“Eigenlijk heb ik nu minder van jou!” zei ik tegen mijn vrouw toen we weer thuiskwamen van de kaakchirurg. “Want jij hebt geen verstandskies meer en ja, dan ben je niet meer compleet zoals je ouders het ooit bedoeld hebben.”
Haar blik sprak boekdelen.
Ik liet mij niet kennen. Want ik vind het best wel een dingetje, iets van iets minder hebben. Dat had ik eerder nooit, totdat ik, toen ik nog in Den Haag woonde, een man leerde kennen via zijdelingse vrienden. We noemden hem Haagse Pietje, afgeleid van Malle Pietje uit de serie Swiebertje. Waarom? Omdat hij van alles verzamelde en omdat hij altijd in plaats van een sigaar zoals Malle Pietje dat had, een shaggie tussen de lippen had.
Een bijzondere gozer.
Hij opende mij de ogen over het begrip ‘iets minder hebben’. Want toen ik daar voor de eerste keer over de vloer kwam viel het mij op dat er van alles in veelvoud lag. Zo had hij naast de eettafel een salontafel op zijn kant neergezet, op de plek waar een stoel had kunnen staan. Ik vroeg hem waarom hij dat deed want hij had bij de bank al een salontafel staan en die werd ook als zodanig gebruikt. Hij haalde zijn schouders op en vertelde alleen maar dat hij deze gekregen had.
En ging weer verder met koffie zetten.
Met het ene koffieapparaat. Het koffieapparaat dat ernaast stond gebruikte hij op dat moment niet. Eigenlijk wilde ik het daarbij laten, maar er viel mij nog meer op. Zo had hij ook drie boormachines, vier accuboormachines, twee kettingzagen en verdomd als het niet waar is, drie schuurmachines! De vraag brandde op mijn lippen:
“Waarom heb je van alles meer?”
Hij keek mij verbaasd aan, snapte totaal niet waarom ik die vraag stelde en ging er dan ook in eerste instantie niet op in. Pas op het moment dat ik weer wegging gaf hij antwoord, nadat ik het hem nog een keer de vraag stelde: “Waarom heb je van al die spullen niet gewoon één exemplaar? Je bent toch geen winkel?” Zijn antwoord was zo helder als glas:
“Dan heb ik minder!”
Nu ben ikzelf ook wel meer van het meer. Als er chocolaatjes in huis zijn pak ik er niet eentje maar meer. Als er perenijsjes zijn pak ik er niet een maar meer. De Kaasboer mag best een onsje meer afsnijden en als mijn vrouw twee sneetjes brood eet, eet ik er minimaal ééntje meer. Als zij koffie inschenkt, doet ze er één koekje bij, maar als ik die taak op mij genomen heb pak ik er minstens ééntje extra voor mien zulf en als ik het eten opschep voor ons beiden neem ik altijd wat meer dan zij.
Dus ja, ik neem eigenlijk ook met minder geen genoegen.
Daarentegen heb ik één fiets, één boormachine, één accuboormachine, één schuurmachine en één haakse slijper. Oh ja, en sinds mijn ijzerzaag verdwenen is (dat is hij niet hoor, hij ligt bij mijn bonuszoon, maar die ontkent dat weer in meerdere ontkenningen) maak ik gebruik van een zogenaamde Japanse zaag.
Die overigens zaagt naar volle tevredenheid.
Minder staat gelijk aan teleurgesteld, behalve dan in het Gronings, want als iemand ‘Het kon minder’ zegt dan moet je dat weer zien als een enorm compliment. Best wel verwarrend want ik ervaar toch een ‘dan heb ik minder’ gevoel wanneer vrouwlief de koffie serveert met dat ene, lullige koekje. De opmerking die ik dan altijd maak, hoort ze al niet meer: “Eén koekje? Die past alleen al in mijn holle kies!” Nu klopt dat laatste ook, want zoals ik vorige week al schreef stond ik op de nominatie voor een wortelkanaalbehandeling. Dat was niet gepland. Op de agenda stond namelijk dat de verstandskies van mijn vrouw eruit zou moeten en verder geen afspraken.
Maar niets was minder waar.
Vorige week vrijdagmorgen werd ik wakker met kiespijn. Dat was niet een beetje kiespijn, maar heel veel kiespijn. Het gedoe hield zich op onder een kroon en daarvoor was ik al eerder naar de kaakchirurg gestuurd, maar die stuurde mij terug naar mijn tandarts, die moest zich daar op vastbijten. “Heb je er veel pijn van of valt het wel mee?” vroeg de kaakchirurg. “Nou, ik loop hier al een jaartje of twee mee rond en in het begin was het pijnlijker.”
“Maar de laatste tijd is het minder.” antwoordde ik, beseffende dat minder ook fijn kan zijn.
Dat noemen ze dan weer ‘De Goden verzoeken’ en ja hoor, vorige week vrijdag werd ik wakker met een zeurende, kloppende en stekende pijn in mijn linkerwang. De ochtend was dat nog te dragen, maar die middag voelde het alsof er een enorme grondoorlog gevoerd werd onder die kies. Omdat ik geen zin had in een weekend met pijn belde ik mijn tandarts op. Een vrolijke stem sprak mij toe:
‘Dit is het antwoordapparaat, in verband met vakantie zijn we gesloten.’
Tijdens het weekend leek de pijn weer minder, maar dat kwam natuurlijk doordat ik paracetamol en ibuprofen aan het slikken was. Dat dempte de pijn behoorlijk en ik kreeg zelfs weer praatjes. Maar zondagavond begon de ellende weer en wist ik dat ik er toch mee aan de gang moest. Ik besloot om niet maandag, maar dinsdagmorgen de spoeddienst te bellen want dat was mijn vrije dag. Toen ik die lijn belde bleek ik niet de enige, ik kon aansluiten in de rij van negentien wachtenden. Dat was ook lang genoeg want het ‘in-de-wacht’ deuntje dat ze steeds lieten horen werkte flink op mijn opstandige zenuwen van mijn gekroonde kies.
Dat kon best minder!
Afijn, ik kon woensdagavond in Stad terecht, want dan was er een arts die wel raad wist met mijn euvel, namelijk door een kroon boren en dan de dichtgeslibde wortelkanalen uitbaggeren. Om zeven uur die avond lag ik in de stoel en om 9 uur stond ik weer buiten.
Ik had nu minder wortelkanalen, drie waren geëlimineerd.
Het kon minder.
Zoals de rekening. Of ik even 421 euro wilde aftikken.
Dat kon best minder!