Vorige week had ik het nog over mijn, voor sommigen, saaie vakantie leven. Dat ik zo’n beetje mijn hele leven elk jaar weer mijn vakantie vier op Terschelling in plaats van reizen naar exotische oorden waar men de taal niet spreekt en waar ze katten, honden, ogen, oren, kloten, darmen en weet ik allemaal niet eten.
Verzin het maar en ze eten het!
Op Terschelling spreken ze mijn taal, hebben ze hetzelfde ontzag voor de natuur op het eiland, laten ze zich niet gek maken door kwakdeuzen (daar lopen er steeds meer van rond op de diverse continenten), hebben ze respect voor elkaar en laten ze iedereen in hun waarde. Wat de inwendige Terschellinger betreft, ze drinken koffie, maar ook bier en warme ketel, eten bargeskop op roggebrood, potsjekoek en pondkoek bij de koffie, stoven grauwe gans en eten dat in combinatie met patat en op oneven dagen eten ze mosselen en vis, veel vis. En cranberry’s natuurlijk, dat is een verhaal op zichzelf want volgens de overlevering zijn die daar ooit eens aangespoeld en sindsdien groeien ze daar ook. Allemaal producten die betrouwbaar zijn en waar je niet ziek van zal worden, op een paar drankuitzonderingen na dan natuurlijk, want menigeen verliest zichzelf wel eens in een glaasje. Daar komt natuurlijk ook nog het feit bij dat mijn vader en mijn grote zus daar nog woont, plus vrienden voor het leven en alle gezichten uit het verleden toen ik er zelf nog woonde.
En de herinneringen aan alle mensen van voorbij…
Maar ik zit ergens mee, een verwarrende gedachte. Vorig jaar, of misschien al wel dat jaar ervoor, kwam die gedachte bij mij op. Ik schrok ervan en heb het direct weer op non-actief gezet. Maar het bleef sluimeren tot het wortel begon te schieten, het kreeg vorm. Ik zie het als een kantelpunt in mijn 61-jarig bestaan. En hoe langer ik erover nadenk, hoe meer ik het ga waarderen. Ik vind namelijk dat ik onderhand eens op eigen benen moet gaan staan, mijn vleugels wat meer moet uitslaan zeg maar. Dat klinkt allemaal heel dramatisch, maar dat is het voor mijn gevoel ook echt! Ik, wij, hebben namelijk besloten om volgend jaar niet onze zomervakantie op Terschelling te vieren en te beleven, maar elders.
Ja, en het begrip ‘elders’ is wel heel ruim!
Dat weet ik van de verhalen van mensen die de hele wereld overvliegen of rijden. Of wandelen, want ik ken ook mensen die de zogenaamde pelgrimstocht gelopen hebben, naar Santiago de Compostella. Dat is een behoorlijk tijdrovend werkje en zoveel vakantiedagen heb ik niet, dus zet ik het maar op het lijstje ‘wat ga ik in godsnaam allemaal doen als ik met pensioen ben?’
Dan is er tijd zat.
Maar ik ben nu samen met de dame hier in huis aan het nadenken over hoe we dat ‘elders’ gaan invullen. Vooral zij is ermee bezig want ik weet steg noch heg, ben geografisch slecht onderlegt. Zo heb ik jaren gedacht dat Heiligerlee in Zeeland lag, net zoals Goeree- Overflakkee. Dat komt denk ik door een flard aan een Lagere School herinnering, waar wij Nederlandse plaatsnamen moesten opdreunen.
Dubbelfout, want Goeree-Overflakkee valt onder de provincie Zuid-Holland lees ik net…
Mijn vrouw is liefhebber van Italië, maar daar wil ze niet heen met mij. “Omdat het daar te warm is voor jou.” zegt ze dan. Je gaat hier in Winschoten al stuk als het een graadje of 25 is.” Om ook een beetje mee te doen met deze conversatie kwam ik vervolgens met Griekenland, omdat dat ook een soort van eiland is, dus veel wind en water. Dat was voor haar weer reden om Guernsey in de groep te gooien, een eiland in het Kanaal ter hoogte van Normandië. Ze had ook al iemand gesproken die daar net geweest was en die was laaiend enthousiast. En je kon vliegen vanaf Eelde.
Vliegen?!
Want met vliegen heb ik eigenlijk geen ervaring, heb ooit in een Fokker 50 en 60 gezeten en vorig jaar in een helikopter. Letterlijk op één hand te tellen. Het was dus best logisch dat ik daarna de volgende vraag stelde:
“Gaat er geen boot?”
“En dat eiland is maar 10 bij 5 km, kan daar wel een vliegtuig landen?” Ik vond dat best een goede vraag. “Of gaan we met een helikopter?!” Mijn geliefde kent mij en reageerde zoals ze wel vaker doet als ik (in haar ogen) dom kwak, stoïcijns. “Of we gaan richting Denemarken, eventueel daarna nog stukje door naar Zweden? Daar is het ook niet zo warm en gedij jij beter.” zei ze. Ik dacht nu even een lach te zien, maar ze bleef serieus.
“Of Frankrijk?” zei ik.
Want ik ben ooit één dag in Parijs geweest. Dat was een busreis vanuit het Limburgse Noorbeek. Ik kan mij dat nog goed herinneren, want ik moest tijdens die rit ernaartoe ineens heel erg piesen, maar er was geen tussenstop, de chauffeur had ons beloofd in een keer door te stoten naar de Stad van de Liefde. Dat was na de laatste stop, waar het 2e bakje koffie gratis was.
Dat gratis bakje koffie begon vervolgens enorm op mijn blaas te werken!
Frankrijk leek haar ook wel wat. “Want daar heb je van die leuke marktjes.” zei ze. Ik kwam niet verder dan stokbrood, wijn en gezellige terrasjes met een espresso. Of haal ik er nu Italiaanse taferelen bij? Geen idee, ik heb er geen ervaring mee nu en die gedachten zijn puur gebaseerd op wat ik op de televisie allemaal tegengekomen ben in de loop der jaren. Ik ben een leek.
“We kunnen ook gaan kamperen in Leek!”
Toch moet dat ‘elders’ wel leuk zijn. Op Instagram zie ik contacten de hele wereld overgaan, op plekken waar ik niet eens het bestaan van wist. En nee, dat zijn niet allemaal pensionado’s die van het leven gaan genieten, ook jongelui reizen van hot naar her alsof het hun werk is. Misschien had ik ook wat meer moeten reizen toen ik nog jong was.
Dan hadden we nú mooi onze tijd op Terschelling kunnen uitzitten.
Hou je vader in ere Arjan hij is er nu nog, misschien volgend jaar niet meer.
Dan krijg je ontzettend veel spijt en je kan het niet terugdraaien.
Klopt helemaal hoor Jurina, wij gaan daarom regelmatig een weekendje naar hem toe.