Schrijverijtjes van Muis: Hallo, ik ben Arjen Veldhuizen en mijn roots liggen op Terschelling waar ik in 1964 ter wereld kwam (eigenlijk in het St. Jozef ziekenhuis te Harlingen maar mijn ouders woonden op het eiland). Ik ben getrouwd met Janet en wij hebben samen(gesteld) vier zonen, Youri, Bas, Sven en Sil. Op de Lagere school kwam ik er al achter dat ik iets met schrijven had, als puber kwam het al meer tot uiting en eigenlijk tot op de dag van vandaag heb ik 'schrijfdrang'. Op deze website staan schrijverijtjes, Muizenstaartjes zoals ik ze noem, over zaken die mij bezighouden en die ik in de afgelopen 13 jaar aan Facebook toevertrouwd had en teksten die ik schrijf voor Hoemannendenken.nl en OldambtNu.nl. Ik schrijf soms luchtig, soms wat inhoudelijker en laat mij graag inspireren door mijn omgeving. Hieronder staan al mijn teksten die ik vanaf begin 2011 geschreven heb, dus hoe meer je naar beneden scrolt hoe langer geleden. Veel leesplezier!
Een aantal weken geleden voelden wij ineens nattigheid. Onder het schiereiland van onze keuken verscheen een plasje water. In eerste instantie gaf ik de hond de schuld, haar drinkbak staat daar namelijk ook en ze drinkt nogal luidruchtig én slordig dus ja, alle vingers wezen naar haar. Maar tijdens de ondervraging bleef zij maar ontkennen en gaf ze zelfs aan beledigd te zijn dat wij, of beter gezegd ik, haar hiervan beschuldigde: ‘Hallo, ik ben een hond hoor!’ Na inspectie ontdekten we dat de kleine boiler die onder in het keukenkastje stond, de veroorzaker was van de lekkage.
Het laminaat kwam er enkele dagen later achter…
Deze kwam omhoog, brokkelde af en werd zo zacht als boter waardoor we serieus na moesten gaan denken aan een nieuwe vloer. Nu schrijf ik ‘we’, maar eigenlijk moet dat ‘zij’ zijn. Ik ben immers een gemiddeld volgzaam type en vertrouw mijn vrouw deze uitzoekerij honderd procent toe. Waarom? Omdat zij gek is op interieurs, zowel op ons eigen als dat van anderen. Zo kan ze uren en urenlang op printrest interieurs bekijken van anderen. Of ze bekijkt interieurs in bladen, magazines zeg maar die zich graag profileren als De Interieur Designers.
Voorgaande is sterk overdreven hoor, maar het boeit haar wel.
Zo nu en dan liet ze mij een foto van een vloer zien op haar telefoon. Ik zag dan een foto van een vloer en dacht in de meeste gevallen dat het dan dezelfde vloer betrof die ze eerder had laten zien. Daarom hield ze hier mee op. En moest ik op een mooie zaterdag met haar mee naar een woninginrichting zaak aan het Pekelerdiep. Even later stonden wij midden tussen enkele vloerdelen en werd uiteindelijk de keuze bepaald.
Plus gordijnen.
Een klein uurtje later reden we terug met een monster van de vloer én een deel van het gordijn. Dat snapte ik niet direct, want we hadden immers gordijnen. Toen we weer thuis waren werden de gordijnen opgehangen en het vloermonster op de grond ervoor gelegd. Wat ik ervan vond? Mijn oordeel was dat de vloer oké was. Maar de gordijnen deden mij denken aan lingerie. En dan de spannende versie. Dat is niet mijn dirty mind, maar gewoon puur om wat ik zag: je kon er dwars doorheen kijken en ik zag de verwarming hangen en alle stekkers en draden waarmee ons huis verbonden is met het wereldse internet. Gelukkig was mijn blik al genoeg en haalde ze de gordijnen er gauw weer af. “Eerst de vloer, daarna de gordijnen!” zei ze, blij dat die knoop doorgehakt was.
Maar de kamer moest leeg.
Naast alle voetjes van de vloer moesten ook alle spullen van de vloer. Vorige week heeft zij alle details in onze woonkamer in dozen gestopt en ik mocht alle meubels eruit verwijderen, met behulp van ‘Ben the Men’, mijn buurman. Als tegenprestatie heb ik hem beloofd hem te helpen met het slopen van zijn badkamer, ergens in het voorjaar. Hij weet alleen nog niet dat ik dan niet kan, dan zijn we namelijk een weekje weg.
Maar goed, wie dan leeft wie dan zorgt!
De vloer heb ik er eigenhandig uit gesloopt en sinds ik dat gedaan heb, voel ik mij weer volledig mens. Want ik voel weer al mijn spieren. Spieren die ooit bedacht zijn om zwaar werk te verrichten, te jagen of om met een beer of dinosaurus te worstelen. Zo nu en dan moest ik op de grond gaan liggen om vanuit een haast onmogelijke positie een stuk laminaat los zien te krijgen. Maar dat was niet mijn enige probleem, onze hond is kennelijk afstammeling van een hulp-hond want die ging mij wanneer ik dan op de grond lag, in de nek likken of nerveus over mij heen lopen. Maar door al die yoga-standjes liep ik de dagen erna dan ook kreunend en steunend over onze blootgelegde betonvloer, tot irritatie van de vrouw des huizes.
Zij was kennelijk ‘de man’ des huizes even kwijt.
Maar daar trok ik mij niks van aan want ik was allang blij dat de klus geklaard was. En zelfs op tijd, voor vorige week zaterdag moest alles van de vloer want zaterdag zouden ze gaan egaliseren.
Zouden.
Want zaterdags bleek na inspectie de vloer té slecht te zijn voor de plannen die wij hadden, namelijk egaliseren en daarop een pvc-vloer. De scheuren waren iets te veel aanwezig in het Groninger beton en daarom durfde de vloerenlegger het niet aan. Na intensief overleg werd besloten dat het anders moest: een ondervloer en daarop een pvc-click vloer. Nu moest er wel even wat geregeld worden want de oorspronkelijke vloer lag al klaar in de winkel.
En zou maandag gelegd worden.
De vloerenspecialist ging zijn afspraken omgooien en de Woninginrichting koos samen met mijn vrouw een andere vloer uit, zodat deze zo snel mogelijk besteld én opgehaald kon worden. Want een paar dagen op tuinstoelen op een betonnen vloer zitten is niet prettig, dat snapten zij als geen ander.
Het zuur werd uiteindelijk zoet!
Dinsdagmiddag werd de ondervloer én het nieuw uitgekozen laminaat al gebracht en woensdag en donderdag werd het gelegd. Donderdagavond stond buurman ‘Ben the Men’ alweer te trappelen om alle meubelen weer terug te zetten en rond tien uur die avond hadden we ons huis terug. Het zou zomaar een kerstverhaal kunnen worden.
En dat werd het ook!
Want Handige Tinus, de man met de twee rechterhanden én op handen gedragen door mijn vrouw, monteerde afgelopen vrijdagmorgen nog even zwarte plinten voor onder het keukenblok! Tinus maakt mijn vrouw altijd gelukkig. Toen hij klaar was, wees hij op de tuintafel waar ik het oude laminaat had opgelegd. “Wanneer breng je dat naar de stort?”
Dat was gek.
Die vraag had ‘Ben the Men’ mij ook al gevraagd.
“Euh…volgende week of zo.. Komt goed.” En zwaaide hem uit.
Even daarna ging de zon schijnen. De zon die we al zolang moeten missen! En, heel gek, het gaf mij energie, ik werd daar euh.. Kerstig van.
Anderhalf uur later was de tafel leeg, de tuin geveegd en wist ik dat dit Kerstverhaal heel goed is afgelopen!
“Oh, u gaat naar Limburg? Naar Nuth? Maar dat ligt vlak bij Schinnen, daar zit mijn leverancier!” zei de dame van de chocolateriewinkel nadat ik gevraagd had of ze ook lactosevrije chocoladeletters hadden. “Ik bel wel even of zij ze nog wel hebben.”
Vrouwlief checkte ondertussen de afstand Nuth-Schinnen.
“Vier kilometer, dat kunnen we dan mooi lopen!” zei ze blij. Want ik wist dat die paar dagen Limburg actief ingevuld zouden worden. Zij had een mail ontvangen van de eigenaren van de B&B in Nuth waar wij zouden vertoeven, een mail met tips wat er allemaal te doen was in het Lage Zuiden. In haar enthousiasme had ze die mail weer naar mij doorgestuurd.
Zinloos.
Ik had er geen oog voor, er moest immers een foto-verhalenboek gemaakt worden. Dat wist zij niet maar ach, ze weet wel dat ik een volgzaam type ben en dat we er gewoon een paar leuke dagen van maken. Op de eerste maandag van december stapten we s ’morgens in de auto en tegen twee uur die middag stapten we uit voor de deur van de B&B. Nadat we geïnstalleerd waren trokken we onze wandelschoenen aan voor een retourtje Schinnen. De eerste kilometer ging wel maar we strandden op een industrieterrein, een plek waar je absoluut niet wil wezen als je een mini-vakantie aan het vieren bent.
Dan maar met de auto.
We lieten het chagrijn niet toe in de auto en nadat we de chocoladeletter opgehaald hadden reden we direct door naar Maastricht, parkeergarage Vrijthof! In plaats van dat bovengronds André Rieu de ruimte in beslag had genomen, zagen we nu een overdekte ijsbaan waar velen vrolijk gebruik van maakten. Mijn vrouw (en ik ook wel enigszins) werd vrolijk van de vele lampjes, kerstboompjes en andere kerstversierselen waardoor wij het wandeldebacle snel waren vergeten. Nu wandelden we door de gezellige winkelstraten van Maastricht, ook prima. Ook een wandeling met een doel, namelijk dat ik graag een boek wilde kopen omdat in de B&B geen televisie aanwezig was. Vrouwlief had wel boeken bij zich. Zij heeft eigenlijk altijd boeken bij zich, maar ik ben daar wat slechter in. Een bezoek aan de Dominicanenkerk gaf mij de juiste inspiratie want in deze kerk zetelt (al sinds 2006) Boekwinkel Dominicanen. De keuze viel op twee boeken: ‘Naar zachtheid en een warm omhelzen’ van Adriaan van Dis en ‘De Zeeuwse Jaren’ van Freek de Jonge.
Ik had er zin in!
Even later zaten we lekker te eten op een verwarmd terras aan het Vrijthof en genoten we van de Limburgse gastvrijheid waarna we enkele uren later lekker konden gaan lezen in onze B&B. Met op de achtergrond geen muziek van André Rieu maar van Ludovico Einaudi en andere sfeermuziek. Freek had mij na een paar bladzijden al helemaal in zijn macht, het tijdsbeeld welke hij schertste in dat eerste hoofdstuk deed mij terugvoeren naar mijn vroege jeugdjaren.
Heerlijk!
Ik was eerlijk gezegd het genot van lezen een beetje vergeten. De televisie en de streamingdiensten vreten te veel aandacht van mij, door de omstandigheden werd ik daar nu flink mee geconfronteerd. Mijn vrouw weet niet beter. Wanneer ik avonddiensten heb, doet zij nauwelijks de televisie nog aan en leest ze zich de avond door.
Wellicht een goed voornemen?
De volgende dag gingen we naar Luik, in België. Dat vond ik wel wat want ik ben niet zo reislustig. Het zou voor mij dan ook de derde keer in mijn leven zijn dat ik de Belgische grens ging oversteken. De eerste keer was dat omdat ik met mijn maat en zijn familie vanuit Noorbeek een dagje naar Parijs ging, we waren 16 jaar, en de tweede keer was voor mijn toenmalige werk, drie dagen naar Brussel. Beide keren ervaarde ik dat het een grauw en grijs land was.
Toen we de grens gepasseerd waren ondervond ik dat er nog niks veranderd was…
Niks ten nadele van de Belg hoor, ik vind ze altijd erg plezant en hoe ze praten geeft mij een warm gevoel. Eenmaal in Luik, na een doldwaze autorit door de stad, vergat ik toch al gauw mijn vooroordelen. Het resulteerde zelfs in een ritje in het reuzenrad waar ik min of meer gedwongen mee instemde vanwege mijn hoogtevrees. Maar ik genoot van de stad én de Franse taal die ze daar spraken: ‘Bonjour’ bij binnenkomst en ‘Au revoir, merci’ bij vertrek. Zo vriendelijk, zo beschaafd.
Mijn Franse leraar had waarschijnlijk niet verwacht dat ik dit ooit nog zou bekennen.
Die avond gingen we eten in Valkenburg. En nadat we weer thuis waren sloten we de avond af met lezen en lagen we rond elf uur in bed, voor mij de laatste keer met een 59-jarige dame…
Haar verjaardag-dag stond ook vol gepland.
Zoals Koffiedrinken in ‘De Smidse’ in Epen, in het Geuldal. Mét een stuk van hun beroemde vlaai. Eigenlijk zouden we daar ook gaan wandelen, maar door de uitgelopen verjaardag perikelen van die ochtend, zie mijn stukkie van vorige week, hebben we dat moeten schrappen. Vanuit het Geuldal reden we wederom naar Maastricht, nu om te winkelen.
Die avond aten we in het beste Thaise restaurant van Nederland, in Nuth!
Het was verrukkelijk! En met een gelukzalig gevoel liepen we halverwege de avond weer terug naar ons verblijf waarna er weer gelezen kon worden, het toefje op deze verjaardag- dag! Die nacht sliep ik voor het eerst naast een dame van 60 lentes!
Donderdag vertrekdag.
Via Echt, waar we koffiedronken bij twee uit Groningen geëmigreerde vrienden van ons. Om één uur stipt weer in de auto, voor de rit naar Den Haag waar wij Sinterklaas zijn verjaardag gingen vieren met onze kinderen én kleindochters, Lientje en Loutje. Die eerste stond al ruim twintig minuten voor het raam te wachten, precies de vertraging die we onderweg hadden.
Het werd een ouderwetse, gezellige avond met cadeautjes én rijmpjes!
Vrijdag oppasdag.
Die avond kwamen we weer allemaal bij elkaar en gingen we uit eten met de kersverse 60-jarige in ons midden. Tegen half tien namen we weer afscheid van de kinderen en reden tevreden en voldaan naar huis.
In de wetenschap dat ieder afscheid de geboorte is van een nieuwe herinnering!
Afgelopen woensdag werd ik voor het eerst wakker naast een vrouw van 60. Dat was een hele belevenis. Misschien zelfs wel confronterend maar eigenlijk ook weer niet. We waren er immers op voorbereid dat dit wel eens kon gaan gebeuren, maar het hield ons ook erg bezig.
Vanwege het getal.
Gelukkig maakte de locatie veel goed. We zaten in het Limburgse Nuth, in een mooie B&B van twee zeer gastvrije heren. Een B&B van stand kunnen we wel zeggen, want naast het statige pand zag het er zo keurig uit dat wij ons zelfs een beetje koninklijk voelden. De rijkelijk gemaakte ontbijtjes, gebaseerd op het Limburgse (lees: Bourgondische!) leven, waren fantastisch en gaven ons een heerlijke start van de dag!
Een ware ‘Joie de vivre!’, precies zoals wij in het leven willen staan.
Die woensdag was het ontbijt extra gevuld, met twee stukjes vlaai, bonbons en een lieve kaart voor de jarige waardoor de dag al feestelijk begon. Nu was het ook tijd voor mij om haar cadeautjes te geven en daarmee viel een zware last van mijn schouder! Want met het vorderen van het jaar wist ik dat deze dag zou komen, maar wist ik niet wat ik geven moest. Slapeloze nachten!
Tot ik een openbaring kreeg!
Die openbaring overkwam mij ergens halverwege oktober, midden in zo’n rusteloze nacht. Ik besloot voor haar een foto-verhalenboek te maken, een hobby die ik al een aantal jaartjes, naast schrijven, uitvoer. Voor de zekerheid stapte ik even uit bed om een notitie te schrijven voor het geval ik dit vergeten zou. Maar ik kon de slaap nu helemaal niet meer vatten en toen ik haar in de vroege morgen naar werk hoorde gaan, stapte ik snel uit bed.
Werk aan de winkel!
Even later kroop ik op zolder rond en vond een doos vol fotoboeken van háár leven en sjouwde deze naar beneden. Niet veel later lag mijn bureau vol met foto’s, losse in mapjes maar ook in fotoboeken. Van de gekozen foto’s maakte ik met mijn telefoon nieuwe foto’s welke ik vervolgens naar mijn computer transporteerde, in een nieuwe, verborgen map zodat zij de map niet kon spotten. Vanaf die dag was ik er bijna dagelijks mee bezig, uiteraard op die momenten dat zij er niet was. Ondertussen speurde ik tussen duizenden digitale foto’s die al op de computer stonden en appte ik mensen om haar heen, zowel van werk als in de privésferen, of zij nog foto’s hadden van haar. En of ze mij ook nog een foto van hunzelf wilde appen, eventueel met een gezellig tekstje erbij.
Maar wel graag voor half november!
De tijdsdruk was enorm. Want uit ervaring wist ik dat het een week zou duren alvorens het boek gedrukt was en moest ik er wel enige druk opleggen. De foto die haar nicht uit Australië mij toezond, ontroerde mij. Want daar zag ik dat mooie meisje dat even daarvoor mijn hart gebroken had door het uit te maken, na een periode van twee jaar innige kalverliefde begin jaren 80. Vanaf dat moment scheidde onze wegen, maar de liefde voor elkaar bleef.
Alleen wisten we dat niet van elkaar.
Die ontroering duurde maar even hoor, we zijn immers alweer twaalf jaar bij elkaar én dat boek moest op tijd af zijn! Naast al die foto’s wilde ik ook teksten erin, zoals haar liefdesbrieven die ik al die jaren bewaard had. Maar ook de jaarlijkse brief die ze van mij krijgt met haar verjaardag, de memoires van haar overleden ouders en natuurlijk een aantal teksten uit stukkies waarin zij als hoofdpersoon fungeerde. Hierdoor werd ik gedwongen om te lezen, heel veel te lezen! Daar ging ook veel tijd aan verloren, maar er kwamen ook weer herinneringen boven waardoor ik weer foto’s moest zoeken die daar weer bij hoorden.
Zestig jaar vang je niet in een paar pagina’s.
Twee weken voor D-Day zat ik op 124 pagina’s, A4-formaat. Die dag kwam ze enthousiast van haar werk terwijl ik bezig was het eten op te zetten: “Een collega is 50 jaar geworden en die heeft een fotoboek gekregen!” vertelde ze enthousiast. “Gemaakt door familie en vrienden, zó leuk!” Vervolgens hield ze een foto voor mijn neus waarop te zien was hoe deze 50-jarige dame, zichtbaar geraakt, het fotoboek bekeek. “Ontroerend, hè! En wat een werk.”
“En wel 150 pagina’s!”
Ik draaide mij van haar af en roerde lichtelijk geïrriteerd de rode bietjes nog maar eens extra om. Honderdvijftig pagina’s! Voor een 50-jarige! Die nacht sliep ik weer slecht en piekerde me suf waar ik nog foto’s vandaan kon halen. Achteraf onterecht want er was genoeg materiaal en enkele dagen later zat ik op 154 pagina’s en werd ik weer rustig. Donderdag 21 november kon ik aan het einde van de middag op verzenden klikken.
En had ik weer tijd en aandacht voor de wereld om mij heen.
Twee dagen voordat wij naar Limburg reden was het boek klaar en kon ik het in mijn handen houden, waren alle doemscenario’s die mij meerdere malen in diverse nachtmerries overvielen, plotsklaps verdwenen. Ik had een preview van het boek gefilmd en deze naar enkele vrienden gestuurd, zo trots was ik. Een vriend appte terug: ‘Geef haar eerst een doos tissues! Ik krijg er al prikkende ogen van!’
De tissues werden gekocht en door mij ingepakt.
Ik had nu drie cadeautjes voor haar: een parfum ‘Het leven is mooi’, een doosje tissues en Het Boek van haar Leven. Na het inpakken wist ik het onder de achterste stoel van de auto te verstoppen, ware het niet dat het doosje tissues behoorlijk geplet werd toen ik de stoel weer terugduwde.
Niet druk om maken, het ging om de inhoud!
De B&B eigenaren beloofden mij de cadeautjes woensdag bij het ontbijt te zetten. Nadat ik het ontbijt had aangepakt legde ik op slinkse wijze de cadeautjes uit haar zicht. Na de verwondering over het ontbijt gaf ik haar de parfum.
Haar enthousiasme sprak boekdelen. Toen kwam het ingepakte en zwaar mishandelende doosje tissues.
Haar schaterende lach was in het Geuldal te horen!
