Inmiddels zijn wij alweer achttien maanden eigenaren van een hond. Eigenlijk moet ik zeggen, hondje want groter dan een flinke kater is ze nu ook weer niet. Nu zullen alle hondenliefhebbers mij daarin vast tegen willen spreken, want links of rechtsom, het blijft een hond. Dat klopt, maar ik weet dat kleine hondjes regelmatig bestookt worden met bijnamen en eerlijk gezegd maakte ikzelf ook wel eens grapjes over kleine hondjes. Maar sinds ik er zelf eentje in de verzorging heb, denk ik daar toch echt anders over! Vooral omdat ik een keer tijdens het uitlaten toegeroepen werd door een oudere heer op een fiets. Die voelde zich kennelijk geroepen om iets te roepen, maar wat mij betreft, had hij het ook voor zich mogen houden, want ik vond het eigenlijk wel heel erg beledigend:
“Zo’n grote kerel met zo’n klein hondje!”
Was het als grapje bedoeld? Of was het in het kader: wij ouderen zeggen gewoon alles wat we willen zeggen? Nou wil ik hier wel even duidelijk aangeven dat ik niet op mijn tere zieltje getrapt ben, hoor, ik zie er wel de humor van in, maar het is wel waar dat er generaties zijn die alles zeggen wat ze willen zeggen.
Ook al kan het pijnlijk zijn voor de andere.
Zo hoorde ik ooit een oudere heer vanuit zijn ziekenhuisbed tegen de verpleegkundige zeggen dat ze wel eens wat zou mogen afvallen want haar broek zat haar strak om de kont. Ik zou dat niet kunnen én durven zeggen. Ten eerste omdat mijn kleding ook te heet gewassen is en ten tweede ben je, als patiënt, toch behoorlijk afhankelijk van de helpende handen aan het bed.
Of ze nu dik of dun zijn!
Gelukkig voor hem bleef de verpleegkundige professioneel haar werk doen. Ik gaf haar mijn allervriendelijkste knikje, een knikje van diep respect, vol met lof en dankbaarheid dat zij ooit voor dit werk gekozen heeft. Zij zijn de engelen aan ons bed, daar moeten we zuinig op zijn! En misschien heb je nog nooit in een ziekenhuisbed gelegen, maar onderschat de kans niet dat het wel eens gaat gebeuren!
Dus wees gewaarschuwd!
Zo trouw een verpleegkundige kan zijn aan het bed, zo trouw is onze hond naar ons toe. Ik heb haar eigenlijk nooit chagrijnig gezien als wij in gebreke bleven. Zoals bijvoorbeeld wanneer haar waterbakje droog staat of haar eten niet op tijd klaargemaakt is. Inmiddels hebben we dat wel in de gaten, we moesten natuurlijk eerst nog wennen aan onze nieuwe huisgenoot. Zoals bijvoorbeeld het leren begrijpen van ‘de taal’ van de hond. Als haar water op is, begint ze in de buurt van de keuken te drentelen waar het waterbakje staat. En zodra een van ons begint te koken gaat ze in de weg lopen in de keuken omdat ze weet dat als wij gaan eten, haar bakje ook klaargemaakt gaat worden. Ja, ja, het huishouden hier hangt van structuur aan elkaar.
Wie is daar niet groot mee geworden!
En zodra er een van ons thuiskomt van werk, dan verwelkomt ze ons met alle vreugde die ze in haar lijfje heeft. Dan rent ze op je af, springt tegen je op en herhaalt dat nog een paar keer. Soms, wanneer we door ons werk wat langer van huis zijn, verwacht ik dan een boze hond, maar zelfs dan verwelkomt ze mij met dezelfde passie, een passie waar mijn vrouw, maar ook ik nog een heleboel van zouden kunnen leren: ‘En het sprookje van de prins op het witte paard, Is veel te vroeg, want de passie is bedaard.’
Gelukkig ben ik geen prins en heb ook geen wit paard dus Clouseau kan zingen wat hij wil.
Wij blaffen ook niet naar elkaar. Dat doet onze hond trouwens ook niet. Ze blaft en gromt alleen als ze katten ziet. Wat dat betreft, is het net een wolf in schaapskleren. Wanneer ze uitgelaten wordt reageert ze totaal niet op tegemoetkomende honden. Klein of groot, het boeit haar niet. Maar zodra er een kat in haar gezichtsveld komt, gaat ze helemaal los en neemt ze totaal geen blad voor haar mond.
Ik vermoed dat ze dan de meest vreselijke verwensingen uitspuwt richting de kat.
Van mij mag dat hoor, het is een stukje natuurlijk gedrag dat honden nu eenmaal in de genen hebben. Net als de kat die op muizen jaagt. En doordat onze hond altijd aan de riem loopt hebben de katten in de buurt niks te duchten van deze dweil op pootjes. De muizen wel want niet een kat hier in de buurt loopt aangelijnd!
Morgen gaat het hondje weer naar de trimster!
Daar wordt ze weer lekker gewassen en is ze even verlost van de ‘natte hond’ geur. Daar heeft ze zelf geen last van hoor, ik heb soms het idee dat ze het lekker vindt. Of er zelfs om doet! Want zodra de buitentemperaturen omhoogschieten én ze de kans krijgt, gaat ze midden op straat liggen rollebollen op de stenen.
Die auto die eraan komt kan wel wachten moet ze wel denken.
Er zijn ook hondeneigenaren die ermee naar wedstrijden gaan. Zoals voor Hond van Het Jaar. Ik las daar iets over in de krant en geloof me, die baasjes zijn bloedserieus. Die slepen hun hond van de ene wedstrijd naar de andere, zijn continue in de weer met schaar, borstel en eyeliners en lopen in mantelpakjes of in pak naast de potentiële winnaar. Een 56-jarige dame deed mee met haar ruwharige, Italiaanse dwergteckel. Zij en haar man geven er veel geld aan uit, maar, en nu komt het:
“Hij is ook gewoon ons huisdier hoor, hij slaapt bij ons in bed!”
Dat deed die van ons ook. Die vonden we regelmatig bij schoonpa in bed. Dat snapten we wel, want ze deelden beiden een gemis: mijn schoonmoeder die ons al jaren terug ontvallen is. Maar nu ze bij ons is hebben we dat afgeleerd en slaapt ze lekker beneden in haar mandje. Want ze is en blijft een hond. Een hond die drie keer per dag wordt uitgelaten, op tijd hondeneten krijgt en zo nu en dan een hondentraktatie en zo nu en dan mee mag als we gaan fietsen of met de auto weggaan.
Wát een hondenleven!