderop in een kostgezin woonde gingen we naar een doordeweekse wedstrijd. Mijn actieve herinnering aan deze wedstrijd was dat ze tegen FC Groningen speelden en dat Groningen toen promoveerde naar de Eredivisie maar exact weet ik dat niet meer.

Feit blijft dat FC Groningen dat jaar, 1980, wel promoveerde.

Rond mijn 20ste jaar verhuisde ik van het eiland naar Den Haag en heb ik nog even bij het Voorburgse DEVJO (nu Forum Sport) gevoetbald. Na een herniaoperatie bleef het daarbij. Wel gingen we met een groepje liefhebbers naar de wedstrijden Ajax-Feyenoord of naar Feyenoord-Ajax. De kaarten kochten we bij de sigarenboer en het 8-koppige gezelschap bestond uit fans van beide clubs. Ik was inmiddels fan van Ajax geworden maar wist goed voetbal van tegenstanders ook te waarderen.

Verstand komt met de jaren!

Dat waren leuke uitjes. We zaten met zijn allen in een gemengd vak: vrouwen, mannen, jongens, meisjes en je was óf voor Ajax óf voor Feyenoord. We rookten een sigaretje, dronken onze biertjes gewoon op, juichten als er gescoord werd of vloekte als het niet zo goed ging. Ook dit evenement onttrok wel wat tijd van je vrije zondag maar dat deerde niet. Dat had je er simpelweg voor over. De strijd op het veld, de onderlinge ‘strijd’ in het vak en de lol die je met elkaar had maakte een hoop goed.

Weer een poos later kreeg ik kinderen, drie jongens.

En alle drie gingen ze op voetbal. Ze begonnen rond hun 7e jaar als F’jes. Ik probeerde zowel bij de trainingen als bij de wedstrijdjes te zijn en schopte het later in mijn enthousiasme ook nog tot coach van de E4, waar mijn oudste zoon in speelde. Als vader van drie voetballende zoons stond ik dan ook soms hele zaterdagen op de velden, bij de club zelf (RKAVV Leidschendam) en op de vele voetbalvelden in en rondom Den Haag. Maar ik vond dat niet erg want zowel de jongens als ik genoten enorm van het spelletje.

En ik leerde een belangrijke les.

Ik leerde dat al die mensen die mijn kinderen een paar uurtjes plezier bezorgden, goud waard waren. De trainers, de kantine medewerkers, de krijtlijnentrekkers en de grens- en scheidsrechters, allemaal vrijwilligers die hun vrije tijd opofferden voor andermans plezier. En dat beseffende realiseerde ik mij ook dat het beter was om mijn mond te houden wanneer ik het niet eens was met een beslissing van de scheidsrechter. Of wanneer een spelertje iets te hard inkwam om de bal te veroveren.

Zwijgen aan de zijlijn was ook goud!

Want het escaleerde wel eens en dat is nog zachtjes uitgedrukt. Al jaren zien we hoe volwassenen vanaf de zijlijn tekeergaan op al het zogenaamde onrecht in het veld. En het maakt niet eens uit in welke klasse er gespeeld wordt of om welke leeftijdsgroep het gaat. Het verstand lijkt grotendeels thuisgelaten te worden, een vrijbrief om los te gaan? Vooral kinderen schamen zich de ogen uit de koppies bij het horen van de meest vreselijke verwensingen en zelfs bedreigingen. Waarom? Omdat hun zogenaamd onrecht aangedaan is.

Laat mij niet lachen!

Er is zeker onrecht op de wereld maar niet op de sportvelden! Of in stadions. De wedstrijd Feyenoord – Ajax van vorige week zondag bevestigde maar weer eens de agressie die we steeds vaker zien. Maar niet alleen bij deze Eredivisieclubs hoor, het oerdomme gedrag weet zich steeds meer in álle stadions te ontwikkelen, vaak onder invloed van bepaalde, ‘geestverruimende’ middelen. Niet van het bier.

Nee, dat gooien we tegenwoordig op het veld…

Dat groepje mannen waarmee ik nog wel eens naar de hierboven genoemde klassiekers ging, zijn figuurlijk uit de Vakken gejaagd door al dat idiote gedrag. De lol was eraf en ja, dan kun je je tijd wel beter gebruiken dan urenlang onderweg te zijn voor een voetbalwedstrijdje. Met een net voor je snuit want men was bang voor wat er naar de hoofden van de voetballers geworpen zou worden.

Ik zag een hele dappere Steven Berghuis zich uiten over de week vóór de wedstrijd.

Op een hele rustige, beschaafde manier benoemde hij wat het allemaal met hem en zijn familie deed. Een jongen die ooit ging voetballen omdat het zo’n leuk spelletje is. Helaas sloegen de extremisten onder ons weer door, op de tribunes, op het internet en in de media. Maar uiteindelijk lost het probleem zichzelf op: Supporters mogen niet meer naar een uitwedstrijd, clubs kunnen de idioot hoge salarissen niet meer betalen en lopen leeg vanwege de agressie en vrijwilligers laten zich niet meer uitschelden en blijven weg.

Het voetbal zet zichzelf buitenspel.

 

 

 

 

 

De kop is er af!

Nu de eerste drie weken van januari weer achter ons liggen en ik al een paar keer heel vroeg in de morgen gewekt werd door vogelgezang, mogen we wel zeggen dat de kop er wel af is.

Van het nieuwe jaar.

Voor ons betekende het een weerzien met de kinderen in Den Haag want dat was alweer een tijdje geleden, zelfs iets meer dan een tijdje geleden. Hoog tijd dus voor een weerzien met mijn jongens en onze kleindochter! ‘Opa en Oma Muis gaan op bezoek bij Roméline’ zou de titel van dat boekje kunnen heten. Toen zij ons door het zijraam van het huis gespot had gaf ze ons direct haar liefste glimlach en stoof vervolgens naar de voordeur, onderwijl haar vader roepend:

“Opa en Oma zijn er!” gilde ze zo hard dat wij het buiten hoorden.

Gelukkig, uit het oog misschien door de afstand maar niet uit het hart! Toen ze ons in de ogen kon kijken trok ze aan haar jurkje: “Kijk, kijk!” Oma had het natuurlijk direct in de gaten, Opa dacht dat het een soort K3 dansje was. Fout, ze had een nieuwe jurk aan en dat moest getoond worden. Ze is ruim 2,5 jaar en doet wat de dames in mijn omgeving nog steeds doen, het tonen van nieuwe kleding.

Of de ‘nieuwe’ coup qua haardracht.

Och, daar ben ik zó ontzettend slecht in, ik heb er geen oog voor dat de dames naar de kapper geweest zijn. Ik zie niet wanneer er een centimeter af is, de lok nu zò hangt in plaats van zó of dat de kleur van het haar net even wat lichter is dan de vorige keer. Bij de mannen zie ik het meestal wel. Dan is de boel opgeschoren, zijn de oren weer vrij en hangen de wenkbrauwen niet meer over de ogen. Dat laatste heeft mijn vader heel erg, die wildgroei. Ik heb daar ooit iets van gezegd en toen zei hij daar niets aan te laten doen.

“Dat is mijn image!” zei hij dan, met pretoogjes.

Maar goed, ik kon de jongens weer eens in de ogen kijken. Zonder lijntje of schermpje ertussen. Dat was weer fijn. De oudste liet gaf trots ons een rondleiding door het nieuwe huis waar hij met vriendin en dochter begin dit jaar ingetrokken zijn. Dit was al de vierde verhuizing in een paar jaar en nu hopen ze dan echt hun plek gevonden te hebben. De middelste kwam met zijn (eerste) motor, een Yamaha MT-07. Ook trots en terecht, het is een machtig mooie machine. De jongste liet mij zijn zorgen weten over het gebruik van de telefoon. Dat was opmerkelijk want hij is van de generatie Z, de generatie die volledig digitaal opgroeit. Hij sprak voor zichzelf en gaf aan te veel tijd te spenderen aan het kijken van filmpjes op Instagram, het slokte hem soms op. Nu had hij zich afgemeld en dat beviel hem best. “Want,” zei hij, “ik krijg nu veel meer mijn eigen gedachten terug, ik ervaar weer hoe het is om zelf na te denken in plaats van uren en uren naar filmpjes te kijken.

Ik was het helemaal met hem eens:

“Klopt. Het is net als fastfood. Het is vlot te krijgen, even lekker maar je raakt maar niet verzadigd.” Nu ben ikzelf geen heilige boon hoor, ik maak mijn uurtjes ook wel voor het scherm. En ik kan daar enorm van genieten want zo’n ding heeft zo ontzettend veel mogelijkheden. Dat genieten komt natuurlijk omdat ik nog het tijdperk ervoor bewust heb meegemaakt. Het tijdperk dat we nog boeken bij de Bieb moesten halen om te lezen, het tijdperk dat je wel mocht telefoneren met je vrienden maar niet te lang, het tijdperk dat je op je fiets zonder accu maar mét dynamo moest stappen om naar je matties te gaan, het tijdperk dat je nog alles wat de Meester of Juf op het bord schreef, eigenhandig met een pen in je schrift moest kalken, het tijdperk dat je ouders je nog op je flikker gaven als je wat uitgespookt had, het tijdperk dat je naar een bioscoop moest om een film te bekijken en het tijdperk dat je minimaal een week wachten moest op de nog onontwikkelde foto’s die je gemaakt had van het schoolreisje naar Bunnik…

DARUM.GENIET.IK.ZO.VAN.DAT.DING!

Maar je mist ook veel. Ook al heb je mensen om je heen, je communiceert niet meer met elkaar. We verleren het praten met elkaar en daar maak ik mij wel eens zorgen over. In plaats van even bellen met elkaar, whatsappen we nu. Daar betrap ik mijzelf ook steeds meer op. Aan de andere kant kijk ik nu minder televisie want mijn telefoon geeft genoeg afleiding. En die televisie is ook een scherm en staat bij sommigen de hele dag aan.

Zoals bij mijn schoonvader het geval is.

Die zit de hele dag tussen vier muren naar de televisie te turen. Vanuit zijn sta-op stoel of vanuit zijn bed. Regelmatig nodigen we hem uit om hem op te halen voor een ritje naar Termunten om een visje te eten of voor een blokje om het verpleeghuis te wandelen. “Want dan zie je ook eens wat anders dan voetbal, schaatsen en alles wat er omheen te zien is. Dan zie je wat van de wereld.”

Ik snap hem wel hoor.

Hij loopt al rond vanaf 1941 en heeft natuurlijk al genoeg van de wereld gezien als dragline machinist. En genoeg meegemaakt. Nu geniet hij van zijn pensioen en van de zorg om hem heen. En van zijn telefoon want als hij wil weten hoe koud het buiten is checkt hij gewoon even zijn telefoon.

Daarvoor hoef je ook niet meer voor naar buiten!

Zijn antwoord als ik hem weer wijs op de buitenwereld ligt al voor op de lippen: “Nee hoor, dat hoeft niet. Ik vermaak mij prima hier, ze verzorgen mij uitstekend en ik mis niks hoor.” En wijst naar de TV met rond de 150 kanalen:

“En ik heb immers de hele wereld aan mijn voeten liggen!”

 

Kiek noar die zulf!

Ooit las ik het boek ‘Ik heb altijd gelijk’ van Willem Frederik Hermans. Dat was na het boek ‘De Donkere Kamer van Damokles welke ik moest lezen voor een Nederlands examen. Voor mij lieten beide boeken een tijdsbeeld zien waar de vrolijkheid ver te zoeken was. De soberheid droop van de pagina’s af en dat was best taai om te lezen. Logisch, want toentertijd men was alleen maar bezig met werken én werken om het land weer op te bouwen.

Na de oorlog.

Vertier was er nauwelijks. In die jaren overheerste het tikken van de klok de huiskamers en zo nu en dan klonken de geluiden van een hoorspel door de kamers. Een saaie bedoening als je met de ogen van nu ernaar kijkt. Toch spraken deze boeken mij aan, boeken die mij deden verplaatsen naar vervlogen jaren.

Naar de eenvoud van toen.

Soms stel ik mijzelf de vraag of ik terug wil naar die eenvoud. Want in het heden hebben we alles wat ons leven makkelijker en misschien wel boeiender gemaakt heeft. En ja, een stuk spannender dan het tikken van de Zaanse Klok zoals ik vroeger zelf ervaren heb in huis. Maar soms hoor of zie ik mensen zuchten, snappen ze net als ik niet ‘waar het heen gaat met de wereld.’ We krijgen, naast onze eigen dagelijkse zorgen, ook nog eens de wereldse zorgen erbij.

Daarom snap ik het wel dat we terugverlangen naar eenvoudiger tijden.

‘Ik heb altijd gelijk.’ Die titel kwam bij mij weer boven na het zien van de nieuwe Sire campagne, het reclamebureau wat ons aan het denken probeert te zetten. Campagnes zoals bijvoorbeeld: ‘Aardige mensen, hoe gaan we daar mee om’, ‘Tolerantie. Daar knapt heel Nederland van op’, Handen af van onze hulpverleners’ of ‘#doeslief’. Opvallend is dat het de laatste jaren alleen maar gaat over hoe we met elkaar om zouden moeten gaan.

Een teken aan de wand.

De politiek, onze volksvertegenwoordigers, laten nou ook niet echt het goede voorbeeld zien. Menigeen hoor je klagen over ‘dat stelletje in Den Haag’. Naast dat ze tijdens debatten onderuitgezakt op hun telefoontjes zitten, schelden ze elkaar verrot of vertellen onwaarheden. Allemaal met als doel elkaar zo hard als mogelijk te raken én, nóg belangrijker, zieltjes te winnen onder het volk. Want hoe meer zieltjes achter deze personen aan gaan lopen hoe meer pluche- zekerheid ze houden en daarmee financiële zekerheid.

Eigenbelang boven algemeen belang.

Nu weet ik ook wel dat het er in andere parlementen over de grenzen nog heter aan toegaat. Beelden uit Turkije, Taiwan, Uganda of Brazilië hebben dat al eens bewezen. Dat heeft ook te maken met het temperament in die culturen en daarmee vergeleken zijn wij Nederlanders nog redelijk braaf te noemen. Alhoewel, woorden kunnen veel leed veroorzaken. Daarom durf ik onze zogenaamde beschaving wel in twijfel te brengen. Wel is het frappant dat na een stevig debat alle politici elkaar weer de handen schudden en toelachen.

Zo van: kunstje geflikt, deurtje kan weer dicht.

Alleen laten ze dat te weinig zien in de media, een gemiste kans is mijn mening. Of is dat dan die zogenaamde beschaving? Op zich zit daar wat in. Je moet en mag alles zeggen in dit land zoals we dat zo graag willen. Maar misschien moet toch de nuance weer wat terugkomen daar in Den Haag. Ik verwacht geen straattaal waarmee men elkaar probeert te schofferen, zogenaamd om ook de ‘gewone man’ te kunnen bereiken. Nou, ik ben een ‘gewone man’ maar als men zo tekeergaat bereikt men mij juist niet. Dan keer ik ze de rug toe want zo wil ik niet zijn. De een gebruikt dan het spreekwoord ‘Zachte heelmeesters maken stinkende wonden’, om het grove geweld te verdedigen. Maar verbaal geweld leidt vaak naar fysiek geweld. Daarom geef ik de voorkeur aan de nuance, ‘Het is de toon die de muziek maakt’.

‘Wie goed doet, goed ontmoet.’

Want je schiet er niets mee op met dat geschreeuw. Je voedt alleen maar een minderheid in ons land, de minderheid die de meeste aandacht krijgt met hun grote bekken of extreem geweld. Daarom moet politiek Den Haag het juiste voorbeeld geven, meer moeten samenwerken en wat minder bezig zijn met zieltjes winnen. De zuilen die wij in het verleden kenden hebben we omvergeworpen om juist meer samen te werken en niet te verzanden in ons eigen gelijk.

Want met ‘ik heb altijd gelijk’ heb je juist ongelijk!

Sire heeft nu een filmpje gemaakt tegen polarisatie. Polarisatie betekent het versterken van tegenstellingen tussen elkaar en daar schiet je, willens en wetens, niets mee op. Daarmee krijg je niks meer voor elkaar, het is het zand in de motor en loop je averij op. En dan is het moeilijk koers houden.

Ook voor politici want die zijn net zoveel mens als jij en ik.

De boodschap waarschuwt voor polarisatie dichter bij huis, binnen je eigen wijk, familie- en vriendenkring. Niet onverstandig want daar begint ook alles. Thuis is de basis van elk mens, daar word je klaargemaakt voor de maatschappij. Discussies die niet te winnen zijn omdat beide partijen geen strobreed toe willen geven zie je steeds vaker, ook in thuissituaties.

‘Ik heb gelijk!’

Als je dat steeds blijft roepen hoor je de ander niet meer met alle gevolgen van dien, zoals bijvoorbeeld gebroken familierelaties. De laatste zin van de Sire boodschap sprak mij daarom erg aan:

‘Voordat je het weet, verlies je elkaar.’

Ik ben niet de enige die roept dat politiek Den Haag het goede voorbeeld moet geven maar ook hier moet je toch echt eerst naar jezelf kijken. Zoals een Gronings gedicht:

‘Kiek noar die zulf!’

Kijk naar jezelf! Dat is stap één. Kijk altijd eerst eens naar jezelf voordat je oordeelt over een ander. Want vaak is de onredelijkheid ver te zoeken. Stel het doel bij: ‘Ik heb misschíen wel gelijk maar die andere mening begrijp ik ook wel weer.’ En begin met vertrouwen in plaats van wantrouwen in de persoon op basis van andere meningen.

Een mooi voornemen voor 2023!

 

Wanneer alles klopt

Voor ons ligt een spiksplinter nieuw jaar en zijn de onlangs gevierde feestdagen weer verleden tijd. De kerstbomen liggen weer op zolder of zijn verwerkt door de hakselaar van de gemeente, de kerstdorpen en kerststallen zitten weer in de dozen en de laatste oliebollen worden opgevoerd aan de vogels, mits ze daar trek in hebben want de winter blijft maar ver weg.

Heel even dacht ik zelfs het voorjaar te ruiken.

Maar dat is onzin natuurlijk. We moeten eerst nog de meest saaie maanden van het jaar door zien te komen, januari en februari. Althans, zo denk ik daarover. In maart begint het bij mij al wat te kriebelen en april neemt dat ietsjes af omdat winterse buien de pret van het voorjaar dan weer wat kunnen drukken.

Maar dan komt mei!

Zover is het nog lang niet, alhoewel voor mijn gevoel de tijd vliegt. Ver vooruitkijken is misschien daar debet aan. Daarom ga ik eerst nog even terug naar de kerstdagen. Wij hadden het voorrecht deze dagen op Terschelling door te mogen brengen, bij mijn vader. Nu mijn moeder in een verpleeghuis verblijft zou hij voor het eerst in 64 jaar de kerstdagen alleen doorbrengen dus het kwam ook wel goed uit.

Het werden mooie dagen.

Even was ik weer thuis. Even zag ik weer (soms vergeten) gezichten van vroeger die ik al jaren niet meer gezien had. Even viel alles op zijn plek. Het weerzien met mijn moeder in het verpleeghuis was eenzijdig maar ik had mij ook geen illusies gemaakt. Ze accepteerde onze aanwezigheid en luisterde hoe wij met mijn vader aan het praten waren die op een stoel naast haar zat. Aandoenlijk waren hun beider handen die elkaar nog steeds vinden konden, boven op de deken die over haar benen lag.

Mooi.

Op kerstavond mochten we getuige zijn van een kerkdienst in de Westerkerk te West-Terschelling. Mijn vader moest daar zingen met het mannenkoor welke hij een warm hart toedraagt. Tijdens de verzorging van mijn moeder en door corona stond het koor op een laag pitje maar inmiddels kan hij de schade weer inhalen. De dienstdoende dominee was ook een gezicht uit het verleden, namelijk Paul Saraber. Hij was namelijk in de jaren ’70 ook de dominee in de serie ‘Sil de Strandjutter’ en mocht nu als gastdominee de dienst leiden.

Het werd een mooie avond.

Eerste kerstdag gingen we langs bij goede vrienden en die avond namen we mijn vader mee uit eten. Tweede kerstdag werd een wat actievere dag. We hadden ons opgegeven voor een zogenaamde kerstwandeling met eerdergenoemde vrienden, een tocht van een kilometer of 8. Het werd een prachtige wandeling met fijne gesprekken en zelfs de regen hield even stil zodat we extra konden genieten van bos en duin. En van de warme chocolademelk met rum.

Plus een oliebol van Bakker Frans!

Na het wandelen brachten we weer een bezoek aan mijn moeder en wederom zat ze er tevreden bij zover ze dat zelf nog weet. Die avond konden we aanschuiven bij het kerstdiner bij mijn zus en haar dochter. Ook dit werd weer een supergezellige avond.

En lekker!

‘Derde kerstdag’ was de dag dat van weer afscheid nemen. De laatste jaren had ik daar steeds meer moeite mee maar nu ik gezien heb dat mijn moeder redelijk geland is en mijn vader zich prima redt, was het afscheid te dragen. Toen we die middag afscheid namen van mijn moeder was er zelfs even herkenning naar ons, haar jongste kind en zijn vrouw. Ook de andere aanwezigen in de woonkamer van de afdeling brachten weer veel herinneringen terug en dat deed mij erg goed. Daarna gingen we nog even twee etages hoger want daar woonde ook iemand die ik kende uit het verleden. Hij was ooit hoofd personeelszaken bij een Haagse werkgever waar ik werkte. Dat werd een fijn en warm weerzien en we spraken af om in het nieuwe jaar nog eens bij elkaar te komen.

Op een dag dat we niet op tijd staan.

Op de boot en in de auto memoreerden we samen nog de vele, mooie en onroerende momenten die we meegemaakt hebben tijdens die vier dagen. Het leek wel kerst! Alleen al het rustig bijpraten met mijn vader was al fijn, vooral omdat ik weet dat we dit nu nog kunnen doen.

Dat is, helaas, niet iedereen gegund.

Oud & Nieuw verliep ook gezellig. Mijn vrouw bakte de oliebollen en appelbeignets weer bruin en ik at ze op. Ik niet alleen hoor, die middag kwamen een aantal gezellige mensen daar speciaal voor langs en dronken we lekkere warme, passende drankjes zoals Glühwein en een of andere alcoholvrij spul waar mij de naam van ontschoten is.

Onder de overkapping.

Want het regende warm water maar daar hadden we geen last van. Met een fantastische oudejaarsconference sloot Claudia de Breij het jaar met ons af en zongen we zachtjes met haar mee:

’t Het nog nooit, nog nooit zo donker west’

Dat klopt. De crisissen stapelen zich op en dat is al een paar jaar aan de gang. Ook 2022 was een jaar dat niet bol staat van vrolijke hoogtepunten. De Oorlog, het kinderachtige gedrag in de Tweede Kamer, het niet afnemende populisme en de daardoor toenemende polarisatie.

‘of t wer altied wel weer licht…’

Maar dan moet je daar wel oog voor hebben. Gelukkig zijn mijn ogen nog prima.

Zo fietste ik van de week de rotonde op vanaf de Nassaustraat om daarna de Venne op te koersen. Vanaf links stak een jochie van een jaar of 12 over. Op zijn hoverboard. Met een pizzadoos in de handen.

Ik moest remmen en stopte. Hij stopte ook.

“Dat is niet handig van je.” zei ik mopperend en geïrriteerd. “Ik kom van rechts.”

“Ja, maar ik wist niet dat u af zou slaan.” zei het jochie rustig.

“Och!” zei ik, “wat stom! Ik had inderdaad mijn hand niet uitgestoken! Wat dom van mij! Sorry hoor..”

“Geeft niet,” zei het jochie, “fijne avond meneer.”

Lachend fietste ik weer verder en zong: ‘of t wer altied wel weer licht…’

 

2022, een terugblik

Zoals elk jaar had ik vanmorgen weer een afspraak met mijn oude, door het leven wijs geworden, vriend Herman Bernardus Antonius. Altijd op deze dag, geen dag eerder of later. Ook deze keer hadden we weer buiten afgesproken om het jaar wat achter ons ligt, door te nemen. Eigenlijk begint het al een behoorlijke traditie te worden en ik geniet er elke keer weer enorm van. Vooral omdat ik weet dat zowel mijn Opa als mijn vader dat in het verleden ook altijd deden. Zij roemden elk jaar het bestaan van deze hele bijzondere man.

De man die net zoveel neuzen heeft als het jaar nog dagen!

We hadden vanmorgen vroeg afgesproken. Deze keer niet op de Pieter Smitbrug maar bij de dit jaar gerestaureerde Kloosterbrug. Onder de paraplu checkte ik nog even mijn rugtas, of de koffie, de borrel en de broodjes bal de wandeling ernaartoe overleefd hadden want zoals elk jaar verzorg ik de inwendige mens van mijn vriend. Dat scheelt hem een hoop gedoe want hij is zwervende en moet vandaag nog het hele land door. Ineens een harde brul:

“Hutssssss!”

Ik keek over het Winschoterdiep in de richting waar de brul vandaag kwam. Het was niet te missen, daar kwam hij aanlopen, onmiskenbaar mijn vriend! Nu was dat ook niet zo moeilijk want zijn rijzige gestalte torende altijd al boven alles uit en de hoed, lange lederen jas, dikke baard en de handgesneden wandelstok in de hand waren kenmerkend voor deze reizende tijdsgeest. De begroeting was hartelijk en gemeend: twee flinke klappen op mijn schouder en daarna de omhelzing.

Zo oud en nog steeds zo krachtig.

“Zó!” zei hij, “daar zijn we weer! En ik snak naar koffie om de binnenkant wat te warmen want het is maar een natte boel vandaag.” Lachend schonk ik de koffie in en een scheutje van de jutterbitter, uit de fles die ik met kerst van mijn vader gekregen had. “Dit zou moeten helpen.” en gaf hem de mok. Na een paar slokken en goedkeurende geluiden over de inhoud van het gebodene begon hij te praten. “Ik zag onderweg weer veel mensen die gezellig met elkaar aan het praten waren en ook in de winkelstraten zag ik weer veel volk. Is de pandemie nu eindelijk achter de rug?”

Het gesprek was begonnen!

“Ja, daar lijkt het gelukkig wel op. Ik hou nog een slag om de arm maar ben voorzichtig positief. Het werd tijd ook want hele families raakten erdoor ontwricht omdat de neuzen niet allemaal dezelfde kant opstonden. Er zijn nog wel wat oprispingen geweest maar die stierven een stille dood. En er waren nog een paar ‘Engelbewaarders’ die bij gebrek aan corona nu het protest van de boeren kaapten om de, kennelijk, nodige aandacht te krijgen. En dat snap ik ook wel weer want de mens is van oorsprong een sociaal wezen en wil graag aandacht. En als je dat niet krijgt dan zoek je lotgenoten, mensen die jou begrijpen.”

“Ja, zei de man, “en dan zijn er weer figuren die daar handig op inspelen, er misbruik van maken.”

“Het is te hopen dat we deze zwarte bladzijden achter ons kunnen laten want het heeft een hoop ellende veroorzaakt. Nu nog lopen er mensen rond met de gevolgen van het virus, zitten thuis omdat ze niks meer kunnen of zijn zelfs hun baan kwijtgeraakt! Dat klerevirus heeft fysiek én mentaal flink huisgehouden helaas.”

De man schudde zijn hoofd en samen waren we even stil.

“Maar er is nóg meer ellende. Die oorlog in Oekraïne, man, man, wat een verschrikkingen gebeuren daar toch allemaal. Ik kan daar slecht mee omgaan en begrijp totaal niet waarom men überhaupt nog oorlogen begint!  We weten immers al jaar en dag wat voor ellende het allemaal teweegbrengt en nooit winnaars.” Mijn vriend knikte. “Ja jongen, dat snap ik ook niet. Ik loop al wat jaartjes mee en ken de verhalen, ben al heel wat getuigen tegengekomen. En wanneer die verhalen verteld werden zag ik enkel maar droefenis in de ogen.”

“Heb je nog zo’n lekker bakkie voor me?”

“Ha, ja. Natuurlijk.” En ik schonk hem hetzelfde recept in. “Straks heb ik nog een broodje bal voor u want dit jaar hadden we geen kerstbrood omdat we bij mijn vader de kerstdagen doorgebracht hebben.” Hij schoot ik de lach. “Gelukkig maar, van die kerstbroden krijg ik altijd het zuur. Maar hoe is het met je ouders? Verzorgt je vader nog steeds je wat dwalende moeder?”

“Tot juni van dit jaar nog wel, maar ze werd wat onstabieler in de benen en toen moest mijn vader toch professionele hulp inschakelen. Ze werd opgenomen in het verpleeghuis waardoor ze na 64 jaren samen gescheiden werden van tafel en bed. Een verdrietig besluit maar het kon gewoon niet meer. Daarna volgde een gewenningsperiode en die was behoorlijk pittig. Voor mijn vader, maar ook voor ons. Inmiddels is ze redelijk geland zoals ze dat zo mooi zeggen en is het verpleeghuis min of meer haar thuis geworden, is er acceptatie.”

“Dat is mooi!” zei de man.

“Wij waren daar met de kerstdagen en toen wij weer bij haar langs gingen om dag te zeggen, alvorens we weer met de boot naar huis gingen, was er even herkenning. Wist ze weer even dat ik haar zoon was. En toen vroeg ze of ze mee mocht rijden met ons want ze wilde ook weer terug naar Terschelling!”

“Maar ja, daar was ze al!”

We keken elkaar even glimlachend aan. “Ja jongen,” zei de man, “onze geest is ondoorgrondelijk. Het brengt ons overal heen waar we willen en niemand krijgt er een vinger achter. Maar mooi dat ze geland is. En je vader? Kan hij er een beetje mee omgaan?”

“Jazeker!”

“Wij verwonderen ons er allemaal over hoe hij zich redt. En hij komt weer onder de mensen, dat is ook fijn. Zelfs het zingen bij het mannenkoor heeft hij weer opgepakt! Mijn schoonvader daarentegen nam ook een belangrijk besluit en is vrijwillig in een verpleeghuis gaan wonen, bij volle verstand. Een verstandige stap want hij is daar helemaal op zijn plek. Ik noem hem tegenwoordig ‘Koninklijke Hoogheid’ want hij wordt daar echt in de watten gelegd. En hij mag zijn sigaartje roken en zijn hondje, Lobke, mag er ook wonen. Wij, de kinderen, laten Lobke dan uit want dat kan hij zelf niet meer maar het geeft ook niet, het is goed zo.”

“Och, een sigaartje, lekker. Ik ben helaas in 2017 gestopt maar anders…” zei mijn vriend.

“Ha, ha, ja, dat begrijp ik volkomen. Ik ben trouwens ook gestopt in 2017 maar droom nog regelmatig dat ik een rokertje opsteek. Echt verslavend. Ik ben blij eraf te zijn maar kreeg er eetlust voor terug en dat creëert weer andere problemen.”

Dit was een goed moment om het broodje bal uit mijn tas te halen en op te eten.

“Het was weer een jaar van uitersten.” begon ik na de laatste hap weggeslikt te hebben. “Zo zag ik een nieuw fenomeen de kop op steken, de gender-revealparty. Tijdens dat feestje maken zwangere ouders bekend of het een jongetje of meisje wordt. Het wachten is op ‘the making of genderparty’, lijkt mij een spannend feestje!”

“Dan zijn we daar ook weer van op de hoogte!”

Mijn vriend knikte: “Ja, het geduld van mensen mag tegenwoordig niet te lang op de proef gesteld worden lijkt het wel. En kinderen worden steeds vroeger volwassen. Dat is jammer want volwassen moet je toch het grootste gedeelte van je leven al zijn. En het is jammer omdat de onschuld van een kind juist zo’n mooie start van het leven is.”

Opnieuw lieten we de woorden even indalen.

“Het was trouwens ook het jaar dat ik uit de kast kwam!” riep ik lachend. “Dat ik apneu heb en slaap als een soort afstammeling van Darth Vader! Maar mijn bedoeling was om het puur bespreekbaar te maken omdat er genoeg mannen en vrouwen zijn die daar last van hebben. Je moet je daarvoor niet schamen, nee, je moet het zien als een oplossing voor slaapproblemen. De moderne tijd moet transparant zijn en het voordeel daarvan is dat het veel problemen bloot legt, dat is een positief gegeven. Net zoals we niet moeten blijven rondlopen met problemen. Zoals de psychische. Zoek hulp, praten helpt echt en oh ja, huil gewoon lekker mee als er wat te huilen valt, dat lucht echt op!”

“En zo is het!” zei mijn vriend en gaf mij een vriendschappelijke klap op mijn schouder.

“Vogels tellen!” voegde de man eraan toe. “Vogels tellen of ernaar kijken. Dat is ook een prima remedie tegen stress. Of laten we de wijsheid van de te vroeg gestorven 16 -jarige Kiki Tol (Over mijn Lijk) er ook nog even bijhalen:

‘En als het leven je laat struikelen, maak er dan een salto van!’

Ik was het helemaal eens met mijn vriend. “Gelukkig was er weer genoeg afleiding in het afgelopen jaar, kon allerlei vermaak voor de mens weer doorgaan.” zei ik, om het gesprek wat lucht te geven. “Zo hadden we hier in Oldambt eindelijk weer de Avondvierdaagse, de grootste van het Noorden! En onlangs werd er weer geld opgehaald voor de Voedselbank, middels het zogenaamde Tafelhuis. Ruim 40.000 euro haalden ze binnen! Oh ja, eind augustus mochten we weer genieten van het straatfestival ‘Waterbei’. En de Run, de ultraloop van 100 km kon ook weer gelopen worden!”

“En? Meegedaan?” vroeg de man lachend.

“Ja! Weliswaar niet als hardloper maar als wandelaar. Ze hadden er ook nog enkele wandeltochten aan gekoppeld waardoor wij ook een geweldig leuke dag hadden. In totaal 26 km gelopen en allebei een medaille.” Mijn gesprekspartner begon hard in zijn handen te klappen waardoor een stel eenden van schrik wegvlogen uit het Diep. “En grote vriend,” vervolgde ik, “wij zijn zelf een paar dagen wezen fietsen in Limburg! Dikke bergen daar maar we hebben ze overwonnen, de accu zelfs een paar keer leeg getrapt maar het was de moeite waard.”

Mijn vriend deed even zijn hoed af om het regenwater eraf te gooien en zei hij, met een vette knipoog:

“Zó dan, helemaal aan de andere kant van het land! Dat was voor jou zeker een cultuurshock?”

“Ja, dat kun je wel zeggen. Ik ben er ooit als jonge gozer wel eens geweest, met twee maten, maar daarna eigenlijk nooit meer. Maar nu ik steeds meer geloof dat wij met zijn allen meer moeten omdenken heb ik het er toch maar op gewaagd, heb ik mijn vooroordelen opzij gezet. En weet je, het werden super leuke dagen, echt genoten! Alleen die bergen, man, ik voelde mij net een klimgeit!”

“Juist vriend, ómdenken!”

Terwijl hij dat zei pakte hij mij stevig bij de armen en keek mij recht in de ogen. “Dat verkondig ik al jaren. Gooi je vooroordelen de deur uit en dan zul je zien dat de wereld er een stuk mooier van zal wordt. Want dat scheelt een hoop ellende. En kijk bij elke situatie eerst even in je spiegel voordat je oordeelt. Denk eens door, probeer je eens voor te stellen hoe het is voor die ander als je hem of haar bespot, uitlacht of erger, bedreigt.”

Een fietsende voorbijganger keek even op naar dit tafereel maar ik knikte hem vriendelijk toe.

“Goed volk hoor!” We moesten er allebei even om lachen. “Helaas hebben we ook afscheid moeten nemen van mensen die ons wat vreugde gegeven hebben in het leven.” vervolgde ik. “Zoals van Olivia Newton John. En Henny Vrienten! Vreselijk. Wacht, ik google even..” Ik pakte mijn telefoon en tikte in:

Overleden in 2022.

“Nou, daar komen ze: Jan Rot, Piet Paulusma, Meat Loaf, Hugo Camps, Vader Abraham, neuroot Kristie uit ‘Cheers’, Wordt niet meer Vervolg Han Peekel, Terry van the Specials, Koos Dobbelsteen oftewel John Leddy en van de week nog Pelé de voetballer en Margriet Eshuijs…”

We staarden even stil voor ons uit, een zilverreiger zweefde voorbij.

“Dat waren bijzondere mensen, jongen.” begon de man het gesprek weer. “Mensen die ons leven kleur gegeven hebben. Net als de mensen om ons heen dat doen, familie, vrienden en collega’s.” “Klopt!” zei ik, “Zo geniet ik van onze kinderen, hoe ze allemaal een plek op de arbeidsmarkt gevonden hebben. En dan is er nog onze prinses, onze kleindochter waar wij half oktober een weekend van mochten genieten. Zij kleurt ons alle kleuren van de regenboog!”

“Mooi zo!” zei mijn vriend, “Dan stap ik maar weer eens op want ik moet nog een paar uurtjes vandaag. Dankjewel weer voor de versnaperingen en ja, wat mij betreft zie ik je volgend jaar weer. Misschien is het een idee om dan eens op Terschelling af te spreken, dan zie ik je ouders ook weer eens!”

“Ha, dat is een goed idee! Ik leg het neer bij de planning van mijn werk, dat ze daar effe rekening mee houden. Maar u ook weer bedankt, blijf gezond en wens iedereen die u vandaag nog tegenkomt alle goeds voor het Nieuwe Jaar!”

Hij liep al richting de Oude Rijksweg en stak zijn arm op als zijnde de boodschap begrepen te hebben. Mijn ogen prikten even terwijl ik mijn vriend steeds meer uit zicht zag lopen, beseffende dat er weer een jaar achter ons ligt. En er schoot ineens een mooie gedachte door mijn hoofd:

Her leven duurt tekort om alle dagen boos te zijn en het is te mooi om lelijk te maken!

Een hele fijne Jaarwisseling en alle goeds voor 2023!

 

 

 

Kersttaferelen

‘Vrede op Aarde, Vrede op Aarde, in de mensen een welbehagen’ zongen wij vroeger tijdens de nachtmis en op zondagsschool. Ik was toen tussen de zes en 12 jaar jong schat ik zo in. Nu tik ik bijna de 59 jaar aan en kan nog niet de conclusie trekken dat die vrede op aarde gekomen is. 

Wat dat betreft is de mens een hele trage leerling.  

Voorlopig zitten we nog wel even aan dat liedje vast. Misschien moeten we wat harder zingen zodat meneertje Poetin er ook eens van doordrongen raakt dat vrede meer oplevert dan oorlog. Dat hij dan niet met een knagend geweten bij de kerstboom zit, op zijn schouders het verdriet van al die moeders die hun zonen en dochters niet meer zullen terugzien.  

‘Meneer de President, slaap zacht!’  

Over het algemeen heb ik goede herinneringen aan al die kerstdagen die achter mij liggen. Vooral die in mijn jeugdjaren. Later werd ik wat minder enthousiast maar dat had te maken met ‘het gedoe’ eromheen. En dan met name het claimen, wie op welke kerstdag aanwezig moet zijn. Daar werd het kerstfeest over het algemeen niet vrediger van. Integendeel, er zijn heel wat conflicten in families juist daardoor ontstaan. 

Daar verdween het welbehagen als sneeuw voor de zon. 

Over sneeuw gesproken, dat valt ook allemaal onder ‘het gedoe.’ Want elk jaar weer naait de media ons op met de vraag of we wel of niet een witte kerst krijgen. Volgens mij zijn dat van die standaard scenario’s die ze in de kast hebben liggen, dat ligt in de lade ‘Winter scenario’, onder de lade ‘Herfst scenario’.  

Ik accepteer ‘het gedoe’ lijdzaam. 

Soms vraag ik mij af waarom ik niet zo enthousiast ben over de kerstdagen. Misschien komt het wel doordat wij vroeger geen kerstboom in huis hadden. De club waar wij bij zaten deden niet aan kerstbomen. Het moest sober en niet afleiden van waar het werkelijk omging, de geboorte van Jezus.  

Maar er was wel een kerststal!  

Die vond ik als kleine muis wel interessant en ik zat dan ook vaak met de gipsen bewoners van de stal te spelen. Mijn vader heeft jaren later nog een Terschellinger versie van de Kerststal gemaakt, voor mijn broer. Kennelijk was mijn broer nog meer onder de indruk van de kerststal bij ons thuis en wilde hij zo een stukje jeugdbeleving meegeven aan zijn eigen gezin. 

Op zich een mooie kerstgedachte. 

Ik kon gelukkig wel aan mijn kerstbomengerief komen. Bij mijn vriendjes, die hadden er wel een in de huiskamer staan. Bij eentje stond zelfs een kerstboom waar echte kaarsjes inzaten! Dus ja, eigenlijk ontbrak het mij aan niets en was er genoeg kerstsfeer om mij heen te vinden. Toen ik wat ouder werd en een carrière begon als kok moest ik altijd werken met de kerstdagen. Dat heb ik als heel gezellig ervaren. Met kerst werken gaf net even een andere sfeer. De bazin liep er mooi bij in haar kerstkleding en zelfs mijn baas had een mooi pak aan. Zodra hij even bijsprong in de keuken deed hij wel een wit schort aan. Maar ook de sfeer tussen de collega’s was net even anders dan anders waardoor je toch leuke dagen had.  

Toen ik kinderen kreeg had ik geen kerststal. 

Dat werd toch een kerstboom. Toch maakte ik er een traditie van om samen met hen een kerstboom uit te zoeken. Dan moesten ze eerst hun handschoenen en laarzen aandoen waarna we op pad gingen. Nadat de boom uitgekozen was tilden ze gedrieën de boom in de auto. Vanwege het ontstane tekort aan zitruimte in de auto kropen de twee jongsten er half onder, de oudste mocht voorin. Of, wanneer de kerstbomen om de hoek te koop waren, sleepten ze de boom mee naar huis. 

Stoere kerels! 

Mijn vrouw is een echte liefhebber van de feestdagen. Nadat de Sint vertrokken was naar warmere gebieden en hier dan eindelijk de winter een beetje onder de steen vandaan kwam, begon ze tegen mij over de kerstdagen. Of beter gezegd, ze vroeg aan mij of ik het goed vond dat we weer een echte kerstboom in namen. Zo’n groene, met of zonder kluit. 

“Nee!” zei ik resoluut.  

Die had ze niet zien aankomen. Ik ook niet trouwens, schrok ervan. Want over het algemeen sta ik altijd achter haar beslissingen. Zoals van de week. Tijdens het Netflixen, midden in een spannende scène, kwam ze er ineens mee: “Ik heb helemaal geen kerstboeketje op tafel! Daar ga ik morgen achteraan want dit is zo saai!” Mijn antwoord is dan kort, heel kort: “Ja.” En ga weer verder met de moord die er inmiddels gepleegd is.  

Maar om nou weer een vers omgezaagde kerstboom in huis te halen, nee! 

Dat is niet duurzaam en we moeten van die verdomde stikstof af. “Je hebt toch een boom? Die zwarte neppe boom, die had je twee jaar geleden gekocht want dat was modern. En ook niet zo groot waardoor we ons ook nog redelijk vrij kunnen bewegen in de huiskamer.”  

Ze gaf mij gelijk. 

Het opbouwen deed ze toen ik avonddienst had, daar voelen we ons allebei prettig bij. Ik kreeg die avond rond half negen een Appje: een foto van een kerstboom op een pilaar. Heel mooi en strak. Om kwart voor negen weer een Appje: een foto van een omgevallen kerstboom over de bank en overal kapotte ballen. De nood was aan de vrouw. Ik belde haar direct op om haar te troosten. 

Ik kreeg, tegen de verwachting in, een gierende vrouw aan de lijn. 

Nu lacht ze graag dus een verrassing was het ook niet, en voordat ik troostende woorden kon uitkramen begon ze al: “Ik wilde de kerstster voor het raam hangen. Via de poef klom ik op de vensterbank, hing de ster op en vergat op de terugweg de poef!” 

“Oef!” zei ik en had met haar te doen. 

De rest liet zich raden. Het evenwicht werd verloren maar de pilaar met kerstboom werd gevonden.  

Toen ik later die avond thuiskwam werd ik begroet door een prachtige kerstboom met iets minder ballen en een dame die zat te genieten van een dikke bel rode wijn! 

Fijne Kerstdagen! 

 

Steen en been

Wij Nederlanders staan bekend als een klaagvolk. Vooral in deze tijd van het jaar, wanneer het vaak gaat over ‘tradities’ of ‘onze identiteit’. Zodra er ook maar iets georganiseerd wordt door enthousiastelingen gaan we los, lopen we er helemaal op leeg. Vroeger deden we dat gewoon in huis tegen onze gezinsleden, op straat, in de kroeg of op werk maar sinds de komst van het internet doen we het gewoon digitaal, via de toetsenbordjes. Lekker veilig vanuit huis.

Het liefst anoniem natuurlijk.

Of verschuilend achter een nep-account. Of met een profielfoto van allesbehalve van de persoon zelf. Helemaal in lijn van oprukkende populisten die daar handig gebruik én vooral misbruik van weten te maken. Verzin maar wat onzin en je hebt geheid weer volgelingen die dat geloven. Niet realiserend dat ze zich daarmee steeds meer afscheiden van de mensen in hun omgeving.

Ze zetten zich daarmee buitenspel.

Onlangs hadden we weer zo’n dag waarop men aandacht voor iets vraagt. In dit geval Paarse Vrijdag, bedacht in Amerika. Scholieren droegen die dag paarse kleding waarmee zij steun betuigen aan leerlingen die homo, lesbies, biseksueel of transgender zijn. Daar zaten geen kwade gedachten achter en niemand had er last van. Nou ja, of je moet een hekel hebben aan de kleur paars.

Daar kan ik mij wel iets bij voorstellen.

Want enkele jaren geleden had mijn vrouw, heel lief, mij een vest cadeau gegeven. Voor de kerstdagen. Natuurlijk deed ik dat vest direct aan en het zat als gegoten. Maar toch voelde ik wat hersenactiviteiten uit de negatieve hoek opkomen, ergens ter hoogte van mijn linkeroog, vanuit de frontale kwab. Want de kleur van het vest was grotendeels paars en dat is niet mijn kleur.

Ik ben meer van blauw.

Dat weet zij. En daarom kocht ze dat paarse vest ook, om mij te laten zien dat er meer kleuren zijn dan blauw. Zodat er wat meer diversiteit ontstaat in mijn kledingkast zeg maar. Ik juich diversiteit van harte toe hoor maar ik heb niks met de kleur paars. Ik hou zeg maar wél van de courgette maar niet van de aubergine. Puur vanwege de kleur. Dat er ook haast geen smaak aan zit is voor mij dan weer een leuke bijkomstigheid.

Dan mis ik ook niks.

Maar Paarse Vrijdag dus, een prima initiatief wat mij betreft. Her en der zag je in de mediafoto’s van mensen die zich in het paars gestoken hadden. Ik scrolde er gezellig langs en het enige gevoel wat ik erbij kreeg was dat het nog steeds niet mijn kleur is. Verder niets. Leven en laten leven. Ieder zijn ding. Maar toch waren er weer mensen die erop moesten reageren, het liefst zo negatief mogelijk. Lekker de boel weer afzeiken, waarschijnlijk om hun eigen droefgeestig bestaan iets op te leuken?

Sneu hoor.

Dat je je gram moet halen over andermans rug. Of die categorie ‘komieken’ die losgaan op iemands uiterlijk. Geen kinderen, volwassenen! Zo triest. Terwijl we tegenwoordig weten wat pestgedrag allemaal kan doen met slachtoffers, soms tot wanhoop toe. Al jarenlang horen we in- en intrieste pestverhalen. Elk normaal denkend mens keurt het af maar toch voelen bepaalde personen in onze maatschappij de behoefte om zo negatief als mogelijk te blijven reageren. Of op de man/vrouw te spelen.

Kap er nou eens mee!

En doe iets nuttigs! Ga bijvoorbeeld eens op visite bij de ouderen in de bejaardentehuizen in plaats van te klagen dat die mensen zo alleen zijn. Gewoon buiten je werk of uitkering om. Daar ga je je veel beter bij voelen in plaats van erover klagen. Of meld je als scheidsrechter bij een sportvereniging. Misschien dat je dan wat meer begrip kan opbrengen voor scheidsrechters (of grensrechters!) in het algemeen, wanneer ze weer uitgejouwd, aangevallen of bedreigd worden.

Maar die scheidsrechter die Argentinië-Nederland floot….

Maar die scheldkanonnades bleven binnen de muren. En ik heb ook geen dreigtweets, -mails of -Whatsappberichten naar hem gestuurd. En ik ben ook niet naar buiten gegaan om auto’s in de fik te zetten, fietsen in elkaar te trappen of vuurwerk naar de ME te gooien. Dat deden enkele ‘supporters’ van Marokko en uiteraard werd dat weer opgepikt door iedereen die zichzelf beter vindt dan iemand met een andere nationaliteit. Terwijl onze ‘eigen’ hooligans toch ook een behoorlijke reputatie hebben. Hieronder wat krantenberichten van het afgelopen half jaar:

‘Rellen op Volendamse dijk na voetbalwedstrijd tegen FC Utrecht’

‘Rellen bij Willem II- Den Bosch. Beelden die we normaal nooit meer zien in Nederland’

‘Rellen bij Sturm Graz-Feyenoord. Agenten gewond en twee Nederlanders neergestoken’

‘Rellen bij ADO Den Haag na verlies tegen Excelsior. Gooien met bakstenen en vuurwerk’

‘Rellen bij Bekerfinale. Ajaxsupporters dringen PSV-vak binnen’

En laten we natuurlijk de avondklokrellen niet vergeten. Dus ja, waar gaat het eigenlijk over? Rellen na een voetbalwedstrijd is niet alleen tijdens het WK van 2022. Het is van alle jaren. En het idiote is dat men relt na een verloren wedstrijd maar ook na een gewonnen wedstrijd. Conclusie? Misschien moeten de opvoeders toch eens het gesprek aangaan met het kroost. En dan aangeven dat het om behoorlijk debiel gedrag gaat. Want ja, het is natuurlijk heel grappig om iets van een ander te slopen, maar de ellende die erachter wegkomt is toch een stuk minder grappig.

Dat is om te huilen!

Vooral omdat het geld gaat kosten. Veel geld. En dat heeft niet iedereen. Reljeugd wel natuurlijk. Die wonen nog lekker goedkoop, thuis bij hun opvoeders de onschuld uit te hangen. En ondertussen speuren ze het internet af en zien ze ook het debiele gedrag van ouderen. Dus het zal wel zo horen.

Ach ja, het leven is een klaagzang.

Heb ik dat vest nog? Nee. Het kwam onlangs tevoorschijn nadat wij de oude kledingkast vervangen hadden voor een nieuwe. Ik had het vest namelijk verstopt. “Oh hier is dat vest!” zei mijn vrouw, “Die heb je nooit meer aan.”

Ik besloot uit de kast te komen en dat voelde aan als een openbaring!

Gelukkig wilde mijn zwager het vest wel hebben én dragen.

Mijn vrouw was een illusie armer.

Het is weer om te huilen!!

‘Een man mag niet huilen, ook al heeft hij verdriet’ zong Jaques Herb in het jaar 1972. Ik was destijds nog een pikkie van 8 jaar en man worden lag voor mij toen nog ver in de toekomst. Dat liedje zette mij wel aan het denken natuurlijk, dacht eigenlijk ook wel dat het klopte. Want ik had bijvoorbeeld mijn vader nog nooit zien huilen. Wel merkte ik aan hem wanneer er van dat soort emoties hem parten ging spelen, dan zweeg hij of hij maakte een grapje.

De lach verborg de traan.

‘Een man mag niet huilen als een ander het ziet’ is de volgende regel in het liedje. Het zou dus kunnen dan mijn vader wel op andere momenten huilde of even brak, zal het hem eens vragen want ik jank om de haverklap. Ik hou mij in ieder geval niet in. Zie ik het programma ‘Ik mis je’ waarin mensen liefdevol over hun overledenen praten, huilen. Zie ik hoe kinderen een knuffel krijgen die op hun overleden vader lijkt, huilen. Zie ik hoe mijn moedertje van 93 niet meer bewust de wereld meemaakt maar dat diezelfde wereld om haar heen haar toch liefdevol verzorgen, huilen. Luister ik naar een man die het verhaal verteld van hoe zijn vrouw overleden is, huilen. Lees ik het bericht dat de 12-jarige Riemer, die omgekomen is na een vreselijke aanvaring op de Waddenzee, nog steeds niet gevonden is, huilen…

Maar ik breek ook bij situaties die mij doen huilen van blijdschap.

Zoals bij de geboortes van mijn drie kinderen of toen ik de eerste beelden zag via Whatsapp van onze pasgeboren kleindochter. Of recenter, de gelijkmaker van Wout Weghorst tegen Argentinië. Dat werd trouwens een combinatie tussen schreeuwen en huilen. Zie ik zangers en zangeressen huilen bij De Beste Zangers dan huil ik.

Niet!

Daar trap ik niet in, die doen dat namelijk voor de kijkcijfers want valse emoties scoren. Zonde, want de opzet van het programma is best leuk maar door vals sentiment gooit men de eigen ruiten in. Althans, voor mij.

Om te janken zo voorspelbaar!

Maar als mannen meer zouden toegeven aan de tranen zou dat een hoop ellende schelen. Want zeg nou zelf, meestal zijn het mannen die dood en verderf zaaien. Of totaal van het padje af zijn, zoals die narcistische mannetjes Trump, Baudet en zijn vriendje Van Meijeren. Of in het verlengde van deze doorgedraaide kereltjes die Duitse Reichsbürgers die van de week opdoken, met als triest dieptepunt een vent van 70 jaar die zichzelf al als Keizer zag. En laten we in dat rijtje Poetin niet vergeten! Gevaarlijke mannen die hoogstwaarschijnlijk te weinig liefde gehad hebben in hun leven en stilstaan in hun eigen gelijk.

En stiekem in bed huilen omdat niemand ze begrijpt.

Als ze nou eens zouden huilen in het openbaar komen ze misschien wat menselijker over maar zelfs die kans acht ik erg klein. Ja, huilen met krokodillentranen kunnen ze wel, wanneer ze tegengas krijgen van het gezonde verstand. Want dan schieten ze direct in rol van slachtoffer, voelen ze zich niet begrepen en ziet het gezonde verstand het helemaal verkeerd.

Janken om aandacht.

Echte mannen mogen van mij huilen. Laat jezelf gaan, maak het jezelf niet moeilijk want het leven is al moeilijk genoeg. En na een fikse huilbui zul je voelen dat er een hoop druk van de ketel is waardoor je alles weer wat scherper ziet. Leuke bijvangst is de kans dat bij je vrouw het moedergevoel om de hoek kijken komt. En wat doen moeders dan? Juist, dan mag je in de verwenhoek. Dan zetten ze al hun charmes in, geven ze je een kus en een aai over je bol en mag je vaak ook nog wat lekkers! Maar pas op, doe geen domme dingen want dan lachen ze je uit.

Bijvoorbeeld als je ineens witte gympen begint te dragen.

Ik bedoel daar de mannen van zekere leeftijd mee, dus niet die jonge gasten hoor. Die hebben nog jonge frisheid van zichzelf en daar past de kleur wit prima bij. Maar mannen van een zekere leeftijd moeten het niet doen. Zoals FIFA-baas Gianni Infantino. Daar zat hij dan op de tribunes, in FIFA-kostuum en daaronder witte gympen. Naast die gympen had hij ook nog een pakkende(!) tekst op zijn borstzak staan: FIFA. Bedacht door een infantiele sponsor want het doet afbraak aan het pak. Jaren terug zagen we dit soort sponsoring al bij die Belgische keeper, Jean-Marie Pfaff. Die had zijn sponsors in zijn kraag hijgen. Maar die witte gympen eronder….

Elke voetbal liefhebbende kerel weet toch dat gras en witte gympen geen goede combinatie zijn!

Maar goed, huilen mag wel en het is daar nooit te laat voor. Ook al zong Corry Konings ooit dat huilen voor jou toch echt te laat voor je is. Dat is het niet, het is nooit te laat voor het betere jankwerk. We leven in 2022 en we weten dat je niet van je hart een moordkuil moet maken. Dus mannen, laat je gaan. Begin voorzichtig, gewoon een beetje oefenen. Dat kan mooi want de komende weken zijn er weer veel kerstfilms, perfect voor het beginnende snotterwerk. Vanavond begint die ellende … euh ..kan daar al mee begonnen worden want dan heb je de Nederlandse versie van Scrooge op de buis. Altijd goed voor een lach en?

Juist, een traan!

Met deze klassieker uit 1843 (!) liet Dickens eigenlijk al zien dat je als man het jezelf alleen maar moeilijk maakt als je hard en zakelijk de wereld inkijkt. Dan moet je de hele dag stoer rondlopen of bumper klevend rondrijden, je als haantje gedragen want daarmee toon je je zogenaamde mannelijkheid. Doodvermoeiend en zó vorige eeuw. Dus gooi die schroom van je af beste mannen en laat je gaan! Ter compensatie mag je natuurlijk gewoon blijven kijken naar RTL7, je weet wel die zender met de slogan ‘meer voor mannen’, darten en films uit de vorige eeuw.

Daar zou je dan ook weer om kunnen huilen.

 

 

 

Leven en laten leven

Dat de mensheid steeds gekker aan het worden is weten we. Want we weten van gekkigheid niet meer wat we moeten verzinnen om het leven enige inhoud te geven. Zo zijn we niet allemaal hoor. Nee, het wordt veroorzaakt door een klein groepje mensen die op de een of andere manier aandacht eisen.

En dat dan krijgen ook!

Want zo las ik laatst dat er naast een asiel voor honden en katten of voor mensen die vluchten uit hun land vanwege oorlog of andere ellende, er nu ook asielen zijn voor planten. Opvang voor planten die weg gekieperd zouden worden omdat ze vergeten waren in de verzorging. Of gekregen waren als cadeau maar de ontvangende partij houdt niet van planten. Of gewoon doordat ze geen lang leven beschoren waren.

Dan maar naar het asiel.

Maar het kan nog absurder en we weten inmiddels dat alles wat absurd is, aandacht krijgt. Zo las ik vorige week een column van Marcel van Roosmalen. Die werd na zijn theatershow aangesproken door een bezoeker. Het ging over de bos bloemen die hij gekregen had van het theater, na zijn optreden. Vroeger kreeg elke arbeider aan het einde van een werkdag een bosje bloemen van de baas maar het arbeidersvolk gaf aan dat allemaal een beetje overdreven te vinden.

Sindsdien heeft de theaterwereld deze gewoonte overgenomen.

Afijn, Marcel werd benaderd door een bezoeker van zijn voorstelling. Met de vraag waarom Marcel de bloemen niet geweigerd had. Ik citeer: “Want bloemen vragen er niet om, om bij de enkels afgezaagd te worden. Ze verwonden je, zetten je in koud water en een week later ben je dood.” Marcel had er nog nooit zo over nagedacht.

Ik ook niet.

Marcel vroeg later die week aan een deskundige, de bloemiste in het dorp, hoe die erover dacht. Haar antwoord: “Het zijn bloemen, ik heb ze nog nooit horen klagen.” Dat klonk voor mij weer bekend maar dan wel in een hele andere context. Ooit vroeg ik aan mijn allerliefste en humorvolle en veels te vroeg overleden Tante Riet of zij bang was voor wat er komen zou, de onvermijdelijke dood vanwege de ziekte die haar potverdomme treffen moest. Haar antwoord:

“Nee, niet echt. Het zal er wel goed wezen want er is nog nooit iemand teruggekomen!”

Uiteraard zei ze dat met een dikke, vette knipoog want zij wist het niet en wij weten het niet. Althans, niet zeker. Er zijn natuurlijk mensen die het gelóven maar zeker weten doen ze het niet. Alleen gekken weten het zeker. Dat vertelde de psychiater van cabaretier Fons Jansen ooit. “Weet u dat zeker?” vroeg Fons aan de psychiater.

“Absoluut zeker!”

Of planten of bloemen pijn voelen lijkt op de discussie of vissen pijn voelen. Vooral nadat ze een haak in de wang hebben. Of diep in de strot. Zo diep dat je die met een haakverwijderaar eruit kan halen zonder dat de vis ‘auw’ begint te roepen. In dit geval zegt mijn empathisch vermogen dat het wel eens pijnlijk zou kúnnen zijn, vooral wanneer het in eerste, tweede of soms derde instantie niet lukt. De ogen van vissen staan al in opperste verbazing je aan te kijken en als je zo aan het frunniken bent lijkt het wel alsof ze dat steeds indringender doen. Ik ben ook altijd opgelucht als de vis, nadat ik ‘m teruggelegd heb in het water, snel weer weg zwemt.

Op zoek naar het volgende haakje.

En ja, vissen klagen doorgaans niet, ze spartelen hooguit. Maar die ogen.. daar zit toch meer leven in dan in bloemen of planten. Je zou natuurlijk kunnen zeggen dat de mensen die zich druk maken om een plantje of bloemetje, gewoon bedeeld zijn met een enorm empathisch vermogen. Gewoon ontzettend rijk aan gevoel voor alles om hen heen. Dat ze misschien zelfs de meeuw die net een stukje kibbeling uit het bakje graait, kunnen vergeven. Of, zoals wijlen mijn schoonmoeder ooit zei nadat iemand bij haar klaagde over haar keffende hondjes in de tuin:

“Ja, maar ze kunnen toch niets anders?”

Laat ik wel even duidelijk zijn, planten weggooien is zonde en we leven in een weggooi-maatschappij waar ik mij ook aan kan ergeren. Ik ben voor hergebruik. Ook voor mensen. Ik gun bijvoorbeeld elke man of vrouw na een scheiding nieuw geluk want alleen is maar alleen. Als ze maar geleerd hebben van hun vorige fouten.

Ja, ook ik kan empathisch zijn.

Tot het irritante toe. Ik kan problemen weg filosoferen als ik op dreef ben. Dat als er bijvoorbeeld een stelletje ruzie heeft, ik beide meningen tegen het licht hou en dan nóg weet te zeggen: “Ja, maar die hond, die keft de hele dag door dus ik begrijp wel dat die mensen dan uiteindelijk elkaar in de haren vliegen!”

Conclusie? Hond moet naar een praatgroep AAK, Anonieme Abnormale Keffers.

Empathie had ik ook laatst voor een kennis van mij. Ik zag aan zijn ogen dat er wat loos was met hem. Die stonden dof, terwijl ze normaal altijd wel een glinstering hadden. Natuurlijk vroeg ik aan hem wat er loos was en nadat ik hem koffie ingeschonken had, brak hij.

Hij was naar een kerstshow geweest.

Ik slikte de brok in mijn keel weg, ging er even goed voor zitten en keek hem recht in de ogen: “Vertel. Hoe is dit je overkomen dan?”

Hij nam een slok van zijn koffie en stak van wal, met horten en stoten. Zijn vriendin had bedacht naar een kerstshow te gaan, samen met zijn ouders waardoor hij al niet meer weigeren kon. Maar het werd nog erger, ze moesten er helemaal voor naar Duiven, bijna 200 km verderop in het land.

Maar liefst vier uur lang slenterde hij in file met duizenden andere ‘Christmaholics’ langs kerst taferelen met alle toeters, kunst, kitsch en bellen er omheen.

En daarna weer 200 km terug.

Daags erna kwam ik hem weer tegen. Ik vroeg hoe het ging.

“Ik heb mijzelf weer bij elkaar geraapt, het gaat wel weer. Dankjewel voor je medeleven.”

Ik zag weer een glinstering in zijn ogen. Best mooi, dat empathie!

 

 

Werkweekje

We hadden er speciaal een week voor vrij genomen. Puur vanwege het feit dat er dan niets hoeft. Even een weekje niet-moeten. Dat is dubbel genieten want in werken gaat zoveel vrije tijd zitten dat je juist gaat uitkijken naar de vrije dag of dagen.

Toch was het anders.

Er moest wel iets. Er moest behangen worden. Twee slaapkamers stonden op de nominatie, de slaapkamer waar onze kleding lag en tevens de functie had als logeerkamer wanneer de jongens komen en de slaapkamer die ik omgedoopt heb tot ‘mancave’. In de kledingopslag stonden twee ooit gekregen kledingkasten plus van die kledingrekken met werkkleding van mij. Het komt haast niet voor maar in dit geval heb ik, de man, meer kleren dan de vrouw.

Ja, ik beken.

Maandag mocht er nog even uitgeslapen worden maar daarna gingen we aan de slag. Eerst maakten we ‘mijn’ kamertje leeg. De computer kreeg permissie om beneden op de eettafel te staan zodat ik er zo nu en dan even achter kon kruipen. Daarna moest het oude behang eraf. Dat heb ik altijd een bijzonder werkje gevonden. Want met het weghalen van de laag, meestal lagen, voel je de geschiedenis van het huis. Nu is ons huis nog maar vijftig jaar oud en heeft het voor ons drie eerdere bewoners gehad. Hier vielen de lagen nog wel mee. Wel kwamen er leuke tekeningen tevoorschijn, nog net geen compleet stripverhaal maar genoeg om te laten zien dat de nieuwe bewoners er zin in hadden.

Dat snap ik wel, het is ook leuk om aan een nieuw woonavontuur te beginnen.

Maar ik kan mij nog wel oudere huizen herinneren waar ik behang moest scheuren. Zo was ik ooit aan het behangscheuren in een huis van mijn eerste werkgever. Dat viel buiten mijn gewone werkzaamheden, namelijk pannenkoeken en poffertjes bakken want ik was voornemens kok te worden. Als werknemer van een seizoenbedrijf wist je dat er wel eens klusjes in de privésfeer voorbijkwamen.

Daar kreeg je dan een paar extra guldens voor.

Zo had ik ook al eens op het dak gestaan van de manager van de plaatselijke supermarkt toen ik daar nog wat bijverdiende als vakkenvuller. Er moesten wat dakpannen verlegd worden bij hem thuis nadat een storm er een paar eraf gegooid had. De ladder kwam tot onderaan de dakgoot dus ik moest over die dakgoot heen klimmen om op het dak te komen, om precies te zijn een dakhelling van 60°.

Dat was mijn eerste kennismaking met het begrip hoogtevrees.

Het behangscheuren was daarmee vergeleken een makkie, ik had hooguit zo nu en dan een keukentrapje nodig. Er mocht ruim geknoeid worden met water en zeep en al gauw lieten de eerste lagen los. Maar de laatste laag was een hele bijzondere, dat waren namelijk kranten en die dateerden uit het jaar 1881. Dat was voor mij als 15-jarige toen een kleine honderd jaar geleden. Niks geen vrolijk kleurtje, motiefje of afbeelding.

Nee, gewoon het harde nieuws.

