Je ziet ze steeds vaker. Te dikke mannen in jogging- of trainingsbroeken, met als kers op de taart een hoodie en een baseballpet als toefje op de kop. En dan zijn ze ook nog eens ‘op leeftijd’, zo tussen de 50 en 65 jaar.
Zelf benader ik aardig de werkelijkheid van deze beschrijving.
Want de laatste jaren droeg ik vaker een trainings- of joggingbroek dan een normale broek. En dat was niet omdat ik de hele dag aan het sporten was maar puur vanwege het draaggemak. Nu zijn het wel tijden dat het over het algemeen geaccepteerd wordt om er zo bij te lopen. Dat was in de jaren ’50 wel anders. Toen liep men er driedelig bij, inclusief stropdas. In de jaren ’60 werd het al wat losser en wat ruiger. Of ze stonden in hun blote kont. En in de jaren ’70 kregen we kleur in ons leven, zoals bijvoorbeeld oranje, rood, bruin, groen, gifgroen, geel, blauw, paars en alle kleuren die daar weer enigszins van afgeleid waren. Het vloekte erover maar wat zou het, we werden steeds mode bewuster en liepen er kleurrijker bij dan de gemiddelde regenboog.
Inclusief de wijde pijpen en enorme puntkragen.
Leeftijd is wat mij betreft verbonden aan kleding. Er is kleding die ik niet meer zou dragen omdat ik daar te oud voor ben. Als er in mijn spijkerbroek een scheur zit dan gooi ik hem weg. Een jongere zal de broek blijven dragen omdat het bij hem of haar wel staat. Sterker nog, men betaalt zelfs voor die ‘scheur-broeken’! Je zou dan denken dat ze dan korting krijgen want ja, de broek is kapot maar daar denken de verkopers toch echt anders over.
En toch vond ik het ook wel weer grappig, deze trend.
Want toen ik nog jong en fruitig was ontstond er ook wel eens een scheur in de broek maar daar wist mijn moeder dan toch weer iets van te maken: de scheur werd afgedicht met een knie- of ellebooglap of er werd een soort van embleempje overheen genaaid of gestreken. Daarna kon de broek gewoon weer een tijdje mee, totdat de stiksels los gingen laten. Dan hing zo’n lap er maar een beetje bij en dat was erger dan die scheur.
En om het af te maken, de sokken.
De sokken die wij thuis droegen in onze vroege jeugdjaren waren sokken van Oma. Zij breidde er lustig op los. Als ze klaar waren dan stuurde ze die per post op, inclusief een paar dubbeltjes die strak opgevouwen in een stukje papier verstopt zaten tussen de sokken. De sokken waren vaak twee, soms zelfs driekleurig omdat Oma gewoon de bolletjes wol opmaakte want weggooien deed men toen niet. Eigenlijk waren dit al de voorlopers van de ‘Happy Socks’ die we tegenwoordig wel kennen.
Ook sokken zijn onderhevig aan leeftijd is mijn mening.
Toevallig vond ik afgelopen jaar een stel van die vrolijke sokken in een kerstpakket maar ik gaf ze gauw weg. Op mijn leeftijd draag je geen happy sokken meer, dat laat ik over aan de jongeren. Toen ikzelf nog jong was droegen wij witte sportsokken. En dan het liefst sportsokken waar het sportmerkje op stond. Maar op een gegeven moment raakte dat weer uit de mode en hoorde ik nog wel eens van de dames in mijn omgeving zeggen dat witte sokken toch echt niet meer kunnen. Net zoals die onderbroeken, die zogenaamde ‘ballenknijpers’, tegenwoordig herenslips genoemd. Wij mannen moesten boxershorts gaan dragen, dan hoorde je erbij.
Daar was ik dan wel weer gevoelig voor en sindsdien ben ik een verwoed boxer drager.
Maar in mijn sokkenlade liggen voornamelijk grijze, dikke (wandel) sokken. Met daarop geborduurd de R van rechts en de L van links zodat ik mooi recht vooruit kan blijven lopen. Dit is natuurlijk een grapje. Ik heb daar echt niet om gevraagd maar de verkoper van deze sokken denkt kennelijk dat het waar is omdat de fabrikant dat erbij gefantaseerd heeft.
Pardon, volgens onderzoek bewezen is.
Zo zijn er nog wel meer producten op deze wereld die wij, consumenten, waarvan wij enige lariekoek moeten slikken. Het hoort erbij. Maar happy sokken hoef ik dus niet. Menigeen zou mij nu wel een saaie ouwe lul vinden en dat kan ik wat dit betreft alleen maar bevestigen. Terwijl ik toch heel vrolijk kan worden van gezellige kekke kleding bij anderen. Zoals mijn kapper. Die had een trui met gaten aan maar dat stond hem gewoon, niks mis mee.
Net zoals hij beleefd moest lachen toen ik hem wees op die gaten.
Eenvoud is voor mij gewoon lekker veilig. Zou hou ik van blauw, grijs, zwart, bruin en groen. En dan het liefst de donkere varianten van deze kleuren. Zomers wil ik daar nog wel eens iets wits of roze aan toevoegen maar daar blijft het dan ook wel bij. Maar die trainings- en joggingbroeken begonnen mij dwars te zitten. Ik train niet en loop ook niet hard dus dit soort kleding slaat als een tang op een varken.
Daarom moest er wat gebeuren wil ik nog serieus genomen worden.
En toen stuitte ik op een reclame van makkelijk zittende broeken die eruitzagen als een nette broek maar zitten als een trainings-of joggingbroek. Op een mooie dag kocht ik zo’n broek en ja, er ging een wereld voor mij open en ik liep er ineens weer netjes bij!
Als een Heer van Stand al zeg ik het zelf.
Ik vind dat belangrijk. Vooral omdat ik met rasse schreden de 60-jarige leeftijd aan het benaderen ben. Nu weet ik ook wel dat dit het nieuwe 50 is maar toch is het wel even een dingetje. Vooral lichamelijk. Alles gaat wat stroever, het lijf wordt wat strammer. Zo zaten mijn vrouw en ik zaten laatst wat te mijmeren, over ouder worden…
Mijn vrouw: ”Jan wordt al 70! En wij volgend jaar 60…Ik merk dat al echt, daar hoef je niet hoog of laag voor te springen.”
Mijn antwoord: “Nee, inderdaad. Dat hoog-of laagspringen lukt me inderdaad niet meer!”