Komende week wordt mijn vrouw 60 en zijn we weer even oud. Of even jong, het is maar hoe je ernaar kijkt. Ik neig naar de eerste versie want ik blijf moeite hebben met die 60, dat heb ik het afgelopen jaar al verschillende keren beschreven. Mijn hoofd loopt er nog net niet van over maar het scheelt niet veel.
Zodra ik de gelegenheid krijg begin ik er wel weer over.
Zo bracht ik van de week ons ‘Lobke, ons geadopteerde hondje, naar de trimster. Toen ik de trimsalon binnenkwam bestond het ontvangstcomité uit maar liefst drie dames, allen met een hondenschort voor. Zoals gebruikelijk namen we even de bijzonderheden door:
“Lobke is wat aan gewicht toegenomen.” vertelde ik.
“Het op de bank springen gaat haar niet meer zo makkelijk af als voorheen. Wellicht heeft het ook te maken met haar leeftijd, 70 jaar. En ergens begrijp ik het dan ook wel want sinds ik 60 ben merk ik ook dat het lichaam wat aan slijtage onderhevig is.” De dames keken mij met enige verbazing in de ogen aan: “Lukt het jou ook niet meer, op de bank springen?” zei de manager van het drietal. Daar had ze me. “Nee, dat gaat mij makkelijk af. Maar het van de bank opstaan, tja…. Dan merk je toch dat wij mensen met de jaren wat strammer worden.”
Nu de dame hier in huis 60 mag worden ben ik benieuwd of zij het net zo ervaren gaat.
Ze is er ook al enige maanden mee bezig. Maar dat komt, denk ik, ook omdat ze nu de mogelijkheid krijgt om wat minder te gaan werken. Van volle bak naar drie dagen. Eigenlijk al vanaf januari, toen ik de zes kruisjes ontvangen mocht. Mijn cadeau van haar was een verblijf op het Kaapsduin op Terschelling, in het tot hotelkamer verbouwde Seinhuisje welke boven op het duin staat en een immense vergezichten toont. “Wat ga je mij eigenlijk geven voor mijn verjaardag?” vroeg ze, nadat we weer thuis het gareel in moesten. Eigenlijk wilde ik hetzelfde teruggeven, want zij had van het Seinhuisje net zoveel genoten als ik, maar de beheerders van het huisje hadden bedacht om de huur met enkele honderden euro’s te verhogen, dus die optie viel direct weg.
Met Rupsjes Nooit Genoeg doen wij geen zaken.
Zij bedacht het toen zelf maar en dat werd een reisje naar het zuiden des lands, Limburg. Een paar dagen in een B&B. En omdat zij graag doorpakt, werd de B&B ook direct geboekt, in het dorp Nuth. Opgelucht haalde ik weer adem, want nu hoefde ik niet zelf iets te bedenken. De maanden erna hoefden we er enkel naar uit te kijken, met zo nu en dan een kleine oprisping zoals bijvoorbeeld ‘Wat doen we met de hond?’ Want die waren daar niet gewenst. Gelukkig werd deze oprisping snel platgeslagen doordat de hond weer terechtkon op een logeeradres binnen de familie.
Daarna zomerden we rustig door.
Maar twee weken terug begon ze er weer over. Ik zat net lekker op de bank en had een serie aangezet. Op dat moment begon zij weer over ons uitje naar het Zuiden. Dat doet ze wel vaker, een gesprek beginnen op het moment suprême. (Even helder: alleen als we het nieuws of een serie gaan bekijken hoor!)
“Heb jij al een cadeautje voor mijn verjaardag?” Vroeg ze ineens.
Een zucht ontsnapte mij en ik zette de serie op pauze. “Euh..cadeautje? We gaan toch naar Limburg? Dat is toch je cadeautje?” Zei ik iets weifelend, vroeg mij af wat er nu weer achter weg zou komen. Ik gaf antwoord met een wedervraag: “Nu je er toch over begint: heb je eigenlijk een wensenlijstje, mocht iemand daarnaar vragen?” “Moet ik een lijstje maken?” antwoordde mijn vrouw. Ze keek mij nu vol verbazing aan. “Kan je niks zelf verzinnen dan? Je weet toch wel een beetje waar ik van hou?”
Lichte paniek maakte zich van mij meester.
“Nee!” zei ik, best wel resoluut. “Dat weet ik niet. Hoe moet ik dat nou weten? Ja, een armbandje of een luchie, dat snap ik dan nog wel. Of oorbellen, alhoewel dat ook weer lastig is, omdat je toch een eigen smaak hebt. Straks geef ik je iets wat je helemaal niet wil, bijvoorbeeld een voorzet-nep-openhaard! Dat is toch niet leuk? Je kan toch gewoon een verlanglijstje maken? Doe je er plaatjes bij, net als je kleindochter laatst deed toen ze speelgoed aan het uitkiezen was voor Sinterklaas.”
“Dat noemen ze toch een Moodboard?”
Daar had ik haar! Het gesprek was klaar. Althans, voor die avond. De dagen erna werden stak deze discussie met enige regelmaat weer even de kop op, maar dat kon ik dan weer platslaan door te vragen waar dat moodboard bleef. “Ik word dagelijks bestookt met mensen die willen weten wat je voor je verjaardag wil hebben!”
Dat was niet zo hoor, maar een beetje plagen mag, toch?
Nadat de rust weer was teruggekeerd zat ze ijverig op haar telefoon ideeën op te doen. Ideeën voor cadeaus die vrouwen van 60 jaar zouden willen hebben. En dat is best lastig want over het algemeen hebben vrouwen van 60 jaar alles wel. Dat durf ik hier wel met enige zekerheid vast te stellen. Want deze vrouwen zijn door de wol geverfd, weten onderhand wel hoe het leven in elkaar zit en, heel belangrijk, laten zich niet meer de kaas van het brood eten. Deze vrouwen zijn zo zeker van zichzelf en weten precies was ze wel willen.
Of wat ze niet (meer) willen!
Al gauw legde ze haar telefoon weg en keken we samen naar de serie. Op een gegeven moment hoorde ik een pingeltje en zag ik vanuit mijn rechteroog dat de telefoon weer opgepakt werd. Net op het moment dat in de serie eindelijk de dader zich zou openbaren!
“Oh wat leuk! Een bericht van de beheerders van de B&B, met tips om iets te ondernemen als we daar zijn!”
In Australië mogen kinderen tot 16 jaar niet meer op Social Media. Ik wil daaraan iets toevoegen:
Een verbod voor 60-plussers om op je gsm te kijken tijdens een spannende serie!
Problemen zijn er om op te lossen, maar soms komen er problemen op je pad die je niet voorzien had. Eigenlijk had ik het moeten zien aankomen, weken, wat zeg ik, maanden van tevoren. Maar kennelijk wilde ik het niet zien, liep ik er voor weg of bleef ik vastzitten in de ontkenningsfase.
Tot vorige week.
De waarschuwing kwam van mijn vrouw. Op zich wel logisch, want zij woont onder hetzelfde dak als ik en zij moest het wél gezien hebben. In dit geval omdat zij hier in huis de was doet. Want daar ligt wel de basis van mijn probleem. Misschien wel de oorzaak!
Nu begeef ik mij wel op glad ijs want de was is wel ‘haar ding.’
Dus zodra ik met commentaar kom dan kan het huis weleens te klein zijn. Daarom ontken ik bij deze alle aantijgingen richting mijn vrouw, al ware zij de schuldige in het creëren van mijn probleem. Een best wel gênant probleem.
Maar zij is hier niet schuldig aan!
Nu moet ik, omdat ik net met de billen bloot ging om haar onschuld even heel helder neer te zetten, zeg maar, hier toch iets bespreken op was-gebied. Noem het opbouwende kritiek. Want zij is de allerbeste op was gebied. Het is haar Koningsnummer, zij is de Koningin van de wasmachine en haar roem reikt ver over de provinciale grenzen. Hoe vaak is zij niet gebeld voor advies hoe die dure trui of sweater gewassen moet worden. Of hoe een vlek verwijderd diende te worden. Eigenlijk is het wachten op een eigen rubriek op OldambtNu.nl:
‘Janetteket weet raadt!’
Maar enige weken geleden ontstond er toch iets. In alle onschuld hoor, het was geen geplande aanslag van mij. Ik kwam er ook pas achter toen ik na het douchen mij wilde afdrogen. Op het moment dat ik mijn neus in de handdoek stopte rook ik het direct!
P..p…parels!!
Geurparels om precies te zijn. Dat is weer een nieuwe hype op wasmiddelen gebied. Volgens mij zijn die dit jaar gelanceerd, want eerder rook ik het nooit. Nu ruik ik ze al op meters afstand. ‘Ze’ zijn dan mensen die deze geurparels ruimhartig gebruiken om hun kleren mee op te geuren. En die geur is zó penetrant, zó goor dat ze op mij werken als een rode lap op een stier. Mijn best wel gevoelige neus (sinds ik niet meer rook) laat dan alle alarmbellen afgaan en de neusklep, dat ding vooraan in je neus, probeert zich er dan voor af te sluiten, maar weet allang dat het verspilde moeite is. En aangezien onze neus nog geen geschikt deltaplan heeft klaarliggen om deze gore, kunstmatige geur te neutraliseren, kan deze doordringende geur via de neusholten achter in de neus uiteindelijk toch de neuskeelholte bereiken. Zelfs met de inzet van de zes neusschelpen die de gemiddelde neus rijk is, delven wij mensen het onderspit.
Met alle gevolgen van dien.
Op de verpakking staan misleidende teksten zoals ‘Geurbooster voor je was met een verleidelijk vleugje heliotroop, vanille en sandelhout’ of ‘Geurbooster voor je was met sprankelende citrus én geuren van sappig fruit, omgeven door transparante bloemengeuren.’ Nu heb ik wel kennis van ‘schrijversvrijheid’ maar dit slaat alles!
Verbieden die onzin!
Voordat er meer slachtoffers vallen! Maar of voorgaande nog niet genoeg is, het houdt niet op. Ze beweren dat die geur tot twaalf weken na gebruik nog te ruiken is. Twaalf weken! Dus de komende drie maanden zal ik telkens geconfronteerd worden met deze geurparels. Niet normaal! Het is wat mij betreft ‘Parels voor de zwijnen werpen’. Dat betekent namelijk het volgende: tijd verspillen door iets nuttigs of waardevols aan te bieden aan iemand die dat niet waardeert of begrijpt. Zal de dame hierin huis dat bedacht hebben toen ze in de winkel het nieuwe product in handen kreeg? Ik denk het niet, want dan had ze het wel laten staan. Terwijl zij weet dat ik nogal gevoelig ben voor luchtjes. En dan met name voor luchtjes die ergens kunstmatig aan toegevoegd zijn, zoals die geurverspreiders in stofzuigers of, soms nóg overheersender, die luchtjes in kaarsen.
De zogenaamde geurkaarsen!
Je hebt ze zelfs met geluid, dat is de openhaard-geur-kaars! De droefgeestige die dat ooit bedacht heeft moet wel onder invloed geweest zijn van een verboden, gesnoven middel! Mede daarom raad ik iedereen al aan om niks in de neus te stoppen.
Want je gaat echt rare dingen doen!
Vrouwlief wilde de parels aan de kringloop geven, maar ik raadde haar dat ten strengste af: “Daarmee zadel je een medemens in de ellende! Dat moet je niet willen. Het hoort bij het chemisch afval. Ik breng het wel naar de Stort.” Haar antwoord was helder: “Oh, nou dat zal tijd worden want ik had je begin dit jaar al gevraagd die BBQ naar de stort te brengen!” Daar had ze me. Maar dat is een ander verhaal. Ik moet eerst terug naar mijn probleem, mijn crises waar ik behoorlijk van in paniek aan het raken ben:
Mijn onderbroeken crises!
Ik draag namelijk al jaren met veel plezier en zelfs enig genot boxers van bamboe. Duurzaam, maar ook met wat minpuntjes. Zoals dat er ineens gaten in ontstaan aan de ..eh… onderkant zeg maar. Oorzaak? Wellicht een harde scheet, maar ik verdenk de wasmachine. Ik trek namelijk dagelijks een nieuwe boxer aan. Maar als ik de boxer uittrok en deze betrapte op gaatjes, gooide ik ‘m weg. Ja, in de GFT-container natuurlijk, ’t is immers bamboe!
Maar bestelde geen nieuwe.
Mijn vrouw waarschuwde al dat er steeds minder boxers in de onderbroeken lade lagen. Hoog tijd om bij te bestellen, maar ik kreeg geen contact: niet via mail, socials en telefoon. Paniek! Ik zat ineens officieel in een crisis en werd daar soms badend in het zweet van wakker. En geloof me, daar is geen onderbroekenlol aan!
Tot afgelopen vrijdag. Een mailtje van ene Liam. Met excuses, productieprobleempje. Maar nieuwe aanvoer is in de maak!
Na een vreugdedansje besloot ik van blijdschap mijn bijdrage aan het huishouden uit te voeren, het stofzuigen van de 1e etage. Toen ik de stofzuiger aandeed hoorde ik een geraas van jewelste en mijn neus bevestigde mijn vermoeden:
Afgelopen maandag was zo’n maandag die mij de bevestiging geeft dat deze periode van het jaar níet mijn geliefde periode is. Wat een kolere weer was het! Ik heb niets maar dan ook niets met de zo geliefde ‘donkere dagen voor kerst.’ Ja, als ik vrij ben en lekker op de bank een spannende krimi zit te streamen, inclusief een glaasje whisky, een toastje gerookte makreel en mijn lieve vrouw op de andere hoek van de bank.
“En je bakkie chips!” Hoor ik haar al sarcastisch roepen.
Zij vindt mij namelijk saai wat betreft de hapjes voor bij de buis op een gezellige zaterdagavond in november. Want ik hoef nooit ‘bijzondere dingen’, ik hoef alleen maar chips, chips en heel soms een toastje met gerookte makreel of gerookte zalm. Met al dat andere spul, Franse kaasjes, Hollandse kaasjes, droge worst, rauwe hammen of hummus dip doe je mij absoluut geen plezier. Tijdens het opschrijven van voorgaande voel ik de zeentjes van de droge worst al tussen mijn tanden.
En ruik ik de kaasjes…
Voor de duidelijkheid: iedereen moet eten wat men lekker vindt, maar laat mij hiervan bespaard blijven. En weet je, wees er blij mee want dan hebben jullie meer! Maar blijf van mijn chips af, mijn chips is mij heilig. Ik heb er ook een speciaal bakje voor want ik eet niet uit de zak. Nee, daar zijn vrouwlief en ik het over eens dat we dat niet moeten willen.
Ik vul het bakje gewoon twee keer!
Niet drie keer hoor, want dan kan ik net zo makkelijk de zak op schoot nemen, maar ik beperk mij tot twee keer, is beter voor de lijnen… eh.. lijn! Maar dit jaargetijde is mij te donker. Ik ben meer van het licht. Gelukkig heb ik een lieve vrouw die mijn leven verlicht, dus ik kom die maanden wel door. Maar zodra het 1 januari is, ben ik de eerste die roept: “We zitten weer aan de goede kant van het jaar!”
Laatst zei iemand tegen mij dat hij het liefst het vliegtuig instapt om naar de zon te vliegen.
Zo’n ‘overwinteraar’ zeg maar. Dat gaat mij dan weer te ver. Letterlijk vanwege de afstand, maar ik ben ook geen zonaanbidder. Als de zon schijnt, prima, doe je ding, maar hem specifiek opzoeken is niet aan mij besteed. Dan onderga ik mijn lot, dat ik woonachtig ben in het druilerige, winderige en soms onstuimige Nederland.
En dan zijn er nog die zogenaamde, steeds terugkerende winterfeesten.
Zoals Sint- Maarten! Nu heeft deze ouwe Heilige het steeds moeilijker om zijn verhaal te vertellen. Want dat uit Ierland/ Amerika overgewaaide Halloween is steeds meer bezig terrein te winnen. Prima hoor, maar ik moet daar altijd zo om lachen. Want dan heeft men het over Nederlandse tradities, dat we die moeten koesteren en moeten behouden. Maar die worden steeds makkelijker overboord gegooid omdat we steeds meer Amerikaniseren.
Tot een bepaalde hoogte.
Zodra het gebruikt kan worden voor eigenbelang ‘in een bepaalde discussie’, is het ineens weer een heuse traditie. Het komt denk ik omdat we niet meer zo aardig voor elkaar willen zijn, elkaar bang maken en vernederen is het klimaat waar we veel beter in aarden.
Kijk maar naar de televisieprogramma’s.
Vroeger hadden we alleen Jerry Springer, een tv-show uit dat oh zo mooie Amerika. Dat kregen we in onze huiskamers via de commerciële tv-zenders die destijds als windmolens uit de grond schoten. Men keek eerst met verbazing naar al die herrie die Jerry uitlokte, maar langzamerhand kreeg het grip op ons onderbuikgevoel en werd er hijgend naar gekeken. De sensatielust kreeg de overhand en tegenwoordig lijkt het zelfs geaccepteerd want sommigen onder ons gaan zich er ook naar gedragen!
Zelfs vrijwilligers van een Sinterklaas intocht worden bedreigd!
Ja, de Heiligen onder ons hebben het moeilijk. Net zoals Sint- Martinus, die sneeuwt onder door Mister Halloween. Kennelijk is elkaar bang maken veel leuker dan een snoepje uitdelen aan zingende kinderen met een lampionnetje. Liedjes over Sint- Maarten, een Heilige uit het verleden die zich bekommerde om de mensen die niets hadden.
Die gozer die zijn mantel afstond aan een arme donder op straat.
Maar het is een trend. Steeds vaker verliest de sociale cohesie, wat wij ooit echt hadden en waar ons land hoog in de rangorde op scoorde, terrein. Roerige tijden volgen elkaar in rap tempo op. Dan zou je willen dat de politiek het goede voorbeeld geeft, maar die lijken nu helemaal ‘van God los te zijn’ te zijn! Puur voor eigen gewin: niks oplossen zodat je partij kan blijven bestaan, terend op het onderbuikgevoel, op het eigen chagrijn. In plaats van crisissen op te lossen creëren ze crisissen en is er elke dag wel weer gezeik en gedoe.
Als ik zo mijn werk zou doen krijg ik een functioneringsgesprek.
Over werken gesproken, vorige week had ik het nog over de noeste arbeid die onze voorouders bezigden om het land op te bouwen. Daarnaast zorgden ze ook voor goede afspraken tussen werkgever en werknemer, over bijvoorbeeld de arbeidsomstandigheden. Toen was men nog lid van een bond en stemden men sociaal. Nu zien we dat de bonden echt moeten leuren om leden binnen te krijgen en worden de arbeiders partijen genegeerd. Het gaat ons kennelijk te goed, we zijn zó gewend aan de welvaart dat we alleen nog maar aan onszelf denken.
Ikke, ikke en de rest kan stikken.
Ach ja. En Sinterklaas werd al oubollig gevonden en verloor terrein aan de Kerstman, ook uit dat gezellige Amerika. Kon je het vroeger nog af met kleine cadeautjes op Sinterklaasavond, met kerst lijkt er geen financiële grens meer te bestaan en tiert de welvaart als een flinke decemberstorm over ons land. En dan heb ik het nog niet eens over de uitgaven van het vuurwerk….
Gulheid versus hebzucht, een strijd die steeds vaker gewonnen wordt door hebzucht.
Afgelopen maandag was het Sint-Maarten, een kinderfeest ter ere van de heilige Sint- Martinus, een feest die in mijn jonge kinderjaren nog volop gevierd werd. Dit feest heeft, net als ons landje, de wind tegen.
Soms vraag ik mij wel eens af waarom ik nu veel beter luister naar de verhalen van mijn vader dan jaren terug. En dan bedoel ik verhalen uit zijn verleden, verhalen die belangrijk genoeg zijn om door te vertellen aan de generaties na ons. Het is niet alleen aan mij besteed hoor, het is een verschijnsel waar iedereen zich wel in zal herkennen. Je moet er dan wel voor open staan en inmiddels kan ik wel zeggen dat ik dat punt bereikt heb. Dat komt wellicht door mijn leeftijd maar bij overheerst het besef dat het nog kán!
En ik heb een vader die kan lullen ‘als Brugman’!
Of zoals wij altijd gekscherend dan zeiden: ‘Als Cees Brugman!’ Want zo heette zijn beste vriend ‘voor het leven, Cees Brugman. En Cees was ook getrouwd met een Truus, net als mijn vader dat was. Toen mijn moeder vorig jaar mei overleden was en mijn vader na de uitvaart een paar dagen naar mijn broer ging, verbleven wij nog een paar dagen in zijn huis. We hebben die dagen gebruikt om op te ruimen en om het huis weer even lekker schoon te maken, samen met mijn zus. Tijdens die werkzaamheden ging de huistelefoon en ik nam op zoals mijn vader dat altijd deed:
“Veldhuizen”
“Herman, met Truus! Hoe is het ermee?” Klonk het aan de andere kant van de lijn. Even viel ik stil, moest ik mijzelf even resetten want we hadden immers net afscheid genomen van Truus, mijn moeder. Maar het bleek geen telefoontje te zijn uit hogere sferen, nee, het was Truus Brugman, de vrouw van Cees.