Vrouwlief was deze week Hoofd Behangster en ik volgde haar in alles, als lul de behanger. Zij had zich natuurlijk ook voorbereid want ze had op YouTube gezien hoe we het moesten doen. Ik benadruk maar weer eens dat voorbereiden want vrouwen lezen ook altijd de gebruiksaanwijzing wanneer er iets in elkaar gezet moet worden. Wij mannen doen dan in omgekeerde volgorde. Na een baan of acht behangen te hebben was ik er al klaar mee en werd ik chagrijnig. Want ik hou niet van klussen. Dat weet zij. En ze zag het nu ook, mijn gezicht stond op onweer. De situatie ontplofte nadat ik de volgende morgen had voorgesteld om even een uurtje te gaan schrijven.

“Dan kan jij dat laatste stukkie muur achter de verwarming mooi afmaken.”

Een onveilige werkomgeving leek vorm te krijgen. Nog net niet op zijn Arib’s of Van Nieuwkerks maar het schuurde ertegenaan. Gelukkig kwam de allerhandigste man van Groningen, Tinus, langs. Hij kwam helpen met het weer in elkaar zetten van een kast die wij gekregen hadden van een buurvrouw. Naast kleding had deze kast ook nog het voordeel dat er een soort van bureau aan vast zat.

Té ingewikkeld voor mij.

Het Hoofd Behangen had bedacht dat in deze kast al mijn werkkleding kon liggen en hangen en dat vond ik wel een goed idee. “En dan halen we bij Ikea een blad wat daar dan weer haaks opgezet kan worden, inclusief tafelpoten.”

“We?”

Was mijn logische reactie, gebruikelijk als ik het woord Ikea hoor. “Nee hoor, ik ga zelf wel even vanavond.” Dat klonk mij dan weer als muziek in de oren want dat betekende dat ik wat voor mijzelf mocht doen.

Mijn chagrijn sloeg weer om naar het normaal.

Nadat mijn kamertje weer de nieuwe oude was, de computer, de replica van de Brandaris en de boekenkast stonden weer op hun plaats, kon de andere kamer behangen worden. Hoofd Behangster had nu de slag te pakken en datzelfde gold voor mij. Ik wist precies wanneer ik de lijm aan kon brengen zodat zij achter elkaar door kon gaan. De oude kledingkast was door mij gedemonteerd en afgevoerd maar daarmee werd een nieuwe uitdaging geboren.

Er moest een nieuwe kast komen want onze kleding hing nu overal in huis op kledingrekken.

Die avond ontwierp Hoofd Behangster een Zweedse kledingkast en de volgende dag kon die gehaald worden. Nu moest ik wél mee maar ach, het chagrijn was al weg en er werd mij een stukje amandeltaart in het vooruitzicht gesteld.

De auto was groot genoeg.

Samen met Tinus werd de kast in elkaar gezet en die avond zochten we onze kleding uit. Mijn door de was gekrompen kleding werd direct gescheiden van de (confronterende) werkelijkheid. Toen ik later op de avond mijn kant van de kast bekeek besefte ik pas hoe groot hij wel niet was.

Kastschaamte.

De laatste avond van deze intensieve week werd afgesloten met een serietje Netflix, als beloning voor al het werk

Ik stelde voor om een advertentie te zetten:

“Te huur. Kastruimte voor uw kleding!”

We slaan maar een keertje over..

Sinds Sepp Blatter de envelop opende om daar het op voorhand dode konijn uit de hoge hoed te toveren, de keuze was gevallen op Qatar, vielen velen om van het lachen om zoveel domheid. Domheid ja, want elk beetje nadenkend mens én voetballiefhebber wist dat dit een honderd procent corruptie schandaaltje was.

Daar hoefde je niet hoogopgeleid voor te zijn.

Hoogopgeleid, dat is tegenwoordig een klasse apart volgens een reclame van een verzekeringsmaatschappij. Want zij hebben autoverzekeringen voor hoogopgeleiden. Het waarom is mij onduidelijk maar het bedrijf zelf zegt dat hoogopgeleiden minder ongelukken en minder schade veroorzaken dan de wat lagere opgeleiden. Hierdoor is de kans kleiner dat ze uit moeten keren.

Eigenaardig.

Ik vraag mij af of dat wel klopt. Want ik geloof niet dat elke hoogopgeleide zo briljant is dat hij of zij geen fouten maakt. Zij zijn net zoveel mens als ieder ander toch? En hoe vaak lezen we niet van zuippartijen en andere ranzigheden die hoogopgeleiden tijdens hun studie uitgevreten hebben. Daarbij weten we tegenwoordig dat alcohol slecht voor je grijze massa is. En daardoor kan het wel eens voorkomen dat je reactievermogen een paar celletjes mist, kapot gezopen door de drank. Waarmee je de kans vergroot om een ongeluk te krijgen of dat je door een black-out pardoes tegen de elektrische laadpaal aanrijdt.

Tja, had je tijdens je studie maar wat minder moeten zuipen.

Daarom begrijp ik die verzekeringsmaatschappij niet. Zij kennen toch ook de verhalen van de studentencorpsen? Of komt het doordat hoogopgeleiden zich láten rijden? Dan staat de auto wel op hun naam maar maken ze gebruik van een chauffeur.

Een chauffeur met een mooi mbo-diploma op zak.

Want een goede chauffeur neemt zijn werk serieus en daarmee ook de regels in het verkeer. Eigenlijk zijn die hoogopgeleiden dan wel in overtreding maar dat is weer die slimheid van hoogopgeleiden. Dat moet ik ze dan wel weer nageven. Hoe sommigen de mazen van de wet handig weten te vinden of zó gigantisch slim zijn dat ze soms de werkelijkheid een beetje lijken te missen.

Bijvoorbeeld om een groot voetbalevenement te organiseren in een erg heet land.

Dat het daar zo warm is realiseerde men zich eerst niet zo toen in 2010 Sepp Blatter bekend maakte dat het Qatar geworden was. Pas in 2015, vijf jaar later, werd dan toch maar besloten om WK voetbal te verschuiven van de zomer naar de winter, november.

En voor het eerst viel het woord ‘airco’ in combinatie met een voetbalstadion!

Natuurlijk heeft ieder land het recht om evenementen te organiseren maar probeer daar dan wel de praktische kant goed in het oog te houden. Want nu is het een voetbaltoernooi maar straks willen ze ook nog de Olympische Winterspelen organiseren! Waarschijnlijk niet eens omdat ze zo van wintersporten houden maar meer omdat ze zo ontzettend veel geld hebben dat ze van gekkigheid niet meer weten hoe ze het uit moeten geven. Daarom is dit helemaal niet zo’n rare gedachte want ze zetten zonder energieschaamte de airco’s op standje Min 30 C en hopsakee, skiën, schaatsen, bobsleeën en snowboarden met die hap. Was het niet China die uiteindelijk sneeuwkanonnen inzette om toch nog genoeg sneeuw voor de sporters te genereren? En schaatsen is natuurlijk helemaal geen probleem want dat doen we hier al jaren. Overdekte ijspaleizen en kunstijsbaantjes op pleinen is gemeengoed sinds we geen echte winters meer hebben.

Maar het klopt niet.

Vooral tegenwoordig, nu we er een vijand bij hebben, dat galgengebroed Vriendje Stikstof! Een prima reden om eens goed over na te denken voordat je iets gaat organiseren. We weten het nu toch wel of blijven we alleen maar wijzen naar de boeren? Nou, met horten en stoten. Om een voorbeeld te noemen, dit jaar was men nog voornemens een muziekfestival te organiseren voor 6000 jongeren rondom een duinmeertje op Terschelling. Midden in de natuur, op een eiland met 4700 inwoners.

Qatar lijkt mij een goed alternatief!

Maar ik was er vanaf het konijn-uit-de-hoed moment al klaar mee. Ik ben niet hoogopgeleid maar was er al klaar mee omdat het tegen mijn gezond verstand indruiste. En het was nog voordat we wisten dat vele arbeiders het leven lieten omdat ze in erbarmelijke omstandigheden het werk moesten doen. Omstandigheden waar onze ouders en voorouders nog tegen gevochten hebben en vorm kreeg in de Arbowet. Die wet is niet zaligmakend hoor, ik ervaar zelf nog regelmatig omstandigheden die aandacht zouden moeten krijgen. En daarnaast, wij hebben in dit land ook arbeidsmigranten die (voornamelijk) de klote klusjes voor ons doen omdat wij, inmiddels verwend door alle luxe om ons heen, daar onze neus voor optrekken.

Dat noemen ze ook wel boter op het hoofd hebben.

Maar al zijn we verwend geraakt, ik geloof niet dat het overgrote deel van onze bevolking nou zat te springen om een WK voetbal in Qatar. Nee, dat is bedacht door de zogenaamde Bobo’s die al sinds jaren de sportwereld aan het uitmelken zijn. Zogenaamd ter vermaak van het volk en achter de schermen ter vermaak van eigen vermogen.

Dat noemen ze ook wel zakkenvullen.

Ik heb wel te doen met de voetballers die aan dit toernooi mee mogen doen. Het zijn natuurlijk al goudhaantjes want het vele geld wat er in de voetbalwereld omgaat is natuurlijk te idioot voor woorden! En wat te denken van al die praatprogramma’s over voetbal, dat is eigenlijk net zo idioot. Want door al dat uitmelken van dit spelletje creëer je dat mensen zich ervan af gaan keren. Vooral als we weer eens zien hoe supporters elkaar voor, tijdens en na de wedstrijden aftuigen.

Die mafkezen spreken zelfs ergens af om elkaar het schompes te slaan!

En laten we wel wezen, het weer is er óók niet naar! Normaal gesproken kijk je de WK- of de EK-voetbal in je oranje korte broek, jurkje of T-shirt. Niet in een energiebesparend huispak of met handschoenen aan. Uiteraard met verkoelend bier of wijn.

Dus niet met warme chocomel met slagroom.

Hopelijk leren we van onze fouten.

(Uiteraard vervalt al het voorgaande zodra we Wereldkampioen worden!)

Bespaar jezelf door in de spiegel te kijken

Met het ouder worden voel ik mij steeds rustiger worden, maken ze mij de pis niet meer lauw zoals ze dat in Brabant zeggen. Niet dat ik al half in mijn kist lig hoor, ik kijk het leven nog steeds recht in de ogen aan. En ik kan mij ook nog erg druk maken maar dan alleen als het om écht belangrijke zaken.

Maar mij druk maken om zaken die jezelf in de hand hebt doe ik niet meer.

Want veel problemen zijn te voorkomen. Zoals bijvoorbeeld het krijgen van een boete vanwege een verkeersovertreding. Zo las ik een krantenbericht dat er in vier maanden tijd een kleine drie miljoen euro’s aan boetes zijn uitgedeeld. Met name voor te hard rijden, Appen en niet handsfree bellen. Drie miljoen euro in vier maanden is bijna tien miljoen per jaar. Want het zijn heus niet seizoensgebonden overtredingen.

Maar wát een geld!

En dat terwijl we juist nu op de kleintjes moeten letten met de huidige energieprijzen én alle andere prijsstijgingen vanwege die verdomde oorlog verderop. Natuurlijk is het makkelijk om te wijzen naar alle veroorzakers maar die slapen er geen nacht slechter om. Of de handhavers van de verkeersregels af te zeiken middels een grote bek of met domme reacties op Facebookberichten. Wees een kerel of vrouw en accepteer de straf. En als het echt onterecht zou zijn dan bestaan er in dit land (!) genoeg mogelijkheden om bezwaar te maken.

Maar nóg makkelijker is het om jezelf eens een spiegel voor te houden.

Hard rijden bijvoorbeeld. Ik zie vaak auto’s inhalen, ruim boven de maximale snelheid. Super hoor, dat geeft een heerlijk gevoel, voor jou maar ook voor de Kiele Kiele Qatar-Sjeiks. Die lachen zich een krul in de Kufiya en zien hun exorbitante vermogen alleen maar groeien. Vooral omdat dat harde rijden geen zin heeft want iets verderop moet je weer volop de rem omdat er nog iemand anders aan het inhalen was. Vraag jezelf maar eens af hoe vaak je nieuwe remschijven nodig hebt. Dit soort rijgedrag kost alleen maar geld want we kunnen nu eenmaal niet in dit land lekker doorrijden. We wonen echt niet op een circuit! Het is dom.

Oliedom!

Het komt vast door mijn leeftijd dat ik al jaren snap dat hardrijden zinloos is. Maar het komt ook doordat ik, helaas, heel veel herinneringen heb aan mensen die omgekomen zijn door te hard rijdende auto’s. Zowel jonge als oude mensen die er nog gewoon hadden kunnen zijn, ware het niet dat die automobilist net bezig met van alles, behalve met opletten in het verkeer. En ik ben echt niet heilig hierin hoor, ook ik heb in het verleden dingen gedaan tijdens het autorijden die nét goed gingen.

En ook ik kreeg regelmatig bekeuringen op de mat.

Toen ik kinderen kreeg en daarmee kennelijk ook iets meer verantwoordelijkheids gevoel, werd het wat rustiger op dat gebied. Want je kan je geld maar één keer uitgeven en dan geef ik het liever aan iets nuttigs of leuks dan aan Vadertje Staat. Ik draag al genoeg belasting af. Dat vertelde ik laatst een jonge vader. Hij had te hard gereden en er hing hem een dikke bekeuring boven het hoofd. Een hele dikke bekeuring. Ik vroeg hem naar de reden, of er misschien thuis iets loos was met zijn gezin. Zijn antwoord was verrassend:

“Nee ik ging niet naar huis, ik was op weg naar mijn werk.”

Ik schoot in de lach: “Wát? Náár je werk? Man, wat ben jij een sukkel!” Hij schrok van mijn reactie, was even van zijn stuk gebracht. “Ja maar… ik mocht daar maar 60 km per uur en ik had niet in de gaten dat ik veel harder reed.” Ik zei: “Gozer! Stap iets eerder je bed uit en zet je cruisecontrol op dit soort wegen op 65 kilometertjes, luister ondertussen naar je favoriete muziek, kijk chill om je heen en bovenal, maak je niet druk!”

Uiteindelijk hebben we er beiden hard om moeten lachen.

Want zo slim is hij wel. Je druk maken in deze welvaart is eigenlijk verspilling van je energie. En inmiddels lijkt het steeds meer door te dringen dat we inderdaad moeten oppassen voor het verspillen van die energie. Ik denk dat vele generatiegenoten mijn gedachten hierover wel zullen herkennen. Want tijdens onze jeugdjaren klonk in menig huishouden dezelfde opvoedingsretoriek:

“Deur dicht! We stoken niet voor de vogeltjes!”

Of lichten uit. Of eet je bord leeg want er zijn landen waar ze helemaal niks te eten hebben. Of knijp die tandpasta-tube beter uit, er zit nog voor een heel weeshuis in! Daarnaast was het gewoon om de fiets te pakken want auto’s waren schaars en als ze er al waren stond er maar één auto per huishouden voor de deur.

Dat is nu wel anders.

Gelukkig krijgt de fiets tegenwoordig weer meer waardering door het gemak, met ondersteuning of juist zo gebouwd dat er haast geen weerstand meer is. Maar ook in de wetenschap dat je vaak veel sneller op de plaats van bestemming bent, in bewéging bent én een frisse neus krijgt.

Het vraagt nauwelijks energie, enkel en alleen maar van jezelf.

En dat is weer goed voor je mentale energie. Want mentaal krijgen we heden ten dage veel te verwerken. De hele wereld komt binnen via onze telefoontjes en dan is het logisch dat we daar soms hoorndol van worden. Deed ik vroeger nog wat lacherig om geestelijke hulpverlening, in de huidige tijd denk ik daar totaal anders over. Want de mens is geen machine maar iemand met gevoelens. Helaas laat het tekort aan hulpverleners zien dat steeds vaker menig emmertje overloopt. En dan kan een goed gesprek met een vertrouweling jou handvatten geven om met die druk om te leren gaan. Dat scheelt weer een grote bek geven tegen de winkelbediende, de dokter, de journalist, de persfotograaf, de verpleegkundige, de brandweerman, de meester of de juf, de callcenter medewerker, de politicus, de vrijwilligers op en om de sportaccommodaties of de buurman.

Of tegen de agent.

De agent die je net staande heeft gehouden omdat je te hard reed.

 

De je-weet-wel-man en andere taboes

Steeds vaker zien we hoe taboes doorbroken worden. Alles moet transparant zijn en bespreekbaar. De jeugd weet al niet beter. Dat is op zich best verfrissend want er komen dan wel eens onderwerpen voorbij die eens niet over het weer, de grote beurt van de auto of een samenvatting van een voetbalwedstrijdje gaan. Maar er zitten natuurlijk wel grenzen aan. Ik hoef bijvoorbeeld niet tijdens de koffiepauze te horen hoe iemand de vrije oefeningen in de echtelijke sponde uitgeoefend heeft.

Dat lijkt mij vooral lastig voor de beelddenkers.

Maar een goed gesprek over iemands achtergrond kan mij wel boeien. Vooral omdat je daardoor soms ook de persoon beter leert te begrijpen in zijn of haar doen en laten. Sowieso kan interesse tonen in een ander je eigen ikje verrijken. Of inspireren, waardoor je ineens heel anders naar die persoon gaat kijken. Of dat je door wat de andere je vertelde, je mening over iets of iemand flink bijgeschaafd kan worden. Want zo had jij het nog niet bekeken. Dat is trouwens een hele goede eigenschap, je eigen gelijk bijschaven. Vooral nu, in onze samenleving, dat niemand meer een andere mening accepteert. Een enorme dooddoener want zo kan er nooit meer een fatsoenlijk gesprek (of debat) gehouden worden.

En verliest het begrip ‘nuance’ zijn kracht.

Het taboe welke op ons slavernijverleden rust lijkt ook gebroken te zijn. Honderdvijftig jaar geleden werd de slavernij afgeschaft en deze week was er veel discussie over hóe de Staat die excuses aan gaat bieden. Vanuit Den Haag óf ter plekke, zodat de mensen daar in de ogen gekeken kunnen worden.

Prima die excuses want we kunnen leren van onze fouten uit het verleden.

De televisie-uitzending van Pointer liet zien dat we dat nog steeds níet doen. Daarin zag je hoe het gesteld is met onze arbeidsmigranten en daarvan kreeg ik het schaamrood op de kaken. Vooral omdat we dankzij diezelfde arbeidsmigranten onze welvaart, onze economie draaiende kunnen houden. We hebben ze hard nodig want ze doen werk waar de gemiddelde Nederlander tegenwoordig zijn neus voor ophaalt. In plaats van te zorgen voor deze mensen die huis en haard achterlaten voor een paar rotcenten, stoppen we ze weg in vergane glorie zijnde bungalowparken of oude caravans. Of we proppen ze in kleine kamertjes van Scrooge achtige pandjesbazen.

Moeten de nazaten van deze mensen ook weer 150 jaar wachten op excuses?

Zelf merk ik ook wat opener te worden over bepaalde onderwerpen. Onderwerpen die voorheen binnenskamers bleven omdat je dacht (!) dat het niemand wat aan zou gaan. Nu is dat soms ook zo maar aan de andere kant werkt het ook weer therapeutisch. Even stoom afblazen helpt om je eigen besognes wat beter te kunnen dragen.

Gedeelde smart is halve smart.

Zo praat ik heel makkelijk over een kwaal waar ik aan lijd, slaapapneu. En door die openheid heb ik inmiddels al een heleboel ‘soortgenoten’ gesproken die ook na het kusje aan de partner een masker opzetten om de adem-stops zoveel als mogelijk te beperken. En zo open was ik ook in het verleden over de ellende van een burenruzie en van mijn scheiding. Mijn vorige werkgever vertelde mij tijdens het exitgesprek na een dienstverband van 21 jaar, altijd zo verwonderd te zijn geweest over mijn inzet en lach op de werkvloer. Ondanks de privé perikelen. Ik zei hem dat dit kwam door de hulp die het bedrijf mij bood én doordat mijn collega’s mij steunden door alleen maar te luisteren of even die arm om mijn schouder te slaan.

Zo simpel was het.

Kortgeleden schreef ik nog over het feit dat ik in de bloei van mijn aftakeling zit. Die aftakeling openbaarde zich al enige jaren maar nu werd het ineens wel erg intiem. Dat was nadat de tandarts tegen mij zei dat een opstandige kies niet meer gerepareerd kon worden. De enige optie was trekken! Nou, dat is iets waar je voorheen niet mee te koop liep in mijn beleving, althans, dat dacht ik altijd. En nadat ik het open en bloot vertelde aan anderen kreeg ik er heel wat (gruwel) verhalen voor terug.

Maar het kan nóg intiemer!

Want zo las ik van de week in de krant een artikel over de je-weet-wel mannen. Deze je-weet-wel mannen zijn mannen die zich hebben laten ‘helpen’ aan hun gevoelig onderwerp, hun voortplantingsorgaan. De mannen in dit artikel spraken er over het algemeen heel makkelijk over, met zo nu en dan een spoortje twijfel. De rode draad was wel dat het voor de vrouw fijner is want die hoeft dan even nergens meer aan te denken.

Hooguit aan het onderwerp veilig vrijen.

En het scheelt haar een hele vervelende ingreep. Want bij mannen is het een stuk makkelijker omdat de natuur ooit bepaald heeft de boel buiten boord te hangen. Afijn, het artikel ging ook over wel of geen kinderwensen, de discussie ‘tweede leg’ á la Rob de Nijs en of de seks nog hetzelfde is al ervoor. Hét bewijs dat we steeds vaker gesprekken voeren waar voorheen toch een behoorlijk taboe op zat.

Ik ben zo’n je-weet-wel-man.

De ingreep verliep voor mij nogal stuntelig. Want nadat de dokter mij, man, 37 jaar en vader van drie zonen, opgedragen had in mijn blote kont plaats te nemen op het slagveld, verwelkomde hij nog even een jonge meid die binnenkwam wandelen.

De stagiaire van dienst zeg maar.

Vervolgens werd ik geprikt waar ik niks van voelde en daarna werden de nodige handelingen verricht om mij iets minder man te maken. Althans, zo lachen wij mannen dat een beetje weg. Eén keer vloekte ik even binnensmonds. Dat was het moment dat de leiding naar buiten getrokken werd, dat voelde als een voetbal die in je zak geschopt werd.

Twee weken later moest ik terugkomen, werd ik getest of er nog zwemmers aanwezig waren.

Op mijn brommertje reed ik naar het ziekenhuis en aldaar moest ik het potje vullen. Nou, dat werd een flinke klus! Op het toilet, zonder enige stimulans of opwekkende gedachten, overstemd door het geluid van een …

Kangoo!

De sterilisatieafdeling zat midden in een verbouwing!

Zenden zonder te ontvangen

Met het ouder worden merk ik dat ik ook meer stil sta bij het leven. Zo sta ik de laatste jaren stil bij 2 november, Allerzielen. Dat komt doordat ik en vele anderen door de jaren heen vele geliefden verloren heb. Daarom hebben ze Allerzielen bedacht. Deze dag wordt gebruikt om nog eens extra te denken aan de overledenen, te bidden voor hun ziel.

Dat die ziel mogen rusten in vrede zoals ze dat zo mooi zeggen.

Ik denk regelmatig aan de doden, meestal geïnspireerd door een mooi liedje of mooie muziek. Zo heb ik tijdens het schrijven van dit stukje de muziek van Ludovico Einaudi aanstaan, ‘Time Lapse’. Deze prachtige muziek brengt mij in de juiste stemming, brengt mij voor mijn gevoel iets dichter bij de doden.

De herfst doet de rest.

Niet dat ik in de herfst zit van mijn leven, ik zomer nog volop. Maar ik heb dierbaren die wél in de herfst van hun leven zitten en dat realiseer ik mij steeds meer. Want hun aanwezigheid was mijn hele leven al vanzelfsprekend. Maar als ik ze nu zie, persoonlijk of op een foto die ik binnenkrijg via Whatsapp, zie ik de broosheid terug in de ogen, de handen of in het loopje.

Een realiteit die ons allemaal staat te wachten.

Wellicht de reden dat ik er steeds meer mee bezig ben. Dan beginnen dingen op te vallen waar ik eerder niet zo mee bezig was. Zo heb je op Facebook een venster waar je kan zien wie er op dat moment online zijn. Dat is niet waterdicht hoor, sommige zijn continue online maar dat wil niet zeggen dat ze dat ook daadwerkelijk zijn.

Gewoon vergeten uit te loggen.

Tijdens mijn nachtdiensten check ik op Facebook nog wel eens wie er nog wakker zijn. Collega’s op andere objecten die misschien wel zin hebben om even te chatten om de nacht wat draaglijker te maken. Of de iemand onder mijn vrienden die de slaap niet kan vatten en dan even online gaat om nog even wat tijdlijntjes weg te vegen of te scrollen, in de hoop slaperig te worden waarna alsnog een paar uurtjes geslapen kan worden. Maar soms schrik ik ook als ik zie wie er nog online zijn.

Namelijk ‘vrienden’ die eigenlijk niet meer onder ons zijn.

Dat kan natuurlijk doordat de achterblijvers niet op de hoogte waren van de inloggegevens of omdat ze geen idee hebben hoe een account te deactiveren. En ja, ooit waren hun dierbaren ook actief op Facebook. Of ze hadden een account om een beetje mee te kunnen kijken op alle tijdlijnen om zo ook nog een beetje mee te kunnen praten.

Maar het kan ook zijn omdat ze het gewoon niet wíllen dat het stopt!

Als rouwverwerking zeg maar. Dat er toch nog iets is waar je even naar terug kan kijken. Ik sprak hierover met verschillende levenden onder ons en die betrapten zich er zelf ook wel eens op om nog even bij dat overleden familielid, geliefde of vriend de foto’s te bekijken. Of de berichten te lezen die ze toen bij leven nog geplaatst hadden. Ik doe dat ook, dan lees ik bijvoorbeeld oude chatberichtjes nog even terug. Zo las ik bij een overleden jeugdvriend zijn laatste chatberichtje met mij naar aanleiding van een overlijden van iemand anders waar hij mij van op de hoogte gebracht had. Ik had geschreven: ‘Zonde.. de goeden gaan altijd het eerst..’. Zijn antwoord: ‘Jammer genoeg wel Arjen.

Hij behoorde ook tot de ‘goeden’ onder ons en ging ook te vroeg.

Regelmatig krijg ik op Facebook herinneringen voorgeschoteld over iets wat ik jaren geleden gepost heb. Ook dan kom ik wel eens reacties tegen van mensen die ons ontvallen zijn.

Dat geeft mij eigenlijk best wel een fijn doch weemoedig gevoel.

De vraag is of we dit allemaal wel willen maar aan de andere kant krijgt de digitale omgeving steeds meer vat op ons en zullen we het moeten accepteren. Ermee leren omgaan. Net zoals doodgaan bij het leven hoort moeten we hier ook mee leren om te gaan. Ik kan het mij daarom heel goed voorstellen dat mensen het account van hun dierbaren niet afsluiten. Vooral dan de dierbaren die veel te vroeg gegaan zijn. Om ze zo nog even bij zich te kunnen houden. Dat je nog even met hem of haar kunt chatten. Om te zeggen dat je haar zo mist. Of aan hem door wil geven dat zijn kinderen het zo goed doen, dat hij daar trots op mag wezen en zich daar geen zorgen over hoeft te maken. En hoe ze op hem lijken, dat ik hem weer terugzie in de gezichten van zijn kinderen.

Zenden zonder te ontvangen.

Misschien is dit wel het nieuwe bidden. In plaats van bidden tot Hogere Machten gewoon even een berichtje typen. In de stilte van de nachtelijke uren of geïnspireerd door mooie muziek of een mooi liedje.

Want tijden veranderen en wij veranderen daarin mee.

Digitaal je verdriet delen komt daar ook bij om de hoek kijken. Steeds vaker zie je dat mensen een rouwkaart posten na een overlijden. Dat is een veel snellere manier om de omgeving op de hoogte te brengen en je hebt direct een veel groter bereik. Ik betrap mij erop dan altijd de condoleances te lezen die daarop volgen want naast de reguliere wensen zitten er zo nu en dan ook mooie herinneringen aan de overledene tussen. Ik kan daar wel wat mee maar het moet ook geen circus worden.

Dat de ruis je gedachten overstemt.

Maar ik raak ook geïnspireerd door de mensen die hun verdriet en pijn van het missen van hun geliefde op sociaal media delen, met een foto of met een gedichtje. Omdat ze op dat moment eigenlijk gewoon even een knuffel willen want ze missen hun geliefde zo. Dat is een pijn die elk goed mens voelt, daar ben ik heilig van overtuigd. Hoe fijn is het dan ook om een hartje te plaatsen of even dat medeleven icoontje aan te klikken.

Een kleine moeite maar oh zo hartverwarmend.

 

Wie de schoen past

Van de week zag ik de trainer van Ajax tijdens een persconferentie terecht tekeergaan tegen het journaille. Normaal is dat een taak van Louis van Gaal waardoor het deze keer mijn aandacht trok. Aandacht die ik al enige jaren kwijt was omdat al dat gelul over voetbal over het algemeen niks toevoegt. Vooral al dat geld wat erin omgaat maakt de sport steeds belachelijker.

Een dooddoener voor een leuk spelletje.

Als er dan weer eens een wedstrijdje is die ik wil kijken wil schakel ik pas in als de wedstrijd begint. Om dat gelul van die analisten te mijden. Ik kan mijn aandacht daar niet meer bij houden en dan ga je toch op andere dingen letten. Het viel mij op dat (sommige) heren aan tafel met blote voeten in de schoenen zaten. Een modeverschijnsel wellicht, volgens mij ooit bedacht door Ruud Krol. Deze oud-voetballer liep privé met blote voeten in zijn mocassins en kennelijk kregen andere mannen daardoor een warm gevoel en gooiden ze hun sokken weg.

Net zoals Prins Claus ooit de stropdas van zich afwierp.

Naast voetbal analisten zie je ook BN’ers met blote voeten in hun schoenen lopen. Alsof ze daarmee willen zeggen dat ze veel bijzonderder zijn dan de mensen die wél sokken dragen in hun schoenen. Persoonlijk lijkt mij het niet fris. Ik heb, op warme dagen, ook wel eens het schroom van mij afgegooid en bloot mijn schoenen betreden maar vond het uiteindelijk behoorlijk gaan stinken. Zodra ik mijn schoenen dan weer uitdeed leek het net of mijn tenen een klein sprongetje maakten, dankbaar voor deze bevrijding en dankbaar voor de frisse lucht.

Ik beloonde ze met een koudwaterbadje.

Die ‘ban’ op sokken kan ik dus niet begrijpen. Schoenwerpen dan weer wel. Dat is namelijk een cultureel ding. Zo was er in 2008 die Irakese journalist die een schoen naar President Bush gooide. In Irak is een schoen naar iemand werpen een teken van minachting. Daar zit wat in want zolen raken de grond en dat is vies. Daarom doet men ook de schoenen uit in de moskee of als je bij elkaar op visite gaat. Uit respect. Maar de schoen werpen is een absolute belediging.

Absoluut níet te vergelijken door onze Nationale Driekleur, de vlag waar velen voor gestreden én gesneuveld zijn, om te draaien.

Dan is er nog het fenomeen schoenen aan elkaar knopen en deze over een boomtak gooien. Een best wel grappig gezicht alleen vraag ik mij dan af hoe je dag dan verder ‘verloopt’. Vooral als je ook al je sokken weggegooid hebt. Met al die rommel op straat lijkt mij dat een uitdaging of je moet het juist doen in de geest van die halve zool Emile Ratelband. Die liet mensen (betaald!) over hete kolen lopen.

Maar dat terzijde.

Schoenen in bomen gooien komt uit de skate wereld. Die skateboarders hebben griptape op hun skateboards om, het woord zegt het al, goed grip te houden. Maar daardoor slijten hun schoenen vele malen sneller dan ze normaal zouden doen. Wanneer er dan weer een paar naar de gallemiezen zijn, binden ze de veters aan elkaar en gooien ze dan in een boom of iets anders waar ze mooi hoog hangen kunnen.

“Hang ‘em high!” zei Clint Eastwood al in de gelijknamige film.

Ooit was er een populaire Tv-serie, Married with Children. Daar was de hoofdpersoon een schoenenverkoper. In die serie werden eigenlijk alle partijen op een hilarische manier belachelijk werden gemaakt. Maar daarin werd ook het vak, schoenenverkoper, met enige minachting genoemd. Ik begreep dat nooit want schoenenverkoper is naar mijn idee een nobel vak.

Dat werd onlangs maar weer bevestigd.

Ik probeer veel te lopen omdat ik te zwaar ben. Dat doe ik privé maar ook op mijn werk. Voor dat laatste krijg ik zelfs betaald! Maar de laatste jaren ontwikkelde ik de ene na de andere blaar en ja, dan zakt de moed nog wel eens in de schoenen. Daarom besloot ik meer aandacht te besteden aan die schoenen en belanden mijn vrouw en ik bij de ANWB winkel. Samen met mijn vrouw en daarmee buiten onze wil om, aspirant ‘ANWB-stel’.

Maar ja, redelijke prijzen hielpen ons over de drempel.

Het werd wel wat beter maar toch bleven mijn voeten een puinhoop. Zelfs de sokken met Links en Rechts markeringen hielpen niet. Dat deed ons besluiten om de voeten maar eens bloot te leggen bij een podoloog, eentje die verbonden was aan een schoenenzaak zodat we direct goede schoenen konden aanmeten.

Pijnlijk voor de portemonnee maar helend voor de voetjes.

Na grondig onderzoek bleek dat ik niet meer helemaal recht stond en daarmee werd het oordeel geveld: steunzolen! Het mag want ik zit nu eenmaal in de bloei van mijn aftakeling zoals ik al eens eerder memoreerde, een opmerking die ik mocht ontvangen van een jeugdige collega.

Afgelopen zaterdag heb ik ze gehaald.

De schoenverkoopster checkte of ze pasten in mijn werk- wandel- en privéschoenen. De wandelschoenen werden afgekeurd want mijn schoenmaat was niet meer maat 45 maar maat 46.5. Ik schrok. Maar zei stelde mij gerust, dat kwam gewoon door het ouder worden. Die voeten hebben al wat kilometers achter zich liggen en zakken dan wat door. Even later stapte ik op mijn nieuwe wandelschoenen de winkel uit, schoenen waarin mijn tenen piano konden spelen.

Want als je tenen piano kunnen spelen zit de schoen goed!

Daags erna stopte ik de steunzolen in mijn werkschoenen en dat voelde enigszins raar. Maar ja, dat was een kwestie van wennen natuurlijk. Maar met de stappen die ik die dag maakte, 12363 om precies te zijn, voelde ik mijn hakken weer blaarbranden en speelden mijn tenen hele valse noten op de piano! Toen ik thuiskwam vroeg mijn vrouw nieuwsgierig naar mijn ervaringen met de steunzolen. Terwijl ik de schoenen uitschopte en een kreet van oplichting slaakte, wist zij mijn antwoord al. Ze pakte een van de schoenen en graaide de steunzool eruit.

En vervolgens de oude zool die ik vergeten was eruit te halen……

 

 

Aan de reis

Het was de dag voor Maria-Hemelvaart, 14 augustus 1957. In die tijd was 15 augustus nog een katholieke feestdag. Het jonge stel, zij 28 jaar en hij 23 jaar, had vanuit Zaandam de bus gepakt voor hun reis naar Harlingen. Een belangrijke reis want het zou hun verdere leven bepalen.

Na een correctie van eerdere plannen.

Want hij wilde eigenlijk emigreren. Samen met twee vrienden. Alleen kreeg de ene vriend rugklachten en de andere een relatie. Die plannen kwamen daardoor onder druk te staan maar aan de andere kant kwam er misschien wel wat nieuws voor terug. Dat klopte. Hij kwam daarachter toen hij zijn zieke oom uit Harlingen bezocht. Deze lag destijds met tuberculose in het sanatorium te Bilthoven. Deze oom, de broer van zijn moeder, had op Terschelling een bouwbedrijfje. Hij had bedacht dat zijn neef, beginnend Timmerman, wel bij hem aan het werk kon want er stonden een aantal flinke klussen op het programma. Vandaar zijn vraag toen zijn neef aan zijn bed stond:

“Wil je niet naar Terschelling emigreren?”

Daar moest hij eerst even over nadenken. Want hoe stond zijn vriendin hierin? Hij kende haar nog niet zolang want hij had haar leren kennen tijdens een busreisje voor alleenstaanden. Een reisje naar het Zwarte Woud. Dat reisje had in eerste instantie nogal wat voeten in de aarde. Ten eerste omdat hij er flink voor had moeten sparen en ten tweede omdat zijn ouders liever hadden dat hij het geld aan iets anders ging besteden.

Bijvoorbeeld aan een reis naar Lourdes om daar mensen te helpen die slecht ter been waren.

Maar hij hield voet bij stuk en koos voor het Zwarte Woud, ook omdat zijn leraar dat aangeraden had: ‘Als je hout wilt zien moet je naar het Zwarte Woud!’ Daar zat wel wat logica in vond zijn leerling en de reis werd geboekt. Naast de connectie met al dat hout kreeg hij ook connectie met een alleraardigste jongedame uit Zaandam waardoor hij met een goed gevoel dat hoofdstuk sluiten kon.

Om een nieuwe te beginnen.

Zij reageerde positief op de nieuwe ‘emigratieplannen’. Ze spraken af om wel eerst eens te gaan kijken op dat eiland. Zodoende kwamen ze na een lange rit met de bus aan in Harlingen. Het weer was niet echt zomers: wind, regen en relatief onstuimig. Het zomerse weer had Harlingen even overgeslagen. Stoomschip De Noord Nederland lag aan de Willemskade te wachten op het jonge stel maar vertrok uiteindelijk veel later dan gepland. De kapitein dacht iets af te kunnen snijden maar kwam daar bedrogen uit.

Het schip liep vast.

Ondertussen bleef het maar regenen, was de temperatuur flink gezakt en begon de deklast ook nog te schuiven. Daartussen zat een jonge vrouw in slechts een jurkje en een dun zomerjasje te rillen van de kou. En de vermoeidheid begon ook toe te slaan. De bedenker van dit avontuur voelde zijn enthousiasme ook behoorlijk in zijn schoenen zakken. Vooral omdat hij haar hoorde zeggen:

“Ik ben klaar met dat eiland!”

Wat een ellende voor de jonge timmerman. De vertwijfeling sloeg nu ook bij hem toe na jaren van voorspoed in zijn keuzes, keuzes waar hij veel tijd en energie ingestoken had. Studeren, werken en studeren, om zo goed als mogelijk het edele vak als Timmerman onder de knie te krijgen. Nu werd hij dwars gezeten door de grillen van de natuur en kon er geen vinger achter leggen. Amper 23 jaar, vastgelopen, midden op de Waddenzee en om hem heen enkel duisternis.

Hij zag even geen horizon meer.

Ineens kwam het schip weer in beweging, vergezeld door tevreden kreten vanuit de stuurhut. Het schip was weer los en kon haar reis vervolgen. En daarmee leek het weer ook om te slaan want de wind ging nagenoeg liggen en het hield op met regenen. Met het omslaan van de weersomstandigheden sloeg ook het humeur van het jonge stel om. En toen de bewolking openbrak zette een volle maan de hele Waddenzee én het eiland Terschelling vol in de schijnwerpers.

Samen keken ze hand in hand naar hun nieuwe toekomst en was de keuze gemaakt.

Tegen middernacht voerden ze de haven binnen, opgewacht door het vele volk welke waren afgekomen op het nieuws van een vertraagde boot. Tussen het volk stond ook de oom, Nerus van der Zee, om het stel op te halen en ze een warm welkom te geven.

En hopelijk een mooie toekomst!

De volgende dag was het stralend mooi weer en daarmee leek het eiland deze twee jonge mensen te omarmen in de hoop ze niet meer los te laten. Want het eiland kreeg ook steeds meer te maken met toerisme en daarmee tevens een goede economische basis. Natuurlijk was er naast de zakelijke kant van de reis ook nog tijd voor een mooie strandwandeling en werd de liefde voor het eiland beslecht.

Ze waren geland.

Hij begon in september met werken en zij kwam uiteindelijk zes maanden later. Ruim 64 jaar leefden ze met elkaar en dat ging zoals het de meeste mensen vergaat, met ups en downs. Het inburgeren ging ze makkelijk af want ze begrepen hoe je je moest opstellen in een kleine doch hechte gemeenschap. Ze kregen drie kinderen waaronder ondergetekende en die voelden zich de gelukkigste kinderen op Aarde. Want dankzij die stap van hun ouders in het jaar 1957, mochten zij hun jeugd doorbrengen op een eiland.

En daar ben ik ze nog steeds dankbaar voor.

Medio juni 2022 kwam onze moeder weer in stormweer terecht want de ziekte die haar geest zo kwelde kreeg de overhand. Het schip waar ze op voer liep weer even vast en mijn vader kreeg er, ondanks zijn al jarenlange inspanningen, geen beweging meer in. De gesloten afdeling van het plaatselijke verpleeghuis met de mooie naam ‘Griltjeplak’ kreeg er een bewoonster bij. Helaas liep dat niet helemaal zoals alle partijen gewild hadden. Het duurde ongeveer drie maanden van op je tanden bijten, vallen en opstaan en het eeuwige geduld van het oh zo geduldige en lieve personeel.

Toen ging de storm liggen, de hemel brak open en de maan toonde zich aan onze moeder.

De reis is nog niet voorbij maar voor nu is ze weer geland en kijkt ze, met flarden van herinneringen vanaf haar kamer naar buiten.

Naar een door het maanlicht verlichte kalme Waddenzee!

Wat een hondenleven

Het was van de week weer Dierendag en rond die dag bericht de media ons weer met van alles over dieren. Zo bleek dat we steeds meer uitgeven aan kleding voor dieren. Ik herhaal: we geven steeds meer uit aan kleding voor dieren. Crisissen of niet. 

We geven dus geld uit om onze dieren aan te kleden.  

Blijft bijzonder om dit soort berichten te lezen. De liefde voor dieren begint onderhand exorbitante vormen aan te nemen. En de liefde voor de mens neemt juist af. Dat snap ik wel als je ziet hoe sommige mensen zich tegenwoordig gedragen. Grote bekken lijken steeds meer ‘normaal’ en de gewone mens zoekt het dan maar elders. Bijvoorbeeld bij honden. 

Want die geven geen grote bek.  

Ik moet daaraan toevoegen dat er ook grote bekken rondlopen met honden hoor. Kunnen ze die mooi klein houden want dat vinden grote bekken fijn, macht over een ander hebben. Nog niet zo lang geleden zag ik zo’n type lopen. Hij zag er heel stoer uit. Naast hem liep een hond, met de kop heel onderdanig gebogen, ogen constant naar de baas gericht en de staart tussen de benen.  

Typisch een gevalletje Dierenbescherming. 

Want honden, of dieren in het algemeen, kunnen zichzelf niet beschermen tegen mishandelingen of verbaal geweld. En hun trouw wordt in dit soort omstandigheden enorm op de proef gesteld. Ook als je ze kleren aantrekt.  

Want dat is dubbelop. 

Ik kan daar slecht tegen, tegen de ‘ vermenselijking’ van dieren. Dat kinderen die neiging hebben snap ik wel maar steeds vaker zie je dat ook de volwassenen zich hiermee bezighouden. Want het is zo zielig. Zo moest ik op een regenachtige avond het hondje van mijn schoonvader uitlaten. Tijdens het omdoen van de riem riep hij vanuit de kamer dat ik niet vergeten moest om zijn jas aan te doen. Natuurlijk ben ik hem dienstbaar maar in dit geval even niet. Ik riep terug dat ik het zou doen maar liet de jas, hangend aan de kapstok (!), ongemoeid.  

Even dacht ik dat het hondje mij dankbaar aankeek. 

Eenmaal weer terug pakte ik de natte hond op en zette deze op het tafeltje in de schuur. Vervolgens pakte ik een handdoek en wreef haar lekker droog. Nadat ze weer met vier poten op de grond stond, schudde ze haar vacht nog even lekker uit en vervolgens keek ze mij aan met haar meest liefdevolle blik. Want ze wist wat er komen zou: 

De beloning. 

In de vorm van een klein koekje. Een hondenkoekje, zonder toegevoegde suikers zeg maar zoals wij mensen die eten als we braaf geweest zijn. Of als we gewoon trek hebben in iets zoets. Of als we troost zoeken omdat het leven niet altijd even eerlijk of fijn is.  

Of omdat het zo gezellig is! 

Dat hoor ik hier thuis nog wel eens. Meestal nadat ik alle koekjes weer opgegeten heb en de vrouw in huis misgegrepen heeft. Waarom ik al die koekjes opgevreten heb. “Waarom? Omdat ik ze lekker vind. En omdat we ze in huis hebben.” antwoord ik dan, wetende dat ze daar natuurlijk geen genoegen mee neemt. Ik zou ook balen als ik iets wil pakken omdat ik daar zin in heb en er dan achter kom dat het er niet meer is. Het is nog net niet een lege verpakking. Nee, die moffel ik weg in de vuilnisbak. 

Sporen wissen, zie ik ze ook altijd in krimi’s doen. 

Meestal gooi ik mijn standaard betoog op tafel. Dat ze al die gezellige dingen gewoon niet in huis moet halen. Zij is het daar niet mee eens want ze vindt dat dit soort dingen gewoon in huis moeten kunnen liggen. Zodat er zo nu en dan een koekje of een chocolaatje gepakt kan worden. Nou, dat lukt mij niet. Ik lijk wat dat betreft ook op een hond. Die vreten alles op wat ze voorgeschoteld krijgen. Ook een dingetje wat hondenbezitters wel eens vergeten willen. 

Die laten nog net niet de hond mee-eten met de dagelijkse pot.  

Terwijl dat juist zo slecht is voor de hond want die hoort geen zout, suiker of andere toevoegingen te eten. Wanneer ze dat wel doen dan is de kans groot dat er een bezoek aan de dierenarts aan zit te komen. Of dat ze te vroeg qua fitheid en gewicht het loodje moeten leggen. Qua fitheid omdat ze te weinig uitgelaten worden en qua gewicht omdat ze te veel eten krijgen. Natuurlijk begrijp ik de baasjes wel. Want honden zijn gewiekst in bedelen. Je moet sterk in je schoenen staan wil je ze kunnen weerstaan: 

Die trouwe hondenogen.  

Die Dierenbescherming mag wat mij betreft zich meer laten horen middels goede voorlichting zolang dieren niet zelf aan de bel kunnen trekken. Zoals toen tijdens de corona beperkingen, toen veel mensen ineens een hond aan gingen schaffen om zo de tijd wat door te komen. Op zich prima natuurlijk, maar schrijnend waren de berichten dat toen de vrijheid weer wat terugkwam, de honden naar het asiel gebracht werden. 

De reinste dierenmishandeling! 

Een dier neem je niet voor even maar voor het leven. Een goede reden om daarvan af te wijken zou ziekte of ander onvermogen zijn, maar niet omdat ‘de lol’ eraf is of omdat het niet handig is met vakantiereisjes of weekendjes weg. Dat is, ondanks dat we dolgraag een hond zouden willen, een van de redenen dat wij geen hond nemen. Wij werken beiden en een hond in huis past daar niet in. Die zou zich dan de hele dag doodvervelen of de boel bij elkaar blaffen omdat hij niet begrijpen kan dat de baasjes weg zijn. Met een volle blaas. 

Wij wachten nog even tot na ons pensioen. 

Dierendag is een van die dagen die ons doet herinneren dat we huisdieren hebben. Met de daarbij behorende verantwoordelijkheid. Dieren zijn niet alleen voor de leuk wanneer het jóu uitkomt, ze zijn er ook om verzorgd te worden. 24/7, een hondenleven lang. Behandel ze daarom met respect. 

Daar krijg je dik verdiende liefde voor terug! 

De hoeksteen die zijn kracht verloor

Personeelstekort. Het zoveelste grote probleem waar we met zijn allen last van hebben. Bij ons thuis is het ook al te merken. Dat tekort openbaart zich meestal aan het einde van de werkweek. Want het huis moet ‘gepoetst’ worden. Maar als je allebei werkt is dat best wel eens lastig. Voor mijn vrouw is dit een belangrijk onderwerp en ik vind het alleen maar ingewikkeld.

Want ik zie vaak niet wat zij wél ziet!

Niet dat ik ervoor weg wil lopen hoor, ik weet het: een opgeruimd huis is een opgeruimd hoofd. Dat is gewoon een feit waar niet mee te spotten valt. Ik pak ook zo de stofzuiger en zuig van boven naar beneden en geloof mij op mijn woord:

Ook onder het bed of andere obstakels.

En toch vergeet ik dan wat volgens mijn geliefde. Namelijk het afstoffen. Want volgens haar moet er eerst gestoft worden met zo’n doekie aan een stokkie voordat er gezogen gaat worden. En daar zit nu de kneep.

Ik kan dat niet.

Omdat dat doekie in mijn ogen totaal geen effect heeft. Een uitgeknepen doek na een verfrissende duik in een fris ruikend sopje heeft in mijn ogen veel meer effect dan zo’n zakdoek op een stokkie. Maar dat wil ze niet en sinds we dat uitgesproken hebben naar elkaar tijdens de relatietherapie die wij moesten volgen kwamen we tot het volgende compromis:

Zij stoft. Ik zuig.

Maar het valt ons zwaar dat schoonmaken na een dikke werkweek. En naast dat werk mantelzorgt mijn vrouw ook nog. En dan snap ik wel haar verlangen naar personeel welke die taak over kan nemen. Iemand die elke week enkele uurtjes langskomt en dan tekeergaat als een Witte Tornado.

Helaas pindakaas.

De enige troost die wij hebben is dat we niet de enigen zijn die last ondervinden van de tekorten. In vrijwel elke branche schreeuwen ze om personeel. En je kon erop wachten dat die ene discussie dan gestart gaat worden:

De discussie over de lengte van de werkweek.

Vroeger was het simpel: de vrouw zorgde voor het huishouden en de (eventuele) kinderen en de man werkte. De hele week, minimaal 40 uur. Toen ik een gezin gesticht had met drie jonge kinderen was ik de kostwinner. De reden dat ik de kostwinner was kwam voort uit gemakzucht. Ik werkte heel onregelmatig en ik vond dat de kinderen altijd op een ouder moesten kunnen rekenen. Als zij ook zou werken werd dat een hele toer om te organiseren. De prijs die ik daarvoor betaalde was dat ik haast elke maand financieel tekortkwam. Om dat weer op te lossen zocht ik nog meer werk, hetzij middels overuren hetzij met werk aanpakken buiten mijn eigen werk om. Zo was ik ooit oproep-glazenwasser en stond ik regelmatig in Horeca-keukens om wat bij te verdienen. En geheel in stijl van een christelijke politieke partij in die tijd, gelet op hun slogan:

‘Het gezin is de hoeksteen van de samenleving.’

De gedachte achter die slogan was een nobel streven, daar kon je het alleen maar mee eens zijn. Maar zoals we allemaal weten, tijden veranderen en de 24 uur maatschappij ontwikkelde zich met de dag. Van het woord parttime had nog niemand gehoord maar door het stijgen van de welvaart en de daarbij behorende uitgaven besloten steeds meer huisvrouwen (en wellicht ook huismannen) er een parttimebaan bij te nemen. Doordat beide ouders gingen werken kregen we te maken met het fenomeen ‘sleutelkinderen,’ kinderen die uit school in een leeg huis kwamen. En ja, als er geen toezicht is willen kinderen nog wel eens afdwalen van de regeltjes of ze gaan juist afdwalen omdat ze gewoon hun ouders missen.

De eerdergenoemde hoeksteen werd poreus, begon scheurtjes te vertonen en verloor stevigheid.

De laatste jaren is er overal tekort aan personeel en laait de discussie op om parttimers meer uren te laten werken. Want parttime werken is erg populair. We zien het nu ook bij jonge stellen. Die werken dan allebei drie of hoogstens vier dagen en zijn eigenlijk best wel tevreden met de inkomsten. Maar als iedereen nu eens fulltime zou gaan werken dan zou dat een hoop problemen kunnen oplossen. Ten eerste komt er dan natuurlijk meer geld binnen waardoor je niet meer élke maand tekortkomt. Er is dan ook minder tijd om het uit te geven en er is wellicht ook geld voor een ontbijtje zodat de kinderen niet met honger naar school hoeven. Of, erger, in hun pauzes naar de supermarkt moeten om hun verlate ontbijt of lunch zèlf te kopen.

Dat is dan weer driedubbele winst zou ik zeggen.

Ten tweede is het ook goed voor de relatie. Want als je allebei zou werken kun je ook geen ruzie maken. Daarnaast zie je elkaar minder en komt het verlangen om elkaar te zien weer terug en wellicht daarmee ook de liefde.

Waar het immers ooit mee begonnen is!

Ten derde is het mentaal ook beter voor je. Want ook al is werken absoluut niet altijd even leuk, het is wel goed voor je sociale vaardigheden en het vergroot je wereld. Dat ene goede gesprek in de koffiepauze of even flink met elkaar lachen kan een enorme boost geven van je dag. Of wanneer je aan het einde van een werkdag tegen een collega kan zeggen dat jullie zo lekker samengewerkt hebben.

Dat kan al aanvoelen als een klein gelukje.

Want de hele dag naar je muren of je buren kijken is niet een ideale situatie om de dag door te komen. Bovenstaande geldt natuurlijk alleen voor mensen die in staat zijn om te werken want dat is, helaas, niet voor iedereen weggelegd. En het kan natuurlijk alleen wanneer de energieprijzen weer genormaliseerd zijn. Want tegen de huidige tarieven valt niet te werken, of de kinderen moeten ook een baan zoeken. Dat laatste scheelt dan weer buitenschoolse opvang, dat dan weer wel.

En de taakverdeling thuis moet dan natuurlijk evenredig verdeeld worden, dus ook de vervelende taakjes.

In mijn geval eerst stoffen en dan stofzuigen!

(Rectificatie, op dringend verzoek van mijn vrouw: eerst stoffen, dan òòk het frisse sopdoekje en dan pas stofzuigen!)

Breekbare mensen

Mensen die anderen kunnen vermaken zijn er al eeuwen. Zo had een beetje zichzelf respecterende koning of keizer een Nar ter vermaak van henzelf en de Hofhouding. In onze huidige tijd kregen we te maken met cabaretiers die via de theaters ons even de dagelijkse problemen deden vergeten. Na de intrede van de televisie zagen we grapjassen op tv die ons van de bank deden rollen op zaterdagavond, zoals bijvoorbeeld Andre van Duin. 

Onder het genot van een glas gazeuse en een stuk Sneeuwster met het hele gezin voor de buis. 

De cabaretier had naast de lach die hij ontlokte ook regelmatig een serieuze ondertoon. Hij of zij hield je dan een spiegel voor van je gedrag, in de hoop dat je er wat van opsteken zou of, misschien nog mooier, dat je er misschien naar ging leven.  

Uiteraard met een flinke dosis zelfspot! 

Deze lolbroeken hadden er ooit voor gekozen om anderen te vermaken. Maar op een gegeven moment kwam er een ander soort amusement naar voren, amusement waar de gewone burger (on)vrijwillig aan mee ging doen. Zo had je het zeer succesvolle tv-programma ‘Showroom’. Hier werden bijzondere mensen uitgelicht, in de schijnwerpers gezet en heel Nederland smulde ervan. Dat kon toen ook nog omdat er nog niet zoveel tv-zenders waren. Maar het kwam ook omdat het een nieuwe manier van programma’s maken was. 

Ziehier de intrede van ‘reality-tv’.  

Dit fenomeen kwam uit de koker van onder andere de heren Van der Ende en De Mol. Die laatste is momenteel weer veel in het nieuws vanwege de uitspattingen in zijn BN’ers Stal. Maar dat reality was andere koek. Mensen werden gelokt met veel geld om zichzelf te kijk te zetten op de televisie, zoals bij Big Brother of ‘Over de Rooie’. Dat laatste programma was ranziger dan ranzig en legde de hebzucht van de mens bloot.  

Inclusief eventueel nog andere lichaamsdelen. 

Maar dat boeide de makers niet want er werd massaal naar gekeken. Grensoverschrijdende televisie waar wij mensen nog niet veel ervaring mee hadden. Men vond het ranzig maar de zucht naar sensatie was geboren en we verloren daarmee al een beetje onze onschuld. Hoe extremer hoe meer kijkers. Goed (of beter gezegd slecht) voorbeeld zijn de ‘kijkers’ files die ontstaan na een ongeluk op de andere rijbanen. Of als er iemand in elkaar geslagen wordt door een groepje idioten dan is het ook ‘fijn’ om daarnaar te kijken.  

Uiteraard filmend zodat het weer gedeeld kan worden.  

Werden de bijzondere mensen bij Showroom nog enigszins fatsoenlijk benaderd en begeleid, bij de reality programma’s was daar weinig meer van te merken. Soms leek het wel of de deelnemers geselecteerd werden op hoe ‘bijzonder’ ze waren want dat was nóg beter voor de kijkcijfers. Dat zagen de publieke omroepen ook en al gauw zagen we de diarree ook bij hen over de randen van fatsoen heen sijpelen. Neem maar eens een gemiddelde aflevering van de Rijdende Rechter. 

Soms te gênant om naar te kijken. 

Maar dat was nog niet alles. Het opkomende internet bood de mens ook een podium. Zo maakten we kennis met de ‘Internet-gekkies’. Dit waren filmpjes op YouTube waarin gewone en bijzondere mensen iets zeiden wat heel grappig was. Mijn (puberende) kinderen waren hier groot fan van en zo kreeg ik ze ook onder ogen en ja, het was ook vaak erg grappig. Maar dit waren excessen en de meeste filmpjes waren zó gesneden dat het grappig werd. Die mensen hadden zelfs misschien niet eens in de gaten dat ze eigenlijk voor paal werden gezet. Maar tegenwoordig lijkt het wel of we overladen worden met filmpjes van mensen die alleen maar onzin uitkramen. Het is niet zo dat de hele wereld gek aan het worden is maar soms denk ik wel eens dat we verdacht dicht in de buurt komen. Vooral de laatste jaren zie je dat. De media hebben deze, vaak boze, mensen ook ontdekt en geven ze graag een podium. Niet om de inhoud maar puur omdat het scoort, om dezelfde redenen als hierboven beschreven.  

Ik zie alleen maar breekbare mensen. 

Mensen die gevoed worden door populisten zowel aan de rechter- als linkerflanken van de politiek. Opgehitst om alles en iedereen om zich heen te wantrouwen en aangespoord om de barricades te beklimmen. En weet je wat ze ervoor terugkrijgen?  

Aandacht.  

Alleen hebben ze niet in de gaten dat ze de verkeerde aandacht krijgen. Voorheen hadden we nog genoeg instanties die deze mensen konden begeleiden. Instanties die de zo gevraagde aandacht gaven aan deze mensen. Maar sinds de politiek daarop ging bezuinigen is het hek van de dam. Populisten spelen daar handig op in en voeden deze mensen met wantrouwen tegen diezelfde politiek.  

Dat zien we met grote regelmaat in de Tweede Kamer voorbijkomen. 

Daar vechten 21 partijen om een been en uiteindelijk gaat niemand ermee heen. Met als gevolg dat de ‘gewone’ burger die ‘gewoon’ in het leven staat en de dingen doet zoals we dat ooit afgesproken hebben, hoofdschuddend zich hiervan gaat afkeren. Moe van al die boze mensen die schreeuwen en tieren en zich manifesteren op plekken waar politieke meningen vooral níets te zoeken hebben. Steeds vaker worden acties van anderen of evenementen ter vermaak van het volk gekaapt.  

Parasiteren noemen we dat. 

Al die politieke partijen en al die meningen is natuurlijk onze eigen schuld. Want we willen allemaal aandacht voor onze meningen. Het begint een klucht te worden die geen nar of cabaretier had kunnen verzinnen. En dat splinteren woekert voort, zowel in Den Haag als in de lokale politiek. Nóg meer meningen. Nóg meer vergaderen. 

Nóg meer tijdverlies om de grote problemen op te lossen.  

Ik heb humor hoog in het vaandel staan maar ik merk dat het lachen mij steeds vaker vergaat. Gelukkig sta ik met beide benen op de grond en dat houdt mij in evenwicht.  

Toch wankel ik wel eens, dan word ik even van mijn stuk gebracht. 

Breekbaar zoals een mens kan en mag zijn.  

En vertrouwende dat het gezonde verstand die breekbaarheid weer opheft! 

 

Een waar Meesterwerk!

Mijn vrouw was er zelfs wat emotioneel onder, zo blij was ze met het resultaat. Ik hinkte daardoor niet op twee maar op drie gedachten want één: het deed mij erg goed dat ze zo blij was, twee: het scheelde mij een hoop werk en drie: zij was nu wel heel erg op de hand van ‘die andere’. En dat was niet de eerste keer.

Want oh, oh, oh, wat was die man toch handig!

Nu moet ik haar daar wel gelijk in geven hoor, die man is ontzettend handig, alleen baal ik van de aandacht die hij dan vervolgens krijgt. Dat mag best minder. Want ik ben misschien (volgens haar) wel de liefde van haar leven maar heb een enorm groot nadeel:

Ik ben totaal niet handig!

En dat is hij wel, Tinus, de man die alles kan. Sinds wij hem leerden kennen heeft hij al heel wat klusjes c.q. klussen gedaan hier in en om het huis. En vorige week kwam daar nog een klus bij, in de schuur een zogenaamde plafond-opslag maken zodat we de ruimte optimaal gebruiken kunnen.

Ik mocht meehelpen.

En dat helpen bestond uit planken vasthouden, gereedschap aangeven, planken weer loslaten, gereedschap weer aanpakken, de scherpe randjes van de plankjes afschaven en afrekenen bij de houtboer. Niet de Tovenaarsleerling maar de Timmermansleerling. Alhoewel ik zijn ambachtelijke werkzaamheden wel zie als tovenaarskunsten, wat zijn ogen zien kunnen zijn handen maken. Als leerling zijnde was er maar een manier om haar terug te winnen.

Door een Meesterwerk af te leveren!

De vraag was of ik die kans nog wel zou krijgen. Want ja, die plafond-opslag was schitterend geworden, heel praktisch en de afwerking verdiende lof, trompettengeschal en Open Doekjes. Want hij had ook nog even vier plankjes boven de stopcontacten gemaakt zodat wij daar ook wat op konden leggen. Dat had deze Spieker-Tinus zelf even bedacht en daar wisten wij niks van.

En toch kwam die kans om een Meesterwerk af te leveren!

Want Majesteit had nog bedacht dat alle huishoudelijke hulpmiddelen die aan een steel gekoppeld waren, zoals de bezem en de dweil, eigenlijk opgehangen moeten worden. En dat wasrekje ook, die dondert steeds om waardoor je haast je nek breekt in de schuur. Kleine ergernissen die met de dag steeds groter werden. Duidelijker signalen kon ik niet krijgen en ik zag dit als míjn kans om te bewijzen dat ik niet alleen maar twee linkerhanden heb.

Dat er toch echt wel een rechterhand tussen zit!

In mijn hoofd gingen alle radertjes als een gek tekeer, maakte ik berekeningen en visualiseerde deze weer totdat ik een compleet plan voor ogen had. Want ik wist van eerdere klussen dat ik nog wel eens wat stappen had overgeslagen en dat daardoor het project net niet lekker afgerond kon worden. Dus eerst goed nadenken wat ik nodig had: klemmen, vier ophangbeugels, rolmaat, hout, houtvijl, schroefjes van de juiste maat, zwarte verf, schroevendraaier en tot slot, misschien wel het belangrijkste onderdeel, geduld.

Op de klemmen en schroefjes na had ik alles in huis.

Vorige week maandag had ik vrij en nadat de dame hier in huis naar haar werk was, sprong ik uit bed en liep linea recta naar de schuur voor een laatste check en meetwerk. Want ‘meten is weten’ zeggen die klus-mannen/-vrouwen/-genderneutralen altijd. Vervolgens voerde ik mijn opdracht uit in de garage want daar kon ik mooi gebruik maken van een tafeltje. Dat tafeltje stond daar al enige tijd te wachten op een renovatie maar daar was ik nog niet aan toe.

Herstel, daar was ik nog niet aan toegekomen!  

First things first. Eerst zaagde ik de plankjes op maat. Deze plankjes hadden de functie om als ondergrond te dienen voor de klemmen en de ophangbeugels want de houten wanden waren te dun om ze er rechtstreeks op te schroeven. Want je moet niet willen dat de schroeven er aan de andere kant van de wand erdoor komen. Die les had ik al uit eerdere ervaringen geleerd, dat was nog uit de tijd dat mijn plannen nog niet zo concreet waren.

Tegen de tijd dat ik ga hemelen ben ik wellicht een volleerd klusser…

Nadat de plankjes gezaagd waren heb ik ze met de vijl bewerkt zodat alle splinters en andere oneffenheden verdwenen waren. Door dat vijlen snoof ik de lucht van dit stukje hout op en voelde de verbinding tussen mens en (natuur)product. En daarmee begreep ik Tinus ook steeds meer want die ruikt ook altijd even aan het hout, ondertussen met een handstreling het hout beroerend.

Net als koks die even hun neus boven de pan hangen en met de hand de geur naar zich toewuiven.

Daarom is het ook belangrijk om dit door te geven aan onze kinderen, dat ze méér even ‘Zelf doen!’ in plaats van de hapklare brokken waarmee ze steeds meer opgroeien. Alles is maakbaar maar het zelf doen voedt de creatieve geest.

Maar dit even terzijde.

Vervolgens verfde ik de plankjes en zette ze weg om te drogen. De aluminium hangbeugels spoot ik zwart zodat ook deze niet op zouden vallen aan de zwarte wand. Ja, zoals ik al schreef, ik had een goed doordacht plan! Die middag monteerde ik alles in elkaar en nadat alles op zijn plaats hing wist ik het:

Missie geslaagd!

En of die geslaagd was! De dame kwam van haar werk en was sprakeloos na het zien van mijn werkzaamheden. Ze vond het schitterend en heel praktisch en de afwerking verdiende lof, trompettengeschal en Open Doekjes.

Ik was zo trots als een aap met zeven lullen.

Die avond gingen we kijken bij een voetbalwedstrijd van een (ex) buurjongen. Vrouwlief was er lopend heen en ik met de fiets. Naast een spannende wedstrijd voelde ik ook romantische spanning tussen haar en mij. Ze wilde teruglopen maar het was al donker en de puber in mij stak daar een stokje voor:

“Spring maar achterop schat!”

De laatste keer dat zij achterop zat was zo’n 40 jaar geleden en wellicht gilde ze daarom zo hard.

Ik heb sindsdien het Turks Fruit (film) deuntje in mijn hoofd!

 

 

Hardlopend zie je het…Wandelend belééf je het!

