Facetime en Skype, oftewel beeldbellen, zijn momenteel weer helemaal hip. Was het in de tijd van de Thunderbirds en Start Trek nog een ver van ons bed show, nu is het een gemeen goed waar jong en oud gebruik van maken. Toen ik nog in Den Haag werkte en mijn vrouw nog ‘mijn Groningse vriendin’ was, stond bij ons beiden Skype standaard aan. Zo hadden we allebei toch nog wat gezelligheid van elkaar.
En als er even wat chagrijn was dan verbrak ik of zij gewoon even de verbinding!
We deelden dan via Skype ons ontbijt of we dronken samen even koffie. Warm eten deden we eigenlijk nooit samen want ik vond het heerlijk om met het bord op schoot Het Journaal te kijken. In alle rust, zonder vrouwelijke inbreng: “Oooh, wat ziet Annechien er weer leuk gekleed uit!” of “Ooh, moet je die hakken zien…. prachtig!”
Dit gebeurde met wederzijds goedvinden en het stond zwart op wit in het relatiecontract (Hoofdstuk 8, paragraaf 16).
In dat contract staan ook mijn beperkingen beschreven hoor, beperkingen die te verwaarlozen zijn in mijn ogen. Bijvoorbeeld een boer of wind laten of morsen op mijn net gewassen kleding. Ik kan daar niks mee want ook mijn fysiek gestel heeft zijn grenzen waardoor ik mijn lichaam niet altijd in de hand heb. Niets menselijks is mij vreemd.
En dat morsen, tja… ben gewoon niet zo handig.
Maar dit even terzijde. Wij Skype’ten er dus op los. Zelfs als er visite was dan deed ik op afstand mee, dan stond haar laptop op de eettafel zodat ik er ook een beetje bij was. Nu klinkt dat heel liefdevol en gezellig allemaal maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik dan gewoon languit op de bank TV zat te kijken.. En ik had het geluid van Skype zachter gedraaid want een kamer vol visite 272 kilometer verderop hakt er qua geluidsoverlast nog steeds flink in! Zo nu en dan kreeg ik dan een Appje…Dan stond er weer eentje te zwaaien..
En kwam ik overeind en zwaaide er vrolijk op los.
Nadat we definitief samen kwamen te wonen was dat directe contact, zonder scherm ertussen, wel even wennen. Sterker nog, op de eerste dag dat ik in Winschoten uit ons bed stapte, zette ik nog half slapend Skype aan….
“Dat hoeft niet meer, schatje..” en kreeg ik een knuffel.
Maar nu iedereen beperkt is in zijn of haar bewegingsvrijheid, kun je wel zeggen dat beeldbellen toch wel een uitkomst is. Zo had ik van de week weer even contact met mijn zonen in Den Haag en ik was oprecht blij ze weer eens te zien. Natuurlijk kreeg ik direct commentaar over mijn uiterlijk. Ik heb namelijk nog steeds de baard in de groei en ja, dat ziet er misschien wat woest uit. Mijn vrouw wil er ook maar niet aan wennen en kijkt nog steeds met zo’n blik van:
‘Het zal wel een fase zijn…’
En omdat ik niet meer naar de kapper kan is mijn haar inmiddels ook een aflevering geworden van ‘wild nature’. En mijn wenkbrauwen lijken ondertussen wel op kleine zonneschermpjes voor mijn ogen. Ik zou zo mee kunnen doen aan een survival-uitzending van National Geographic. Dan maak ik eerst een vuurtje met twee vuurstenen en spiets vervolgens een paar van die dikke larven op een tak. En dan roosteren boven het vuur alsof het marshmallows zijn…Vervolgens rooster ik nog wat sprinkhanen en neem als toetje termieten op een bedje van paarse dovenetel. Daarna was ik mij door een duik te nemen in een knus beekje en doe een dutje in een oud vossenhol.
En vervolgens, als de camera uit is, stap ik in mijn auto en stort mij weer in de welvaart!
Ja, de huidige situatie waarin wij ons bevinden speelt mij ook parten. Doordat we nu eerst heel goed moeten nadenken of we wel of niet ergens naartoe moeten gaan raken we wat in de war. Vandaag, voor de lezer van dit stukkie gisteren, voeren mijn vrouw en ik al de hele dag de discussie wat we gaan eten. Voor de hand ligt het eten van asperges maar de kans dat de anderhalve meter bij de aspergeboer niet te garanderen is, is te groot. Dat moet je niet willen. Toch? Uiteindelijk kreeg ik een ingeving van het duiveltje op mijn linkerschouder, hij stelde het gerecht ‘Duiveltjes-kip’ voor en dat kreeg de goedkeuring. We klapten voor onszelf want het is in deze roerige tijden best moeilijk om tot een compromis te komen.
Gelukkig hebben we de foto’s nog van de asperges van vorig jaar.
Op Social Media zie je ook dat we steeds meer visueel ingesteld raken. Nu we elkaar niet meer mogen opzoeken plempen we allemaal foto’s op Instragram en Facebook waarmee we iets over onszelf vertellen. Ik zie vooral veel foto’s van kinderkoppies met bloempotkapsels voorbij komen waarmee, naar mijn idee, duidelijk met veel liefde naar vroegere tijden gekeken word.
Ik snap dat wel.
Want wanneer je continue bij huis zit en je alles gedaan hebt aan klusjes, komt de rust weer terug in je leven. Hand in hand met de heimwee. Dan voel je weer de traagheid van je jeugdjaren, de jaren dat de zomers nooit voorbij gingen en je de winters grotendeels schaatsend doorbracht. Ook dat willen we visualiseren door te kijken naar foto’s van vroeger, foto’s uit een tijd dat je nog nooit gehoord had van een ‘lockdown’, 1,5 meter afstand houden, 20 seconden handen wassen of van wekelijkse persconferenties van de minister president.
Toen was geluk heel gewoon…
Maar het was natuurlijk niet alleen maar rozengeur en maneschijn. Ook toen waren er problemen waar we mee om moesten leren gaan. Het zijn slechts aangedikte herinneringen die met de dagen dat we ouder worden steeds meer geromantiseerd worden. Herinneringen die we hebben opgeslagen in onze hoofden en die we nu, in deze klote tijd, kunnen bevestigen met foto’s. En soms met 8 millimeter filmpjes.
Zonder geluid.
Maar die weten we nog wel! Omdat we alles toen veel intenser beleefden!