Nadat ik mij zelf bekend had gemaakt moesten we er beiden om lachen.
Vorige week is zij na een kort ziekbed overleden. Ik belde mijn vader met de vraag hoe hij hiermee omging want ja, dat deed hem toch wel wat. Zij was namelijk de laatste van het groepje jeugdvrienden die hij had.
Hij is de de laatst levende.
Door dit soort gebeurtenissen begrijp ik steeds meer van het leven en ik merk dat het ook steeds meer bij leeftijdsgenoten speelt. De gesprekken gaan steeds vaker over dit soort ontwikkelingen, ontwikkelingen in ieders leven want het leven is eindig. Maar niet alleen mijn generatie voert deze gesprekken, ook de generatie van mijn vader houdt zich daarmee bezig. Want ze beseffen zich donders goed dat de finish in zicht is. Zo heeft mijn vader veel contact met zijn nog levende broers en zussen maar ook met zijn leeftijdgenoten die een rol in zijn (en mijn moeders) leven gespeeld hebben. En wanneer ik hem wat vraag krijg ik steeds vaker een heel verhaal terug.
Want het moet doorgegeven worden.
Ik smul ervan. Vooral omdat ik vaak verrast word door de inhoud van het verhaal. Maar ook door het tijdsbeeld wat het blootlegt. En ik begrijp het steeds beter zoals ik al hierboven schreef. Zoals bijvoorbeeld de ‘opruimwoede’ van onze ouders. Mijn vader begon daarmee nadat mijn moeder naar het verpleeghuis moest vanwege haar dementie. Toen hebben we de hele bovenverdieping opgeruimd. Alle bedden waar wij als opgroeiende kinderen op geslapen hebben en die later weer beslapen werden door alle kleinkinderen, werden afgevoerd naar het grofvuil.
Na 65 jaar trouwe dienst.
En afgelopen jaar begon hij met het weggeven van zijn gereedschap aan zijn kleinkinderen, gereedschap welke hij zijn hele werkbare leven gebruikt heeft en sommige werktuigen hebben zelfs een eigen verhaal, die kregen ze erbij, zat bij de prijs inbegrepen. Niet prehistorische werktuigen maar absoluut historisch! Verhalen en uitdrukkingen die mij vreemd in de oren klinken. Zo had hij het laatst over ‘ellebogenstoom’, een begrip van na de Tweede Wereldoorlog. Dat woord bleef hangen bij mij en een tijdje later belde ik hem met de vraag wat hij daar nou precies mee bedoelde. Nou, dat heb ik geweten, hij ging helemaal los.
Een heel verhaal!
Maar wel een verhaal wat doorverteld moet worden zou hij gedacht hebben. “Met ellebogenstoom bedoel ik dat veel werkzaamheden nog met eigen handkracht uitgevoerd moest worden, zoals hout schaven met de blokschaaf en daarna verder behandelen met de poetsschaaf. Voor de profielen van raam-en deurkozijnen werden speciaal daarvoor ontworpen profielschaven gebruikt. De gaten werden geboord met behulp van een booromslag en spiraalboren.”
“Aangedreven door enkel spierkracht!”
“En weet je, het gemiddelde onderhoudsbedrijf had toen nog geen machines zoals een vlakbank, frees of dikte bank.” Net zomin als er sportscholen waren, bedacht ik mij want krachttrainingen deed je toen dus gewoon op je werk! Pa ging ondertussen gewoon verder met zijn betoog: “Beton werd ‘gewoon’ op straat gemaakt en in houten kruiwagens geladen om weg te kruien. Die kruiwagen was niet meer dan een houten bak met een houten wiel waar een ijzeren band omheen zat.”
“Erg lastig om op een bouwterrein mee te rijden.” Vervolgde hij.
“En met de auto naar het werk gaan was er ook niet bij. Wij fietsten naar ons werk, soms met steigerplanken onder de arm of de gereedschapkist op je schouder. Soms moest je ook een zak cement meenemen, achter op de bagagedrager. Of steigerhout! Die steigers werden met touwen geborgd, dat deed je middels een paalsteek en een mastworp, waarna de kortelingen daar weer overheen gelegd en vervolgens de steigerplanken. Bij langdurig droog en warm weer moesten de touwen wel natgehouden worden!”
Pa vervolgde zijn relaas: “Stenen bracht je op je schouder omhoog, zo om en nabij de 46 stenen. Je had dan een lap tussen oor en stenen als ‘bescherming’.” Direct schoot mij het begrip VCA door het hoofd, het veiligheidscertificaat waar je tegenwoordig niet meer onderuit kan.
“Zo tilden we ook de dakpannen omhoog.”
“De werkweek was minimaal 48 uur lang en we hadden één week per jaar vakantie, Bouwvak. En negen van de tien keer regende het ook nog in die week! Al met al heb ik dit vak met enorm veel plezier uitgeoefend dus ik klaag niet, hoor.”
“Ik heb het niet voor niets ruim 45 jaar uitgehouden!”
Ik moest denken aan de actualiteit, over dat mensen die zwaar werk doen eerder met pensioen mogen. Daar ben ik absoluut voorstander van maar ik vraag mij dan wel af:
Nog steeds moet ik wennen aan mijn nieuwe leeftijd waar ik begin dit jaar mee begonnen ben, namelijk 60 jaar. En nu de volgende verjaring min of meer alweer voor de deur staat weet ik nu al wat men dan straks gaat zeggen: ‘Je kan het weer omdraaien!’ of ‘Je bent weer 16!’
Het leven hangt van clichés aan elkaar.
Alle jubelende ronde cijfers die ik in voorgaande jaren passeerde hebben op mij nooit veel indruk gemaakt. Nou ja, misschien toen ik 30 jaar werd, die is blijven hangen omdat er bij mij een lichamelijke klacht openbaarde. Ik kreeg last van pijn op de borst en ja, dat was reden genoeg om de huisarts te raadplegen. Het zelf opzoeken op het internet was destijds aan mij nog niet besteed.
De huisarts kwam al snel met een conclusie.
Hij keek alleen maar naar mijn buik en wist genoeg. “Je hebt 30 Plus syndroom. Of laat ik het anders formulieren, je begint een 30 plus buik te vormen!” Ik keek hem aan met een blik of ik water zag branden. Hier had ik nog nooit van gehoord. Lachend ging hij weer achter zijn bureau zitten en begon zijn uitleg: “Je krijgt een buikje. Zoals zoveel 30-plussers dat op een gegeven moment krijgen. En aangezien jij je daar tegen verzet, onbewust, ga je verkeerd ademen doordat je je buik in gaat houden, zodat men je buikje niet ziet. Dat verkeerde ademen doe je dan vanuit je borst in plaats vanuit je buik.
“En dan raken je spieren ter hoogte van je borst overbelast en ervaar je deze pijn.”
Het klonk hartstikke logisch. En ja, dat buikie inhouden herkende ik nu eigenlijk ook wel, vooral als er reden was om stoer en krachtig over te komen. Bijvoorbeeld als er dames tegenover mij stonden, dan gebeurde het nog wel eens dat mijn hanen gedrag naar boven kwam.
Onbewust hoor!
Sindsdien heeft mijn lichaam weer haar oude taak opgepakt en ben ik weer gaan ademen via de buik. En met het groeien van die buik ging het ademen ook beter en werd de pijn minder. Ja, ja, het is mirakels! Maar nu ben ik de 60 gepasseerd en heb ik het idee dat het een en ander toch aan het veranderen is. Dat komt deels omdat ik te zwaar ben, ik heb inmiddels een serieuze pokkel die behoorlijk in de weg begint te zitten, maar het komt volgens mij ook door dat getal, door die zes kruisjes die ik inmiddels mee moet sjouwen.
Ja, ik voel mij soms echt een martelaar door mijn leeftijd!
Maar mijn vertrouwen in huisartsen is al 60 jaar goed geweest en tot op de dag van vandaag blijf ik dat vertrouwen hebben. Natuurlijk zoek ik ook wel eens wat op hoor, maar ik zal niet de dokter even vertellen hoe hij of zij mij moet behandelen. Anders was ik wel dokter geworden. Een bezoek aan de dokter omdat ik wennen moet aan deze leeftijd is natuurlijk niet nodig. Het overkomt je over het algemeen en ik mag mij in mijn handen knijpen dát ik het gehaald heb want dat is, helaas, niet voor iedereen weggelegd. Dat besef ik mij donders goed, maar dan nog blijft het raar klinken wanneer iemand mij vraagt naar mijn leeftijd. Negeren is een optie, maar soms word ik ermee geconfronteerd, tegen mijn wil! Want zo kreeg ik twee weken terug een brief van mijn huisarts met de oproep om een prik te halen.
Twee prikken om precies te zijn!
De ene tegen de griep en de andere tegen de pneumokokken. Nooit eerder heb ik een griepprik gehad en van die koks-versie wist ik het bestaan niet eens. Vrouwlief wel natuurlijk maar die werkt in het saikenhoes. Die gaat dagelijks om met al die benamingen. Zij kan ook zonder ook maar een aarzeling of stotter de neusspray Xylometazoline uitspreken.
En mijn naam voluit als ik weer haar chocola opgegeten heb….
De confrontatie zat hem in de regel ‘omdat u geboren bent tussen 1 januari 1961 en 31 december 1964.’ Die kwam binnen hoor! Want je hoeft geen rekenwonder te zijn om te weten dat je dan minimaal 60 jaar moet zijn als je kijkt naar de jaartallen. Daarvan ben ik mij dagelijks bewust wanneer ik mijn bed uit stap en naar de badkamer strompel. Dan moet ik altijd denken aan een oud-collega van mij waarmee ik vroeger hardliep. Hij begon altijd heel rustig, maar kon uiteindelijk de halve en de hele marathon lopen. “Ik moet eerst even warmdraaien.” Zei hij dan.
“Ik ben zeg maar een diesel.”
Ik ben zo’n beetje warmgedraaid zodra ik na het badkamertafereel de hond ga uitlaten. Dan strompel ik nog als een oud vrouwtje de straat uit, maar kom even later als een frisse, jonge God de straat weer in gerend. Dan heeft zelfs de hond moeite om mij bij te houden en ligt zij even later uit te hijgen in haar mand.
In diezelfde week nóg een confrontatie met mijn leeftijd!
Een brief met de mededeling dat ik, ‘mens vanaf 60 jaar’, in aanmerking kom voor een herhaling coronings prikje. Dat is andere koek dan in aanmerking komen voor een enorme prijs die ik gewonnen heb, althans, als ik even al mijn gegevens wil invullen en lid wil worden van een of andere loterij.
De afspraken voor de prikjes werd gemaakt.
Die coronings prik kreeg ik op een leuke locatie, in de kantine van WVV en daarna kon ik mooi even kijken bij de clinic die de Koninklijke Real Madrid daar voor de jeugd organiseerde. Allemaal gratis!
“Wilt u beide prikken?” vroeg de Doktersassistente van de Huisarts mij vriendelijk. “Want dan moet u dat even doorgeven aan mijn collega die de prikjes uit gaat voeren.” En ze wees naar een dame verderop. Twijfel maakte zich ineens van mij meester. Of ik beide prikken wilde. Eigenlijk wel, maar zou dat dan wel goed komen? De assistente zag mij worstelen, maar bleef mij vriendelijk aankijken. Stotterend en met een rood hoofd gaf ik antwoord:
“Nou..ikke…ik heb er wat moeite mee. Die griepprik prima hoor maar die andere…” Zij keek mij vragend aan? “Moeite?” vroeg ze.
Vorige week vielen er bij diverse familieleden een kaart op de mat. Op die kaart stonden verschillende foto’s van een Hoefsmederij, vanuit verschillende posities genomen. Zo had je links het woongedeelte en rechts de smederij met de grote dubbele deuren, inclusief de gedenksteen waarin te lezen is dat het een monumentale status heeft bereikt. Dat is best wel een bijzondere status voor een gebouw, maar het was ook niet zomaar een gebouw.
‘Het zegt u waarschijnlijk niets, maar het is waar ik geboren ben.’
Het was het ouderlijk huis van mijn vader, in het Utrechtse Jutphaas. Een nicht van mij had de kaart gemaakt, uit respect en dankbaarheid voor alle herinneringen die er gemaakt zijn. Want de laatste bewoner, de jongste broer van mijn vader, heeft na er 83 gewoond te hebben, de deur definitief achter zich gesloten omdat de woning niet levensbestendig genoeg was.
Hij is nu 88 jaar.
In al die jaren heeft hij slechts vijf jaar buitenshuis gewoond, totdat hij de zaak over kon nemen van zijn vader, mijn opa, en zo weer terugkeerde op het oude nest. En daarmee als derde generatie in de familie als smid de smederij ging bestieren.
Tot afgelopen zomer besloten werd dat hij bij zijn dochter in ging wonen, tot hij een eigen appartement kan kopen. Nu moest het pand dus leeggehaald worden en dat werd nog een flinke klus. Er kwam namelijk ruim honderd jaar geschiedenis tevoorschijn! Want zijn opa was er in 1903 al begonnen als smid, er waren immers in die tijd genoeg paarden te beslaan. Zoals de paarden van de paardentram maar ook de paarden van de boeren en de paarden van al het vrachtvervoerders. Daarnaast konden de boeren ook voor het wegen terecht bij de smederij, de dorpswaag zat gewoon aan de smederij vast en men was gecertificeerd om dat uit te mogen voeren. Naast het werk van hoefsmid ging zijn opa ook werken in de net opgerichte Boerenleenbank, als Kassier.
Hoe mijn opa de opvolger werd van zijn vader was een mooi verhaal, het lot bepaalde.
Zijn vader had, toen hij met pensioen kon, twee luciferstokjes tevoorschijn gehaald en een daarvan doormidden gebroken. Vervolgens moesten twee zoons een stokje trekken. Wie de langste trok werd zijn opvolger in de bank en wie de kortste trok, werd 2e Kassier en smid.
Mijn opa trok aan het kortste eind!
Hij heeft het vak nog heel lang uitgeoefend en hoopte dat zijn jongste zoon, Kees, het over zou nemen. Hij kreeg dan hulp van een neef uit Harlingen die tijdens de oorlog ondergedoken zat bij mijn opa en oma. Maar het werd nog spannend, want Kees verloor eerst zijn vrouw op veel te jonge leeftijd en jaren later ook nog eens zijn zoon, Marco, mijn neef. Die verongelukte op 21-jarige leeftijd met zijn motor. Dat was een enorme slag die door de hele familie en velen daarbuiten nog steeds gevoeld wordt. Toch zette Kees door en bleef de smederij in de familie.
Dankzij een enorme dosis wilskracht en doorzettingsvermogen.
Mijn herinneringen aan de smederij staan mij nog helder voor de geest, ondanks dat we er hooguit een, misschien twee keer per jaar heen gingen. Niet omdat we niet wilden, maar puur vanwege het feit dat we op een eiland woonden en mijn vader maar een keer per jaar vakantie had.
De Bouwvak.
Die vakanties bestonden voornamelijk uit bezoekjes brengen aan de familie op het vaste land, met zo nu en dan een uitstapje naar Madurodam of Slagharen. Toch heb ik dat destijds als kind echt als vakantie ervaren. De bezoekjes aan de smederij waren altijd bijzonder, want naast dat we dan weer onze opa en oma zagen, was er die smederij. De geur van die smederij, de vuurrode kolen, het lederen schort welke opa aan had tijdens het smeden, de hamers en andere werktuigen zoals bijvoorbeeld de enorme blaasbalg en het aambeeld, maakten grote indruk op ons.
De soep en de komkommer in het zuur van oma maakte het vakantiegevoel compleet!
En het piepen van haar gehoorapparaat, dat was toch altijd machtig interessant. Opa leek dat maar niet te snappen dat zijn vrouw in de loop der jaren wat dovig was geworden en kon dan, wanneer hij weer moest herhalen wat hij even daarvoor gezegd had, een zeer verongelijkt smoel trekken.
Of hij zeggen wilde ‘Mens, luister toch eens goed!’
Meestal ontspande dan op oma’s gezicht een glimlach, als een soort verontschuldiging naar ons toe en waarmee ze eigenlijk wilde zeggen dat het niet gaf dat opa wat bozig reageerde. Ze hield immers van hem en ze wist dat hij van haar hield.
Als geboren en nuchtere Harlingse liet ze zich niet de kop gek maken.
We kregen als cadeautje voor thuis altijd een hoefijzer mee van opa en die werden dan thuis weer keurig opgehangen in de schuur. Met de opening naar boven om het geluk te vangen. Toen ik laatst weer even thuis was bij mijn vader zag ik zo’n hoefijzer hangen, op zijn kop aan de binnenkant van de schuurdeur. Ik weet honderd procent zeker dat deze steeds meegereisd is door de tijd en alle verhuizingen in beeld is gebleven.
En het nodige geluk gevangen heeft.
Dat geluk was voelbaar toen ik mij ineens bewust werd van wat ik binnen zag. Ik kende de plek natuurlijk wel, mijn ouders wonen er al vanaf 1992, maar op de een of andere manier had ik er ineens oog voor. Ik zag de werkbank, ‘getekend’ door het leven en geschiedenis ademend. Ik maakte er een foto van want Pa heeft de laatste tijd last van opruimwoede.
In en om het huis.
Net als zijn broer alle dagen erbij was toen de smederij ‘ontmanteld’ moest worden. Beiden zullen tijdens al dat opruimen hun eigen gedachtes gehad hebben, gedachtes die ineens weer helder werden bij voorwerpen uit het verleden en waarvan ze weten dat het niet meer terugkomen zal. Hoofdstukken vol verhalen die verteld én beschreven moeten worden.
Nu het nog kan.
‘Thuis heb ik nog een ansichtkaart, waarop een kerk een kar en paard…Het zegt u waarschijnlijk niets, maar het is waar wij geboren zijn!’ (Het dorp-Wim Sonneveld)
Wij wonen voor onze kleinkinderen niet om de hoek. Zij wonen in Den Haag en wij 270 km noordelijker. Nu hebben deze kleinkinderen, twee meisjes van 0 en 4 jaar, natuurlijk geen weet van afstanden en hebben daar ook geen mening over.
Maar hun vader wel!
Want hij dacht altijd dat wij vreemden zouden worden voor zijn kinderen vanwege de afstand. Och, wat kan die gast zeuren over de afstand. Hij is het prototype van een Westerling, die vinden alles wat buiten hun woonplaats afspeelt Verweggistan. Als ze Duinrell passeren krijgen ze al heimwee! Ik vraag dan altijd of hij soms dat ‘hele stuk’ moest lopen. Of dat hij zelf de auto duwen moest? Want dan snap ik het wel dat het een lange én vermoeiende reis was…. Maar het meeste werk doet de auto, zoonlief hoeft alleen maar zijn voet op het gaspedaal zetten en zo nu en dan wat schakelen. En zodra je Almere voorbij bent is cruise controle je beste vriend en kun je genieten van de ruimte om je heen.
En heb je weer zicht op de horizon!
Andersom vinden wij het in ieder geval niet ver. Neuh, wij vermaken ons best als we onderweg zijn in de auto. We nemen broodjes mee met lekker beleg, drinken onderweg een vers getapte koffie en een cappuccino, luisteren naar muziek via een streamingdienst of radio en ondertussen praten we met elkaar over de week die achter ons ligt of over wat ons nog in het verschiet ligt.
Zoals onlangs, toen we weer eens een weekendje naar Den Haag gingen.
Dit was al een ver van tevoren gepland bezoek, want we moesten oppassen op de kleindochters. Nou is moeten natuurlijk overdreven gezegd, we wílden graag een keertje oppassen. En dit was dus het moment, want de ouders konden daardoor naar een gezellige avond. We reden, zoals gebruikelijk, door de polder, maar moesten er wel even af, even naar Zeewolde om een schilderij op te halen bij kunstschilder Marco. Terschellinger tafereel:
Duinmeertje, het Arjen’s dûn met trap, het beroemde boompje met een prachtige wolkenpartij.
Een voor onze beide families zo’n belangrijke plek die Marco fantastisch had vereeuwigd en daardoor voor ons belangrijk genoeg was om het schilderij te kopen. Dus ook belangrijk genoeg om er een stukje voor om te rijden.
Als iets je raakt rij ik er graag voor om!
Toen we even later bij Amsterdam aankwamen zagen we een flinke file aan de andere kant van de vangrail, categorie code oranje, maar wij lachten erom en reden zonder vertraging verder richting Den Haag. Rond het middaguur sloten we onze kleindochters in de armen en konden daarna opgelucht ademen.