Hoe mooi is het toch om in een land te mogen wonen waar je op allerlei manieren vermaakt kan worden. Dat vermaken kan vanuit commercieel oogpunt zijn of vanuit traditie. Of gewoon om iets te organiseren in de straat, wijk, dorp of stad. Nu heb ik dit sneller opgeschreven dan dat het werkelijk inhoud, want het kost nog wel wat:

Namelijk heel veel tijd en heel veel vrijwilligers!

Vrijwilligers zijn goud waard in een samenleving en ik pak elke gelegenheid aan om dat nog maar eens te benadrukken. Bij de Run Winschoten, de oudste 100 km ultraloop van Nederland, ken ik een van die vrijwilligers. Haar enthousiasme om aan dit mooie evenement mee te werken is groot, ze neemt er zelfs vrije dagen voor op! Dat doet ze al een jaartje of 13!

Deze mensen zijn Goud waard!

De gelegenheid deze keer is te raden, ik ga het hebben over de Run. Sterker nog, wij, vrouwlief en ik, hebben gisteren meegedaan! Nu zullen de mensen die mij kennen zich afvragen hoe ik dat dan gedacht te hebben aangezien mijn lijf nu niet bepaald atletisch te noemen is. Mijn vrouw daarentegen is een stuk actiever, die wandelt elke week vele kilometers en daarbij is ze ook nog erg van het zwemmen.

Het zwemmen met snoeken zoals we afgelopen vakantie hebben mogen meemaken.

Maar toch deden we allebei mee en we hebben alles met elkaar zo’n 26 kilometers in de benen. Wandelend. Want naast de hardlopers had men ook drie wandeltochten eraan verbonden, 10, 20 of 30 km. Voor elk wat wils, om zo mensen te stimuleren meer te bewegen want links- of rechtsom, wij genieters van de welvaart moeten meer bewegen! Daarvan zijn wij ons bewust en we proberen dat bewegen ook vol te houden. Door flinke stukken te fietsen of door regelmatig een stuk te wandelen.

Dat ik sinds een week lichter door het leven loop was wel in mijn voordeel.

Lichter ja, want er is in het begin van afgelopen week bij mij een kies getrokken. De tandarts had hoofdschuddend de foto bekeken en zei: “Nou, dat was niet veel meer. Dat is niet iets om over naar huis te schrijven… ” Ik schrok. Lang geleden zijn mijn verstandskiezen getrokken en daar had ik nog wel wat beelden bij. Ik besloot er maar een luchtige draai aan te geven: “En in een column?” vroeg ik, omdat ik weet dat dingen van je afschrijven therapeutisch werken kan. “In een column? Tja, dat kan wel natuurlijk.” zei de tandarts en ik zag de verbazing in zijn ogen boven het mondkapje.

“Maar wil je dat ik het nu doe of wil je een nieuwe afspraak?”

Vluchten kon niet meer en ik gaf aan het dan maar direct te doen. De stoel ging weer in ligstand en na heel wat wrik- en trekwerk was de kies eruit en ik een stukje lichter. Een (jongere) collega gaf het later mooi weer toen ik hem verteld had van mijn belevenissen bij de tandarts: “Je zit in de bloei van je aftakeling!”

Zijn tijd komt nog wel.

Gistermorgen was om 10 uur de start voor ruim honderd wandelaars. De omstandigheden waren perfect: bewolkt, 20 graden, nauwelijks wind en zo nu en dan een verkoelend miezer regentje. Vanaf de sporthal Stikkerlaan en bewapend met een papieren routebeschrijving en een Engelstalige dame die ons de weg wees via de telefoon, begonnen we aan onze tocht die ons richting Finsterwolde zou voeren en vervolgens weer retour via Beerta. De eerste honderd meter liepen we nog even met de hardlopers mee maar daarna hadden we de route voor onszelf. Door het Stadspark liepen we richting de Pieter Smitbrug, zijdelings langs Blauwe Stad en dan richting Finsterwolde. Om en nabij 11 uur waren we ter hoogte van (sponsor) Flonk maar we moesten nog even wachten op de koffie want de organisatie liet ons nog even 2 kilometer omlopen zodat we de 10 km konden aftikken alvorens we even mochten pauzeren. De twee dames van de inschrijving in de sporthal (óók vrijwilligers!) stonden ons al op te wachten met een flesje water en een appeltje.

Op het terras ging de koffie met appeltaart erin als koek!

Tijdens deze pauze begon het ook nog eens flink te regenen maar we zaten lekker droog onder de parasols van het Flonk-terras, net als de vele andere wandelaars om ons heen. De sfeer bleef er opperbest onder en nadat het opgehouden was met regenen begonnen we aan de laatste ronde, de ronde die ons weer terug zou leiden naar Winschoten. Er liepen drie mensen voor ons en dat was wel prettig want dat scheelde route lezen. Dat ging een hele tijd goed, totdat we natuurgebied de Tjamme doorgelopen hadden. Het drietal was even gestopt dus nu moesten we wel passeren en zelf weer kaart gaan lezen. Even verderop kwamen we twee dames tegen, ook wandelaars. Zij waren even het spoor bijster en wij eigenlijk ook. Omdat we nu in hetzelfde schuitje zaten besloten we gezamenlijk te overleggen en al gauw konden we weer de draad oppakken.

Maar niet alleen de draad werd opgepakt.

We raakten met elkaar in gesprek en toen bleek dat de dames uit Monster (het Westland nabij Den Haag) en Lekkerkerk kwamen. Hun mannen deden namelijk mee aan de 100 km run en zij hadden bedacht dat deze wandeltocht een mooie tijddoder was voor hun en daar hadden ze natuurlijk helemaal gelijk in. We bleven de rest van de route dan ook bij elkaar en daardoor vergaten we de afstand én de daarbij inmiddels ontstane pijntjes, zoals lies, heup en voor mij de bekende blaarvorming onder mijn voeten.

Maar we vergaten dat, de sfeer onderling was goed en deed de rest.

Dat is ook weer het voordeel van wandelen. Dat je mensen ontmoet, dat je met elkaar in gesprek kan gaan maar het hoeft niet en ondertussen beweeg je lekker en dat is weer goed voor lijf en geest. Maar de route leidde ons ook langs plekken waar wij nog niet eerder geweest waren met de fiets of benenwagen en dat gaf ook weer extra energie. Tegen 3 uur die middag kwamen we weer aan bij de sporthal en kregen we zelfs een heuse medaille, ons aangereikt door wederom die twee vrijwilligers weer die ons de hele dag al begeleid hadden.

Toen we thuis waren voelden we de vermoeidheid wel maar het was de moeite en de pijntjes meer dan waard. We zagen hoe mooi we toch wonen in deze provincie en we ervaarden de vriendelijkheid van mensen om ons heen en dat is een aangenaam gevoel in deze moeilijke tijden waar we momenteel met zijn allen mee te maken hebben.

Volgend jaar doen we weer mee en ik raad bij deze iedereen aan om volgend jaar ook een van de wandelroutes te lopen. Daarmee doe je mee aan een fantastisch evenement, kun je tussendoor ook nog eens al die hardlopers aanmoedigen, gezellig bijkletsen met bekenden (of onbekenden!) en belééf je de RUN nóg meer!

Organisatie RUN: dank jullie wel!

 

 

Klaagzang in drie coupletten

Natuurlijk mogen we niet klagen want dat doen we al massaal over alles en iedereen, maar nu maak ik een uitzondering. Of eigenlijk twee. Of misschien wel drie.  

Ten eerste wil ik klagen over al die aandacht die Nick en Simon kregen omdat ze niet meer als duo gaan optreden. Kom op zeg, zijn we al zo diepgezonken in dit land? Ik was drie jaar lang een (uiterst succesvol) duo met ex-collega ‘maarnietuithethart’ Sean-Lou maar we hebben daar geen mediahype van gemaakt toen we besloten hadden om niet meer samen te werken.  

Want dat was net zoals bij Nick en Simon geen toegevoegde waarde geweest.  

Maar nee hoor, iedereen dook op dit ‘nieuws’, zelfs Radio 1 besteedde er aandacht aan: “Volgende week geven de beide heren een toelichting op hun besluit.” voegde Natasja Gibbs nog toe aan dit ‘onderwerp.’ 

Mag ik een teiltje! 

Ten tweede wil ik klagen over de zomer die achter ons ligt want daar was ik, met het stijgen van de temperaturen, al snel klaar mee. Bah, wat was het vies heet. En droog. En wat duurde het lang. Want normaal hebben we zomers waarin we drie dagen mooi weer hebben en daarna weer regen, wind en alle depressies op één hoop. Of doordeweeks mooi weer en als je dan vrij bent om het weekend te vieren slaat het weer om en vallen al je plannetjes om je vrije dagen goed door te komen letterlijk in het water. 

Natuurlijk was het voor de vakantiegangers een leuke bijvangst.  

Vooral voor diegene die in eigen land vertoefden. Maar als je moest werken was het soms niet te doen. En voor die laatste groep breek ik nu een lans, wil ik de aandacht geven die ze verdienen. Boven op hun salaris, als een soort bonus zeg maar. De ergernis begint al bij de berichtgeving in de media. Want zodra het een beetje begint te zomeren hoor je op radio en televisie enthousiaste kreten zoals: ‘Het wordt lekker warm’ of ‘Geniet van zon, zee en strand’ of ‘Het is goed barbecue weer!’  

Dat moet anders! 

Ik verzoek, nee ik eis dat men het voortaan anders gaat brengen. Bijvoorbeeld: ‘Het wordt warm! Voor de mensen die moeten werken: sterkte! En wat fijn dat jullie elke dag maar weer de moeite nemen om naar het werk te gaan. Voor de mensen die vakantie hebben of om andere reden thuis zitten: geniet ervan en smeer je goed in!’  

Of ‘Geniet van zon, zee en strand en voor degene die moeten werken: Jullie tijd komt nog!’  

Of ‘Het is goed barbecueweer en in de bedrijfskantine met airco hebben ze vandaag lekkere broodjes gezond, de smoothies zijn een aanrader en je hebt geen last van wespen want die zijn buiten, die maken enkel de terrasjes onveilig!’ 

Zo, dat lucht op!  

En ook nog eens zonder te schelden of op de man/vrouw/genderneutraal te spelen. Daarmee kom ik dan toch bij het derde couplet van deze klaagzang en dat is hoe we tegenwoordig reageren op berichten of berichtjes in de media. Eigenlijk wil ik er geen aandacht aan besteden maar ik durf hier wel te beweren dat heel veel mensen er hetzelfde over denken. Het lijkt wel of het steeds erger aan het worden is en het verziekt de sfeer op social media, een platform waar mensen wat kunnen zeggen of een discussie ergens over aangaan.  

Op een normale, beschaafde manier.  

Voordat het social media in ons leven kwam voerden we dit soort gesprekken in de kroeg, op straat, in de kantine of langs de lijn van de sportclub, de winkelstraat of in de supermarkt. Ik durf nu ook weer te beweren dat die gesprekken op een normale, beschaafde manier gingen zonder op de man/vrouw/genderneutraal te spelen. En kwam je er niet uit met elkaar dan vervolgde je je weg met een vriendelijke ‘Fijne dag verder!’  

Maar toen kwam social media…. 

Dat was nog eens een mooi platform! Daar kon je, gewoon vanaf de bank, je mening geven over onderwerpen die langs kwamen zonder dat je er de deur voor uit moest. En dat kwam goed uit want online winkelen was ondertussen ook al gemeengoed geworden dus wie dut mie wat! Daarbij zag je ook nog eens wat van de wereld want de berichtgeving was grenzeloos doordat ‘vrienden’ hun vakantie- ervaringen deelden met jou.  

Heerlijk! Senseootje erbij en genieten! 

Maar met de jaren kwam er gewenning en kennelijk ook een sleur. Sommigen voelden zich niet meer gezien en gehoord en besloten maar eens hun stem te verheffen. Door bijvoorbeeld op de man/vrouw/genderneutraal te spelen, het liefst zo hard mogelijk. Zo zag ik van de week een lokaal bericht over een persoon die voorzitter werd van de cliëntenraad van het ziekenhuis. Nou, die kreeg wat reacties over zich heen!  

Daar lustten de honden geen brood van. 

En niet alleen de kersverse voorzitter, nee, men nam het ziekenhuis ook nog even mee in de onderbuikgevoelens, het ziekenhuis waarvoor aan het begin van de pandemie nog geklapt werd.  

Tenhemelschreiend! 

Berichtgevingen over een erg leuk evenement, straatfestival De Waterbei, kregen ook te maken met negatieve reacties. Zo was ineens de Pieter Smitbrug de pispaal. Dé brug die er gekomen is na de inspanningen van wijlen Burgemeester Pieter Smit waar we óók voor geklapt hebben. Want je kon er ‘niet fatsoenlijk’ overheen fietsen of lopen vanwege de drukte. Uiteraard maakten de tegenstanders van deze brug (ja, die zijn er echt) ook nog even de gelegenheid om hun ongenoegen te spuien.  

Tja.  

Als er duizenden mensen tegelijk op afkomen, dan kan het druk zijn. Net zoals voorgaande jaren wanneer het publiek van Pura Vida, ook zo’n leuk evenement waar wij jaren van hebben mógen genieten, weer huiswaarts keerde.  

Dat werd filefietsen met veel hilariteit: “Pas op! Poaltje!” 

Sommige van deze reaguurders begonnen als amateur maar hebben zich inmiddels zó geprofessionaliseerd dat het haast sneue, BN’ers geworden zijn. Die zitten denk ik de hele dag (en wellicht nacht) te speuren naar berichten waar ze even lekker venijnig op kunnen reageren, in de hoop van… 

Ja, waarvan eigenlijk? 

Mijn advies? Tel tot tien, ga naar buiten en praat rechtstreeks met mensen. Daar knapt elk mens van op! 

 

 

 

 

 

Liefde is… irritaties wegnemen bij je partner

Van de week zei ik ineens spontaan tegen mijn vrouw dat ik van haar hou. Ik hoefde er totaal geen moeite voor te doen. Mijn vrouw reageerde argwanend maar dat was best logisch want zo vaak zeg ik het nu ook weer niet.

Maar deze keer kwam het vanuit mijn tenen!

Deze ontlading ontstond nadat ik de koelkastdeur geopend had. Want ik zag tot mijn grote vreugde dat de eieren weer in hun originele behuizing zaten, gewoon in de eierdoos. Nu zal menigeen denken: eieren zitten toch ook in een eierdoos? Ik heb, om maar eens een voorbeeld te noemen, nog nooit eieren in De Blije Doos gezien. Oké, in een verhuisdoos willen ze nog wel eens voorkomen maar dan weet ik zeker dat ze nog steeds in de eierdoos zitten want anders wordt het zo’n zooitje. Dus ja, dat klopt allemaal.

Deels.

Want de dame hier in huis is nogal van de doosjes, van de opbergsystemen. Nog niet zolang geleden zaten de beschuiten ineens in een andere bus, net zoals de rozijnen, de zoute amandelen, de cranberries, de koekjes, de muesli, de cruesli en de crackers. Toen ik deze verandering schade sloeg zag ze mij denken: ‘Wat was er mis met die oude bakjes?’ Daarom kwam ze direct met een verklaring zodat ik ten eerste deze veranderingen accepteren zou en ten tweede er rustig aan kon wennen. Want het speelde zich af in de keuken en de keuken is toch wel een beetje mijn gebied, mijn territorium zeg maar. Zo heb ik zelf alle oude koekenpannen vervangen voor stalen koekenpannen.

Dat was wel een dingetje.

Want die moesten ingebrand worden en ja, dat was een aanslag op de keuken en onze longen. Daags erna rook je nog de geur van verhit staal en oververhitte olie. Maar het resultaat mocht er wezen, alhoewel de zwaarte van de pannen nog wel enige irritatie bij mijn vrouw teweegbrengt. Dat snap ik dan wel weer en daarom heb ik de taak toegeëigend de gebruikte pannen weer schoon en droog in de oven onder het fornuis te zetten.

Liefde is compromissen sluiten.

Naast de koekenpannen heb ik ook de kruidenkast in eigen beheer. En, toegegeven, ook hier heb ik enige tijd geleden ook wat aanpassingen aangebracht, namelijk nieuwe kruidenpotjes. De oude hadden geen strooi mogelijkheden en toen ik potjes tegenkwam die dat wel hadden mocht ik ze aanschaffen. De volgende dag zat ik lekker mijn nieuwe kruidenpotjes te vullen.

En met de lettertang de inhoud te duiden!

Ik was helemaal in mijn sas en nadat alle potjes op hun plek stonden was ik best wel trots op het eindresultaat. Structuur en orde, het slijt erin met het ouder worden lijkt het wel. Jammer was wel dat ze niet op alfabetische volgorde stonden maar dat kwam omdat praktisch het won van theoretisch: want het meest gebruikte kruidenpotje moet natuurlijk vooraan staan.

Da’s logisch.

Maar wat was er mis met die voorraadbussen? vroeg ik aan mijn vrouw, zonder het uit te spreken want zij had aan mijn blik genoeg. “Omdat ik er niet in kijken kon. Ik greep steeds mis.” Dat begreep ik niet. Want de oude voorraadbussen waren gestickerd met naam. Ook nu weer las ze mijn gedachten en ze vervolgde haar betoog: “Dat komt omdat ze in de la staan en wij kijken erop in plaats van ertegenaan. Moest ik de rozijnen hebben had ik de suikerbus in mijn hand en wilde ik de muesli pakken dan had ik de bus met cranberries te pakken. Daarom heb ik nu deze, transparante bakjes gekocht en ja, dat was de oplossing!”

Een gelukzalige glimlach brak door op haar gezicht.

Liefde is ook accepteren waarna we weer overgingen tot de orde van de dag. Een paar weken later wilde ik de kaas uit de koelkast pakken en zag dat deze in een plastic, transparante bak lag. Dit was nieuw voor mij. Ik wilde de kaas eruit pakken maar kwam in conflict met de ruimte die daarvoor was, de plank erboven zat zó in de weg dat op het moment dat ik de kaas in mijn handen had de bak bijna

Mijn knie voorkwam erger.

Op mijn vraag aan mijn vrouw waar die bak vandaan kwam kreeg ik enkel te horen dat deze zo handig was want nu konden we daar de kaas voortaan in doen. De dagen daarop bleef ik mij ergeren maar besloot er geen kamervragen meer over te stellen. Een motie indienen was nog een idee geweest maar ach, zoals ik al zei, liefde is accepteren. Daarbij is er al genoeg ellende in de wereld, wie ben ik om daar nog meer ellende aan toe te voegen.

Tot het volgende probleem zich ineens aanmeldde.

Dat was ongeveer een weekje later. Ik wilde een eitje bakken en zocht naar de eierdoos. Geen eierdoos te zien. Ik besloot nu actiever te kijken en waarachtig, ik had er finaal overheen gekeken! Er waren wél eieren maar die zaten niet meer in de bekende eierdoos maar in een bak.

Een transparant, hard plastic bak.

En dat was nog niet eens alles. Er zat namelijk een deksel op. Een los deksel. In de bak is ruimte voor maar liefst 12 eitjes wat mij toch even van mijn stuk bracht. Want wat was er mis met de meest gangbare, de 10? Ik pakte de bak er in zijn geheel uit, haalde het deksel eraf en pakte een eitje. Althans, dat probeerde ik maar het ei gleed uit mijn vingers want het lag te diep verzonken in de voorgevormde bodem.

Ook nu heb ik geprobeerd ermee te leven maar na weken van ongemak liet ik de dame hier in huis toch maar even weten wat ik ervan vond. In rake bewoordingen:

Die bak eruit of ik eruit!

Nou, die kwam binnen. Ik legde het probleem haarfijn uit, voegde eraan toe dat ik alle andere veranderingen accepteerde maar deze bak absoluut niet! Met succes, want van de week zaten de eieren weer in hun eigen, originele doos!

En we leefden weer lang en gelukkig!

Schudden voor (nieuw) gebruik!

Natuurlijk weet ik ook wel dat er in de zomervakantie periode het nieuws soms ver gezocht moet worden om onze honger naar nieuws te kunnen stillen. Inclusief roddel en achterklap want daar smullen we van, zie de opkomst van de zogenaamde juice-kanalen. Althans, dat denken heel veel media. Je zou ook een oude wijsheid erbij kunnen halen:

Geen nieuws, goed nieuws!

Maar daar denken ze toch anders over. Het valt mij op dat vanuit de sensatie hoek suggestieve berichten geplaatst worden, die schetsen dan rampspoed, met mogelijk dood en verderf als je de kop van het stuk geloven moet. Maar wanneer je dan verder leest wordt de soep toch niet zo heet gegeten als zij opgediend werd maar dat maakt de boodschapper niet uit.

Want het doel is bereikt, je hebt erop geklikt!

Het maakt ze niet uit dat de lezer daar wel eens last van zou kunnen krijgen. Dat al dat zogenaamde ‘nieuws’ niet meer verwerkt kan worden en dat er dan kortsluiting in het hoofd kan ontstaan. Steeds vaker zie je dat mensen doorslaan en vervolgens als ‘verward persoon’ betiteld worden, terwijl ze dat bij de basis eigenlijk niet waren.

We worden van al dat ‘nieuws’ moedeloos.

Ik heb inmiddels geleerd dit soort schreeuwende en opruiende koppen over te slaan want het voegt niks toe, enkel maar onrust. Het veroorzaakt alleen maar tijdverlies, terwijl je die tijd juist hard nodig hebt om iets moois van je leven te maken. Ook de tv-wereld mag zich wel eens achter de oren krabben. Sinds de eerste televisieprogramma’s gemaakt werden is het er echt niet beter op geworden. Vroeger was het nog wel bij te houden, dan had je maar twee netten en was er enkel in de avonduren een paar uitzendingen. Rond 1989 startte de eerste commerciële tv-zender en was het hek van de dam.

Tegenwoordig worden we overspoeld met zenders.

Prima hoor, dan is er altijd wat te kijken maar wie heeft bedacht dat wij, het volk, elke avond naar praatprogramma’s moeten kijken? En dan hebben ze het allemaal ook nog eens over dezelfde onderwerpen, besproken door deskundigen, betrokkenen, ex-voetballers, ex-voetbaltrainers, bekende Nederlanders in alle soorten en maten en met of zonder snor of een politicus van een kleine fractie die zegt te weinig tijd te hebben voor Kamerdebatten omdat zij of hij een kleine fractie heeft…Het voegt voor het overgrote deel niets toe en zijn vaak enkel maar proefballonnetjes.

Met enkel (gebakken) lucht als inhoud.

Het enige wat al dat gelul toevoegt is onrust bij de kijkers. En omdat het zich ook nog eens laat in de avond afspeelt een tekort aan nachtrust. Want het gaat om scoren, om de kijkcijfers. Dat ‘scoren’ is sinds de komst van de commerciële televisie totaal doorgeslagen en kent geen regels meer. Neem de reality-tv programma’s. Die zijn goed voor het leedvermaak en voeden onder andere het Twitterriool. Want niets is leuker dan met een grote groep een minderheid voor gek zetten. Pestgedrag waar enorm veel geestelijk leed mee veroorzaakt kan worden. En als het dan eens goed mis gaat dan zit men jankend in de rechtbank, dat het niet zo bedoeld was. Maar ja, via Twitter of facebook is het lekker veilig, of waant men zich veilig achter een nep-account. Ik kan maar één woord bedenken voor dit gedrag:

Laf.

Daarom begrijp ik ook dat steeds meer mensen enkel nog naar de streamingdiensten kijken. De jeugd kijkt al haast geen televisie meer want dat medium is allang haar doel voorbijgeschoten. Dat doel was ooit de hardwerkende burgers het dagelijkse nieuws te brengen en inhoudelijke opinies.

En enig entertainment om de geest wat te doen ontspannen.

Voor de knipoog in het leven want de boog kan niet altijd gespannen zijn. Ik ben liefhebber van de knipoog. Daarom heb ik het volgende bedacht, geïnspireerd door die glazen sneeuwbollen waarin een tafereeltje te zien is. Als we nou eens Nederland in zo’n bol stoppen en als we er dan met zijn allen inzitten gaan we schudden.

Heel hard schudden!

Naast dat het goed is voor het stof zul je zien dat het voor nog veel meer zaken goed is. Want we zijn een beetje de verhoudingen kwijtgeraakt in de loop der jaren. We weten ons niet meer te gedragen en dan raken die verhoudingen zoek. Zoals de verhoudingen tussen Randstad en de Provincies. Alles lijkt zich te concentreren in het Westen en dat geeft scheve verhoudingen. Wij, provincialen, zien de problemen daar zich opstapelen. De bekende stranden daar worden genegeerd maar dat is logisch want je wil niet uren in de file staan, de huizen zijn daar te duur (en te schaars), het dagelijkse fileleed ondanks de vele rijstroken begint op te breken, de vervuilde lucht maakt steeds meer mensen ziek, het individualisme groeit waardoor mensen niet meer weten wie hun buren zijn én de reden dat veel mensen vereenzamen, de luchthavens en zware industrie die te dicht bij dorpen en steden staan en het tekort aan personeel om die hele boel 24/7 draaiende te houden.

Het niet-Randstedelijke volk heeft met jullie te doen.

Niet dat het hier allemaal koek en ei is, oh nee, absoluut niet. Maar het verklaart wel dat er steeds meer mensen uit de Randstad vertrekken naar de provincies, net zoals bedrijven en industrie. En nu moeten we oppassen dat er niet opnieuw scheve verhoudingen zullen ontstaan. Daarom moeten we het land gewoon even oppakken en dan effe lekker gaan schudden, net als die sneeuwbollen. Dat is goed voor het (stik)stof en het kan zorgdragen voor een betere verdeling van alle voorzieningen. Want daar short het nog wel eens aan. Vervolgens zorgen we voor goede en snelle openbaar vervoer verbindingen zodat het aantrekkelijker wordt om de auto meer te laten staan, inclusief de Lelylijn. Zodra dat klaar is voeren we landelijk de burenplicht in en om de twee jaar moet elke burger een tolerantie-keuring ondergaan zodat we weer het land worden van vóór het links- en rechtse populisme.

Oh ja, het Binnenhof verplaatsen we naar Utrecht zodat onze politici weer tussen de mensen komen te staan!

 

Vakantiebaantje

Mijn eerste vakantiebaantje was vakkenvuller bij de plaatselijke Spar, 46 jaar geleden om precies te zijn. Toen mocht je als 12-jarige nog wat bijverdienen en naast dat het mocht was het ook heel normaal. Haast elke jonge jongen of meisje werkte om iets bij te verdienen, naast de vijftig cent zakgeld die je wekelijks kreeg. 

Althans, dat kreeg ik op die leeftijd. 

Er waren natuurlijk altijd leeftijdgenoten die meer kregen. Maar die waren op een hand te tellen. Mijn ouders’ motto was duidelijk: Als je heel graag iets wilde hebben dan moest je gewoon een baantje nemen. Op jongere leeftijd liep ik daarom dan ook met folders, van, jawel, diezelfde supermarkt. Elke woensdagmiddag ging ik op pad, door weer en wind en regen of sneeuw, met de daarbij horende ijzige temperaturen.  

Soms, als ik nu overvallen word door een regenbui, voel ik het weer. 

Dat gevoel van die eenzame fietser, kromgebogen over het stuur…Ik werd er zelfs een beetje verdrietig van omdat ik dit werk doen moest terwijl ‘iedereen’ lekker thuis zat. Gelukkig kon ik ermee ophouden toen ik vakken ging vullen bij de Spar. Ik leerde daar natuurlijk eerst de techniek van het vakken vullen. Oude producten naar voren en de nieuwe erachter. En ‘spiegelen’, alle producten netjes naar voren gericht zodat het leek of de vakken vol waren. Mijn inzet werd uiteindelijk beloond met een eigen schap, de koekjeshoek. 

En ik leerde om te gaan met een stukje verantwoording, om dit schap goed bij te houden. 

Maar ik leerde ook om op tijd op het werk te verschijnen, gesprekken te voeren met ‘ouderen’ in de pauzes en om te gaan met de klanten. Naast voorgaande kreeg ik, geheel spontaan, nog een mooie spiegel voorgehouden waar ik later nog veel aan heb gehad. Die les kreeg ik van de slager van die winkel. Hij had mij vanachter de vleesvitrine gadegeslagen toen ik in gesprek raakte met een vrouwelijke, hele knappe dame.  

Tegenwoordig noemen we zo’n dame een Milf.. 

Nadat het gesprek voorbij was en ik weer met mijn neus tussen de koekjes lag, kwam de slager naar mij toe. Hij zei: “Ik heb net naar je gekeken toen je met mevrouw de Vries sprak. En weet je wat mij opviel? Dat je niet stil kon staan! Je hele lijf, armen en benen bleven maar in beweging, alsof je bezig was met een warming-up!”   

Sinds die dag stap ik heel cool en relaxed op de dames af. 

Wat? Naar een dansfilm?!

Het overlijden van Olivia Newton John deed mijn DeLorean-tijdmachine even terugschakelen naar het jaar 1977. Onze voetbalclub, Quick’35, had geregeld dat ons voetbalteam een week naar Hoek van Holland mocht om daar mee te doen aan een KNVB-voetbalkamp. Dat was een hele belevenis want wij, een groepje 13-14 jarige eilanders, waren nog niet veel gewend. We sliepen in legertenten en er waren naast voetbalwedstrijden ook andere activiteiten, zoals tafeltennis- of volleybaltoernooitjes. Qua voetbal eindigde de hoopvolle verwachting van de club in een teleurstelling maar toen ik jaren later hoorde wat een van de oorzaken was, snapte ik het ook wel weer. Want één van die wedstrijden was tegen een Gronings team, ik vermoed GRC Groningen want dat was hun laatste club voordat ze doorbraken.

Het team met Erwin en Ronald Koeman!

We verloren die pot met 4-1 maar we werden uiteindelijk wel eerste met volleybal. En we wonnen de Vossenjacht. Nu is dat laatste logisch want de vossenjacht speelde zich af in bos en duin en ja, daar waren deze eilander jochies wel mee bekend waardoor we de anderen ver achter ons lieten.

Inclusief Erwin en Ronald!

We gingen ook een dagje naar Rotterdam en we begonnen op de Euromast. De leiding vroeg wie er van ons hoogtevrees hadden. Ik kon daar geen antwoord op geven want ik was nog nooit hoger geweest dan het Kaapsduin, het Seinpaalduin of, what’s in a name, het Arjen’s duin, drie bekende Terschellinger duinen. Nadat ik boven was en over de rand naar beneden keek wist ik het ineens wél! Gelukkig had de leiding mij in de smiezen en werd ik rustig de lift ingeduwd waarna ik mij enkele minuten later kon voegen bij de voetballertjes die het wel wisten.

Die zaten aan de voet van de Euromast stiekem te roken want dat deden we toen al een beetje.

Nadat iedereen weer veilig beneden was werd ons verteld wat we verder nog gingen doen. Dat was natuurlijk ergens wat eten maar daar heb ik totaal geen actieve herinneringen meer aan. “En we gaan naar de film!” voegde de leider eraan toe, “Naar Saturday Night Fever.”

Het zei ons niks.

Tot we voor de bioscoop stonden en de filmposter zagen! De hel brak nog net niet uit maar het scheelde niks. Want de filmposter met daarop een gladjanus in een wit pak en een meisje in een rood jurkje sprak ons niet echt tot de verbeelding:

‘Wát! Gaan we naar een dansfilm?’

Dit was effe een tegenvaller voor ons en we werden er zelfs chagrijnig van. Want wij gingen nooit naar dansfilms op het eiland. De bioscoop daar, Actania, draaide nooit dansfilms. Wij gingen daarheen voor films zoals bijvoorbeeld alles van Bud Spencer & Terence Hill, Monty Python’s Life of Brian, Star Wars, The Deer Hunter, Close Encounters of the Third Kind, Jaws, The Boys from Brazil, My name is Nobody, James Bond, Death Wish of Soldaat van Oranje.

Nou, dat waren films waar zeker niet in gedanst werd!

Chagrijnig namen we plaats in de overigens heerlijk zittende fauteuils van de filmzaal. Dat was wat anders dan die houten stoelen in Actania! Daar moet ik wel aan toevoegen dat ze daar houten stoelen gebruikten, om praktische redenen, want die zaal werd ook voor andere doeleinden gebruikt. Zoals de jaarlijkse schoolavond en de uitvoeringen van de muziek –gym- en toneelvereniging. Dan werd aan het einde van de avond de stoelen opgestapeld en verwijderd uit de zaal.

Zodat er gedanst kon worden…

Maar niet door ons. Oké, niet door de meeste onder ons. Want er waren wel jongens die op volksdansen zaten maar dat was anders. En toen we wat later in de puberteit kwamen waren er ook jongens die op stijldansen gingen of die de discovloer niet schuwden. Maar ik hield mij daar verre afzijdig van. Aan mijn lijf alleen maar de polonaise! Maar ook dan was het meestal onder invloed van (te) veel alcohol.

Waar ik overigens later toch wel spijt van had.

De film opende met het nummer Stayin’ Alive en we zagen die gladjanus op het ritme van de muziek met een blik verf in de hand door de New Yorkse straten lopen. Dat had wel wat dacht ik chagrijnig. Tijdens de twee uren die erop volgden werd mijn hele mening over dansfilms flink overhoopgehaald en kreeg ik zelfs visioenen waarin ik door de straten van mijn geboorteplaats loop, Midsland, op het ritme van Stayin’ Alive die via mijn walkman swingend mijn oren vulde.

Eenmaal weer thuis kocht ik ook alvast maar een pot gel, dat gebruikte die gladjanus ook.

Ja, deze film zette ons hele leven best wel op de kop. Er bleek dus meer te zijn dan vecht- of oorlogsfilms. En die gladjanus had een naam, John Travolta. En hij was best wel stoer, ondanks die stomme bloesjes en die hondenogen. Het jaar daarop gingen we weer naar de film, nu weer in onze eigen, vertrouwde bioscoop met in de voorste rijen de oudere en vaak wat luidruchtiger, jeugd. Het was een dansfilm en deze keer wisten we het en waren we zelfs benieuwd.

Grease!

En John Travolta speelde weer mee. Kennelijk had hij ons commentaar op zijn kleding gehoord want in deze film was hij voornamelijk gekleed in zwarte broeken en zwarte, strakke T-shirts. Een hele verbetering. Maar het werd nog stoerder door de zwarte leren jas met achterop ‘T-Birds’ gedrukt! Dat sprak tot de verbeelding en inspireerde mij en mijn vrienden om later een grijs luchtmacht-jasje aan te schaffen bij de Dumb. De achterkant lieten wij bedrukken, daar kwam de naam van onze band op te staan:

‘The Commotion’ Terschelling.

Nu is ‘band’ een groot woord want geen van allen had een gitaar of drumstel maar het was wel stoer. En we hoopten natuurlijk dat het stoer genoeg was om meisjes zoals Olivia Newton John te kunnen versieren! Want zij maakte in deze film diepe indruk op ons, als degelijk meisje maar ook als stoere chick van de ‘Pink Ladies’.

Andere tijden natuurlijk, tegenwoordig zijn er veel meer smaken.

Olivia Newton John zal nooit meer Hopelessly Devoted To Us zijn….

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Niet komkommer- maar doperwtentijd!!!

De doperwten zijn weer terug op het Groningen land na jaren van afwezigheid. Vorige week werden ze in een razend tempo met enorme machines geoogst. Dat moet snel want de erwtjes moeten binnen vijf uur thuiskomen (in de fabriek) waarna ze een paar uur later in de bekende glazen potten zitten.

Waarna de strijd begint wie er voor het raam mag.

Prachtig nieuws toch! Maar die strijd wie er voor het raam mag deed mij denken aan hoe wij momenteel met elkaar omgaan. Want steeds vaker lijkt het wel of de klaagzang regeert in dit land. Niks deugd meer lijkt het wel. Een klein deel van de bevolking is chronisch boos op alles en iedereen, Calimero’tjes die continue terugvallen in hun rol als slachtoffer van… van alles! Om vervolgens te wijzen naar anderen. Sinds een aantal jaren manifesteren ze zich op allerlei fronten, puur en alleen maar om onrust in de samenleving te veroorzaken.

Ze kapen zelfs de boerenacties.

Om moe van te worden. Deze klagers klaagden wellicht al langer maar sinds ze het social media platform gevonden hebben vervuilen ze het internet zodanig dat het steeds meer een A-social media platform aan het worden is. Het wordt beheerst door mensen met het doperwtjessyndroom: ze willen allemaal voor het raam zitten om gezien en gehoord te worden. Of, om maar even actueel te blijven, men wil allemaal als eerste geholpen worden en als dat dan door omstandigheden niet lukt, komt de agressie en brutaliteit om de hoek kijken zoals we zien in de rijen bij Schiphol. Daarnaast lijkt het ook steeds normaler te worden om mensen met een publieke functie bij voorbaat al te wantrouwen of, erger (lees: idioter) te bedreigen!

Dan is écht abnormaal gedrag en ben je niet geschikt!

Empathisch als ik ben hoop ik wél dat deze mensen uiteindelijk opgevangen worden en door goede begeleiding weer met twee benen op de grond gezet worden, alhoewel ik steeds vaker daar mijn twijfels bij krijg. Want we weten dat de geestelijke zorg in dit land door eerdere bezuinigen vanuit Den Haag al lange tijd achter de feiten aanloopt.

Daar gaan wel vaker zaken mis, daar kunnen we het wel weer over eens zijn met elkaar.

Maar dat geeft je niet het recht om via die platforms mensen af te zeiken of erger, te bedreigen. En helemaal niet anoniem of met een gejat account, dan ben je echt een sneu! Want naast de angst die daarmee gezaaid wordt zal het ook steeds moeilijker worden om mensen te vinden die zich in willen zetten voor de publieke dienstverlening, zoals bijvoorbeeld wethouders, raadsleden, leraren, politieagenten, handhavers, zorgmedewerkers en brandweerlieden. Maar ook in de vrijwilligers hoek zoals bij sportclubs zien we steeds meer agressie waardoor het steeds moeilijker wordt om mensen te vinden die in hun vrije tijd (!) ervoor zorgen dat jij of jouw kinderen mooie momenten kunnen beleven.

Wat is dat toch?

Want als we niet meer met elkaar overweg kunnen of als we niet meer met elkaar willen praten kunnen we net zo goed dit landje op marktplaats zetten en verkopen, inclusief de gehele inboedel. Van het geld wat dat oplevert krijgen alle bewoners een evenredig deel en kun je dat gebruiken om je in een ander land te gaan vestigen.

Want buiten Nederland is alles beter, toch?

Blijft wel de vraag of ze je daar willen hebben natuurlijk want ze checken je eerst even door, bijvoorbeeld, even je vrolijke fratsen op social media te bekijken. Of ze spitten nog even in wat andere privacy gevoeligheden want dat nemen ze daar niet zo nauw als in ons landje, waar haast over alles nagedacht is of nog nagedacht zal worden. Ik denk zelfs dat als je zou zeggen dat Nederland een ontzettend kolere land is om in te leven, dat ze van verbazing je keihard beginnen uit te lachen!

Nou, dan sta je echt voor paal!

Die kans is groot want ik zag van de week in het Journaal dat de fietsersbond alarm heeft geslagen. De fietsersbond, ook weer zo’n toegevoegde waarde in ons land maar toch werken die ook klagers in de hand, bijvoorbeeld de verstokte auto gebruikers. Daar kan ik mij wel iets bij voorstellen hoor, want veel fietsers maken er een potje van. Vooral het niet richting aan willen geven of door rood rijden is een grote ergernis.

Maar ik vergeet nu zelf even de richting aan te geven, ik wijk af van het onderwerp.

De fietsersbond sloeg dus alarm. Over de vele paaltjes die ooit voor de veiligheid van de fietsers op de fietspaden geplaatst zijn, om wellicht grotere voertuigen te weren. Dit is niet nieuw hoor, de bond vecht al jaren tegen die paaltjes maar omdat we midden in de vakantieperiode zitten en de media tóch zichzelf moet vullen, komt dit doperwtennieuws toch weer op de voorgrond.

Zelfs terwijl er vlak bij een hele vieze oorlog gevoerd wordt…

Maar ik ben het eens met de fietsersbond, vooral omdat nog niet zolang geleden een vriendin van ons heel lelijk ten val kwam tegen zo’n paaltje. Ze had hem visueel gemist door de laaghangende zon met alle vervelende gevolgen van dien. Terecht klaagde ze hierover, eerst bij de gemeente en die verwezen haar door naar de provincie want die had dit paaltje ooit geplaatst. De provincie medewerker, jazeker, ook een publieke functie, hoorde haar klacht aan en raadde haar aan een mail te sturen waarin haar fysieke én materiële schade duidelijk in vermeld werd. Want ze moest voor onderzoek naar de Eerste Hulp vanwege lichamelijk letsel waardoor haar eigen risico aangesproken werd en de fiets moest naar de fietsenmaker om weer gerepareerd te worden.

Daarna was het even een tijdje stil maar geduld is een schone zaak.

Dat geduld werd ook beloond. Ze werd gebeld door een aardige meneer die nog eens met haar de schade besprak. Plus zaken waar zij nooit aan gedacht had zoals gederfde inkomsten. Uiteindelijk kreeg ze een mooie financiële vergoeding, ze herstelde van het opgelopen letsel en ze fietst weer vrolijk rond.

Zonder te klagen!

 

Zó handig!

Mijn vrouw snapt mij soms niet en dat snap ik dan weer niet. Niet zorgwekkend hoor, we zitten voornamelijk op dezelfde golflengte maar er blijven altijd wel wat ‘losse eindjes’ dat we even niet op dezelfde frequentie zitten. Dat heeft vast ook te maken met het feit dat wij man en vrouw zijn want over het algemeen, uiteraard met uitzonderingen op de regel zoals bijvoorbeeld ANWB-stellen, verschillen die wel eens van gedachtes en bezigheden. Meestal gaat het om de bekende clichés maar zo nu en dan gaat het nét even ergens anders over.  

Zo las ik laatst een krantenartikel over een kaasschaaf.  

Niet zomaar een kaasschaaf, nee, dit was min of meer de ultieme kaasschaaf. En niet geheel toevallig had ik van dit merk een exemplaar in huis, gekocht bij de plaatselijke kaasboer. Dit was een kaasschaaf waar lang over nagedacht was (150 exemplaren ervóór werden afgekeurd!) volgens het artikel waarin enkele industriële ontwerpers aan het woord kwamen. In eerste instantie vroeg ik mij af waarom deze krant, bekend om haar serieuze berichtgeving en wars van sensatie of wat we steeds vaker zien, informatie over de belevenissen van Bekende Nederlanders, zich ging verdiepen in het tot stand komen van een voorwerp welke nou niet echt tot de verbeelding spreekt.  

Hooguit een handig voorwerp maar meer ook niet. 

Of was de schrijver van het artikel ooit beïnvloed geraakt door Van Kooten & De Bie? Dan doel ik op de scene met de Juinense ondernemer Frederik Weuring jr., kleinzoon van uitvinder Frederik Weuring. De scene is op YouTube terug te vinden en het gaat over de uitvinding van de eiersnijder (1911), ook een best wel handig hulpmiddel in de keuken.  

Want voorheen prakte iedereen nog de eieren op brood. 

Maar op een gegeven moment had elk huishouden op de wereld wel een eiersnijder en was de fabriek ten dode opgeschreven. Het bedrijf moest op zoek naar nieuw elan en vond dat in het volgen van een Training, onder leiding van Jappoloog Bob Westra. Deze spiritualist in de Japanse Leer leerde Weuring jr. en zijn personeel om weer in het product, de eiersnijder, te gaan geloven: ‘Akoea! De Weuring’s eiersnijder tot aan mijn dood!’ Met misschien wel een bonus in de vorm van een mooie opvolger van de eiersnijder. 

Zoals bijvoorbeeld de dubbele eiersnijder! 

Toch raakte het kaasschaaf- artikel mij. Letterlijk. Enkele dagen ervoor ondervond ik lijfelijk de perfecte werking van deze kaasschaaf. Dat gebeurde tijdens het brood smeren voor de volgende dag, voor onze broodtrommeltjes. Terwijl ik met mijn linkerhand het stuk extra belegen kaas vasthield, om met de kaasschaaf in mijn rechterhand enige plakjes kaas af te snijden, schoot ik plots van de kaas af omdat ik iets te onoplettend was. Eerst voelde ik niets maar anderhalve minuut later zag ik twee rode plekken verschijnen, respectievelijk aan de linkerzijde van mijn linker pink en op mijn meest linker knokkel.  

Vervolgens voelde ik een schrijnende pijn. 

Dat worden weer van die wondjes met korstjes die mij altijd triggeren om eraf te pulken. Dat is een van de zwaktes die ik heb. Er is zelfs een naam voor: skin picking oftewel huid plukken. Bij mij ontstaat dat vaak doordat zo’n korstje begint te jeuken en dan krab ik het open. 

De jeuk is dan weg maar ik krijg er bloed voor terug. 

Het blijft niet alleen bij wondjes openkrabben, skin pickers hebben ook een verhouding met een pincet. Zodra ze een haartje voelen op een plek waar normaal haren niet horen zoals in en op de oren, heb ik al een pincet te pakken om deze ongewenste haren te elimineren. Vorig jaar kreeg ik zelfs voor mijn verjaardag een eigen pincet omdat ik die van mijn vrouw ging gebruiken.  

Zij is geen skin picker maar een vrouw.  

Afijn, het is best wel sneu dat ik dat doe maar ik kan slecht tegen jeuk. Daarom heb ik ook overal rugkrabbers liggen, zoals op mijn bureau, naast mijn bed, op de bank tussen kussen en armleuning waar ik altijd zit wanneer we tv kijken, in de keuken in het bakje voor de sleutels en opladers en tot slot ook nog eentje in de auto.  

Uitschuifbare rugkrabbers, ook zo’n fantastische uitvinding! 

Maar goed, ik was zo ontzettend blij dat wij nou net dé perfecte kaasschaaf hebben en toen mijn vrouw van werk kwam wilde ik dat direct met haar delen. Maar ik had niet echt het idee dat het bij haar doordrong. Ik besloot er een schepje bovenop te doen: “Deze kaasschaaf heb je voor je leven, zo goed is hij!” Ze keek mij aan alsof ze water zag branden, begreep mijn enthousiasme totaal niet! En vervolgens begon ze te vertellen wat ze even daarvoor in de supermarkt meegemaakt had. “Ik heb net wat meegemaakt! Ik liep door de supermarkt en ineens werd ik aangeklampt door een voor mij onbekende vrouw. Ik schrok mij dood, ik dacht in eerste instantie dat ze mij aanklampte over dat mijn rok scheef zat, of erger..” 

Wat is er erg aan een scheve rok? Of wat kan er erger zijn? Was mijn eerste gedachte als man.  

Maar ineens schoot mij wat te binnen. Ooit wees ik een dame die net van het toilet kwam heel discreet op het feit dat ze haar vest deels in haar rok gestopt zat. Ze werd zo rood als een tomaat, viel op haar knieën en deed mij een huwelijksaanzoek. Daar ben ik natuurlijk niet op ingegaan, zo professioneel was ik wel.  

Maar ze was mij eeuwig dankbaar. 

Vrouwlief ging verder met haar verhaal: “Die vrouw vertelde mij dat ze mijn haar zo mooi vond zitten! Leuk hè!” En ze glom van trots en was helemaal hyper de pieper. “En weet je, op werk werd ik er ook al op aangesproken, zó leuk!”  

Ik begreep dat wel en het vervulde mij met trots dat ik elke dag naar dat mooie kapsel mag kijken.  

Maar het bevestigde de denkwijze tussen man en vrouw. Want mijn enthousiasme voor een kaasschaaf, een eiersnijder of een uitschuifbare rugkrabber was haar duidelijk een brug te ver! 

 

Rust in de tent

Het wordt steeds rustiger om ons heen want de vakantieperiode is begonnen. Vakantie die wij, vroege vogels, al achter de rug hebben. Wij, ‘de restjes’ zeg maar, blijven het land draaiende houden. Weliswaar op halve kracht maar net voldoende om de bazen tevreden te houden. Zodat straks, als iedereen weer terug is, zó de draad weer opgepakt kan worden. Tijdens de koffiepauzes luisteren we dan weer naar alle belevenissen en ervaringen die op zijn gedaan maar laten we afspreken dat we niet de vakantiekiekjes gaan bekijken.

Want dat kan tegenwoordig best wel veel tijd kosten.

Dat komt door het digitale tijdperk waar wij ons in bevinden. We hebben allemaal een camera op onze telefoons en we schieten erop los. Vroeger was dat anders. Dan moest je een camera meesjouwen, ervoor zorgen dat er überhaupt een filmrolletje van 24 of 36 opnames in zat, daarna moesten die rolletjes weer ontwikkeld worden en dat duurde ‘in mijn tijd’ ook nog eens een week! Dus de hoeveelheid foto’s viel wel mee, de koffiepauze was toereikend genoeg om ze aan je collega’s te laten zien.

Dat ging een stuk ingewikkelder dan tegenwoordig!

Zo heb ik momenteel 442 foto’s,17 video’s en 524 WhatsApp afbeeldingen op mijn telefoon staan. Dat valt best mee maar dat komt omdat ik deze telefoon nog niet zolang heb. Op de vorige stonden er een kleine 5000 maar dat is relatief laag omdat ik regelmatig de boel even opschoonde tijdens een verveel momentje omdat die hoeveelheid mij onrustig maakte.

Dat onrustige is nog het analoge in mij.

Voorheen lag die onrust bij die schoenendoos vol met mapjes ontwikkelde foto’s. Want die moesten eigenlijk in een fotoalbum geplakt worden, het liefst met een korte, als het even kon ook nog grappige, beschrijving van wat er te zien was. Dat deed ik ook wel eens maar dan had ik heel veel tijd nodig om mijzelf te motiveren om het daadwerkelijk uit te voeren.

Nu valt er weinig te plakken want alles zit ‘in de cloud’.

Een ander woord voor datacenter. Bij mij staan een heleboel foto’s op mijn computer én ook nog op externe harde schijven. Kopietjes van kopietjes zeg maar, voor als bijvoorbeeld de wereld vergaat. Want stel dat ik dat dan toch overleef dan kan ik zeggen:

“Gelukkig hebben we de foto’s nog!”

Maar ook hier voel ik een spanningsveld omheen hangen. Of misschien wel wat stress, stress of ik ooit orde krijg in die enorme hoeveelheden kiekjes die ik toch met regelmaat maak. Van vakanties of weekendjes weg, van natuurschoon of van gezellige momenten met fijne mensen of van mooie gerechten die er bij ons thuis of elders op tafel gezet worden.

Nee, er zitten geen ‘Overmarsjes’ tussen hoor!

Inplakken van foto’s doen we haast niet meer, dat is zó vorige eeuw. Tegenwoordig doen we het anders. Het is nu een kwestie van ‘slepen’, uploaden, bewerken en achtergronden kiezen. Ik had dat wel eens voorbij zien komen maar tot een paar jaar geleden er nog nooit wat mee gedaan, puur omdat ik mijzelf de tijd er niet voor gunde en misschien dacht ik nog te veel op de analoge manier. Tot vier jaar geleden, toen mijn broer had bedacht dat ik ‘even’ een fotoboek moest maken ter ere van het 60-jarig huwelijksfeest van onze ouders.

Toen moest ik min of meer wel aan de slag.

Hij had mijn vader ook aan het werk gezet door hem te vragen op een A-viertje hun levensloop te beschrijven. Voor later, voor het nageslacht zeg maar zodat de verhalen niet verloren gaan. Mijn vader is wel van de verhalen en dat deelde hij regelmatig met ons, maar zoals wel vaker bij ouders-kind relaties bleven al die verhalen niet altijd hangen op onze ‘harde schijven’, om maar even op het digitale voort te borduren.

“Ja Pa, goed verhaal! Ik ga voetballen hoor!” en weg was ik.

Maar nu we ouder worden en iets minder speels, wonnen die verhalen toch steeds meer aan gewicht en voelde ik er de waarde van. Mijn vader vond dat natuurlijk ook en hij kwam, gelukkig, met iets meer dan een A- viertje waardoor er genoeg te verwerken viel. Mijn zus dook in de vele fotoboeken die mijn ouders in de loop der jaren gemaakt hadden en maakte met haar telefoon foto’s van die foto’s en Appte mij dat weer door.

Het gemak dient de mens.

Toen moest ik wel aan de slag met het maken van een fotoboek én om het computerprogramma onder de knie te krijgen. Elk vrij moment besteedde ik aan het boek, ik sleepte, uploadde en bewerkte mij een ongeluk maar kreeg er steeds meer lol in en begon zelfs de voordelen van een digitaal foto bewerkingsprogramma te zien. Daarnaast kon ik via die digitale weg ook heel makkelijk, naast de informatie van mijn vader, aanvullende informatie lospeuteren bij neven en nichten of ooms en tantes.

Voor het perfecte plaatje!

Toen ik het boek af had viel ik in een gat. Dat had ik eerst niet in de gaten totdat mijn vrouw mij vroeg wat ik toch elke avond achter mijn computer aan het doen was. Ik zat daar maar naar een leeg scherm te staren. Uiteindelijk heb ik om mijn verslaving wat te stillen nog twee fotoboeken in elkaar geflanst, voor mijn zus en schoonvader.

En daarna bleef het stil én onrustig in mijn hoofd.

Want onze eigen foto’s liggen nog steeds op mij te wachten, te verstoffen op computer en externe harde schijven of hangend in een of andere cloud. Ik zou dat kunnen doen in een vakantie maar die hebben we al achter de rug. Aan de andere kant hou ik nu wel tijd over om crea-bea bezig te zijn met al die foto’s want als iedereen lekker op vakantie is zijn er minder verplichtingen. Misschien het juiste moment om wél het gevecht aan te gaan met de onrust.

En stel nou dat de wereld vergaat en ik overleef dat dan kan ik met een gerust hart zeggen:

“Gelukkig hebben we de fotoboeken nog!”

Het is weer voorbij… (slot)

Drie weken vakantie laat zich niet vatten in 1000 woorden en ik vraag mij af of ik het wel voor elkaar krijg in 2000 woorden. Want er kwam deze vakantie van alles bij elkaar, hand in hand.  

Met een lach en met een traan.  

Vorige week zondag hadden we weer de (vroege) boot terug naar huis. We waren bewust achter in de salon gaan zitten zodat we nog lang konden kijken naar de plek die ons zo aan het hart ligt. Zoals altijd maakte ik wéér een foto van de haven zodra de boot in beweging kwam. Die foto hoef ik eigenlijk niet te maken want het is een plaatje welke ik zo voor de geest kan halen. Daar heb ik geen foto voor nodig. Een tikkeltje weemoed vergezelde mij.  

Want achter mij ligt dat eiland, een eiland vol met herinneringen.  

De reden van de weemoed was natuurlijk de confrontatie met de situatie van mijn ouders. Die zijn sinds een week of vijf, na 64 jaar lief en leed met elkaar gedeeld te hebben, van tafel en bed gescheiden omdat mijn vader niet meer voor mijn moeder kon zorgen. Wij konden dit volgen vanaf een afstand maar nu we drie weken op het eiland onze vakantie gingen vieren, ook van nabij mee kunnen maken. 

Dat werd een flinke confrontatie met onze emoties kan ik hier wel zeggen. 

Het kwam perfect uit voor mijn vader dat wij er nu waren want hij wilde dat een en ander in zijn huis opgeruimd zal worden. Een opgeruimd huis is immers een opgeruimd hoofd en dat had hij wel even nodig om met de nieuwe situatie te leren omgaan. Er moest een en ander naar de stort en naar de kringloop. Zoals de logeerbedden die boven stonden, waar wij en onze kinderen jaar in jaar uit gebruik van mochten maken. Bedden waar mijn broer, zus en ik als jonge kinderen nog in geslapen hebben. Na een ochtend flink tekeergegaan te zijn was alles opgeruimd en schoon en herinnerden enkel de vele tekeningen aan de gordingen, ooit gemaakt door de kleinkinderen, nog aan vroegere jaren. 

Jaren waar mijn moeder nog voor de volle honderd procent deel van uitmaakte.  

Helaas heeft de dementie haar die herinneringen afgenomen, althans als zij wakker is. Daar kwamen we achter nadat we bij haar op bezoek gingen in het verpleeghuis. Ze was thuis al in de war maar sinds ze uit huis is werd dat alleen maar erger. En hoe meer prikkels ze kreeg van verzorging, medebewoners of haar eigen man en kinderen, hoe meer de verwarring de boventoon kreeg.  

Schrijnend. 

Dat waren heftige confrontaties voor ons en maakte veel emoties los. Tot die keer dat wij haar slapend aantroffen in haar kamer. We lieten haar lekker slapen en gingen er gewoon bijzitten. Het enige geluid wat we hoorden was het tikken van de klok en haar rustige ademhaling.  

“Ik ben een Zaankanter!” klonk ineens vanaf het bed. 

Ze droomde. Ze was even terug in haar jeugdjaren, in Zaandam. Weer iets later opnieuw, alsof ze met iemand aan het praten was: “Waar woon ik dan? Aan de Westerdam?” Ik besloot haar wat te helpen: “De Westerdam is op Terschelling Mam, daar heb je ook gewoond. En in Zaandam woonde je in de Vinkenstraat.”  

“Ja, daar woon ik.” En ze sliep weer verder. 

Het gaf ons een goed gevoel. Dat ze in haar dromen nog wél herinneringen had. Herinneringen aan een mooi leven, uiteraard met ups en downs zoals bij ieder mens. Het deed mij goed want het oneerlijke van haar ziekte is dat ze al dat moois vergat, alsof het er nooit geweest is.  

Zo verrekte oneerlijk. 

Maar niet als ze slaapt, die strohalm pakte ik met beide handen. Opnieuw riep ze in haar slaap: “Ik ben een Zaankanter!”  

“Ja Ma, dat klopt.” Zei ik.  

“Hoe weet jij dat?” vroeg ze en kwam iets overeind. 

“Nou, omdat ik je zoon ben, Arjen.” 

“Godsamme!” klonk er vanaf het bed en wij schoten in de lach.  

“Ga maar weer slapen Moedertje.”  

“Ja, ik ga weer slapen.” 

In de laatste week van onze vakantie kreeg ze, na overleg met de dokter, mijn vader en zus, medicatie die ‘de scherpe randjes er wat vanaf zouden halen. Het leek direct aan te slaan en ze werd rustiger en liever. Mijn vader kreeg weer een beetje de vrouw in zijn leven terug, wij kregen weer even onze lieve moeder terug, de kleinkinderen hun Omaatje en de verpleging en de medebewoners een inwoner die wat gezelliger mee ging doen. 

Zo zou het door mogen gaan tot het kaarsje langzaam zal doven. 

We konden nu in alle rust haar vertellen over onze belevenissen tijdens de vakantie. Over de fietstochten en wandelingen waarvan wij wisten dat zij daar zelf ook altijd fanatiek in was. Maar ook over de meeuwenkolonies die we regelmatig passeerden en waarvan het net leek of ze druk aan het vergaderden waren. Krijsend en schreeuwend om aandacht, alsof ze vochten om een goede plek aan het vaste land waar veel vuilniszakken lagen te wachten om opengescheurd te worden.  

Ze liet het nu toe, zo nu en dan een slokje nemend van haar thee. 

Ze reageerde zelfs met een grapje of ze moest oprecht lachen om wat er gezegd werd. We vertelden haar over onze vers gemaakte herinneringen omdat zij die van haar niet meer wist, dan hoefde ze zich daar niet meer druk over te maken. We vertelden dat we lekker uit eten zijn geweest met Pa en zus en dat Pa zelfs al twee keer bij ons in de caravan was wezen eten. En dat de rozen en hortensia’s er zo mooi bijstonden in de tuin, háár tuin waar ze altijd zo gek op was. En ik vertelde over al die ouwe bekenden van vroeger die ik deze vakantie weer gesproken had, jongens en meiden waar ik mee opgegroeid ben en jaren niet meer gezien had. 

Zoals Jurjen, Jaap, Arjen en Marlies, Anneke en Linda.  

Dat waren de gezichten die ik nog herkende, naast de vele gezichten waar ik wel iets in herkende maar waar ik geen namen meer bij kon plaatsen. Want hoe ouder we worden hoe beter we vergeten, een menselijke en best wel een hele vervelende eigenschap waar we allemaal wel eens mee te maken hebben.  

Behalve mijn vader denk ik wel eens. 

Want tijdens ons verblijf konden we veel met hem praten. Over de huidige omstandigheden maar ook over het verleden. Hij heeft een ijzersterk geheugen denk ik wel eens, vergist zich hooguit in een jaartal of naam maar een beroep doen op de MAX geheugentrainer hoeft hij nog niet. Tijdens het opruimen van het huis had hij bij elk voorwerp dat ik tegenkwam wel een verhaal, zoals bij het eerste houten bijzettafeltje welke hij ooit zelf gemaakt had. En van datzelfde hout had hij ook de kapstok gemaakt die, zo doet deze generatie dat nu eenmaal, tot op de dag van vandaag dienstdoet als kapstok. 

Haast een onwerkelijk verhaal in deze wegwerpmaatschappij.  

Ook tijdens het fietsritje vanaf West na ons gezamenlijk etentje wees hij naar plekken in bos en duin waar hij herinneringen maakte met zijn geliefde. Zoals de Van Hunenplak, een klein meertje tussen bos en duinen. Daar verbleven ze regelmatig en ze waren kennelijk zo onder de indruk van zoveel natuurschoon dat het zelfs Bijbelse vormen kreeg.  

Zo noemden het verliefde stel dit meertje voortaan het Meer van Genezareth. 

We namen afscheid van mijn moeder en kregen allebei een kus. Een kus die ik eigenlijk al vergeten was omdat corona ons daarvan de laatste jaren weerhield maar ook omdat haar randjes nog te scherp waren denk ik dan maar.  

Die kus deed ons erg goed. 

Inmiddels hebben we er weer een werkweek opzitten en moeten we het doen met de herinneringen aan een mooie vakantie. Gelukkig hebben wij nog geen gaten in ons geheugen en kunnen we er weer even op teren. Gisteren heb ik Pa nog even gebeld over hoe het met Ma ging en toen kregen we te horen dat ze weer erg in de war is. Vervelend nieuws want iedereen om haar heen heeft hier last van zei mijn vader. 

In gedachten vloekte ik en vroeg ik mij af waarom: ‘Die Alzheimer is een grote klootzak. Hoe durft hij mensen zo te laten lijden, ze hun dierbare herinneringen af te nemen en een mooi mens uiteindelijk haar waardigheid af te nemen! Nooit heeft ze een vlieg kwaad gedaan en is dan haar straf?’ 

Machteloos noemen ze dit ook wel. 

Ik zie nu dat ik de grens van 1000 woorden ruim overschreden heb maar dat maakt mij nu niets uit.  

Want zoals ik al zei: drie weken emoties laten zich niet vatten in 1000 of zelfs 2000 woorden. En misschien doe ik het ook wel om te bewijzen dat mijn moeder het grootste gedeelte van haar leven een lief en goed mens was.  

En dat zal ze voor ons en iedereen die haar kent of gekend heeft echt wel blijven! 

 

Het is weer voorbij… (deel 1)

De afgelopen drie weken zijn omgevlogen en als ik uitleg wat de reden daarvan was, snapt iedereen mij.  

Het was onze jaarlijkse vakantie! 

En die vierden we dat dit jaar heel intens, om diverse redenen. Waarschijnlijk vlogen daardoor die weken extra hard voorbij, het was ‘zo om!’ zoals een collega mij altijd grappend even inwrijft als ik vertel wat leuks in het verschiet te hebben. En leuk was het! 

Ondanks dat we voor de honderdduizendste keer naar dezelfde bestemming gingen: Terschelling. 

Maar dat geeft niks want wij vermaken ons hier altijd, vooral omdat we dan tijd hebben om te bewegen want dat is voor ons beiden heel belangrijk. We wandelden en fietsten erop los, kilometer na kilometer en van polder tot bos, van strand tot Wad en van duin tot dijk. Maar daarnaast deed mijn vrouw er nog een schepje bovenop, namelijk zwemmen. Elke morgen dook ze (haast zonder aarzeling) in het koude water van het Duinmeertje bij Hee, het meertje dat ruim 60 jaar geleden gegraven werd om met dat zand de dijken te verhogen. Ik bleef veilig aan de kant. Veilig omdat ik iets wist wat zij niet wist, namelijk dat er naast alle sportieve dames en heren die er dagelijks zwommen, er nog iets zwom. 

Een snoek van ruim 120 cm! 

Het Monster van Hee zeg maar. Ooit gevangen door Terschellinger Albert maar ook weer losgelaten. Nu weet ik ook wel dat dieren banger zijn voor mensen maar voor mij was het reden genoeg om aan de kant te blijven of de afwas van het ontbijt te doen in de caravan. Daar voelde ik mij dan ineens heel verantwoordelijk voor. De eerste dagen zwom ze wat baantjes overdwars maar op een gegeven moment ging mijn eigen Ranomi Kromowidjojo het hele meertje rond. 

Twee keer achter elkaar! 

En tijdens dat zwemmen raakte ze regelmatig in gesprek met andere zwemmers, rondlopende boswachters of vissers. Dat vertelde ze dan aan mij en ik hield dan weer wijselijk mijn mond toen ze het over die visser had die last had van een loslopende haan, achter zijn stekkie. Want ze zou zich kunnen afvragen wat die visser daar deed was mijn gedachte.  

Maar dat kwartje viel later, toen we net begonnen waren aan onze laatste week.  

“Ik ben mij doodgeschrokken!” was het eerste wat ze zei toen ze nog druipend van het water met handdoek omgeslagen de caravan betrad. “Ik zwom ter hoogte van die visser waar ik het van de week over had en ineens voelde ik wat langs mijn lichaam ‘glijden’. Eerst langs mijn armen, buik en toen langs mijn benen.”  

Ze had nu mijn volle aandacht! 

“Ik gaf een enorme gil en daar schrok die visser weer van.” vertelde ze. Het was haar aan te zien dat ze flink geschrokken was. Voorzichtig vertelde ik wat ik wist, dat Iemke jaren geleden een dikke snoek eruit gehaald had. “Maar dat beest is banger voor jou dan jij voor hem (of haar, of het of hen). Ik denk dat het gewoon wat waterplanten zijn waar je tegenaan gezwommen ben. Die snoek is vast al dood.” 

Of nu misschien wel een metertje of twee! 

Maar dat dacht ik. Ik wilde haar dagelijkse zwempartijtje niet bederven omdat ik het heel knap vind dat ze dit elke dag deed. Mijn zwempartij beperkte zich tot een dagelijks bezoekje aan de douche in de caravan. Ook best knap want een douche in een caravan is niet altijd de ruimste en vooral niet met mijn postuur. Vooral het afdrogen is een hele toer… 

Gelukkig kon de douchedeur tegen een stootje. 

