Met enige regelmaat krijg ik hier thuis het woord ‘sukkel’ naar mijn hoofd geslingerd. Om precies te zijn door mijn liefhebbende vrouw. Dat doet ze vooral wanneer ik haar aan het plagen ben of wanneer ik haar overlaad met mijn absoluut ontzettend grappige grapjes.
Al zeg ik het zelf!
Nu is sukkel niet echt een vlijend woord, maar in dit geval wel. Zij gebruikt het als koosnaampje zeg maar. Ze zegt het ook niet op een harde manier, nee, de liefde druipt er dan vanaf, voor mij het sein er een schepje bovenop te doen.
Tot de grens van haar incasseringsvermogen wél bereikt is.
Het is het spel tussen twee mensen in een liefdesrelatie die van elkaar houden. Want liefde overwint alles, of in ieder geval een hoop. Zo waren wij in het Paasweekend met onze kleindochter op stap, gezellig op de fiets. Toen we wat gingen drinken in een winkel vol chocoladeproducten liep de kleine meid, afgelopen week 3 jaar geworden, even naar mij toe en gaf mij een aai over mijn buik en zei:
“Opa baby in buik!”
En vervolgens ging ze weer zitten. Dit is ook zo’n ‘sukkel-moment’. Hier zit geen grammetje kwaad in maar kilo’s liefde tussen kleinkind en Opa. Het is plagen zonder pijn. Wellicht zal mij dit nog lang achtervolgen tot ik weer op het gewicht ben van vóór de zwangerschap. Nu waren wij wel even bang dat ons prinsesje ook even naar de tafel verderop zou lopen om de dame daar, ook redelijk op gewicht, even te wijzen op het wonder welke groeide in haar buik.
Gelukkig kwam op dat moment het glaasje appelsap en enkele chocolaatjes.
Koosnaampjes zijn het eigenlijk. Ik kan dat wel hebben, voel mij er niet op aangevallen. Toen ik nog een jonkje was en met autootjes speelde, was ik niet tevreden over de naam die mijn ouders ooit bedacht hadden. Vraag mij niet waarom maar ik wilde anders genoemd worden, namelijk:
‘Koos.’
Tot op de dag van vandaag heb ik nooit begrepen waarom ik ‘Koos’ genoemd wilde worden. En ik was ook niet beïnvloed door het begrip ‘koosnaam’. En het was ook niet het lied ‘Koos Werkeloos’ van Klein Orkest want dat was nog niet bedacht. Dat werd pas een hitje in 1983 en mijn Koos-zijn tijd speelde zich af eind jaren 60, begin ‘70.
Het geeft ook niks, het valt gewoon onder de categorie fantasie wat elk kind heeft.
Kijk maar naar die actie van mijn kleindochter die ik hierboven beschreven heb. En ik zal vast niet de enige zijn geweest die voor zichzelf een andere naam bedacht heeft. Toen ik wat ouder werd, kreeg ik wel een andere naam, maar dat was dan weer een koosnaam die bedacht was door mijn vriendjes.
‘Muis.’
Dat begreep ik dan weer wel. En iedereen om mij heen ook want de standaard werd ‘Muis’ en mijn roepnaam volgens het bevolkingsregister werd daardoor naar achteren gedreven. Zelfs mijn moeder noemde mij Muis. Ik heb haar zelfs een keer betrapt op het feit dat zij mijn echte naam niet meer wist. Inmiddels weet ze helemaal niet meer wie ik ben, maar dat heeft te maken met die verdomde ziekte, Alzheimer.
Gelukkig heb ik nog de goede herinneringen aan haar en tot op de dag van vandaag deel ik die graag!
Maar ook uit haar mond klonk de naam ‘Muis’ niet als vervelend, maar zag zij het als een koosnaampje voor haar jongste telg. Ze is overigens afgelopen vrijdag, Bevrijdingsdag, 94 jaar geworden. We vierden het in redelijke stilte om onrust bij haar te voorkomen. Want ze begrijpt het allemaal niet meer en ze is bezig haar laatste krachten te verbruiken.
Wij putten nog kracht uit de liefdevolle herinneringen terwijl Alzheimer haar onwetend maakt.
Mijn schoonvader, deze week 82 jaar geworden, noemt mij steeds Arján. Normaal gesproken erger ik mij daaraan, net zoals wanneer iemand zegt ín Terschelling te zitten in plaats van óp Terschelling. Onlangs kwam ik een naamgenoot tegen en die had dezelfde ergernis. Nadat we er samen een flink potje om gehuild hadden, voelde het ineens als gedeelde smart en opgelucht vervolgden we onze weg.
En heb ik het maar losgelaten.
Maar mijn schoonvader mag zich hierin vergissen, want ook hier komt het uit een goed hart. Want het is niet iedereen gegeven namen goed te onthouden. Als ik naar mijzelf kijk, blink ik uit in het verkeerd uitspreken van namen. Bijvoorbeeld de naam Sean-Lou. Ik zeg dan Sjanloe terwijl het zou moeten klinken als Jean-Lou. Meer ‘auf Frans’ zeg maar. Of als iemand Rob heet zeg ik steeds Harry. Zelfs de namen van mijn kinderen haal ik regelmatig door de war. Dan noem ik Youri Sven, Sven Sil, Bas Bas en Sil Sil.
Ja, bij de jongste en de bonuszoon gaat het altijd goed.
Ik heb ook een koosnaampje voor mijn vrouw. Eerst noemde ik haar Janet. Logisch, want zo heet ze. Maar sinds wij veel Scandinavische series kijken werd het ‘Janettesket’, een mond vol, maar waar het hart vol van is stroomt de mond van over. Inmiddels heb ik het liefkozend verkleind om het nóg aandoenlijker te maken:
‘Sket!’
Zij vindt dit leuk en werpt mij dan altijd haar liefste lach toe. Nu is het absoluut niet altijd rozengeur en maneschijn bij ons hoor. Nee, met enige regelmaat mopperen we op elkaar, maar is het huis niet te klein. En mopperen is ook helemaal niet erg, want in elke relatie moet er soms wat stoom afgeblazen worden, ooit prachtig bezongen in het lied ‘Als liefde zoveel jaar kan duren’ van Herman van Veen:
‘Maar al beheersen we het spel, een ding blijft toch altijd bestaan, de zoete oorlog van het minnen.’
Een van haar moppermomenten zijn wanneer ik, gezeten op de hoek van de bank, mijn rechtervoet omhoog zwiep en vervolgens laat neerkomen op de schoot van mijn geliefde, Janettesket. Waarom doe ik dat? Omdat ik het fijn vind dat ze over mijn voet wrijft, een fetisj van mij heb ik begrepen.
Zij noemt het vooral irritant.
Maar ach, ik ben wel háár sukkel!
Weer met plezier gelezen
Haha mooi, dankjewel!