Oudste kleindochter Lientje (4) herkende ons direct!
Kleindochter Loetje (0) keek verbaasd. Met grote ogen zelfs, want het was best wel een drukte wat daar ineens binnenkwam sjouwen, met een koffer en zelfs een hond! Bij dit zonnestraaltje moeten we nog even geduld hebben wat de herkenning betreft, maar als we wat verder zijn in haar leven en zo nu en dan even beeldbellen, komt het vanzelf wel weer goed.
Alle vertrouwen in!
Na de lunch stapten hun vader, mijn oudste zoon, bij mij in de auto want we wilden naar Leiden, naar het voetbalcomplex van LSVV waar mijn jongste zoon een wedstrijd moest spelen met zijn vriendenteam, RKAVV 5. Het was stikheet en ik vroeg mij ineens af waarom mijn zoon al bezig was met de tuin winterklaar te maken. Hij had de kussens van het tuinmeubilair al ingepakt en in de schuur gelegd waardoor binnen zitten eigenlijk de enig overgebleven optie was. Maar wie ben ik eigenlijk om hierover te oordelen? Ben ik nu ineens de ouder die zich gaat bemoeien met het leven van zijn zoon, wanneer deze de tuin winterklaar moet hebben? Puur omdat het zo warm was, een gegeven dat hij ook niet verwacht had in dit jaargetijde. Hij zat gewoon op schema.
Alleen het klimaat werkte niet mee.
We reden via de nieuwe tunnel die de A4 dit jaar verbonden heeft met de A44, voor mij de eerste keer en eigenlijk net zo’n beleving als toen ik hier bij Stad over de nieuwe Ring Zuid mocht rijden. Wat een genot! Niet veel later liepen we het veld op en zagen hoe voetballende zoon en broer alleen op de keeper afliep, op doel schoot en.. miste. Ik gooide het op de warmte, het was geen weer om je in te spannen. En het Nederlands Elftal speelt ook als een krant, de jongens in dit team zijn gewoon trendvolgers.
In de rust van de wedstrijd reden we weer huiswaarts, want we zouden ook nog even een biertje drinken met de andere zoon, bij de sluizen van Leidschendam alwaar de Vlietdagen zich afspeelden, alleen nu onder een nieuwe naam: ‘Aan de sluis.’
Na het eten begonnen we met het uitvoeren van onze taak.
De jongste lag al lekker in bed, dat hadden de ouders al gedaan vlak voor ze weggingen. Lientje (4) moest nog wel en dat was mijn taak. “Opa weet niet precies wat ik moet doen, dus je moet me wel helpen hoor!” zei ik tegen haar. “Tanden poetsen!” zei ze, en wees naar haar tandenborstel. De bedoeling was dat ik dat dan uitvoerde en zij hield braaf haar mondje open. Nadat ik alle tandjes had gehad besloot ik ook haar neus te poetsen, maar dat hoefde dan weer niet.
Ze koos zelf een boek om uit voor te lezen.
Niet lang daarna sliep ze als een roosje en had ik mijn taak erop zitten. De rest van de avond bleef het rustig, totdat we naar bed wilden. Toen werd Loetje wakker en moest oma aan de slag. Een schone luier en een fles later keerde de rust weer terug en konden we zelf gaan slapen.
Wat prima lukte want het was een vermoeiende dag.
De zondag verliep gezellig en aan het einde van de middag vertrokken we weer naar Verweggistan. Bij Amsterdam stonden we ineens stil. File. Dezelfde file als de dag ervoor. Maar nu stonden we aan de verkeerde kant van de vangrail.
Het lachen van de dag ervoor werd nu mijn chagrijn.
Vorige week zaterdag kreeg ik de gelegenheid om weer even terug te gaan naar de tijd dat ik nog op de Lagere School zat, op Terschelling. Er was namelijk een reünie georganiseerd van Klas 1, het jaar 1970 waar wij allemaal 6 jaar waren. Vrijdagavond pakten we de boot en om half elf die avond zaten we aan de borrel bij mijn vader. Ondanks zijn leeftijd, 90 lentes, wist hij nog allerlei verhalen uit mijn schooltijd te herinneren. Hij was toen om en nabij de 36, nog vol in de bloei van zijn leven en inmiddels ouder van drie kinderen. Hij was er ook de man naar, wilde betrokken zijn bij het wel en wee van alles om hem heen en nam daarom ook zijn verantwoordelijkheid als ouder door zitting te nemen in de Ouderraad.
Zo kon hij meedenken in het beleid van de school.
De volgende ochtend hebben mijn vrouw en ik, na het ontbijt, nog wat klusjes voor hem gedaan en om elf uur vertrok ik met de fiets richting de school. Het eten voor tussen de middag, nasi, had ik de dag ervoor al gemaakt voor vrouwlief en mijn vader want ik ging lunchen met mijn klasgenoten.
“Ik ga naar school hoor!!” riep ik tegen mijn vader. “Is goed jongen! Goed je best doen en de groeten aan de Meesters en Juffen!”
Geluiden uit een ver verleden, maar ik vond het machtig mooi. En mijn vader ook zo te zien, want er verscheen een brede glimlach op zijn gezicht. De reünie begon om 12 uur, maar ik moest twee vrienden ophalen, oud-klasgenoten én vrienden voor het leven. Die sliepen bij de moeder van de ene vriend, in het stapelbed.
Dat was al bijzonder!
Toen we even later opstonden om naar school te gaan kregen we nog een boodschap mee die mijn vriend’ s moeder ons vroeger ook altijd al meegaf:
“Denk erom! Niks uithalen daar en goed luisteren naar de Meesters en Juffen!”
Zó duidelijk waren toen de regels nog, je luisterde gewoon (over het algemeen..).
Even later liep ik met mijn ‘vrienden voor het leven’ naar de school waar het vierenvijftig jaar geleden allemaal begon. De school die ons de herinneringen gaf voor het leven, herinneringen die we daarna ons leven deelden met tijdgenoten, maar ook met onze nakomelingen: “Nou, wij moesten vroeger de tafels van één tot en met tien gewoon uit ons hoofd leren! Dat werd er elke dag ingeramd!!”
Zo zal elke generatie haar eigen herinneringen én methodes hebben.
Tijdens dat loopje naar school voegde zich een vierde klasgenoot bij ons en kwamen de verhalen al los. Niet veel later, de school staat aan de rand van het dorp, kwamen we aan op het schoolplein. Nu moet ik wel zeggen dat het niet de originele school betrof waar wij de reünie mochten vieren. Helaas is dat gebouw in 2002 afgebroken, maar destijds konden de liefhebbers daar nog wel afscheid van nemen.
Ook toen was ik erbij, samen met mijn vrienden voor het leven.
Het schoolplein werd het schoolplein van vragende blikken tot directe herkenning, maar bovenal van blijdschap om elkaar weer te zien. Sommigen zagen elkaar na heel veel jaren, anderen van kortgeleden doordat men elkaar tijdens een bezoek aan familie op het eiland, toevallig weer eens getroffen hadden. Want dat hadden we allemaal gemeen:
Terschelling is ons thuis!
Na het luiden van de schoolbel door Meester Bultje (79) begonnen we met de lunch en konden de herinneringen gedeeld worden, samen met de Meesters Tans (74), de Jong (77) en Juffen Bartie (88) en Nel (79). Bijvoorbeeld aan het schoolvoetbaltoernooi. Meester én pionier Tans zette destijds de boel aardig op scherp door voor te stellen dat de meiden ook best mee mochten doen aan de selectietrainingen. Inmiddels ligt die discussie gelukkig ver achter ons en is het vrouwenvoetbal soms zelfs populairder dan die aanstellerij bij de mannen.
De schwalbe is niet voor niets uitgevonden door een man.
Het mooie van een reünie is dat de ene herinnering weer een andere oproept. En soms mysteries oplost! Zo was Meester de Jong in een oude doos uit die tijd gedoken, ter voorbereiding op de reünie. Hij kwam toen een poëziealbum tegen van een jongedame waar hij destijds mee op de toneelclub zat. Maar hij was vergeten die weer terug te geven, 50 jaar geleden. Aangezien hij nu toch weer even terug was op het eiland, was dit een uitermate mooie gelegenheid om het album terug te geven.
De ontvangster was blij verrast!
Naast het ophalen van herinneringen was het ook opvallend dat veel gesprekken over de ouders van deze klas gingen. Logisch, want we waren nu allemaal 60 jaar, dus reken maar uit, dan zijn de ouders ook wel aardig op leeftijd. Gingen de gesprekken vroeger nog over hoe onze ouders zich manifesteerden in de gemeenschap, wat werk betreft of met sportactiviteiten, nu gingen de gesprekken voornamelijk over de gebrekjes en over de aan slijtage onderhevige vaders en moeders. En dat hulp van de kinderen, van ons dus, eigenlijk toch wel zeer gewaardeerd werden.
Een taak waar iedereen uiteindelijk mee te maken krijgt.
De herinneringen aan Meester Bakker én twee klasgenoten die ons ontvallen zijn, gaf een extra dimensie aan deze middag, Tjalco en Ronald (bijnaam: Duck, wereldberoemd op Terschelling en ver daarbuiten).
De middag kwam tijd tekort.
Zoveel viel er te bepraten. Die avond werd dat voortgezet in het uitgaansleven en de volgende dag kwam een deel van de klas, met partners, weer bij school bij elkaar om gezamenlijk een stuk te fietsen over het eiland. Ook nu weer werden herinneringen opgerakeld en bezigheden geüpdatet. Zo fietsten we langs het Apenbosje waarvan niemand wist waarom dat zo heet! Tijdens het passeren van een fietser zag ik ineens dat deze een knuffel achter op de bagagedrager had zitten. “Kijk jongens, die mevrouw heeft een wasbeer achter op de fiets!” riep ik enthousiast. Direct daarop werd ik luid en duidelijk terechtgewezen door het baasje van het dier: “Nee! Dit is een Ringstaartmaki!”
Waardoor dit weekend op het eiland naast alle emoties ook nog eens een educatief tintje kreeg!
Tegenwoordig is het maken van foto’s en filmpjes een stuk makkelijker geworden dan voorheen. Had je vroeger toch heel wat apparatuur nodig om iets vast te leggen, vandaag de dag heeft onze mobiele telefoon al die taken overgenomen. Foto’s en filmpjes maken doen dan ook massaal, van jong tot oud. Sommigen slaan erin door want die bekijken de wereld alléén nog maar via die telefoon. Dat zie je bijvoorbeeld bij popconcerten: Met de telefoon op standje ‘video’ kijkt men naar het concert.
Waarschijnlijk om aan anderen te laten zien.
Of om iets te bewijzen, ik was erbij! Of als men op vakantie is. Bleef het vroeger bij een filmpje maken van een paar minuten of hooguit drie rolletjes van 36 opnamen, tegenwoordig praten we over honderden foto’s of tientallen filmpjes. Dan zie je het kind bij die bijzondere boom staan en daarna nog een stuk of tien van kind bij die bijzondere boom. Voor het geval er eentje niet helemaal scherp is. Terwijl het haast onmogelijk is om nog onscherpte foto’s te maken of bibberende filmpjes. Want de techniek heeft zich inmiddels zo ontwikkelt dat zelfs de grootste stuntelaar dingen op een professionele manier vast kan leggen.
Allemaal met je slimme telefoon.
Vroeger lag dat toch anders. Dan moest er een foto- of filmcamera mee, inclusief genoeg filmrolletjes en filmstrips. Daarna kwam het geduld om de hoek kijken want eerst moest de vakantie voorbij zijn, dan moesten de filmrolletjes naar de fotozaak en om en nabij een week kon je het spul weer ophalen, uiteraard na betaling. Dan was je nog niet klaar, want meestal deed je dan de foto’s in een fotomapje of je plakte ze direct in een fotoboek. Met passende teksten zoals ‘Hans in de zee’, ‘Madelief op de glijbaan’ of ‘Henk op de uitkijktoren’. Dat was altijd al een flinke klus, meestal uitgevoerd op een regenachtige dag! Later kwamen de filmcamera’s waar videobanden inzaten. Maar dan moest je ook een videorecorder hebben om die video’s te kunnen afspelen. En een televisie natuurlijk waar de video’s dan op bekeken konden worden.
Wat een gedoe!
Maar tegenwoordig zit alles in dat kleine mobieltje, waar je het ook direct op kan bekijken. En wil je het op een groter scherm dan is dat ook geen probleem meer, je streamt het zo naar je televisie. Of je stuurt het naar iedereen om je heen, gewoon via Whatsapp! En dat allemaal dankzij de Willy Wortels op deze wereld, mensen die continue aan het nadenken zijn om processen te verbeteren, om het ons makkelijker te maken, zowel privé als op de werkvloeren. En dat uitvinden gaat maar door. Zo las ik van de week over de uitvinding van The Blade, een door Nederlanders uitgevonden windmolentje van anderhalve meter hoog die een huishouden kan voorzien van stroom.
Het hele jaar door!
Met als doel dat een groot deel van de nu aanwezige windmolens uiteindelijk ook weer zullen verdwijnen. Net zoals al die apparatuur die we ooit nodig hadden om vakantie kiekjes- of filmpjes te maken. Ik kan daar heel enthousiast van worden, maar dat komt vast doordat ik nog uit het analoge tijdperk kom en ergens halverwege kennis mocht maken met het digitale tijdperk. Ik weet wat er was en hoe dat aan verandering onderhevig is.
Dankzij al die Willy Wortels!
Maar ondertussen liggen al die analoge cassette- videobanden en filmrolletjes stoffig te worden in dozen op zolders, inclusief mapjes en fotoboeken met beelden uit het leven van voorbij. En dat is zonde! Dan ben je afhankelijk van mensen die dat ook zonde vinden en de handschoen oppakken. Door die dozen van zolder te halen en door te spitten, met behulp van de apparatuur van toen.
Zoals mijn nichtje Bianca onlangs deed.
Zij heeft de laatste maanden oude videobanden bekeken waarop beelden te zien waren van lang geleden, toen zij nog 3 jaar was, afgelopen donderdag precies 31 jaar geleden. Maar ze heeft die banden niet alleen bekeken, ze heeft er ook een digitale camera opgezet en die beelden daarmee opgenomen.
En gedeeld met de familie via WhatsApp.
Hoe leuk is dat! Want ik zag hoe mijn ouders, nog in de bloei van hun leven, met familie en vrienden vrolijkheid vierden door middel van het voordragen van grappige rijmpjes en liedjes, heel veel liedjes die ook nog eens uit volle borst meegezongen werden. Dat deden ze ‘onder invloed’ van de nodige drankjes. Onder het genot van een sigaretje, want dat deed men nog ‘gewoon’ in huis.
Vroeger was niet alles beter!
Maar het terugzien van al die filmpjes was ook confronterend! Naast mijn toen nog jonge ouders én hun broers en zussen, zag ik natuurlijk ook een veel jongere versie van mijzelf. Mét snor en heel wat kilootjes minder! En ik zag mij stoeien met mijn kleine neefjes en nichtjes, sterk en lenig als ik toen nog was.
Toen, ja.
Die neefjes en nichtjes zijn inmiddels al lang volwassen en ik ben inmiddels net zo stram als mijn ouders destijds in die filmpjes waren. Vermoed ik, want het was het feestje ter ere van mijn moeders 65ste verjaardag. Een kleine dertig jaar geleden. Dus deze confrontatie kwam best wel hard aan, ondanks dat ik prima in mijn vel zit en heel tevreden ben met mijn leven. Maar zoals de titel al aangeeft, de filmpjes lieten ook de mensen van voorbij zien. Ik zag ooms en tantes die er helaas niet meer zijn, mensen die een deel van mijn leven waren en daarmee mijn leven ook gekleurd hebben.
Die videobanden zijn van onschatbare waarde!
Ik heb de beelden doorgestuurd naar alle levenden uit die filmpjes zodat zij hun herinneringen ook nog eens visueel konden opfrissen. Als een soort bevestiging zeg maar of beter, als beloning! Want het is best knap om het al die jaren met elkaar uitgehouden te hebben, hoe ze het leven met elkaar gevierd hebben.
In voor- en tegenspoed.
Later hoop ik ook dat een kleindochter of kleinzoon mij ineens filmpjes ‘van voorbij’ gaat sturen, wel rekening houdend met de hoeveelheid! Want met het ouder worden kom ik uiteindelijk tijd te kort!
Eén opmerking over haar oorbellen was genoeg voor een discussie die de hele week duurde. Een discussie met de dame hierin huis die ik eigenlijk niet verwacht had, maar haar behoorlijk hoog was gaan zitten waardoor het bleef sudderen. Die discussie ging dus over haar oorbellen. Zij legt ze altijd voor het slapen op de wastafel van de badkamer.
Daar is natuurlijk niks mis mee.
Ik zie ze dan ook altijd liggen, zij gaat altijd ‘veur mie aan’ naar boven. Dan laat ik de hond uit of ik smeer nog even het brood voor de volgende dag en kan zij zich rustig klaarmaken voor de nacht. Maar als de oorbellen er niet liggen dan heeft ze die dus nog in en weet ik dat ze, meestal op het moment dat ik vredig wegglijd naar andere sferen, ineens van uit het niets overeind vliegt en roept:
“KortomUitermateTeleurstellend…, ik heb mijn oorbellen nog in!”
Daarna ben ik weer helemaal bij kennis en ja, ik slaak dan een diepe, hele diepe zucht, want waarom moet ik zo ruw op de hoogte gebracht worden van het feit dat zij haar oorbellen nog in heeft? Dat is toch niet mijn probleem?
Nou, op dat moment wél!
Dus zodra ik ze zie liggen in de badkamer heb ik meer garantie dat ik de slaap zal vatten dan wanneer ze er niet liggen. En als ik ze níet zie liggen dan waarschuw ik haar, op een zo’n voorzichtig mogelijke manier; “Schat, je hebt, dénk ik, je oorbellen nog in…” Zo vriendelijk mogelijk, los uit de pols want nee, je bent niet seniel en nee, ik betuttel je niet! Dat betuttelen vindt zij vreselijk en volgens haar doe ik dat de laatste tijd steeds meer. Zoals van de week, toen ze na het strijken even op de bank ging zitten met een glas thee.
Herstel, met een glas rustgevende thee!
Het bestaat echt, thee waar je rustig van wordt. Voor mij is dit een nieuw fenomeen, maar voor haar niet. Zij weet dit soort dingen. Ik vraag niet waar ze het vandaan haalt, maar het vooroordeel in mij weet genoeg: dit komt uit de Libelle, Instagram, Printrest, van de Yoga-juf, de reclamefolders die ze elke week uitpluist, van haar collega’s of gewoon door elk pad in de supermarkt af te struinen naar nieuwe producten. Dat laatste heeft ze niet van mij want ik maak een briefje met daarop de boodschappen in precies de goede volgorde van de gangpaden en als ik het even niet weet dan vraag ik het aan medewerker Eltjo. Die weet alles en helpt mij ook als ik vragen heb over de app van de winkel. Mijn tijd in de winkel hangt dus af van de hoeveelheid producten op mijn briefje.
En of Eltjo aan het werk is.
Maar ze ging naast mij zitten met de rustgevende thee, pakte haar telefoon en begon met ‘vegen’.. De klok gaf half acht aan en ik werd een beetje onrustig. Hoe moest ik dit nu aanpakken zonder te betuttelen? Want er stond nog een laatste deel van een spannende serie op het menu, maar die kan ik pas aanzetten wanneer de dame hier in huis ook er klaar voor is.
En dat was ze niet volgens mijn informatie.
Want ze zou gaan strijken en daarna direct douchen. Dat had ze gezegd. Zodat ze de rest van de avond ‘ter beschikking zou staan’ van mij. Hiermee bedoel ik niet dat zij mijn bezit is, ik herhaal, zij is niet mijn bezit, maar ik bedoel hiermee dat we dan allebei klaar zijn voor twee gezellige uurtjes op de bank.
Met koffie, rustige thee en wellicht nog een bakje yoghurt voor het slapen gaan.
Ja, ze kan natuurlijk ook vlak voor het slapen onder de douche springen, maar dat is niet handig. Want ze weet dat ze daarna niet goed de slaap vatten kan omdat ze het te warm krijgt of onrustige benen. En als zij daarvan last heeft, heb ik er ook last van, want de warmte straalt dan weer op mij af en de onrust in haar benen zorgt ervoor dat ik dan steeds een schop krijg van haar stuiptrekkende benen.
Waar ze niets aan kan doen!
Nou ja, wel iets natuurlijk. Door eerder op de avond te gaan douchen en dat was ze met mij eens. Maar het blijft een gevoelig onderwerp, om verschillende redenen. De voornaamste reden is dat ze, na thuiskomst van haar werk, even wil gaan zitten, wat drinken, de dag doornemen met mij of gewoon even de socials bekijken op haar telefoon. Ze weet dat ik daar anders insta. Zodra ik thuiskom van werk, spring ik direct onder de douche zodat ik de rest van de dag fris en fruitig ‘ter beschikking ben’ van haar ben.