Het leven met een sportvrouw is daarom voor mij ook goed. Zij zet mij in beweging en die bewegingen hebben mij alle hoeken van het eiland laten zien. Samen met nog zo’n fanatiekeling, vriendin Marianne, liepen we kilometer na kilometer over polderweggetjes tussen weilanden met heel veel diversiteit(!), mul getrapte duinpaadjes, verkoelende bospaden en zoute strandwandelingen. Want ook het weer was ons goed gezind en alles aan mijn lichaam wat ik onbedekt liet, heeft een gezond bruin kleurtje gekregen. Maar het hoogtepunt was toch wel de wandeling over de Boschplaat. Daar was ik al even een tijdje niet geweest (decennia’s!) en we hadden besloten om dit prachtige Europese natuurreservaat wandelend te overbruggen.  

Acht kilometer over oneffen paden en acht kilometer terug langs de vloedlijn over het strand. 

Zo kom je nog eens wat tegen en beleef je het intenser. Als kind heb ik het gefietst. Mijn broer wilde halverwege omkeren want hij was er klaar mee. Mijn vader sprak toen de legendarische woorden: “Hier komen en door fietsen! De Boschplaat móet je eens in je leven gezien hebben want je bent een van de gelukkigen die op dit eiland geboren is!”  

En zo is het ook. 

Het moment dat we de vuurtoren van Ameland zagen zette ons in vervoering. Het gaf ons extra energie en voelde aan alsof we naar de Oostpunt van Terschelling gezógen werden. En dat alles onder muzikale begeleiding van de vele vogelsoorten die hier in de loop der jaren hun paradijs gevonden hebben, een paradijs waar wij stil van werden. Vooral nadat we de Oostpunt bereikt hadden wist niemand even niks meer te zeggen.  

Lamgeslagen door de natuurpracht. 

En de harde ruis van de ruwe Noordzee die zich, opgestuwd door een pittige Westelijke wind, zich tussen de eilanden perste om zich te vermengen met de Waddenzee. Wat kun je je dan als mens toch nietig voelen en dankbaar, dankbaar om daar nog oog voor te hebben.  

Nog niet verblind door onze consumptiemaatschappij. 

De weg terug, via het strand en kop dik in de wind, werd een confrontatie met je eigen gedachten. Gedachten met herinneringen uit het verleden die wij wel alle drie met elkaar deelden, elk op eigen wijze. Nu liepen we in eigen tempo maar je hoefde niet bang te zijn uit het oog verloren te worden want de weidsheid van het spierwitte strand voorkwam dat.   

Bij het drenkelingenhuisje hielden we even een stop en bewonderden we de beschreven muren van voorbijgangers uit het verleden. Daarna maakten we weer nieuwe voetstappen in het ongerepte zand, voetstappen die door de getijden weer verdwijnen zullen om plaats te maken voor de mensen die na ons komen.  

Zodat die weer herinneringen kunnen maken. 

Tijd, daar zit zoveel meer in!

Mijn vader vroeg na het eten van de nasi die ik voor hem gemaakt had, hoe ik dat vlees (‘die brokken’) zo mals kreeg. Mijn antwoord: “Door er een extra ingrediënt in te stoppen.” Hij keek mij vragend aan. 

“Tijd!” antwoordde ik. 

“Daar draait het allemaal om. En wanneer je de tijd ergens voor neemt kun je rustig stellen dat er ook aandacht voor is waarmee het eindresultaat haast niet meer kan mislukken.” Daar was mijn vader het wel mee eens want in zijn werkbare leven als aannemer was tijd een belangrijke factor om een goed product af te kunnen leveren. Tijd was nodig om goed doordachte plannen te maken waarna vervolgens gebouwd kon worden, het liefst zonder mogelijke ‘kinderziekten’ die we tegenwoordig nog wel eens tegenkomen. 

Ergens tijd insteken is een beproefd recept. 

Zoals in koken. Of beter gezegd, in de voorbereidingen. Het vlees voor de nasi marineer ik ‘s ochtends en ondertussen kook ik de rijst zodat die mooi droog kan afkoelen. Je kan ervoor kiezen om er kant en klare marinades tegenaan te gooien maar zelf marineren is veel leuker, vooral als je ook tijd vrij gemaakt hebt om een mooi kruidenassortiment bij elkaar te verzamelen. De Indische keuken heeft een heleboel kruiden en ik leerde daarmee te koken toen ik nog in Den Haag kokkerelde. Een betere plaats kon ik mij misschien wel niet wensen want de Indonesische cultuur is volop te vinden in Den Haag. Mijn leermeester wat betreft Indisch koken was Hagenees Eddie. Toen ik hem vroeg wat nou het geheim was kwam hij met de volgende tip: Van de Laos en Djahé niet te weinig en de andere kruiden gewoon wat minder.  

Tot op de dag van vandaag doe ik het op die manier! 

De enige klacht die ik wel eens hoorde was dat het iets te pittig was omdat ik iets te royaal met de sambal was geweest. Maar steeds vaker hoor ik dat er geen tijd is om te koken. Steeds vaker kiest men voor thuisbezorgen of uit eten gaan. Want dat is makkelijk. Maar het is ook een bevestiging dat wij in dit land zoveel welvaart hebben dat we met minder geen genoegen meer nemen. Terwijl de nadelen van die welvaart ook steeds duidelijker vormen beginnen aan te nemen, kijk maar naar de huidige problematiek die ons land (en de wereld) in haar greep houdt. Natuurlijk hebben al die mensen die erop los bestellen mijn zegen hoor, alleen ben je dan wel afhankelijk van de smaak van een ander en moet je maar hopen dat het lekker is.  

Feit is wel dat je véél duurder uit bent. 

Ik besteed dat geld veel liever uit aan een goed stukje vlees, vis, kaas of als je daar niet meer van de beesten bent, groente en fruit. En nog mooier is om dan lokaal te kopen zodat de slager, vis-groente-of kaasboer er ook nog wat aan verdienen en ze niet ten onder gaan aan grote supermarktketens. Oh ja, je helpt de lokale boeren er ook mee mocht je die een warm hart toedragen. 

Daar help je ze pas écht mee! 

Dan krijgen ze weer eerlijker prijzen en jij krijgt een eerlijker én gezonder product. En geloof mij, het is veel lekkerder! Want het komt niet van de massaproductie af en het bevat minder ‘goedjes’ die wij mensen eigenlijk niet in ons lichaam willen hebben. Ik zou mij daar drukker over maken dan, ik gooi ‘m er nog maar eens even in, een prikje tegen een virus waar je heel erg én langdurig ziek van kan worden.  

Maar je kan tegenwoordig alles kant en klaar kopen waardoor er straks een generatie is die niet meer weet zelf iets te maken. Terwijl we juist zo goed op weg waren nadat wij mannen steeds vaker de keuken ingingen, met verrassend resultaat. Deze kerels maakte zich los van ouderwetse gedachten zoals dat de vrouw in de keuken hoort, de was moet doen en de man ‘dienen’ moet. Gedachten die vandaag de dag nog steeds zo nu en dan de kop opsteken zoals we onlangs weer in Amerika zagen gebeuren omtrent het afschaffen van het recht op abortus. 

Stuiptrekkingen van conservatieve, bange mannen. 

Maar wat ik wel een leuke ontwikkeling vind zijn die vers-pakketten waar alle ingrediënten al inzitten. Zoals bijvoorbeeld het groentegerecht ratatouille. Of Chinese tomatensoep of Marokkaanse Couscous. Dat scheelt weer een recept uitlezen voor het boodschappenlijstje en geeft min of meer een garantie dat je lekker gaat eten. En ook nog het voordeel dat je niks weg hoeft te gooien want alles is al afgewogen en gesorteerd. 

Er hoeft niks ‘over’ te blijven. 

Toch doe ik ook wel eens makkelijk. Doperwten die bij ons op tafel verschijnen komen of uit een potje of uit een diepvrieszak. Of in het verleden kwam de spinazie á la crême uit de diepvries. En tot een paar weken geleden kwam de rode kool uit een glazen pot.  

Maar das war einmal! 

Want sinds ons bezoek aan Limburg werden mijn ogen werden geopend, dé provincie van de asperges. Wij waren uitgenodigd door vrienden van ons om asperges te komen eten en zoals ik wel vaker doe nam ik een kijkje in de keuken. De gastvrouw was aan het koken maar dat was toeval want de gastheer kookte ook regelmatig. Ik gluurde in de pannen en zag tot mijn verrassing naast de pan asperges een pannetje rode kool. 

Een tijdrovende groente! 

“Dat zie je niet vaak meer!” Zei ik, blij verrast. Voor haar was het niet zo bijzonder, ze kookte altijd de rode kool vers maar daarentegen kwamen de rode bietjes wel weer uit een potje. Ik vertelde haar dat die ik die weer vers kookte want dan zijn ze echt veel lekkerder.  

“Met een beetje rode wijnazijn en zonder toegevoegde suikers!” 

Eenmaal weer thuis stortte ik mij op de rode kool met een halve ui met enkele kruidnagels, laurierblaadjes, kaneel, stukjes appel, iets suiker, rode wijnazijn, peper, zout, stukje gezouten roomboter. 

En tijd.  

Want daar maak je álles lekker mee! 

 

Vlekkenkampioen

Het is mij gelukt! Ik ben mijn vrouw voorbijgestreefd op het gebied van kleding wassen. Of beter gezegd om een bijkomende randzaak op te lossen, letterlijk! Ik heb het voor elkaar gekregen een halsstarrig vlekje welke op mijn favoriete (Terschelling) hoodie zat, ervanaf te krijgen. Al maanden was dat vlekkie haar én mij een doorn in het oog. Het vlekkie leek ook steeds groter te worden, net zoals Toon Hermans ooit zong in het liedje ‘Vader gaat op stap: ’Vader denkt: ‘Nou ja, een vlekkie..Maar hij krijgt een hekel aan dat nekkie, net of het vlekkie steeds groter wordt!’ 

Dat hadden wij met mijn vlekkie.  

Nu is wassen het koningsnummer van mijn vrouw. Dat is haar expertise waar ze heel veel genoegen uit kan halen. En dat weet iedereen om haar heen ook want van heinde en ver benaderen ze haar voor tips en tricks als het om wassen gaat. En nooit is het haar te veel, voor ik het weet is het gewassen, gestreken en ligt het weer in de kast.  

Als er was-kampioenschappen gehouden zouden worden dan pakte zij alle prijzen! 

Randzaken zoals vlekkies had zij ook altijd onder controle. Toen ik nog in mijn flatje in Den Haag woonde knoeide ik wat af waardoor mijn garderobe het flink te verduren kreeg. Via Skype smeekte ik om advies. Want als zij een weekendje naar Den Haag kwam wilde ik er wel netjes bijlopen. 

“Ossengal! Je moet even ossengal halen.” Ik had daar wel eens van gehoord:  

“Oké, dan ga ik zo even naar de dierenspeciaalzaak.” Ze negeerde mijn ‘grap’ stoïcijns: “Je wrijft die zeep op de vlek en dan met een hard borsteltje extra inwrijven.” Een uur later lag ik voor de wasmachine shirts en broeken in te wrijven met ossengal en moest ik toegeven dat het werkte. Ik werd zelfs nonchalant, lette niet meer zo op om vlekkies te voorkomen. Soms zelfs expres, om haar een beetje te plagen. 

Maar dat vlekkie in mijn hoodie was toch wel van een andere orde! 

Vrouwlief herinnerde mij er steeds aan wanneer ik hem aantrok. Ze had er alles maar dan ook alles aan gedaan om het vlekkie te verwijderen maar niets hielp en dat ventileerde ze, logisch, op mij. Dat ik toch eens beter moest opletten met koken. En eten! Ze vond het zonde van die mooie trui en weet je, ze had daar helemaal gelijk in! Ik kreeg acuut vlekkenschaamte en begon ontwijkend gedrag te vertonen door, als ik de trui aan had, niet ermee naar buiten te gaan.  

Of ik deed er een jas overheen, nog infantieler. 

Op een mooie dag was ik er helemaal klaar mee en beloofde haar plechtig dat ik mijn leven zal beteren. Dat ik voortaan tijdens het koken een schort zal dragen. En dat ik dat schort gewoon aanhoud bij het eten. En als dat schort op een schilderij van Picasso begint te lijken en in de was moet, dan beloofde ik om een slabbetje om te doen. Dat draagt mijn kleindochter ook en het is best wel handig. En ja, ik had dat pas op latere leeftijd verwacht te moeten dragen maar helaas, mijn krediet was verspeeld. 

Het roer moest om! 

Want ik verpestte haar meesterwerkjes en ik begreep volkomen dat zij daar erg mee zat. Als ik gekookt heb hoor ik ook liever dat het eten lekker is in plaats van niet te kanen. Dat koken is trouwens wel een dingetje. Het gaat er soms nogal ruig aan toe. Zowel op het aanrecht, in de gootsteen en op het laminaat ligt wel iets van die chaos. Wanneer ik daarmee geconfronteerd werd gaf ik steevast onderstaand antwoord:  

Het gaat niet om de kwaliteit maar om de kwantiteit! 

Sinds het maken van die belofte durf ik wel te beweren dat het goed gaat. Heel goed. Misschien was het daarom wel dat ik eens ging nadenken over dat vlekkie in mijn lievelingstrui. Maar iets in mij zei dat ik dat nog even niet hardop moest zeggen tegen mijn vlekkenkampioen want het is natuurlijk niet leuk als je ergens goed in bent en een ander zegt dat die het beter kan. Ik bladerde wat rond in Libelle’s en andere vrouwvriendelijke bladeren. Maar naast artikelen over familieruzies, mode, niet vaak voorkomende seksuele voorkeuren of aanverwante escapades en reacties van lezers op de vorige onderwerpen van deze bladen kwam ik nergens de Gouden Tip tegen hoe een vlek ontvlekt kon worden.  

Dan maar even Googlen in mijn mancave! 

Er kwamen maar liefst tien tips naar voren. Notabene van een kledingwinkel en best wel duurzaam. Want naast dat ze kleding wilden verkopen kwamen ze ook met adviezen om vlekken te lijf te gaan. En niet met spuitbusjes Wondermiddel om daar weer aan te kunnen verdienen. Dat is heden ten dage best wel bijzonder te noemen want er wordt heel wat (goede) kleding zomaar weggegooid wanneer er bijvoorbeeld een knoop mist, een naadje loszit of wanneer er onuitwisbare vlekkies opzitten.  

Waardoor de kledingkast van Moeder Aarde aardig vol begint te raken. 

Trouwens, die scheuren in (spijker)broeken die we tegenwoordig veel zien, dat hoort zo hoor. Dat is niet uit armoede of dat de opvoeders niet meer weten met naald en draad om te gaan.  

Nee, dat is mode.   

Afijn, ik las de eerste optie van de tien tips en voerde deze uit: Wrijf de vlek in met afwasmiddel, laat dit intrekken en stop het dan in de wasmachine. Schoorvoetend vertelde ik mijn geliefde wat ik gedaan had en in plaats dat ze boos werd omdat ik haar expertise in twijfel had getrokken, schoot ze in de lach. En even later draaide de wasmachine en kwam het geduld om de hoek kijken want het betrof een donkerblauwe hoodie en die moest eerst goed droog zijn wilden wij het resultaat zien. 

Twee dagen later hoorde ik enthousiaste kreten van boven: “De vlek is eruit!”  

Vrolijk dansten we elkaar tegemoet en knuffelden elkaar. Blij als een ei deed ik mijn hoodie aan en keek ik in de spiegel:  

“Zit mijn dasje goed? Zit mijn hoodie goed? Vader gaat op stap!”  

Een avond uit duizenden!

Nooit eerder had ik er zo naar uitgekeken. En nooit eerder deed ik mijzelf doen verbazen dat ik hier zo naar uitkeek. Eerst dacht ik nog dat het kwam door mijn leeftijd. Dat zie je wel vaker bij 50-plussers. Dat ze milder, rustiger én sentimenteler worden. Eigenlijk wel een logisch gevolg want je hebt al van alles meegemaakt in het leven en kent inmiddels wel de meeste klappen van de zweep. Maar deze keer voelde ik mij als een kind in afwachting van….

De Avondvierdaagse van Winschoten en omstreken!

Na twee jaar mocht het weer! Het voelde als de weidegang van de koeien die weer naar buiten mogen na een lange winter op stal. Het mocht weer! Want de Avondvierdaagse van Winschoten en omstreken is een heel bijzonder evenement omdat het voor iedereen, van jong tot oud, tot de verbeelding spreekt. En dan met name voor de laatste avond want dan worden alle toeters en bellen uit de kast gehaald om er een écht feestje van te maken.

Een geweldig feest!

Daar kwam ik enkele jaren terug al achter toen ik dit evenement voor het eerst mee mocht maken. Er werd mij aan alle kanten verteld hoe leuk deze intocht wel niet was. Maar ja, ik had ruim 30 jaar in Den Haag en omstreken gewoond en was, na wat avondvierdaagse ervaringen aldaar, nogal sceptisch over hun enthousiasme. Want de vierdaagse die ik daar gewend was voelde nu ook weer niet zo spannend en spectaculair zoals mij hier in Groningen beloofd werd. In mijn beleving liepen we met een paar scholen mee en was de intocht wel wat feestelijker dan de dagen ervoor maar ook niet zo heel bijzonder.

Maar die paar honderd kinderen hadden wel lol hoor, daar zal ik niks van zeggen.

Mijn verwachtingen waren waarschijnlijk daarom niet hoog. Tot ik samen met mijn dame naar het centrum van Winschoten fietste. Want daar was het druk, superdruk. Overal stonden mensen langs de weg en allemaal in afwachting van wat er komen zou.

Ik heb een uur lang met open mond van verbazing en bewondering aan de kant van de weg gestaan!

Wat een deelnemers! De schatting was toen enkele duizenden enthousiastelingen die aan het lopen waren plus dan al die mensen die hen aanmoedigden waarmee het aantal aanwezigen nog veel hoger werd. En hoe leuk was het om te zien hoe al die deelnemers ‘versierd & beloond’ werden met snoepjes of chocolade medailles, omgehangen door familie en vrienden.

Vanaf die avond was ik liefhebber van dit evenement.

Helaas mocht het twee jaar niet georganiseerd worden en daarom keek ik er ook zo naar uit. En volgens mij was ik niet de enige die ernaar uitgekeken had. Want het viel mij al op dat het op de voorgaande avonden, wanneer ik na het eten naar mijn schoonvader fietste om de hond uit te laten, al gezellig druk was in de stad. Overal zag je jong en oud rondlopen, uitgelaten, zingend, lachend en vrolijk. En overal stonden tuinstoelen langs de straten, zo nu en dan zelfs een bankstel met daarop toeschouwers van de wandeltocht. Of, als er geen wandelaars voorbijliepen, werd er gezellig met elkaar bijgepraat. Of met een bekende die voorbijfietste.

Het bewijs dat dit soort evenementen daadwerkelijk verbindend zijn!

Afgelopen vrijdag was het dan eindelijk weer zover. Het beloofde weer een mooie avond te worden want het weer werkte ook nog eens mee. Het was wel broeierig maar niet genoeg om ook nog af te sluiten met een flinke onweersbui, zoals we enkele jaren terug meemaakten. Nee, de Goden waren ons goed gezind kunnen we wel zeggen en mijn humeur was in opperbeste stemming. Tegen acht uur die avond fietsten we naar de plek waar het defilé starten zou. Alle deelnemers hadden zich, na het lopen van de vierde afstand, verzameld op het sportveldencomplex van WVV. Een gevarieerd gezelschap van schoolkinderen en begeleiders, verengingen en iedereen die zich maar presenteerde wilde, van heel jong tot heel oud en met of zonder rugzakje. Om acht uur was de start van hun finalerondje, onder vrolijk gekleurde muzikale begeleiding van harmonie en fanfares uit de omgeving en opgeleukt door dansmariekes en jantjes.

Een feest voor hen maar ook voor ons die langs de kant stonden.

En dat waren veel mensen. Heel veel mensen! En ik durf hier wel te beweren dat ook zij er erg naar uitgekeken hadden want er was geen zuur of chagrijnig gezicht te ontdekken. Zelfs de categorie ‘korte lontjes’ waren afwezig, er was geen wanklank te horen.

Een verademing haast in deze tijden.

We zagen veel rood aangelopen koppies, zowel bij de allerkleinsten als sommige ouderen. Logisch, want ze hadden kilometers in de benen en kregen het extra zwaar door de warmte maar ook door alle zoetigheden die om de nekken gehangen werden door enthousiaste Oma’s, Opa’s, vaders en moeders. Maar bovenal zagen we hele blije gezichten, blij omdat ze het voor het eerst mee mochten lopen. Of blij omdat ze als kind ook al meeliepen en nu als vader of moeder die herinneringen tastbaar konden delen met hun nageslacht.

Dit was de 74ste editie van de avondvierdaagse! (Dankzij vele vrijwilligers!)

Na ruim een uur hadden de laatsten van de stoet ons gepasseerd en stapten we snel weer op de fiets om bij het Oldambtplein verder te kijken naar de wandelende en rollende deelnemers. Ook hier was het erg druk en zag je iedereen erg genieten van zoveel gezelligheid bij elkaar. Maar ook van het aanwezige straattheater, twee vissers in gele regenpakken mét gele zuidwester op die met snoepjes visten, boven de hoofden van de gillende en plezier makende kinderen.

Véél leuker dan met je snufferd de hele dag naar een schermpje turen toch!

Vanaf een muurtje bij Theater de Klinker hadden we goed zicht en zagen we zelfs mensen staan op de stelling staan van de versierde, draaiende ‘Edens’ molen. Feestelijk. En de kers op de taart voor dit prachtige evenement.

Tegen half tien waren we weer thuis en ja:

Het was een avond uit duizenden!

 

 

In goede en kwade tijden..

Gisteren, 64 jaar geleden, gaven mijn ouders elkaar het ja woord voor de wet. Dat was in 1958. Op 27 november van datzelfde jaar deden ze het nog eens dunnetjes over en werd het kerkelijk huwelijk ingezegend. Dat was toen voor hen en alle familie een belangrijk moment. Met beide keren de rode draad:

‘Tot de dood ons scheidt.’

Zij hadden besloten om op Terschelling te gaan wonen en werken, ver van hun ouders en andere familieleden in Jutphaas (Nieuwegein) en Zaandam. Dat was een hele stap in die tijd en had zeker een hele mooie aflevering van ‘Ik Vertrek’ opgeleverd. Niet lang daarna kregen ze een dochter en of het nog niet genoeg was, een jaar later een zoon.

Een Koningspaar.

Binnen twee jaar verhuisden ze twee keer, van een appartement naar een iets groter huis maar wel een met een ruime tuin waar gespeeld en groente gekweekt kon worden. Mijn vader, Timmerman van beroep, maakte voor de kinderen een schommel, een wip en van een houten karrenwiel maakte hij een draaiend rad.

In ’64 kwam ik ter wereld en had ik ineens een grotere broer en zus, hoe leuk was dat.

Onze opvoeding was een waar de eenvoud van afspatte maar we waren gelukkig. Pa was zes dagen per week aan het werk en Ma verzorgde ons. Toen we wat ouder werden hielp ze wel eens achter de kassa bij enkele winkels in het dorp en op zondag gingen we erop uit met het gezin. Dan gingen we naar het strand, bos of duin en toen het eiland een prachtig openluchtzwembad kreeg, waren we haast elke zondagmorgen wel aan het zwemmen.

Onder fanatieke aanmoedigingen van onze moeder.

Want zij was van de categorie ‘sportief’. Ze gymde fanatiek en ze liep met ons zo’n beetje alle Brandaris Wandeltochten die er in die jaren georganiseerd werden. Ik was nota bene 2,5 jaar toen ik al mee mocht lopen!

In ons gezin was een duidelijke structuur.

’s Morgens werd er ontbeten, stipt om 12 uur kregen we warm eten en ’s avonds om 6 uur brood. Zaterdags werd daar iets van afgeweken omdat er door drie kinderen gesport moest worden maar die ruimte was er ook gewoon. Tussendoor verwende moeder ons met wentelteefjes, pannenkoeken of gebakken vis en ze maakte voor haar hardwerkende man zo nu en dan een pannetje snert. Dat was echte liefde want zij kon, sinds de oorlog, geen peulvruchten meer verdragen.

Zij gruwelde daarvan.

Wanneer zij naar de Wal moest met een van ons, voor ziekenhuisbezoek of zoals met mij, voor de logopedie lesjes naar Leeuwarden, zorgde ze altijd dat er eten klaar stond voor mijn vader en eventueel andere gezinsleden. Zij cijferde zichzelf weg zodat mijn vader zich kon concentreren op zijn werk maar dat gebeurde op een gezonde manier. Alles was in evenwicht, met respect voor elkaar. En samen waren ze in hoge mate bewust van het hebben van een gezin, die verantwoordelijkheid droegen ze samen, schouder aan schouder. Een van hun lijfspreuken was altijd:

“Het huwelijk is geven en nemen maar meer géven dan nemen.”

En zo is het natuurlijk ook. Maar het was niet altijd zo hoor. Regelmatig waren er wel hobbels of valkuilen te nemen maar doordat er een evenwicht was tussen hen werden stormen getrotseerd en vuurtjes tijdig geblust. Daarmee leerden ze, bewust of onbewust, ons belangrijke levenslessen. Levenslessen die, hoe ouder we werden, steeds meer gewicht kregen en ons richting gaven. Dat hielp bij lastige keuzes maken. Maar de rode draad was dat ze ons altijd steunden, ook in mindere tijden.

Ook al waren ze het niet altijd eens met onze keuzes.

Mijn moeder was altijd erg talig en zij hield ervan om mooie spreuken te bewaren. Die knipte ze dan uit en die plakte ze dan ergens in huis op de muur, meestal in haar ‘womencave’ waar ze tekende of iets naaide of even televisie ging kijken zodat Pa beneden voetbal kon kijken. Er was ook altijd muziek om haar heen, via de radio luisterde ze graag naar bijvoorbeeld ’50 pop of een envelop’, Arbeidsvitaminen of Jan Veen met zijn Candle Light en haar favoriete artiesten waren Boudewijn de Groot, Connie van den Bos of The Cats.

Een van die spreuken aan de muur bleef bij mij hangen: ‘Zelfvertrouwen is de basis van je kunnen.’

Vanaf ongeveer ons 15e jaar vlogen wij al een beetje uit. Zus en broer gingen naar school in Harlingen en ik kwam in Leeuwarden terecht. Daar kregen we te maken met zogenaamde Kostouders waar we van maandag tot vrijdag verbleven. Op vrijdagavond kwam het hele zooitje weer thuis en konden ze niet meer tegen elkaar zeggen:

“We zijn weer onder ons.”

Weer enkele jaren later vlogen we echt uit. Broer en ik zochten het in het Westen van het land en zuslief deed het tegenovergestelde: Zij kwam weer terug op het eiland en bleef daar tot op de dag van vandaag. Dat vonden mijn broer en ik wel fijn want zo was er altijd een back-up voor onze ouders, voor als er met eentje wat loos was.

Mijn ouders kenden vele mooie momenten. Ze genoten van het eiland, hadden daar zelfs een eigen plekje waar ze op mooie dagen een rustpunt vonden in de drukte van de week. Ze noemden dat ook ‘hun paradijs’ en tot op de dag van vandaag ben ik er nog niet achter waar dat was. Maar ze beleefden ook prachtige (fiets) vakanties en ze stonden midden in het leven, tussen de eilanders en in het verenigingsleven. Later werden ze trotse oma en opa van acht kleinkinderen en inmiddels vier (bijna vijf!) achterkleinkinderen.

“Wat zijn wij toch gelukkig maar waar hebben we het aan verdiend.”

Dat hoorde ik ze ook vaak tegen elkaar zeggen. Maar zoals het in menig leven gaat ontstonden er toch kleine scheurtjes. Moeder begon, tegen haar wil, steeds meer te vergeten. En wij zagen hoe Pa, na al die jaren zorg die ze mijn vader en ons gegeven had, nu haar taken overnam. Hij leerde zichzelf koken, deed de was en boodschappen en andere huishoudelijke taken, duwde haar rolstoel zodat ze toch nog wat buiten kwam en organiseerde ondertussen feestjes ter ere van hun huwelijk:

50 jaar, 55 jaar en 60 jaar.

Plus de nodige verjaardagen. Hiermee oogstte hij diep respect. Van ons, maar ook van de mensen om hun heen. En als mijn moeder ineens een helder moment had riep ze vrolijk lachend “Vergeten gaat steeds beter!” Je mocht je gelukkig prijzen zo’n helder moment mee te maken want daar had je dan weer even je vrouw of, in ons geval, onze moeder of oma mee terug zoals we haar het grootste deel van ons leven meegemaakt hebben.

Goedlachs, soms best wel streng maar wel een moeder om trots op te zijn.

Zij is nu 93 lentes en sinds twee weken ging ze ook ineens fysiek achteruit. Pa, bijna 88 jaar, was altijd al heel helder naar ons toe: “Ik verzorg haar en zolang ik dat zelf kan doen dan doe ik dat.” Maar hij weet ook wat zijn grens is en die is nu bereikt. Ook nu weer zo helder als glas:

“Ik kan haar niet meer verzorgen. Ik durf het niet meer aan.”

Hierop werd er zorg aan huis aangevraagd, in samenwerking met mijn zus. En toen moest die ontzettend zware beslissing genomen worden. Zodra er een kamer vrij zou komen in het verpleegtehuis zou Moeder daar opgenomen worden.

Dat moment ligt inmiddels enkele dagen achter ons.

Moeder is woensdag opgenomen waarmee het grootste gedeelte van de verzorging door mijn vader vervallen is. Dit was een verdomd moeilijke en zware beslissing voor mijn vader maar wel de beste beslissing. En velen zullen dat beamen want wij zijn echt niet de enige die hiermee te maken krijgen en dat maakt het draagbaar. Pa heeft er alles aan gedaan om haar zo lang als mogelijk bij zich te houden en hem valt niks maar dan ook écht niks te verwijten! Want hij ging door, hij steeg boven zichzelf uit want dat had hij immers 64 jaar geleden beloofd.

“Dat is toch vanzelfsprekend!” zegt hij dan als ik hem zeg dat ik hem daarin om bewonder.

Er is een nieuwe fase aangebroken in onze familie, een fase waar we allemaal doorheen moeten. Een fase die ik wil delen omdat het veel mensen overkomen is.

Liefde is loslaten.

Hij gaat nu elke dag naar haar toe om haar gezelschap te houden. Ik denk aan het liedje van Maarten van Roozendaal, ‘Het te late einde’:

In dit te late einde:

Soms leest hij dan gewoon een krant

Soms vertelt hij weer over vroeger

Streelt haar eindeloos de hand

Maar het is nog geen einde! Het is ‘gewoon’ en nieuw begin.

Potverdomme wat zijn wij trots op hem!

De confrontatie met Berg & Dal 2

Na het midweekje in Limburg zitten we alweer midden in het dagelijkse leven, staat de wekker weer op standje ‘vroeg op’ en zullen de herinneringen onderdeel worden van onze toekomst. Voor mij blijft het een bijzondere ervaring, waarschijnlijk omdat ik er nog maar twee keer eerder geweest was.

Dat was in Noorbeek en in Valkenburg.

Die keer in Noorbeek was omdat ik mee mocht met de familie van een vriend. We waren een jaar of 16. Twee gebeurtenissen zijn mij altijd bijgebleven. Het eerste was de gang van zaken na een kerkdienst die we mee mochten maken. Want na de dienst liep de kerk leeg en de kroeg ernaast vol en dronken we nog vóór het middaguur een heerlijk Gulpens biertje! Het tweede dat mij bijgebleven is werd een nogal bloederige toestand. Ik heb mij daar namelijk voor het eerst ‘nat’ geschoren, met het mes van de vader des huizes.

Er moest een flink stuk aluinblok tegenaan gegooid worden!

Maar beide keren was gewoon met de auto dus heb ik de bergen alleen maar mentaal gevoeld, niet fysiek. Het zijn heuvels hoor, menigeen heeft mij de afgelopen twee weken wat dat betreft gecorrigeerd. Maar wel heuvels waar ik, al fietsend, als een berg tegenop zag. Naar beneden ging best wel goed, we tikten soms de 40 km/u aan en ik begreep nu wel waarom men steeds vaker begint over helmplicht op de fiets.  

Ik kneep, naast mijn samengeknepen billen, mijn remmen kapot!

Want je zou maar vallen, ken inmiddels genoeg verhalen van bekenden die dat hebben ervaren. Vooral als we de laatste afdaling naar onze B&B namen, de Snijdersberg, inclusief een haarspeldbocht. Dan werd het echt wel even spannend.

Och, nu noem ik ons verblijf weer een B&B en dat klopt niet helemaal.

Want alleen de eerste B van Bed klopte. Die tweede B stond niet voor Breakfast maar voor Bakkerij. Dat heb ik zelf verzonnen want die Bakkerij zat aan de overkant van de weg. Daar haalden we onze broodjes voor het ontbijt. Van die lekkere Kaiser- en Schnittbroodje. Dat laatste broodje werd steevast door de verkoopster ‘Sneetjes’ genoemd, ook al vroeg ik om Schnittjes.

Het beleg verzonnen we ook maar zelf.

Mijn vrouw wist dit. Zij had dit ook aan mij verteld. Maar ja, om maar even het cliché te bevestigen, die informatie is op de een of andere manier niet blijven hangen. We moesten het dus doen zonder ontbijt zoals we altijd zagen in het tv-programma ‘Bed & Breakfast’. Dat beeld had ik voor mij maar de werkelijkheid was dus anders. Ik ging nog wel op zoek naar het missende haakje of plankje in de badkamer maar de teleurstelling was groot.

Het was er gewoon.

Uiteindelijk had ik toch nog iets gevonden en na ontvangst van ons envelopje (“Exact het gevraagde bedrag.”) kwam de vraag van de eigenaar of we nog tips hadden. Mijn antwoord was dat ik geen raam kon ontdekken welke open kon. Een gemis voor ons want wij slapen altijd met een open slaapkamerraam. Maar goed.

Er moet altijd wat te klagen overblijven toch?

Woensdag stond in het teken van Maastricht want op het programma stond een bezoek aan de Sint Jan kerk en de Basiliek Sint Servaas. En verder een heleboel winkels met als tussendoortjes enkele terrasjes aan het Vrijthof, deze keer zonder André Rieu en walsende 60 plus echtparen. We tikten die dag de 14000 stappen aan en toen we weer in de auto stapten slaakte ik een zucht van verlichting omdat we niet naar huis hoefden te fietsen.

Die avond vulden wij met bankhangen en Feyenoord aanmoedigen.

De voorlaatste dag van ons midweekje bestond weer uit een fietstocht van om en nabij de 35 km. Nu wel met volledige ondersteuning van onze accu’s op mijn verzoek. Van Geulle via Ulestraten en nog een heleboel leuke plaatsjes naar Valkenburg alwaar wij op zoek gingen naar aardbeienvlaai, daar hadden we al de hele week zin in maar konden het nergens krijgen. Ik spotte uiteindelijk op een terrasje een aardbeienvlaai maar dat terras zat vol. Dan maar naar het volgende terras waar een bord op straat ons lokte met de boodschap ‘Koffie met diverse soorten vlaai’. De ober noemde de soorten in rap tempo op maar aardbeien hoorde ik niet. Dat was volgens hem vloeken in de kerk.

Dan maar de rijstevlaai.

En over de rest van de week kersen-, abrikozen- en appelvlaaien. Je moet toch wat en ach, we fietsen die calorietjes er wel weer af. En je moet ook van het leven genieten anders verzuur je. En zure en zeurende mensen hebben we de laatste jaren genoeg gezien.

Die avond kregen we dan toch eindelijk aardbeien maar dan zonder vlaai en mét ijs!

We gingen namelijk op bezoek bij vrienden van ons, Jan & Jans en de kinderen. Jan komt uit Stadskanaal en Jans uit Gasselternijveen. Zij zijn 33 jaar geleden geëmigreerd naar Limburg alwaar zij een gezin gesticht hebben. Wat mij direct na binnenkomst opviel was dat de beide dochters meer Limburgs bloed in zich hadden dan hun ouders.

Zij zongen, wij vertelden.

Er was veel bij te praten natuurlijk. Laat in de avond en na een heerlijke maaltijd met onder andere verse asperges en verse rodekool namen we hartelijk afscheid:

“De volgende keer bij ons!”

De volgende dag reden we weer noordwaarts, met een bezoekje aan het ‘Witte Stadje’, Thorn. Ook hier waren we onder de indruk van een bouwsel uit het verleden, de Abdijkerk of de Sint- Michaël kerk van Thorn. Hoe hebben ze dat toch kunnen bouwen als je kijkt hoe we tegenwoordig bouwen. Het stadje was ook prachtig en zeer de moeite waard om te bekijken. Je moest wel een zonnebril op want de zon weerkaatste op al het witte om ons heen.

Even later reden we weer verder, nu richting Den Haag alwaar wij met kinderen en kleindochter uit eten gingen, ouderwets in een vol en gezellig restaurant.

Dat was weer een fijn weerzien.

Tegen middernacht waren we weer thuis en ik droomde weg met Jacques Brel:

‘Dan wacht mijn land, Mijn vlakke land’.  

 

 

De confrontatie met Berg & Dal

Het is goed om in je leven zo nu en dan even stil te staan bij jezelf. Even frontaal botsen met je ikke, jezelf eens goed onder de loep nemen. Die confrontatie had ik afgelopen week toen wij een paar dagen elders doorbrachten.

Dat elders was Geulle, een plaatsje in Zuid-Limburg.

Ver van mijn comfortzone kan ik wel zeggen. Eigenlijk hadden we deze week op Terschelling moeten zitten, zouden we een week een B&B runnen van een goede vriendin van ons maar door miscommunicatie hadden wij de verkeerde week vrij genomen. Het B&B ging daardoor niet door en toen hadden we een week ‘over’ zeg maar.

“Waar wil je nu heen?” vroeg mijn vrouw.

Dat was de eerste confrontatie met mijzelf want ik wist mij geen raad met die vraag. Waar ik nu heen wilde? Die moest ik even laten landen want mijn gedachte om ergens heen te gaan bleef meestal steken tussen Den Haag, Groningen en Terschelling.

Meer heeft een mens niet nodig in het leven.

Maar dat is mijn beleving en die is niet almachtig natuurlijk. En zo zijn we ook niet getrouwd waardoor de relatie tussen mij en mijn vrouw in evenwicht is. Maar dat wil niet zeggen dat onze beider belevingen wel eens botsen. Voorzichtig en redelijk veilig voor mij stelde ik voor om dan ‘maar’ naar Texel te gaan. Omdat zij daar nog nooit geweest was. Ze twijfelde even.

“Of naar Limburg!” riep ze.

Wow! Even stokte mijn adem. “Limburg? Maar dat is helemaal beneden..” zei ik, terwijl ik de kaart van Nederland even visueel voorbij liet trekken én mijn vooroordeel over het zuiden liet oprispen. “Limburg?”

“Ja, Limburg!”

“Ik weet daar een leuke B&B.” Mijn zwijgen op deze mededeling stond gelijk aan groen licht voor deze actie en niet lang daarna kwam de uitslag: “We gaan naar Geulle, dat ligt vlakbij Maastricht. Het is een appartementje.” riep ze super enthousiast en vervolgens: “Oh heerlijk, ik zie mij al zitten op een terrasje met een wijntje. Of met een cappuccino met aardbeienvlaai!”

Ik was om.

Want het duurde toch nog wel even voordat het zover was waardoor ik een beetje wennen kon aan deze plannen. En op een gegeven moment begon ik er zelfs naar uit te kijken en durfde ik er zelfs vooruit te komen naar de mensen om mij heen:

“Ja, wij gaan een midweekje naar Limburg!”

Waarop vaak met ontzag en bewondering gereageerd werd. Toch kwam er een klein, ieniemienie oprisping mijnerzijds. Dat kwam nadat mijn vrouw mij halverwege die gewenningsperiode nog iets opbiechtte:

“We nemen de fietsen mee!”

Die had ik niet zien aankomen. “Fietsen mee?” zei ik, stomverbaasd en vervolgde mijn verbazing met een stomme vraag: “Waarom moeten de fietsen mee? Je kan daar toch niet fietsen?” Nu reageerde mijn vrouw met verbazing: “Natuurlijk kan je daar fietsen! Waarom kun je daar niet fietsen?”

“Omdat daar allemaal bergen zijn natuurlijk!” antwoordde ik geërgerd.

Dat ze dat niet snapte. “Daarom wielrennen ze daar altijd want met een gewone fiets kan het niet. Die bergen zijn zo hoog dat je er halverwege afvalt.” Terwijl ik dat zei zag ik al aan haar blik dat ik volledig de plank aan het misslaan was en dat de fietsen gewoon meegingen.

Afgelopen maandag was het dan zo ver.

Via Duitsland zakten we naar beneden en na een kleine vier uurtjes rijden zaten we in onze B&B te Geulle, een dorpje net boven Maastricht en beneden de Snijdersberg lag. Deze berg heeft een hoogte van 110 meter en een hellingspercentage van 13,8% en een lengte van een kleine kilometer.

Waarmee mijn vooroordeel maar eventjes bevestigd werd!

Die avond bereidden wij ons voor op de volgende dag, de dag dat er een fietstocht op het programma stond. Een onderdeel waar ik nog steeds mijn twijfels over had. De accu’s van onze fietsen hingen die avond aan de stroom en ik hing al in gedachten aan al die klimpartijen al aan het zuurstof. Stiekem verlangde ik al een beetje naar die fietstocht want ik was behoorlijk overtuigd van mijzelf dat het niet fijn fietsen is in de bergen van Limburg.

We begonnen vlak, de Snijdersberg lieten we links liggen.

In standje eco om de accu te sparen. Het ging best wel goed en we genoten van alles om ons heen, Limburg is mooi, dat kon ik niet ontkennen. Maar in de loop van de 50 km die we die dag fietsten had ik toch regelmatig momenten om op te geven, zulke venijnige beklimmingen én vals plat moesten er getrotseerd worden. Ik raakte zelfs wat geïrriteerd. Dat kwam voornamelijk omdat mijn lieverd steeds van mij wegfietste. Niet omdat ze van mij af wilde maar omdat zij voorwielaandrijving heeft.

En ik een midden motor.

Het moment dat we beiden stuk gingen was toen we van Gulpen naar Margraten fietsten, aan die helling leek geen einde te komen en het was alsof we boven water kwamen want we kregen ook nog eens dikke wind en regenbuien te verwerken. Mijn gemoed was inmiddels in mijn schoenen gezakt maar na de bezichtiging van de Amerikaanse begraafplaats in Margraten was ik zó onder de indruk dat ik mijzelf even flink toegesproken heb.

Ik heb het recht niet om te klagen!

De volgende dag brachten we door in Maastricht, een ‘rustdag’. Met twee keer koffie op het Vrijthof met vlaai. De dag erna zaten we weer op de fiets en nu wist ik er beter mee om te gaan. En we hadden besloten om meer gebruik te maken van onze ondersteuning dus standje eco kon in de fietstas. Daarmee werd het laatste restje van mijn eigen verzet tenietgedaan en moest ik wel bekennen dat het mooi fietsen is in Limburg. En dat die vlaaien best lekker zijn.

Wat mij wel opviel waren de honden daar.

Ik zag maar twee soorten: Of Keeshondjes met de daarbij horende zonnebank gefrituurde meiden of Labradoodles. Die laatste soort snap ik wel, dat zijn lieve honden.

En eerlijk is eerlijk, dat zijn die Limburgers ook!

 

Wat voor stel?

Kan ik het nog terugdraaien? Ik heb geen idee en daarom schrijf ik het maar van mij af, dat werkt therapeutisch. Want waar ik ooit bang voor was lijkt inmiddels toch waarheid te worden. Waar ik altijd afstand van heb proberen te houden lijkt nu toch te gebeuren. Noem het karma of eigen schuld dikker bult, links of rechtsom zijn wij gewoon de sjaak en zullen wij de hoon moeten dragen.

Mijn vrouw en ik zijn (bijna) getransformeerd tot ANWB stel!

Althans, we zijn aardig op weg. Ik realiseerde mij dat toen wij gingen fietsen, een rondje Dwingelderveld. Deze route had de dame hier in huis gevonden via ‘die handige App’ van de ANWB en toen ze dat zei, zette zij mij daarmee, onbewust weliswaar, aan het denken. Want ik besefte ineens hoe gevangen ik al zat in het web van deze Algemene Nederlandse Wielrijders Bond.

Hellup!!

Jarenlang heb ik mij verzet tegen deze club want ik vond het allemaal maar oubollig, saai en zeurderig. Vooral dat eeuwige zeuren, zoals bijvoorbeeld een weg waar wat hobbels inzaten. Als ze er dan overheen reden dan stoten ze het hoofd tegen het dak van de auto. Ik dacht dan altijd:

Dan zul je wel te hard gereden hebben!

Of dat blad van ze! Dat blad bestond volgens mij al ver voor de boekdrukkunst en is niet weg te denken uit ons leven. Het is het blad dat altijd overal rondslingerde in de kamer en niemand las het in mijn beleving. Het is net zoiets als die irritante mug die ’s nachts je slaapkamer terroriseert. En juist op dat moment kun je dit blad niet vinden om die mug mee dood te slaan!  

En dan noemen ze het ook nog, heel bescheiden, ‘de Kampioen’!

Toen er in 2004 een concurrent voor de ANWB werd opgericht was ik de eerste die lid werd. Deze club heeft twee keer een auto van mij mogen afslepen en ik moet zeggen, tot volle tevredenheid hoor. Alleen is alles aan verandering onderhevig en werd ik vermoedelijk milder in mijn antipathie tegen deze club. Hoe dat kwam? Nou, bijvoorbeeld toen ik wandelschoenen nodig had.

Dertig procent korting!

Dat trok mij toen over de streep. En ze hadden eigenlijk best wel mooi spul in die winkels, met sokken die gemerkt waren met een R en een L zodat je ze nooit verkeerd aan kon doen. En die meneren en mevrouwen van de Wegenwacht zijn toch wel hele aardige én kundige mensen, daar kwam ik ook achter in de loop der jaren want mijn dame was al langer lid.

Ik werd uiteindelijk ook lid.

Nadat ik zag dat je enkel een vinkje hoefde te zetten of je wel of niet de Kampioen wilde hebben! Dat trok mij over de streep. Toch bleef de Kampioen onze mat bevuilen want hij stond nog op naam van mijn vrouw. Dat werd even een discussie. Ik vertelde over mijn traumatische herinneringen maar zij vertikte het om ook het vinkje weg te halen want zij vond het een gezellig blad. “En er staan altijd hele leuke onderwerpen én fiets- en wandelroutes in!”

Daar had ik niks tegen in te brengen.

We kochten een fietsendrager voor de auto en die bleef onuitgepakt in de schuur liggen want ik ben niet zo avontuurlijk ingesteld. Het fietsten en wandelen in de voor mij veilige omgeving van Oldambt vond ik best genoeg. Maar na het zoveelste rondje bemerkte ik wat sleur en toen hoefde mijn vrouw alleen nog maar dat laatste duwtje te geven: “Ik heb een leuke fietsroute gevonden, een rondje Dwingelderveld. Een route van 36 km en we starten in Spier.”

Dwingelderveld, dat kende ik wel.

We hadden daar al eens gewandeld toen we aan het trainen waren voor de Fjoertoer Terschelling. En ik ben daar ooit met mijn hospita en hospes tijdens mijn middelbare schoolperiode geweest. De hospes was een Drenth en de hospita een Fries en zij vertelden over de krentenbossen van Dwingeloo. Ik, puber van kop tot teen, vond dat maar raar want krenten zijn gedroogde druiven en die hangen niet in bomen. Daarom namen ze mij mee naar Dwingeloo zodat ik het met eigen ogen kon zien. En waarachtig! Ik heb toen een stekkie meegenomen en bij mijn ouders in de tuin gepland en sindsdien (mijn fantasie hè) groeit de krentenboom ook op Terschelling. Afijn, ik heb aan Dwingeloo mooie herinneringen overgehouden.

Zondag werd de fietsdag.

Nadat ik de fietsendrager redelijk makkelijk (en tot mijn grote verwondering dat ik dat kon) op de trekhaak gezet had en de fietsen zo vast als een huis stonden, vertrokken wij naar Spier in het mooie Drenthe. Even later volgden we al fietsend de bordjes, ja de ANWB bordjes. En we genoten. Maar wij niet alleen, het was gezellig druk op de fietspaden. Alleen viel het mij op dat wij wel erg veel tegenliggers hadden. En die keken niet echt blij en op mijn ‘Moi’ of ‘Hoi’ kreeg ik bij hoge uitzondering een groet terug.

Of een soortgelijk gebrom.

“Allemaal ANWB stellen!” grapte ik naar mijn vrouw, “De een nog chagrijniger dan de andere!” Ze reageerde niet. Misschien wel omdat ze bij zichzelf dacht: de pot verwijt de ketel. Want wij hebben min of meer dezelfde fiets en, ik durf het hier haast niet te zeggen, allebei dezelfde snelbinders! En niet zomaar snelbinders, nee, in de kleuren van de Terschellinger vlag: rood, blauw, geel, groen en wit.

‘Zwijgen Veldmuis, nu zwijgen en gewoon achter je vrouw aanfietsen’ zei ik tegen mijzelf.

De route was erg mooi, we fietsten langs allerlei landschappen, door bos en heide of polder. En de bordjes die we moesten volgen klopten als een bus. We hebben maar twee keer verkeerd gereden maar dat was mijn schuld omdat ik weer te moeilijk dacht. Aan het einde van de rit kwamen we erachter dat wij tegendraads de route gefietst hadden en begreep ik de soms dodelijke blikken en gebrom.

Ach ja.

Daarom zijn wij natuurlijk nog nét níet een ANWB stel!

Een goed gesprek

Mijn vrouw heeft eigenlijk altijd wel een goed humeur maar soms doet ze er nog een schepje bovenop. Afgelopen zaterdag kwam ze tegen het middaguur vrolijk thuis na een ochtendje bij de kapper gezeten te hebben. Ik keek haar glimlachend aan want een vrouw die net terugkomt van de kapper is een gelukkige vrouw.

Dat is een feit.

Eigenlijk waren we allebei extra goed gehumeurd deze dag want ik had genoten van mijn ochtendje schrijven en van de begeleidende muziek. We aten een door haar meegebrachte broodje haring en toen stelde ze voor om even ‘de Straat’ in te gaan, de winkelstraat van Winschoten.

De koopgoot zeg maar.

“En dan gaan we lopend, kunnen we weer wat conditie opbouwen!” Nou, daar zei ze wat. Want ook bij ons kwam de corona dan toch nog aan de deur. Door de prikjes hebben we gewoon uitstel gekregen en daardoor hebben we precies volgens de gedachte achter de inentingen, de maatschappij niet ontwricht. Toch had het virus flink aan onze conditie gevreten en daarom reageerde ik enthousiast: “Goed plan, we gaan lopend!” Even later liepen we die kant op en dat viel niet mee. Dat kwam vast doordat we 14 dagen binnen gezeten hadden.

Even acclimatiseren.

Licht hijgend bereikten we de finish, het begin van ‘de Straat’. Nu kwam, althans, zo denk ik erover, het allerergste: Namelijk lopen, stilstaan, winkel in, winkel uit, praatje hier, praatje daar et cetera, et cetera. Op zich wel weer eens leuk hoor, op een zaterdagmiddag even door de straat lopen. Maar in dit geval hebben we het over een winkelstraat die ooit de langste was van Nederland en dan is het best een pittig stukje lopen als de conditie je een beetje in de steek aan het laten is. Ik was dan ook blij dat we redelijk snel een winkel binnengingen, een winkel in woonaccessoires.

Want daar stond voor bij de ingang een bank!

Ik hoefde niets te zeggen. Vrouwlief liep direct door en ik zetelde mij op de bank van om en nabij de 3000 eurootjes. Ze weet dat ik mij niet zo met accessoires bezig hou en nu kon zij rustig rond gaan neuzen, zonder zuchtende man. De bank zat best lekker voor een bank en ik pakte mijn telefoon om het nieuws even door te nemen.

Tot er een oudere heer en dame de winkel binnenliepen.

“Ga daar maar zitten.” zei de dame en wees mijn richting op. Ik kreeg gezelschap. Na elkaar begroet te hebben begon het gesprek natuurlijk over ons lot, het lot waar de meeste mannen mee leerden leven: of je blijft voor de winkel staan als je partner naar binnen wil of je gaat binnen aan de stamtafel zitten.

Stamtafel?

Ja, vroeger had je in elke kroeg een stamtafel maar sommige winkels hebben dit gekaapt en lokken nu de mannen binnen door een stamtafel-gevoel te creëren. Meestal op een strategische plaats in de winkel en vaak voorzien van koffie en thee of een lekker wijntje. En dat is nog niet alles, want voor de inwendige mens ligt er ook genoeg alleen blijf ik daar altijd af want anders gaan ze wijzen:

“Kijk, die is zijn gewicht op peil aan het houden!”

Ik sla daarom altijd beleefd af als er weer een van de dames op mij afkomt om mij te verleiden met zoete koekjes of hartigheidjes. En dan denk ik hardop om mijzelf te overtuigen dat als ik wat wil eten of drinken, ik wel naar een horecagelegenheid ga!

Flauwekul allemaal!

Maar ja, we leven nu eenmaal in een welvarend land en dan zal dit er wel bij horen. De man, 82 lentes jong, was het met mij eens dat we in een prachtig land wonen. “En nog durven enkelen te klagen over hoe wij het hier doen,” zei hij tegen mij, “terwijl wij mogen leven in vrede en alles hebben om ons leven nóg aangenamer te maken. Ik begrijp dat niet. De wereld wordt er daardoor niet beter op. Het lijkt wel of men gewoon vergeet in wat voor weelde wij eigenlijk leven. Iedereen is boos op elkaar. In de Tweede Kamer heeft het fatsoen en het respect plaats gemaakt voor schelden en elkaar vernederen, ‘Bekende Nederlanders’ willen continue aandacht en zodra je de televisie aanzet of de kranten leest dan is het één en al ellende waar men over bericht. Wat is dat toch?

“Die onvrede?”

“Ja,” zei ik, “ik hoor ook steeds vaker om mij heen, jong én oud, zeggen dat ze liever niet meer het nieuws volgen of naar praatprogramma’s kijken. Ik neig ook steeds meer die kant op te gaan. Wij streamen tegenwoordig liever series of tv-programma’s dan dat we naar actualiteiten of naar het nieuws kijken. Want er hoeft maar iets te gebeuren en al die programma’s willen er dan een plasje over doen. Het liefst met bekende Nederlanders..”

“En dát trek ik niet meer!”

“Inderdaad,” zei de man naast mij en hij ging even verzitten zodat we elkaar goed konden aankijken. “En ze blazen alles op! We vliegen van hype naar hype en ik zeg U eerlijk, het maakt mij onrustig. Want de waan van de dag regeert lijkt het wel en dat lijkt sinds we het internet hebben alleen maar erger geworden te zijn. En weet U, ik kom uit een rood nest hè, maar het sociale lijkt wel helemaal weg uit de maatschappij. Zo zijn wij niet opgevoed.”

Ineens een lach op zijn gezicht:

“Weet U waar ik wél graag naar kijk? Naar de serie met die drie vrienden, ‘Dwars door de Lage Landen.’ Dat is gewéldig! Die wandelen van België naar Pieterburen, via het Pieterpad en ontmoeten allerlei mensen die allemaal wel iets te vertellen hebben. Daar zouden al die boze mensen eens naar moeten kijken, dan ontdekken ze misschien wel weer hoe mooi van eenvoud het leven kan zijn!”

De man stond op, hij moest weer verder.

“Bedankt voor dit gesprek,” zei ik, “en ik ga kijken! Ik stream het wel. Dát is weer het mooie van Internet!”

 

 

 

Omdenken, dé toekomst!

Er wordt nogal wat gevraagd van onze gewoonten. Voor een paar jaar terug was vliegen heel normaal. We vlogen overal heen waar we maar wilden. Voor een vakantie, een weekendje weg, een zakelijke bijeenkomst of gewoon even om een terrasje te pakken in de zon of een voetbalwedstrijdje in Camp Nou. Totdat begin 2020 de wereld stopgezet werd.

Dat was nog eens een gewaarwording!

Ineens waren de luchten weer blauw, zonder de bekende ‘krijt’ strepen. En de stilte deed ons weer de vogels doen horen. Daarnaast werd waarneembaar dat er minder uitstoot was, de lucht werd schoner en de verdwenen smog gaf een heldere blik op onze omgeving én een heldere geest. Een bewustwordingsproces welke ons deed beseffen dat hoe we leefden misschien toch allemaal iets téveel van het goede was geweest, en ja, dat gezegde: ‘Overal waar ‘te’ voor staat…’.

Daar zat best wel veel waarheid in.  

Het leverde een hoop discussies op maar over het algemeen waren de meeste mensen het er wel over eens dat er iets aan gedaan moet worden. De grenzen van onze welvaart waren bereikt en het roer moest om. Voor onszelf maar ook voor alle generaties na ons. Doorpakken nu. We hadden daar kennelijk een pandemie voor nodig om dit te beseffen maar goed, het doel heiligt de middelen en ja:

Het is een kwestie van omdenken.

Quotes over dat zogenaamde Omdenken zag ik al regelmatig voorbijkomen op het sociale circuit. Zoals ‘Als de moed je in je schoenen zakt, ga dan eens op je kop staan (-Loesje’). Of deze: ‘Als een ongeluk in een klein hoekje zit, dan zit geluk dus overal!’ Of die van Kiki Toll, dat meisje van 16 jaar uit ‘Over mijn lijk’: “En als het leven je laat struikelen, maak er dan een salto van!” Of ‘Geloof niet alles wat je denkt.’ Vooral deze laatste legt weer een ander probleem in onze maatschappij bloot, het probleem van het eigen gelijk. Maar goed, nu doorpakken met zijn allen en niet alleen maar naar de boeren en de industrie wijzen met het bekende vingertje.

Nee, ook naar jezelf kijken.

Door bijvoorbeeld bewuster te gaan vliegen. Of sowieso bewuster na te denken of bepaalde gewoontes die er in de loop der jaren ingesleten zijn, eigenlijk nog wel van deze tijd zijn. En waarom moeten we eigenlijk om de acht weken op vakantie? En verrek, ons eigen land is eigenlijk ook best wel mooi. Of stel jezelf eens de vraag waarom je elk weekend de deur uit moet? Vooral wanneer je je woonplek ‘gezellig’ hebt gemaakt of zodanig ingedeeld hebt zodat je je daar erg thuis voelt. Want dan is het toch wel heel raar dat je steeds maar de deur uit moet, toch?

Dan komt ook weer het ‘heilige moeten’ om de hoek kijken.

Ja, er werd lekker op los geluld in alle praatprogramma’s tijdens ons ‘gevangenschap’ en even leek het erop dat we snapten dat het anders moest. Even, want sinds alle maatregelen weer ingetrokken werden lijken de beloftes die we onszelf deden als smog boven onze steden verdwenen te zijn.

Met als dieptepunt de lange rijen in de vertrekhallen van Schiphol.

Ontzettend dik aangezet door de media, hoor, dat sloeg nergens op. Ze maakten van iets wat je hooguit vervelend mag noemen, iets dramatisch. Want elk weldenkend mens moest van deze berichtgeving op de pot omdat er niet zover hier vandaan ook rijen stonden. Met dat verschil dat die mensen aan het vluchten waren voor hun leven, bang voor al het geweld van een doorgeslagen dictator. En elk weldenkend mens snapt die rijen op Schiphol ook wel want ja, personeelstekort, daar hoef je geen wiskunde voor gestudeerd te hebben. In heel veel branches is er personeelstekort. Zoals hier in de facilitaire hoek. Het is de nek die het hoofd doet draaien zeg maar. En ook nu weer moeten we naar onszelf kijken.

Want we willen niets.

We willen niet meer zwaar – of onderbetaald werk uitvoeren. En we willen ook niet extra betalen voor een vliegticket. En we willen dat ons kroost de beste banen krijgen met het beste salaris en het liefst met werkzaamheden die niet te zwaar zijn. En zo voeden we onze kinderen ook op, wennend aan een ‘rijk’ leven. Pap en Mam betalen wel als ze iets willen en de auto brengt ze wel naar school wanneer het regent.

En een limiet aan zakgeld was er wel maar uitzonderingen evenzoveel meer.

Ik snap de tegenstand tegen dit soort gedachtes, dat we moeten veranderen. Voor mij niet in dit geval want ik ben niet zo reislustig ingesteld en ik weet dat ik daarin niet tot de meerderheid behoor. En de gunfactor in deze is enorm, ik gun iedereen de hele wereld. Maar het mag best wel iets minder allemaal, dat lijkt mij niet een hele grote opoffering.

En willen is kunnen.

We moeten ook eens ophouden met, wanneer er stront aan de knikker is, naar anderen te wijzen. Gewoon niet meer doen. Ga eerst eens bij jezelf te rade. Wees eens oprecht eerlijk over jezelf. Klopt het wel wat ik hier beweer? Lag het ook niet een beetje aan mijzelf? Ging ik er misschien met twee gestrekte benen in? Heb ik wel goed geluisterd?

‘Luisteren kan zoveel zeggen.’

Daarom omdenken. Zo las ik van de week over een andere, ingesleten gewoonte: grasmaaien. Wij Nederlanders houden het graag kort, dat deden onze voorouders en daarom doen wij het ook. Daar is op zich niks mis mee maar het is beter om het even niet in de maand mei te doen. De reden is dat het gras dan alle ruimte krijgt om nog even lekker door te groeien. Want dat zit vol met heerlijkheden, voeding waar onder andere de bijtjes en de vlinders wel pap van lusten en ja, we weten inmiddels dat die heel erg belangrijk zijn voor ons voortbestaan.

Als dank bestuiven zij dan weer onze gewassen!

En wij, de mensheid, verbinden ons weer meer met de natuur.  

Ooit zijn we zo ook begonnen, toch?   

Haal nooit tompoezen met de fiets!

Haal nooit tompoezen met de fiets! Ik kwam daar afgelopen woensdagmorgen achter toen ik lekker duurzaam op de fiets tompoezen ging halen bij de bakker. Daar aangekomen zag ik een van de bakkers al hard aan het werk. Zijn hele werkbank lag vol met vrolijke tompoezen in de kleuren, roze, wit en geel. Hij was ze aan het snijden, een karweitje dat wel even de aandacht vraagt.

Net als het eten van een tompouce.

Er was vlak bij die werkbank een opstopping ontstaan want ik was niet de enige die, lichtelijk kwijlend, naar het schouwspel aan het kijken was. De felle kleuren brachten mij weer terug naar maandagmiddag, toen ons het droevige nieuws bereikte dat Henny Vrienten overleden was. Want hij en zijn band Doe Maar hebben in mijn jeugdjaren dit soort felle kleuren flink op de kaart gezet. Dat deden ze tijdens hun optredens en met hun platen. Maar ook door de Doe Maar merchandise zoals buttons en haar- en polsbandjes. Waarmee ze misschien deze kleuren wel toegankelijker gemaakt hebben voor onze generatie want ‘mijn kleuren’ waren voor die tijd beperkt tot zwart of blauwe. 

De behoefte om iets fel groens of roze te dragen had ik eigenlijk nooit.

Maar Henny en zijn kornuiten kleurden zo onze puberteit en ze gaven ons de Nederpop, popmuziek in eigen taal met teksten waar wij jeugdigen wel wat mee konden. We konden het verstaan, Google Translate bestond toen nog niet hè. Daarom hakte het overlijden van Henny er denk ik ook flink in. De liedjes van Doe Maar bekten lekker en de muziek, ja die muziek was ‘weer eens wat anders’. En heel kenbaar.

Vaak bij de eerst noten wist je al dat het Doe Maar was.

Nadat de band zichzelf opgeheven had vanwege hysterische taferelen á la The Beatles, verdween Henny een beetje op de achtergrond maar was wel dagelijks te horen. Hij nam de taak van Harry Bannink over en schreef liedjes voor Sesamstraat en Het Klokhuis. Hierdoor werden opnieuw generaties door hem beïnvloed, zonder dat ze het eigenlijk wisten.

Wie is er niet groot geworden met deze fantastische tv-programma’s!

Later toerde hij nog met twee andere grote muziekmannen, George Kooymans en Boudewijn de Groot of zagen we hem met zijn zoon hele mooie, ter plekke verzonnen kleine liedjes zingen bij de media-uitzending van de Wereld Draait Door. Als 32-jarige vond ik hem qua uiterlijk maar zo zo (daar dachten de meisjes anders over). Maar als oudere jongere vond ik hem altijd een mooie man, keurig in de kleren en een opmerkelijke vriendelijkheid en rust uitstralend. Dat ik dat zo voelde komt waarschijnlijk omdat we tegenwoordig zoveel schreeuwers om ons heen hebben, schreeuwers die er alleen maar op uit zijn om onrust te creëren voor eigen gewin. Heel wat anders dan die échte kerels die ik hierboven benoemd heb. Maar dat was. Misschien heb ik daarom wel de hele week dat liedje in mijn hoofd:

‘Alles gaat voorbij, alles gaat voorbij..’

Maar haal nooit tompoezen met de fiets! De doos die ik pakte bevatte vier tompoezen en even schoot het door mijn hoofd dat wij maar met zijn tweeën zijn. Zou ik die bakker vragen of hij er twee in een doosje kon doen of zou ik maar toegeven aan het lot? Was dit nu typisch zo’n welvaart dingetje? Maar die man was al zo druk met snijden, zijn handschoenen zaten al onder de bakkersroom en zoals ik al zei, het vraagt even de aandacht dat snijden. Ik liep met de doos en vier tompoezen door naar de kassa en bedacht dat we ze gingen opeten bij de ochtend- en avondkoffie.

Puur uit overmacht!

Toen ik weer thuis was pakte ik de doos uit de fietskrat en schrok enorm! Want ik zag door het venster van de doos een kleurenpalet van roze, geel en wit, net zoals ik eerder zag die dag op de werkbank van de bakker.

Maar niet meer in die volgorde van kleurschakering!

Het was een slagveld! Het was Picasso! Alles zat door elkaar en nadat ik de doos geopend had om twee van deze lekkernijen eruit te pakken, moest ik heel goed kijken welke onderdelen er bij welk gebakje hoorde. Gelukkig had ik goed opgelet bij de bakker hoe ze eruitzagen (tussen het kwijlen door) en na wat strijk- en glaceerwerk kon ik twee herkenbare tompoezen opdienen.  

En ’s avonds weer.

Maar haal nooit tompoezen met de fiets! Want dat is desastreus voor dit Koningsmaal. Ik had het doosje met vier tompoezen in het kratje van mijn fiets gelegd, op een lekkere, zachte boodschappentas. Daarna ben ik gaan fietsen. Tot zover niks aan de hand, wij Nederlanders zijn goed in fietsen, staan er zelfs wereldwijd om bekend. Maar nu komt het:

De angel zit in de overgangen tussen fietspad en straat of weg.

