Het is de tijd van de transparantie, de tijd dat we alles bespreekbaar moet zijn. Dat we transparantie willen komt door het wantrouwen naar alles en iedereen, gevoed door figuren die daar garen bij spinnen en die zich als een olievlek over het land verspreidt. Want tegenwoordig weet iedereen het beter. Het is wel te vergelijken met de meningen over het Nederlands Elftal: er is niet een Coach, maar er zijn 18 miljoen Coaches. Nu kan dat niet zoveel kwaad, het is maar een spelletje en je kan er lekker over lullen in de voetbalkantine of in de dagelijkse koffiepauzes.
Ook al hebben de meeste betweters het nooit verder geschopt dan 5e klasse KNVB.
Doordat we alles (denken) beter te weten worden we ook steeds eigenwijzer en daarmee in veel gevallen ook vervelender voor onze omgeving. Maar goed, transparantie is natuurlijk bedoelt om achterkamertjes te openen en het vaak op de werkvloer voorkomende ‘met twee maten meten’ bloot te leggen, uit te roeien. Enkele politieke partijen hebben daar handig op ingespeeld en kregen daarmee menig kiezer op hun hand.
Want het moest anders.
Nieuwe bezems vegen schoon moesten ze gedacht hebben, maar ondertussen weten we dat er altijd nog wat rotzooi blijft liggen, in de naden en kieren van de samenleving. Want politiek is niet enkel zwart-wit, maar heeft alle kleuren van de regenboog.
Heel divers, dat dan weer wel!
Wat ik wel een mooie ontwikkeling vind, is hoe we met elkaar omgaan op de werkvloeren. Dat moet anders, veiliger en zonder machtsmisbruik. Daar durf ik wel wat over te zeggen na 45 jaren rondgelopen te hebben op die werkvloeren. De eerste 20 jaar werkte ik in de keuken als kok en daar ging het er soms stevig aan toe. Toch heb ik in al die jaren maar één keer iets grensoverschrijdend meegemaakt. Gelukkig zonder daar iets aan overgehouden te hebben.
Terwijl het natuurlijk absoluut niet door de beugel kon.
Het speelde zich af op een mooie zomeravond en ik was nog leerling-kok. We hadden die avond drie keer het restaurant vol gehad met gasten en was ik, samen met de andere leerling aan de schoonmaak begonnen. Werkbanken opruimen, de vloer schrobben en droogtrekken. De Chef-kok hield zich bezig met de bestellingen. Tijdens het schoonmaken vonden we een tennisbal van de hond van de baas en al gauw liepen we voetballend door de keuken en hadden we de grootste lol.
“Jongens, kap daarmee!” riep de Chef.
Na de derde waarschuwing kwam hij op mij af, niet bewust, maar ik stond gewoon het dichtstbij. Vervolgens kreeg ik een klap in mijn gezicht, verloor daardoor mijn evenwicht en viel naar achteren. De slagroommachine brak mijn val maar het apparaat gleed van de balie af op de grond en er volgde een enorme knal.
Hard genoeg om de baas die aan de stamtafel zat, te waarschuwen.
Hij rende de keuken in en vroeg verschrikt wat er loos was. De Chef reageerde direct, nam alle schuld op zich alleen verdraaide wel een klein beetje de waarheid: “Mijn schuld!” zei hij, “ik gleed uit en viel tegen Arjen aan en die viel op zijn beurt tegen de slagroommachine. Maar het is mijn schuld!” benadrukte hij nogmaals.
Samen met de Chef zette ik de slagroommachine weer op zijn plek.
Er zat wel een deukie in de wand van de machine, maar ik kon geen letsel vinden aan mijn gezicht. Waarmee het voor mij afgedaan was, vond het wel verdiend want we waren echt aan het kloten. Misschien noemen ze dit een harde les in luisteren, geen idee, maar ik heb er niks aan overgehouden in mijn verdere leven. En qua werksfeer werd het er absoluut niet slechter op, integendeel, ik denk nog met plezier terug aan deze Chef. Ik keur het natuurlijk wél af!
In het licht van de huidige tijden.
Maar er is ook een andere soort ‘onveilige’ werkvloer, die van de geniepige, narcistische leidinggevende. Zo’n leidinggevende heb ik ook gehad en dat was vooral mentaal een pittige toestand. Deze persoon was een meester in het manipuleren en dat deed hij vooral om zijn eigen straatje schoon te houden. Jaren en jaren achtereen zorgde hij ervoor dat er een angstcultuur heerste, wist hij collegialiteit in de kiem te smoren en zette hij mensen tegen elkaar op. Wanneer er een werkoverleg aanstaande was ging hij al daags tevoren sommige collega’s uithoren of er ook wat speelde op de werkvloer, zodat hij goed beslagen de vergadering inging. Meestal werd wat ingebracht werd dan ook afgekeurd want er waren dan uiteindelijk te weinig voorstanders. Dit gebeurde allemaal buiten het zichtveld van de hogere bazen op de werkvloer.
Of als je er toch een melding over maakte dan reageerde men verbaasd.
“Nou, je bent de eerste die hiermee komt.” Was een veel gehoord antwoord. Daarom moest ik ook zo lachen over die toezichthouders van omroep WNL: “Onze deur staat altijd open.” Dat kreeg ik en mijn collega’s ook altijd te horen. Maar ondertussen durfde niemand meer aan de bel te trekken en werd de drempel van die open deur alleen maar hoger en hoger.
Gelukkig is er een gedragsverandering gaande op de werkvloeren, een goede ontwikkeling.
Overal om ons heen vallen zowel mannelijke als vrouwelijke leidinggevenden van hun sokkel en kunnen we ondertussen wel spreken van een flinke cultuuromslag, blootgelegd doordat steeds meer mensen er melding van willen én kunnen maken.
De zelfzuchtigen onder ons verliezen steeds meer terrein.
Zuiver op de graat is niemand, ‘wie zonder zonde is werpe de eerste steen’ zei ene Johannes ooit. Maar als belangrijk persoon of omdat je een belangrijke functie hebt, heb je wel je verantwoordelijkheden die gelukkig steeds beter begrensd zijn. Zoals bijvoorbeeld je macht niet misbruiken door bijvoorbeeld te zeggen dat je op moet passen voor je baan.
Dat heb ik zelf meegemaakt.
Terwijl er genoeg werkvloeren zijn waar men wél weet hoe om te gaan met het personeel. Die heb ik gelukkig ook meegemaakt, leidinggevenden die het personeel niet als poppetjes zagen maar als mensen.
Eigenlijk net zoveel mens als ze zelf zijn!