Ze vindt dat irritant.
Dat begrijp ik wel, want na een dag werken moet vooral de geest even kunnen ontspannen. Daar begint zij mee zodra ze na haar werk op haar fiets of in de auto stapt. Dus wanneer er dan thuis iemand druk zet op het vervolg van haar dag, bijvoorbeeld door te zeggen dat ze nog makkelijk kan douchen voor ik het eten klaar heb, dan kan ze daar wel eens geïrriteerd op reageren.
Zoals ik al schreef, het is en blijft een gevoelig onderwerp.
Maar ik dwaal af. Of eigenlijk ook niet, want relaties kunnen best wel ingewikkeld zijn en ik weet inmiddels dat het voor velen herkenbaar is. De opmerking die ik maakte over haar oorbellen ging eigenlijk niet over of ze wél of niet op de wastafel in de badkamer lagen. Nee, dat is gewoon een vast ritueel geworden in ons huishouden, net zoals tandenpoetsen en nog een kus voor het slapengaan.
Een liefdevolle kus!
“Waarom heb je altijd deze oorbellen in?” was mijn vraag. “Je hebt toch ook andere?”
De rest van de week bleef dit haar bezighouden en vroeg ze zich vooral af of ik ze niet leuk vond. En ze zat ze de hele week, ook tijdens het samen kijken naar een spannende krimi, te vegen op haar telefoon.
Zoon Sven en zijn vriendin kwamen er speciaal voor naar Winschoten om getuige te zijn hoe ik het cadeau van de kinderen, een helikoptervlucht, ten uitvoer zou brengen én ervaren, bijgestaan door zijn bonusbroer Bas en vriendin. Doemdenkers zouden dat interpreteren als sensatie, stel dat hij eruit valt of dat de heli een tik van een van de vele windmolens krijgt, net genoeg om roterend ter aarde te storten. Maar deze mannen en vrouwen zijn geen doemdenkers, ze waren enkel net zo enthousiast als ik was. Uiteraard wel met de nodige grapjes.
Maar daar deed ik zelf ook aan mee.
De spontane knuffels alvorens ik de helikopter instapte bewezen wel dat er toch de nodige knoopjes in de magen te vinden waren. Maar daar had ik geen last van, ik was superrelaxed en dat kwam waarschijnlijk weer doordat de voorbereidingen best wel soepel verlopen waren. Nu zal je je afvragen wat ik bedoel met voorbereidingen, want ja, een helikoptervlucht is eigenlijk net zoiets als in een trein, vliegtuig of op een boot stappen.
Zolang de bestuurders maar weten hoe ze het voertuig moeten besturen, toch?
Nee, het betrof de voorbereidingen die mijn vrouw en ik moesten uitvoeren alvorens het weekend te beginnen. Zo maakte mijn vrouw de slaapkamer voor de logees uit Den Haag, Sven en vriendin, klaar en bakte ze wat lekkernijen voor bij de koffie. Mijn taak bestond uit boodschappen doen en het maken van twee flinke schalen lasagne zodat iedereen die maar aan wilde schuiven mee kon eten. Voornamelijk om mij het de bewuste zaterdag zo gemakkelijk mogelijk te maken, want dan hoefde ik niet aan het einde van de middag nog de keuken in.
Hooguit één keer, om de lasagne in de oven te schuiven.
Naast dat had het nog twee voordelen, namelijk dat wanneer er toch iets mis zou gaan tijdens de vlucht, er toch eten was voor de overlevenden én voordeel twee was dat als ik het overleven zou, ik gezellig mee kon praten met het gezelschap over de vlucht, maar ook over de verhalen die zij te vertellen hadden.
De beleving vanaf de vaste grond en de beleving vanuit de lucht.
We begonnen de dag begon met een redelijk uitgebreid ontbijt zodat we met een goed gevulde maag de dag beginnen konden, uiteraard inclusief kleine pannenkoekjes want dat is tegenwoordig standaard als de jongens komen.
Op de een of andere manier liet ik vandaag de wentelteefjes achterwege..
Ik was dus erg relaxed. Zelfs toen mijn vrouw ineens zei dat we op moesten schieten. Want vanwege het evenement De Run waren er veel afzettingen en moesten we deels omrijden om naar Emmer-Compascuum te rijden, de plek waar ik de lucht in zou gaan. Emmer- Compascuum ja, een plaats die ik ooit heb leren kennen in de serie ‘Toen was geluk heel gewoon’, met Zus Stokvis en haar Oom Tjedde.
Maar dat even terzijde.
Toch bleef ik relaxed, zelfs toen we het terrein met de hangar opreden. Want een auto met aanhanger passeerde ons en op die aanhanger stond een blauwe Zündapp 517, mijn eerste (en laatste) brommert die bekend stond als ‘de langzaamste brommer van Terschelling’. Ja, ik werd even teruggegooid naar mijn puberjeugd en toen moest ik wel even slikken. Want was dit het begin van een film, een film waar je mensen wel eens over hoort alvorens ze hun laatste adem uitblazen?
“Dat is toeval!” zei mijn vriend die ook mee was, “Maar wel een mooi toeval!”
De helikopter die er stond leek uit een pretpark vandaan gehaald te zijn, je weet wel, zo’n ding op van die rails waar je je dan als papa in moet wurmen om je kind bij te kunnen staan. Toen ik dichterbij kwam, viel het ook wel weer mee. Maar toen hij ging starten nadat de passagier instapte die voor mij was, deed deze helikopter mij toch weer denken aan het starten van mijn Zündapp. Na wat gejengel, wat knallen en nog wat gejengel kregen ze hem uiteindelijk aan de praat.
En hoorde ik het betrouwbare geluid van een helikopter.
Of was dat de wens van mijn gedachte. De toeschouwers werden wat stiller, keken mij vol medelijden aan en waren in alles dankbaar dat zij niet in mijn sneakers stonden. Daarentegen was ik nog steeds superrelaxed, was ik er helemaal klaar voor en zelfs mijn hoogtevrees bleef keurig in dat vergeten kamertje in mijn hoofd.
Daar was ik kennelijk overheen gegroeid.
Iets na twaalf uur kwam de heli weer terug en nadat de passagier weer uitgestapt was, mocht ik plaats nemen terwijl de motor nog volop aan stond en de rotoren volop draaiden. Eigenlijk net als in die Vietnam- oorlogsfilms uit het verleden, rende ik iets gebukt naar de heli en stapte in. De Marshaller maakte mijn riem vast, wees mij op de koptelefoon boven mijn hoofd en sloot daarna de deur af. De piloot schudde mij de hand en stelde zich voor als Steven en vroeg of ik wensen had om naartoe te vliegen, er wel rekening mee houdend dat we qua tijd een kleine 80 km konden vliegen.
“Richting Winschoten graag!”
De duim ging omhoog en de helikopter maakte zich los, draaide even de neus richting ‘mijn aanhang’, draaide weer naar voren en vervolgens vlogen wij voorwaarts, met de neus iets naar beneden zoals ik gewend was van helikopters, een geweldige ervaring!
We vlogen!
Piloot Steven vertelde enthousiast dat we het troffen met de weersomstandigheden; een lekker temperatuurtje, een mooi, nazomers zonnetje en een blauwe hemel met veel ivoorwitte wolkenpartijen die voor ons de horizon nog meer deed vormen. Ik genoot van alles voor mij, boven mij en vooral onder mij, de veelkleurige vlakken van de weilanden met haar strakke lijnen, de dorpen en de windmolens die onder mij wegdraaiden. Even dacht ik beneden kinderen te zien op een sportveld die mee renden met de schaduw van de helikopter en wijzend naar het spektakel boven hun hoofden.
Een flashback uit het verleden.
Na een half uurtje werd de daling weer ingezet en stond ik niet veel later met beide benen weer op de grond en volgde een fijn weerzien met vrouw, vriend en kinderen. Ze filmden mij, in de hoop mijn emoties vast te leggen.
Uit voorzorg had ik dit stukje afgelopen vrijdag al ingeleverd, want gisteren bracht ik de dag deels door in hogere sferen, keek ik letterlijk op jullie neer. Dat deed ik niet omdat ik mij meer voel dan anderen, integendeel, maar omdat ik mijn cadeau welke ik van mijn kinderen gekregen heb, aan het uitpakken was.
Voor mijn 60ste verjaardag.
Dat was begin januari. Op mijn verjaardag zelf kon ik dat cadeau toen nog niet uitpakken want ik was nog bezig met het uitpakken van het cadeau van mijn vrouw. Dat cadeau bestond namelijk uit twee dagen in het Seinhuisje op het Kaapsduin op Terschelling. We hadden daar een uitzicht om U tegen te zeggen en het voelde aan alsof we in een schilderij leefden, zo’n mooie ervaring was dat. Helaas ging het om een tweepersoons huisje en moest ik mijn kinderen teleurstellen dat ik mijn verjaardag alleen met het mijn vrouw ging vieren.
Dus geen pop in de tuin of een spandoek met het verzoek twee keer te toeteren.
Toch waren ze wel zo sportief om in te gaan op onze uitnodiging, om op een zaterdag in maart mijn verjaardag te vieren met een gezellig etentje. Daar kreeg ik te horen dat ik niet een platenspeler kreeg voor mijn verjaardag maar een helikoptervlucht, een stille wens van mij die ooit onthouden was door mijn vrouw. Blij verrast was ik, want hoe gaaf zou het zijn om zo’n vlucht te maken met een helikopter, boven het Drentse en Groninger landschap! Maar naast dat het mij ontzettend gaaf lijkt moet ik wel eerlijk toegeven dat er ook wat twijfels naar boven borrelen. Want hoe ga ik dit doen, wetende dat ik hoogtevrees heb en absoluut geen held ben. En op het moment dat ik dit schrijf weet ik dat nog steeds niet want ik heb dit stukje al ingeleverd voordat we überhaupt opgestegen zijn.
Want ja, je weet maar nooit..
Nu wil ik niet de Goden verzoeken hoor. Maar waarom weet ik dan wel dat er dit jaar al twee helikopters niet op de normale manier geland zijn, zoals in mei die heli met de Iraanse president en van de week nog eentje in El Salvador waar een hoge politiechef bij omkwam.
Dat geeft toch te denken?
Terwijl ik donders goed weet dat ik mij druk maak om niks. Al jaren gebeuren er ongelukken met auto’s, iets dat mij gelukkig nog niet overkomen is, enkel wat botsingen met een paar miljard muggen. O ja, en die ene keer op de A6, net na de Ketelbrug. Daar vloog een grote vogel over de weg en die liet wat achter op mijn voorruit, motorkap én grill. Bij nader onderzoek bleek het te gaan om de Schijtreiger, wereldberoemd (en vooral berucht!) om hun precisiebombardementen.
Defensie is zeer geïnteresseerd in de tactiek van deze vogel.
Maar goed. Gisteren was deze vogel dus gevlogen. In een helikopter. Totaal onwetend hoe ik dit ga ervaren, alhoewel ik wel een vermoeden heb. Het is niet voor niets dat het een stille wens van mij is. Mijn hele leven bewonder ik die dingen al, eigenlijk meer dan vliegtuigen. Dat zal te maken hebben met de weinige vlieguren die ik in mijn leven gemaakt heb, die zijn letterlijk op twee handen te tellen, want het waren er ook maar tien. De heenreis was met een Fokker 60 en de terugreis met een Fokker 50, dat waren van die vliegtuigen met aan beide kanten propellers aan de vleugels.
Op zich een mooie start voor een beginnend vliegreiziger.
Mijn vrouw heeft meer ervaring met vliegtuigen. Ze is er ooit mee naar Australië gevlogen met een vriendin, mij in verdriet achterlatend op Terschelling want ze had onze verkering uitgemaakt. Logische stap van haar hoor, ik was nog te speels en niet zo avontuurlijk ingesteld. Laat ik het in B&B vol Liefde-taal zeggen:
Ik was nog een puppy.
En zij wilde niet mijn mama en al helemaal niet mijn papa zijn. Maar uiteindelijk komt alles goed en komt wat mij betreft alles nu bij elkaar: wij zijn alweer een tijdje bij elkaar en mijn bewondering voor de helikopter komt dit weekend letterlijk tot een hoogtepunt.
Hoe romantisch!
Die bewondering voor de helikopter heb ik vermoedelijk opgedaan in mijn jeugdjaren, op Terschelling. Destijds was de luchtmacht daar nog actief en kregen we onder andere te maken met het 303 Search and Rescue Squadron, een helikopter eenheid die ingezet werd wanneer er een gevechtsvliegtuig in de moeilijkheden kwam. Maar ook voor patiëntenvervoer vanaf de eilanden.
Mijn vader heeft al drie keer gebruik mogen maken van dit uitzonderlijke vervoer.
De eerste keer was het niet levensbedreigend, maar slechts (!) een afgezaagde vinger. Dat gebeurde vlak voordat de helikopter aan het einde van de dag weer naar de thuisbasis vloog, vliegbasis Leeuwarden. Dankzij die snelle actie kon de vinger weer teruggeplaatst worden. De tweede en derde keer was het serieuzer, maar kon hij het gelukkig navertellen. In totaal heeft dit squadron om en nabij 4500 spoedeisende en levensreddende vluchten uitgevoerd.
Het respect van bevolking en toerist voor deze mannen en vrouwen is groot!
Het squadron maakte gebruik van de Alouette III, een prachtige heli met haar typische schelle en oplopend fluitende geluid. Naast al hun zeer belangrijke taken werd ze ook wel eens ingezet ter vermaak van de bevolking. Bijvoorbeeld met de lokale feestdag Sint-Jan. Na de paardenrace in het dorp liepen alle aanwezigen naar het sportveld waarna de heli even later over ons heen vloog en de loten van de Sint-Jan’s loterij uit het toestel gooiden.
Dat maakte indruk op ons kinderen!
Jaren later, ik werkte inmiddels in Den Haag, herkende ik dat typische geluid van deze helikopter weer toen deze op het plein van mijn toenmalige werkgever ging landen. Ik was wederom weer onder de indruk en voelde mij de koning te rijk. En het was niet alleen de heli die indruk maakte, ook hoe de bemanning erbij liep, in mijn beleving olijfgroene overalls en natuurlijk de helmen waardoor dat gevoel weer opgerakeld werd.
Dat gevoel van weer dat jochie willen zijn, rennend en wijzend naar het spektakel boven zich en dromend over een carrière als piloot.
Toen ik afgelopen zondagavond van werk naar huis reed, zag ik ze weer staan:
De borden met de tekst: De scholen zijn weer begonnen
Waarmee de zomervakantie voor velen onder ons weer voorbij is. Dat wil niet zeggen dat er niemand meer op vakantie gaat, integendeel. Voor de mensen die geen schoolgaande kinderen meer hebben gaat het nu los. Of ze moeten, zoals wij, al voor de kindervakantie op vakantie geweest zijn.
Of ze gaan wéér op vakantie!
Die mensen heb je ook en vallen grotendeels onder de categorie de Grijze Golf, hebben vaak hun hele leven volle bak gewerkt (dus niet in deeltijd) en halen nu hun verloren reisjes in. Tegenwoordig vaak met een camper, soms in file de berg op en de berg af, maar dat mag de pret niet drukken. Of ze zijn te herkennen aan de auto met achterop twee E-bikes.
Nee, niet die obesitas-bikes waar momenteel zoveel over te doen is.
De ouderen doen het op de ‘gewone’ E-bike, die zijn gelukkig toch wat sportiever ingesteld dan de gemiddelde jongere want ze vreten tegenwoordig kilometers sinds ze wat ondersteuning van een accu hebben. En als je ze tegenkomt zijn ze te herkennen aan die ene blik:
‘Wie döt mij wat!’
Nu zijn de ouderen natuurlijk ook wel door de wol geverfd. Zo deden zij in hun jeugd álles met de fiets. En voorbeeld doet volgen want het hele gezin ging erop uit met de fiets, een tafereel wat je tegenwoordig haast niet meer ziet. Dat is misschien ook wel de reden dat de jeugd soms ontzettend onwennig is op de fiets, in het verkeer.
Wanneer de jongere van toen 16 werd, kwamen de brommers en ontstond tevens het populaire ‘brommers kieken’. In hun jongste jeugd hadden ze zelfs enkel de fiets van oudere broer of zus, de racefiets of de voorloper van de huidige fat-bike, de zogenaamde ‘banana-bike’. Dat was een fiets waarvan het zadel de vorm had van een banaan en het hoge stuur heel sterk leek op het stuur van de destijds populaire Puch. De aandrijving bestond uit eigen kracht.
Het begrip ‘sportschool’ moest nog uitgevonden worden.
Maar de scholen zijn weer begonnen en, als ik de huidige politici moet geloven, komt er een tijd dat we geen scholen meer nodig hebben. Want we zitten onder het gemiddelde van kinderen baren, 1.5 kind per vrouw in plaats van 2.1 kind per vrouw. Daardoor is er te weinig aanwas voor al het werk wat wij met zijn allen creëren en daardoor zullen er steeds meer arbeidsmigranten naar ons welvarende landje komen om het (vuile) werk te doen. Het nadeel daarvan is dat geen enkele politieke partij daar dan nog wat aan kan veranderen. Het voordeel is dat je dan wel weer vaker op vakantie kan. Een andere optie is expres zo nu en dan het stroomnet plat leggen waardoor we weer lekker ouderwets vroeg te kooi gaan.
Of zaaddonor Jonathan Meijer moet er nog een extra slinger aan willen geven?
Maar voorlopig blijven de scholen nog wel even bestaan. En zullen de borden met ‘Wij gaan weer naar school’ nog wel jaarlijks terugkeren. Want dat is nog steeds nodig, om de simpele reden dat er elk jaar rond deze tijd weer meer verkeersslachtoffers te betreuren zijn dan in de rest van het jaar. En het houdt niet op, niet vanzelf. Volgend jaar staan die borden er weer, met het verzoek om toch echt asjeblieft niet zo hard te rijden binnen de bebouwde kom zodat onze kinderen heelhuids de scholen kunnen bereiken.
Ja, ze wijzen naar ons, de autobestuurders!
We hebben dan ook de neiging om te zeggen dat dit belachelijk is! Wij, autobestuurders, moeten rekening houden met de jeugd? De jeugd die ons links en rechts inhalen op rotondes, bij stoplichten door rood rijden of ineens oversteken omdat ze niet op het verkeer letten, maar enkel oog én oor hebben voor hun telefoon. En dan moeten we ook nog eens letten op dat gejaag van al die grijze koppen die hun E-bike niet onder controle hebben en daardoor levensgevaarlijke manoeuvres maken?
Belachelijk!!
Toch denk ik dan altijd maar weer dat iedere volwassene ooit ook jong geweest is. En dat men het toen zelf ook niet zo nauw nam met de verkeersregels. Nu was het vroeger ook iets minder druk waardoor het allemaal wat overzichtelijker was en je niet afgeleid werd door een telefoon.
Er was hooguit sprake van een Walkman.
Of door het goede gesprek wat je had met je maatje of vriendinnetje, achter op de fiets. Maar meer afleiding had je toen niet, plus het feit dat het een stuk minder druk was op de weg waardoor er nog geen ‘We gaan weer naar school’ campagne nodig was.
Maar tijden veranderen.
Het werd drukker en drukker, de voertuigen werden sneller, de wegen werden steeds begaanbaarder waardoor het wel leek of je uitgenodigd werd om hard te rijden en de wereld om ons heen veranderde in een individualistische samenleving.
Och ja, en die lontjes van ons mensen, die werden korter en korter!
Waardoor autobestuurders naar de fietsers gingen wijzen. Dat zij toch echt zelf de oorzaak zijn van al die ongelukken. Want ze letten niet op, zitten continue op hun telefoon of horen ons niet aankomen want ze luisteren naar muziek.
“Ja, logisch dat het dan wel eens misgaat!”
Ik ben van mening dat dit absoluut níet logisch is! Verstand komt immers met de jaren dus maak daar dan ook gebruik van en laat dat gaspedaal los. Doen we dat niet, dan krijg je steeds meer met snelheid beperkende maatregelen te maken, bijvoorbeeld die irritante drempels in de straten, overigens een mooi voorbeeld van eigen schuld, dikke bult. Daarnaast hebben auto’s hebben ook last van afleidingen. Naast de radio en het soms aanwezige internet staat er tegenwoordig ook een telefoon op het dashboard. Of erger, hangt de telefoon naast het oor vanwege een belangrijk telefoontje.
“Ik ben er bijna, nog even de Jachtlaan afjagen en dan ben ik thuis!”
De jeugd heeft de toekomst. Denk daaraan voordat je het gaspedaal intrapt als je langs scholen of in de wijken rijdt.