Daar gaat het mis. Oké, je hebt dan ook nog het bekende boomstronken probleem die zodra ze de kans krijgen menig fietspad op een hobbel brengen, maar dat is de natuur, daar valt mee te leven. Maar die overgangen, die aansluitingen lopen niet vlekkeloos en zorgen ervoor dat je boodschappen haast je kratje uitvliegen.

En bij mij, man, de ballen een flinke optater geven!

Er zal vast een reden voor zijn, dat ze het asfalt van het fietspad enkele centimeters eerder stoppen dan het aansluitende wegdek vereist. Alleen ik begrijp dat niet en probeer die reden te zoeken. Was het geld op? Was het vrijdagmiddag tegen einde dienst? Was het asfalt op? Was de benzine op van de asfalteermachine? Was er een spoedklus op de A7?

Wie het weet mag het zeggen.

Die avond stonden die andere twee tompoezen op het menu. Mijn vrouw nam er een cappuccino bij en ik een bakkie koffie. Normaal willen we nog wel eens een foto maken van iets lekkers dat wij of anderen gemaakt hebben maar deze tompoezen waren daar niet geschikt voor, dat zouden te heftige beelden geweest zijn.

Maar ach, wat zou het.

Waar het terecht komt is het toch donker!

De bom is gevallen… 

Even moest ik naar adem happen toen ik de binnen gekomen melding op mijn telefoon zag: Henny Vrienten op 73 -jarige leeftijd overleden. Dat sloeg bij mij en vele generatiegenoten in als een bom kan ik wel zeggen. 

De dood van Henny is net zo’n schrikbeeld als voor als de bom valt. 

Henny Vrienten, de voorman van de band Doe Maar, een band die in het Nederlands zong en met teksten kwam die heel veel jongeren aangesproken heeft. Liedjes zoals ‘1 Nacht alleen, Dansen met Alice, Doris Day, Heroïne, Is dit alles, Belle Hélène, Je loopt je lul achterna, Nachtzuster…’ 

Et cetera, et cetera…  

Teksten die vaak luidkeels meegezongen werden vanwege die herkenbaarheid voor ons, pubers in wording of volwaardige pubers. Want het was immers je eigen taal en ja, dat daalden de woorden net even wat makkelijker in dan als bij talen uit den vreemde. En zij vielen op met hun kleding maar ook met de stijl van hun platenhoezen, felle kleuren waarmee je gezien kon worden. Die kleuren verwerkte je dan weer in je kleding.  

Dat gaf een beetje kleur aan onze soms best wel kleurloze puberbestaan.  

Maar ook de overbekende buttons. Die spelde je op je jas, voor mij naast de buttons van Madness of de bekende Smiley en hoorde je er helemaal bij. Of je droeg de felgekleurde haarbanden alhoewel ik dat dan weer net even te ver vond gaan. Het allermooiste vond ik de aankondiging dat ze zouden stoppen, dat ze de band gingen opheffen. Dat klinkt raar maar ik had daar alleen maar bewondering voor: 

Op het hoogtepunt stoppen. 

Want het liep namelijk vreselijk uit de hand, zó populair werden ze. En dat zij het lef hadden om te stoppen tekende ze juist, de stekker eruit te trekken en vervolgens op een andere manier verder gaan met teksten en muziek schrijven. Henny deed dat bijvoorbeeld door het stokje van Harry Bannink over te nemen bij Sesamstraat en Het Klokhuis. Hij vond dat een geweldige eer en dat sierde weer zijn bescheidenheid. En het was ook niet niks want Harry Bannink was ook een hele grote componist waarvan we heden ten dage nog steeds kunnen genieten, bijvoorbeeld ‘Nikkelen Nelis’, ‘Tearoom Tango’ of ‘Op een mooie Pinksterdag’.  

En dan nog enkele honderden liedjes die ertoe doen. 

Maar Henny was goed, heel goed. En dat werd terecht gezien. Later kwam Doe Maar weer even bij elkaar voor wat concerten. Het publiek was nu een stuk ouder maar je zag na afloop hun ogen weer glinsteren, ze herbeleefden weer even hun jeugd. Doe Maar was daar immers een onderdeel van en het mooie van hun liedjes was dat generatie na generatie liefhebber werd. Dat ondervond ik toen mijn nog jonge kinderen de muziek van Doe Maar begonnen af te spelen en ik samen met hen mee kon zingen. Waarmee maar weer aangetoond werd dat de liedjes van Doe Maar de tand des tijds prima doorstaan heeft.  

Zo goed waren ze!  

Zo goed zullen ze blijven. Maar we gaan Hennie missen. Zijn zachtaardigheid, zijn vriendelijkheid en zijn kijk op het leven, vertaald in allerlei liedjes. De ene keer grappig en klein, de andere keer groots en veel gevoelige snaren rakend.  

Toen vorig jaar september bekend werd dat de afscheidstournee afgelast werd vanwege ziekte van Henny, had ik een vermoeden maar wilde daar niks van weten. Ik had dat vermoeden omdat hoe grootst hij ook was, hoe klein hij zich kon maken. Geen toeters en bellen, geen plek in Boulevard of andere roddel programma’s maar gewoon klein en bescheiden.  

Een mooi mens. Een voorbeeld voor velen. Geen boos mens maar een mens die snapt dat het leven te kort is om steeds boos te zijn. Samen met die andere grote, Jan Rot, gaan ze het in die andere wereld als die bestaat opleuken. Die gedachte hou ik dan maar weer vast, dat de mensen waarvan wij al afscheid hebben moeten nemen nu kunnen genieten van deze twee mensen die ons zoveel gegeven hebben.  

Alles gaat voorbij:

Je leeft maar een keer
Dus weet wat je doet
Leef volledig zonder spijt
Want berouw doet niets goed
Zie het leven als een nachtbar
Vallen en weer opstaan
Alles maar dan ook alles gaat weer voorbij 

Rust zacht en bedankt voor al het moois. 

Effe een bakkie doen

“We kunnen natuurlijk zondag ook even naar je ouders gaan?” Dat gooide mijn vrouw vorige week ineens op tafel terwijl ik nog volop in het ritme van werken zat. Ze opperde dat omdat er drie vrije dagen in het verschiet lagen en op de een of andere manier keek ik daar erg naar uit.

Dat heb je wel eens.

Het moest even bezinken. Want het zou namelijk betekenen dat ik weer een verplichting had na een flink aantal werkdagen. En ‘even’ naar mijn ouders gaan vergt toch wel wat organisatie want ze wonen immers niet naast de deur. Maar met de uren die volgde werd ik eigenlijk steeds enthousiaster. Want de vooruitzichten waren eigenlijk optimaal: Het weerzien met mijn ouders, weer even ‘thuis zijn en de weersverwachting.

“Regel het maar.” zei ik tegen mijn secretaresse.

Ik laat dat soort dingen graag aan haar over en even later kwam ze met de dagindeling: 08:15 uur snelboot, 09:00 uur op Terschelling en dan de hele dag genieten om aan het einde van de middag weer te vertrekken met de ‘Half zes-boot’, zoals we dat in de volksmond zeggen. Ik wilde mijn vader Whatsappen hoe laat het schikte om langs te komen. Dat klinkt misschien wat koeltjes want kinderen zouden altijd op welk tijdstip dan ook even bij hun ouders binnen moeten kunnen lopen. Maar in dit geval is het anders omdat mijn vader mijn moeder verzorgt. Hij kookt voor haar, hij doet de afwas, hij doet de was en hij doet de boodschappen.

Plus alles wat ik hier niet benoem.

En dat vergt een structuur die wij graag respecteren. “Hoi, met Janet.” Ik keek op van mijn WhatsApp scherm en zag mijn vrouw met haar telefoon aan het oor: “Hoe is het daar?” Ze had hem al aan de telefoon en ze vroeg of het schikte dat wij effe op de koffie kwamen en zo ja, hoe laat.

Mijn vader reageerde enthousiast en half elf was een mooie tijd.

Dan konden ze rustig opstarten voegde hij er nog aan toe. De avond ervoor lagen we op tijd in bed nadat ik mijn taak uitgevoerd had, lekkere broodjes smeren voor tijdens de reis. “Als we tussen half zeven en kwart voor zeven in de auto zitten zouden we op tijd in Harlingen kunnen zijn.” zei ik tegen de dame naast mij in bed en gaf haar een kus voor de nacht.

We reden daadwerkelijk om twintig voor zeven weg.

En hoe dichter we bij Groningen kwamen hoe onbehaaglijker ik mij begon te voelen. En dat was terecht want ik had de vertraging bij Stad onderschat. Vrouwlief tikte onze route in op Maps en zei toen: “We zijn om vijf over acht in Harlingen.” Het zweet brak mij nu uit en ik vervloekte mijzelf om deze domme misrekening. Toen we de A7 ter hoogte van Hoogkerk opreden deed ik iets wat totaal buiten mijn comfortzone ligt.

Ik gaf extra gas!

Want normaal trap ik het gaspedaal zo ver in wat toegestaan is. Voor mij geen bekeuringen op de mat want dat is zonde geld, dat is enkel de kas spekken van de Staat en dat vertik ik. Natuurlijk heb ik in het verleden wel bekeuringen gehad hoor, alleen op een gegeven moment was ik er klaar mee, vooral nadat ik inzag dat je met hard rijden geen moer opschiet.

Maar nu moest er een boot gehaald worden!

Het was gelukkig rustig op de weg en we sjeesden in VVD-stijl voorwaarts. De bomen langs de weg keken het met lede ogen aan en probeerden zoveel mogelijk de door mij veroorzaakte uitstoot weg te wuiven met hun ontluikende bladeren.

Tegen beter weten in.

In Harlingen aangekomen stapte mijn vrouw bij de brug uit om zich lopend naar de terminal te begeven. Het was acht uur, we hadden vijf minuten ‘gewonnen.’ Ik reed de parkeerplaats op voor een plekje en maakte uiteraard een extra rondje omdat ik zo dicht mogelijk bij de uitgang van het parkeerterrein wilde parkeren.

Ook een foute gedachte, de parkeerplaats stond stampend vol.

Daarna liep ik hard (!) richting terminal en nadat we de toegangscontrole gepasseerd waren, hoorde ik de dame in kwestie over de portofoon de medewerkers aan boord informeren: “De laatste passagiers komen er nú aan!” De laadklep ging omhoog nadat wij aan boord waren en de drie kwartier die de reis duurde ben ik hoestend en hijgend doorgekomen.

“Maar ik rook niet!” zei ik tegen mijzelf, om mijn abominabele conditie goed te praten.

Om negen uur zetten wij voet aan wal en haalden onze huurfietsen op. Vervolgens dronken we een bakje koffie bij het Wakend Oog en daarna fietsten we richting het Groene Strand alwaar het fietspad ons verder zal leiden naar de stilte, in samenwerking met flora en fauna in haar lente kleuren- en geluiden. Eigenlijk zou ik mijn pet op moeten zetten want het zonnetje was verraderlijk fel.

“Oh….Ik ben de rugtas vergeten! Die staat nog bij het Oog!”

Opnieuw moest ik in de benen, nu met behulp van pedalen scheurde ik weer terug naar het terras. De tas stond nog op de plek waar ik hem neergezet had, onder het terrastafeltje. Opgelucht fietste ik weer terug en konden wij onze fietstocht voortzetten.

Opvallend was het feit dat het relatief rustig leek op het eiland.

We konden lekker doorfietsen en de terrasjes waren niet overbevolkt. Later die week kwam ik erachter hoe dat kwam. Ik zag beelden uit Amsterdam voorbijkomen en daar liepen ze nek aan nek, kont aan kont en schouder aan schouder.

Ieder zijn meug.

Exact om half elf waren we bij mijn ouders en we werden verwend met koffie, opgespoten pondkoek, champignonsoep en eigengemaakte Paas-vla (met bitterkoekjes en rum) als toetje. Die middag fietsten we nog even een slag om en om half zes zaten we weer aan boord. Mijn cluppie verloor de Beker maar het maakte niet uit en tegen negen uur waren we weer thuis. Moe maar voldaan, ondanks de wat ongelukkige start.

Maar ach.

‘Het leven klopt van geen kant en daarom is het zo de moeite waard.’ (Jan Rot)

En zo is het!

 

Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen

Steeds meer kom ik erachter dat mijn ouders, als we het hebben over zuinig zijn, eigenlijk hun tijd al ver vooruit waren. Ik moest hieraan denken omdat ik steeds vaker zie hoe er vanuit allerlei hoeken tips worden gegeven om de vaste lasten niet te hoog op te laten lopen. Vaste lasten die door de een na de andere crisis flink uit de hand lopen. De bankencrisis gaf al een duidelijke boodschap af:

The sky is niet meer de limit.

Mijn ouders wisten dit allang. Want het was bij ons nooit over de top. Er werd ‘gewoon’ warm gegeten tussen de middag en ‘s avonds aten we brood, ‘gewoon’ wit en bruinbrood. Het beleg was ook eenvoudig. Met kaas, pindakaas of hagelslag. En dan dubbel. Zo nu en dan kwam er wat extra’s voorbij op de broodtafel, zoals bijvoorbeeld Balkenbrij, gebakken tomaat, gebakken vis (ondermaatse schol, schar of tong), bloedworst of wentelteefjes. Als ik daar weer aan denk loopt het water mij uit de mond.

En wanneer je tussendoor trek kreeg dan mocht je altijd een boterham smeren.

Er ging bij ons dan ook veel brood door. Tussendoortjes zoals wij die nu kennen en waar de schappen in de winkels vol mee liggen kenden we eigenlijk niet. Je weet wel, die zogenaamde gezonde reepjes en pakjes drinken waar volgens de verpakking alleen maar de juiste bouwstenen inzitten voor een kind in de groei.

Nou, groeien doe je er zeker van!

Surprise eieren met salmonella bestonden nog niet. Wij aten enkel de voorloper daarvan, met Pasen. Dan aten we hardgekookte eieren die door ons zelf flink toegetakeld waren met stiften, zo overdadig dat de kleurstof dwars door de schil ging en je heel wat kleurstof binnenkreeg. Maar dat was maar één keer per jaar, daar werd je niet druk van zoals we dat tegenwoordig nog wel eens zien bij kinderen. Toen ik later het nest verliet kwam ik erachter dat het voor heel veel mensen de gewoonte was om wekelijks patat en snacks te halen of zelf te frituren. Dat fenomeen kende ik ook niet, ik snackte enkel na een flinke stapavond.

Even lekker ‘een vette bek’ te halen.

Maar thuis werd er altijd alles aan gedaan om zo zuinig mogelijk te leven. Eten weggooien was uit den boze. Ik kan mij nog goed herinneren dat er altijd wel een klein schaaltje met een restje groente op tafel stond. En je moest niet verbaasd opkijken als je in het pannetje jus met saucijsjes een stukje kip, gehaktbal of zelfs haas tegenkwam.

Eigenlijk was dat pannetje al de voorloper van een gourmetschotel bedenk ik mij nu.

De overgebleven gekookte aardappelen werden aan het einde van de week verwerkt tot ‘slaatje’, een soort van huzarensalade met ei, augurk, ei en ham. De topping bestond uit slasaus en onder het slaatje lagen mooie, frisgroene bladeren sla.

Uit eigen tuin natuurlijk.

Die groentetuin staat mij nog scherp voor ogen. Vooral de boerenkool. Want daar zaten nog wel eens koolwitjes in die wij er dan uit moesten vissen. We verzamelden ze in een conservenblikje en vervolgens ging er petroleum zodat we de rupsen konden cremeren.

Voor het geval ze van plan waren om opnieuw huisvesting te zoeken in de boerenkool.

Naast voorgaande zuinigheid leerden we om te gaan met energie en water. Onze ouders bestookten ons met kreten zoals: “Deur dicht, we stoken hier niet voor de vogeltjes!” of “Doe die kraan dicht, dat kost allemaal water!” Maar ook kreeg je pas weer nieuwe tandpasta als de tube tot aan de opening dicht gerold was en het zeepblok helemaal opgelost was. De auto werd gewassen met behulp van twee emmers water en hout voor de open haard werd gezaagd met een beugelzaag.

Zonder motoraandrijving!

Dat houtzagen deden mijn broer en ik vaak samen want dan kon je aan twee kanten krachtig zagen. De boomstam lag dan op een bok en we zaagden we ons het apezuur. Daarna werden de stukken hout door ons met een bijl gekliefd waarmee je een hoop frustratie kwijt kon, mocht je die hebben natuurlijk want we leefden in een best wel overzichtelijke tijd zonder veel afleidingen en gedoetjes.

Dit soort klusjes zou je de voorloper kunnen noemen van krachttraining in een sportschool.

Natuurlijk was het niet altijd een zuinige boel bij ons, er waren over het jaar verdeeld genoeg uitspattingen. Met feestjes vloeiden de drank rijkelijk en de sigaretten stonden uitnodigend in de bekende glaasjes op de tafels, naast de schaaltjes met leverworst, komkommer en Gelderse worst. En de niet te missen rolletjes boterham- en cervelaatworst met augurk, bij elkaar gehouden met een cocktailprikkertje.

Die cervelaatworst heeft voor mij óók weer een herinnering!

Want wij, kinderen, moesten ook wel eens boodschappen doen. Dan kreeg je een boodschappenbriefje (geschreven op een lege, gebruikte envelop) voor de slager mee: 2 ons sterf-op-straatworst en een pakje blauwe band. Dat briefje gaf je dan gewoon aan de slager en die wist precies wat mijn moeder bedoelde: 2 ons cervelaatworst en een pakje blue band margarine. Wanneer er gehakt op het briefje stond schreef ze met een uitroepteken eindigend ‘gehaktkruiden!’ op.

Maar ook dat wist slager Boer, die kende zijn klanten.

En wij kenden hém want de beloning voor het halen van de boodschappen bestond uit een plakje worst, de ene keer dikker dan de andere keer gesneden maar de smaak was verrukkelijk! Dat kwam vast doordat deze slager nog een zogenaamde ‘zelf slachtende’ slager was, dat deed hij op zijn eigen abattoir achter in de tuin.

Mooie tijden.

Maar ik zie dus een herhaling van zetten als ik terugkijk naar mijn jeugdjaren. De generatie van mijn ouders keken altijd met respect naar wat hen gegund en gegeven werd. “Wat zijn we toch gelukkig maar waar hebben we het aan verdiend!” was een zin die ik regelmatig bij ons in huis hoorde. Heel wat anders dan het hautaine gedrag van tegenwoordig. Want niets is vanzelfsprekend omdat er altijd de kans aanwezig is dat er allerlei spaken in de wielen gestoken kunnen worden.

Zoals een pandemie of een oorlog….

 

 

 

 

Woorden die je raken

‘Waarom schieten koude ogen vuur dat branden blijft als alle muren en wij hier weg zijn.’ Deze zin uit het refrein van het nummer ‘Liedje voor Beslan’ en gezongen door een aantal gerenommeerde zangers en zangeressen, repeteert zich steeds in mijn hoofd wanneer ik de beelden uit Oekraïne zie die wij dagelijks te verwerken krijgen.

Dat verwerken is een hele opgave.

Want de beelden zijn weerzinwekkend en het sterkt alleen maar mijn mening, hoe goed wij het hebben in dit land. Via radio, televisie en internet worden we onvrijwillig getuige van een massa slachting, veroorzaakt door een échte dictator.

Een laffe gek die alle vrijheden van de mens met voeten treedt!

‘Waarom schieten koude ogen vuur.’ Je leest deze vraag bij de Oekraïense bevolking in de ogen. Ze snappen het niet en het valt ook niet te snappen. Het intense verdriet voedt de haat, enorme haat waarvan niemand weet wat de gevolgen kunnen zijn. De hoeveelheid traumatische ervaringen stapelen zich op in de hoofden van jong en oud en de rest van de wereld kan alleen maar toekijken, hoofdschuddend.

Onze handen gebonden.

Toch zie je overal in ons land mensen opstaan die op alle mogelijke manieren proberen te helpen. Door van alles in te zamelen of door gevluchte Oekraïners in huis te nemen. En dat laatste is nogal wat want het is echt niet niks om een deel van je eigen leven ineens te moeten delen met mensen die een andere taal spreken en andere gewoonten hebben. Ik zou dat niet kunnen. Maar des te meer respect heb ik voor al die hulpverleners en het laat maar weer zien:

De meeste mensen deugen!

Het enige wat ik kan doen is geld storten. Oh ja, en we hebben onze airmiles weggegeven terwijl ik eigenlijk niet eens wist dat ik ze had. Maar het is een makkelijker manier dan mensen in huis nemen, vooral omdat je totaal geen idee hebt hoelang deze ellende nog zal voortduren. Mijn empathisch vermogen is wel degelijk aanwezig, ik voel hun pijn en ik merk dat ik het mij heel erg aantrek. Dat vermogen om je in anderen in te leven is deels door mijn opvoeding ontstaan maar ook deels door boeken die ik gelezen heb, als kind en later als volwassene. Daarom zijn en blijven boeken nog steeds heel belangrijk. Het vormt je. Het opent je ogen en je creëert er eigen inzichten mee. Als kind ‘lees’ je met veel plaatjes en tekeningen en bedenk je je eigen teksten. Daarmee trigger je de geest. Later worden het louter letters die in een bepaalde volgorde gezet worden en wederom wordt er een beroep op je voorstellingsvermogen gedaan.  

Geheel naar eigen interpretatie en geïnspireerd door de woorden van de schrijver.

Tegenwoordig zijn er nog steeds boeken. Over allerlei onderwerpen. Alleen heeft het lezen een flinke knauw gekregen omdat alles steeds meer gevisualiseerd geworden is. De beelden hoef je niet meer zelf te bedenken maar die worden bedacht door de makers. Of gefilmd door getuigen. Hoe vaak zie je niet mensen met een telefoon voor- of boven hun hoofd taferelen filmen, van vechtpartijen tot (zware) ongelukken op de weg. Ongegeneerd, schijt aan wat die gebeurtenissen allemaal voor de slachtoffers teweeg hebben gebracht en puur uit sensatiezucht.

En dan kwijlend en hijgerig delen.

Of we filmen leuke dingen, zoals een concert of een mooi vakantietafereel. Dat is ook leuk alleen vergeet je dan één belangrijk ding: namelijk zelf te kijken en te genieten. En dat is jammer want er wordt juist allerlei vermaak bedacht en uitgevoerd om van te genieten. Maar het moet ook allemaal sneller en het liefst zo kort mogelijk. Zoals het beroemde fragmentje van Omroep Maxim laat zien: “Dit is een heel mooi mandje gemaakt door de firma Tichelaar. Het werd gebruikt op tafel als versiering en fruitmandje.” Nee, het moet korter, krachtiger. In hapklare brokken en het liefst ook nog thuisbezorgd!

“Mand!”

Boeken daarentegen vertragen, houden je langer in spanning of beroering. Met korte of lange zinnen worden karakters van de hoofdpersonen uitgelegd zodat je ze leert kennen. Je kruipt als het ware onder hun huid. Dan lees je over iemand die gevangen zit door de bezetter en kruipt de angst en de onmacht zo uit het boek je geest in. Het moment dat het boek je te pakken heeft waardoor je niet meer stoppen kan. In de ban van het boek.

Modern gezegd: bingereading.

Dat woord ‘binge’ is het Engelse woord voor braspartij, dat je overmatig consumeert. De streamingdiensten hebben dat woord weer gepikt om series aan te prijzen ‘die je in één keer uit wilt kijken’, alle 8 of soms wel 10 afleveringen. Bingewatchen noemen ze dat. Er zijn inmiddels ook Nederlandse woorden voor, comakijken of de iets mildere variant, marathonkijken.

Ja, ze weten het allemaal mooi te brengen.

Er wordt nu anders gelezen. De concentratie gaat bij sommigen al verloren naar een zin of drie zeg ik wel eens gekscherend, naar aanleiding wanneer iemand zegt dat mijn stukjes tekst te lang zijn. Tja, dat kan. Maar hoe zeg je dat dan over een boek met een gemiddelde van tweehonderdvijftig bladzijden? Voor lezen moet je wel wat meer moeite doen. Het is meer dan de afstandsbediening pakken en vanonder je kleedje op de bank series kijken. Maar het allergrootste voordeel van lezen is dat je voorstellingsvermogen getriggerd wordt om wat je leest te visualiseren en te begrijpen. Eigenlijk ben je als lezer je eigen regisseur. Het is meer dan ‘ik hou van jou en blijf je trouw’. Het is, ik citeer nu de mooiste liefdevolle zin van Nederland, geschreven door Arthur Japin: ‘Dit is het enige wat telt, lieverd, dat iemand meer in je ziet dan je wist dat er te zien was.’

De kracht van woorden, prachtig!

Net als al die krachtige zinnen van het Liedje voor Beslan, geschreven door Marjolein van der Klauw:

‘Het donker gevaar kende ik heus wel, ‘t was daar in de verte, in ogen en woorden op beeld,
maar nooit hier, in de armen van mamma, nooit hier.’

 

Wekelijkse mindset

De lade waar normaal gesproken mijn onderbroeken in liggen was leeg. En in de sokken-la eronder lagen slechts nog de zomersokken. Dit was een vreemde gewaarwording want dit was de eerste keer sinds ons samenwonen dat ik misgreep. Want zij doet mij altijd weer verbazen hoe snel ze kleding van mij weer gewassen en gestreken in de kast heeft liggen. Misschien komt het wel omdat ze niet zo van de vaste dagen is zoals we uit het verleden kennen.

Maandag Wasdag, om er maar eentje te noemen.

Een paar keer per week hoor ik het haar zeggen dat ze een afspraak heeft met de wasmachine, de droger of de waslijnen buiten. Nu komt dat niet omdat ik altijd mors op mijn kleding, dat gaat juist de laatste tijd best goed maar sinds haar vader in een verzorgingshuis zit doet ze zijn was er ook nog eens bij. Zonder een wanklank. Wanneer alles dan weer schoon is heb ik een gelukkige vrouw in huis.

En van een gelukkige vrouw in huis krijg je vanzelf een gelukkige Veldmuis!

Maar ik moest nu wel zelf aan de slag. Dat klinkt heel dramatisch maar dat is het niet hoor, ik ben een moderne man al zeg ik het zelf. En er is geen haar op mijn hoofd die haar erop zou afrekenen. Integendeel. Ik bewonder haar juist omdat ze het altijd weer kan opbrengen om de was te doen tussen haar drukke werkdagen door. Natuurlijk zou ik ook die wasmachine een draai kunnen geven maar zoals ik al hierboven beschreef, het is háár ding en ze doet het daarom liever zelf. Allemaal op zolder, ook het strijkwerk. Dat strijken doet ze ook wanneer het haar uitkomt en daar staat ook geen dag voor.

Dinsdag Strijkdag, om er maar eentje te noemen.

Zij geniet van een mooi stukje strijkwerk. En zelf heb ik ook goede herinneringen aan strijken, tijdens het LAT’n geleerd van haar via een Skypeverbinding. Dat was toen ik nog in mijn flatje woonde in Den Haag. Dan zette ik de strijkplank voor het raam voor wat afleiding van buiten en streek de boel weg. Helemaal rechts op de plank stond dan een asbak want ik rookte toen nog en ernaast stond een glas met een paar slokjes whisky als inhoud.

Om het klusje wat op te leuken zeg maar!

Maar dat hoef ik ook niet meer te doen want ook dat is haar ding. Natuurlijk heb ik ook taken in het huis hoor. Ik kook. Wij bekijken haast per dag wat we gaan eten. Mijn vrouw kan zich nog wel eens laten beïnvloeden door gerechten die ze online ziet of wanneer iemand in haar omgeving het over een bepaald gerecht heeft. Daar kan ze dan ‘ineens’ zo’n zin in hebben. Ik heb dat alleen met hutspot, rode bietjes en frikandellen. Maar alles bij elkaar genomen is dat een mooie manier om gevarieerd te eten. En het houdt de spanning er een beetje in zodat er geen sleet in de keet ontstaat. Voor ons geen vaste dagen voor de warme prak:

Woensdag Gehaktdag (of worreloavend voor de vegetariërs onder ons).

Dat doen we ook om het ritme van ons werk een beetje te doorbreken hoor. Want daar kan een mens ook behoorlijk chagrijnig van worden. Vooral deze dagen en dan doel ik op de wisseling van winter- naar zomertijd én de huidige weersomslag van afgelopen week. Man, man, van T-shirt en korte broek moesten we ineens weer naar trui en thermo ondergoed! Ik kan daar bloedchagrijnig van worden! En dat ‘uurtje vooruit’ werkt ook niet mee, vooral omdat ik die zondagochtend werken moest.

Ik voel daar al de hele week de naweeën van.

Nu zei iemand tegen mij dat ik mij aanstelde. Het was een kwestie van mindset. Ik heb dat woord nu maar eens opgezocht want je hoort dat steeds vaker. Het is een denk- en gedragspatroon van een persoon of groep en je kan je ertegen verzetten door bepaalde patronen in je leven te veranderen. Oké, als ik dan even teruglees doe ik dat ook een beetje. Zodra iets een gewoonte dreigt te worden schakel ik even terug en probeer het anders te doen. Omdat ik wist dat er een uur korter slapen in het vooruitzicht lag, ben ik op tijd naar bed gegaan zodat ik niet de volgende dag gapend mijn werk zou doen.

Nou, het hielp geen moer!

De la kijkt mij leeg aan. Dan toch maar eens op zolder kijken, haar Walhalla. Ik nam direct even de stofzuiger mee want we zijn ook flexibel met het schoonhouden van ons huis. Meestal in de weekenden pakken we het hele huis aan en stofzuigen meerdere keren per week. Daar staan ook geen vaste dagen voor.

Donderdag Kuisdag.

Mijn sokken en onderbroeken lagen klaar om gevouwen en ín elkaar gevouwen te worden maar kennelijk was er een kink in de kabel gekomen. De deurbel, een telefoontje of anders. Zodoende ging ik nu zelf aan de slag want dat kan ik wel. En het hoeft niet zo precies als bijvoorbeeld de handdoeken. Alhoewel, mijn sokken hebben richtingaanwijzers. De L van links en de R van rechts. Volgens de verkoper belangrijk als je veel wandelt. Flauwekul, dacht ik, tot ik ze een keer andersom aan had.

Ik liep alle kanten op!

En dan gaat het mis. Want afgelopen vrijdag moest ik pizzabodems halen bij de supermarkt maar stond ik ineens bij de visboer. Ik schopte snel een schoen uit en ja hoor, de sokken verkeerd om. Even zat ik in tweestrijd want wij aten bij mijn ouders altijd vis op vrijdag en dat speelde even op. Logisch, want het werd wekelijks herhaald, daar hadden ze ook al een vaste dag voor:

Vrijdag Visdag.

Snel wisselde ik de sokken en liep regelrecht naar de supermarkt voor pizzabodems. Want zij kon er zo’n zin in hebben en voor ons lag een verplichtingsvrij weekend. Althans, ook dat waren ooit ook van ‘die dagen’:

Zaterdag Klusdag en zondag Kerkdag.

Mooi niet, dit ís een kwestie van mindset!

 

 

 

 

 

 

Uiteindelijk komt alles goed

En toen was die dag er ineens. Die dag waarvan je wist dat die eens zou komen alleen heb ik nooit geweten dat het zo lang zou kunnen duren.

Om precies te zijn 39 jaar!

Toen ik een jaartje of 17, 18 was kreeg ik serieuze verkering met een prachtig meisje uit Scheemda. Die verkering ontstond ‘ineens’ in Bar-Dancing Dellewal nadat zij mij spontaan vol op de mond kuste. Zo! Die kwam binnen! Ik was gekust door het Mooiste Meisje van de klas, zo voelde het. Terwijl ik nooit bij haar in de klas gezeten had. Maar zij was het type meisje waar ik wel naar keek maar waarvan ik altijd dacht dat ze te hoog gegrepen was.

Tot zij mij in de greep kreeg!

Het was haar laatste avond op Terschelling, het eiland waar zij al jarenlang vakantie vierde met haar familie en waar ze ook een bekend gezicht werd als vakantiekracht bij de plaatselijke drogisterij op West-Terschelling. Ze moest nu weer terug naar ‘de Wal’ om verder te gaan met de studie die ze volgde.

En och, wat was ze mooi!

Ik fietste die avond dronken naar huis. Niet dronken van de drank maar dronken van de liefde. Nadat ik thuisgekomen was had ik zelfs de neiging mijn ouders wakker te maken om hun te vertellen wat mij overkomen was maar ja, toch maar niet. Het was ook een heel andere tijd.

In die tijd besprak je niet alles met je ouders.

De volgende dag was ik al een brief aan het schrijven en liep ik met hele volières vlinders in mijn buik over het eiland.  Natuurlijk vertelde ik het wel direct aan mijn vrienden en later ook aan mijn ouders. De reacties waren louter positief want ja, iedereen gunt een ander de liefde toch? Tien brieven verder was ik nog steeds hoteldebotel en mocht ik zelfs ook wel een keertje bellen naar haar. En ik wist: dit nooit meer loslaten want zo’n mooie meid krijg je nooit weer.

Maar niet te lang want ja, elke tik kost geld.

Weer tien brieven later werden voorzichtig de eerste afspraken gemaakt om elkaar weer te gaan zien. Wij waren de grondleggers van het fenomeen latrelatie kun je wel zeggen. Ik ging eerst naar haar en regelde met mijn baas dat ik tien dagen achter elkaar werkte en dan vier dagen vrij was zodat ik dan naar Scheemda kon afreizen. In eerste instantie zou ik in de plaatselijke jeugdherberg slapen maar nadat ik kennis had gemaakt met de ouders mocht ik intern.

Maar niet samen in één slaapkamer natuurlijk!

Dat was ook onmogelijk te doen want er werd door beide ouders patrouilles gelopen tussen de slaapkamers waardoor je het niet eens in je hoofd haalde. Eén keer lukte het mijn geliefde om even snel bij mij in bed te kruipen maar al gauw werden we gestoord door mijn moeder en was het ontdekkingsreizen weer voorbij. Maar zoals elke puber waren we vindingrijk en wisten we onze ontdekkingsreizen wel op andere plekken voort te zetten. En dat wisten onze ouders ook wel want zijn waren ook jong geweest.

De liefde maakt vindingrijk!

Het duurde twee jaar toen er een kink in de kabel kwam. Wij waren even oud maar zoals bewezen is zijn de meiden altijd nét even wat volwassener in denken en doen. Ik was wat speelser, hield ervan om uit te gaan, een biertje te drinken en mee te zingen met André Hazes of Drukwerk. Zij was al veel verder, wilde reizen maken en ze was zelfs al begonnen met het verzamelen van een uitzet. Voor als wij zouden gaan samenwonen, dat zij dan al potten, pannen, servies en bestek ingekocht had zodat we ons leven konden beginnen als (getrouwd) stel. Ik, zei de gek, wist in eerste instantie niet eens wat een uitzet was en had daar dan ook nooit bij stilgestaan! Een vage herinnering zegt iets dat ik slechts een schroevendraaier in bezit had.

Een hersenspinsel vermoed ik.

En het sparen lukte mij ook niet echt. Mijn salaris verdeelde ik eerlijk onder de kroegbazen van Terschelling en kreeg daar een hoop gezellige avonden voor terug. Dat kostte mij wel de hoofdprijs want dat prachtig mooie meisje maakte het uit.

Dat had ik niet zien aankomen!

Mijn speelsheid maakte plaats voor verdriet, intens verdriet die ik nog nooit ervaren had. Dat was een ervaring die mij ineens volwassen maakte. Ik ging in Militaire Dienst en bleef haar brieven sturen. Eerst werden ze nog wel beantwoord maar op een gegeven moment stopte dat.

Het was klaar.

Ik begon een leven op te bouwen in Den Haag maar bleef aan haar denken. Eén gedachte spookte door mijn hoofd, de gedachte dat ik haar pas weer zou tegenkomen in een bejaardentehuis. Een vreselijke gedachte. Vooral als zij daar dan hetzelfde over zou denken. Want dan hadden we verloren tijd achter ons liggen. Tijd die nooit meer ingehaald zou kunnen worden.

Gelukkig voor ons liep het anders.

Tien jaar geleden vonden we elkaar weer en het was vanaf het begin goed. De ‘verloren jaren’ werden beperkt tot een jaartje of 30 maar leverden ons wel vier prachtige zonen op. In die tien jaar werkten we samen voor een nieuwe, gezamenlijke uitzet door allebei fulltime te werken. We konden het huis kopen wat we huurden en verbouwden het naar onze eigen wensen. Ook de tuin voor- en achter kregen een nieuwe jas aan en ons samengestelde gezin, met aanhang precies tien leden (en een kleindochter), kreeg eindelijk gestalte.

Maar er ontbrak nog wel iets in onze uitzet!

De kers op de taart zeg maar. Daar kwamen we achter toen we van de week even samen een dagje naar Emmen gingen. Even sneupen in de winkelstraat. Na wat kledingwinkels (natuurlijk!) kwamen we in een ‘Kook- & Tafelen’ winkel terecht, de ideale winkel voor het samenstellen van een uitzet. Na een aantal slagen door de winkel bleven we hangen in de bestekhoek.

Even later stonden we weer buiten.

Met een bestek-set.

Tiendelig!

 

 

De tijd doden

Van de week zat ik tussen de bedrijven door met zes collega’s in één ruimte te pauzeren. Je zou dan zeggen dat het een gezellige boel was en dat het ene na het andere gespreksonderwerp over de tafel vloog maar niets was minder waar.

Vier van de zes zaten zwijgend te turen naar hun telefoon.

Ik nu eens niet. En dat was waarschijnlijk de reden dat het mij opviel. Best wel uniek want ik kan er ook wat van. Maar ik had mijn portie turen al gehad en was er even zat van. Tja. Maar ik verwijt ze niks. Want ik snap ze volkomen. Ik geniet ook van dat ding want je kan er zo ontzettend veel mee, zoals de krant lezen, Social mediaberichtjes volgen of posten, thuis het licht of de verwarming alvast aandoen, antwoorden op vragen opzoeken, radio luisteren of tv kijken, foto’s uit je privéleven delen, mailtjes lezen of versturen, beeldbellen, als zaklamp gebruiken en ermee betalen.

Oh ja, je kan er ook mee bellen!

Positief gezien kan je het ook zien als een mooi tijdverdrijf. Of om de tijd mee te doden. Heel veel tijd doden. Misschien wel te veel. Daar kom je dan achter op je sterfbed. Dat je ineens denkt: ‘Shit, ik heb mijn ‘bucketlist’ nog niet helemaal afgewerkt! Want het bleef bij plannen maken op mijn telefoon.’

En dan ben je te laat.

Maar goed, je weet dan wel veel. En stel dat er leven na de dood is dan heb je wel wat te vertellen in dat Eeuwige Leven. Want we worden steeds bijdehanter op deze planeet. Kinderen zijn haast geen kinderen meer want ze googelen alles. Zodra je ze iets wijs wilt maken om zeg maar de fantasie wat te prikkelen, pakken ze de telefoon en factchecken dan even in luttele seconden jouw onzinverhaal. Ik kon mijn kinderen nog zelfverzonnen verhaaltjes vertellen voor het slapen gaan.

Mijn tweejarige kleindochter zal zeer waarschijnlijk mij wel even gaan voorlezen!

En dan niet een paar bladzijden uit ‘Dikkie Dik’ of ‘Jip & Janneke’. Die fase is ze dan al voorbij. Ja, we worden wijzer en wijzer. Op zich niks mee maar soms slaan we erin door. Vooral dat laatste maakt van de samenleving een warboel.

En raken we steeds meer met elkaar in de knoop.

Een goed voorbeeld is de huidige oorlog. Maar dichterbij kunnen we er ook wat van. Politici die over elkaar heen rollen en elkaar de loef af proberen te steken. Nieuwe partijen die zich presenteren als nieuwe politiek en uiteindelijk ook eindigen in ordinaire ruzies, vuilspuiterij en machtsmisbruik.

En we maken het ervoor onszelf ook niet makkelijker op.

Want zodra er wat Saharastof valt raken we helemaal in paniek en staan vervolgens in de file voor de autowasstraat. De media kloppen dat ook direct weer op en melden op dreigende toon dat het voorlopig ook nog eens niet gaat regenen. Ja, dan raken we oververhit en kunnen we niet meer nadenken en maken we ook nog eens ruzie met andere wasstraat gebruikers.

Zucht.

Een afkoelingsperiode is dan aan te raden. Ik heb drie emmers koud water gevuld. Twee heb ik vrijdag leeggegooid over de auto en de overgebleven emmer over mijn hoofd. Dat scheelt 12,50 euro en die heb ik weer omgezet in 5 liter benzine.

Want ja, de benzine wordt duur betaald.

Maar we hoeven nog niet te vluchten voor hel en verdoemenis vanwege een knettergekke dictator. Wij hebben natuurlijk wel onze eigen gedoetjes. Zo las ik van de week op mijn telefoon (om de tijd te doden in de wachtkamer van de tandarts.) even snel de krantenkoppen van het Algemeen Dagblad, altijd een serieuze krant in mijn ogen met zo nu en dan wat licht verteerbare berichten. Maar ook zij lijken steeds meer de kant op te gaan van de zogenaamde ‘Juice’ kanalen want of ik het wil of niet, ik weet precies van de hoed en de rand over vrouwenrammer Lil’ Kleine, vrouwenverslinder André Hazes jr., ‘ikdoenietmeermee’ Famke Louise of die verschrikkelijke familie Meiland die nu over de ruggen van mensen in de bijstand een tv-programma maken waarin ze een maand lang, ja een maand lang(!) in een, ik citeer, bijstand huisje gaan wonen.

‘Zwangere haas aangereden.’

Ik twijfelde om het artikel helemaal te gaan lezen en begon ineens te verlangen naar de tandarts die drie gaatjes zou gaan behandelen. Toch klikte ik het bericht open en las: ‘Opmerkelijk ongeval op het Berlijnplein in Leidse Rijn. Daar is vanmorgen een haas aangereden. Het dier (ja, ja!) brak haar rug en overleed. Na onderzoek (ja, ja!) door de dierenarts bleek dat de haas zwanger was.’ Ik heb het bericht vervolgens nog drie keer opnieuw gelezen maar het stond er echt, inclusief een foto van een agente met een dekentje in haar hand waar twee pootjes uitstaken.

“Zonder verdoving graag!” zei ik haast smekend tegen de tandarts toen ik in de stoel zat.

Dit valt niet meer onder dierenleed. Dierenleed is het bewust mishandelen van dieren. Of je moet voortaan auto’s weren op het Berlijnplein? We slaan door. Ik probeer altijd rekening te houden met dieren die oversteken en zit daarom tijdens het autorijden niet op mijn telefoon te koekeloeren. Zo zag ik van de week nog kraaloogjes in het licht van mijn koplampen. Het betrof een vos die in de berm wat zat te eten. Wellicht een haas. Ik zag hem op tijd want ik reed gewoon de maximumsnelheid.

De vos leeft nog.

Op de Oude Rijksweg bij Scheemda staan in het najaar en winter van die gele verkeersborden die waarschuwen voor overstekende eenden en dat begreep ik niet want ik heb daar nog nooit eenden gezien. Niet eendje. Dat komt denk ik omdat eenden kunnen vliegen dus die steken wel vliegend over denk ik dan.

Anders zijn het domme ganzen.

We moeten leren accepteren dat er aan ons leefwijze consequenties verbonden zijn. Bijvoorbeeld dat je met een auto iemand, mens of dier, kan aanrijden.

Soms ook een haas, mits die er niet als een haas vandoor gaat!

Aan de flotter

Sinds begin van dit jaar komen wij haast dagelijks in het verzorgingstehuis waar mijn schoonvader woont. Niet omdat hij onze zorg nodig heeft hoor. Nee, dat is voor negenennegentig procent ons uit handen genomen sinds hij daar in de verzorging zit.

Wij hebben de handen nu vrij en klappen die stuk voor de zorg die hij daar krijgt!

Ze vertroetelen hem en je ziet hem met de week opknappen. Als we nu langs gaan komen we op visite en hoeven we in principe niks meer. Nou, dat ene procentje doen wij. Dat is de hond uitlaten. Herstel, dat is hét hondjé uitlaten. Want het gaat om een kruising tussen Maltezer en een Shih Tzu en ja, ze noemen het een hond maar ik vind het meer op een Perzische kat lijken. Lobke heet ze, een jaar of acht terug door wijlen mijn schoonmoeder gehaald en nu een geliefd gesprekspartner van mijn schoonvader.

En inmiddels van de hele afdeling want Lobke heeft een hoog aai- en knuffelgehalte.

Zodra we de kamer uitlopen met Lobke vliegen de Aah’s en Oooh’s ons om de oren en zijn we min of meer verplicht om de inwoners even te laten genieten van deze zwabber op pootjes. Nu is verplicht niet het juiste woord want het is fijn om deze mensen wat kleur te kunnen geven op hun oude dag.

Want ze hebben al zoveel meegemaakt.

Mijn schoonvader zit nu nog veel op zijn kamer. Hij is bezig met ‘landen’ zeg maar. Ik heb begrepen dat er meerdere mannen in het verpleegtehuis zijn maar die komen ook niet zo gauw van hun kamers af. Die leven een wat teruggetrokken bestaan. Daarentegen zie je wel de dames in de gangen rondlopen, op zoek naar wat gezelligheid. En misschien in de hoop nog een leuke man tegen te komen.

Hier in Groningen noemen ze dat ‘flotteren’.

Flotteren betekent zwieren, op stap gaan. Soms kan je het zelfs ruiken, dat het een flotter-avond is. De definitie van dit luchtje is dat je zin hebt om op zoek te gaan naar de vlinders in je buik. Zo’n avond waar onrustige hormonen om je oren vliegen. De dames in het verzorgingstehuis hebben kennelijk nog steeds die behoefte want sommigen vragen regelmatig aan mij of die man nog eens uit zijn kamer gaat komen. Er zal vast ook een stukje nieuwsgierigheid bijzitten.

Het is iets van alle tijden.

Ik herken het van mijn eigen jeugdjaren. Zodra de eerste lenteavonden zich aankondigden flotterden wij ook wat af. Wij jongeren vonden elkaar bij onze hangplek, de lantaarnpaal vlak voor ons huis. Tegenwoordig zijn dat vaak speeltuintjes of van die trapveldjes met hoge hekken eromheen. Wij moesten het doen met een lantaarnpaal en een stuk trottoir.

Maar die scheen wel haar licht op ons waardoor het nooit donker werd!

Het was voor ons jongens de plek om je uit te sloven voor de meiden. En voor de meiden de plek om onder de aandacht te blijven van de jongens. Meestal was er ook een bal bij betrokken en die belandde nog wel eens in de sloot aan de overkant. Dan wierp je jezelf op om de bal eruit te halen, in de hoop dat een meidenhand je ene hand vastpakte zodat je met de andere hand de bal kon pakken.

Dat waren van die gelukzalige pubermomentjes.

Vanuit het slaapkamerraam van mijn broer kon ik zien of er al jongens of meiden stonden, dat was het voordeel om er vlakbij te wonen. En dat deden anderen straatgenoten ook want als je daar een keer alleen stond duurde het nooit lang voordat er een andere bijkwam staan.

Daar kwam geen groeps-App aan te pas.

Maar da’s ook logisch want toen praatten we nog gewoon met elkaar en zat je niet kromgebogen over een telefoon te hangen. In mijn beleving waren dit altijd hele fijne avonden, vooral die vroege voorjaarsavonden, daar denk ik met veel plezier aan terug. Dan voelde je je heel wat, kon je de hele wereld aan en genoot je van je vrienden. Natuurlijk stonden we er ook in de koudere maanden van het jaar maar dan was het toch weer nét even anders. Behalve als de winter inviel, dan rook je die flotterlucht weer tijdens het schaatsen of tijdens een sneeuwballen gevecht.

De aantrekkingskrachten tussen mensen blijft een bijzonder gegeven.

Een nadeel van dichtbij de hangplek wonen was er ook. Niet voor mijn moeder. Die hoefde slechts de achterdeur te openen: “Muis! Thuiskomen!” Natuurlijk reageerde ik niet maar dat deden de oudere jongens wel: “Ja Muis, je moet naar huis! Hij komt eraan!” En wat hadden ze dan een lol! Als ik later dan chagrijnig in bed lag, hoorde ik soms het gelach van die gasten die nog wel ‘buiten mochten spelen’ en werd mijn chagrijn er eentje van categorie Code Rood.

Uiteindelijk sliep ik in met de gedachte dat de nieuwe dag vast weer nieuwe kansen zou brengen.

Toen ik voorzichtig een beetje mocht uitgaan was het hek van de dam. Overdag stonden we dan niet meer bij de lantaarnpaal maar brommerden we naar de haven alwaar boten af en aan toeristen dropten op ons mooie eiland. Wij keken dan vanaf onze Zundapp’s en Kreidlers naar de meiden die eraf liepen. Met een beetje mazzel kwam je ze dan die avond weer tegen in de discotheek en was het kennismaken geblazen. Of je kreeg de deksel op de neus.

Maar meestal ging het goed.

Dan ging het vermaak na de disco op de camping nog even door. En er ontstonden zelfs echte vriendschappen die elke vakantieperiode erna steeds hechter werden tussen eilander – en jeugd van ‘de wal’.

Mooie tijden.

Tijden die zich in elke generatie herhalen. Op jeugdige leeftijd maar ook op oudere leeftijd zoals in het verzorgingstehuis van mijn schoonvader. In de gangen schuifelen ze dan rond of ze gaan even zitten aan een van de zitjes in de gang. Op zoek naar die lantaarnpaal of andere hangplek uit hun jeugd. Want de herinnering blijft.

Net zoals de behoefte om niet alleen achter te blijven.

 

 

S5, zo gek nog niet

Het komt waarschijnlijk door die weerzinwekkende beelden en nieuwsberichten uit Oekraïne dat ik veel bezig ben met mijn verleden als dienstplichtig militair. Ik was toen 20 jaar en wilde de wijde wereld in. De militaire dienstplicht was een mooie eerste stap en echt keus had ik daar niet in want het woord zei het al, het was een ‘plicht’. Nu waren er wel manieren om afgekeurd te worden voor deze burgerlijke plicht maar dat zag ik niet zitten. Ik was immers een stoere jonge kerel, in de kracht van mijn leven en ik wilde actie en avontuur.

Het roken van zware shag maakte het hele plaatje compleet.

Een van de manieren om naar huis gestuurd te worden was de kwalificatie S5 maar dat zag ik helemaal niet zitten. Dat S5 is overigens niet een halfzus-of broer van S10 hoor. Nee, S5 is een gezondheidskwalificatie die ze gebruikten voor dienstplichtigen ‘die je beter niet het veld in wilde sturen.’ Die waren geestelijk wat instabiel en dat is niet handig als je in oorlogsgebied rondloopt. Wij, de ‘normalen’, maakten daar vaak grappen over en voelden ons verheven boven die S5’ers.

We wisten niet beter.

Toch glipte er wel eens eentje tussendoor. Zoals in ons peloton. Daar kwamen wij achter tijdens een schietoefening. Die gast lag in schiethouding en op het moment dat hij de trekker overhaalde, weigerde het wapen. Hij stond op, draaide zich om naar ons en terwijl hij de trekker bleef overhalen riep hij: “Hij doet het niet!”

Onze Wachtmeester schreeuwde: “Dekken!!!”

Terwijl wij ons zo plat als mogelijk op de grond geworpen hadden, werd zijn wapen snel afgenomen en mocht de onfortuinlijke dienstmaat met Groot Verlof. Hij wel. Wij moesten nog even een paar maandjes door. Nu was dat voor de meesten onder ons geen probleem want doordat je zoveel met elkaar omging, ontstonden er ook vriendschappen. Het mooie was dat iedereen uit alle lagen van de bevolking opgeroepen werd voor de dienstplicht en je zou het haast kunnen zien als een soort van heropvoeding.

En je leerde respect voor elkaar te hebben.

Inmiddels zijn we bijna 40 jaar verder en met de wetenschap van nu ben ik toch anders gaan kijken naar die kwalificatie S5. Want je kan nu gerust zeggen dat zij waarschijnlijk hun tijd al ver vooruit waren. Dat ze helemaal geen zin hadden in dat militaristische wereldje met al dat hanige gedrag onder elkaar. Dat ze allang in de gaten hadden dat als het tot een oorlog komen zou, jij en al die anderen met dezelfde pakjes aan enkel als kanonnenvlees dienden. Want ook toen waren er al bommen en granaten waar geen kruid tegen gewassen was, ook niet dat beetje kruit uit je geweer.

En de man- tegen- man gevechten zoals in de film Braveheart lagen al ver achter ons.

Uiteraard heb ik wel enorm veel respect voor al die jongens en meiden die zich ingezet hebben voor de vrede. Overal ter wereld. En op 4 mei herdenk ik. Dan denk ik aan al die jonge levens die uit plichtsbesef en Vaderlandsliefde hun levens offerden zodat alle generaties na hen in vrede kunnen leven. Maar we zouden het niet meer moeten wíllen dat mensen de ellende, de verschrikkingen van een oorlog mee zouden moeten maken. Want het kan de rest van je leven tekenen, littekens die lichaam en geest voor altijd ontsieren.

Of de ‘rest van je leven’ is je ontnomen.

Toch begin ik weer te twijfelen na het zien van de ‘supporters’ rellen zoals vrijdagavond bij de wedstrijd Vitesse- Sparta. Want de dienstplicht had zeker iets positiefs. Je leerde namelijk met elkaar om te gaan. En als ik dan die paar simpele relschoppers tekeer zie gaan dan denk ik dat een beetje heropvoeding wel gewenst is. En zo zijn er legio voorbeelden te noemen want fatsoen is allang de norm niet meer. Die is ingeruild voor agressie. En niet alleen in de voetbalstadions. Je ziet het overal om je heen, opgefokte koppen die niks meer pikken en daarmee, kennelijk, erg tevreden mee zijn.

Gevoed door ontevreden.

Het chagrijn van onze welvaart tiert welig in onze samenleving. Maar we leven (nog) niet in oorlog en dat we daar blij mee moeten zijn staat buiten kijf. Wel zullen we te maken krijgen met de gevolgen van de oorlog. Voornamelijk in de portemonnee als we ons luxeleventje willen handhaven. Want de benzineprijzen vliegen door het dak en als je pech hebt zul je het thuis ook nog moeten bezuren wanneer je stookt met gas. Een oplossing voor dat laatste zou een verlenging van de Warme Truiendag kunnen zijn.

Niet één dag maar zolang de winter nog duurt.

En misschien moeten we ook wel weer een autoloze zondag invoeren. Of iets minder producten bestellen uit China zodat de massaproductie/slavenarbeid een kleinere impact krijgt op ons klimaat. En misschien moeten we meer lokaal gaan kijken. Want om de hoek produceren ze ook alleen kost het dan iets meer. En ja, ook de politiek moet dan water bij de wijn doen door de BTW te verlagen van gezonde voeding.

En misleidende informatie op producten verbieden.

Willen is kunnen zei mijn moeder altijd maar dan moet de wil er wel zijn. Zo zal het altijd blijven gaan. Ik hoop van harte dat de wil er is om de oorlog van Rusland in Oekraïne en de rest van de wereld te doen stoppen. En dat hoop ik niet omdat ik goedkopere benzine wil of geen hoge gasrekeningen maar uit medeleven voor de inwoners van Oekraïne én voor die net volgroeide Russische pubers die dood en verderf zaaien.

In plaats van uitgaan op zaterdagavond of verliefd worden.

Of werken aan hun studie. Of sporten in de sportscholen. Of boodschappen doen voor hun Opa of Oma. Of samen met hun geliefde bouwen aan een invulling van een toekomst, misschien wel met kinderen als het hun gegund is.

Terwijl de aanstichters veilig op hun troon zitten, ver weg van al het geweld en hun waanzinnige gedachten.

Delend met Jaknikkers.

 

 

 

Waanzin, oftewel het ontbreken van gezond verstand

Wat is dat toch dat bedrijven tegenwoordig willen weten of de levering of de aankoop van iets goed gegaan is. Of je tevreden bent. Of je er goede ervaringen aan overgehouden hebt. Of de persoon die je aan de lijn had je goed te woord heeft gestaan. Of dat je niet bent blijven zitten met vragen die misschien toch wel gesteld hadden moeten worden. En of je een cijfer zou willen geven. Of zou je het willen duiden door het bedrijf te kwalificeren met een ster, misschien wel vijf sterren?

Want als je dat zou invullen kan het desbetreffende bedrijf zichzelf misschien wel verbeteren!

Zeuren om een schouderklopje, in een soort drang naar bevestiging of aandacht. Of is het gewoon marketing, een maniertje om binnen de radar te blijven van de klant? Maar wie heeft deze gekkigheid eigenlijk verzonnen? Is dat iemand geweest die tijdens de opvoeding alleen maar complimentjes ontvangen heeft?

Hebben we daarom ‘De Dag van de Complimenten’ ingesteld?

Voor de goede orde, er is niks mis mee om iemand een compliment te geven. En er is ook niks mee om een compliment te krijgen! Beter gezegd dan ongezegd! Maar het moet niet ‘een motje’ worden waaraan elke spontaniteit aan ontbreekt. En falen mag!

Dat is echt niet iets traumatisch.

Want dan kan het spreekwoord ‘Met vallen en opstaan leert men lopen’ ook in de prullenbak. Dat is voor losers, weg ermee! Terwijl we juist groeien door het maken van fouten. Kiki Toll, dat meisje uit het tv-programma ‘Over mijn lijk’, zei daar het volgende over op haar sterfbed:

“En als het leven je laat struikelen, maak er dan een salto van.”

Wat een wijze meid! Maar waarschijnlijk komt dat wel omdat zij de dood in de ogen keek. Zij besefte haar sterfelijkheid, dat niets maar dan ook niets vanzelfsprekend is. Zij besefte dat je beter wat van het leven kon maken dan het af te breken. Positief staan in het leven brengt meer op dan altijd maar weer die negatieve kanten aan te wijzen. In mijn ogen is dat misschien wel de weg naar een perfecte maatschappij. Maar dwing het niet af met mailtjes om een bevestiging te krijgen of je het goed gedaan hebt. Dat is niet realistisch. Dat is een sprookje.

Ik geloof niet in sprookjes.

Net zoals ik niet geloof dat een religie iets toe kan voegen aan een perfecte levensstijl. Kijk naar Urk. Of kijk naar Spakenburg, waar de jeugd ook aan het doorslaan is. Behalve op zondag want dan eren ze de Almachtige die hen een Eeuwig Leven belooft, onder invloed van producten die in de krochten van onze wereld geproduceerd worden en met duizenden kilo’s tegelijk in de havens van Rotterdam en Antwerpen binnenkomen.

Kennelijk is er vraag naar….

Hel versus Hemel. Over de hel gesproken, die is tot grote ontsteltenis van de wereld losgebroken in Oekraïne. Door een land waar wél een dictator heerst. Ik benoem dat hier zo expliciet want er is een groepje mensen in óns land die vinden dat wij in een dictatuur leven. Daarom stel ik voor dat die mensen in de vorm van een uitwisselingproject eens een weekje in Rusland mogen rondlopen. Dan kunnen ze ’s avonds kijken naar de televisie met al het moois wat de Staatsomroep te bieden heeft.

Helaas zal er geen uitzending zijn van Ongehoord Rusland te zien zijn…

Uiteraard kunnen ze daar ook Feesboeken alleen pas wel op wat je erop zet want anders is de kans groot dat je internet ineens een flink stuk trager zal gaan. Oh ja, en ga vooral niet naar buiten om een stukje te demonstreren zoals je nu wekelijks in Nederland doet. Zet dat maar even op een laag pitje, wil je geen verlenging krijgen van je verblijf aldaar.

Oorlog is niet meer van deze tijd.

Alleen zijn dictators daar nog steeds niet achter. Die denken dat je gewoon een blik burgers opentrekt en die in een camouflagepak naar het front stuurt, terwijl je weet wat de gevolgen zijn. Gevolgen zoals PTSS, zwaar verminkt of erger, de dood vinden, ergens in een Godvergeten hoek. Gevolgen waar wij steeds meer achter komen in onze hang naar een perfecte wereld maar bij Poetin is dat kwartje nog niet gevallen.

Het gezond verstand op deze planeet weet dat allang.

En daarom is het zo belangrijk dat deze meerderheid zich laat blijven horen. En dan heb ik het dus niet over extreme gedachtegangen zoals we, helaas, ook in ons land horen. Van personen die zich extreem gedragen in de politiek maar ook in de samenleving. Personen waar je niet mee in discussie kan gaan omdat ze maar één ‘waarheid’ kennen en dat is hun eigen waarheid. En spreek ze niet tegen want dan worden ze agressief, met alle gevolgen van dien.

Tot in de rechtszaal, dan huilen ze krokodillentranen.

Misschien blijkt dan wel dat ze als kind te weinig complimentjes gehad te hebben. Dat geloof ik oprecht want niet elk kind groeit op in een fijne en veilige omgeving. En de feiten worden ook onderkend door onze eigen overheid. Die geven zelfs aan dat ruim vier op de tien Nederlanders te maken krijgen met psychische problemen. Daarom is het belangrijk dat we in die zorg gaan investeren en niet bezuinigen.

Ondertussen zien we dat het gezond verstand zich overal uitspreekt tegen de oorlog:

De UEFA zal geen Champions League finale laten spelen in Sint-Petersburg. Het Eurovisie Songfestival wil geen Russische deelname. Het Rotterdams Philharmonisch orkest schort de samenwerking op met de Russische dirigent vanwege zijn sympathie met Poetin. De Zwitserse banken weigeren nieuwe rekeningen te openen van Russen en Russische bedrijven. Het Pools nationaal voetbalteam weigert de kwalificatiewedstrijd tegen Rusland te spelen. Russische artiesten in alle categorieën spreken zich uit tegen de oorlog.

De Oekraïense grenswachten op Slangeneiland deden het ultieme. Deze dertien Helden offerden hun leven als antwoord tegen de agressor op de vraag of ze zich over wilden geven.

‘Krijg de klere!’

Zij leven als helden voort. De daders hun leven lang met een schuldgevoel.

 

 

 

 

Om de dooie dood wél!

Volgens het maatschappelijke reclamebureau Sire zouden we meer na moeten denken over het lot wat ieder van ons te wachten staat, namelijk de dood. Want het schijnt over het algemeen geen populair onderwerp te zijn om over te praten. Dat gold ook voor mij. Maar ik merk dat ik de laatste jaren er toch meer mee bezig ben, om verschillende redenen. Dat zal vast te maken hebben met mijn leeftijd, aangenomen dat ik 80 plus mag worden.

Want dan ben ik al over de helft.

Dat is een reden. Maar ook doordat ik door de jaren heen mensen heb moeten laten gaan, net zoals ieder mens daar mee te maken krijgt. Natuurlijk kwamen de sterfgevallen van jongere mensen hard binnen. Keihard. Maar ook de ouderen deden enorm pijn omdat je zoveel herinneringen aan ze hebt, herinneringen waarvan je deel mocht uitmaken. Met andere woorden, met elk sterfgeval in je omgeving sterf je zelf ook een beetje.

Maar mag je nog even door.

Een andere reden zijn mijn ouders. Die hebben nu een leeftijd bereikt dat wij, mijn ouders, broer en zus, het regelmatig hebben over een einde wat gaat komen. Gewoon met nuchter verstand hebben we al het een en ander besproken en weten alle partijen wat de wensen zijn. Natuurlijk praten we daar niet graag over. Je hebt de neiging het voor je uit te duwen maar eigenlijk weet je wel beter.

Want er is door niemand aan te ontkomen.

Mijn ouders wonen nog op zichzelf. Mijn moeder die dit jaar de 93 mag aantikken, weet niet meer dat zij mijn moeder is maar ik weet dat nog wel. En ik kan het accepteren omdat ik wel weet dat zij mijn moeder is. Dat is in mijn geval ook logisch want zij en ik hebben samen van alles beleefd, in goede en slechte tijden. Als kind, als puber en nadat ik uitgevlogen was als starter in de maatschappij. Zij was een steun en toeverlaat, vooral nadat ik mij na twintig jaar Terschelling in Den Haag ging vestigen. Elke maandagavond zaten wij wel een uur aan de telefoon en luisterde zij met alle geduld van de wereld naar mijn belevenissen in de grote stad.

Belevenissen die nu flarden in haar geheugen zijn geworden.

Mijn vader van bijna 88 jaar helpt haar met die herinneringen. Hij is haar rots in de branding. We hebben het vooral met hem over de toekomst of beter gezegd, het ongewisse. Want zoals Youp van ’t Hek dat zo mooi zong: ‘Niemand weet hoe laat het is.’ Wijlen cabaretier en kunstenaar Jeroen van Merwijk schreef er ook een prachtig en best wel grappig lied over. ‘Mijn Vriend de Dood’. Hij beschrijft in dit lied dat de dood vanaf het begin van je leven bij je is. Tot het bittere einde: ‘En hij heeft mij sinds die tijd, van ver en dichtbij begeleid, hij is een trouwe reisgenoot, m’n vriend, de dood.’ En zo zijn er nog veel meer liedjes gemaakt over ‘de Man met de Zeis.’

Of ‘Magere Hein.’

Ja, dit zijn bekende mannen in onze cultuur. We hebben ze maar een naam gegeven om de dood iets dragelijker te maken. Maar wij zijn niet de enigen die namen verzonnen hebben om de dood te duiden. In Griekenland heet hij ‘Thanatos’ en in India ‘Yama’. Allemaal mannelijk en ik weet niet of dat te maken heeft met het Glazen Plafond, momenteel weer een actueel onderwerp in Haantjesland. Maar gelukkig zijn de rollen toch wel goed verdeeld want er zijn ook vrouwelijke varianten van de Dood. Zo heeft Ierland ‘Banshee’ en in Mexico de altijd lachende en op haar Frans’ uitgedoste, ‘La Calavera Catrina’. Wereldwijd zijn we er dus wel mee bezig.

Het lijkt wel een pandemie.

De mens is wel steeds bewuster bezig met haar sterfelijkheid en de garantie ermee geconfronteerd te worden. Vroeger werd er eigenlijk niet over gepraat maar gelukkig gaat dat tegenwoordig al een stuk beter. We zien ook dat Tv-programma’s over dit onderwerp zoals ‘Over mijn Lijk’ of ‘Ik mis je’ heel goed bekeken worden. En haar vruchten afwerpt. Want steeds vaker hoor ik om mij heen hoe mensen hun eigen uitvaart organiseren, in samenspraak met hun geliefden. Eigenlijk begint daar het rouwproces al en dat is, hoe ontzettend klote het ook is, toch een hele fijne manier van afscheid nemen.

Daarmee maak je het niet definitief maar zet je het afscheid op ‘tijdelijk.’

