Het vakantieseizoen is al een beetje op gang aan het komen, althans, zo ervaar ik dat. Links en rechts zie ik foto’s voorbijkomen van prachtige oorden en voel ik wat zij voelen: even niks, even geen wekker, even geen gedoe, maar gewoon vakantie!
Als ik zie hoe vaak mensen op vakantie gaan, vraag ik mij wel eens af of men meer vakantiedagen dan werkdagen heeft. Dat ik daar iets over vind, heeft ook (weer) te maken met mijn leeftijd. Want mijn generatie was altijd gewend om een keer per jaar op vakantie te gaan. En soms twee keer. Dat was afhankelijk van hoe het er financieel voorstond natuurlijk. Toen ik nog in de jonge kinderen zat, moest ik het echt hebben van die drie weken verlof in de zomer, dan had je nog de meeste kans dat je er mooi weer bij had en hoefde ik de reis maar één keer te maken. Ja, nu was dat in Nederland en altijd op Terschelling, meer zat er ook niet in.
Met dank aan de gastvrijheid van mijn ouders.
Maar het was genoeg, geen enkele haar op mijn hoofd heeft er spijt van en de jongens hebben daar altijd mooie vakanties mogen vieren dankzij de vele mogelijkheden die het eiland hen in al die jaren geboden heeft. Zoals meedoen met de Brandaris Wandeltochten, van een hoog duin afrollen, in bomen klimmen, fietsen, voetballen met andere toeristen, slootjespringen, vissen, krabben vangen achter dijk, zwemmen achter dijk of op het strand, vliegeren, boot kijken, naar hun volksdansende tante kijken (én meedoen) of soldaatje spelen met de kinderen uit de buurt.
Een kind heeft echt niet veel nodig, hoor.
Die redden zich wel. En als er even niets te doen is dan neemt de fantasie het wel over, fantasie die ze prima kunnen gebruiken als ze ouder worden. Niks voorgekauwd vermaak, gewoon zelf ontdekken en creëren is een van de mooie fases die een kind vormen. Ik weet heus wel dat ik nu overkom als een ouwe, zure zemelaar, maar aan de andere kant ben ik wel een ervaringsdeskundige; ik ben immers ook kind geweest en ik wist mij met weinig te vermaken. Maar de verleiding om het kroost te vermaken is groot, je wilt immers het beste voor je kind en er is ontzettend veel vermaak heden ten dage. Wat ik niet begrijp, waar men dat allemaal van betaald want ik had toen ik in de jonge kinderen zat geen cent te makken voor al dat vermaak.
Voor wat we toen aan vermaak hadden.
Tegenwoordig is er van alles te doen en de kinderen rennen van het ene vermaak naar het andere vermaak. Hoe zong Herman van Veen dat ook alweer? ‘We moeten rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan’
Deden ze dat maar letterlijk!
Of in ieder geval vaker dan op die ene dag in juni, de Nationale Buitenspeeldag die ze in 1994 in het leven geroepen hebben. Toen was er kennelijk al sprake van dat de kinderen niet meer buiten speelden, want anders organiseer je er ook geen dag voor. Mijn kinderen, allemaal geboren in die jaren ’90 en eentje in 2000, speelden best wel veel buiten, maar dat kwam ook doordat de omgeving daar veilig genoeg voor was. Er hoefden, zoals bij de Nationale Buitenspeeldag, geen straten afgezet te worden. En een nog groter voordeel was dat de computergames nog niet het grootste deel van de dag onderdeel waren van hun leven. Maar uiteindelijk won dit digitale spelen ook terrein bij mijn kinderen, ware het niet dat ze wel onderling uit moesten maken wie er mee mocht spelen en hoe lang die er dan op moest spelen.
Dat werd regelmatig een strijd!
Maar met de jaren kwam er een tweede gameconsole in huis en hoefde er minder gestreden te worden om wie er mee spelen mocht. Zelf had ik niks met dat gamen, dus de mannen hadden geen last van een vader die steeds aan het gamen was of zich met hun gamen ging bemoeien. Wel spoorde ik ze aan om naar buiten te gaan en dat deden ze gelukkig nog wel.
Bijvoorbeeld soldaatje spelen in hun vaders ouwe militaire kloffie.
Of een potje voetbal tegen de vaders van hun vriendjes. Daar deed ik wel altijd aan mee, want dat was toch altijd erg leuk om te doen. Ooit heb ik met stratenvoetbal samen met míjn vader mogen voetballen en ik kan mij nog goed herinneren dat ik dat erg leuk vond. Vooral omdat ik dan mijn vader in een andere rol zag, in plaats van de hardwerkende óf de strenge vader rol wanneer ik weer eens wat uitgevreten had. Eigenlijk net zoals ouders kunnen zijn in de vakantie, dat ze wat relaxter zijn in hun doen en laten en wat meer tijd hebben voor hun opgroeiende kroost.
Vakantie is een onderbreking van het dagelijks leven of, voor sommigen, van de dagelijkse sleur.
Wij gaan deze zomer ook weer op vakantie, met zijn tweetjes. En weer naar Terschelling, onderhand een vast gegeven. Als ik hoor waar mensen om mij heen allemaal naartoe gaan, denk ik dat zij met mij te doen zullen hebben, want ja, er is zoveel moois op deze wereld, dus waarom steeds maar weer naar dat hoopje zand van 30 bij 4,5 kilometer? Jaar na jaar, en volgens mij maar één keer overgeslagen tijdens de coronings periode. En misschien in een ver verleden, toen ik een vakantie mocht doorbrengen in Spanje, ergens in de buurt van Lloret de Mar. Dat was trouwens geen succes, want op dag één in de zon werd ik zo rood als een kreeft en moest ik de rest van de vakantie schuilen voor de zon. Alle jaren daarna ging ik gauw weer naar het voor mij niet te warme, vertrouwde, rustige en prachtige eiland Terschelling. Nu ga ik hier niet uitleggen waarom ik steeds naar de Parel der Wadden ging; heb in de loop der jaren dat ‘eilandgevoel’ al genoeg beschreven. Toch wil ik hierbij wel benadrukken dat er één reden is die altijd stand zou houden, boven alle andere vakantieverlokkingen die door anderen genoten worden:
Het blijft voor mij (en ook voor mijn vrouw) thuiskomen! Niks meer, niks minder.