Misschien kunnen we daardoor het gemiddelde van 1.5 kind per vrouw weer ietsjes opkrikken…
Werden mijn vrouw en ik vorig weekend nog ruw gescheiden van elkaar omdat ik met mijn oudste zoon een weekendje naar mijn vader ging, inmiddels hebben we alweer zeven dagen en nachten met elkaar doorgebracht en is de pijn van die tijdelijke scheiding zo goed als weg.
En de chocola is op.
Chocola ja, want omdat ik alle begrip had voor het verdriet van de dame hier in huis, dat ze niet mee mocht naar Terschelling. Ik had daarom die vrijdag ervoor chocola ingekocht, een Toblerone, een Tony’s en enkele handgemaakte bonbons van ‘De leukste winkel van de provincie Groningen’, Chocolaterie Chocovin. Ja, wat ik al eerder schreef, ik begreep haar pijn dus moest ik zorgen voor verzachtende omstandigheden en om haar te verrassen verstopte ik het.
Maar ja, dan moet ze ’t wel vinden!
Dat ging niet helemaal zoals ik verwacht had. Zo had ik de Toblerone reep verstopt onder het zogenaamde laptoptafeltje, bij de bank. Het blad van dit tafeltje kun je namelijk over de bank heen schuiven en ik zag dat als een perfecte dekmantel. Daarna ben ik naar buiten gelopen en heb ik door het raam naar binnen gekeken, of de reep niet te zien was van die kant. De reep was niet te zien. Toen ben ik aan de eettafel gaan zitten, op háár plek, om te kijken of ik de reep vanaf dat punt zag liggen.
Dat kon inderdaad, waarmee de dekmantel ontmanteld werd.
En dat was juist niet de bedoeling. Ze moest de reep pas vinden wanneer ik weg was, richting Terschelling. Op het moment dat ze zich verdrietig en verlaten zou gaan voelen, ik had het helemaal uitgedacht want ja, ik voelde echt met haar mee. Maar hoe ik de reep ook neerlegde, hij bleef te zien vanaf de eettafel dus moest ik mijn plannen wijzigen. Het werd het kussen op de hoek van de bank waar Lobke, ons geadopteerde hondje altijd ligt.
En waar zij haar benen neerlegt op een luie avond.
Ik legde de reep eronder, maar dan wel zo dat als ze op de bank plaats zou nemen, de reep wel móest zien. Helaas was ik vergeten dat het mooi weer was en ja, dan zit ze liever onder de overkapping. Dus de reep bleef de hele avond onaangeroerd. Wij zaten inmiddels aan boord en ik besloot haar een appje te sturen.
“Hai sket, dat was ik vergeten te zeggen.. maar dat kussen van Lobke, dat stinkt..”.
Dat was best wel gemeen van mij want ik weet dat ze daar direct op reageren zou. Want zij is een propere dame en pakt direct door bij dit soort noodsituaties. Het duurde dan ook niet lang voordat ze terug appte. De boodschap bestond uit een foto van de reep en allemaal hartjes en kusmondjes.
Doel tot zover bereikt.
Toen mijn zoon en ik bij mijn vader aan de borrel zaten, kreeg ik een appje dat ze ging slapen. Opnieuw schoot ik in de stress, want de bonbons had ik onder haar kussen gelegd en dat had ze dus niet opgemerkt. Ik appte haar terug: “Oh lig je al? Heb je je kussen al opgeschud dan?”
Het appje terug was wederom een foto, nu van bonbons en nog meer hartjes.
Ze voegde er nog wel een heleboel lachende poppetjes aan toe: “Wil je me vetmesten of zo? Maar wel heel liefffffff!” Ik slaakte een zucht van verlichting want deel twee van mijn missie was uiteindelijk ook geslaagd. Nu was het wachten op deel drie, maar ik wist dat ik daar nog even op moest wachten. De Tony reep had ik namelijk tussen de was gelegd, in de wasmand.
Zaterdagmorgen werd dat bevestigd.
Het leed welke ik veroorzaakt had door alleen met mijn zoon naar Terschelling te gaan, werd zo enigszins wat draagbaarder voor haar. En voor mij. Ik genoot daarna dubbel van het gesprek tussen mijn vader en mijn zoon aan de ontbijttafel. Die laatste vertelde namelijk over zijn werkzaamheden in de waterleiding en mijn vader, ook altijd met zijn handen gewerkt, gaf zijn kleinzoon alle aandacht. En begreep hem!
Het vakjargon vloog heen en weer over de tafel!
Wat mij niet altijd lukt, want ik heb geen technische kennis. Dat zat niet in het genen-pakket welke ik meekreeg na mijn geboorte. Maar kennelijk heeft het een generatie overgeslagen en zijn mijn zonen er wél mee behept. Zo werd ik jaren terug al eens verrast door mijn middelste zoon, toen hij in gesprek ging bij de BAM in Schiedam. Hij was toen 19 jaar en vroeg of ik met hem mee wilde, puur als gezelschap. Dat werd een treinreisje, want ik had geen auto. Eenmaal in Schiedam kwam een doorgewinterde en gelouterde vakman tegenover hem te zitten en binnen de kortste keren werd er op hoog niveau over het vak gepraat. Ik kon er slechts naar kijken.
En was zo trots als een aap met zeven staarten!
Net zoals ik trots ben op mijn geliefde echtgenote. Dat zeg ik hier nu omdat er wel eens wordt gesuggereerd door mensen die mijn stukkies lezen dat ik mijn vrouw zó beschrijf dat zij een beetje ‘bitsig’ overkomt. Dat is absoluut niet het geval en daarom wil ik dat toch even rechtzetten, want ik heb mijn geliefde vrouw hoog staan.
Zij is mijn nummer één, zij is mijn Olympisch kampioene, inclusief de Europese én Wereldtitel!
Dat moet mij even van het hart. Want zij verrast mij maar ook anderen telkens weer. Zoals bijvoorbeeld die zaterdag, toen ik op Terschelling zat. Zij besloot spontaan een bezoek te brengen aan haar oom en tante in Het Boegbeeld. Want ja, thuis was het stil en ze vond het ook hoog tijd om weer eens even bij hen langs te gaan. Als verrassing nam ze eierballen voor hen mee, want ze wist dat ze dat vroeger ook vaak deden maar dat dat tegenwoordig er wel eens bij inschoot.
Dat was een voltreffer!
Bij deze draag ik dan ook dit stukje op aan mijn vrouw, want juist om dit soort spontane acties waardeer ik haar zo!
Vorig weekend ben ik (60) met mijn oudste zoon Youri (30) naar Terschelling geweest, een weekend naar mijn vader (90), zijn opa. Mijn vrouw had mij al een paar keer aangespoord om eens iets te ondernemen met de kinderen, los van elkaar zodat ze allemaal ‘Vader-Zoon’ herinneringen kunnen maken.
Want als ik de tijdgeest geloven moet, is dat modern.
Zoals met alles moest ik ook hier weer even aan wennen, aan het idee om met één van je kinderen iets te gaan doen in een weekendje. Zo zit ik nu eenmaal in elkaar en ik probeerde toen ze klein waren altijd mijn aandacht voor ze, te verdelen. Om scheve gezichten te voorkomen. Daarnaast kan ik het mijzelf niet heugen dat mijn vader en ik iets samengedaan hebben. Oké, we hebben wel eens samen gevoetbald tijdens het stratenvoetbal.
Maar toen deed mijn broer ook mee, dus eigenlijk telt dat niet.
Met mijn moeder ging ik wel eens op stap. Zo ging zij ooit met mij mee naar spraakles, tegenwoordig logopedie genoemd. Daarvoor moesten we dan steeds naar Leeuwarden alwaar de spraakles-juf mij onder andere leerde ‘zeep’ te zeggen in plaats van ‘teep’ en skelter in plaats van sssgelter. Al het leermateriaal werd in een schriftje bijgehouden, met pen maar ook met stickers van het voorwerp. Of toen mijn ouders een kosthuis gevonden hadden, toen ging zij mee tijdens het voorstelrondje. In beide gevallen waren we een hele dag weg, want ja, de boot- en bustochten om naar Leeuwarden en terug naar Terschelling te gaan waren destijds behoorlijk tijdrovend.
Nu hadden we die tijd wel hoor.
Het leven was nog niet zo vol gepropt zoals bij de kinderen van nu en wij hadden nog genoeg dagen om ons te kunnen vervelen. Waarmee ik absoluut niet wil zeggen dat vroeger alles beter was. Het was hooguit wat overzichtelijker.
Mijn vrouw had het dus bedacht om eens iets te gaan doen met een van de jongens.
Oudste zoon beet het spits af en vorig weekend was het dan zover. Dat vond ze, toen het dan ook daadwerkelijk ging gebeuren, toch wel wat. En ik ook hoor! Want zolang wij elkaar kennen gaan we samen naar het eiland, puur omdat we er allebei graag heengaan. Toen ze vrijdag na haar werk thuiskwam en ze de auto zag met één fiets op de fietsendrager, moest ze wel even slikken. Ik probeerde haar nog af te leiden door een lekkere maaltijd voor te zetten, maar ik zag in haar ogen het verdriet. En teleurstelling.
Maar de gunfactor won het van deze emoties!
En ik moest doorzetten, want de zoon was al vertrokken uit Den Haag, de boot was besproken en mijn vader rekende op onze komst want we zouden ook wat klusjes voor hem gaan uitvoeren. Tegen half acht die avond hadden we onze auto’s geparkeerd en fietsten we de boot op waarna we iets na tienen gezellig met pa een biertje konden drinken.
Het logeerbed was groot genoeg.
Na een goede nachtrust en een lekker ontbijtje gingen we aan de gang. De tuin stond bovenaan het lijstje wat mijn vader gemaakt had. Youri ging aan de slag met het snoeiwerk en ik maakte nog een rondje met de grasmaaier. Ook pakten we het plaatsje achter de schuur aan want daar waren de tegels groen geworden van een dikke laag mos en er lag nog veel oude bladeren van de boom. Uiteindelijk werd het weer een toegankelijke plek waar mijn vader heerlijk zou kunnen gaan zitten op een warme dag, in de schaduw van de boom en verfrissende wind vanaf de Waddendijk.
Dat noemen ze ook wel het Schylgerleven Gevoel!
Die middag ging pa een tukkie doen en mochten wij wat voor onszelf doen. Dat werd een mooi fietstochtje door bos en duin en op West werden er souvenirtjes gekocht voor de dochters van mijn zoon, Lientje (4) en Loetje (0), onze kleindochters. Alvorens we weer huiswaarts zouden fietsen, pakten we nog een terrasje en genoten we van een lekker biertje.
Het ultieme Mannen-Onder-Elkaar moment.
Die avond hoefde ik niet te koken. Pa had ons, als dank voor de gedane werkzaamheden, uitgenodigd voor een etentje buiten de deur. Hij had mijn zus ook gevraagd, maar die vond dat dit een mannen-uitje moest worden: “En zo vaak zie je ze niet.” voegde ze daar nog aan toe. We gingen met de auto naar het restaurant en toen bedacht ik een nieuwe klus voor de volgende dag:
De auto wassen!
Na het eten brachten we de avond door met het kijken naar voetbal, volgens de overlevering een geliefde bezigheid van mannen onder elkaar. Zoonlief hield het niet vol en samen met Pa keek ik hoe FC Grunn met 1-2 won van RKC.
We dronken er een borrel op.
De volgende ochtend storten we ons op de auto en na een uurtje poetsen en stofzuigen stond de auto er weer piekfijn op, kon zo het tussen de Ferrari ’s rijden op Zandvoort! Terwijl we het een en ander aan het opruimen waren in mijn vaders schuur, kwam ik het DAB+ radiootje tegen op zijn werkbank, het radiootje welke wij zeven jaar terug aan hem cadeau gedaan hadden. De reden was de slechte FM-ontvangsten op het eiland en DAB+ zou dat moeten oplossen.
Maar soms houdt Nederland op bij Harlingen en werd er niets ontvangen.
Een dikke laag stof op het radiootje hield mij niet tegen om de radio toch even aan te sluiten op het stroomnet en waarachtig, NPO1 plus nog een aantal zenders waren ineens haarscherp te beluisteren! Na enig poetswerk met ammoniak en een sopje, kreeg de radio weer haar oorspronkelijke kleur terug en kon ik hem toonbaar op de vensterbank in de erker zetten.
De techniek had Terschelling ook bereikt!
Die middag bakte ik op verzoek van mijn vader pannenkoeken en die aten we op voor de tv, tijdens Heracles- PSV. Daarna was het weer tukkie-tijd voor pa en gingen wij op de fiets een slag om Oost maken om ons vervolgens weer te richten op de terugreis.
Toen ik ’s avonds met een goed gevoel over hoe het weekend verlopen was, weer thuiskwam, voelde de knuffel met mijn vrouw deze keer extra fijn.
Het hoogtepunt van de huidige zomervakantie lijkt inmiddels bereikt en ik heb zelfs al de eerste ‘terugkeerders’ gesproken, hun verhalen en belevenissen aangehoord.
En getroost waar dat nodig was.
Want ja, het is altijd weer even wennen om na een periode van effe niets weer aan de bak te moeten, weer die koffie uit de automaat drinken in plaats van dat lekkere espressootje in een land ver van huis. Of weer in eigen tuin te moeten zitten in plaats van op een ligbedje op dat brede witte strand, in je zwemkleding en door een zonnebril kijkend naar al die vrolijkheid om je heen.
Wat doen we ons zelf eigenlijk toch allemaal maar aan!
Elke jaar opnieuw de discussies voeren over waar de vakantie naartoe zou moeten gaan, het gedoe wat er kan ontstaan nadat je het hebt ingediend bij je werkgever, agenda’s checken of alle kuikens in het nest wel kunnen in die periode, de dagen ervoor waarin de laatste was gewassen moet worden en de koffers van zolder gehaald en na de reis, met de fiets, auto, trein of vliegtuig kan het dan eindelijk:
Vakantie!
Meestal zijn de eerste dagen nodig om even te landen, even in de relaxstand, uitblazen van je werk of gewoon even uitblazen van het drukke gezinsleven. Daarna kan het genieten beginnen, net als de tijd die je hebt.
Die heb je namelijk niet!
Voordat je het weet moeten de koffers alweer ingepakt worden, draait de wasmachine weer overuren en ontregelt je wekker weer je nachtrust.
Wat een ellende!
Toen wij eind juni op vakantie gingen overheerste dat gevoel ook een beetje. Dat je je huis achterlaat om, zoals wij, in een stacaravan te gaan zitten. Of laat ik het anders zeggen. Dat je je huis achterlaat waar je door de jaren heen alles naar je hand gezet hebt, om er zoveel als mogelijk van te genieten zonder te veel obstakels. Zoals in ons geval een fijne keuken, voorzien van allerlei accessoires en alles op een praktische plek waardoor het fijn koken of bakken is. Of dat bed wat we indertijd aangeschaft hebben en waar we nog steeds elke dag ontzettend van genieten. En wat te denken van de badkamer met, jawel daar komt ie, een heuse inloopdouche!
Nooit meer een nat en koud douchegordijn wat aan je blijft plakken!
Dat dus. En dat laten we dan allemaal achter als we op vakantie gaan om vervolgens drie weken in een stacaravan te vertoeven. Nu was het best wel een ruime caravan en de plek op de camping was, zoals we al jaren gewend zijn, prima en vertrouwd. Maar toch voelde het anders. Zo heb ik meerdere malen mijn hoofd gestoten aan de afzuigkap boven het gasfornuis. En pas na een week wist ik in welk kastje de grote en de kleine borden stonden. En onder de gootsteen bevond zich geen vaatwasmachine zoals ik thuis gewend ben maar een teiltje en een afwasborstel.
Maar ach, we hebben immers vakantie!
Met de aanwezige pannen kon ik mij nog aardig redden en de wok van thuis die we meegenomen hadden om bij mijn vader achter te laten bood ook uitkomst. Het slapen was wel een dingetje. Het matras had binnenvering en dat hebben we gemerkt. Vooral mijn vrouw heeft dat gemerkt, want aangezien ik nog wel eens wissel van linkerzijde naar rechterzijde of andersom, werd zij haast getorpedeerd door al die bewegingen. Het was een gevoelig bed zeg maar. Daarnaast had ik ook wat tekort aan beenruimte naast het bed. Dus wanneer ik eruit moest om even te piesen dan stootte ik mijn teen, de eerste dagen wel een keer of vijftien. De wc, gesitueerd in de badkamer, was daarnaast een stuk lager dan bij ons thuis en als ik dan een keer zat, zat ik met mijn knieën tegen de verwarming aan.
Gelukkig hoefde de verwarming niet aan in onze vakantie!
En nu ik toch in de doucheruimte ben, daar kon ik prima inkomen mits ik even mijn buik inhield. Dan paste ik precies door de schuifdeur en kon de grote schoonmaak beginnen. En ja, de bank. Leuk bankje hoor, maar ik zat ineens heel dicht naast mijn dame. En dan wilde de hond er ook nog bij! Dat was wel gezellig, maar oh zo anders dan thuis, waar we voor ons gevoel mijlenver van elkaar afzitten, omdat die bank zo groot is.
Maar ik klaag niet!
Ik ben waarschijnlijk zo’n verwende 60-plusser geworden die niets meer gewend is. Ruim veertig jaar geleden ging dat anders. Toen ging ik voor het eerst met twee vrienden op vakantie naar Valkenburg, Limburg. Met Brammes en Leendert. Brammes had net zijn rijbewijs én een auto, een Ford Taunus 2.3 GXL uit 1973, bijna net zo eentje die ze in de tv-serie Hollands Hoop gebruikt hebben, een Taunus TC1 uit 1975.
Dus voor het eerst zonder ouders op vakantie!
Na een enerverende reis, op een parkeerplaats werd een vuilnisemmer op paal uit de grond gereden en op de camping stond de gettoblaster die we bij ons hadden nét op de verkeerde plek in het gras toen de auto achteruit inparkeerde naast onze tent. Klote voor ons, fijn voor de mede- campinggasten. Het betrof namelijk een familie-camping boven op de Cauberg terwijl wij dachten een jeugdcamping geboekt te hebben.
Daar zijn nog beelden van, opgenomen met een Agfa Movex S Automatic Super 8 mm camera.
De eerste avond gingen we ‘los’ in de kantine van de camping, gesponsord door de eigenaar met bier, want verder was het maar een dooie boel en wij brachten nog enigszins wat reuring in de brouwerij. Volgens mij kwam het hele oeuvre van Andre Hazes voorbij, wellicht ook nog wat van Raymond van het Groenewoud, een favoriet van mij en vaak midden op straat gezongen wanneer ik iets te veel gedronken had:
‘Je veux de l’amour’.
De rest van de week waren we genezen wat drank betreft en stapten we over op spa rood en 7-Up.
“Eigenlijk heb ik nu minder van jou!” zei ik tegen mijn vrouw toen we weer thuiskwamen van de kaakchirurg. “Want jij hebt geen verstandskies meer en ja, dan ben je niet meer compleet zoals je ouders het ooit bedoeld hebben.”
Haar blik sprak boekdelen.
Ik liet mij niet kennen. Want ik vind het best wel een dingetje, iets van iets minder hebben. Dat had ik eerder nooit, totdat ik, toen ik nog in Den Haag woonde, een man leerde kennen via zijdelingse vrienden. We noemden hem Haagse Pietje, afgeleid van Malle Pietje uit de serie Swiebertje. Waarom? Omdat hij van alles verzamelde en omdat hij altijd in plaats van een sigaar zoals Malle Pietje dat had, een shaggie tussen de lippen had.
Een bijzondere gozer.
Hij opende mij de ogen over het begrip ‘iets minder hebben’. Want toen ik daar voor de eerste keer over de vloer kwam viel het mij op dat er van alles in veelvoud lag. Zo had hij naast de eettafel een salontafel op zijn kant neergezet, op de plek waar een stoel had kunnen staan. Ik vroeg hem waarom hij dat deed want hij had bij de bank al een salontafel staan en die werd ook als zodanig gebruikt. Hij haalde zijn schouders op en vertelde alleen maar dat hij deze gekregen had.
En ging weer verder met koffie zetten.
Met het ene koffieapparaat. Het koffieapparaat dat ernaast stond gebruikte hij op dat moment niet. Eigenlijk wilde ik het daarbij laten, maar er viel mij nog meer op. Zo had hij ook drie boormachines, vier accuboormachines, twee kettingzagen en verdomd als het niet waar is, drie schuurmachines! De vraag brandde op mijn lippen:
“Waarom heb je van alles meer?”
