Het melodietje vulde mijn woning en ik pakte de telefoon waarna ik er achter kwam dat het mijn deurbel was.. Het is nog even wennen, de flat. Ik opende de deur en herkende in de jongen een voetbalmaatje van mijn jongste zoon. “He, hallo, alles goed met u?” zei hij verrast. Hij wilde kinderpostzegels aan mij verkopen. “Sorry jongen, die koop ik bij mijn eigen zoon. Groep 8’ers zijn jullie toch?” Hij knikte en begreep mij direct waarna hij na een groet zijn weg vervolgde. Mijn blik gleed over de galerij en daar zag ik nog een paar van die gasten, aanbellen bij mijn mede-flatbewoners. “Goed bezig zijn jullie!” en ik stak mijn duim omhoog.
Die avond ging de deurbel nog drie keer en telkens moest ik een kind teleurstellen. Teleurstellen ja, want ik weet dat de jeugd deze taak serieus neemt. Ze doen hun stinkende best om maar zoveel mogelijk van die zegeltjes te verkopen… En dat doen ze voor andere kinderen. Ik denk even aan een regel in een liedje van Herman van Veen: Anne, de wereld is niet mooi, maar jij kan haar een beetje mooier kleuren.
Door mijn ‘afwijzing’ zouden ze het geloof in de mens op kunnen geven. Dan worden het cynische burgers en klagen ze de rest van hun leven over van alles en nog wat.
Dan worden het types waarvan ik er onlangs eentje achter mij zag rijden, in de auto. Ik zag haar in mijn achteruitkijkspiegel. Een vrouw, achter in de 20 schatte ik, druk bezig een sigaret te nuttigen. En tussen het zuigen aan de filter door kauwde ze kauwgom. Dat was overduidelijk kauwgom want haar mond ging ruim genoeg open om dat aan mij te laten zien.. Terwijl ik daar absoluut niet om gevraagd had!
Maar ja, wie ben ik om daarover te oordelen. Auto’s zijn soms het verlengstuk van de woonkamer omdat men daar nu eenmaal veel tijd in door brengt. Toch bleef zij mij triggeren (ik stond weer eens voor een rood stoplicht) en opnieuw keek ik via de spiegel naar haar. Toen zag ik het. Er zaten twee kleine kinderen op de achterbank, leeftijd maxi cosi. Ik keek over mijn schouder naar achteren, verbaasd, want wie rookt er nu nog in de auto als de kinderen er ook in zitten? Dat is zóóó jaren ’50,’60,’70 en ’80! Misschien nog een restje ’90 maar dan houdt het toch op. Kennelijk was dit schepsel daarvan nog niet op de hoogte en meewarig schudde ik mijn hoofd.
Dat zag ze en vervolgens kwam ik erachter dat ik liplezen kon want met haar meest chagrijnige gezicht (waar ze overigens niet veel voor hoefde te doen) zei ze de volgende, gedenkwaardige doch uiterst actuele woorden: “Bemoei je met je eigen zaken, smerige vuile.. (piep)..mongool!”
Het licht sprong op groen en geïrriteerd scheurde haar auto langs mij heen. Ik zag nog net het bekende gevaren (!) bordje op het zijraam:
‘Pas Op! Baby aan boord!’