Want uiteindelijk onderga je hetzelfde lot maar dan wellicht in een ander jasje. Jeroen van Merwijk zong verder: Hij is rustig, zegt niet veel. Geeft zwijgend iedereen z’n deel. Je kunt van hem altijd op aan, hij zal nooit iemand overslaan.

Mijn veel te vroeg gestorven Tante Riet antwoordde op de vraag of ze niet bang was voor de dood: “Nee, niet echt. Het zal er wel goed zijn want er is nog nooit iemand van teruggekomen.” Dat optimisme heb ik altijd onthouden. Zij effende met dat zinnetje het pad van angst voor de dood die ik had. Eigenlijk zorgde zij daarmee dat ik haar nooit vergeten zou en daarmee schiet mij weer een zin te binnen uit een liedje van Bram Vermeulen, die ik hier iets aangepast opschrijf:

‘Zij heeft een steen verlegd.’

Maar het verdriet blijft voor velen omdat je zo graag je leven met de overledenen had willen delen. Zoals ik altijd even wekelijks met mijn moeder de week door kon nemen. Daarom is het zo belangrijk om er over te praten bij leven. Om uit te spreken wat je dwars zit of juist te vertellen waarom je de ander zo liefhebt. Of wat jullie zo bindt.

Of welke muziek je zou willen horen bij het afscheid.

Muziek biedt troost. Hoe mooi is dat toch dat al die Creatieve Kunstenaars die in ons leven passeren, het donkere in ons leven wat kunnen verlichten. En ja, daar komt hij hoor:

‘t Het nog nooit, nog nooit zo donker west, of ‘t wer altied wel weer licht.

Dank Ede Staal, Dank!

 

Valentijns valkuilen

Morgen is het Valentijnsdag en als ik de wereld om mij heen geloven moet is dat een bijzondere dag. Want volgens de geschriften zou de kans aanwezig kunnen zijn dat je verrast gaat worden door je geliefde of, wanneer die niet op voorraad is, door een onbekende. Dat laatste blijft een raar gegeven. Dat je een kaartje stuurt naar iemand die je eigenlijk heel erg leuk vindt maar de naam van de boodschapper blijft anoniem. Zo kan het natuurlijk nóóit wat worden!

Maar dat terzijde.

Wellicht gaat het ook een beetje om de spanning. En een kaartje komt nét even beter over dan een fotootje van je geslachtsorgaan want je moet er wat meer moeite voor doen. Veel meer! En mocht je niet weten hoe je iemand het hof kunt maken kijk dan eens naar de natuur, hoe de dieren het doen. De ene paringsdans is nog mooier dan de ander en de niet-zo-goed-dansende dieren sloven zich uit door een heel mooi en aantrekkelijk nest te maken waar zelfs de vreemdste vogels geen nee tegen kunnen zeggen!

Maar een fotootje maken van je geslachtsdeel(tje) kan elke sukkel.

Daar maak je geen indruk mee. Dat staat als een paal boven water (zó flauw, sorry) kunnen we nu wel zeggen sinds al die ontboezemingen van de ‘BN’ers’ ons om de oren vliegen. Net als alle grappen, woordspelingen en grappige plaatjes die ons via Whatsapp berichtjes binnenkomen. Persoonlijk denk ik dat die BN’ers nu liever ON’ers zijn, Onbekende Nederlanders. Maar waarschijnlijk was dat juist het probleem, steeg de roem boven het verstand uit en zullen ze nu met de billen bloot ..eh…niet de juiste woordkeuze:

Zullen ze nu het boetekleed om moeten doen!!!

Nu weet ik ook wel dat het niet alleen bij deze categorie mannen gebeurt. Wij, het gewone volk, zullen vast niet heiliger zijn dan de Paus. Oei! Weer een verkeerde woordkeuze! Dat weten we sinds alle misbruikschandalen in en rondom de Katholieke kerk. Maar laat ik het anders zeggen. Wij mannen (en vast ook enkele vrouwen) moeten ook de hand in eigen boezem steken en…

Och!

Excuus! Die woordverspelingen floepen er steeds maar weer uit. Maar wat ik zeggen wil is dat wij mannen (en vast ook enkele vrouwen) ook eens naar onszelf moeten kijken. Eigenlijk geldt dat voor alles wat wij doen en wellicht worden we dan wat genuanceerder in het naar anderen wijzen. Wie de schoen past zeg maar, om er maar weer eens een spreekwoord bij te halen. Want de tijden veranderen en bepaalde gedragingen uit het verleden bieden geen enkele garantie voor een beschaafde toekomst. De mens is gelijkwaardig aan elkaar en niemand mag zichzelf boven de andere verheffen. Die tijd ligt achter ons.

Alleen is nog niet iedereen erachter weten we inmiddels.

Valentijnsdag was in het verleden ook anders. Het kwam van overzee, overgewaaid uit Amerika en een groepje mensen die daar gevoelig voor waren en Nederlandse tradities zoals Sint Maarten of Sinterklaas oubollig vonden, raakten enthousiast. Eerst werd er wel eens een bloemetje besteld of een bossie rozen. Of je stuurde een kaartje. Maar meer was het eigenlijk niet. Nu, jaren later, lijkt het dat we massaal meedoen met alle gekheid rondom deze dag, de Dag van de Liefde.

Liefde, dus niet geilheid.

Liefde en geilheid willen nog wel eens voor verwarring zorgen. Zoals Stef Bos dat ooit zo mooi bezong in het liedje Hilton Barcelona, wanneer hij een slippertje van een zakenman beschrijft. Het verstand werd even verdreven door een partijtje hitsigheid: ‘Dan zakken al z’n hersens een halve meter lager.’ Dat is natuurlijk heel poëtisch beschreven en het laat het menselijk falen zien. Maar het wordt een stuk dramatischer als het om machtsmisbruik gaat.

Dat misbruik is beslist nog niet verdreven.

We willen zo graag een veilige werk- en leefomgeving maar doordat alles aan het veranderen is raken we nog wel eens in de war. Want de haantjes veranderen niet mee. Die vangen ‘signalen’ totaal verkeerd op, vaak ook doordat het thuis al niet meer lekker loopt.

Maar het is overal om ons heen en echt niet alleen bij Talpa of bij Ajax.

Want tegenwoordig hoor je meer dat mensen scheiden dan dat ze trouwen, samengestelde gezinnen en ‘liefdesbaby’s’ die ouwe kerels weer jong maken. Daarbij hoor ik ook steeds vaker reclames voorbijkomen over datingsites. En wat te denken van al die datingprogramma’s op de televisie: ‘First Dates’, ‘Lang leve de Liefde’, ‘Boer zoekt Vrouw’.

Dat gaat zelfs Valentijn boven zijn pet!

Nu ben ik, tot groot verdriet van mijn geliefde, een fan van het tv-programma ‘First Dates’. Ik vind het leuk want duurt niet lang, er komen mensen voorbij in alle soorten en maten en je krijgt een piepklein inkijkje in andermans leven. Daarnaast is het soms ook ontzettend tenenkrommend maar een paar pareltjes maken een hoop goed. Dan zie je hoe ze om elkaar heen dansen, hoe de juiste signalen worden opgepakt, hoe de spanning stijgt en … hoe ze ontzettend irritant kunnen zeiken over wat ze niet lusten of wie er betalen gaat:

“Ah, daar is het bekende kistje…”

Of dat ze even naar de WC moeten. Want dan moeten ze hun beste vriendin of vriend informeren over hoe het gaat. Hoe het, hij of zij is en of er ‘een romantische klik’ is. Ik vraag mij dan weer af of ze dat ook doen tijdens het Spel van de Liefde, midden in de hitte van de strijd even een Snapchatje maken: “Oh schatje, oh schatje ik…Wacht!” “Effe een Snapchatje maken!”

En weer door!

Zoals ik al zei, Valentijn heeft veel concurrentie gekregen en zal steeds meer moeite hebben om het hoofd boven water te houden. Het zat er dik in want hoe kan je als eendaags-uitvoering het opnemen tegen de horizontale programmering van al die relatie programma’s en Apps. Dat is onmogelijk. Daar heeft Cupido nooit genoeg pijlen van in zijn pijlkoker. Maar zo erg is het nu ook weer niet want ook de liefde is aan veranderingen onderhevig.

Liefde bestaat niet op bestelling. Het moet je overkomen!

 

 

 

Wat er werkelijk toe doet

Dat ene halve uurtje vogeltjes tellen in de tuin leverde best wel een goed resultaat op. Als ik een schatting mag maken uit hoeveel leden de familie Mus bestaat, kom ik uit op een stuk of dertig. De Koolmezen zijn minder vertegenwoordigd maar al wel jaren trouwe buurtgenoten. In de bomen boven de garageboxen woont de familie Ekster en deze bestaan uit Pa, Ma en dochter. Of zoon, dat laat ik in het midden. Ze wonen in de boom naast de familie Kraai. Deze familie bestaat uit twee leden en ik vermoed dat zij kinderloos zijn. Wellicht moeten ze een consult aanvragen bij die Leidse vruchtbaarheidsarts een optie. En dan is er nog dat ene Roodborstje.

Altijd alleen en altijd met de borst vooruit!

Ja, dat is een trots vogeltje. En het maakt mij weer trots dat dit vogeltje mij thuis regelmatig een bezoekje brengt. Want daarmee besef ik mij dat ik best wel op een mooi plekje wonen mag. En een veilige plek. Veilig en vrij. We leven niet in angst voor een oorlog zoals nu in de Oekraïne. Daar is het momenteel spannender dan hier al zal niet iedereen het met mij eens zijn. Die vinden dat wij in eigen land in oorlog zijn met een dictatoriaal bewind, regerend vanuit Den Haag. Op zich ben ik het eens dat onze politici daar niet het recht hebben op de schoonheidsprijs.

Maar om het nou een dictatoriaal bewind te noemen?

Afgelopen dinsdag zou een Haagse delegatie namens Nederland in gesprek gaan met de Oekraïense president Volodymyr Oleksandrovytsj Zelensky. Zo hoorde ik s ’morgens op de Radio 1. Onze delegatie bestond uit zwaar geschut: Mark Rutte en Wopke Hoekstra. Nou is Volodymyr niet een naam om zo maar even uit te spreken maar hoe zou Volodymyr de naam Wopke uitspreken vraag ik mij dan weer af. Afijn, iets later na dit nieuws kwam het nieuws dat niet Mark en Wopke in gesprek gingen met Volodymyr maar Boris uit Engeland: “Ik hoort dat hier een fuif is?” Dat was natuurlijk vanwege hiërarchische redenen.

Net zoiets als de klucht Jan Peter Balkenende versus president Bush in 2003.

Dit zijn van die momenten zoals dat je dat had bij het ‘poten voor een potje’ voetbal. Op welk moment werd je gekozen? Als eerste? Of ergens in het midden…of als laatste! Ja, de hiërarchie kan soms behoorlijke gênante momenten opleveren, vooral als je ambitieus ingesteld bent zul je zo nu en dan een stapje terug moeten doen omdat iemand hoger op de ladder voorrang krijgt.

Nu heb ik die Boris niet hoog staan hoor.

Dat is een populist van de ergste soort. De ellende in Engeland stapelt zich per dag op en de Ieren en de Schotten schamen zich diep. Maar ja, zolang er mensen op dit soort gasten stemmen zullen we het ermee moeten doen. En als dan uiteindelijk de realiteit de stemmer inhaalt, het moment dat de kiezer inziet dat ook de populisten de problemen niet kunnen oplossen, moeten we weer met zijn allen de scherven opvegen.oevee

En krijgt het vertrouwen in de politiek opnieuw een deuk.

 

En geloven we niks meer, wil niemand nog wat aannemen van een ander. Ook in eigen land rollen de populisten over elkaar heen, het liefst al Tweetent en het liefst zó ontzettend ranzig dat je je afvraagt hoe dit soort mensen vrij mogen rondlopen. En ja, ik heb het over die totaal gestoorde en volslagen idioot van een Willem Engel! Maar Veldmuis, maak je niet zo druk, hij is maar in zijn eentje. Klopt. Maar toch zijn er mensen die hem (financieel) steunen in zijn ‘strijd’, mensen die in hem een soort van Verlosser zien.

‘Maar engelen bestaan niet!’ zong Ron Brandsteder ooit in zijn Honeymoonquiz.

En zo is het ook. De waarheid van deze engel bestaat niet want niemand heeft immers de waarheid in pacht. Maar hij is wel de bevestiging van het feit dat polariseren een nieuw soort politiek is: roep iets idioots en je hebt direct een zooitje volgelingen erbij. Het is een manier om aandacht te vragen voor je eigen tekortkomingen. Een gevecht tegen de gevestigde orde. Wellicht zijn het die mensen welke als laatste gekozen werden voor dat voetbalpartijtje. Of ze voelen zich in de steek gelaten door de mensen om zich heen, omdat ze niet meer serieus genomen worden.

Zij zien dan toch ineens het licht in een Engel zonder vleugels.

Wanneer je het tegen het licht zou houden zou je zien dat het niks voorstelt. Gewoon geen aandacht geven dan bloedt het vanzelf wel dood. Maar helaas, we leven in een wereld vol mediakanalen en die moeten allemaal hun zegje doen. En dat krijgen ze ook want de media smullen van extreme gedragingen. Gedragingen die alleen maar onrust veroorzaken. Het is als de hele dag energiedrankjes drinken en maar niet begrijpen waarom het zo druk is in je hoofd.

Vogeltjes tellen met een lekker bakkie koffie of thee brengt rust!

En wellicht het besef dat wij, de mens, slechts onderdanen zijn van de natuur. Want de flora en fauna blijven gewoon hun ding doen. Gratis. Elk seizoen wegens groot succes verlengd! Als je het dan over vrijheid wil hebben zoek het dan niet in boos zijn op alles en iedereen maar probeer wat van die vrijheid tot je te nemen. Kijk eens goed naar die vogeltjes of de eerste Sneeuwklokjes die hun pareltjes tonen.

Of blijf liggen op de bank en bestel iets lekkers bij de flitsbezorger.

Dan hoef je straks helemaal het huis niet meer uit. Met andere woorden, dan zit je vrijwillig thuis in een lockdown. Het is opmerkelijk dat we schreeuwen om onze vrijheid maar ondertussen de deur niet meer uit willen want alles kan je tegenwoordig thuis laten bezorgen. Van ontbijt tot aan het diner of voor iets lekkers bij de koffie. En als we buiten komen dan sluiten we ons af met oordoppen in, communiceren we via een schermpje en ….

En voelen we ons eenzaam.

Terwijl Vadertje Tijd door blijft tikken..

 

 

De emmers beginnen over te lopen

Roerig! We zijn het nieuwe jaar roerig begonnen. Ik kan er geen ander woord voor bedenken.

‘Het regent harder dan ik hebben kan.’

Zong Blöf ooit. Dat gevoel. Steeds vaker betrap ik mij erop dat ik tussen de oren wat onrust bemerk. Dan ontvang ik enkele signalen uit mijn grijze massa waarmee gezegd wordt dat het teveel is. Zo las ik een NOS-interview met drie coronapatiënten. Een jaar na hun IC opname. Het was natuurlijk fake nieuws (!) en het waren natuurlijk allemaal acteurs(!), maar het waren wel verdomd goede acteurs want ze kregen mij aan het huilen. Wat een ellende. Mensen die volop in het leven stonden en nu nog steeds bezig om weer enigszins te herstellen van alle lichamelijke ongemakken die het virus hun gegeven heeft.

‘Joh, het is maar een griepje’ zeggen sommigen dan.

Maar ook de toestanden in dat tv-programma waar ikzelf nooit naar keek deden wat met mij. The Voice. Ik keek daar nooit naar omdat ik mij dood erger aan de reclames tussendoor. En de aanwezigheid van dat andere ‘fenomeen’, Bekende Nederlanders. Dat er deelnemers tussen zaten die heel goed zingen kunnen staat buiten kijf. Ik zal de laatste zijn die dat wil ontkennen. Maar goed, nu werden mij enkele beelden van dit programma opgedrongen. Ik kon Zappen wat ik wilde maar alle mediakanalen berichtten erover.

Begrijpelijk, want het ging om een dikke, etterende en stinkende wond.

De een na de andere ‘ster’ viel van zijn voetstuk. Het seksisme werd opnieuw blootgelegd en past, niet verwonderlijk, naadloos in het rijtje racisme, narcisme, egoïsme, sadisme, terrorisme en extremisme. Stuk voor stuk niet uit te roeien kwaad welke telkens weer de kop weet op te steken. Hoe graag we er ook vanaf willen, het lukt maar niet. Misschien door je te verplaatsen in het slachtoffer. Want het zou jezelf maar eens overkomen. Of je dochter. Of je zoon. Of wie dan ook. En ook hier komen dan weer de bekende argumenten ter verdediging van de aanranders naar voren die kant of wal raken.

‘Joh, het is maar een grapje’ zeggen sommigen dan.

Ik kan mij een artikel herinneren van de jongeren site Sikkom. Een jonge studente plaatst een oproep op Facebook want ze was op zoek naar een kamer. De reacties eronder ga ik hier niet herhalen maar ze passen goed in het rijtje van de dingen die bij The Voice gebeurd zijn. En nog erger, Sikkom heeft de betrokken accounts even bekeken en zij kwamen tot de conclusie dat deze ‘heren’ vaders waren van dochters.

De ranzigheid tiert welig in ons beschaafde landje.

Dit betrof een jonge meid maar het overkomt alle leeftijden. Zo sprak ik ooit een dame van middelbare leeftijd die in de avonduren in haar eentje ging wandelen. Ze heeft dat maar een paar keer gedaan want ze kreeg de ene na de andere suggestieve opmerking naar haar hoofd geslingerd. En niet door puberende gastjes maar door gewone volwassen mannetjes.

Straatintimidatie noemen ze dat op zijn Rotterdams.

Daar waren het voornamelijk jonge, nieuwe Medelanders en heel het land sprak er schande van. Maar mannen, laten we nu eens eerlijk zijn. Kijk eens in de spiegel! En kom dan tot de conclusie dat het niets te maken heeft met waar je vandaan komt. Nee, het heeft te maken met fatsoen! En wellicht met tekortkomingen thuis. Of wellicht heb je geen vrouw thuis en zit daar de frustratie. Dat kan. Maar dat geeft geen vrijbrief om vrouwen ‘in ’t wild’ zomaar aan te spreken met suggestieve opmerkingen.

Want dan ben je wat mij betreft een miezerig kereltje.

Ik heb het hier nu over mannen die vrouwen lastigvallen maar het geldt natuurlijk voor elke sekse. Overal loert het seksisme om de hoek om met haar klauwen een prooi te verschalken alleen ben ik bang dat wij mannen daarin vooraan lopen. Het zal vast te maken hebben met onze oer- voorouders. Toen waren de mannen nog jagers. Maar die tijd ligt ver achter ons en nu zijn we op zoek naar de ultieme samenleving waarin we pas dickpics c.q. cuntpics sturen na wederzijdse toestemming.

Voor de liefhebbers dan wel te verstaan.

Natuurlijk is er ook de categorie ‘mannen onder elkaar’. Daar bespreken mannen dingen die ze leuk vinden. En lekker. En dan heb ik het niet over eten. Jeroen van Merwijk schreef daar een liedje over: ‘Dat vinden jongens leuk,’ te vinden op Spotify en YouTube. Een mooi stukje zelfreflectie al zeg ik het zelf. En ja, er is natuurlijk ook een categorie ‘vrouwen onder elkaar.’

Die hebben het ook niet alleen over haken of de nieuwste outfit.

Maar dat moet kunnen en dat maakt het leven ook leuk. Maar alles moet niet verleukt worden, een ander probleem waar ik onrustig in mijn hoofd van word. Zo hoorde ik van de week dat minister van Justitie, Dilan Yesilgöz een gesprek wil met de carnavals burgemeesters.

Carnavals burgemeesters?

Ik had daar nog nooit van gehoord. Maar na nader onderzoek gaat het gewoon om de burgemeesters die een gemeente vertegenwoordigen waar carnaval gevierd wordt! Want dat bekt veel lekkerder dan ‘gewoon’ burgemeester. En als het lekker bekt dan verkoopt het ook beter, zo denken de kranten ook tegenwoordig.

We zijn aan het ver-Eftelingen lijkt het wel.

Het lijkt wel of we ons tegenwoordig drukker maken over een afgebroken spookslot dan over wat er allemaal om ons heen gebeurt. Maar misschien is dat ook wel weer logisch. Dat we zo een beetje kunnen vluchten uit de werkelijkheid. Want die werkelijkheid kan nog wel eens naar de kop stijgen met alle gevolgen van dien. Hoe vaak hoor je niet dat mensen niet meer naar het nieuws kijken omdat het allemaal ellende is? Dat snap ik wel maar je kop in het zand steken lost helemaal niets op.

En RTL Boulevard of Shownieuws is ook geen toegevoegde waarde.

Roerige tijden zijn het. Gelukkig kunnen we weer even landen dankzij de natuur want die blijft ‘normaal’ doen.

Even de emmer legen. Vogels tellen!

 

 

 

 

Met vallen en opstaan

Mijn schoonvader heeft vorige week zijn zelfstandigheid gedeeltelijk moeten inleveren omdat zijn lichaam niet meer mee wil werken. Dat is wel even een moment om bij stil te staan voor een man van 80 jaar. Een man die zijn hele leven hard gewerkt heeft als draglinemachinist. Hij zwierf over de hele wereld om geld te verdienen voor zijn gezin en heeft daar veel voor moeten laten. Gelukkig kon hij tijdig stoppen met werken en genoot hij samen met zijn vrouw van het leven.

Totdat zij vijf jaar geleden overleed.

Vanaf toen begon zijn gezondheid hem in de steek te laten. Alsof hij toen pas ruimte gaf aan zijn eigen kwaaltjes. Maar hij onderging zijn lot als een echte kerel en vertrouwde op de mensen in de gezondheidszorg zoals mensen op hem konden vertrouwen als hardwerkende draglinemachinist. Met grote bewondering keken wij ernaar, hoe hij de pijn droeg en hoe hij telkens weer opkrabbelde. Het leven was te mooi om bij de pakken neer te zetten. Want de geest won het van de lichamelijke ongemakken.

“Straks spring ik weer over het hekje!” zei hij.

Maar hij wist wel beter. Want de rug deed niet meer mee. Versleten door jarenlange inspanningen voor zijn opdrachtgevers. Ik ben daardoor anders gaan kijken naar bepaalde takken van arbeid en snap de arbeidsinspectie ook steeds meer. En als ik naar mijzelf kijk, hoe ik in het verleden nooit wegliep van zwaar tillen. Dat ik gewoon begon met tillen in plaats van te wachten op andere helpende handen. En hoe vaak werd dan niet tegen mij gezegd:

“Je hebt maar één rug! Wees daar zuinig op!”

Dat sloeg ik in de wind want ook ik had last van haantjesgedrag en dat resulteerde in een operatie aan mijn rug nog vóór mijn 28ste levensjaar. Mijn schoonvader was toen 50 jaar en al langer bezig met de slijtage van zijn lijf.

En zat daardoor de laatste jaren aan huis gekluisterd.

Terwijl de geest nog intact is en dat maakte het nog lastiger. Want zoals hij zelf al zei: “Als ik ‘s morgens opsta dan neem ik mij van alles voor. Dan wil ik naar buiten om de hond uit te laten of om een boodschap te doen. Of ik rij even met de auto naar de kinderen of ik ga gewoon even een stukje rijden met de auto. Helaas kwam hij de laatste tijd niet verder dan zijn slaapkamer, de keuken, de badkamer en de bank.

En op de goede dagen zat hij in zijn sta-op stoel.

Tevreden een sigaartje te roken en te genieten van muziek en sport op de TV. Of hij luistert naar muziek, een heel belangrijk onderdeel van zijn leven. Het liefst Fats Domino maar van Jannes wordt hij ook blij. Eigenlijk alle Nederlandstalige muziek is wel aan hem besteed. Jaren terug kreeg hij zelfs menig Scheemder op de dansvloer na het oprichten van een carnavalsvereniging.

‘Als ge maar leut het’ moet hij gedacht hebben.

Maar nu het lichaam versleten in de sta-op stoel zit of op de bank ligt zijn het slechts nog herinneringen. Bijna 81 jaar aan herinneringen. Mijn vader maakt al 88 jaar herinneringen maar loopt er beter bij. Toch is bij hem ook slijtage te zien en zijn de botten stijf bij het opstaan, dankzij het harde werken.

Zij werkten in de tijd dat ‘ergonomisch werken’ nog niet bedacht was.

Wel maakten ze de veranderingen mee die door de arbeidstijdenwet omschreven werden. Maar in het begin van hun carrière werkten ze nog volgens de arbeidstijden van de bijbel zeg maar, toen was de zondag hun enige rustdag. Want ja, er moest opgebouwd worden. De wonden van de allesverwoestende oorlog moesten geheeld worden.

Maar sinds vorige week is het alle dagen zondag!

Want hij is terecht gekomen in een waar paradijs! Vanaf de verhuisdag wordt hij overladen met zorg. Dat begint al met een helpende hand om uit bed te komen en met wassen en aankleden. Na het ontbijt neemt hij plaats in zijn stoel en komen ze koffie brengen. Aan het eind van de ochtend krijgt hij soep en tussen de middag een bord vol warm eten. En dan mag hij ook nog eens kiezen uit twee maaltijden!

Oh ja, en op zijn toetje krijgt hij zelfs slagroom!

Na het middageten is er tijd voor een dutje. Nu niet op de bank zoals hij thuis vaak deed maar gewoon op bed. Na het dutje komen ze alweer binnen met thee, inclusief een koekje en mag hij aangeven wat hij die avond op zijn brood wil eten. Tussen dit alles door krijgt hij de (nog) noodzakelijke medicijnen en is er zelfs tijd voor een praatje. Van de week vroegen wij hoe hij het vond, of hij al die aandacht niet een beetje te veel van het goede vond.

Hij vond het allemaal geweldig!

Dat snap ik wel want wij zagen dat de mensen die daar werken er echt mensenwerk van maken. Dat was een geruststelling. Voor mij maar vooral voor mijn vrouw. Want zij was sinds het overlijden van haar moeder zijn mantelzorger geworden. Dag in dag uit, week in week uit en jaar in jaar uit regelde zij van alles voor hem. Daarnaast deed zij zijn boodschappen, de was, maakte ze schoon, hielp hem weer op de been na een val of als hij niet meer van de bank of bed kon komen, hielp hem bij het douchen na ‘een ongelukje’ of dronk gewoon gezellig koffie of een borrel met hem zoals een dochter met haar ouwe vader hoort te doen. Natuurlijk had ik ook een taakje. Ik mocht regelmatig voor hem koken en de ramen lappen. Maar zij was de Opper Mantelzorger.

Daar is geen woord van overdreven.

Gisteren heeft ze samen met haar broer en zus de spullen in het huis van hun vader uitgezocht. Want niet alles kon mee natuurlijk. Uiteraard ging dat gepaard met gemengde gevoelens want er werd een hoofdstuk afgesloten.

Voor hun, voor hun kinderen en uiteraard voor hun vader zelf.

 

 

 

 

Bedgeheimen

Oké, ik kom uit de kast! Ik werp mijzelf wel op voor al die mannen (en vrouwen) die er eigenlijk niet over durven te praten. Soms denk ik dat we het over alles maar dan ook alles kunnen hebben behalve over het onderwerp van deze column. Zodra ik in mijn omgeving er openlijk voor uit kom, lijkt het wel of ik iets bevrijdend ’s gezegd heb. Dan zie ik de gezichten opklaren door de herkenning:

“Dat heb ik ook!”

Daarom bij deze, ik, en nog veel meer mensen in dit land, heb Apneu. Zó, dat is eruit. Heerlijk! Nog net niet wereldkundig maar dit is een begin! Ooit vertelde ik het aan een collega en die reageerde met een wedervraag: “Wát? Heb je een aap geneukt?” Hij had er nog nooit van gehoord. Hij had wel de striemen op mijn gezicht gezien maar bleef op de een of andere manier discreet. Hij zag de grieven van de riempjes van het Osas masker wel in mijn gezicht maar bleef discreet. Misschien dacht hij wel dat ik er privé, rare (seksuele) gewoonten op nahield.

Gelukkig kon ik er wel om lachen.

Maar goed, apneu dus. Letterlijk betekent het geen lucht. Het zijn ademstops in je slaap waardoor je nooit uitgeslapen raakt. Volgens mijn arts was het een wonder dat ik nog tijd had om tussen de ademstops te slapen, zoveel had ik er.

Inclusief de geluidsoverlast.

Daar had ik zelf geen weet van natuurlijk. Het was zelfs zó erg dat ik ooit, na een avondje flink innemen in de kroeg, iets van veertig man wakker gehouden had met mijn gesnurk. Ik sliep toen in een jeugdherberg vanwege een familiereünie. Met allemaal neven en nichten en de daarbij behorende ‘kouwe kant’ sliepen we in één grote slaapzaal. Toen ik de volgende morgen wakker werd waren alle bedden al leeg. Nadat ik beneden kwam en de ontbijtruimte betrad, keken een heleboel mensen heel erg boos naar mij. Ondanks dat ik familie ben.

Nogmaals mijn oprechte excuses!

Maar ja, ik kon er weinig aan doen. Ik had toen ook nog nooit gehoord van een mogelijke oplossing. Om precies te zijn, een septum- en conchareductie. Dit is KNO-jargon voor het breken van je neustussenschot, weer rechtzetten en verkleinen van de neusschelpen. Deze ingreep werd pas veel later gedaan, toen ik verkering kreeg met een dame die op de afdeling KNO werkt. Zij hoorde al aan mijn spraak dat ik voor die operatie in aanmerking kwam. Het is volgens mij ook een familie dingetje, wij Veldmuizen snuiven en knorren er nasaal op los!

Vluchten kon niet meer.

De apneu kwam om de hoek kijken nadat ik een nachtje met allerlei draadjes aan een kastje doorgebracht had. Al gauw stond er een monteur (echt waar!) voor de deur en die ging mij uitleggen hoe ik het apneuapparaat gebruiken moest. Echt nieuw onder de zon was het niet voor mij want ik kon mij de journaalbeelden van jaren terug nog herinneren waarin je zag hoe iemand een masker opzette met daaraan een luchtslang.

Toen dacht ik bij mijzelf: Dat nooit!

Maar inmiddels ben ik al jaren ‘fan’. Ik slaap als een roosje en droom er elke nacht op los. Sterker nog, ik zou niet meer zonder kunnen. Dat bleek enkele weken geleden toen wij op een vrijdag naar Terschelling gingen. Eenmaal op het eiland kwamen we erachter dat mijn apneu apparaat niet meegekomen was met de bagage.

Paniek!!

Na contact met de leverancier kreeg ik te horen dat ze een apparaat naar Terschelling zouden sturen maar ik wist dat die niet eerder dan zaterdag er zou zijn. Dat werd een nacht niet slapen. Uitgeput en diepbedroefd zat ik de volgende morgen aan het ontbijt en ging toen toch maar weer proberen te slapen. Met een paracetamol kwam ik toch tot rust en ‘sliep’ tot een uurtje of twaalf. Eenmaal beneden ging mijn telefoon. Mijn broer: “Hoe is het met Pa en Ma?” “Prima,” zei ik, “beter dan met mij…” Na mijn uitleg zei hij: “Ik ben nu in Groningen. Zal ik dat ding bij je thuis ophalen? Dan geef ik het daarna wel af bij Rederij Doeksen in Harlingen.”

“Graag!”

Want ik had geen bevestiging gehad van de leverancier dat er een pakketje onderweg was. Mijn vrouw belde direct een hele lieve vriendin die een huissleutel had of zij de tas met apparaat buiten wilde zetten. De tas stond in de kamer, dat wist ik zeker. Tegen één uur belde broer op dat hij de tas te pakken had en onderweg naar Harlingen was.

Bij ons stopte een taxi voor de deur.

Een jongen stapte uit en overhandigde mij een doos met daarin het zo geliefde apparaat. Helaas zonder masker… Maar mijn troef, mijn bovenste beste broer, was ook onderweg en ik werd weer kalm, voelde de paniek mijn lichaam verlaten. Om het te vieren gingen we lekker uit eten en om half zeven kreeg ik na aankomst van de middagboot van de purser van Rederij Doeksen de tas aangereikt.

Ja, ik lijk wel verslaafd aan … lucht!

Nu zijn er wel verschillende manieren om van die ‘verslaving’ af te komen, onder andere stoppen met roken en afvallen. Dat eerste is mij prima gelukt en ik ben inmiddels vier jaar rookvrij. Maar dat afvallen is minder makkelijk maar volgens de diëtiste ben ik wel op de goede weg. Ooit komt er een dag dat ik weer vrij kan ronddromen in mijn bed en mijn vrouw hoeft dan niet meer te denken dat ze in een aflevering van Star Wars is beland.

En inderdaad, het is verre van romantisch.

Zij moest er in het begin wel even aan wennen maar sinds ik haar ermee kon vérwennen is ze om! Want zij zat in de overgang en dan schoot haar temperatuur regelmatig in standje Code Rood. Ik koppelde dan de luchtslang los en koelde haar hele lijf met koele lucht die onder grote druk uit de slang kwam.

Hoe zeggen ze dat ook alweer?

‘Onder druk wordt alles vloeibaar.’

 

Schaamteloos

Zaterdag belde mijn vriend Tinus op. Of ik hem maandagmorgen kon helpen met de aanvraag subsidieregeling verduurzaming en verbetering Groningen. Het ging om een bedrag van 10.000 euro en je zou het kunnen zien als pleister(tje) op de wonden die de gaswinning in de loop der jaren in Groningen heeft achtergelaten. Want er was al eerder een ronde geweest om in aanmerking te komen maar doordat hij digiblind is werd dat hem niet. Gelukkig kon hij zich nu beter voorbereiden en met hulp van zijn zoon werden alle documenten klaargezet.

Zodat het ‘de tiende kon gebeuren!’

Voorgaande is natuurlijk een kreet uit de reclamecampagne van de Staatsloterij maar hoe grappig het ook is, hier ging het niet om een grap. Integendeel, dit was serieus geld waar iedereen die woonde in de door de provincie aangewezen postcodes, recht had op 10.000 euro.

Recht op! Het ging niet om een gokje!

Voor Tinus en vele anderen was dit heel belangrijk. Want dit bedrag kon een aanzet zijn voor verbetering of verduurzaming van zijn huis. En die verbeteringen waren nodig ook! Ik hoorde een lichte trilling in zijn stem: “Het is onze laatste kans!” Daar was ik het niet mee eens. “Ze hebben de postcodes aangewezen die recht hebben op dit bedrag dus links- of rechtsom moet je het gewoon krijgen.”

Maar Tinus had daar zo zijn twijfels over.

Ik begreep dat ook wel. Het belazeren van Groningers is al jaren aan de gang. Op radio en televisie kwamen de eerste berichten al binnen, berichten zoals dat er meer aanvragen binnen zouden komen dan dat er geld in de pot zat. Maar omdat ik best simpel in het leven sta kon ik daar niks mee. Want ja, zoveel huizen in zoveel postcodegebieden is zoveel huizen keer 10 duizend euro. En als je dan toch blijft zeggen dat er te weinig in de pot zit dan betekent dat maar één ding:

Je kan niet rekenen!

Het is, helaas, een onderdeel van een beleid welke ons niet vreemd is. Het alom gevreesde en zwaar irritante ontmoedigingsbeleid. Bedacht om het kaf van de koren te scheiden zodat niet iedereen van de subsidie genieten kon.

“Tinus! Maak je geen zorgen, maandagmorgen ben ik om half negen bij je!”

Na aankomst bekeek ik hun laptop en sloot hem direct aan op netvoeding om een lege accu te voorkomen. Ik zag ook dat er een update aan zat te komen maar die liet ik met rust want dan zul je net zien dat die update heel veel tijd in beslag zou nemen. De zoon van Tinus had alles keurig klaargezet op het bureaublad en nadat de klok op negen uur stond zagen we dat er nog 8000 aanvragers voor ons waren.

“Nou, dat valt nog mee..”

Om de moed erin te houden. Tijdens het wachten luisterden we naar RTV Noord. Nou, dat bevorderde ons gemoed ook niet. De verslaggever was de straat opgegaan want de aanvragen konden namelijk ook via de analoge weg aangeboden worden. Bij de Gemeentehuizen stonden dikke rijen met mensen die alle papieren geprint hadden om deze vervolgens op het Gemeentehuis in te leveren.

Want het Gemeentehuis is er immers voor de burgers.

Rijen dik en toch wist de verslaggever net die ene eruit te pikken waardoor de situatie nóg schrijnender werd: hij interviewde een hartpatiënt van 83 jaar die in de rij stond. De man had een stoel bij zich zodat hij zo nu en dan even kon uitrusten want hij stond er al vanaf half acht. En dit was voor hem de beste manier want hij had geen verstand van computers. Tinus zuchtte eens diep en even liet hij zijn hoofd rusten op zijn arm naast de laptop op de eettafel.

Tegen tien uur werd het voorgaande ‘nieuws’ herhaald.

Plus een verhaal van iemand die aan de beurt was in de digitale wachtrij maar op het moment suprême uit de rij geknikkerd werd. En weer achteraan kon sluiten….

Dat gaf de burger moed.

Inwendig begin ik te koken want dit soort berichtgeving is wel erg op het negatieve gericht en daar kan ik slecht tegen. Want de teller voor mij op het scherm liep toch echt af! Met andere woorden, heel veel mensen lukte het wel om erdoor te komen. Ik moest nu alle zeilen bijzetten om de pensionado naast mij weer op te beuren. “Blijf erin geloven Tinus! Kijk naar de teller van de wachtrij, we zitten al (!) op 5076! Dus al die anderen is het al gelukt ja!”

Mijn vriend keek mij aan en dacht vast dat ik niet goed ben.

Maar hij wist ook dat ik op dat moment de enige was die hem kon helpen. Mits het systeem ons er niet uit donderen zou. Dat was nog mijn grootste angst. Want zoals Peter Pannekoek het al zei in zijn oudejaarsconference, de overheid en computerprogramma’s hebben nog niet veel succesverhalen afgeleverd. Tegen twaalf uur stond de teller op 4500 en hij liep nog steeds af. Nu was de dochter van Tinus binnengekomen om mij af te lossen omdat ik naar mijn werk moest. Ik begreep nu ook dat er mensen speciaal vrij voor hadden genomen.

Maar dat is vast niet iedereen gelukt bedacht ik mij!

Want door de corona besmettingen zit de een na de andere bij huis. Anderen zullen dat op moeten vangen. Velen zullen dat accepteren maar vandaag kon dat wel eens betekenen dat je 10 rooitjes mis zou lopen.

Waarmee de zoveelste reden van deze onzinnige manier van geld verdelen bevestigd werd.

De dochter van Tinus moest wel om half twee naar de tandarts maar gelukkig wilde mijn vrouw die een dagje vrij had de dochter weer aflossen. Tijdens het verloop van al die uren werd zelfs mijn optimisme behoorlijk op de proef gesteld en vervloekte ik diegene die dit ‘systeem’ bedacht hadden. Hoe zouden die nu kijken naar al die mensen die zo graag in aanmerking willen komen voor een bedrag waarmee ze geleden leed iets zouden kunnen verzachten? Een bedrag wat totaal een schijntje is van al die miljarden aan inkomsten van het Groningse gas? Lezen ze al die berichten van mensen die uren en uren achter een computer gezeten hebben of in de rij hebben moeten staan voor het Gemeentehuis? Slapen ze nog wel goed?

Ik zou niet meer kunnen slapen.

Tegen drie uur kreeg ik een appje van mijn vrouw: “Het is gelukt! Vraag niet hoe maar het is gelukt!” De collega waar ik mee werkte schrok van de kreet die mij ontglipte. Een kreet van vreugde. Nu is het afwachten of Tinus en al die andere aanvragers krijgen wat ze toekomen, wat hun als een worst voorgehouden is. Ik gun het ze. En ik gun de nieuwe, kersverse regering het inzicht om dit nooit, maar dan ook echt nooit meer op deze manier te organiseren.

Want het is om je dood te schamen!

 

 

 

 

We zitten weer aan de goede kant van het jaar

Terwijl de medewerkers van de Gemeente Oldambt zich een slag in de rondte moeten werken om alle naar buiten gekeilde kerstbomen te versnipperen, bedenk ik mij dat over precies driehonderdeenenvijftig dagen het weer kerst is. De liefhebbers van de kerstdagen zullen vast wel aan het aftellen zijn. Die kijken zuchtend tegen die driehonderdeenenvijftig dagen op zoals mijn vrouw tegen een stapel strijkgoed kan opzien. Waarschijnlijk vinden ze wat troost door nu al na te denken over wat er gegeten gaat worden, wie er op welke dag mag (of moet!) komen en of er nog meer verlichting aangeschaft moet worden.

Ik neig meer naar: ‘Heerlijk, de Feestdagen liggen weer achter ons!’

Zodra we de nacht van 31 december gepasseerd zijn roep ik altijd euforisch om mij heen en naar iedereen die het maar horen wil dat we weer aan de goede kant van het jaar zitten. Vooral als er even een paar zonnige dagen zijn voel, ruik en zie ik het voorjaar en dat maakt mij bijzonder heppie de peppie. Dan krijg ik weer zin in dingen rondom het huis doen, maak ik kluslijstjes of ik bedenk klusjes.

Vervolgens komt het uitstellen.

En voor je het weet is het alweer kerst. Maar goed, het houdt je bezig. Elk nieuw jaar biedt weer nieuwe kansen. Ik heb soms wel eens het idee dat ik in de film Groundhog Day beland ben omdat sommige klusjes te lang blijven liggen. Omdat ze niet uitgevoerd zijn. Dat heeft hoofzakelijk te maken met het feit dat ik niet handig ben. Maar zoals ik al zei, elk jaar biedt weer nieuwe kansen en wat zag ik op reclameborden van een bouwmarkt langs de weg staan?

‘Het is niet scheef. Het is jouw project!’

Kijk, daar hou ik nou van! Dus wie weet ga ik er dit jaar echt voor. Ik heb ook het vermoeden dat in de boosterprik een stofje zit die onhandige mannen zoals ik handiger maakt. Want sinds ik geboosterd ben kan ik een toekomstig projectje even in mijn hoofd visualiseren en zie ik een prachtig eindresultaat. Dat was vóór de prik anders. Dan zag ik wel een resultaat maar geen eindresultaat als je begrijpt wat ik bedoel. Dus door die booster heb ik in ieder geval perspectief voor het nieuwe jaar, een perspectief waar wij met zijn allen zo naar snakken.

Behalve de demonstranten natuurlijk.

Die genieten juist van deze ellende en krijgen zo lekker aandacht. Op de een of andere manier kregen ze dat eerder niet maar dankzij Willem Engel, Thierry Baudet en nieuwkomer Viola Holt krijgen ze dat nu wel. Gelukkig is mijn empathisch vermogen hoog en gun ik ze dat ook. Doe je ding, ga elke zondag ergens rondjes lopen met zijn allen, ga lekker koffiedrinken op een grasveldje, zoek ruzie met het gezag en knuffel je medezusters en broeders zo stevig als je maar kan. En zoek op de andere dagen van je boze leven het internet af om mensen die wel hun verantwoordelijkheid hebben genomen af te zeiken.

Dan ga ik gewoon lekker door met leven want zoals we inmiddels weten kan dat zomaar voorbij zijn.

Wij zijn geboosterd het nieuwe jaar ingegaan terwijl ik vorig jaar nog de hoop had dat de twee prikken genoeg weerstand zouden bieden. We kwamen daarmee nogal bedrogen uit maar dat had natuurlijk te maken met het feit dat nog niemand van de hoed en de rand wist. Het virus was onzichtbaar en openbaarde zich in dood en verderf. Wat we wel weten is dat de prikken die we massaal genomen hebben in ieder geval een hoop ellende voorkomen hebben dus ik blijf mijn mouw opstropen.

Al moet ik vier keer per jaar!

Want de wereld draait door en wij draaien mee. En het zou toch wel heel fijn zijn dat alles weer gewoon open kan zodat we weer eens een terrasje kunnen pakken of een winkel kunnen bezoeken. Dat is voor ons burgers leuk maar helemaal voor al die mensen die daarmee hun boterham verdienen. Ook daarom laat ik mij prikken.

Want ik wil dat er een einde komt aan deze toestand.

Ik wil weer mensen zonder mondkapjes zien zodat ik ze niet straal voorbijloop omdat ik ze niet herkend had. Ik wil weer zien of iemand lacht of ik wil weer mensen zíen praten! Soms, heel soms verlang ik zelfs weer naar die mensen die in hun enthousiasme met consumptie praten waardoor de aerosolen in overvloed over mij heen gestort worden.

Of nee, doe toch maar niet!

Natuurlijk willen we allemaal hetzelfde. Terug naar het normaal en weer verder gaan met ons leven. Terwijl dat leven soms best ingewikkeld kan zijn, dan draait de boel net even te snel en weet je even niet meer of je alles nog wel begrijpt. Zo las ik laatst over een ‘genderreveal-party’. Daar ik opgevoed ben met Twee voor Twaalf zocht ik het op en viel van de ene in de andere verbazing:

Een gender-revealparty is een feest waarbij aanstaande ouders, vrienden en familie uitnodigen om bekend te maken of hun nog ongeboren baby een meisje of een jongentje is. Het wachten is, en dat is geen grap want alles moet tegenwoordig maar kunnen, op een party waarbij je de aanstaande ouders kan volgen bij het máken van de baby! Via een live streaming, net zoals die demonstranten tegenwoordig zich helemaal gek streamen. Die lopen met de GSM in de hand alles te filmen en plempen dat op social media. Grappig feit is dat die GSM een apparaat is wat elke vrijheid tart maar dat vergeten we maar weer snel want we kunnen ook niet meer zonder. Want we leven in de 21ste eeuw met al haar gemakken.

En ongemakken natuurlijk.

Die nemen we dan maar weer voor lief. Het leven is immers geven en nemen. Ons is nu weer een nieuw jaar gegeven en ik hoop van harte dat we daar eens wat bewuster van worden.

Want het is beslist niet vanzelfsprekend!

 

 

 

 

2021, een terugblik

Het scheelde dat ik al de hele week vroege diensten had waardoor ik al voor de wekker wakker was geworden. Ik probeerde in te schatten hoe laat het was maar dat lukte niet want ik had nogal diep geslapen. Dan maar even de wekker checken want ik wilde niet te laat komen op mijn jaarlijkse afspraak.

De afspraak met de man die net zoveel neuzen heeft als het jaar nog dagen!

Half acht. De wekker stond een kwartier later maar ik was nu toch al wakker. Ik sprong uit bed en even later vulde ik de thermoskan met koffie, belegde nog wat overgebleven kerstbroodjes met gerookte zalm en griste de fles Jutterbitter uit het vriesvak. De gebraden rollade, speciaal gebraden omdat hij dat vorig jaar al zo lekker vond, sneed ik in mooie plakken en legde dat in een diepvriesbakje. Dat bakje had eerder nog dienstgedaan bij de plaatselijke Chinees, voor de Babi Pangang.

Een duurzaam bakje dus.

Om dat duurzame een beetje erin te houden besloot ik om lopend, met een gevulde rugtas, richting de Pieter Smit brug te gaan alwaar wij vanmorgen vroeg afgesproken hadden. Net als vorig jaar, alleen was de brug toen nog niet in gebruik. Toen zat de man op de brug helft gezien vanaf Blauwe Stad en ik op de brug helft gezien vanaf de Hoorntjesweg. Die situatie was ontstaan door miscommunicatie tussen ons maar dat is tegenwoordig ook in het dagelijkse leven schering en inslag. We komen om in de communicatiemiddelen maar in plaats van daarvan gebruik te maken communiceren we juist steeds minder.

Steeds vaker zie je mensen zich afsluiten van alles en iedereen om hen heen.

Door de jaren heen is deze man eigenlijk een hele goede vriend geworden. Eigenlijk een allemansvriend want hij loopt elk jaar altijd op deze ene dag dwars door heel het land, op zoek naar mensen die even met hem willen praten.

Even het jaar doornemen wat achter ons ligt.

Terwijl ik over het fietspad naast het Winschoterdiep liep zag ik de brug van verre al liggen, een beeld die over de jaren kenmerkend zal zijn voor de Gemeente Oldambt. Ik had spijt van de winterjas die ik had aangetrokken want het was helemaal niet koud. Na toch nog een klein half uurtje lopen liep ik het fietspad naar de brug op en keek ik hoopvol of ik hem al zag. Ja! Daar stond hij! Zijn rijzige gestalte hing gebogen over de reling van de brug alwaar hij neerkeek over het onder hem door razende verkeer van de A7. De grijze bos haren had hij in een staart en in plaats van de gebruikelijke alpinopet had hij nu een hoed op.

Ik gaf een brul: “Goeiedag eem!”

Hij draaide zich direct naar mij om, spreidde zijn armen en omhelsde me. Ik schrok me dood! Zijn gezicht zag er zo anders uit dat ik hem haast niet herkende. Zelfs zijn baard zag er tiptop en verzorgd uit! “Wat heeft u nou met uw gezicht gedaan?” vroeg ik verbouwereerd, want van die markante, oudere kop was geen sprake meer. Nee, ik zag een jongere versie van mijn vriend en even, heel even, schoot het door mijn hoofd dat deze persoon misschien wel een zoon was van mijn vriend.

Hij zag mijn verbazing en bulderend van het lachen omhelsde hij mij:

“Ja, ja, dat is even schrikken he! Maar wat Dirk Kuyt kan, kan ik ook!”

“Maar hoe kom je aan zo’n nette baard?” vroeg ik, terwijl ik naar hem opkeek want hij was toch echt wel rond de twee meter. Voorheen zat die baard namelijk vol met muizenissen en nu zag hij eruit om door een ringetje te halen. “Ja mooi he! Dat leer ik van een gozer die vlogt, The Bearded Dude. Die geeft allerlei tips hoe je een baard mooi kan houden met allerlei olietjes enzo.”

En weer klonk die bulderende lach waarna een net gepasseerde fietser geschrokken omkeek.

“Kom,” zei ik, “laten we de brug aflopen richting Blauwe Stad. Daar staat een prachtig exemplaar van de Social Sofas. Die hebben ze dit jaar geplaatst, aan beide kanten van de brug.” Bij de bank aangekomen deed de man zijn lange, grijsleren jas uit en legde die op de met mozaïek beklede bankje. “Ik heb ouwe botten en hou de kou liever op afstand.” waarna hij ging zitten.

Ik zette mijn rugtas tussen ons in, schonk de koffie in en deed er een scheut kruidenbitter in.

“En?” vroeg de man. “Hoe is het met jou?” Terwijl hij dat zei keek hij mij recht in de ogen en nam een slok van de koffie. “Goed!” antwoordde ik. “Naar de omstandigheden dan wel te verstaan want we leven momenteel in een rare wereld.” De man knikte instemmend en zuchtte diep. “Nou, dat kun je wel zeggen. In al die jaren dat ik op deze dag rond aan het sjouwen ben, zijn de laatste twee jaren toch wel heel erg bizar..” Dan, ineens wijzend naar boven waar een zilverreiger overvloog en zingend: “Maar de vogels vliegen nog steeds van West- naar Oost- Berlijn, worden niet teruggefloten, ook niet neergeschoten..”

“Klein Orkest. Blijft een wereldnummer!” zeiden we tegelijk en schoten in de lach.

“En wat zijn die zilverreigers toch mooi hè,” zei ik enthousiast, “je ziet ze hier heel veel in de polders.” “Voorheen zag je ze eigenlijk nooit in mijn beleving. Het zal vast wel te maken hebben met dat andere probleem waar we mee te maken hebben, de opwarming van Moeke Aarde.” Mijn gesprekspartner dronk nu in één teug de koffiemok leeg en zei: “Daar ben ik ook bang voor. We zitten op mijn jas op dit mooie bankje maar dat was jaren terug ondenkbaar, dan moest ik de jas tot bovenaan dichtdoen wilde ik mijzelf een beetje warm kunnen houden.”

“Maar deze jutterkoffie helpt daar ook goed bij!” en hij gaf mij een vette knipoog.

Ik schonk opnieuw in en gaf hem de mok terwijl hij een plak rollade aan het eten was. Na een slok koffie nam hij weer het woord: “Nou, vertel grote vriend, hoe was het afgelopen jaar voor jullie? Zijn jullie er nog een beetje zonder kleerscheuren vanaf gekomen?” “Ja, best wel. Terwijl we toch in onze indirecte omgeving mensen verloren hebben door dat kolere virus. En dan lopen er toch nog mensen rond die maar roepen dat het om een griepje gaat!”

“Hoe dan? Er is in mijn hele leven nog nooit iemand gestorven aan een griepje!” zei ik bozig.

“Rustig jongen,” zei de man terwijl hij een arm om mij heen sloeg, “we leven nu eenmaal in een tijd van wantrouwen naar alles en iedereen. Dat zegt meer over die mensen dan over jou dus laat het los.” Natuurlijk had hij gelijk. En ik kan mijn tijd wel beter gebruiken dan mij druk maken over alle problemen in de wereld. Ik kan enkel mijn best doen om wat van het leven te maken in plaats van mij druk maken over dingen waar ik geen verstand van heb.

“Carpe Diem!” brulde ik vanuit mijn tenen.

“Juist!” schreeuwde mijn vriend. “Zo is het!” riep hij lachend en gaf mij een flinke doch vriendschappelijke klap op mijn schouder. “Maar vertel eens, hebben jullie dat plaatjesboek van Historisch Scheemda nog vol gekregen?” “Jazeker,” antwoordde ik, “we hebben zelfs meerdere boeken kunnen vullen voor enkele liefhebbers. Het was ook een superleuke actie van de plaatselijke supermarkt. De eigenaren, de familie Lukens, wilden zo hun 10-jarig jubileum vieren en dat hebben ze geweten want het werd een groot succes!”

“Dat had een verbindingsfactor 10 durf ik wel te zeggen!”

“En we zijn met een soort buggy op Mars geland. Dat ding gaat op zoek naar sporen van leven, hoe gek kun je het toch allemaal maar weer maken!” De mond van de man naast mij viel even open van verbazing. Dat verbaasde mij weer want hij liep toch echt wel wat jaartjes mee maar dit was voor hem dan toch wel een openbaring:

“Mooi,” zei de man, “respect voor het verleden en nieuwsgierig naar de toekomst!”

Ik pakte de rugtas en gaf hem een broodje met zalm. “Nou ja zeg, wat een feest! Is die besmeerd met echte roomboter?” “Ja, natuurlijk, zei ik, “uit respect voor de zalm want dat eten we niet elke dag.” We keken even voor ons uit, richting de brug en ‘het zwanenmeer’. Nadat het broodje op was begon ik enthousiast te vertellen over De Run, de ultraloop die dit jaar toch mocht doorgaan. “Ik heb samen met mijn vrouw een deel van het parcours ‘bewandeld’ en besefte mij toen pas hoeveel inspanning dit gevergd moest hebben van de deelnemers én de organisatie. Honderd kilometer! Enkele jaren terug was het wijlen Hendrik Jan Doornekamp die de 100 nog op klompen liep!”

“Categorie ‘niet lullen maar poetsen’ zeg maar.”

Zijn jullie eigenlijk afgelopen jaar nog op vakantie geweest?” vroeg hij, terwijl hij beide mokken vulde met de gebruikelijke ingrediënten. Ik wilde bezwaar maken maar ach, het is de laatste dag van het jaar en soms moet je de teugels even laten vieren. “Jazeker, we hebben drie heerlijke weken op vakantie kunnen vieren op Terschelling. En geloof mij of niet, we hebben wederom plekken ontdekt en bewandeld waar wij voorheen nooit kwamen. Maar het allerbelangrijkste was de tijd die we weer mochten doorbrengen met mijn ouders!”

“Na een jaar afwezigheid en enkel telefoontjes of facetimen.”

“Dat is hartstikke mooi zeg! Mooi dat jullie elkaar weer hebben kunnen meemaken. Zo hoort het ook!” En ik kreeg opnieuw een forse klap op mijn schouder waarmee hij zijn opmerking kracht bijzette. “Ik hou van dit soort verhalen. Vooral nu, in deze barre tijden dat mensen uit elkaar gedreven worden. We moeten juist verbinden! Net zoals de makers van deze mooie bankjes ooit bedacht hebben!”

“Ja, precies, laten we daarop drinken!” zei ik en vulde twee borrelglaasjes, nu zonder de koffie.

Terwijl we proosten keek ik tersluiks even op mijn horloge: half tien. Ik wist dat ik nog maar even had want mijn vriend moest weer door, juist op deze laatste dag van het jaar. Snel sprak ik verder: “En laten we proosten op iedereen die iets positiefs bijdragen aan de samenleving. Dus niet op die lui die de hele dag op social media zure berichten de wereld in helpen. En ook niet die lui die lulkoek verkopen voor eigen gewin waarmee de polarisatie alleen maar aan het toenemen is. Nee, laten we proosten op de steeds kleinere groep vrijwilligers, de mantelzorgers, de mensen in de Zorg, de hulpverleners, de cultuur en de horeca en iedereen die nu noodgedwongen bij huis zit. Laten we dat wat meer voor ogen hebben in plaats van eigen meninkjes ventileren met gescheld, dreigementen of geweld!”

“Stop het selfieïsme, het egoïsme, het extremisme!”

Ik moest even naar adem happen. De man schraapte zijn keel, nam een slok van de borrel en zei: “Het zit je hoog, hè.” “Laat het los en geniet gewoon van alles om je heen en kijk naar de dingen die je nog wel kan doen. Carpe Diem, weet je nog?!”

Hij had gelijk.

“Maar even wat anders, ik zit toch nog ergens mee.” Toen ik dat zei keek ik hem recht in de ogen. “Wij zijn nu al jaren bevriend maar ik weet uw naam niet eens?” De man glimlachte en antwoordde: “Ik dacht dat je het nooit zou vragen!” “Mijn officiële naam is Bernardus Antonius en mijn roepnaam is Herman.” De eenden en zwanen die verderop druk bezig waren met dobberen en foerageren vielen nu stil.

Net als ik.

“Huh?” antwoordde ik verbaasd. “Dat zijn de namen van mijn Opa en mijn vader!” “Ja, dat klopt. Zij vertelden in vroegere dagen op 31 december altijd over mij, of jullie die man ook gezien hadden. Die man die net zoveel neuzen heeft als het jaar nog dagen! En telkens als ik vandaag in gesprek ga met iemand dan zal mijn naam mee veranderen in de naam van de mensen die mij elk jaar doen voortleven. Zo simpel is het. Niks meer en niks minder!”

Ineens stond hij op, griste zijn jas van de bank en gooide hem over zijn arm. Met de andere hand pakte hij nog een broodje zalm uit mijn rugzak en stopte die in zijn jaszak:

“Voor onderweg!”

We schudden elkaar krachtig de hand. Hij draaide zich om en liep weg. Nadat hij slechts nog een stipje was aan de horizon liep ik ook weer naar huis. Iets zwalkend van de drank maar ach:

Carpe Diem!

Wij wensen iedereen een heel gelukkig en vooral vriendelijk en gezond Nieuwjaar!

Janet & Arjen

 

 

 

 

Actieve Kerstherinneringen

De dagen vóór kerst zijn eigenlijk best wel zwaar. Want er moet een hoop georganiseerd worden alvorens we de vrede op Aarde kunnen vieren. Dat is in beide gevallen nog steeds een strijd helaas. Natuurlijk kun je al weken van tevoren voorbereidingen treffen want de supermarkten puilen uit met vacuümgetrokken carpaccio ‘s, Gravad lax’, varkenshazen en rollades. En de vriesvakken puilen uit van de zoetigheden zoals omeletten Sibérienne, Tiramisu’s, kerstboomstammetjes of Cassata bombes. 

We leven niet mét maar ín de Hoorn des Overvloeds! 

Vooral nu, in deze tijden, verlangen we naar vrede, naar rust in de tent. We zijn al die onrust in de maatschappij zat en verlangen naar de tijden dat we normaal met elkaar omgingen. Misschien wel naar de tijden toen geluk nog gewoon was.  

De nieuwe regering krijgt het druk. 

Die kunnen dan eindelijk, net als de meeste burgers al jaren doen, aan het werk gaan! Want dit land heeft een schop voor de kont nodig. Maar dan moeten die politici wel eerst hun eigen ‘selfies’ een schop geven. Normaal een taak voor de kiezer maar aangezien de kiezers momenteel ook het spoor bijster zijn moeten de kersverse politici eerst maar even bij zichzelf te rade gaan.  

Persoonlijk ben ik voorstander van een verbod op verschijnen in televisieprogramma’s.  

Ze mogen pas hun zegje komen doen op de TV wanneer ze echt wat te melden hebben of een crisis opgelost hebben. Oh ja, en ze mogen niet meer Tweetjes de wereld insturen. Het is hier verdomme geen Amerika! Als je wat te vertellen hebt dan moet het ten eerste iets zinnigs zijn en ten tweede breng je dat naar buiten via de reguliere weg: de Journaals op radio en TV zodat iedereen het horen kan. En die lui in de oppositie moeten een cursus volgen, de cursus omgangsvormen. Misschien dat ze het dan eindelijk weer eens over de inhoud kunnen hebben in plaats van domme oneliners de wereld in helpen. 

Neem je kiezers serieus!  

Ik hoop dat het verstand gaat regeren en dat het eigenbelang naar achteren geschoven zal worden. Samen de schouders eronder zetten, met een duidelijke koers en geen afleidende gedoetjes. En schrijf dingen op!  

Dat scheelt momenten van niet actieve herinneringen! 

Zalig kerstfeest. Sorry van voorgaande want daar zit niemand op te wachten. Vooral niet op Tweede Kerstdag. Lang geleden was ik niet zo met dit soort gedachten bezig. Ik was toen nog gewoon een kind en volgens mijn actieve herinneringen was ik best wel gelukkig. Ondanks dat er bij ons thuis geen kerstboom in de kamer stond. Maar ik kan mij ook niet herinneren dat ik daar iets traumatisch aan overgehouden heb. Een vriendje van mij had er wel altijd een thuis staan. Een den. Hij was daar altijd heel trots op, vooral omdat zij echte kaarsjes gebruikten maar ik kon er niet echt opgewonden van raken. 

Ik heb ook geen actieve herinneringen aan kerstpakketten. 

Terwijl ik er afgelopen week al drie heb gehad! Drie! Over Hoorn des Overvloeds gesproken! Maar ik ben er niet mee opgegroeid en had er daarom waarschijnlijk ook niet veel mee. Wel moest ik altijd lachen om de teleurstelling van sommige collega’s als het pakket tegenviel. Dat vond ik wel humor, vooral omdat ze in september er al over begonnen:  

“Ik ben benieuwd wat we dit jaar krijgen..”  

Een van de kerstpakketten heb ik al aangebroken: de zak chips, de popcorn en de schuimblokken zijn al op. Verder vond ik in een ander pakket, tussen de houtkrullen, een snijplank, enkele soorten pasta’s, potten Italiaanse saus en enkele kaarsen. 

Vooral de kaarsen deden het goed bij mijn vrouw! 

We hadden vroeger wel een kerststal. Die had dat vriendje dan weer niet. Het zal wel iets te maken gehad hebben met wel of niet kerks zijn, geen idee eigenlijk. Maar de herinneringen aan die kerstdagen van toen zijn goed. Vooral kerstavond. Want dan gingen we naar de nachtmis en zat de kerk vol met mensen die je voorheen eigenlijk nooit in de kerk zag. Dat snapte ik wel want ik vond de (verplichte) bezoekjes aan de kerk vreselijk saai.  

Maar na de Nachtmis was het altijd gezellig.  

Dan stond iedereen in en buiten de kerk gezellig met elkaar te praten en wij, de kinderen van al deze nachtbrakers, renden er vrolijk tussendoor. En we wisten dat er dan nog iets op het programma stond, namelijk een ‘rijk’ gevulde broodtafel. Het brood bestond uit maar liefst twee soorten: wit of bruin gesneden. Het woord ‘afbakbroodjes’ was toen namelijk nog niet opgenomen in de Dikke van Dale. Maar er was wel een Kersttulband, met spijs. De kunst (of het geklieder..) was om dan om de spijs heen te eten, de laatste hap was de beloning. Echte amandelspijs, dus niet die witte bonen spijs van tegenwoordig waarvan je direct het maagzuur krijgt. En er waren vleeswaren! Dat was best wel bijzonder want dat kregen we zelden.  

Het kerstdiner bestond normaliter uit haas of, bij gebrek aan konijn, uit kip. 

Dat hing van de vangst af van de plaatselijke jagers. Ik heb ook wel eens fazant voorbij zien komen. Zo herinner ik mij nog een verhaal dat mijn vader ’s morgensvroeg een fazant onder de auto kreeg. Hij stopte, liep terug naar het slachtoffer en verloste het dier uit zijn lijden. Daarna werd het onfortuinlijke dier in de auto gelegd en mee naar huis genomen. Van de grotere veren maakten wij dan weer een mooie pen of we zetten ze ter decoratie in een flesje op onze slaapkamer. 

Alle hierboven genoemde dieren hadden wel het Beter Leven Keurmerk met tien sterren! 

Die leefden net als wij in mooie tijden. Mooie maar magere tijden. Maar we hadden niets te klagen hoor. Mijn moeder was creatief genoeg en dat kwam ook doordat we op een eiland woonden. Zo aten we regelmatig gebakken schol of tong, wentelteefjes van oud brood of balkenbrij. Of ze bakte de allerkleinste aardappeltjes in de schil, met spekjes. Of we kregen (opgebakken) kliekjes. 

Ik denk dat wij vanavond gezellig gaan klieken. 

Met een mooi kaarsje naast het bord. 

Ze gingen hard, ontroerend hard

Nooit keek ik. Het interesseerde mij niet. Het was denk ik hetzelfde zoals anti-voetballers het altijd zo ‘gevat’ zeggen: “Ik ga niet kijken naar een stelletje volwassen kerels die een beetje dom achter een balletje aan lopen rennen.’’ Of deze: “Hebben ze ḿ eindelijk, schoppen ze ḿ weer weg!” Als voetballiefhebber vond ik dat altijd domme antwoorden maar die dommigheid begon ik zelf ook te verkondigen als het om schaatsen ging. Vroeger vond ik schaatsen nog wel leuk maar sinds ze elke week schaatsen uitzenden was ik er ineens klaar mee. Vooral met de voor- en de nabeschouwingen.

“Een beetje dom rondjes schaatsen.” zei ik dan tegen mijn omgeving.

“En altijd maar dezelfde kant op! En wat valt er dan nog over te praten…We zien toch dat ze een rondje schaatsen? En ook in welke tijd, toch?” Ja, mijn vooroordelen gooide ik zó op tafel voor wie het maar horen wilde. “En ze hebben elke week wel een kampioenschap, inclusief de ‘omdat het zo lekker bekt’ termen als ‘Koninginne- of Koningsritten’.