Hij keek mij verbaasd aan, snapte totaal niet waarom ik die vraag stelde en ging er dan ook in eerste instantie niet op in. Pas op het moment dat ik weer wegging gaf hij antwoord, nadat ik het hem nog een keer de vraag stelde: “Waarom heb je van al die spullen niet gewoon één exemplaar? Je bent toch geen winkel?” Zijn antwoord was zo helder als glas:
“Dan heb ik minder!”
Nu ben ikzelf ook wel meer van het meer. Als er chocolaatjes in huis zijn pak ik er niet eentje maar meer. Als er perenijsjes zijn pak ik er niet een maar meer. De Kaasboer mag best een onsje meer afsnijden en als mijn vrouw twee sneetjes brood eet, eet ik er minimaal ééntje meer. Als zij koffie inschenkt, doet ze er één koekje bij, maar als ik die taak op mij genomen heb pak ik er minstens ééntje extra voor mien zulf en als ik het eten opschep voor ons beiden neem ik altijd wat meer dan zij.
Dus ja, ik neem eigenlijk ook met minder geen genoegen.
Daarentegen heb ik één fiets, één boormachine, één accuboormachine, één schuurmachine en één haakse slijper. Oh ja, en sinds mijn ijzerzaag verdwenen is (dat is hij niet hoor, hij ligt bij mijn bonuszoon, maar die ontkent dat weer in meerdere ontkenningen) maak ik gebruik van een zogenaamde Japanse zaag.
Die overigens zaagt naar volle tevredenheid.
Minder staat gelijk aan teleurgesteld, behalve dan in het Gronings, want als iemand ‘Het kon minder’ zegt dan moet je dat weer zien als een enorm compliment. Best wel verwarrend want ik ervaar toch een ‘dan heb ik minder’ gevoel wanneer vrouwlief de koffie serveert met dat ene, lullige koekje. De opmerking die ik dan altijd maak, hoort ze al niet meer: “Eén koekje? Die past alleen al in mijn holle kies!” Nu klopt dat laatste ook, want zoals ik vorige week al schreef stond ik op de nominatie voor een wortelkanaalbehandeling. Dat was niet gepland. Op de agenda stond namelijk dat de verstandskies van mijn vrouw eruit zou moeten en verder geen afspraken.
Maar niets was minder waar.
Vorige week vrijdagmorgen werd ik wakker met kiespijn. Dat was niet een beetje kiespijn, maar heel veel kiespijn. Het gedoe hield zich op onder een kroon en daarvoor was ik al eerder naar de kaakchirurg gestuurd, maar die stuurde mij terug naar mijn tandarts, die moest zich daar op vastbijten. “Heb je er veel pijn van of valt het wel mee?” vroeg de kaakchirurg. “Nou, ik loop hier al een jaartje of twee mee rond en in het begin was het pijnlijker.”
“Maar de laatste tijd is het minder.” antwoordde ik, beseffende dat minder ook fijn kan zijn.
Dat noemen ze dan weer ‘De Goden verzoeken’ en ja hoor, vorige week vrijdag werd ik wakker met een zeurende, kloppende en stekende pijn in mijn linkerwang. De ochtend was dat nog te dragen, maar die middag voelde het alsof er een enorme grondoorlog gevoerd werd onder die kies. Omdat ik geen zin had in een weekend met pijn belde ik mijn tandarts op. Een vrolijke stem sprak mij toe:
‘Dit is het antwoordapparaat, in verband met vakantie zijn we gesloten.’
Tijdens het weekend leek de pijn weer minder, maar dat kwam natuurlijk doordat ik paracetamol en ibuprofen aan het slikken was. Dat dempte de pijn behoorlijk en ik kreeg zelfs weer praatjes. Maar zondagavond begon de ellende weer en wist ik dat ik er toch mee aan de gang moest. Ik besloot om niet maandag, maar dinsdagmorgen de spoeddienst te bellen want dat was mijn vrije dag. Toen ik die lijn belde bleek ik niet de enige, ik kon aansluiten in de rij van negentien wachtenden. Dat was ook lang genoeg want het ‘in-de-wacht’ deuntje dat ze steeds lieten horen werkte flink op mijn opstandige zenuwen van mijn gekroonde kies.
Dat kon best minder!
Afijn, ik kon woensdagavond in Stad terecht, want dan was er een arts die wel raad wist met mijn euvel, namelijk door een kroon boren en dan de dichtgeslibde wortelkanalen uitbaggeren. Om zeven uur die avond lag ik in de stoel en om 9 uur stond ik weer buiten.
Ik had nu minder wortelkanalen, drie waren geëlimineerd.
Het kon minder.
Zoals de rekening. Of ik even 421 euro wilde aftikken.
Het was hier al enige weken onrustig tussen mij en mijn vrouw. Het liep niet zo gesmeerd als in normale tijden. Nu is het natuurlijk niet gebruikelijk om de vuile was buiten op te hangen, maar ik doe het toch, puur om te laten zien dat er overal wel eens wat is. En ik schrijf zo de frustratie van mij af!
Dat scheelt weer een mediator!
Alle vormen van het begrip ‘opstandig’ kwamen voorbij. Zoals vorige week, toen ze terugkwam van een stukje wandelen, toen gooide ze er een irritatie uit waar ze al lang op zat te broeden. Ze had dit eerst wereldkundig gemaakt bij haar collega’s. Als een soort proefballonnetje, van hoe zouden zij daarop reageren. Kwamen zij überhaupt ook wel eens in opstand tegen hun partner? Nu weten die collega’s inmiddels wel hoe mijn vrouw in elkaar zit en daarom kozen ze de makkelijkste weg door goedkeuring te geven aan deze opstand. Dat was voor mijn vrouw het sein om koelbloedig en vastberaden op haar doel af te gaan.
Ze dacht een goed moment uitgekozen te hebben.
Dat was het moment dat ik onderuitgezakt op de bank lag na een intensief dagje werken. We hadden gegeten, de afwas was ingeruimd en het aanrecht en het fornuis blonken van tevredenheid, zo netjes was het weer. De tv bleef uit, er was toch niets op de televisie. Ja, sport. Momenteel is er dag in dag uit sport op de televisie, bijna op elke zender. En als er geen sport is dan praten ze er wel over, zo ontzettend vermoeiend! Daarbij is het voor mij, een ‘net- onder- het- gemiddelde- sporter, heel confronterend al die sportieve lijven steeds in beeld te zien.
Stelletje uitslovers.
De deur naar de hal ging plotseling open op het moment dat mijn waakslaap overging in de wat diepere slaapstand. Ik schrok en zag een redelijk verhitte dame in sportkleding in de deuropening staan. Ze zette de aanval in: “Ik heb vandaag besloten net zo te doen als jij altijd doet!” en vervolgens schopte ze haar wandelschoenen één voor één uit.
De linker viel omgekeerd tegen de wc-deur en haar rechterschoen boven op mijn gympen.
“Zo! En nu ga ik douchen!” waarna ze naar boven liep, mij geen blik meer waardig gunnend. Ik wilde nog roepen dat de deur naar de hal nog openstond, maar iets in mij zei dat het beter was te zwijgen. Vervolgens liep ik naar de hal en inventariseerde de schade, zuchtte eens heel diep en zette alle schoenen weer geordend bij elkaar.
Ondertussen vroeg ik mij af wat er toch in godsnaam met haar aan de hand was.
Toen ze weer beneden kwam was er niks meer te merken van een dreigende situatie. En nadat ik haar thee en mijzelf koffie had ingeschonken en we een Zweedse politie serie had aangezet, begon ze zelfs te vertellen hoe lekker ze gelopen had en dat haar nieuwe wandelbroekje ‘héééérlijk zat’ en dat het zakje voor de telefoon zo ontzettend handig was! Daarna wilde ze nog even zichzelf updaten van alle berichten op de socials want “Daar heb ik op mijn werk geen tijd voor!” en uiteindelijk gingen we dan toch samen naar de serie kijken.
Met genoeg geduld zijn irritaties ver te zoeken.
Dit was maar een klein voorbeeld van de toestand van mijn vrouw, maar er waren meer voorvalletjes, eigenlijk te klein om er een punt van te maken, maar dat deed ze dan toch. Zoals dat we wel eens van mening verschillen. Over het algemeen zijn we het vaak eens met elkaar, maar de laatste tijd is dat een stuk minder.
Niet meer dan een deukje in een pakje boter hoor.
Ze kon bijvoorbeeld mijn (flauwe!) grapjes ook niet meer zo waarderen terwijl ze voorheen daar erg om kon lachen. Ook zegt ze de laatste tijd dat ik niet lief genoeg doe tegen haar, dat ik haar uitlach en soms zelfs voor gek zet. Ja, alles werd uit de kast gehaald! Maar wat deed ik dan verkeerd? Lag het echt aan mij? Nee, het lag niet aan mij! Afgelopen dinsdag kwam ik daarachter, achter de oorzaak van al dat gemopper en geklaag?
Haar verstandskies moest eruit!
Bij de kaakchirurg. Dat zou na de vakantie gebeuren, maar toen liep het spreekuur uit en werd het verzet naar afgelopen dinsdag. Moest ze er nóg langer tegenop zien! Er werd van tevoren al veel over gespeculeerd, en dan met name dat het best wel een pittige ingreep is. Maar ook de naweeën werden uitvoerig besproken waardoor ze er als een berg tegenop keek.
Niet zo’n lullig bergje maar een enorme berg!
Ik deed daar niet aan mee want ik ben ervaringsdeskundige, heb al verschillende keren een wortelkanaalbehandeling moeten ondergaan en mijn verstandskiezen zijn jaren terug al getrokken. En was dat pittig? Nee, integendeel. De pijn ervoor, dat was pittig, maar de behandelingen waren prima te doen. Dat komt natuurlijk ook door de apparatuur die ze tegenwoordig gebruiken, die zijn wat mij betreft een verademing als ik het vergelijk met de apparatuur die men in mijn jeugdjaren gebruikten.
Soms zie ik die boor nog voor me, inclusief de woorden van de tandarts: “Bek open!”
Als je dan klaar was mocht je een appel of een banaan pakken, dat dan weer wel. Andere tijden, gelukkig gaat dat tegenwoordig anders. Daarom begreep ik haar angst niet zo en omdat ik zelf ook voor controle naar de tandarts moest, besprak ik dat met hem. Hij gaf aan dat haar kies er goed bij lag, die was er zo uit, zei hij.
“Dat doet die kaakchirurg met twee vingers in de neus!”
Mijn lief vond dat fijn om te horen. Maar overtuigd was ze niet. Dat werd ze pas nadat het voorbij was, de opluchting was enorm en de naweeën waren te verwaarlozen. Ik was daarbij en zij riep mij binnen bij de kaakchirurg, want ik moest na haar, voor een foto, vanwege gedoe onder een kroon.
Inmiddels loopt ze alweer dagen vrolijk door het huis en is ze weer die vrouw waar ik zo enorm veel van hou. Ze accepteert zelfs dat ik nu wat kribbig ben, omdat het ‘gedoe’ onder mijn kroon is omgezet in pijnscheuten.
Ondanks dat ik zelf ook verslaafd ben, krijg ik steeds vaker de neiging om tegen mensen die in trance gebogen over hun telefoon hun tijd aan het invullen zijn, heel hard te roepen: “En nu die telefoon weg!”
“En anders ga je maar naar je kamer!”
Want het is veel leuker om een gesprek te voeren met een medemens in plaats van te kijken naar een gesprek. Of filmpjes. Zo was ik tijdens onze vakantie aanwezig bij de Nationale Kampioenschappen Touwtrekken voor Buurtschappen op Terschelling, een wedstrijd die heel serieus genomen werd. Want daags ervoor zagen wij al dat er op verschillende plekken op het eiland getraind werd.
Serieus getraind!
Maar dat terzijde. We gingen dus kijken en ik was mij ervan bewust dat hier ook vele eilanders naar zouden kijken want het ging hier immers om de Buurtschappen. Voor mij een reden om ook goed om mij heen te kijken want de kans was natuurlijk groot dat ik bekenden tegen zou gaan komen. Helaas kwam ik daar toch wel wat bedrogen in uit, want ja, de tand des tijds slaat niemand over waardoor bekende gezichten vervaagden en ik heel diep moest graven in mijn geheugen of ik wel de goede ‘oude bekende’ voor mij had. Hierdoor leek het dat ik regelmatig mensen aan zat te gapen, te staren zeg maar zonder dat er ook maar enig kwartje viel. En aanspreken zag ik ook niet zitten, daar ben ik door de jaren heen toch wat terughoudender in geworden.
Plus het feit dat ik natuurlijk ook niet meer lijk op dat jonkje van toen.
Maar op een gegeven moment herkende ik toch twee dames waar ik ooit mee opgegroeid ben en zij herkenden mij ook. Dat kwam niet door ons ijzersterke geheugen, maar gewoon omdat we gebruik maken van de Socials, dan is het bij te houden hoe we veranderen. Al gauw raakten we met beide dames in gesprek en we merkten dat we veel gemene delers hadden. Op zich ook wel weer logisch, want we zijn min of meer van dezelfde lichting, zij dan wel een paar jaar jonger dan wij. Maar daardoor hebben onze levenslopen best wel veel gemeen, vooral nu we wat ouder geworden zijn.
Het gesprek ging onder andere over de mensen van voorbij.
Bij de een verser op de tijdlijn dan bij de ander maar vers genoeg om er een goed gesprek over te voeren en de ervaringen hieromtrent te kunnen delen. Want gedeelde smart is halve smart. Het gesprek eindigde luchtiger en ook dat mag allemaal. Ik weet niet meer hoe we erop kwamen, maar het kwam erop neer dat haar partner, haar, en alle mensen om hen heen, verbeterde als ze het over het kledingmerk Helly Hansen hadden.
Verbeterde in het uitspreken.
“Wat zeg je nu? Verbetert hij jullie steeds?” vroeg ik aan haar, “Zei je dat nu echt?” Lachend gaf ze antwoord: “Jazeker. En dat gebeurt echt wel vaak want we verkopen dat merk in de winkel. Zodra iemand gewoon Helly Hansen zegt reageert hij direct en zegt het dan, althans dat beweert hij, het op de goede manier.”
“Op z’n Noors zeg maar.”
“Het is een terugkerend ergernisje van hem, dat wij het niet goed uitspreken.” Ik moest gelijk denken aan een vriendin van ons. Die betwist altijd dat ik het woord ‘oregano’ nooit goed uitspreek. Ook zij verbetert mij dan. Zelf doe ik het ook wanneer men mij Arjan noemt in plaats van Arjen of wanneer men ‘enigste’ zegt in plaats van enige.
Overal is wel wat van te zeggen!
“Maar verder is hij wel lief hoor.” voegde ze eraan toe. Ze begeleidde deze opmerking met haar allerliefste glimlach en dat deed mij weer denken aan mijn vrouw, die zegt dat ook altijd als ze ergernisjes over mij uitspreekt aan anderen.
Herkenbaar voor veel mannen denk ik.
Leuke gesprekken, ik hou ervan. En wat mij opvalt, is dat we tegenwoordig ook alles kunnen bespreken. De beestjes worden gewoon bij de naam genoemd. Zo ving mijn vrouw laatst een gesprek op tussen enkele vakkenvullers. Deze jongemannen hadden het over ‘hoe vaak ze het deden’ per week. En dan niet hoe vaak ze vakken moesten vullen. Een van die gasten vertelde dat hij het wel een paar keer per week deed, maar dat was volgens zijn mattie ook wel logisch: “Ja, dat snap ik wel, jij bent al 16!”
Al 16…
“Zo praatten wij vroeger toch niet?” zei mijn vrouw, nog steeds onder de indruk dat dit gewoon tussen de ontbijtgranen, broodbeleg, crackers en vegan melk vervangers ongegeneerd besproken werd. Ik moest even diep nadenken en had wel enige actieve herinneringen aan dit soort mannen eh.. jongenspraat. Maar die gesprekken voerden wij niet tijdens het vakkenvullen en als we het erover hadden was het niet meer dan stoere praatjes om elkaar de loef af te steken.
Wij werden opgevoed met andere normen: over dit soort onderwerpen werd niet gepraat.
Maar of dat beter was? Met de kennis van nu is het al lang bewezen dat er juist wél over praten de beste manier is om ermee om te gaan. En ik kan dat alleen maar toejuichen. Zo had een nichtje van mij, 32 lentes jong, een vraag aan haar opa, mijn vader. Dat was toen we definitief afscheid namen van mijn moeder, op Terschelling, door met de hele familie langs plekken te fietsen waar mijn moeder graag kwam met mijn vader, waar ze samen zoveel mooie herinneringen gemaakt hebben. Dat waren vaak bankjes aan de randen van de bossen.
“Opa, waar hebben jullie de kinderen verwekt?”
Ik viel bijna om met mijn fiets maar Opa, zittend op een van die bankjes om de bijbehorende herinneringen met ons te delen, bleef redelijk onverstoorbaar. “Nou, je tante in Amsterdam, daar hadden we de huwelijksnacht. En je vader op Terschelling, dat was ongeveer een jaar nadat je moeder geboren was.
“En Ome Muis?”
Met Ome Muis bedoelde ze mij, mijn nichtjes en neefjes weten niet beter dan dat ik zo heet. Zelfs hun kinderen noemen mij nu Opa Muis.
“Arjen?” zei mijn vader… “Eh ja… Dat was later. Dat was een vergissing!”
De eerste week werken na onze vakantie zit erop, de wekkers hebben weer hun werk gedaan, kalm en rustig. Ik gebruik mijn wekker van mijn telefoon en wordt wakker met klassieke muziek, de rustige varianten. Meestal ben ik bij de eerste klanken al wakker en ‘veeg’ dan de wekker uit. Vegen is arbeidsvriendelijker dan de wekker een dreun verkopen.
Het opstaan ging dus goed.
Dat kwam natuurlijk ook omdat ik drie weken lang niks gedaan heb, behalve dan genieten van onze vakantie op Terschelling. De eerste week zaten we nog in de ‘Run Forest, Run!’ modus want we moesten het werkritme nog even zien los te laten. Daarom stonden we dan ook bijtijds op, ging ik direct de hond uitlaten, maakte mijn lief ons ontbijt en daarna stapten we allebei op de fiets en begonnen we onze rondjes op het eiland: Tour de Schylge!
Dat continue ‘iets’ moeten doen had misschien ook wel te maken met het niet doorgaan van onze vakantie vorig jaar. Toen lag mijn schoonvader er slecht bij, zo slecht dat het beter was om in de buurt te blijven. We besloten om niet weg te gaan, zodat we die laatste periode van zijn leven hem nog bij konden staan.
Zes weken later overleed hij in alle rust.
We hadden wat in te halen dachten we, maar dat was natuurlijk helemaal niet zo. Vakantie is belangrijk en goed voor de mens, maar iemand bijstaan in zijn of haar laatste levensfase in natuurlijk het allerbelangrijkst.
Maar nu stonden alle vinkjes op groen om optimaal genieten!
Tussendoor deden we wat klusjes in- en om het huis van mijn vader én, het allerbelangrijkste, praatten we even bij. De EK-wedstrijden van Oranje keken we ook bij hem, dan konden we samen lekker klagen over het getoonde spel. Vrouwlief irriteerde zich daar wel eens aan, maar liet het dankzij haar vakantiemodus ook snel weer los.
Waardoor Pa en ik lekker door konden mopperen.
De tweede week verliep anders. Er kwam wat rust in Chalet Veldmuis want we waren tot de conclusie gekomen dat we eigenlijk niets hoefden te doen. Het is vakantie, een dagje ’thuis’ blijven mag best. Net zoals wel meer mensen deden op de camping. Allemaal uitgeblust van een lang jaar, voor de een vermoeiender dan de andere, maar nu alleen nog maar bezig met één prioriteit: Opladen!
Een regenachtige woensdag bracht ons naar het bunkermuseum op Terschelling, waar men vanaf 2012 begonnen was met het uitgraven van enkele bunkers die onderdeel waren van de Atlantikwall. We kozen voor de ruim twee uur durende excursie en eigenlijk was dat nog tekort, zoveel was er te zien en te vertellen.
Een aanrader!
De derde week waren we helemaal zen. Sommige mensen gaan hiervoor naar verre oorden of laten zich wekelijks knuffelen door puppy’s terwijl ze in allerlei onnavolgbare houdingen moeten liggen, wij vinden dat Zen gevoel gewoon op een Nederlands eiland. Dat kwam natuurlijk door het vele fietsen en wandelen, dwars door al het natuurschoon wat dit eiland te bieden heeft. Daardoor werden we weer bewust van onze nietigheid wanneer we aan de Waddendijk allerlei soorten vogels bezig zagen met ja, wat eigenlijk?
Leven! Overleven.
Zo nu en dan kregen we wel te maken met een paar wegblokkades van de zogenaamde ‘Extinction Rebellion’ schapen. Deze wollen families stonden of lagen regelmatig herkauwend op het fietspad ons een beetje dom én argwanend aan te kijken waardoor het soms echt even manoeuvreren werd. En ja, ik begrijp die argwaan van die schapen ook wel weer want we zijn ten eerste 60-plussers, ten tweede zitten we op een e-bike die ons soms net even te snel gaan en ten derde hoort bij deze leeftijd ook het verval.
