Bijzondere herinneringen. Iedereen heeft ze wel. Zo sprak ik laatst Martin, een Scheveninger en woonachtig in de Terschellingsestraat(!) die vertelde over een Oud & Nieuw herinnering.
Het was een jaar of 55 geleden en hij was een knaapje van een jaar of 12. We spreken over eind jaren ’50, begin ’60. De tijd dat de winters nog winters waren. De tijd van Toen geluk nog heel gewoon was zeg maar..
Tussen kerst en de jaarwisseling was het voor de jeugd gewoongoed om kerstbomen ‘te rausen’. Martin deed daar ook aan mee en naast de lol was er ook de strijd tussen de wijken om maar zoveel mogelijk kerstbomen te verzamelen voor het Vreugdevuur. In zijn wijk werden de kerstbomen neergelegd op de T-splitsing van de straat waarin hij woonde en om het geheel een beetje ‘body’ te geven werden er ook autobanden opgegooid die vrijwillig afgestaan werd door het autobedrijf in die zelfde straat. Dat ruimde mooi op. Ja, het was in de tijd dat het woord ‘milieu’ nog niet het gewicht had van heden ten dage.
Het was niet specifiek voorgaande herinnering want tot op de dag van vandaag vieren ze in Den Haag en omgeving zo de jaarwisseling. Weliswaar zonder de autobanden en tegenwoordig ook zonder sneeuw… Maar goed, de reden van zijn herinnering was dat er ineens een man met een buikorgeltje verscheen. De man begon te spelen en er ontstond een sfeer van gezelligheid, saamhorigheid en ontroerend geluk. De dagen erna sprak iedereen erover maar niemand wist wie hij was en waar hij vandaan kwam. Eén man met een simpel buikorgeltje wist die nacht velen te raken met zijn vrolijke en ontroerende klanken.
Het jaar daarop werd er voorgaand aan de jaarwisseling al gespeculeerd of de man met het buikorgel er weer bij zal zijn. Vol spanning wachtte men de klok van 12 af maar helaas, het bleef bij de kerstbomen fik, vuurwerk en de autobanden… Ook de jaren erna kwam hij niet opdagen en was de herinnering geboren.
Het deed mij denken aan de Pinksterdagen op Terschelling. Deze weekenden waren op zichzelf al bijzonder door de vele motoren die ons eiland opzochten. En de berijders van die mannen-speeltjes vormden een bont gezelschap van ruwe bolsters met blanke pitten. En dan waren er natuurlijk ook de in leer gestoken stoere meisjes die daar omheen zwermden. Rijen dik stonden de motoren in de , toen nog, maagdelijke Oosterburen, de hoofdstraat van het dorpje Midsland. En de kroegen puilden uit. Wij, opgroeiende jochies in de jaren ’70, trotseerden dit ‘geweld van de vaste wal’ en liepen vol bewondering maar wel met een wijde boog om de motoren heen door de drukke dorpsstraat. Later, toen we zelf tot het motorisch geweld behoorden middels onze Zundapp’s en Kreidlers, werd de angst wat minder en toerden we langzaam rijdend (en zetten we ons stoerste smoel op) door dezelfde straat waarin onze gasten luidruchtig vertoefden.
Maar de echte herinnering zat in de 2e Pinksterdag, de dag dat het hele zooitje met de laatste boot vertrok richting de dagelijkse sleur van werken of sleutelen aan de motor bij gebrek aan werk. Want op één van die vol gepropte schepen van Rederij Doeksen verscheen op een gegeven moment ‘de Trompetter’! Vanaf het hoogst mogelijke punt van het schip zette hij de trompet aan zijn lippen en begon te spelen. En hoe! De prachtigste klanken klonken over het havenplein en de uit eilanders bestaande menigte plus de opvarenden van de schepen luisterden…muisstil.
De ontroering van zijn muziek deed de eilander gemeenschap de massale overlast van de motoren vergeten. En vele jaren daarna (in mijn herinnering althans) werd dit op de 2e Pinksterdag herhaald en werd het havenplein alsmaar voller en voller want iedereen op het eiland, van Oost tot West en van jong tot oud, wilde dit meemaken..
Het was de tijd van toen geluk nog heel gewoon was zeg maar.. Je zou er een film over kunnen maken!