Mijn hoofd is leeg. Enkele dagen Terschelling is voldoende om dat voor elkaar te krijgen. Alsof de (bijna) altijd aanwezige wind alle stress er met een flink windkrachtje uit je kop blaast. En daarna weer de ruimte biedt om ontvankelijk te zijn voor al het moois wat dit Waddeneiland ons te bieden heeft.
Want er is veel moois te zien. Zowel fietsend als wandelend kwamen we weer dingen tegen die eigenlijk zo gewoon zijn dat we het geen ruimte meer bieden. Bij het huis waar we bivakkeerden was er druk vogelverkeer. Het kwetteren van de jongsten wanneer vader of moeder spreeuw, mus of koolmees met voedsel terugkeren op het nest. Maar ook de eerste vlieglessen kregen we mee. Gratis en voor niks. De natuur in volle glorie.
Tijdens de fietstochten die we maakten zagen we de mooiste kleuren groen aan struiken en bomen zich ontluiken en de gele Brem stond in volle bloei. Opvallend waren de konijnen die we zagen ‘achter de dijk’ maar ook de zilvermeeuwen die hun prooi, meestal dikke vette krabben, stukgooiden op het asfalt van het fietspad waarna ze ongestoord aan hun maal konden beginnen.
De hoeveelheid gasten op het eiland viel wel mee. Het lukte mij zelfs een foto te maken in de Oosterburen van Midsland zonder dat er mensen op te zien waren. Hier was duidelijk sprake van het voorseizoen. De middenstand was rustig bezig op gang te komen en de eerste terrassen van de horeca stonden alweer fraai uitgestald. Het deed mij denken aan de tijd dat ik er zelf nog woonde. Dan kon je een kogel afschieten in dit jaargetijde. Maar je wist wanneer je door de lege winkelstraat fietste dat het maar voor korte duur zou zijn. Dat de toeristen vanzelf weer kwamen en dat we dan weer vele nieuwe contacten zouden maken. Zo kwamen wij in die tijd de winters wel door.
Toen we een slag door West-Terschelling maakten zagen we een horeca-pand op het Brandaris-plein leeg staan. Eens floreerde hier hotel De Lutine en nu staat het leeg, is het in vervallen staat en is de geest totaal uit de fles. En waarom? Tja, gedoe tussen gemeente en eigenaar hoorden we in de wandelgangen.
Koppigheid kan je het ook noemen en de Brandaris kijkt somber op haar neer, dat hij dat nog moet meemaken.
Snel doorlopen dus. Weer genieten en deze wond in het dorp zo snel mogelijk achterlaten. We beklimmen het (opgeknapte) Seinpaalduin en kijken om ons heen; we zien het Groene strand, we zien buureiland Vlieland, we zien de grote loodsen van Harlingen maar kijken snel door over het eiland. Bossen, duinen, polders, het strand, het Wad en de daken van de huisjes, meestal rood zoals de kleuren van de Terschellinger vlag ons altijd geleerd hebben. Wat een schoonheid. Hierna maken we een doorsteek naar Dodemanskisten. Ook hier zijn ze aan het opknappen geweest. Ik doe mijn ogen dicht en zie om naar strenge winters en zag mijzelf weer schaatsen…. Prachtig!
Later in de week wandelden we ook nog door het Hoornse bos. Paadje in, duintje op en olifantenpaadje weer af. En dan een lekker bak koffie bij strandpaviljoen Kaap Hoorn. Als beloning voor twee uur wandelen in goed gezelschap. Een mens heeft niet veel nodig om gelukkig te zijn. Alleen vergeten we dat nog wel eens…
Tussendoor fietsten we regelmatig langs het Duinmeertje want we waren in verwarring geraakt doordat ook daar flink de snoeischaar aan het werk gezet was. En, eerlijk is eerlijk, het ziet er weer gelikt uit: “Wat een verfje al niet doen kan!” zou je kunnen zeggen.
We konden het ons ook permitteren om eens lekker uit eten te gaan. En deze keer trakteerden we mijn zus en zwager op een heerlijk dineetje bij ‘de Heksenketel’ (met o.a. zeer gastvrije Cor als ober). Omdat zus en zwager altijd klaar staan voor mijn ouders. Want daarin sta ik aan de zijkant, woon immers ‘aan de wal’ en niet om de hoek en kijk meestal van een afstand toe.
Zondag was de laatste dag. We hielden het die dag niet droog want het regende onafgebroken, de lente liet zich even verdringen door de herfst. Een voordeel, heel het land zat in deze depressie en menigeen vervloekte de weermannen/vrouwen die voorspeld hadden dat het zondag prachtig weer zou worden.
Toch had het een voordeel, die regen. Want daardoor zag je de tranen niet op onze wangen, de tranen omdat we weer afscheid moesten nemen van familie en van het mooiste eiland van ons land…