Ja, ik zat er lekker in…

Inmiddels ben ik een stuk milder geworden. Dat komt absoluut door het feit dat verstand met de jaren komt. Want wie ben ik om hierover te oordelen? Ik hoef er namelijk niet naar te kijken toch? En wat zong de band Doe Maar ook alweer hierover?

‘Er zit een knop op je TV, die helpt je zo uit de puree. Druk ‘m in en ga maar mee, de bloemen buiten zetten’

En zo is het natuurlijk ook. Er is genoeg ander tijdverdrijf te vinden en voor ieder wat wils. Daarom keek ik denk ik ook nooit naar de Formule 1 races. Mijn (voor)oordeel was dat ik het tijdverspilling vond. Om mij heen hoorde ik liefhebbers erover praten of met de dag enthousiaster worden wanneer het bijna zondag was. Daags ervoor begon het al. Dan hoorde ik mensen om mij heen over wat voor circuit het was, hoeveel bochten het had en wie er op pole position vertrekken mocht. Oh ja, en telkens dat ge-emmer over op welke banden er gereden moest worden!

“4- seizoenen banden,” zei ik, “dan ben je overal van af!”

Zó grappig! Maar deze sport werd steeds meer serieuzer genomen en kreeg fanatieke aanhangers. Die gingen ver, soms bleven ze er zelfs voor wakker! Of ze kleden zich in F1 tenue, sloten deuren en gordijnen en waren voor niemand bereikbaar. Met F1 merchandise voor zich op tafel! Maar ook de dames onder ons konden een woordje meepraten als het om de Formule 1 ging en dat zag je bij de voetballiefhebbers toch wel wat minder.

Daarom kennen ze in de F1 scene de term ‘hooligans’ niet.

Bij voetbal zit er gewoon te veel testosteron op de tribunes. Veel vrouwen vinden (mannen)voetbal niks aan en daarom moeten de mannetjes hun mannelijkheid wel tonen door ontblote bovenlichamen en veel bronstig gebrul. Sommigen gebruiken daar dan ook nog buitensporig geweld bij maar dat komt omdat ze te kleine piemels hebben.

Wie het kleine niet eert is het grote ook niet weerd..

Maar het had natuurlijk ook te maken met het feit dat er een Nederlander aan meedeed en die reed zijn rondjes best wel goed. Maakten we vroeger nog grapjes over vader Jos die regelmatig in de grindbak parkeerde, zijn zoon Max had toch meer controle. En als ‘wij’ iets goeds doen op sportgebied komt het chauvinisme om de hoek kijken en kleuren de tribunes vanzelf oranje.

Tot vorige week zondag keek ik dus nooit.

Ik kreeg kippenvel van de oranje gekleurde tribunes op het circuit van Abu Dhabi en moest erkennen dat het mij toch wel wat deed. Aan de praatjes die in de studio gevoerd werden voelde ik toch een zekere spanning maar ik bleef alert. Want ik had mij voorgenomen dat zodra ze het zouden hebben over de Koningsrit, ik de televisie direct zou uitgooien om weer over te gaan tot de orde van de dag. Mijn vrouw kwam thuis van een boodschapje en was verbaasd dat ik op de bank zat en de TV aan had. “Dat doet hij anders nooit..”. Ik had zelfs de wekker gezet, had een nachtdienst achter de rug, zodat ik alles mee zou krijgen. “Ach ja,” zei ik, het moest er maar eens van komen dacht ik zo..” Ze legde gauw de boodschappen weg en kwam erbij zitten.

“Gezellig!”

Eigenlijk wilde ik vragen of ze niet iets moest bakken want ik had de ingrediënten voor een lekker baksel wel zien liggen op het aanrecht. Toch besloot ik maar niets te zeggen en quasi geconcentreerd keek ik naar raceautootjes die met de daarbij behorende herrie rondjes reden. Meer was het eigenlijk niet. De dame naast mij op de tribune vroeg zo nu en dan hoe het zat maar ik wist het niet en maakte mij eraf met:

“Schat, ik heb geen idee!”.

Na rondje 35 kreeg ik een beetje in de gaten hoe het nu zat met die banden. Ondertussen had ik op mijn telefoon Translate bijgezet want er werden veel dingen geduid in het Engels. Bij ronde 42 (denk ik) kreeg ik een mentaal dipje en besloot ik even horizontaal de binnenkant van mijn ogen te bekijken, de weerslag van nachtdiensten. Maar ik werd weer wakker van enige consternatie op de TV én die vrouw die naast mij op de tribune zat.

Er was iets met een safetycar of zo.

Nadat ik mijn bril weer opgezet had zag ik dat het om de laatste ronde ging. En Hamilton reed nog vooraan, Verstappen erachter. Net zoals de twee uur daarvoor. Toen verdween ineens die safetycar en zag ik hoe Max met minimale ruimte Lewis voorbijging.

Binnen enkele seconden waren de rollen omgedraaid!

De euforie op TV nadat Verstappen als winnaar over de finish gegaan was kwam met donderend geweld onze huiskamer binnen. Mijn vrouw zat te gillen, ik voelde nattigheid uit mijn ogen komen en mijn vader belde om te vertellen dat Max Verstappen de F1 gewonnen had.

Ik liep neuriënd naar de keuken om het eten voor te bereiden:

‘Wij houden van Oraaaaaaaaanje’

Niet alles is wat het lijkt

“Het opvoeden van mijn vier kinderen thuis is makkelijker dan leidinggeven aan deze vergadering!” Aldus Ockje Tellegen, Voorzitter van een Kamervergadering over emancipatie, na enig soebatten over wie het woord had (en mocht hebben). “Het lijkt wel een kleuterklas!”

Die ene zin omvatte alles hoe de burgers momenteel denken over politiek Den Haag!

Want het is een zooitje hoe ze met elkaar omgaan. En de vergelijking met een kleuterklas is zelfs een belediging voor alle kleuters in dit land. Man, man, man, ik blijf mij telkens maar weer verbazen wat ik lees of zie in de media. Het lijkt wel alsof sommigen continue bezig zijn met het zoeken naar quotes om aandacht te genereren. Deze Voorzitter maakte korte metten met al die ego’s. Even tot de orde van de dag en kappen met die grote bekken!

En doen waarvoor je gekozen bent!

Zo vlak voor het kerstreces vond ik dit wel een mooie afsluiting van het jaar. Zo kunnen ze onder de kerstboom eens goed gaan nadenken. En dan hoop ik dat ze gaan beseffen dat ze als volksvertegenwoordigers het volk vertegenwoordigen. Op een beschaafde manier. Wees een voorbeeld voor de kiezer en laat zien dat we in een democratie leven. Dus zonder dreigementen, scheldpartijen of provocaties. Misschien heeft dat dan wel zijn weerslag in de samenleving en winnen ze daarmee terug wat wij al enkele jaren kwijt zijn in dit land:

Vertrouwen.

Want daar komen we verder mee. Hier in huis hebben we binnenkort ook kerstreces, om precies te zijn duurt dat maar liefst twee dagen, Eerste en Tweede Kerstdag. Het politieke reces duurt drie weken want ja, verschil moet er zijn denk ik dan maar zo. Ik vind het prima maar blijf wel gewoon het land regeren want de samenleving draait gewoon door. Die kun je echt niet stilzetten.

Zoals Tita en Tika Tovenaar dat konden…

Maar dat was fake, nep. Sprookjes. Ik zeg het er maar even bij want we leven in een tijd dat nep nieuws aan de orde van de dag is. Ook hier zie je vaak dat het gaat om meninkjes van personen die zo hun aandacht weten te krijgen. Meninkjes die ver staan van de werkelijkheid en absoluut niet gebaseerd zijn op feiten. Dit soort mensen werden vroeger geholpen door deskundigen maar sinds alle bezuinigingen in de afgelopen decennia is die hulp er niet meer. Wegbezuinigd. Maar het internet is een dankbaar podium en daarmee bereiken ze weer mensen die daar gevoelig voor zijn. Hierdoor ontstaat er een soort van ‘achterban’ en die doen er ook weer alles aan om aandacht te krijgen voor hun gedachtengoed, steeds vaker kwaadschiks dan goedschiks.

En dat is weer voer voor de media.

Want de programma’s moeten gevuld worden. Dat is voor mij al een reden om niet meer naar die talkshows te kijken. Ik zit niet te wachten op gasten die allemaal een plasje willen doen over een onderwerp waar ze nooit voor opgeleid zijn geweest. Geef ze alleen een podium over hun eigen expertises. En nodig niet mensen uit die een platform zoeken voor hun eigen onzin want dan ben je alleen maar bezig met sensatie en achterklap. En ja, we worden in dit land misschien steeds goedgeloviger. Ik durf te wedden dat als ik zeg dat wij een kunstboom hebben, er mensen in dit land zijn die dat zullen ontkennen. Net zoals ik laatst mensen in korte broek zag rondlopen. Dat zijn de zogenaamde ‘Seizoen-ontkenners’. Die bepalen zelf wel wanneer het lente, zomer, herfst of winter is. Je hoeft ook niet te proberen ze duidelijk te maken dat het KNMI toch hele andere dingen zegt. Heeft totaal geen zin en is verspilde moeite.

En als Piet Paulusma zegt dat we een horrorwinter krijgen schieten ze een lachstuip!

Dat snap ik dan wel weer want Piet kondigt elk jaar een horrorwinter aan. Het begint onderhand een klucht te worden en niemand grijpt in. We hadden ooit ‘Rokjesdag’, bedacht door wijlen Martin Bril. Daarvan wist je dat die dag zou komen want er was altijd wel één mooie, warme dag in de zomermaanden. Gewoon humor in combinatie met de sierlijkheden van een vrouw. Maar bij Piet is het anders. Hij heeft schaats-ijs in zijn aderen en hij had het liefst elf kinderen op de wereld gezet en ze de namen gegeven van de Elf Steden.

Fake, het is allemaal fake en ver van de realiteit.

Want het klimaat doet niet meer wat wij in het verleden mee hebben gemaakt. Wij hebben zo’n hoge levenstandaard dat we de krachten van de natuur aan het uitputten zijn. Daar doen we allemaal aan mee, gewild en ongewild. En in sentimentele buien denken we terug aan de lange, ijskoude winters want die zijn tot de verbeelding gaan spreken. Door reclamefilmpjes van vrolijke mensen in de sneeuw, winkelkarretjes die besneeuwd op een parkeerplaats achtergelaten zijn (…) en hele gezellige, lieve en mooie mensen die aan een rijk gevulde kersttafel zitten.

Alles wordt geromantiseerd.

Zelf denk ik ook nog vaak aan die heerlijke schaatstochten in mijn jonge jaren maar mijn verstand weet dat we dat nauwelijks nog gaan meemaken. En de meerderheid van de bevolking weet dat. Die gebruiken gewoon hun nuchterheid en combineren dat met gezond verstand. Die willen niet leven in een kleuterklas en doen gewoon waar ze goed in zijn. En de ene is beter dan de andere maar ook dat hoort erbij.

Realiteitszin.

Bij ons thuis heeft mijn geliefde de boel weer wat kleur gegeven. Nadat de Sint met zijn Pieten weer huiswaarts gekeerd was, werd de kerstboom weer van zolder gehaald. Inclusief alle accessoires natuurlijk maar niet overdreven. De verlichte ster voor het raam is ze vergeten denk ik maar ik zeg niks.

Dat was ín huis.

Afgelopen zaterdag werd de buitenboel aangepakt. Licht in de duisternis maar niet zo dat het vliegverkeer het zou verwarren met een landingsbaan. En ja.
Onze kerstboom is zwart. En nep.

Maar hij lijkt wel op een kerstboom! Met ballen. Een boom met ballen.

Net als Ockje!

 

Verjarende verleidingen

Sinds gisteren zijn mijn vrouw en ik weer even oud. Dat is elk jaar weer hetzelfde liedje. Om precies te zijn duurt deze verjaar-pret 35 dagen. Daarna ben ik weer een jaar ouder. Vorige week begon ze al te plannen, hoe de verjaardag te vieren. Want ook dit jaar zal het anders moeten dan normaal. De visites moesten maar in etappes komen besloten we. Nu was dat geen hogere wiskunde hoor, onze verjaardagen vieren wij over het algemeen in bescheiden kring. Sterker nog, ik vier mijn verjaardag het liefst niet. Maar de dame hier in huis van middelbare leeftijd wel. Lekker koffie drinken, gebakje, klessebessen, wijntje, hapje en lekker klessebessen. 

Gezellig!

Een verjaardag geheel volgens de regels van het RIVM werd het. Aangezien ik de ober was deze dag, de jarige hoeft natuurlijk niets te doen, vond ik dat wel prettig. Zo kon ik de situatie goed overzien, kon ik op mijn gemak de cappuccino’s maken of de leverworst snijden en eventueel zijdelings mee doen aan het gesprek. Zijdelings, want sommigen praten meer dan Hugo en Mark samen op een persconferentie. Een goed verstaander weet precies wat ik bedoel maar in het kader van de emancipatie van de mens ga ik het hier niet uitleggen want tegenwoordig leven we met heel veel korte lontjes.

En zwijgen is goud.

Omdat ik mijn verjaardag toch niet ga vieren hadden we besloten om de plaatselijke bakker te sponsoren door daar het gebak te gaan bestellen. Want zij kreeg mijn budget. Normaal gesproken wil zij het liefst zelf bakken maar ja, na een week werken moet je soms ook even makkelijk doen. De gedachte alleen al aan die gebakjes van de bakker deed mij al lichtjes kwijlen want ik ben een behoorlijke zoetekauw. Dus dikke prima, ik was allang blij dat zij zich erbij neergelegd had dat ik mijn verjaardag niet vier. Want eigenlijk vindt ze dat helemaal niet leuk. 

Dat is ongezellig. 

En dat zit niet in haar systeem, ongezellig. Wel in de mijne tot haar (soms) grote ergernis. Ik ben denk ik nog wel eens een bietsie cynisch. Zij is bijvoorbeeld nu al met de kerstdagen bezig en ik juist met de dagen erna. Dat iedereen weer zegt ‘blij te zijn dat het weer achter de rug is’ of dat men klaagt over ‘al dat gevreet’ en ‘volgend jaar doen we het anders’. 

Tegen de tijd dat de volgende kerstdagen zich melden zijn de meesten dat alweer vergeten.

Nu liggen de feestdagen nog voor ons en vandaag vieren we de verjaardag van Sinterklaas en zijn Pieten. Ik hoop oprecht dat het voor alle kinderen een echt gezellig avondje wordt, met heel veel rijmpjes, leuke cadeautjes en, niet geheel onbelangrijk, aandacht voor elkaar. Dus niet alle remmen los en graai je pakjes á la Black Friday maar een gezellige familieavond met vrolijkheid, pepernoten en warme chocolademelk met heel veel slagroom. 

Voor de warme herinneringen voor later.

Wij kregen ook een cadeautje. Een kraskaart van mijn schoonvader, de zogenaamde ‘december-kalender’. Die gaf mijn schoonmoeder ons altijd maar nu zij er (helaas) niet meer is heeft hij die taak op zich genomen. De komende dagen en weken gaan we dus elke dag krassen. Goed voor de hebzucht zegt mijn donkere kant dan weer. Sorry. Maar misschien lees ik wel teveel de kranten en kan ik sommige dingen niet rijmen.

Terwijl ik juist zo van rijmen hou.

Zo las ik van de week dat de helft van de Nederlandse bevolking het financieel krap heeft. En hoorde ik een discussie op de radio over het feit dat gokken tegenwoordig gelegaliseerd is. Ik had daar geen idee van want ik gok eigenlijk nooit en doe ook niet mee aan loterijen. De laatste loterij waar ik aan meegedaan had was nog in mijn jeugdjaren op Terschelling. De plaatselijke verenigingen hielden een keer per jaar een soort van bazaar mét Rad van Fortuin. Zo konden ze de kas van de club een beetje spekken. Ik kreeg dan een paar gulden van mijn ouders en kocht daarvan lootjes. 

En won dan een slagroomtaart of een rollade.

Eén keer won ik een behoorlijke grote knuffelbeer waarna ik direct achterna gezeten werd door een paar plaatselijke zwangere dames. Of ik de beer niet aan een van hun wilde geven. Voor de ongeborene. Achteraf had ik ze gewoon moeten laten opbieden zodat ik van dat geld nog meer lootjes had kunnen kopen maar nee, ik vond, als rondrennende puber in wording, de beer eigenlijk zelf ook wel leuk. Dus mocht het kind wat zonder beer moest opgroeien zich hierin herkennen: Sorry!

Later begon de beer een loopbaan als mascotte van het plaatselijke shantykoor.

Maar ik wist niet dat het gokken gelegaliseerd was. Ik kwam er pas achter nadat ik reclames voorbij zag komen waarin we verleidt worden om een gokje te wagen. Gokje ja, ze gebruiken expliciet een verkleinwoordje voor iets wat enorme grote problemen kan gaan opleveren. Net zoals rokers graag een ‘sigaretje’ of een ‘peukje’ gaan roken, of dat een alcohol liefhebber een ‘glaasje’ drinkt. 

Wat die glaasjes betreft doen we het ‘goed’: we zitten in de Top Tien van vaakst dronken volkeren..

Het gokken is nu nóg toegankelijker gemaakt. Of beter gezegd, wat krom is hebben ze recht gemaakt. Als roker moet je tegenwoordig echt nog je best doen om aan rookwaren te komen én een goed gevulde portemonnee hebben. Daarnaast ben je haast een paria want ja, roken is zó jaren ’60 en op steeds meer plekken wordt het geweerd.

Maar net als de bazaar spekte de roker een instantie.

In dit geval De Staatskas. En nu steeds meer rokers de pijp aan Maarten geven viel die Staatskas behoorlijk af. Dus ja, het legaliseren van gokken is gewoon een verkapte manier om weer een hoop geld te genereren en dat noemen we dan heel mooi ‘kansspelbelasting.’

En is de cirkel weer rond.

Wedden dat er straks ook suikerbelasting ingevoerd gaat worden? Dan heb ik een probleem want zoals ik al schreef hou ik van zoet.

Want wie zoet is krijgt lekkers!

Pijnpuntjes

Ruim een week geleden wist ik al waar ik zou eindigen: in de tandartsstoel. Een van mijn kiezen klopte vol verwachting met oplopende regelmaat tegen mijn zenuw aan. De ene na de andere pijnstiller zorgde ervoor dat het enigszins te dragen was maar het was natuurlijk een doekje voor het bloeden. En voor de spijt. Die spijt drukte nog eens extra in die zenuw want ik had al veel eerder naar de tandarts én de mondhygiënist moeten gaan. 

Zoals ik dat altijd keurig twee keer per jaar deed. 

Niet omdat ik het zo fijn vind maar omdat het mijn verantwoording is. En omdat de boel nu eenmaal onderhoud nodig heeft om klachten te voorkomen. Maar ik doe het ook voor de mensen om mij heen, dat wanneer ik mijn tanden ontbloot zij niet van het uitzicht of de stank over hun nek gaan. 

Maar door de ‘Coronings’ liep mijn hele schema in de soep.

Want door de huidige omstandigheden draait alles een paar tandjes langzamer. Door ziekte op de werkvloer of door de (tijdelijke!) beperkingen die ons opgelegd zijn. Nu denken sommige mensen dat je dan gewoon een blik personeel opentrekt zodat ons snelle leventje gewoon door kan gaan maar helaas, dat is een sprookje. Overal zijn personeelstekorten. Door de afbraak vanuit Den Haag wat al jaren geleden ingezet werd, door de huidige omstandigheden maar ook doordat niet elk baantje zomaar geaccepteerd wordt. 

Zoals bijvoorbeeld werken in de ziekenhuizen.

Daar wil je ook niet werken want de kans dat je een grote bek krijgt is groter dan dat je loonsverhoging of een compliment krijgt. En die grote bekken verleggen met de dag hun grenzen want ook de Huisarts is tegenwoordig een gewilde plek om even lekker je ongenoegen te uiten, net als in de supermarkt of in een horecagelegenheid. Maar dit zet natuurlijk een negativiteit op gang die ons in de toekomst nog meer problemen zal gaan bezorgen. 

Problemen die erger zijn dan kiespijn!

Hoe moeilijk is het nou eigenlijk? Niet toch? Het is een kwestie van rekening houden met elkaar. Helaas kan dat niet zonder regeltjes en ik begrijp dan ook niet de weerstand ertegen. Zo bedacht ik mij laatst dat ik elke maand 145 euro betaal aan een zorgverlener terwijl ik, gelukkig, haast geen zorg nodig heb. Oké, nu effe omdat ik klagende kiezen heb maar verder valt het wel mee. En ik betaal graag die 145 euro zodat ik meebetaal aan de zorg van anderen die minder gelukkig zijn wat de gezondheid betreft.  

Gedeelde smart…

Maar het is crisis op de werkvloeren. Zo las ik van de week dat het personeel van de Hema op Terschelling van ‘de Wal’ afkomt. Die pakken s ’morgens de eerste boot, doen hun kunstje tussen de worsten en alle andere artikelen en varen dan weer naar huis. En zo zag ik ook al eens de postbode op de boot naar het eiland gaan. 

Aan de andere kant….

Waarom ook niet. Aan ‘de Wal’ gaat menigeen met de trein of auto naar het werk en die hebben relatief gezien dezelfde reistijden. Vooral in de Randstad mag je er wel wat tijd voor uittrekken. Maar op het eiland wonen gewoon te weinig mensen waardoor er handen tekortkomen. En je vestigen op het eiland is ook niet zo makkelijk: er is te weinig woonruimte en als je er wat vindt betaal je de hoofdprijs.

Maar daar hebben we landelijk last van. 

In verhouding geeft dat meer last dan kiespijn. Ik hou er normaal gesproken niet van om in slachtofferrol te vallen of naar anderen te wijzen maar doordat die kies op mijn zenuwen aan het werken was, doe ik het lekker toch. En voordat de vrouwelijke lezers van dit stukje smalend over mij heen gaan vallen omdat zij mij een dikke aansteller vinden want wij mannen ervaren kwaaltjes altijd als tien keer erger, dan is mijn antwoord; Ja, het is tien keer erger! 

En ja! Ik was heel zielig! 

Vooral omdat ik wist dat ik nu weer genomineerd was voor een wortelkanaalbehandeling. Die heb ik al eerder mogen ondergaan. Vroeger, toen ik nog niet tegen dit soort problemen aanliep, hoorde ik wel eens mensen om mij heen over deze behandelingen.

Het moest iets afschrikwekkends zijn.

Althans, dat zag ik aan de gezichten van de boodschappers. Ik nam mij voor nooit maar dan ook nooit aan een wortelkanaalbehandeling te beginnen. En ik rookte al, ook in gezelschap van wat alcohol dus ik had wel wat anders aan mijn hoofd. Maar ja, dan gaan de jaren voorbij en merk je dat naast je lichaam ook enkele onderdelen van dat lichaam wat gebreken beginnen te vertonen. Door slijtage natuurlijk! Dat gebit van mij heeft al heel wat voedsel moeten verwerken in de loop der jaren waardoor het ook wel logisch is. Inclusief de snoepjes die eigenlijk voor de kinderen bestemd waren…

Maar daar betaal ik dus nu mijn tol voor.  

Afgelopen donderdag moest ik mij melden bij de tandarts en nadat ik in de stoel lag probeerde ik wanhopig nog een stukje lente te vinden in de ogen van zijn assistente maar helaas, ze waren onverbiddelijk in hun oordeel:

Ik had eerder aan de bel moeten trekken!

En ook beter onderhoud moeten uitvoeren. In mijn hoofd beloofde ik plechtig dat ik beter mijn best zou doen. Dat kon ook niet anders want er zaten enkele vingers, een slurppijpje en een boor in mijn mond. Het felle lampje boven op het hoofd van de tandarts leek ineens op dat witte licht wat mensen wel eens zien wanneer ze bijna overgaan naar een andere dimensie. 

Gelukkig flitste niet mijn hele leven voorbij.

Snel sloot ik mijn ogen en dacht aan leuke dingen. Dat lukte redelijk want ik voelde toch niks door de verdoving. Ik hoorde wel alles. Ik hoorde het vakjargon tussen tandarts en assistente maar ook de diepboringen in de spelonken van mijn kaak en het doorzagen van de zéér geïrriteerde wortel van mijn sneue kies.

Eind december gaan ze het afmaken.

Ik verheug mij er nu al op.

Het Selfie-tijdperk

Zal ik het vragen aan de Sint? Of krijg ik dan de kous op de kop? Dat hij gierend van het lachen zichzelf afvraagt of ik het nog wel een beetje op orde heb tussen mijn oren. Nu weet ik ook wel dat we in dit land steeds gekker zijn gaan doen. Dat we niet meer precies weten hoe we ons moeten gedragen. Dat we steeds gekkere dingen bedenken omdat we een vervelend en verwend volkje aan het worden zijn. 

Dat we onszelf boven de andere stellen en ook alles beter weten. 

Dit komt niet uit de lucht vallen maar dat is zo gegroeid. Je kunt wel zeggen dat het uit noodzaak geboren is omdat ooit het gezin de hoeksteen van de samenleving was.

Ooit.

Dat is niet meer zo, net zoals ‘Het Land van Ooit’. Waarschijnlijk beide té oubollig. Het gezin begrijp ik dan nog wel want we scheiden tegenwoordig sneller dan dat we trouwen. En ja, wie zit er nog te wachten op theatrale riddergevechten of op de avonturen van de Baron en de Barones van Ooit, zeer creatief tot de verbeelding gebracht door fantastische actrices en acteurs?

Slechts het kind van de rekening.

Maar het leven werd ook duurder. Door afbraak van sociale zekerheden maar ook doordat we zelf steeds meer gingen consumeren, aangespoord door de commercie. Deze laatste leerde ons te consumeren. De markt breidde zich uit en iets kopen werd nog nooit zo makkelijk. Vanaf de bank bestelden we containers vol met spullen waar wij gelukkig van werden. 

Althans, dat werd ons voorgehouden.

Dat we het geluk konden kopen. Maar inmiddels zijn we erachter dat we hier over het algemeen met een fopspeen te maken hebben. Het meeste spul wat we binnenhalen geeft een klein genotsmomentje maar daar blijft het meestal bij. Dat zagen we terug na de eerste ellende die de pandemie met zich meebracht. We ‘ontdekten’ ineens weer dat ‘het toch weer de kleine dingen zijn die het doen’. Een wandeling door bos, duin of polder met de kinderen.

Die ontdekking duurde maar even.

Want het mag natuurlijk niet te lang duren. Dat recht (!) hebben we tegenwoordig vinden sommige mensen onder ons. We willen alles zelf bepalen want wij weten het beter. En als je dat niet zint dan heb jij een probleem en ik niet! Het is vergelijkbaar met hoe mijn generatie werd opgevoed: je waagde het niet om je te verzetten tegen je ouders. Maar je wist dat er achter die strengheid wel een soort rechtvaardigheidsgevoel zat waardoor je het grotendeels wel pikte.

Met zo nu en dan een uitbarsting maar die was te pareren.

Maar we veranderden door alle omstandigheden van een sociale samenleving in een individuele samenleving. Het individu staat bóven de samenleving. ‘Het is mijn leven dus ik bepaal!’ Gekscherend zou je kunnen zeggen dat we in het tijdperk van het Selfie-isme zijn beland. Dat komt deels door de welvaart waarin we leven en deels door hoe de politiek ons in de afgelopen decennia deze kant opgeduwd heeft.

Onder de noemer van het zogenaamde zelfbeschikkingsrecht.

Mooie ontwikkelingen alleen schieten sommigen erin door. Die kunnen niet omgaan met deze vorm van vrijheid. We zien steeds vaker excessen. Kijk maar naar afgelopen vrijdagavond toen Rotterdam in brand werd gezet. Een demonstratie (ook een recht in dit vrije land) liep compleet uit de hand. Naast de materiële schade die hier weer uit ontstond was er ook een enorme verontwaardiging. Terechte verontwaardiging want waar zijn wij in dit land in Godsnaam mee bezig? Maar er kwam ook weer verontwaardiging van een minderheid, versterkt door filmpjes op het internet.

Verontwaardiging over de harde aanpak van de politie…

Het is de omgekeerde wereld. Maar dit soort lui trappen uiteindelijk in hun eigen val en beperken hun eigen vrijheid. Ze roepen nu hard dat ze niet meer mee willen doen maar straks mógen ze niet meer meedoen. Dan worden ze uitgespuugd door de maatschappij. En over spugen gesproken, het personeel in enkele Friese ziekenhuizen wordt bespuugd en uitgescholden wanneer ze bezoekers op het naleven van de huisregels aanspreken.

In mijn ogen gaat dat alle perken te buiten!

Ik heb in mijn jonge jaren wel eens films gezien die zich afspeelden in de toekomst. Een toekomst vol anarchie, de strijd tussen de macht en het volk. We namen het niet serieus, waren ons terdege bewust dat het maar film was en sliepen er geen minuut minder om. Maar tegenwoordig bekruipt mij soms het gevoel dat we in die tijd zijn beland, dat die scenaristen eigenlijk een beetje gelijk hebben gekregen.

Maar ik ben een doemscenario-weigeraar.

Want, ik kan het niet vaak genoeg zeggen, de meeste mensen deugen. De terreur zoals hierboven beschreven staat speelt zich hoofdzakelijk af door een paar idioten en via de toetsenborden. De oorzaak van mijn eigen twijfel is dat de media er maar over blijft berichten en dat talkshows juist dit soort mensen spreektijd of zendtijd geven. Alles voor de kijkcijfers. Wat dit laatste betreft kijk maar eens naar sommige nieuwe omroepen die sinds kort een uitzendlicentie hebben gekregen, voor de toegevoegde waarde.

Nou, wat een toegevoegde waarde…

“Ik denk dat ik het toch op mijn lijstje ga zetten.” zei ik tegen mijn vrouw. “Want het is gewoon handig. Dan kan Sinterklaas daar mij wel om uitlachen maar ik heb toch niet meer zoveel met die nieuwe sinds ‘de Echte’ niet meer onder ons is.” Terwijl ik dat zei wist ik ook wel dat het nergens op sloeg, starend naar het papiertje waar enkel nog ‘Verlanglijstje Arjen’ op stond.

“Maar Arjen, we hebben geen hond en ook geen kat!” kaatste vrouwlief terug.

“Ja, duuh, dat weet ik. Maar we laten de hond van je vader uit en onze kinderen hebben allemaal katten dus dan is het altijd handig om het maar alvast in huis te hebben, voor als we moeten oppassen.” Terwijl ik dat zei was ik ook direct overtuigd van mijn gelijk en beschreef mijn wensen op het papiertje:

‘Poepzakjeshouder’

‘Kattenhengel’

‘Letter A, melk’

‘Hondenpakje (niet voor mezelf)’

 

Burenplicht

“Mous!” zei de groenteboer tegen mij en in eerste instantie keek ik hem verbaasd aan. Hoe weet hij dat mijn bijnaam ‘Muis’ is? En muis spreek je dan uit op zijn Gronings: mous? Nadat ik opnieuw keek naar wat ik op de toonbank had neergelegd, viel het kwartje.

In Groningen noem je boerenkool ‘mous’!

Ik had, terwijl ik het zakje boerenkool op de toonbank legde, ‘boerenkool’ geroepen. Stom van mij. Het heeft helemaal niets met mijn bijnaam te maken waardoor ik de toonbank.. eh.. plank weer eens flink missloeg. Dit zijn van die momenten dat je blij bent om een mondkapje te dragen want je kan je daarachter mooi verschuilen.

Eenmaal thuis legde ik de ‘mous’ in de vriezer.

Zodat de vorst er even goed overheen kon gaan. Want na deze koninklijke interruptie kun je namelijk de ‘mous’ voordat je het in de pan gooit, nog even flink vergruizelen zodat het extra fijn ‘gesneden’ is.

Het smaakte hierdoor nog lekkerder!

En het was het derde stamppotje van dit seizoen. Het eerste stampotje waarmee wij het seizoen openen was hutspot of stamppot wortels zoals ik dat hier ook wel eens hoor. In Den Haag en omstreken noemden we dat altijd ‘peen & uien’. Dat werd ook gebruikt in het scheldwoorden circuit:

“Hé jij daar! Ja jij, met je peen en uien muil!”

Daar kon ik altijd wel om lachen, vooral omdat de persoon in kwestie inderdaad een gezicht trok die te vergelijken was met een peen en uien muil. En nee, dat kan ik niet uitleggen in woorden. Dat moet je gewoon zien. Het tweede stamppotje wat wij hier in al elkaar gestampt hebben was stamppot appels, gemaakt door mijn vrouw toen ik niet thuis was omdat ik er niet zo van hou. Ik kan mij ook niet herinneren dat mijn moeder het ooit gemaakt heeft en ja, wat een boer niet kent dat vreet hij niet.

Gelukkig kan ik zelf koken.

Ik loop daar best wel mee te koop maar dat komt omdat het een flink onderdeel is van mijn leven. Van ieders leven. Want eten moeten we allemaal. Daarom probeer ik iedereen om mij heen te enthousiasmeren voor het koken. Dat de tijd die je erin stopt er aan tafel weer uitkomt. En daarbij is samen eten een hele sociale bezigheid en, iets wat we tegenwoordig aan het kwijtraken zijn, verbindend. Daarom reageerde ik onlangs ook op een oproep op Facebook van een jongen die ik nog ken uit mijn jeugd op Terschelling. Zijn 30-jarige motor, een BMW K100LT, vertoonde gebreken en dat stemde hem heel droevig want zijn gezondheid beperkte hem in het zelf repareren en uitbesteden zou wel eens duur uit kunnen vallen. Hij zag maar een uitweg en dat was verkopen.

De reacties op zijn post waren geweldig!

Want de een na de andere bood hulp aan en de rode draad was ‘Niet verkopen!’ En ik herkende er een soort van Burenplicht in, een (vrijwillige) plicht die op Terschelling heel normaal is. Zodra er iemand hulp nodig heeft komen de buren in actie. De een na de andere voormalige eilandbewoner bood zijn hulp aan om te helpen met de motor en dat was zo mooi om te zien dat ik spontaan aanbood om dan het eten te verzorgen. Het was een positieve golf die steeds groter en groter werd en ons even de negativiteit van de huidige tijd vergeten deed.

Positief was even écht positief!

De ontvanger vond dit natuurlijk overweldigend en kreeg op zijn beurt er weer energie van. Dit kon wel eens een hele spontane reünie worden van een aantal jongens die ooit tijdens hun jeugdjaren samen opgroeiden en nadien elkaar uit het oog verloren zijn.

Op zoek naar een bestaan aan ‘de Wal’ omdat er op het eiland niet voor iedereen werk was.

En ja, dan moeten we eerlijk zijn, deze positieve golf werd in gang gezet door social media. Plus de nodige sentimenten die we in elkaar herkennen en het romantiseren van vroeger. Naar de jaren dat je nog jong, fris en fruitig was zonder bijzondere lichamelijke klachten. Naar de jaren dat de wereld nog aan je voeten lag en dat je eigenlijk geen idee had tegen welke problemen je zou gaan oplopen.

‘We waren groen als gras’ zoals Acda & De Munnik zongen.

En zo was het ook. Tegenwoordig is dat groene bij de meeste jeugdigen er wel af. De grens van vroeg-volwassenen is behoorlijk naar beneden gesteld sinds we opgroeien met het internet. Kroop ik nog als jong pikkie achter de benen van mijn moeder als mij iets gevraagd werd, nu beginnen dit soort knaapjes hele discussies met je te voeren over allemaal hedendaagse problemen.

‘Super vet’ maar je krijgt zo wel minder tijd om kind te kunnen zijn…

Het probleem van de motor was dankzij een goede tip snel verholpen maar de eigenaar vond het wel jammer dat de reünie daarmee niet doorging. Gelukkig kwam hij op een creatieve oplossing, namelijk dat er natuurlijk wél een nabespreking moet komen! De zaak moet nog wel even geëvalueerd worden anders leren we er niet van en zal het probleem zich wellicht opnieuw aandienen.

Hoe kom je erop!

Dat is niet zo moeilijk. Wij waren dan wel groen als gras maar we wisten wel zelf na te denken. Met behulp van de bibliotheek konden we onze kennis vergroten door veel te lezen, in samenwerking met wat we in onze omgeving zagen. Maar ook door krachtige leerkrachten die ons wisten te prikkelen met hun enthousiasme. Aanvullend gebruikte je gewoon je fantasie. En dat is het verschil met tegenwoordig.

Want alles is of word voorgekauwd.

Met filmpjes op YouTube bijvoorbeeld. Je kan daar bijvoorbeeld zien hoe je een lekkere stamppot maakt. Of hoe je een mooie en originele Sint-Maarten lampion maakt. Zo worden kinderen vroegwijs. Het bewijs kwam aan de deur. Vier meisjes met lampions aan de deur, van een jaar of 10, 11, schat ik in. Na het zingen riep ik enthousiast:

“Goed gedaan, jongens!”

Waarop een van de meiden antwoordde: “Wij zijn vrouwen!”

 

 

De Club van het leven

Zanger, componist en tekstdichter Jan Rot is bezig met zijn laatste tournee. Letterlijk met zijn laatste tournee. Niet omdat hij met pensioen gaat, hij moet nog 64 worden, maar omdat hij niet lang meer te leven heeft. Terwijl hij met zijn laatste krachten uit zijn zieke lijf zijn liedjes zingt, ontregelen ‘voetbalsupporters’ de Nederlandse voetbalvelden. 

Waarom? Geen idee! 

Dat ze met bier gooien vind ik niet zo spannend. Bij Noorderslag was het ooit zelfs een traditie. Ik vind het eerder zonde. Want wat kost een biertje tegenwoordig in het Stadion? Vijf euro voor een halve liter? En dat gooi je dan op het veld, in de hoop een speler van de tegenstander te raken. 

Wat een lol.

En wat zetten ze zichzelf te kijk. Want iedereen om hen heen ziet nu dat je eigenlijk niet tegen drank kan. Je koopt het wel maar eigenlijk lust je het niet. Toch? Maar het is een rare gewaarwording. Ik bedoel, als je een broodje kroket koopt gooi je dat vervolgens toch ook niet naar iemands hoofd? En is deze tijden van crisis zou ik toch wat zuiniger omgaan met mijn euro’s. Of heb je die genoeg? Dat zou bijzonder zijn want de Voedselbanken zijn niet voor niets in het leven geroepen. Of worden deze gasten gesponsord door Pap en Mam, om zo conflicten in het huishouden te voorkomen? Grappig detail is dat bij Feyenoord het bier het goedkoopst is. Maar dat komt omdat het eigenlijk een lightversie is van het echte grote mensenbier.

Dan snap ik het wel dat je het wilt gooien!

Maar waarom moet alles gesloopt worden? Waarom moet alles kapot? Waarom plegen ze dan geweldaanslagen op stewards, handhavers en politieagenten door ze onder andere te bekogelen met vuurwerk? Geen wonder dat er steeds meer stemmen opgaan voor een algeheel vuurwerk verbod. Trouwens, even eerlijk, het is niet alleen dat clubje voetbalhooligans die steeds met vuurwerk voor de dag komen. Nee, er is ook nog een clubje die geloven dat we in een dictatuur leven en om dat kracht bij te zetten gooien ze ook vuurwerk naar de politie. 

In de Naam der Vrijheid??

Het is gewoon drammerig, egoïstisch en extremistisch gedrag van de bovenste plank. En we weten wat extremisme allemaal voor ellende veroorzaken kan. Maar waar komen al die frustraties vandaan? Komt het omdat je club nooit wint? Hoor je je hele leven al bij de verliezende partij? Het is maar voetbal hoor. Een spelletje. Ooit bedacht ter vermaak van de spelers maar ook voor het publiek. 

Of is het verveling?

Maar hoe dan? Want je hebt alles! Maar je wilt meer want met minder nemen we geen genoegen. Een seizoenkaart van gemiddeld 400 euro is niet genoeg en daarom moeten we wel rellen. Uiteraard met sjaal voor het gezicht en capuchon op want overal staan camera’s. En als die er niet zijn dan is er altijd wel iemand in de buurt die jouw acties even vast wil leggen.

Dát is pas een beperking van je vrijheid!

Maar ja, dat snap je later pas, wanneer je voor de rechter staat. En dan komt de spijt, vooral omdat je de rest van je leven weet waar je voor werken moet. Was nou maar gewoon tevreden geweest met je leven. Was bijvoorbeeld bij een club gegaan. Zo zat ik vroeger bij een voetbalclub en volleybalclub. En bij een gymnastiekvereniging. Je had dan je wekelijkse trainingen en in de weekenden de wedstrijdjes. Met andere woorden, je had geen tijd om überhaupt naar een stadion te gaan laat staan tijd om te rellen. We leefden gewoon ons leven.

En ja, met zo nu en dan een teleurstelling.

Toch schijnt er behoefte te zijn aan clubs. Zo zie ik regelmatig een banner voorbijkomen van de zogenaamde Avontuurlijke 50+ Klub. In eerste instantie dacht ik hier te maken te hebben met een soort dating- annex parenclub, maar dat was weer mijn verdorven geest. Kan ik niks aan doen hoor, is gewoon een stofje in mijn hoofd wat minder aan het worden is. Waarom ze club met een K schrijven is mij onduidelijk maar misschien zijn het Friezen.

Die schrijven bijvoorbeeld akwadukt in plaats van aquaduct.

Deze 50-plussers verzinnen wekelijks allerlei activiteiten die ze dan samen kunnen doen. Van museumbezoek tot aan Punniken in het Bos en van een college in Kunstgeschiedenis tot aan een High Tea in Hogere Sferen(?). En dat allemaal met één doelstelling: om je vrije tijd én geest een zinvolle invulling te geven. Nobel streven hoor, en ze rellen er niet bij alhoewel ik wel heel veel 50-plussers bij die zogenaamde demonstraties voor de vrijheid zie lopen en dansen.

Maar dat is een vooroordeel dat ik niet kan staven.

Allemaal niet mijn ding. In mijn ogen plaats je jezelf buiten de diversiteit aan generaties. Ik ga het liefst met alle leeftijden om. Want als ik alleen met 50-Plussers om zou gaan dan vermoed ik dat de onderwerpen van gesprek alleen maar gaan over het komende pensioen, de kinderen en de kleinkinderen, de reizen naar resorts in verre landen en de te dure brandstofprijzen. En over de jeugd, dat ze rellen en alles moeten slopen.

“Dat deden wij vroeger niet.”

Onzin natuurlijk want rellen is van alle tijden. Alleen is er wel een verschil met toen en nu. Toen hadden we niet zoveel afleiding én welvaart als nu. Wellicht uit verveling of geïnspireerd door anarchistische ideeën of onder invloed van wierook en andere ‘genotsmiddelen’ werd er nog wel eens gereld. Of men deed het vanuit idealistisch oogpunt, voor een betere toekomst voor onze nakomelingen.

Dat is deels gelukt.

Deels, want veel zaken zijn weer teruggedraaid door de politiek. Maar ook daar zullen we mee moeten leren leven want we leven nu eenmaal een democratie. Met al haar haken en ogen want een perfecte wereld bestaat helaas niet. Je kan er wel aan bouwen door jezelf een beetje te gedragen, zowel jong als oud.

Jan Rot zal ons straks moeten verlaten.

Maar zijn glas blijft half vol en niet halfleeg!!!

 

Een mooie dag

Als je allebei werkt wil het nog wel eens voorkomen dat je elkaar even niet tegenkomt. Zo had ik onlangs vijf avonddiensten en mijn wederhelft vijf dagdiensten. Ja, dan zie je elkaar niet veel. Toen ik vorige week vrijdag na de laatste avonddienst thuiskwam werd ik verwelkomd door een leuke, mooie vrouw die gezellig in haar stoel een wijntje zat te drinken. Het weekend stond immers voor de deur. Ik herkende haar als mijn geliefde maar stelde mijzelf toch maar even voor: “Hoi, ik ben die man die al de hele week ‘s nachts bij je in bed kruipt!” En gaf haar een spontane, dikke kus. 

Het was fijn elkaar weer te zien. 

Avonddiensten zijn niet mijn favoriete bezigheid. Ik mis het samen warm eten maar ook het samen zijn in de avond, dat geeft toch net even een ander gevoel dan, bijvoorbeeld, samen ’s morgens ontbijten. Maar het voordeel van elkaar even niet zien was dat we nu veel te bepraten hadden want ja, als je elkaar heel vaak ziet ben je wel eens uitgeluld. Of het gesprek slaat om naar dagelijkse sleur en komt al gauw de haast in -elk -huishouden-wel -eens -te -horen -zin om de hoek kijken:

‘Je hebt weer niet geluisterd he?!’ 

Nou, deze keer had ik wel oren naar een goed gesprek en ik verbaasde mijzelf dat elke zin die zij mij voorlegde, daadwerkelijk tot mij doordrong. Natuurlijk zag ik wel iets van argwaan in haar ogen maar ze vond het resultaat belangrijker. Nu moet ik wel zeggen dat ik zelf wel verrast was over mijn inbreng maar nadat ik intern even een factchecker liet meedraaien, sinds mijn prikjes in mijn lichaam aanwezig, bleek het te gaan om een welgemeende actie.

En daar bleef het niet bij.

Dat kwam na mijn tweede glas wijn.  Ineens zei ik: “Zullen we anders zondag even naar Stad om te gaan winkelen?” Nu hoor ik al vele lotgenoten denken: ‘Drank maakt meer kapot dan je lief is’ maar in dit geval moet ik die teleurstellen want ik wilde het echt. Oké, één fractie van een seconde speelde het wel even door mijn hoofd: ‘Zei ik dat nou echt? En ben ik dan wel op tijd terug voor Ajax- PSV?’ Maar die fractie kreeg geen voet aan de grond en daardoor zat er een hele gelukkige vrouw naast mij.

Vervolgens liepen we in polonaise naar boven en kropen intens gelukkig het bed in!

De zaterdag mocht ik helemaal naar mijn eigen zin inrichten en dat deed ik dan ook grotendeels in mijn mancave. Zij liep ondertussen fluitend door het huis en allebei hadden we een heus Huisje Weltevree dagje. Toch voelde ik in de loop van de dag een soort van beklemmend gevoel opkomen maar een paracetamolletje deed wonderen. De dag werd met een spannende Scandinavische Netflixserie afgesloten en de wekker werd gezet zodat we de zondag optimaal konden besteden.

De zondag waarvan je wist dat die zou komen…

Schoenen. Nieuwe schoenen waren eigenlijk de reden om naar Stad te rijden. Ze was al lokaal wezen kijken maar dat deed ze A: alleen en B: ze kon geen keuze maken. Normaal gesproken was er altijd wel een vriendin die mee zou gaan maar die was even niet voorhandig. En sinds haar vaste vriendin al ruim een jaar lang een vriend heeft en de hele dag met een verliefde glimlach op haar gezicht rondloopt, bleef ik over. Want ik zou eventueel misschien wel wellicht of mogelijkerwijs een doorslaggevend oordeel kunnen geven.

Ja, het kan verkeren.

Rond half een waren we in Stad en het was heerlijk, zonnig weer. Die ochtend had ze nog wel geopperd om in plaats van te gaan winkelen te gaan fietsen maar dat voorstel werd resoluut verworpen door mij. Een man een man, een woord een woord. Hand in hand liepen we naar de eerste schoenenwinkel. De eerste schoenenwinkel volgens haar plan. Want nadat we die eerste winkel weer uitliepen wilde ik naar die van de overkant maar dat had ik niet goed, die winkel had niet de schoenen die zij zocht. Ik vind dat zó knap! Dat je dat al van tevoren weet! Dat deed mij denken aan de bijzondere gaven van een andere vrouw, ene Jomanda. Deze in blauwe vitrage geklede dame hield via de radio en seances in het land half Nederland voor de gek door mensen op te roepen flessen water bij de boxen van de radio te zetten. Want dan werd dat water ingestraald. Dit is waarschijnlijk net zoiets!

Een soort derde oog denk ik.

Vervolgens liepen we van winkel naar winkel en regelmatig gaf ik aan dat het zo gezellig was. Zij keek mij dan enkel vertwijfeld aan. Maar het doel heiligt de middelen en voorlopig was ze lekker aan het winkelen en sterker nog, haar mannetje ging zelfs mee naar binnen!

Bij de derde winkel was het raak!

“En wat moest je nog meer hebben?” vroeg ik, nadat we weer buiten stonden. “Euh, ik moest eigenlijk alleen nieuwe schoenen..?” “Oké,” zei ik, “maar het is nog vroeg en er zijn ook nog andere winkels toch?” Natuurlijk kreeg ik gelijk en vervolgens liepen we van winkel naar winkel. Ook hier werden sommige kledingwinkels straal voorbijgelopen. Maar ik liet dat los en bleef keurig volgen. “Eigenlijk,” zei ik toen we de Herestraat uitgelopen waren, “eigenlijk ben vandaag naast je vriend ook je vriendin!” Ze wist nu zeker dat ik vol in de overdrijfversie zat en trok mij weer mee de winkel in die we nu voor de tweede keer betraden. Bekend terrein en ik nam direct positie in voor het pashokje. Na het ‘Kan ik u helpen’ werd het ene na het andere kledingstuk gepast en na mijn goedkeuring zaten we om twintig over vier in de auto.

Ze was blij met wat ze gekocht had.

Zei ze tegen mij.

Om kwart voor vijf waren we thuis en schakelde ik de voetbalzender in en zag de spelers van Ajax en PSV het veld oplopen.

Het was een héle mooie dag!

 

 

Tussen de eilanden

Wij mochten vorig weekend op Terschelling een Bed & Breakfast runnen. De eigenaresse en vriendin van ons ging even een paar dagen naar de Wal. Eerder waren we zelf al eens gasten van deze B&B tot grote vreugde van mijn geliefde. Vrouwlief is namelijk erg gecharmeerd van B&B’s. Ze kijkt daarom ook graag naar de TV serie Bed & Breakfast en diep in haar hart zou ze er zelf ook wel een willen runnen.

Natuurlijk maak ik mij daar zorgen over.

Want het is niet enkel de gasten verwelkomen en een lekker ontbijtje neerzetten. Er komt veel meer bij kijken, kijk maar naar het tv-programma. B&B gasten zijn kritisch. Ze hebben thuis alles naar hun eigen hand gezet en eigenlijk verwachten ze dat ook op andere plekken waar ze vertoeven. En daarom blijft het nooit alleen bij gasten ontvangen en ontbijtjes maken want klussen is het derde wiel aan de wagen. Want dan moet er ineens een hakie in de douche voor de handdoek. Of een plankje boven de wastafel. Of een kastje voor kleding. Of de kabels van het teeveetje aan de muur moeten weggewerkt worden. Of er moet een soort van waarschuwing op die te lage balk tegen het kopstoten. Of er moet een douchedeur in de douche geplaatst worden want het ontbrekende douchematje wordt nat.

En ja, waar is dat douchematje eigenlijk?

Gelukkig had deze B&B het prima voor elkaar en verwelkomde mijn wederhelft de gasten op haar aller charmantst en verzorgden wij het ontbijt. Of nee, zij verzorgde het ontbijt en ik moest telkens mijn goedkeuring geven voor het steeds meer vullende dienblad. Maar daar had ik geen tijd voor. Ik was aan het nadenken over de gebeurtenissen die zich lang geleden op andere eilanden afspeelden, om precies te zijn de Zeeuwse (schier)eilanden. Wij hadden namelijk de film gezien, De Slag om de Schelde, en waren daar erg van onder de indruk geraakt.

Wat een treurnis, angst, leed en verdriet!

En ongekende heldenmoed! Ik kon het niet loslaten. Waarschijnlijk ook omdat er een groepje mensen is die de ellende van toen vergelijken met het heden. Die roepen dat hun vrijheid afgenomen is door hun eigen regering, demonstreren met Jodensterren op de borst en noemen hun vijanden ‘NSB’ers of ‘Bruinhemden’.

Ik heb medelijden met hun geschiedenisleraren…

Want kijk naar ‘De Slag om de Schelde’ en weet dat de vergelijkingen volledig mankgaan. Het was toen écht oorlog. Al vier jaar zat ons land in de greep van een agressor en werd je geliquideerd wanneer je verzet pleegde. Of je werd doodgeschoten omdat de vijand de dader(s) van een aanslag niet te pakken kon krijgen, dan werd je gewoon van straat geplukt en waren de laatste beelden het vuurpeloton.

En laat ik de martelingen niet vergeten!

Het was oorlog, geen pandemie. Inmiddels 76 jaar geleden. ‘Dit nooit weer!’ zeiden we tegen elkaar. In de loop der jaren ben ik die woorden steeds meer gaan begrijpen. Vanaf jonge leeftijd werden wij theoretisch wel bewust gemaakt dat oorlogen niet fijn zijn maar visueel lag dat toch wat anders. Wij keken naar oorlogsfilms die de situatie toch wat rooskleuriger neerzette dan de werkelijkheid. We zagen de ene na de andere held het kwaad vergelden op zo’n manier dat wij daar als kijker enige voldoening van kregen.

Ver van de waarheid.

De documentaires en films die later gemaakt werden, naderden toch meer de werkelijkheid. Het zwijgen over de verschrikkingen werd doorbroken en ineens zagen we tijdens het geweld de mens tevoorschijn komen: de angst in de ogen, de tweestrijd over welke keuzes er gemaakt moesten worden, de woede en het verdriet, het enorme verdriet voor alle partijen, voor beide kanten van de loopgraven. Deze mensen waren niet alleen maar met zichzelf bezig. Zij offerden hun leven, niet voor eigen gewin maar voor het algemeen belang.

Tegenwoordig tiert het egoïsme welig…

Van de week moest ik even een sleutel bijmaken en tegenover deze winkel staat een oorlogsmonument. Met daarop de namen van heel veel mensen die de oorlog niet overleefd hebben. Mijn ogen lazen de namen en in mijn geest vormden zich beelden van mensen in doodsangsten, onder erbarmelijke omstandigheden. Namen van vaders, moeders, oma’s en opa’s, kinderen…

‘Dit nooit weer!’

Zeiden we tegen elkaar. Want we kwamen erachter dat de meeste mensen deugen. We verenigden ons met andere landen en culturen maar een oorlog voorkomen is nog niet gelukt. En dat zal ook niet lukken ben ik bang want de manier om een oorlog te voeren is aan het veranderen. Want niemand zit te wachten op de gevolgen van oorlog voeren, zoals bijvoorbeeld PTSS. En dat is echt niet iets van de laatste jaren, ook na de Bevrijding in 1945 vielen er nog slachtoffers te betreuren.

Elke oorlog is traumatisch!

Daarom neemt oorlogstuig zoals drones en lange afstandsraketten het van de mens over. Die kijken de vijand niet in de ogen, die zien de angst niet en die zien niet of ze te maken hebben met een zoon, dochter, vader of moeder. Ze doen gewoon waarvoor ze geprogrammeerd zijn, namelijk het doel totaal te vernietigen.

Ons rest maar te hopen dat niemand de keuze maakt op de knop te drukken.

Maar voorlopig leven we hier in vrede en vrijheid alleen lijkt het wel of we het verleden vergeten. Sommigen kunnen de vrijheid niet aan, worden agressief omdat ze te veel met zichzelf bezig zijn. Kijk naar de bedreigingen via het internet, het liefst anoniem. Of kijk naar het geweld op straat, de messentrekkerij, het kopschoppen of de agressie tijdens een demonstratie. Of zoals van de week, opnieuw, het rellen tijdens of na een voetbalwedstrijd.

Rondom een voetbalwedstrijd!

Mijn vrouw loopt vrolijk de kamer binnen nadat ze de gasten uitgezwaaid had. Ik was weer terug in het heden, in een B&B op Terschelling. Ook ooit een ‘bezet’ eiland, nu met een eigen Oorlogsmonument en geadopteerde oorlogsgraven van jonge mensen van een andere nationaliteit die zich opgeofferd hadden voor onze vrijheid.

“Kijk eens! Ze waren zó tevreden dat ik een doosje chocola gekregen heb!”

 

Gekkigheid

Nadat Giel Beelen de onzin in het leven nog eens benadrukte door een goedje op de markt te brengen waarmee je je innerlijke zelf kon vinden, besloten wij die innerlijke rust te zoeken op ons geliefde Waddeneiland, Terschelling. Dat is inderdaad nog een ouderwetse manier maar in al die jaren dat ik op deze wereld leven mag blijf ik hier toch steeds die innerlijke rust in mijzelf vinden.  

Zonder toevoegingen! 

Gewoon puur natuur. Daar is niks gelogen aan en de NVWA hoeft daar geen onderzoek aan te verspillen. We ruilen even dit soort gekkigheid van het leven in voor een portie innerlijke rust op natuurlijke basis. Gekkigheid ja, want dat zien we steeds vaker om ons heen. We vinden tegenwoordig overal wat van en geloven niemand meer. Zelfs als je er jaren voor gestudeerd hebt is het niet meer vanzelfsprekend dat men jouw beweringen nog zal geloven.  

Het wantrouwen tiert welig. 

Maar zodra er een DJ opstaat met een goedje om je innerlijke rust te vinden, lijken de sceptici van de wetenschap ineens een stuk minder sceptisch. Want het is wel Giel Beelen en die is hip. Ooit kon ik hem wel waarderen als DJ van 3FM want hij ging echt voor de muziek.  

Ondanks zijn fratsen en grollen. 

Gekkigheid die soms nogal controversieel was en meerdere malen tot ontslag leidde. Dat had dan weer niks te maken met de stand van de Maan zoals de meiden Van Lexmond beweren. Dat had gewoon te maken met de feiten, dat er grenzen zijn aan extremiteiten in onze beschaving. En zo zijn er meer ‘bekende Nederlanders’ die steeds weer opnieuw aandacht weten te genereren in plaats van gewoon te doen waarom ze ‘bekende Nederlanders’ geworden zijn: 

Zingen, acteren, vloggen, bloggen, rappen of wat dan ook. 

Maar ach, elke gek zijn gebrek. Deze aandachttrekkers verdienen geen aandacht maar ze halen bij mij het bloed onder de nagels vandaan. En de media moet zich ook eens achter de oren gaan krabben. Waarom ze hier haast dagelijks berichten over plaatsen. Het is tenenkrommend dat dit soort geleuter een podium krijgt van journalistiek Nederland terwijl er toch echt veel belangrijker zaken zijn die verslagen moeten worden.  

En dan heb ik het niet over dat kinderachtige gedoe in de Tweede Kamer! 

Waar ze elkaar dagelijks de loef proberen af te steken. Niet voor het volk maar enkel voor eigen gewin met oneliners die de media halen. Het liefst zo agressief mogelijk. Want dat is de tendens van tegenwoordig. Met twee benen erin gaan om de ander zo snel mogelijk te kunnen uitschakelen.  

En dat is terug te zien in de maatschappij. 

De politie bevestigd dat er veel meer agressie is in ons land. We schelden elkaar bij het minste geringste verrot of we bedreigen elkaar, anoniem natuurlijk, met de meest vreselijke verwensingen. Zo zagen we Sigrid Kaag afgelopen week aan het woord met de dader die haar en haar familie bedreigd had. Ik heb niet zoveel met haar als politicus maar ik vond nu dat ze goed bezig was door die gozer even heel duidelijk te maken wat een impact dreigementen kunnen hebben.  

Van elk woord wat ze zei droop de angst af. 

De dader vond dit wel heel confronterend (en hij was natuurlijk niet de enige in die rechtszaal..) en ging diep door het stof. Hij deed dat zoals de meeste bedreigers dat de afgelopen jaren deden, met laffe antwoorden zoals: “Ik deed het in een opwelling van woede…ik was te impulsief…ik had er niet over nagedacht..”  

Hij kreeg gevangenisstraf. 

Ik zou een andere straf geven. Ontneem hem alle digitale kanalen zodat hij bij de volgende dreiging iets meer zou moeten doen. Net als vroeger! Eerst een krant kopen, daar met een schaar de dreigende woordjes uitknippen, die woordjes op een A4’tje plakken (wel in de goede volgorde..), dan netjes het papier vouwen zodat het in een envelop past, vervolgens het adres erop zetten en niet vergeten een postzegel te plakken want anders krijgt de ontvangende partij er ook nog een boete over van Pieter Post.nl.  

Oh ja, ook nog naar buiten, op zoek naar een brievenbus! 

Als je dan gepakt wordt dan hebben we het ergens over! Dan kom je er niet mee weg door te stamelen dat het een impulsieve actie was omdat je boos was geworden op iemand die anders denkt dan jij. Dan was het met recht een doordachte actie en krijg je wellicht wat jaartjes strafvermindering en mag je iets eerder weer meedoen in de maatschappij. 

Zoals die andere miljoenen Nederlanders die niet deze gekkigheid uithalen. 

Het maakt mij kwaad en dat moet ik los zien te raken. Die kwaadheid over al die onzin die we dagelijks over ons heen krijgen geeft bij mij juist innerlijke ónrust. Daarmee kan ik niet meer op zoek naar mijn innerlijke zelf en raak ik misschien wel het spoor bijster. En ja, daar is het volgende echte probleem waar wij in dit land mee te maken hebben, de GGD’s kunnen de vraag niet meer aan om al die mensen te helpen die hun innerlijke zelf kwijt aan het raken zijn.  

Geen wonder dat we dan naar dat spul van Giel Beelen gaan grijpen! 

Gelukkig heb ik uitwijkmogelijkheden genoeg om mij heen. Maar dan moet je er wel oog voor hebben. Zo fietsen wij graag in het Groninger landschap en komen dan totaal ontspannen weer thuis. Zonder te kijken naar de Maanstonden, zonder druppels te slikken maar met een gezonde dosis realiteitszin. Want alles draait om de eenvoud, het leven is al ingewikkeld genoeg. 

Maar nu dus een weekendje Terschelling.  

Daar zijn wij sinds vrijdagmiddag mee bezig en vanaf het moment dat we de boot opstapten, voelde ik al wat kriebelen in mijn innerlijke ikje. Na een heerlijke reis over de prachtige Waddenzee en nadat wij met onze fiets het eiland op fietsten werden de kriebeltjes kriebels en wist ik weer waar mijn innerlijke zelf was. Daar heb ik geen ‘influencer’ voor nodig. 

Mijn innerlijke zelf ligt al jaren hier, tussen de dijken en de duinen! 

 

 

 

Een nieuwe herfst

‘Herfst verkleurt weer langzaam alle bomen, ‘k heb ’s nachts allang weer m’n pyjama aan’, zong Gerard Cox, een regeltje uit de klassieker ‘Het is weer voorbij die mooie zomer’. Dit nummer druipt van de nostalgie en doet mij dan ook altijd terugverlangen naar vroeger, toen de zomers nog zonnig waren en de dagen eindeloos leken. Het verkleuren van het blad aan de bomen blijf ik een mooi schouwspel vinden, ondanks dat ik geen herfstmens ben. Of laat ik het anders stellen, ik kijk altijd tegen de herfst op maar als ik er eenmaal inzit kan ik het ook wel weer waarderen.

Mits het niet regent!

Met het vallen van de bladeren vallen ook de eikels weer van de bomen maar volgens een bericht in de krant vallen er dit jaar te weinig. Hierdoor komen de wilde zwijnen op de Veluwe in de problemen want die vinden een eikeltje een lekkernij, zoals wij mensen graag patat of biefstuk eten. Vreemd verhaal.

Eikels genoeg in onze samenleving zou je zeggen.

Maar die herfstkleuren kleuren onze wereld en dat geeft de burger weer moed om er extra van te genieten. Mijn lieve echtgenote heeft van de week de koektrommel alweer gevuld met speculaasjes en ik zal op korte termijn een lekkere hachee maken met rode kool en zelfgemaakte aardappelpuree. 

Met echte aardappelen van het Groninger land!

Of een stamppotje. Wie lust dat niet, die traditionele gerechten die aan de seizoenen gebonden zijn. Nu kan ik wel zeggen dat mijn vrouw stamppotjes lust los van het seizoen. Een boerenkoolstamppot midden in de zomer terwijl de mussen van het dak vallen kan ik haar dan zo voorzetten. Met de bekende worst natuurlijk. Ik probeer dat steeds tegen te houden want wat de voeding betreft ben ik wel heel erg conservatief ingesteld. Stamppotjes eet je in het najaar, met uitzondering van een stamppotje rauwe andijvie.

Die maak ik trouwens onder protest.

Vanwege de andijvie die mijn moeder (sorry Mam) mij altijd voorschotelde. In mijn herinnering stond het pannetje andijvie de hele ochtend te pruttelen en werd het om 12 uur geserveerd. Klokslag 12 uur want structuur was belangrijk in ons gezin. Het was de olie in een constant draaiende machine. Maar van die andijvie heb ik een klein traumaatje overgehouden. Nadat ik op mijzelf ging wonen deed ik de andijvie direct in de ban tot ik het zelf leerde koken, toen begon ik het ietsjes te waarderen. En om nog even terug te komen op mijn moeder, zij kookte verder prima hoor, het was puur de andijvie waarvan ik gruwelde. 

Mijn middelste zoon roept zelfs dat zijn Oma het allerlekkerste kookt!

Terwijl ik toch een opleiding voor kok gevolgd had. Maar ja, Oma’s hè, die hebben altijd een streepje voor bij de jeugd. Ik kan mij ook nog de dikke jus op de vastkokers herinneringen van mijn Oma van moeders kant en de groentesoep en komkommer in het zuur van mijn Oma van vaders kant. Net als de jeneverfles van mijn Opa die hij onder zijn stoel op de grond legde wanneer de fles visueel leeg leek te zijn. Leek, want zodra de fles horizontaal lag versmolten minuscule jeneverdruppels met elkaar tot een volwaardig slokje voor het eten.

Onder het genot van een mooie Bolknak sigaar van Avior of Hofnar.

Dat vond ik als jochie natuurlijk erg interessant en keek ik vol bewondering naar dit schouwspel, totdat ik beroerd werd van de blauwe rook die de kamer vulde. Zodra de rook om mijn hoofd weer verdwenen was, pietpeuterde ik snel het sigarenbandje van de peuken in de asbak af en plakte die in mijn verzamel schrift. Rond mijn 12e pikte ik de peuken uit de asbak om ze achter huis aan te steken waarmee ik mijn (ex-)verslaving in gang had gezet. Een verslaving die ik vier jaar geleden beëindigd heb. 

Maar ik dwaal weer eens af.  

Al die winterkost is vaak stevige kost waardoor je wel moet oppassen voor je gewicht. Want we zijn te zwaar aan het worden. Naast dat wij zwaargewichten daar zelf al veel moeite mee hebben, heeft de uitvaartbranche er ook steeds meer moeite mee. Steeds vaker moeten de kisten breder gemaakt worden omdat de overleden persoon veel te dik is. En dat is nog niet alles, de overledenen zijn daardoor ook veel zwaarder en moeten de dragers een tandje bijzetten of ze schakelen over naar 8 dragers.

