Vorige week schreef ik over het bezoek van onze kleindochters, die kwamen met hun ouders een weekendje over. Zij vulden die dagen met veel vrolijkheid middels die schattige snoetjes en betoverende glimlachjes, daar raak je ook niet over uitgeschreven. Schrijven over kinderen is überhaupt een feestje, voor mij is een déjà vu met mijn eigen verleden. De onbevangenheid van een kind geeft mij meer energie dan, nou, laten we eens een mooi voorbeeld aansnijden, ons demissionaire kabinet. Die twee keer wist te vallen.
En de derde keer zal vast niet lang op zich laten wachten.
Mijn kinderen waren, toen ze nog klein waren, ook een inspiratie om over te schrijven. Toen ze begonnen te puberen ben ik, op hun verzoek, ermee opgehouden en dat blijf ik jammer vinden want de puberteit is een, hoe zal ik dat eens politiek correct zeggen, een interessante fase om over te schrijven. Over de clashes met de opvoeders, over hun zogenaamde wijsheid waarvan ze ook nog eens denken die in pacht te hebben en wat ze allemaal wel niet uitvreten als ze buiten het veilige nest dat thuis heet, zijn.
Dat geldt helaas niet voor alle kinderen op deze wereld, een veilig thuis…
Afijn, de kleindochters kwamen een heel weekend en vorige week beschreef ik de zaterdag. Maar er stond nog een zondag voor de deur en die lieten we ook beginnen als een zondag: in alle rust, ontbijten en vooral bijpraten. Na het ontbijt ging de papa van het kroost op de bank liggen en het duurde ook niet lang voordat hij is slaap donderde. Dat mag op zondag. En dan vooral na een week van werken en een gezin draaiende houden is dat ook niet zo raar. De jongste telg, Loutje, lag weer lekker in bed voor de ochtendslaap, oma was weer aan de wandel en de mama van de prinsesjes ging douchen.
De vijfjarige Lientje mocht televisiekijken.
Mijn taak bestond uit pannenkoekbeslag en tomatensoep maken. De pannenkoeken zou ik gaan bakken voor de lunch en de soep zou om half vijf opgediend worden, waarna ze tegen vijf uur weer richting Den Haag zouden rijden. Lientje lag er wat verveeld bij, uiteraard onder een kleedje, want dat is heden ten dage gewoon zie ik wel om mij heen. Zelf kon ik het mij niet heugen dat ik als kind, jongere of jongvolwassene onder een kleedje lag op de bank. Ik lag wel op de bank, net als mijn ouders, broer en zus ook deden na het middageten.
Een powernapje zeg maar, iets wat vrienden van ons altijd maar raar vonden.
Mijn moeder was altijd blij dat wij op de bank lagen, want dat scheelde haar een hoop strijkwerk. Zij legde namelijk gewassen spijkerbroeken onder de kussens van de bank waarna de broeken een paar powernapjes later er weer keurig uitzagen. Wanneer wij aan onze moeder vroegen waar een bepaalde broek lag, was negen van de tien gevallen het antwoord:
“Kijk maar onder de bank!”
Ik ging voor de bank staan waar Lientje lag en zei met een stem alsof ik een kilo bildtstar-aardappelen in mijn mond had: “Koninklijke Hoogheid, kan ik wat voor u betekenen?” Haar antwoord was kort: “Opa, ik kan het niet zien.” En ze wees op de televisie. “Oh sorry Koninklijke Hoogheid, dat spijt mij heel erg!” En deed een stap opzij. Zij zat alweer gekluisterd. Ik besloot nog een poging te doen:
“Koninklijke Hoogheid, ik ben uw lakei en u mag mij vragen dingen voor u te doen. Zoals bijvoorbeeld iets te drinken voor u gaan halen, misschien wel met een kommetje fruit want daar worden prinsesjes nóg mooier van!” Op de een of andere manier voelde ik mij ook een lakei want ik had een lang, gestreept keukenschort voor die, volgens ingewijden, ook door lakeien gedragen worden als ze keukenwerkzaamheden deden zoals zilver poetsen, de ramen lappen of de tafels dekken.
Of pannenkoekbeslag aan het maken zijn!
Het kwartje viel nu bij Lientje en ze ging er zelfs bij rechtop zitten. Toen vroeg ze op een koninklijk toontje: “Doet u mij maar een glaasje melk én een lik-koekje, Lakei.”
“Natuurlijk, majesteit!” Zei ik, waarna er een hele diepe buiging volgde waar ik zelf best van onder de indruk was. Kort daarna stond ik weer voor haar, maakte weer een diepe buiging en gaf haar de melk en het koekje: “Alstublieft Hoogheid, laat het u smaken.” “Dank u wel,” zei de prinses, u mag nu wel gaan.” Ik roerde weer in de tomatensoep en gaf het beslag voor de pannenkoeken ook nog een slinger.
“Lakei! Lakei!” Hoorde ik vanuit de kamer.
Ik rende naar de kamer, maakte wederom een diepe buiging en vroeg: “Ja majesteit, zegt u het maar? Wat kan ik voor u doen?” “Weet u waar mijn zusje is?” vroeg ze, op een nóg bekakte manier. “Uw zusje slaapt, majesteit, “in haar koninklijke bedje waar zij al haar koninklijke droompjes droomt zoals u dat ook altijd doet als u bezig bent met uw koninklijke slaapje.”
“Kunt u haar dan niet halen, lakei?”
Ze was kennelijk het stilzitten zat en wilde lekker spelen met haar zusje. Was ze ooit graag met poppen aan het spelen, zo’n zusje is veel leuker. Die kun je in een kinderwagen stoppen, je kan erachteraan rennen, je kan haar helpen een glijbaan op te klimmen en je kan met haar dansen. “Nee koninklijke hoogheid, uw koninklijke zusje moet nog even slapen zodat ze straks weer klaar is voor de fietsrit die we gaan maken. Dat gaan we doen na het pannenkoeken eten. Zal ik nu uw vader ligt te snurken en uw moeder nog boven is, nog een koekje voor u halen?”
Haar glimlach inclusief pretoogjes zeiden genoeg.
Die middag fietsten we een andere route dan de dag ervoor en sloten de tocht (30 km) af met een heerlijk ijsje. Tegen half vijf zaten we aan de soep, stokbrood en smeersels en de prinsesjes kregen hun lievelingskostje, een broodje knakworst. Met volle buiken reed de koninklijke stoet weer naar Den Haag en konden we terugkijken op een leuk, gezellig, intensief, relaxed en actief weekend samen.
Een groot voordeel als je wat verder uit elkaar woont, dan heb je wat meer tijd voor elkaar!