En ja, de energieprijzen komen ook hier om de hoek kijken!

Want te zware mensen moeten ook langer de oven in. Dat kost sinds we weer gezellig in een energiecrisis zitten extra brandstof en ook nog eens extra tijd. Nu is het niet zo dat je dan net als de hierboven genoemde andijvie een hele ochtend moet pruttelen maar reken maar gauw op een kwartiertje extra per kist.

Positief hieraan is dat de koffie met cake of de borrel tijdens de napraat ook kwartiertje langer kan.

Want vaak zijn crematoria net zo druk als de rijen bij de Mac-drive, de benzinepompen in Duitsland en de Ikea.  En dat is best wel gek. Want soms duren bevallingen wel uren of zelfs dagen wanneer de baby nog geen zin heeft zich naar buiten te persen.

Je krijgt meer tijd om ter wereld te komen dan om eraf te gaan lijkt het wel.

Ach ja, gekkigheid natuurlijk. Maar wel zaken waar iedereen wel mee te maken krijgt. En vooral als we in de herfst van ons leven zitten, denken we er steeds vaker aan. Ik ook. Eigenlijk sinds ik over ‘de helft’ ben. Daar zou je van in paniek kunnen raken maar ik word er juist rustiger van. Ik geniet steeds meer van de kleine dingen en hóef niet meer alles te zien of te beleven. En nee, ik ben absoluut nog lang niet klaar met het leven want het leven is verrukkelijk!

Op één ding na!

Daar kan ik mij mateloos aan irriteren en voor mijn gevoel begint het elk jaar eerder. Was het voorheen nog in de herfst, tegenwoordig begint het al half augustus begin september.

Wat?

Het bladblaasseizoen!

 

 

Nog even aandacht voor de Pestvogel

Nu we ‘de Week van het Pesten’ achter de rug hebben plak ik er nog een dagje extra aan vast. Want net als vele anderen heb ik een ontzettende hekel aan pesten. Het woord ‘pest’ heeft een negatieve lading en ja, het is afgeleid van de ziekte die in de Middeleeuwen welig tierde. Tientallen miljoenen mensen zijn er toen aan gestorven en ik kan mij voorstellen dat ze toen dachten: 

Dit nooit weer! 

Het lukte ze gelukkig om de Pest uit te roeien maar het pesten ging gewoon door. Daarom hebben we ‘de Week van het Pesten’ bedacht. Om er aandacht aan te geven, in de stille hoop dat het een keer ophoudt.  

Terwijl de Pestvogels zo nu en dan overvliegen. 

Een negatieve naam voor een hele mooie vogel en dat zijn veel vogelaars het met mij eens. Waarschijnlijk heeft dat te maken met onze taal. Het Nederlands smijt graag met ziektes terwijl de Engelsen, de Duitsers en de Fransen veel liever werken met poep, pies of seksueel getinte scheldwoorden. Hopelijk noemen ze de Pestvogel in die landen dan niet de Kutvogel of de Piskuif, ook dat zal afbraak doen aan een prachtige vogel. 

De Koekoek, die kun je wel verdenken van pestgedrag! 

Die legt haar eieren gewoon in een nest van een andere vogel. Die ruimte krijgt ze nadat ze het geluid van een Sperwer imiteert waarna de oorspronkelijke bewoners van het nest op de vlucht op de vlucht slaan. Daarna kan ze haar eieren leggen en vervolgens vliegt ze weer weg van haar verantwoordelijkheid. 

Echt duivels gedrag van die Koekoek! 

Maar laat ik bij het onderwerp blijven, pesten. Tijdens mijn jonge jaren en nog voordat ik puber werd, hoorde ik bij het groepje pestkinderen. Dat speelde zich voornamelijk af op de Lagere School en dat was in de tijd dat er nog nauwelijks aandacht aan besteed werd. Natuurlijk pesten kinderen elkaar wel eens, ik werd zo nu en dan ook gepest, maar ik heb het hierover regelmatig pesten. Ik wist donders goed dat ik meedeed met de rest en maakte het enkele klasgenoten het leven zuur. Zonder geweld, maar woorden of uitlachen kunnen geestelijk nog veel zwaarder zijn. Het zal vast te maken gehad hebben met groepsgedrag maar ik vertik het om mij daarachter te verschuilen.  

Maar dat ik eraan meedeed is een feit. 

Daar kwam ik achter nadat ik zo rond mijn 25ste in contact kwam met een van mijn oud klasgenoten. Door haar werd ik met de neus op de feiten gedrukt. Zij vertelde een rottijd achter de rug gehad te hebben op de Lagere School terwijl ik altijd met warme gevoelens terugdenk aan die periode. Haar verhaal raakte mij enorm en het voelde als een keiharde confrontatie met de realiteit.  

Sindsdien ben ik een fanatieke tegenstander van pesten.   

Nadat ik zelf kinderen kreeg met de daarbij behorende verantwoording, benadrukte ik dat naar de kinderen. “Waag het niet om wie dan ook te pesten!” Dat valt gewoon in de categorie ‘opvoeden’ en staat onder het kopje ‘sociale omgangsnormen’.  Ik gaf dat ook aan op school en overal waar de jongens zich vertoonden. Er zijn ook ouders die hun kinderen altijd geloven en dan zeggen “Dat doet mijn kind niet!” maar die verschuilen zich achter hun eigen waarheid doordat ze met oogkleppen op lopen. Ik keek gewoon naar hoe ik zelf was op die leeftijd en wist donders goed dat er wel eens wat gejokkebrokt moest worden wanneer ik weer eens door baldadigheid in een benarde positie was beland. En ja, soms is pesten een reactie op irritant gedrag van anderen, dat begrijp ik ook wel. Ik probeer ook wel eens iemand de gek aan te steken maar ik incasseer dan ook weer. 

Met een lach.  

En ik beken. Ik schrijf ook wel eens wat lelijks over Marco Borsato, dat hij mij op de een of andere manier enorm irriteert. Zijn liedjes maar ook zijn verschijning en al dat geneuzel eromheen. Maar ook recenter, over een aantal mensen die de wereldwijde pandemie ontkennen ‘want het is maar een griepje.’ Want steeds vaker zie ik dat er een groepje mensen de grens van tolerantie voorbijschieten en zichzelf boven de wet plaatsen omdat ze er anders over denken. En sommigen slaan zo door dat ze dreigementen of zelfs geweld nodig hebben om hun zin door te drijven. Daardoor wordt het steeds moeilijker om er begrip voor op te brengen en wint de irritatie door alle onzin die ze verspreiden. 

Tot tien tellen helpt. 

Of gewoon door snel door te scrollen of het item verwijderen uit de tijdlijn op social media. Want ik kan er niks mee. Als ik erop zou reageren dan krijg je direct een hele batterij reacties erop terug, reacties die er vaak niet om liegen en ver weg staan van de werkelijkheid.  

Vaak veroorzaakt door eigen chagrijn en gevoed door algoritmes om de maatschappij te ontwrichten. 

Helaas is ‘De Week van het Pesten’ alweer voorbij en hoop ik maar dat we volgend jaar er geen aandacht meer aan hoeven te geven. Dat iedereen na deze week eens goed is gaan nadenken over dit lelijke fenomeen en zichzelf een goed in de spiegel bekijkt. Dat door groot succes ‘De Week van het Pesten’ zichzelf opgeheven heeft. Maar niet alleen op de scholen maar ook op andere plekken, zoals bijvoorbeeld op de werkvloer waar vele volwassenen (!) zich schuldig maken aan pestgedrag. Want ook daar gebeuren dingen die we tegenwoordig, in een wereld waar iedereen zichzelf moet kunnen zijn, niet door de beugel kunnen.  

Zoals bijvoorbeeld vuurwerk gooien naar hulpverleners of handhavers.  

Debiel gedrag van de hoogste orde. Gedrag wat al vanaf jonge leeftijd afgekeurd zou moeten worden door de opvoeders want ook dat hoort bij het opvoeden en valt onder het kopje ‘respect voor anderen.’ Doemdenkers zullen mij naïef vinden en mij daarom uitlachen. Ook dat is een vorm van pesten.  

Gelukkig is voor de meeste mensen het glas halfvol en weet ik wel beter.   

 

(Foto: De Pestvogel, gespot op Terschelling door Peter van Suijlekom) 

 

‘De Schijf van mijn Wijf’

Het stond al klaar in de gang van de winkel en dat begreep ik wel want eigenlijk was het een Sta In De Weg. ‘Het’ is een rond, houten bord met een doorsnede van 140 cm en ‘het’ was besteld door mijn geliefde. Terwijl zij de randzaken besprak met de dames in de winkel probeerde ik ‘het’ in de auto te krijgen.

Tegen beter weten in.

Mijn timmermansoog had allang gezien dat het niet passen zou. Toch probeerde ik het. Wederom tegen beter weten in. Nadat ik de schijf weer teruggerold had op de plaats voor in de winkel, liet ik de dames weten dat het ‘m niet zou worden. In politiek Den Haag blijven problemen onoplosbaar zoals we afgelopen weekend zagen maar hier werd direct een oplossing voor bedacht: ‘’Oh, dan kan Jaap het morgen wel even brengen!’’ zei een van de winkeldames. 

Opgelost.

Nu we beneden alles wel zo’n beetje opgepimpt hebben, is de bovenverdieping aan de beurt. Onze slaapkamer is al klaar maar de details moeten nog. Die schijf is een van die details. Want deze komt aan de muur te hangen, aan de kale muur zodat deze muur niet meer kaal is. Maar eerst moet de schijf iets gaan worden en dat staat nu in de planning. Nadat Jaap keurig volgens afspraak de schijf de volgende dag had afgeleverd, rolde ik het ding direct door naar de garage alwaar er naast ruimte wellicht ook wat vergetelheid van de dame in huis om de hoek kwam kijken. Helaas duurde die vergetelheid tot aan vorige week zaterdag:

“Ar, wanneer ga je die schijf verven?’’ vroeg ze zo argeloos mogelijk. Want zij kent mij. Ze kan ook verven hoor maar ze weet dat ik die klus dan opeis. Niet omdat ik het leuk vind maar omdat ik in dit huishouden dat soort klusjes doe. Ondanks mijn timmermansoog want ik heb, helaas, niet de handen van een timmerman. En oh, wat zou dat fijn zijn, twee rechterhanden die alles konden maken wat ze in handen kregen. In samenwerking met mijn timmermansoog zou dat een ideale combinatie zijn. Want ik zie vaak genoeg de teleurstelling in haar ogen wanneer ik chagrijnig aan de slag ga om iets te maken. En als het dan niet lukt dan neemt het chagrijn alleen maar toe en is elk woord wat zij inbrengt, te veel. 

Gelukkig kan ik het van mij afschrijven.

Soms lukt er wel iets alleen word ik daarna niet direct op een schild gehesen. Dat komt omdat het meestal een stukje improvisatie is, ik ben zeg maar de MacGyver in de familie. Zo hoorden we al enige tijd getik in de badkamer. Telkens wanneer je de badkamer betrad, leek het net of iemand vanaf buiten steentjes tegen het badkamerraam gooide. Dit duurde dagenlang, weken gingen zelfs voorbij en de irritatie groeide. Ten einde raad Appte ik de man die de badkamer gefikst had, Marcel, en vroeg hem om raad. Hij gooide het op de glazen douchewand, dat daar wat mee aan de hand was.

Peinzend bracht ik de dagen erna door.

Tot ik tijdens een mooie nacht weer in bed kroop na een plaspauze. Lichtelijk geïrriteerd want ik moest daar natuurlijk weer voor in de badkamer zijn. Het slapen lukte daarom niet meer en mijn brein werkte overuren. Op jacht naar een briljante list om deze merkwaardige geluiden uiteindelijk te doen smoren.

Eureka!

Ik sprong uit bed, rende de trap af en pakte uit de keukenla twee tandenstokers. Vervolgens nam ik dezelfde route terug maar sloeg nu af naar de badkamer. Ik bekeek de douchewand, liep er omheen en als een dokter die de vinger op de juiste pijnlijke plek legde, duwde ik een van de tandenstokers tussen glazen douchewand en de profiellijst. Vervolgens luisterde ik weer, bewoog mijn hand met de tweede tandenstoker enkele centimeters onder de eerste en drukte deze op dezelfde manier tussen glas en profiel.

Het was stil!

Daarna heb ik voor de zekerheid tien rondjes om de douchewand gelopen maar het bleef stil. Even dacht ik in mijn euforie om Doornroosje te wekken maar ik besloot haar in Droomland te laten. Ik had al lol genoeg en vroeg mij af of zij het ook zou opmerken, de volgende morgen wanneer zij onder de douche zou stappen.

Afijn, lang verhaal kort, ze ontdekte het direct de volgende dag!

“Wat moeten die tandenstokers in de douchewand?” vroeg ze nadat ze mij erom wakker gemaakt had. Ik snapte de urgentie maar om mij er nou voor wakker te maken? Afijn, ik wees haar erop dat het doel de middelen heiligt en dat ze blij moet zijn. “Dit is toch fantastisch!” zei ik. “Hoe je met zo weinig hulpmiddelen een groot probleem oplossen kan!”

“En daar zitten de kosten niet in!” en sprong daarna opgetogen uit bed.

Die ochtend dook ik enthousiast de garage in, schuurde de schijf splintervrij en verfde het ding. Terwijl ik ermee bezig was hoorde ik op de radio dat de allerbekendste schijf van Nederland, De Schijf van Vijf, anders moest. Ik zuchtte eens diep. Want wat is er fout aan die schijf? Nou, een heleboel volgens de bedenkers.

De melk, de eieren en het vlees moesten eraf.

En de ontbrekende onderdelen zoals vitamine B12 en D3 vullen we wel aan met supplementen.  Gelukkig leven we in een land waar dit soort bedenksels bedacht mogen worden. Ik blijf gewoon bij mijn eigen Schijf van Vijf waar ik mee opgegroeid ben. En volgens mijn diëtiste doe ik dat prima, ik moet alleen minder opscheppen.

Maar naast de Schijf van Vijf waar ik groot mee geworden ben hebben we dus nu de ‘Schijf van mijn Wijf’ zoals ze dat in Den Haag zouden zeggen. Nadat ik deze geverfd had moest er behang op, speciaal voor dit soort schijven op de markt gebracht. En natuurlijk met een tafereeltje, in dit geval een stel flamingo’s die staan te chillen aan het water en met pioenrozen in de bomen.

Ja, echt…

Voor mij is nu weer het peinzen begonnen. Hoe ik de schijf op ga hangen…

 

24 uur met Johan oftewel de dood of de gladiolen

Terwijl Urk steeds weer een stapje dichter bij een Urkxit komt, gaat Informateur Johan Remkes dit weekend ergens op de heide bij Hilversum in gesprek met Rutte, Kaag en Hoekstra.

En zonder alle spindoctors die er omheen lopen.

Hij haalt ze persoonlijk op met zijn Volvo en niemand mag bij hem voorin zitten. Maar voordat ze instappen moeten ze alle drie hun telefoontjes inleveren bij de dienstdoende Bode van de Tweede Kamer. “En de riemen om! Alle drie, anders gaan we niet weg!” zei Johan en hij keek ze daarbij heel streng aan.

In zijn achteruitkijkspiegel zag hij drie beteuterde gezichten zitten.

Vierentwintig uur heeft hij de tijd om dit stelletje ongeregeld weer op orde te krijgen. Zonder flauwekul en gekonkel dus. Op zijn Gronings wellicht. Om het onderlinge vertrouwen wat op te vijzelen staat er in het persbericht. Nou, dat zal tijd worden ook! Man, man, ik erger mij er onderhand dood aan. Na de verkiezingen snapte ik dat je niet zomaar een nieuwe regering vormt maar zoals het nou gaat vraag ik mij af of deze gasten niet te veel klappen hebben gehad op hun studiebolletjes toen ze nog student waren. Dat ze tijdens de ontgroeningen naast mentaal ook fysieke klappen hebben moeten incasseren en dat ze daarom nu dit gedrag vertonen. Het gedrag van drammerige, verwende kinderen waar totaal niet mee te praten is!

Om je dood te schamen!

Kleuters! En echte kleuters kun je het niet eens kwalijk nemen, die weten niet beter. Maar dit zijn volwassenen die maar één ding moeten doen: het land regeren. Alleen maken ze er een potje van. Geen wonder dat we in dit land steeds meer van God losraken. Als gekozen afgevaardigden van het klootjesvolk zouden zij toch het goede voorbeeld moeten geven? Elkaar met respect bejegenen, altijd blijven praten en proberen om te kiezen voor een breed gedragen, gulden middenweg? Want dat verwachten ze toch ook van ons, dat we met elkaar leven en niet tegen elkaar? Regeren, dat is wat ze moeten doen. Daarom zijn wij naar de stembussen gegaan waarna deze 150 mensen onze nationale en internationale zaken op orde kunnen houden.

Helaas zijn ze in de praktijk alleen maar bezig elkaar de loef af te steken.

Dat doen ze in de Kamer zelf maar nog liever op de TV of op de radio. Want dan staan ze in de schijnwerpers en kun je veel draagkracht genereren waar je voor staat. Plus de zieltjes die er gewonnen moeten worden. Dat snap ik. Maar ik raak het begrip kwijt. Ik wil dat men samen gaat werken zodat de enorme problemen waar wij allemaal mee worstelen eens opgelost gaat worden. Dus niet meer met je hoofd op de TV en daar een beetje gaan roeptoeteren wat de anderen allemaal fout doen. Doe gewoon je werk, pak de problemen aan waar we mee te maken hebben.

Dat doen wij, het volk of gepeupel of hoe je het maar wilt noemen, namelijk ook!

En dan ook echt gaan doorpakken. Bijvoorbeeld met het creëren van woonruimtes voor starters. Het is namelijk niet normaal hoeveel jongeren er nog bij hun opvoeders in het nest zitten terwijl zij allang weten hoe ze moeten uitvliegen. Als de ellende op de woningmarkt zo doorgaat ontstaat er straks een generatie die pas rond hun 35ste jaar het huis uit gaat. Met alle gevolgen van dien. De ouders worden gek omdat ze al 35 jaar ‘ruim je kamer op’ roepen en de kinderen worden gek omdat ze niet als volwassenen kunnen leven: “Pakken we nog even een biertje na het werk?”

“Euh…even aan mijn moeder vragen..”

Pak alle echte problemen aan en laat je partijbelangen even los. Want anders komen we er nooit uit. Tegenwoordig hebben alle meningen ook allemaal een eigen politieke partij en dat creëert alleen maar meer verdeling. Allemaal tere zieltjes waardoor niemand meer wat kan zeggen, schrijven of, zoals we vorige week zagen, tekenen.

Natuurlijk is empathie een belangrijk onderdeel van onze samenleving.

En ja, het doet pijn als je zoals ik regelmatig te horen krijgt dat ik te dik ben. En ja, als je genderneutraal bent kan het wel eens zijn dat iemand je toch met hij of zij aanspreekt. Of dat je te horen krijgt dat je best wel goed Nederlands spreekt terwijl je roots in een ander land liggen. Of als je de vaccinatie wantrouwt je toch weer elke dag met de gevolgen geconfronteerd wordt. En als je vegetarisch bent toch dat schaaltje met worst voor je neus ziet langskomen omdat de gulle gever even geen rekening hield met jouw principes.

Ik snap dat zoiets schuurt maar wees eerlijk: laten we eerst de grote problemen oplossen!

En als we dat op een rijtje hebben is er misschien wel even tijd om jouw probleempjes op te lossen. In mijn geval zal dat minder eten worden, bewegen doe ik al genoeg en eigenlijk heb ik geen politieke partij voor nodig. Maar obesitas is wel een van de grote problemen in onze welvaart en daarmee benoem ik al het probleem: welvaart = overdaad = we vreten ons een slag in de rondte.

Maar al die politieke partijtjes willen hun kiezers niet teleurstellen want dan worden ze op Facebook of op andere sociale media afgemaakt dan wel afgebrand. Maar geloof mij, zodra ik gestemd had wist ik al dat ik teleurgesteld zou worden! Want regeren is net als koken, er is nog nooit een kok gevonden die naar alle monden koken kan.

En links- of rechtsom, of je door de hond of de kat gebeten wordt, het is nooit goed.

Ik hoop van harte dat Remkes het schip weer op koers gaat krijgen. Want dat heeft dit verwende land nodig, een strenge hand. Dat hij opstaat als ze niet willen luisteren en blijven mokken: “Naar jullie kamer! En ga daar maar eens goed nadenken over jullie gedrag!”

Of laat alle fractieleiders opstappen zodat verbindende politici de kans krijgen zoals ik vrijdagavond in Het Oog op Morgen hoorde.

Allemaal ‘een functie elders!’

 

 

Alles moet bespreekbaar

Wat? Hoorde ik het nou echt? De vier dames zaten aan het tafeltje op 1.5 meter afstand van de mijne waar ik mijn koffie zat te drinken. Naar mijn schatting tussen de 40 en 60 jaar jong maar leeftijd schatten gaat bij mij nog wel eens mis. Dat ze er goed uitzagen zag ik dan wel weer goed. Keurig verzorgde en charmante dames: gelakte nageltjes, haartjes gewassen en geföhnd en mooi in de kleding. 

Ik dacht zelfs in een vlug geworpen blik een decolleté gezien te hebben.

Maar dat durfde ik niet voor mijzelf te bevestigen want dan zouden zij mij kunnen betrappen op lichte staar en daar heb ik geen last van. Althans, nog niet. Maar volgens mijn huisgenote komen de kwaaltjes er heus wel aan dus ik moest mij niet helemaal veilig voelen. Zo kwam ze laatst thuis met een verhaal waar ik wel even van schrok. Ze vertelde dat mannen een bepaald stofje in het hoofd hebben die ervoor zorgt dat je niet andere mensen, welk geslacht of geen geslacht dan ook je voorkeur heeft, lastigvalt met obscene opmerkingen. Of handtastelijkheden. Het (eeuwige) gevecht tussen geremd- en ongeremd gedrag. 

Een soort remvloeistof denk ik.

Dat stofje verdwijnt met de jaren dat je ouder wordt. Met andere woorden, hoe ouder hoe minder remmingen je ontwikkelt. Je kan dan op je vingers natellen in wat voor categorie je dan valt, namelijk in de categorie Vies Oud Mannetje.

Ik hield mijn adem in…

En moest denken aan dat nummer, Dirty Old Men van de Three Degrees. Maar ook aan podloodventers in lange jassen die uit de bosjes springen. Of ja, een aantal jaren geleden was er nog sprake van de Rennende Rukker maar dat snap ik dan weer niet. Want in beweging blijven of in dit geval hardlopen is juist goed voor je geestelijk welzijn en dan zou je zeggen dat de remvloeistof in je hoofd níet af maar toeneemt!

Of heb ik ze nu niet meer op een rijtje?

Ach ja, alles is of moet bespreekbaar zijn tegenwoordig en daarom durf ik het ook wel aan om dit te benoemen. Zo vroeg een meisje in het tv-programma ‘First Dates’ aan de jongen tegenover haar of hij een ‘propper of een vouwer’ was. Naar gelang het gesprek duurde begreep ik uiteindelijk dat het ging om een activiteit op het toilet en bleef ik de rest van de avond met allerlei vragen zitten, met de hamvraag wat ik dan ben.

Alles bespreekbaar maken is prima maar soms is zwijgen toch echt goud!

Onlangs hoorde ik op de radio een gesprek over mannen-emancipatie. Deze emancipatie laat mannen de traditionele ‘mannelijkheden’ loslaten waardoor de vrouwen zich weer verder kunnen emanciperen. Dat lukt al aardig als ik zo eens om mij heen kijk. De vrouwen zijn tegenwoordig de mannen in onze maatschappij. Ze laten zich niet meer de kaas van het brood eten en eisen hun plek in gelijkwaardigheid.

Tot grote ergernis van de narcisten onder ons.

Het is soms ook best lastig. Als ik voorheen een vrouw in een mooie jurk zag dan zei ik dat ook: “Wat zie je er vandaag weer prachtig uit!” Net zoals andersom dat tegen mij gezegd werd en wanneer ik er op mijn ‘zondags’ bij liep. Dat streelde mijn ego als man. Maar tegenwoordig is dat een stuk lastiger om te zeggen want niet elke vrouw is daarvan gediend omdat je als vrouw er wat van moet vinden. Zelfs als mijn eigen geliefde aan mij vraagt of ik haar nieuwe jurk, broek of wat dan ook leuk vind, durf ik al haast niet een negatief of positief reisadvies af te geven voordat we naar buiten gaan.

Nee hoor, dat is een grapje.

Ik ben waarschijnlijk al zó geëmancipeerd dat ik dan gewoon kan zeggen of het wel of niet staat. En zij is al zo geëmancipeerd dat ze dat voor waarheid aanneemt en vervolgens chagrijnig naar boven rent om iets anders aan te trekken. Dat chagrijn laat ze vervolgens ook boven waarna wij alsnog de reis aanvangen.

Een relatie gebaseerd op gelijkwaardigheid.

En andersom ook hoor. Ik kleed mij ook wel eens fout en dat zegt ze dan ook of ze schiet in de lach zodra ik de kamer inloop. Dan weet ik genoeg en zonder wat te zeggen keer ik om en loop ik terug naar boven.

Ook chagrijnig.

Ik had het goed gehoord. De dames naast mij hadden het over het vallei orgasme. Waarschijnlijk doordat ik dik 50 plus ben en het stofje in mijn hoofd toch wat aan het afnemen is, hadden ze nu mijn aandacht. Dit was duidelijk weer zo’n voorbeeld dat alles besproken kan worden, zelfs op een anderhalve meter terras. Ik dacht gelijk terug aan eind 2011, begin 2012 toen het boek ‘Vijftig tinten grijs’ uitgebracht werd.

Dat werd een bestseller!

In dat boek kwamen allerlei attributen voor die sterk tot de verbeelding spraken. Er werd zelfs een Fifty Shades of Grey lijn gelanceerd die de pakketdiensten overwerk bezorgden. Er kwam zelfs een film! De seksuele revolutie van de vrouw kwam (heel flauw) letterlijk tot een hoogtepunt. Voor mij als man was dat wel even een dingetje want ik groeide op zonder seksuele voorlichting en met enkel de Wehkamp catalogus waarin de vibrator nog massagestaaf genoemd.

Wist ik veel.

Het vallei orgasme dus. De dame die erover begon was wild enthousiast en haar tafelgenoten hoorden haar, zonder gelach of flauwe opmerkingen aan en eentje vertelde dat ze er een Podcast over beluisterd had. Afijn, het had iets te maken met een Taoïstische filosofie en je kon online lessen volgen waarna je seksleven totaal veranderen zou. Zonder de man. Die zou je dan later eventueel les kunnen geven maar noodzakelijk was het niet want het ging om jou als vrouw, niks meer en niks minder.

Ik bestelde uit nieuwsgierigheid nog maar een koffie.

“Nou, ik ben ermee gestopt hoor. Het duurde zó ontzettend lang!” zei de vrouw die de Podcast beluisterd had.

Het gezelschap viel stil.

“Het orgasme?”

“Nee joh, die Podcast!!”

Run Forrest, run!

Terwijl ik volop in training ben voor de Run Winschoten van komende vrijdag en zaterdag, denk ik terug aan mijn hardloop verleden. Die begon al vroeg. Op de Lagere School was ik, samen met Rients en Stado, de snelste als het om hardlopen ging. Rients was dat zelfs op zijn klompen! Nadat hij naar het voortgezet onderwijs ging waren Stado en ik de snelste waardoor wij er altijd strijd tussen ons was. Met hardlopen maar ook als we de schaatsen ondergebonden hadden.

Als voetballer liet hij mij wel zijn hielen zien.

Enkele jaren later hadden mijn broer en ik bedacht mee te doen aan een 10 km hardloopwedstrijd op Koninginnedag. De wedstrijd begon om 9 uur en wij werden wakker om tien voor negen. Dat was dus korte broek, T-shirt en gympen aan en in een sprint naar de Start die midden in het dorp was. 

We sloten aan in het Startschot.

Het waren tien rondjes van een kilometer over verhard en onverhard terrein. Onder de deelnemers herkende ik ook een paar marathonlopers en even zonk de moed mij in de gympies. Maar met het verstrijken van de tijd lukte het om ze achter mij te houden waardoor de moed weer omhoog kroop. 

Uiteindelijk werd mijn broer eerste en ik tweede.

Trots vertelde ik iedereen hoe mijn broer en ik die marathonlopers ‘eruit gelopen’ hadden maar jaren later begreep ik pas dat zij een 10 km heel anders lopen. Een marathonloper noemt een 10 km een warming up als het ware. Maar desalniettemin bleef ik wel trots op dit resultaat, ook omdat de schoenen die ik toen had ver van echte hardloopschoenen stonden. 

Wij gingen toen nog merkloos door het leven.

Rond mijn 20ste ging ik in Militaire Dienst en kon wat hardlopen betreft mijn lol op. Je had natuurlijk de zogenaamde ‘speedmars’, dat was een snelle verplaatsing te voet. Verder kon je je dagelijks uitleven op de atletiek- of stormbaan want in vorm blijven was natuurlijk heel belangrijk voor een militair. Anders win je geen oorlog. 

In mijn ogen wint niemand een oorlog, zijn er louter verliezers…

Mijn parate tijd was in Seedorf, Duitsland. En omdat je niet elk weekend naar huis kon werden wij op zaterdag beziggehouden met een veldloop van 5 km. Dan liep je met een paar pelotons rond de kazerne en de snelsten wisten dat ze dan warm konden douchen.

De ‘verliezers’ kregen dan een koude douche omdat het warme water op was.

Ja, ik kon altijd warm douchen want ook toen was ik nog een razende renner. Dat kwam ook door mijn gewicht, ik woog ergens rond de 70 kg dus ik had ook niet veel mee te sjouwen. Ik liep gewoon zo hard mogelijk, wars van technieken of hulpmiddelen om het hardlopen te verfijnen.

Gewoon dom lopen en blik op oneindig.

De jaren daarna verslapte het een beetje, liep ik enkel nog wel eens een sprintje tijdens een voetbalwedstrijd en tegen mijn 30ste levensjaar hing ik mijn gympies aan de wilgen hangen vanwege een rugoperatie. Dat hield ik een aantal jaren vol totdat een collega mij zover kreeg om bij een hardloopvereniging te gaan. Ik vond het eigenlijk wel een goed idee want ik zat qua gewicht al gauw boven de 90 kg want ik was een liefhebber van het snoep welke ik wekelijks aanvulde voor de kinderen.

En proefde veel van dat snoep voor!

Het betrof een cursus van 12 weken en op de laatste trainingsdag kon je dan met gemak 5 km hardlopen. Dat klopte. En ik begon het zelfs leuk te vinden want ze leerden je hoe je het beste een warming-up kon en een cooling-down kon uitvoeren, niet geheel onbelangrijk wilde je de volgende dag niet met spierpijn op je werk verschijnen. Maar ik leerde ook hoe je je moest voorbereiden op een wedstrijd qua voeding en ik liet mij echte hardloopschoenen aanmeten bij een gespecialiseerde hardloopzaak, inclusief zo’n strak hardloopbroekje.

Van een populair merk!

Wedstrijden lopen vond ik trouwens nooit zo fijn. Want de zenuwen speelden mij dan toch parten waardoor sanitaire stops een vervelende bijkomstigheid werden. Want als er een paar honderd man voor jou zijn geweest zijn is het verblijf op de pot goorder dan goor en ranziger dan ranzig. Toch liep ik de 10 van Leiden en de CPC loop, ook de 10 km. Naast die vervelende zenuwen voor de wedstrijd vond ik het ook te druk, moest je soms uitkijken dat je niet op iemands enkels ging staan of je kreeg een por in je zij omdat een loper je in wilde halen. 

Daarom liep ik het liefst alleen, met MP3 spelertje in mijn strakke broekje en oortjes in.

Dat apparaatje zakte nog wel eens weg in mijn broek en dat gaf dan weer een scheef beeld van de werkelijkheid. Na mijn 40ste waagde ik mij toch weer aan een wedstrijd. Het was werk gerelateerd en het betrof de Paleizen Estafette van 72 km tussen Paleis Soestdijk en Paleis Het Loo. Deze afstand liep je met een team van zeven lopers plus een begeleider op de fiets. Nadat de bewoners van Paleis Soestdijk waren gaan hemelen werd het parcours aangepast en bestond het strijdtoneel zich rondom Apeldoorn. Gemiddeld deden er 35 teams mee en werden er hele snelle tijden gezet. Onze hoogste klassering bleef steken bij de 14e plaats maar dat mocht de pret niet drukken want het was een leuk dagje uit met de stichting en de borrel aan het einde maakte veel goed.

Op een gegeven moment hing ik mijn loopschoenen echt aan de wilgen en werd ik teamcaptain. Samen met chauffeur Eek ronselden we dan collega’s zodat er weer een team naar Apeldoorn kon afreizen en hoefden wij ons verder niet meer uit de naad te lopen.

Volgende week is er weer een Run in Winschoten met onder andere de ultra run van 100 km. Dat vergt wel even training want je bent er dan de hele dag mee bezig. Doe ik mee met de Run dan?

Ja, als klappende toeschouwer!

 

Slaapkamergeheimen

Normaal gesproken slaap en stoei je in een slaapkamer maar wij hadden vorige week anders besloten. We hadden namelijk een nieuw bed gekocht. Op zich is dat niet ongewoon, iedereen koopt wel eens een nieuw bed. Of krijgt een bed van iemand anders ‘omdat deze nog in prima staat is.’  

Of je kocht zoals ik een ‘showmodel’ bij een grote meubelzaak.

Dat was ergens in 2012. Het betrof een 2-persoonsbed en die werd aangeboden ‘voor weinig’. Dat ‘weinig’ trok mij al gauw over de streep en ja, hoeveel mensen zullen op dit bed gelegen hebben toen het in de showroom stond? Je gaat toch niet zomaar midden in een winkel op een bed liggen?

Achteraf denk ik toch dat ongeveer 20.000 mensen het wel gedaan hadden….

Maar dat wist ik toen nog niet dus meenemen die handel. Ik kon een Caddy lenen, met imperiaal. Na wat proppen, passen en meten kon het bed mee en reed ik, best wel trots op mijn koopje, dwars door Den Haag. Enkele maanden later kwam de twijfel mijn slaapkamer binnenwandelen want op een gegeven moment begon de krachten van die 20.000 mensen die even op het bed gelegen hadden, zich te openbaren. Het verzakte aan ‘mijn’ kant zo erg dat ik op een gegeven moment haast uit het bed gleed! Wanneer ik alleen lag was dat niet zo’n probleem want dan schoof ik wel naar het veilige midden, maar wanneer de vriendin er was moest ik alle zeilen bijzetten om niet uit het bed te lazeren. 

Zelfs in lepeltje-lepeltje houding wist ik nog wel eens aan de aandacht van de dame te ontsnappen.

En hing ik buiten boord. Voordat ik dit best wel unieke en komische bed beslapen mocht, sliep ik op een gekregen houten, eenpersoonsbed. De reden van het krijgen was heel triest. De eigenaar, Pater Paulus en broer van een zeer gewaardeerde collega, overleed plotseling op 44-jarige leeftijd. De collega wist van mijn situatie, net gescheiden met alle financiële gevolgen en gunde mij de spullen van zijn broer. 

Dat was een lot uit de loterij!

Want naast het bed kreeg ik een complete huisraad, van een flesopener tot aan een wasmachine en kon ik daarmee mijn flatje inrichten. De spullen zijn later weer doorgegeven aan een jong stel die samen gingen wonen. Behalve de flesopener en een schilderij van het Laatste Avondmaal. Uit respect voor Pater Paulus heb ik die bewaard zodat ik niet vergeet hoe dankbaar ik toen was met al die spullen.

Dat zijn van die handvatten die je in het leven soms aangereikt krijgt.

We hebben nu een nieuw bed gekocht. Een grotere en een hogere. Het oude bed was enkele jaren terug ook een koopje maar geen showmodel. Toch raakte ook deze uit vorm, we rolden als het ware steeds naar elkaar toe. Nu vonden we beiden dat geen probleem want ‘dat gef allemaal niks want wie hoalt van mekaar, holadié, holadió!’ Maar soms voelde het ook als een kacheltje wanneer de ene na de andere opvlieger zich manifesteerde onder de dekens.

En klom ik naar de zijkant van het bed voor de verkoeling.

Dat gebeurde een paar keer per nacht en werd ik soms oververmoeid wakker. Daarom besloten we om nu maar eens te investeren in een bed met meerdere kwaliteiten. Althans, dat zei de verkoper waarna ik met mijn verdorven geest direct weer beelden zag die het daglicht niet verdragen kunnen.  

In dit geval ging het om de motor….

Want hoofd- en voeteneind kunnen we in hoogte verstellen waardoor het slapen een uitermate doelmatigheid krijgt, mede dankzij de unieke topper en de stabiliserende bedbodems waarna je bij het wakker worden denkt:

‘Ik weet het ineens! Dit ga ik doen!’

Voorgaande stond in de folder die we meekregen nadat de koop beklonken was. Op zich wel een mooi vooruitzicht, dat we straks, als het bed eenmaal in onze slaapkamer staat, we wakker worden en dan weten wat we gaan doen. Want volgens diezelfde folder bleek dat de mens (gemiddeld) 32 jaar van zijn leven slaapt! Maar voordat het zover was moest er natuurlijk wel even wat gedaan worden.

De slaapkamer moest leeg, behangen en geverfd worden.

Die druk ontstond nadat de beddenboer ons gebeld had met een datum van bezorging. Ik had mijzelf een week gegeven om de klus te klaren. Eerst moest het oude bed naar zolder, voor de logees. Die weten nu ook dat dit bed je nader tot elkaar brengt. Nu hoop ik wel dat ze als ze naar elkaar toe rollen dat doen zoals de egeltjes het doen:

Héél voorzichtig!

Vrouwlief was natuurlijk in haar nopjes want ze mocht zich gaan storten op kleur verf en behang. Dit gebeurde al ver voor D-Day hoor, ik werd soms overstelpt via de App met foto’s van behang. Gelukkig kreeg ze goed advies van een plaatselijke verf- en behangwinkel plus een leuk ‘detail’, namelijk een decoratief stuk behang welke op een ronde triplexplaat geplakt werd. Deze decoratie kon je dan weer over het andere behang ophangen zodat de muur wat ‘breekt’.

Vroeger noemden ze dat een schilderij dacht ik maar ik hield wijselijk mijn mond.

Het muurtje achter het hoofdbord van het bed moest behangen worden en dat deden wij even op een maandag namiddag, zonder ruzie en een prima resultaat. Voor het verven van de muren had ik één middag nodig. Voor de afwerking werden er piepschuimen sierlijsten gekocht. Die kon je met sierlijstenlijm zó tegen het plafond drukken.

Dat kon ík zelfs!

Met een kitspuit lijmde ik de lijst, stapte het trapje op en drukte de lijst tegen het plafond. Toen ik van het trapje afstapte om de volgende lijst te voorzien van lijm, hoorde ik ineens een klap achter mij. De lijst lag op de grond.

De rest van de week ben ik alleen maar bezig geweest om die lijsten vast te krijgen. En nee, niet met de sierlijstenlijm maar met supermontagelijm. En nee, ook niet op verstek.

Gewoon rechttoe-rechtaan.

Als je slaapt heb je immers toch je ogen dicht!

Leven om te werken of werken om te leven?

‘Werken is wel leuk alleen gaat er zoveel vrije tijd inzitten’. Een bekende en grappige tegeltjeswijsheid maar wel eentje die zichzelf uit het oog aan het verliezen is. Want steeds meer mensen werken deeltijd of parttime, juist omdat ze méér vrije tijd willen!

Een luxe die men zich vroeger niet kon permitteren.

Toen waren zesdaagse werkweken normaal en werd de zondag gebruikt voor ontspanning, vaak bestaande uit een gang naar de kerk. Die gangen naar de kerk zorgden er ook voor dat het voortplantingsproces goed voortgezet werd waardoor grote gezinnen meer regel was dan uitzondering. En al die monden moesten gevoerd worden waardoor er eigenlijk alleen maar tijd was om geld te verdienen.

Begrippen als ‘Even een weekendje weg’ of ‘Ik neem een sabbatical’ moesten nog bedacht worden.

De grote gezinnen zijn inmiddels zo goed als uitgestorven. We zien ze alleen nog maar op de televisie zoals bijvoorbeeld in het programma ‘Een huis vol’, met onder andere het inmiddels beroemd en beruchte elftal, de ‘Buddenbruckjes.’ Ik kijk er graag naar. Het valt mij op hoeveel structuur er in die gezinnen zit en hoe alle leden van de gezinnen meewerken in het dagelijkse huishouden.

Zonder het bekende zeurwerk.

Op de familie Buddenbruck dan weer na, dat is echt het huishouden van Jan Steen! Hilarisch op zijn tijd en zo nu en dan tenenkrommend. Opvallend is dat deze gezinnen heel ontspannen omgaan met de drukte die een groot gezin met zich meebrengen en dat ze niet drie slagen in de rondte hoeven te werken om het gezin draaiende te houden. Dat moesten ze vroeger wel en dan werd inderdaad in menig huishouden de bekende vraag gesteld:

“Wie is toch die man die op zondag altijd het vlees komt snijden?”

Want begin vorige eeuw waren werkweken van 50 of 60 uur meer schering dan inslag en was er weinig ontspanning. Het vertier werd gezocht aan het einde van de werkweek. Wanneer ze het loonzakje ontvangen hadden doken ze de kroeg in, met als eindresultaat dat de kroegbaas er beter van werd en het loonzakje alleen maar leger en leger.

Dat werd geen Atje voor de sfeer…

Gelukkig mogen we wel zeggen dat die tijden voorbij zijn. Werkweken bestaan tegenwoordig uit 24 of 32 uur en als je vraagt waarom men niet meer uren wil maken, kijken ze je aan alsof je niet wijs bent. Wat dat betreft zou die tegelwijsheid ingeruild kunnen worden voor een nieuwe:

‘Vrije tijd is leuk maar er gaat zoveel werk inzitten.’

De keerzijde is dat we ook steeds meer willen in al die vrije tijd. En er is natuurlijk ook veel meer te besteden. Want ook al werken we steeds minder, de loonzakjes worden gevuld door beide partijen en de lonen zijn een stuk hoger. Dus man/vrouw, vrouw/vrouw, man/man of hen/hun, hoe je het maar noemen wil:

Werken zal je!

Met natuurlijk de uitzonderingen op de regel maar daar zijn vangnetten voor. Of je moet kunnen leven van de wind. Maar ook dan zul je toch iets om handen moeten hebben want anders gaan de dagen (en nachten!) wel heel lang duren denk ik zo maar. Maar de tijden dat het gezin nog gezien werd als ‘de hoeksteen van de samenleving’, zijn allang voorbij. Deze politieke kreet werd gesmoord nadat diezelfde politiek de vaste lasten lekker liet oplopen. Met alle gevolgen van dien. Moeder kon niet anders meer dan haar schort afwerpen en ook aan de slag te gaan op de arbeidsmarkt en de kinderen moeten zichzelf redden of kwamen onder bewind voering van de voor- tussen of naschoolse opvang.

En dat alles kost bakken met geld!

Vervolgens waren beide ouders aan het einde van de week zó moe dat de vraag wie op zondag het vlees ging snijden veranderde in de vraag wie het vlees kwam brengen! Thuisbezorgd.nl,  Etenmetgemak.nl of Bezorgland.nl.

Of hoe ze ook allemaal maar mogen heten.

Ik moest hieraan denken nadat ik afgelopen vakantie op de camping met een buurman in gesprek kwam. Deze gepensioneerde politieman heeft vanaf de eerste dag dat hij met pensioen ging, ruim twee jaar moeten wennen aan het níet meer werken! Naast het missen van de werkzaamheden als agent miste hij vooral het omgaan met zijn collega’s en de contacten met de burgers. De structuur was ineens weg, de regelmaat van op tijd op zijn werk verschijnen omdat er een collega afgelost moest worden was ook weg. Zelfs het de avond tevoren smeren van de boterhammen begon hij te missen.

Maar bovenal het ouwehoer- of serieuze praatje tijdens de koffie- of andere pauzes.

Dat was compleet weggevallen en nu waren hij en zijn vrouw aan elkaar overgeleverd om de rest van hun leven in te delen. Gelukkig was het huwelijk goed en was de fundering gebouwd op evenwicht waardoor het uiteindelijk allemaal goed kwam. Maar dat duurde ruim twee jaar en daar was de man nog steeds zichtbaar van onder de indruk.

Ik denk daarom dat werken goed is voor de mens.

Want dan ga je ook intenser genieten van de vrije dagen die je hebt. Dan kijk je uit naar de weekenden waar je de ‘beloning’ voor je zwoegen kan uitgeven aan leuke dingen. Bijvoorbeeld door lekker uit eten te gaan, te gaan winkelen, wandelen of fietsen of een bioscoopje pakken. Of om met de kinderen naar een of ander pretpark of dierentuin te gaan.

Al is een dagje uit met je kinderen ook best een vermoeiende bezigheid.

Door de pandemie zijn de werkvloeren inmiddels verweven met de privévloeren en dat was wel even wennen! Kon je voorheen de huiselijke rompslomp nog een beetje ontvluchten door naar je werk tóe te gaan, nu lag je werk ineens tussen die rompslomp. De één vond het heerlijk om te werken in eigen omgeving en de andere snakte naar de contacten op de werkvloer.

De werkvloer waar geen vuile was lag, slingerend speelgoed of zeurend kroost zoveel herrie maakte dat het zakelijke gesprek daar onder moest lijden.

Ik blijf erbij. Werk is (positieve) bezigheidstherapie!

 

Komkommer & kwel

Sommige mensen verlangen terug naar het verleden, naar de tijd dat we alles nog een beetje konden verwerken. Het Nieuws had toen nog niet zo’n tempo zoals we het nu kennen. Maar ik heb geen verlangen naar die tijd, wel goede en mooie herinneringen.

Maar ik mis wél de komkommers!

Om precies te zijn, de komkommertijd. Deze tijd speelde zich meestal af in de zomermaanden want dat was toch iedereen op vakantie en werd er ook geen nieuws gemaakt. En geen nieuws is meestal goed nieuws. Helaas kunnen we deze zomer wel zeggen dat er geen komkommer te bekennen is. Van alle kanten worden we momenteel bestookt met nieuws en daar zitten echt geen mooie komkommers bij.

Het verrottingsproces is al begonnen zeg maar.

Je moet er oog voor hebben om de goede eruit te filteren. Want goed nieuws is beter voor de geest. Neem de Olympische Spelen. Hier waren, ondanks wat opstartproblemen, weer vele hoogstandjes te zien. Maar ook op voetbalgebied zagen we PSV schitteren tegen Ajax, notabene om de Johan Cruijff schaal.

Nou was dat voor mij een klein dieptepuntje.

Maar voor de aanhang van PSV was dit natuurlijk ontzettend goed nieuws (na een verloren jaar..). En dan is er nog een club, Feyenoord. Deze hebben ook een goede start gemaakt in de Europese omgeving. Nu maar hopen dat ze dat in eigen land vast kunnen houden zodat we een leuke competitie krijgen. Het liefst een competitie waar de winnaar pas op de laatste competitie dag bekent zal worden.

Gezonde spanning valt ook onder de categorie goed nieuws!

Net als dat we geen mondkapjes meer hoeven te dragen in de winkels. Want dat vond ik toch wel het vervelendste onderdeel van de regels die ons opgelegd werden. Ik miste de expressie in de gezichten om je heen. Je wist niet meer of iemand vriendelijk of boos naar je keek of gewoon een praatje wilde beginnen. De woorden werden gesmoord achter het kapje.

‘Kap nâh!’

Toch zie ik ook wel het voordeel van de mondkap. Dat de mensen die ‘met consumptie’ praten je niet meer raken. Ik moet bekennen dat het mij ook wel eens overkomt en daarom hou ik mij graag aan het afstand houden. Maar wat deze zomer ook opleukte was de terugkeer van mijn favoriete Diskjockey Rob Stenders op de radio. Hij zat eerst bij Radio 2 maar besloot ergens in het voorjaar om te verhuizen naar Veronica. Vijf maanden was hij niet te horen op de radio en ik voelde mij diepongelukkig, begon in mijn chagrijn zelfs de radio te negeren en enkel nog te luisteren naar de hapklare brokken van Spotify.

Tot eind juni, toen begon Rob weer met zijn Bonanza bij Veronica.

Ik was eerst bang dat het programma overladen zou worden met commercieel geouweneel maar niets was minder waar, het programma was één op één overgenomen uit zijn Radio 2 tijd, inclusief de goede muzieksmaak. Ik kon mijn geluk niet op en ventileerde dat haast dagelijks naar mijn geliefde vrouw. En weet je wat zo mooi is?

Zij was het met mij eens!

Gelukkig weet zij ook wat nieuws betreft het kaf van de koren te scheiden. Het goede nieuws uit het slechte te filteren. Optimisme versus pessimisme. Zo zag zij ook hoe een supermarkt de plank flink missloeg door medewerker Lars te vertellen dat hij geen nagellak mag dragen. Want volgens de manager is de Glanerbrugger bevolking daar nog niet aan toe. Deze persoon heeft waarschijnlijk onder een steen geleefd want de Glanerbruggers hoef je niet te vertellen of ze ergens wel of niet ‘aan toe’ zijn. Hoe verzin je het!

Terwijl we in 2016 Nagellakheld Tijn Kolsteren toch met zijn allen in onze harten hadden sloten…

Gelukkig zijn er ook managers die niet in de prehistorie leven en kan Lars aan de slag bij de concurrent. Achter de kassa en mét gelakte nagels. Dit soort berichten staan in het begin onder het kopje ‘slecht nieuws’ maar worden uiteindelijk goed nieuws. Het lijkt wel een sprookje;

‘Lars en zijn nieuwe werkgever leefden nog lang en gelukkig!’

Nu moet ik toegeven dat sommige berichten in eerste instantie positief bedoeld zijn maar om kunnen slaan in het negatieve. Vaak heeft het te maken met de reacties die eronder gezet worden. Bijvoorbeeld wanneer de demissionair minister-president naar Groningen komt om met eigen ogen te zien dat er nog heel veel problemen zijn met betrekking op de aardbevingsschades, stromen de negatieve en soms absurd idiote reacties binnen.

Waarmee de echte dialoog in de kiem gesmoord wordt.

Of neem die ex-baanwielrenster Elis, die in 2016 nog Olympisch kampioen werd. Zij versloeg het baanwielrennen bij de NOS. Ook hier werd de inhoud, het verslaggeven en de kennis van de sport, naar achteren gedreven omdat er figuren waren die het op haar uiterlijk hadden voorzien. Dat moeten vast hele mooie mensen zijn geweest, dat kan niet anders want anders reken je iemand anders niet af op het uiterlijk.

Ik kan hier niks mee, verwerp het en schaam mij ervoor.

En ik weet ook niet wie het zijn want veel ‘reaguurders’ verbergen hun identiteit of vallen onder de categorie ‘nep-accounts’ (terwijl ze alles om hun heen ‘fake’ noemen). Een ding weet ik wel over ze. Ze zijn misschien knap, slim en hebben misschien zelfs de waarheid in pacht.

Maar ze zijn super lelijk vanbinnen!

Gelukkig houdt de humor en relativeringsvermogen de meeste mensen op de been. Zo zagen we hoe een kat in Scheemda het vertikte om uit een boom te klimmen. De brandweer was er op een gegeven moment klaar mee en zaagde de boom om!

Opgelost!

Natuurlijk kwam hier commentaar op. Ook ik was verontwaardigd na het lezen van de kop van dit nieuwsberichtje. Onnodig bleek, de boom stond al op de nominatie gekapt te worden. Typisch een geval van verder lezen dan je neus lang is…

Of gewoon niet reageren. Leg even je telefoon weg of maak een ommetje. Jouw reactie zal de wereld echt niet verbeteren.

Enkel (heel even) je eigen geweten.

Overdrijven is ook een talent; een rectificatie

“Ja hoor, je valt best mee!” antwoordde de dame van de winkel mijn vrouw lachend toen we de winkel uitliepen. Ik lachte maar een beetje mee en pijnigde mijn hersencellen over wat ik dan eigenlijk niet goed gedaan had. Of beter gezegd, niet goed beschreven had. Want de winkelmevrouw las wel eens wat van mij en vertelde ons dat ze best wel eens met mij te doen had.

Het schuurde tegen medelijden aan..

Ze doelde daarmee op bepaalde situaties die zich afspeelden tussen vrouwlief en mijzelf, waarbij ik, daar ben ik nu wel achter, overduidelijk de rol van slachtoffer op mij nam. Dit was voor mijn vrouw alleen maar een bevestiging van wat zij wel eens dacht. En ook uitsprak, alleen dan wuifde ik het weg dat ze het niet zo serieus moet nemen. Want ze vindt dat zij soms neergezet wordt als een niet zo leuk mens in mijn schrijfsels. Ja, dat was best wel even ongemakkelijk nu het zo rechtstreeks gezegd werd in plaats van een reactietje op het digitale papier. Nu moest ik rustig blijven en goed nadenken over hoe ik hierop zou reageren voordat er ruzie in de keet zou ontstaan. Weglachen was een optie.

Maar ik ken mijn lieverd en koos voor de nuance.

Ik gaf mij over aan de situatie die deze late zaterdagmiddag ontstaan was. Even met de billen bloot en omdat het tegen sluitingstijd was hoefde de overgave van mij jegens mijn geliefde nooit lang te duren. Helaas had de eigenares van de winkel geen haast om te sluiten zodat ze aan hun weekend konden beginnen en moest ik langer op de blaren zitten.

Ik keek mijn vrouw aan net zoals ik dat deed vlak voor mijn JA woord op het Gemeentehuis:

“Ach lieverd, het valt onder schrijversvrijheid hè. En soms moet je de boel een beetje overdrijven anders is het maar saai om te lezen. Daarnaast is het voor heel veel lotgenoten … euh… mannen, een soort van bevestiging dat mannen en vrouwen soms weleens verschillen van gedachtegangen…”.

Twee paar vrouwenogen keken mij nu bedenkelijk aan.

Ik voelde aan mijn water dat ik mij even op glad ijs bevond en begon de boel maar een beetje te bagatelliseren: “En het is maar een hobby van mij hè, dat schrijven.” vervolgde ik mijn pleidooi. “Therapeutisch, dat van mij afschrijven werkt ook weer therapeutisch en dat is goed in deze onzekere tijden!” Persoonlijk vond ik dat een prachtige, heldere slotzin maar ik had al snel door dat ik de enige was die zo dacht.

Ik beloofde haar om het recht te zetten.

Dat de soep niet zo heet gegeten wordt als zij opgediend wordt. En zo is het ook. Ik heb juist heel veel respect voor haar. Zo ontzettend veel respect dat ik haar regelmatig benoem in mijn stukjes. Misschien lijk het dan misschien op een beetje klagen van mij maar als je goed leest zie je hoe trots ik op haar ben.

Echt waar!

En laten we eerlijk zijn, de meeste mannen klagen over hun partners. Andersom gaat het niet anders. Zo hou je elkaar een beetje bezig maar tussen de regels door is het een en al liefde! Nu ik bewezen acht dat lezers wel eens daaraan twijfelen ben ik wel gaan nadenken hoe ik het vertrouwen van mijn vrouw in mij terug kan verdienen. Hoe ik haar kan plezieren. Even dacht ik haar een eigen kledinglijn op te laten zetten want dat is tegenwoordig in. Zonder er eens goed over na te denken had ik al een mailtje gestuurd naar enkele supermarkten, zoals de Jumbo, Albert Heijn, Plus, COOP, Poiesz en de Spar. Of zij plaats in de schappen hebben voor de kledingstijl van mijn vrouw.

Er gingen geen mailtjes naar de Lidl en de Aldi.

Die waren al bezet. De Aldi heeft ene Sylvie en de Lidl heeft Andre Hazes senior. Op zich verrassend dat laatste want meestal eist Junior alle aandacht op. Of beter gezegd, sommige media publiceren alle bewegingen van Junior omdat zij denken dat wij, het volk, daar behoefte aan hebben. Persoonlijk denk ik dat het volk eerder gezond verstand verkiest boven al dat geouwehoer over Junior met zijn escapades.

Maar ik dwaal weer eens af.

Beide winkelketens gaan de kledinglijn verkopen van deze BN’ers. Waarom? Geen idee. Ik ken niemand in mijn omgeving die daar behoefte aan zou hebben. En hoe meer ik erover nadacht hoe slechter ik het plan dan ook begon te vinden. En ik kan er zelfs heel boos over worden dat ik überhaupt op de hoogte ben van dit soort debiele weetjes over een paar over het paard getilde en overgewaardeerde Bekende Nederlanders.

Bah!

Waar is de correctievloeistof wanneer je het nodig hebt! Dus beschouw voorgaande alinea’s maar als niet geschreven of vergeet het. Gelukkig voor mij kwam de Verlossing c.q. Afleiding ineens op mijn pad. De verlossing kwam deze keer in de vorm van de stoffeerder die mij appte met de boodschap alle spullen binnen te hebben. Of hij vrijdag kon komen om alle vitrages, rol- en plissé gordijnen op te hangen. Natuurlijk kon dat want dit viel onder de categorie ‘interieur’, de hobby van vrouwlief. De vrouw waar ik elke nacht naast mag liggen had eerder alles uitgezocht en nadat de stoffeerder weer weg was kon ik maar tot één conclusie komen:

Het is prachtig geworden!

En dat heb ik dan te danken aan mijn vrouw! En dat meen ik oprecht, van kruin tot teen en alles wat ertussen zit! En ja, ik heb haar ellenlange zoektochten naar de juiste producten en de juiste kleuren misschien hier en daar wat belachelijk gemaakt. Haar een beetje geplaagd zeg maar. Maar dat hoort erbij in een relatie. Het is heel belangrijk dat je om elkaar moet lachen. Zij lacht mij ook heel vaak uit. Ook op momenten dat ik dat juist niet wil, meestal op die momenten dat ik mijzelf erg bewust ben van dat ik een man ben.

Maar ja, zoals ik al zei, schrijven werkt therapeutisch!

 

 

Allemaal rottigheid

Boze mensen. Je ziet ze steeds meer. Natuurlijk blijven ze, gelukkig, in de minderheid maar ze eisen wel steeds vaker de aandacht waardoor de suggestie ontstaat dat ze met heel veel zijn. Maar nogmaals, dat is gelukkig niet zo. Het lijkt zo omdat wij, eenvoudige burgers die gewoon hun leven leiden, via allerlei kanalen in aanraking komen met de daden die boze mensen uitvoeren.  

Zoals dat groepje vakantievierende jongens op Mallorca. 

Ondanks de vakantie waren ze toch ergens boos om en schopten ze de 27-jarige Carlo dood. Met zijn dertienen. Vervolgens pakten ze snel het eerste het beste vliegtuig naar Nederland om daar een lulverhaal op te hangen bij hun ouders. 

Al gauw bleek dat ze waarheid tekortkwamen… 

Wat ik mij dan afvraag is of er dan toch nog ergens iets van spijt om de hoek komt kijken wanneer ze hun bebloede sneakers aan het schoonmaken zijn. En dan niet spijt omdat ze nu niet meer mooi wit zijn maar spijt omdat ze iemand vermoord hebben.  

Net als die jochies die dat meisje van 14 jaar mishandelden. 

Hoe komen ze op het idee om een meisje in het gezicht te slaan omdat zij niet wilde antwoorden op een hele domme vraag. Nu weet ik wel, domme vragen bestaan niet. Maar wél als je het in combinatie doet met geweld. 

Dat is zelfs oerstom! 

En ze zijn zo ontzettend laf! Het maakt mij kwaad, heel erg kwaad. Ik probeer mij dan voor te stellen hoe het bij hun thuis gaat. Krijgen ze te weinig aandacht omdat Pa en Ma allebei aan het werk zijn? Of zijn Pa en Ma gescheiden en wordt er onderling niet gecommuniceerd hoe het gaat met hun kroost, welke ze toch ooit samen op de wereld gezet hebben? Zijn de ouders totaal de regie kwijt omdat ze geen conflicten met de kinderen willen? Of is het verveling van het kroost omdat ze alles al hebben wat hun hartje begeert en missen ze de spanning, spanning die ze bijvoorbeeld wel vinden in de games die ze op hun kamertje spelen? Of is het juist afgunst omdat ze het thuis niet breed hebben waardoor ze zwaar gefrustreerd rondlopen? 

Frédérique is sterker dan al die gastjes bij elkaar.  

Zij wil geen vervolging van de dader(s) omdat zij zich kan voorstellen hoe erg het is voor de ouders. Hoe jong ze nog is, hoe groot zijn nu al haar daden. Haar vader steunde Frédérique in dit verhaal en ook dat is te prijzen. Goed voorbeeld doet volgen. De moeder dacht er anders over maar zij steunt haar dochter wel. Maar toch weer reacties van een andere boze groep uit onze samenleving. Het was te soft naar hun idee. Waarmee ze eigenlijk Frédérique nog een (figuurlijke!) trap nageven. Want wie zijn wij om de idealen van dit meisje onderuit te halen?  

We moeten haar juist steunen!  

Maar waar komt toch altijd weer die agressie vandaan? Is het echt die liefde waar het aan ontbreekt? Of zien we de liefde niet meer omdat we als het ware digitaal opgevreten worden? We streamen met grote gulzigheid het ene kopschoppen filmpje na het andere want voor een portie sensatie zijn we wel te strikken. Die ‘sensatie’ van een kopschopfilmpje op het internet stellen we boven wederzijds respect, respect voor de ander en respect voor andermans bezittingen. Hoe diep kan een mens zakken. Of moeten we toch eens wat meer in de spiegel kijken, naar ons eigen gedrag?  

Ik denk van wel. 

Want de dagelijkse diarree die we voorbij zien komen op het internet via beeld én tekst heeft wel degelijk invloed op ons doen en laten. En we ‘pikken niks meer’ en ‘bepalen zelf wel even hoe wij leven!’ Steeds vaker gevoed door de moderne ‘vrijheidsstrijders’ zoals sommige politici en andere ‘influencers’.  

Sommigen spiegelen zich aan hen en daar gaat het fout. 

Terwijl dichtbij jezelf blijven makkelijker is. Want je bent niet op de wereld gezet om iemand op zijn of haar kop te schoppen. Of bruut door het hoofd te schieten. Toch? Je bent immers uit liefde geboren! Ik snap dat wanneer je boos bent je empathisch vermogen flink op de proef gesteld wordt. Of wanneer het allemaal tegenzit dat je dan veel liever de oorzaak daarvan bij een ander zoekt dan bij jezelf.  

Je even wentelen in een slachtofferrol. 

Maar daar schiet je in mijn ogen niets mee op. Het zuigt al je energie uit je lijf wanneer je steeds maar aan het klagen bent. Je kan veel beter dat kleine beetje energie wat er zit, doelmatig gebruiken. Bijvoorbeeld om de hulptroepen in te zetten die dit land rijk is. En ja, ik weet dat er nog vele handen tekortkomen in die sectoren maar zoek het dan dichter bij huis. 

Bij je geliefden waar je mee opgegroeid bent. 

Een vaststaand feit is dat we grenzen verleggen door groepsdruk, alcohol en drugsgebruik. Alcohol blijft een venijnig (legaal) groot probleem en drugsgebruik neemt eerder toe dan af, met in de bijsluiter de criminaliteit. Het snelle geld is immers duivels aanlokkelijk. Ik zie geen oplossing maar ik kan wel zeggen dat ik geen drugs gebruik en dus het circuit niet financieel ondersteun. 

Maar de groepsdruk is niet minder gevaarlijk! 

Dat laten bovenstaande feiten wel weer zien. Misschien moeten we het geen aandacht meer geven. Misschien moeten we wel alles wat met geweld te maken heeft niet meer streamen en delen.  Misschien moeten we stoppen met alles wat criminaliteit juist aantrekkelijk maakt. Door bijvoorbeeld niet meer te snuiven, spuiten, slikken en zuipen.  

Zodat we weer zelf kunnen denken en niet onder invloed. 

Maar vooralsnog zullen dit soort bizarre gebeurtenissen niet uit te roeien zijn. De wereld verandert elke dag en wij veranderen met haar mee en dat kunnen we enkel maar accepteren. En heel veel van die veranderingen zijn ontzettend mooi en geven ons leven steeds meer kleur. Maar zoals altijd kan niet iedereen die weelde aan en wordt geweld ingezet. Onze handen zijn wat dat betreft gebonden. 

Maar we kunnen er wel openlijk (!) afstand van doen.  

 
 

Afrondingsfases

Nadat onze tuin voorzien was van schuttingen, een overkapping, tegels en groene zones kwam mijn vrouw in actie voor de zogenaamde ‘details’. Die ‘details’ ben ik van haar gewend inmiddels en ik laat haar lekker haar gang gaan. Als ik er last van heb dan laat ik dat haar subtiel weten. Zo staat er bijvoorbeeld een metalen emmertje in de badkamer, in het nisje achter de wc. In dat emmertje zit een kaars. Met een lont. Naast de emmer staat een vaasje waar stokjes uitsteken. 

Een kaasfondue pannetje zeg maar!

Beiden geven geur af. Beiden hebben dezelfde geur, namelijk Jasmijn als ik de tekst mag geloven. De bedoeling van deze voorwerpen is om ervoor te zorgen dat het lekker ruikt in de badkamer. Dat snap ik wel, want over het algemeen zal dat lekkerder ruiken dan de geuren die normaal verbonden zijn met badkamers. En dan met name de toiletbezoeken.

Toch?

Dat lijkt mij een understatement. Maar je kan het ook overdrijven. Ik ben namelijk een leunplasser. Als ik bijvoorbeeld wildplas, tegen een boom of zo, dan leun ik altijd met een arm tegen die boom en doe mijn ding. Het is waarschijnlijk ontstaan in het verleden, wanneer ik als jongere te diep in het glaasje gekeken had en het nodig vond om even lekker wild te gaan plassen. Dat mag tegenwoordig niet meer, nu schoppen ze gewoon iemand hartstikke dood… Maar goed, er staan geen bomen in mijn badkamer dus dan leun ik tegen de muur.

Vooral s’ nachts, dan slaap ik door tijdens het plassen.

Afijn, zodra ik dan in positie ben komt de ergernis want ik hang dan boven dat emmertje en begint het gevecht met mijn reukorgaan. Dat ene fonduepannetje is nog wel te dragen maar dat emmertje is vreselijk actief, irriteert mateloos mijn para nasale sinussen en de bulbus olfactorius en kruipt vervolgens verder in de diepste spelonken van mijn gevoelige lijf.

Het zit tegen misselijkheid aan…

Kennelijk ben ik hypersensitief als het om luchtjes gaat want vrouwlief hoor ik er niet over klagen, die vindt het juist heerlijk ruiken. I