In dit geval de ons langzaam in de steek latende reactiesnelheid.
Nu overdrijf ik natuurlijk weer hoor, wij redden ons nog prima. Maar we zijn ons wel bewust dat we aan ons laatste kwartaal begonnen zijn. Mochten we honderd worden natuurlijk. Zo hadden we ook nog een mooi gesprek met mijn vader die de laatste dag van onze vakantie 90 jaar mocht worden. Hij vertelde ons dat toen hij in zijn jonge jaren een verzekering moest afsluiten, men er nog vanuit ging dat de gemiddelde levensverwachting begin jaren zestig, 73 jaar was.
“Dat betekent dat ik nu al 13 jaar in de reservetijd zit!” zei hij, ietwat verwonderd.
Dan snap ik wel dat hij dat goed wil vieren en dat deed hij ook. Met ons, zijn klein- en achterkleinkinderen én vrienden waarmee hij al die jaren op het eiland omgegaan is. Hij kreeg van ons een strijkijzer, want de zijne had zich overgegeven. Toen mijn vrouw even een stapeltje strijkgoed wegstreek, kwam er ineens witte rook uit. Niet omdat er een nieuwe democratische presidentskandidaat gekozen was, maar gewoon omdat de levensverwachting van dit strijkijzer héél ver de levensverwachting gepasseerd was. Ik moest toen denken aan een mooie zin in het liedje van Maarten van Roozendaal, uit ‘Mooi’, -Ach, ik ben goddank nog een keer een jonge lente waard- en maakte een nieuwe zin:
“Ach, ik ben goddank nog een keer een nieuw strijkijzer waard!’
Want daar zie ik mijn vader wel mee worstelen. Bijvoorbeeld de vraag waarom nog een nieuw strijkijzer aanschaffen? En waarom nog zo’n tablet? “Ik heb een gsm en een computer, daar red ik mij prima mee.” Zei hij dan, want die worsteling blijft hem bezighouden.
Hij kreeg een tablet en was er superblij mee: “Veel te gek!”
Maar worstelen doen we natuurlijk op elke leeftijd. Ik worstel nog met het feit dat ik de 60 gepasseerd ben, daar kan ik maar niet aan wennen. Mijn lieve vrouw is nog 59 lentes jong en kijkt er ook tegenop. Door mijn verval te duiden! Want ze begon in de vakantie ineens mijn haren in te wrijven met een goedje. Ik dacht eerst dat het gel was maar nee, het was een dikmaker zei ze.
Onze vakantie modus duurde drie weken. Dat lijkt lang maar daar denkt de Opperbevelhebber van de Tijd anders over. Dat realiseerden we ons al op het moment dat we wegreden van huis. Toen verscheen er ineens dat bekende donkere wolkje boven onze vrolijkheid, met de boodschap waar velen telkens mee worstelen:
‘Het is zo weer om!’
En het was ook zo om! Man, twee keer knipperen met je ogen en je zit weer op je eigen bank, lig je weer in je eigen bed en douche je weer in je eigen douche!
Heerlijk!
Vakantie dus. En ja, weer op Terschelling. Na een weekje mensen begroet te hebben met ‘Moi!’ En ‘Goeiedag eem’ werd het weer gewoon ‘Hoi!’ of ‘Goeie!’ Waar ik mee opgegroeid ben en niet meer die dwalende cultuurbarbaar die als hij spreekt, Haags, ABN, Gronings, Meslânzers en Fries door elkaar gooit.
Of de Terschellinger brul.
Op een eiland ben je je altijd bewust van de elementen, vooral omdat we alles met de fiets deden. De auto staat geparkeerd en heeft ook drie weken vakantie. Toch heb ik hem één keer gepakt omdat we bagage van een tante naar de boot gebracht hadden, zij had twee weken vakantie. Het was fijn haar te helpen maar nog fijner was het om de auto weer te parkeren.
Ik voelde mij haast schuldig!
Die middag fietsten we naar het dorp voor een boodschapje terwijl het eerder weer was om de auto te pakken. Zonder hond, want de eerste zomerstorm van het jaar kondigde zich aan en op het moment dat wij van de camping wegfietsten begon deze storm al vorm te krijgen. Ik had zoiets gelezen in de Weer-app maar sloeg alle waarschuwingen in de wind.
Wind zat immers.
In eerste instantie hadden we het ook niet in de gaten want we hadden wind mee, we vlogen door onze E-bike begrenzers heen waardoor we in mum van tijd het dorp in zicht kregen. Maar er zat op deze route ook nog een paar honderd meter tegen-de-wind-in fietsen tussen en op datzelfde moment kwam de storm tot een hoogtepunt, inclusief veel regen.
Heel veel regen!
Als verzopen katten kwamen we aan in het dorp, werden we door schuilers met veel bewondering aangestaard. Of zag ik het niet goed door mijn verregende bril, bekeken ze ons met een dikke grijns omdat wij verzopen waren en zij zo verstandig geweest om even te schuilen? Ach, het maakt ook niet uit. Ik pepte mijn vrouw op dat dit echt leven was, alsmaar die strijd tegen de elementen, een strijd die elke eilander of eilandliefhebber kent en herkent. Ik keek haar aan en schrok! Haar haar, iets waar ze altijd veel aandacht aan besteed, lag totaal aan diggelen.
‘Bad, very bad-hair- day alert!’
Maar niets daarvan, ze lachte haar mooie witte tanden bloot en even dacht ik dat ze mij verliefde blikken toewierp, waren we weer dat jeugdige stel van toen we 18 jaar waren. Uit enthousiasme gaf ik haar een hele natte kus op de mond en schoot mij gelijktijdig dat deuntje uit Turks Fruit door het hoofd, van Toots Thielemans.
Ja, onze relatie was ineens heel hip!
De eerste week van onze vakantie was het prachtig weer. Was het goed toeven op het eiland en waren we blij niet aan de wal te zitten. Zelfs het water van het Duinmeertje waar mijn vrouw regelmatig ging zwemmen (tussen de snoeken bij gebrek aan dolfijnen) voelde warm aan. Maar het weer sloeg om en we ondergingen dat gedwee, wetende dat dit ook typisch Nederlands weer is.
Part of the deal.
De dag erna was het weer raak. We hadden een flink stuk gefietst en waren uiteindelijk gestrand bij het strandpaviljoen van Midsland aan Zee. Na een gezellig uurtje borrelen stapten we weer op de fiets want het volgende leuke uitje stond alweer op het programma, namelijk uit eten met mijn vader en zus. Mijn vrouw wilde over de Badweg terugfietsen naar de camping in plaats van ‘onder duin’ langs via Midsland- Noord. Dat laatste was mijn voorstel want er hing een donker, vervaarlijk lijkende wolkenbrij boven de noordkant van het eiland.
“Dat ziet er dreigend uit!” zei ik nog, als zelfbenoemde ervaringsdeskundige.
Maar ze lachte het weg, herhaalde zelfs mijn motto wanneer ze mij vertelde dat de voorspellingen niet al te best zijn, dan zeg ik altijd: ‘Gewoon naar buiten kijken waar je bent en je niet laten beïnvloeden door al die weerprofeten!’
De Badweg dus.
Bij Paal Acht ging het mis. We kregen een bui over ons heen gestort waardoor we binnen twee minuten zeiknat waren. Inclusief de hond in de pot .. eh…mand die voorop aan mijn stuur hangt. Dat beestje kreeg de schrik van haar leven en dat liet ze ons heel duidelijk horen door hard en heel paniekerig te piepen en te blaffen.
Ons hondje is al niet groot maar nu was er echt niks meer van over!
Trillend en rillend kroop ze ineen op de bodem van de mand, teleurgesteld in haar baasjes die haar nu verwaarloosd hadden. De bui was inmiddels over en we droogden ‘ons kind’ af met het kleedje waar ze op zit en sloegen deze daarna om haar heen. Ik sloot de mand deels van boven af zodat ze enigszins beschut voor de elementen lekker bij kon komen. Bij normale omstandigheden zou mij dat niet gelukt zijn want ze wil constant staan in de mand, of ze gaat met haar pootjes over de rand hangen.
Ja, hanghonden bestaan ook!
Wij droogden vanzelf op door lekker tegen de wind in door te fietsen. Hondlief bleef laag zitten en durfde niet meer ‘naar buiten te kijken’, nee, ze was er duidelijk klaar mee. Terwijl we de donkere luchten achter ons hadden gelaten en we tot de ontdekking kwamen dat het niet overal op het eiland geregend had.
Precies op de lijn die ik eerder voorgesteld had, ‘onder duin’ via Midsland-Noord.
Wat ik niet kan, kan mijn vrouw wel. Toegeven wanneer ze het mis heeft. En tijdens dat toegeven zag ik de liefde voor mij in haar ogen waarna ik spontaan begon te fluiten en mij even Toots Thielemans waande!
De langste dag ligt alweer achter ons en dat brengt mij altijd even in mineur. Want de dagen worden daarna weer korter, eerst zijn het maar enkele minuten, maar in augustus praat je dan al over twee uur korter.
Het zou verboden moeten worden!
Nu blijf ik niet lang in mineur hoor, na een paar dagen is dat gevoel ook wel weer weg. Toch steekt het zo nu en dan de kop op, bijvoorbeeld wanneer het somber weer is. Het zit gewoon in mijn genen. Mijn moeder had er ook last van. Die kon er echt chagrijnig van worden. Maar voor hetzelfde geld had ze dan gewoon last van de maanstonde en verwarde ik dat met de mineur van de langste dag.
Vroeger werden niet alle gevoelens en kwaaltjes besproken.
Of ze had gewoon last van mijn puberhumeur. Maar die langste dag, 21 juni, werkt op mij door. Niet dat voor mij nu de zomer afgelopen is hoor, maar meer omdat het vroeger donker is, heb daar niks mee. Het voorjaar is mijn favoriet. Dat alles weer ontluikt en tot leven komt. De egeltjes komen weer onder hun tuintegel vandaan, iets na 4 uur s’ nachts begint de eerste vogel al te zingen en boven ons vliegen de ganzen luidruchtig in toom over ons heen.
En de bloesem bloesemt zich een uitweg en al het groen kleurt het palet alle kleuren groen.
Ja, ja, dat voorjaar inspireert mijn dichterlijke vrijheid. Wellicht komt dat omdat flora en fauna allebei hun best doen de liefde te bedrijven en te verspreiden, om alles weer op te starten. Denken wij, mensen, dat het begint bij geboorte, vervolgens verder gaat in de gradaties peuter, kleuter, tiener, puber, jongvolwassene, volwassene, pré-pensionada, pensionada en bejaard en dan pas de overgave naar de Eeuwige Jachtvelden, de natuur begint elk jaar weer opnieuw aan de strijd. Strijd ja, want makkelijk is het nu ook weer niet.
Zowel voor de natuur als voor de mens.
Onderhevig aan natuurlijke vijanden, ziektes of oorlogszuchtige partijen, het houdt niet op en helemaal niet vanzelf! Maar de langste dag ligt achter ons en ik heb daar gewoon, net als alle voorgaande jaren, even last van. Ik sta hier wel alleen in. Mijn vrouw is ook van het voorjaar maar loopt niet weg voor de periode na 21 juni. Integendeel, zij verheugt zich er nu al op dat het s’ avonds eerder donker gaat worden, dat de gordijnen weer gesloten kunnen worden en de kaarsjes weer aangestoken.
Ik voorzie weer lange brand- en sluitrondes.
Maar zover is het nog niet. Want de zomervakantie staat voor de deur, of sterker nog, is al deels begonnen. Zowel voor de zogenaamde ‘boomers’ of al die mensen-met-niet-schoolgaande-kinderen. Ook elke keer een terugkerende strijd voor veel mensen, want waar gaan we heen, wie (willen) gaat er mee, blijven we in eigen land of gaan we naar het buitenland, gaan we vliegen, met de trein of met de auto en hoelang willen we eigenlijk weg?
Want één keer per jaar op vakantie is voor veel mensen al heel lang geleden.
Dat is iets van vroeger. Ver na het bermtoerisme en nog voor de welvaart waar we nu in leven. Je kan ook zeggen dat men toen niet zoveel vrije tijd had als nu. Want we zijn met zijn allen een stuk minder gaan werken omdat we vrije tijd steeds belangrijker zijn gaan vinden. Momenteel hebben we bijna net zoveel parttimers als fulltimers aan het werk waardoor het ook niet raar is dat we op heel veel fronten een tekort aan mensen hebben op de werkvloeren.
En dat tekort zal voorlopig nog wel even aanblijven.
Die vrije tijd wordt op verschillende manieren ingevuld. Sowieso door er te zijn voor de kinderen. Niet alleen voor de moeders maar ook de vaders hebben inmiddels hier een taak in gekregen, de papa-dag is al aardig ingeburgerd. En wij 60- plussers maken daar weer de bekende grapjes over:
‘Oh, dus de rest van de week ben je geen papa?’
Flauw natuurlijk. Want het is mooi dat het er is. De tijd van ‘Wie is toch die man die steeds op zondag het vlees komt snijden?” is voorbij, de tijd dat vaders de hele week aan het werk waren en van parttime nog nooit gehoord hadden. Aan de andere kant, papa ben je natuurlijk je hele leven. Je verantwoordelijkheid begint al vanaf het moment van eh.. de Oerknal en het eindigt nooit. Wat voor een vader je ook bent, je blijft verantwoordelijk.
Maar één keer per jaar op vakantie is ouderwets.
Tegenwoordig moeten we minimaal twee keer per jaar weg. Plus al die weekendjes of midweekjes, dat doen we dan wel weer fulltime. Ik ontkom daar ook niet aan want mijn vrouw regelt dat over het algemeen. Naast weekendjes naar mijn vader op Terschelling of naar de kinderen in Den Haag, pakken we ook onze ‘B&B momentjes’ mee. Dan verval ik altijd in rollenspellen, mijn favoriete bezigheid, en zeuren we net als die lui in het tv- programma waar B&B eigenaren elkaar bezoeken én bekritiseren: “Ik mis een haakje voor de handdoek in de douche.” of “Er zit geen stopcontact naast het bed.
Of: “Bah, die koffie smaakt chemisch.”
Een beetje koffieliefhebber weet welke ‘koffie’ ik hier bedoel. Maar klagen moet kunnen toch, zo hebben we allemaal wel wat te zeiken. Wij betalen vervolgens wél het hele bedrag want dat hoort er nu eenmaal bij. Maar om terug te komen op het onderwerp vakantie vieren, wij gaan één keer per jaar echt op vakantie.
Nou, echt?
We gaan elk jaar naar Terschelling en voor mij is dat mijn thuis. Mijn vrouw gaat dan echt op vakantie. Voor de goede orde, ik ook. Even niks. Nou ja, wel even het gras maaien bij Pa. En ja, ik pak de ramen ook wel even mee want we zijn er nu toch. Maar ik geniet er wel van hoor, even bij Pa zijn, mijn zus weer in de ogen kijken en ouwe bekenden tegenkomen.
Maar als we weer naar ons huis in Groningen gaan is het ook weer goed en begint het weer van voor af: waar gaan we volgend jaar vakantie vieren!
In mijn vroegste herinneringen begon ik zo’n beetje vriendjes te krijgen tijdens mijn Lagere School periode. Maar eigenlijk waren alle kinderen in het dorp waar ik opgroeide wel vriendjes van elkaar.
Plus de kinderen uit de buurtschappen rondom het dorp.
Oké, met de een speelde je wat langer dan met de andere of je kiende het uit met wie je speelde. Uitkienen? Ja, uitkienen, dat durf ik nu wel te bekennen na al die jaren. Want er was een vriendje, Brammes, waarvan de ouders een camping hadden en die hadden een patat-automaat! Dan kregen we een gulden van zijn moeder en konden we een bakje patat uit de automaat krijgen. Je zag dan, kwijlend door het kijkvenster aan de voorkant, de patatten bruin worden in het vet van het apparaat. Het moment dat het plastic patatbakje door een vernuftig systeem voor de uitgang kwam te liggen, waarna het zich graag liet vullen met goudgele frieten, gaf een gevoel van bewondering, verwondering en…
Verrukking!
De camping was bijzonder omdat het een jeugdcamping betrof en dat bracht ons veel interessante inzichten. Voor ons als vroegpubers, maar helemaal toen we echt aan het puberen waren. Mijn vriendje en ik deden ook zo nu en dan klusjes, zoals met een zitgrasmaaier en aanhangertje de vuilnis bij de tenten ophalen, zigzaggend over het terrein want met mooi weer lagen de heren en dames buiten de tenten, nog brak van de avond ervoor door veel vertier met het nodige bier. Van pillen slikken had men nog nauwelijks gehoord en de xtc was nog in ontwikkeling.
De enige pil die toen geslikt werd was de anticonceptiepil.
Winterdag was het daar ook goed vertoeven want als we op woensdagmiddag televisie keken dan kregen we een bakje chips, iets wat ik thuis in mindere mate kreeg. En zij hadden kleurentelevisie, niet geheel onbelangrijk in de zwart-wit wereld bij ons thuis.
Maar we klaagden niet hoor!
Een ander vriendje was Leendert. Hij woonde vlak bij de dijk en zijn ouders zaten in de fouragehandel. Zijn vader was een reus van een kerel met een net zo’n groot hart, een man die keihard werkte, goudeerlijk was en heel slecht tegen onrecht kon. Zijn moeder was de helft kleiner maar haar hart was twee keer zo groot. Samen vormden zij een twee-eenheid, een karakteristiek koppel die wereldberoemd waren op het eiland en ver daarbuiten.
En ze hadden een herdershond die altijd in de buurt van zijn baas te vinden was.
Ook stond er zo nu en dan een koe of stier op het grasveld voor het huis en hadden ze kippen. Naast de enorme ruimte om vrijuit te kunnen spelen werd deze plek later, toen ik puberde, voor mij een vast plek waar ik graag op de koffie kwam. Ook was het de plek waar wij sleutelden aan onze brommers. Nou is ‘wij’ niet helemaal het juiste woord in dit verband want Brammes en Leendert waren aan het sleutelen.
Ik stond erbij en keek ernaar.
Maar ik kwam er graag, kon op de een of andere manier daar heel goed over mijn puberfrustraties praten. Die frustraties had ik waarschijnlijk ook thuis wel kunnen bespreken maar dat was toch anders en bij deze mensen voelde ik mij toch vrijer om het over van alles en nog wat te hebben.
Ondertussen werd de vriendschap met Leendert en Brammes alleen maar sterker.
Toen we 18 jaar waren gingen we met zijn drieën op vakantie naar Valkenburg en jarenlang bleven we elkaar volgen, ondanks de afstanden en in goede maar ook in slechte tijden. Triest dieptepunt was het verlies van Arjen, de zoon van Leendert die slechts een half jaar oud mocht worden.
Dat trok een zware wissel op iedereen.
Enkele jaren geleden werd onze vriendschap op de proef gesteld. De schuld lag bij mij. Het was de periode na mijn scheiding. Ik had mijn baan in Den Haag opgezegd en mijn flatje verruilde ik voor een nieuwe start in Groningen. Daarbij moest ik ook weer naar school en dat legde behoorlijk druk op deze 50-plusser mag ik wel zeggen want de laatste keer dat ik naar school ging was rond mijn 25ste. Ik krikte toen mijn kennis weer wat op middels avondonderwijs, onder andere het vak geschiedenis. In diezelfde klas zat een man van in de 70.
Die was zelf al geschiedenis.
Maar ruim 25 jaar later moest ik er weer aan geloven en dat was toch wel een beproeving. Ik legde de lat hoog want ik moest en zou slagen voor deze opleiding omdat er een vaste baan aan vast zat, een baan waardoor ik mij definitief in Groningen kon vestigen en niet meer heen en weer hoefde te reizen tussen Den Haag en Winschoten. Die afstand werd mij te groot en ik had ook even afstand nodig richting mijn vrienden, dat had ik nodig in mijn overtuiging.
Natuurlijk pikten de mannen dat niet.
Maar ik zette door en de breuk werd werkelijkheid. In de loop der jaren die volgden was er alom verbazing om mij heen dat deze vriendschap voorbij was. En die verbazing deelde ik ook, ik droomde er zelfs over. Als ik sliep, liep de vriendschap gewoon door, heel apart. Wanneer ik deze stap verdedigen moest, gaf ik altijd wel aan dat mocht ik mijn vrienden tegenkomen, ik ze met open armen tegemoet zou treden. Dat was gemeend en werd alleen maar sterker doordat ik steeds meer lande in mijn nieuwe werkelijkheid, het leven en wonen in het mooie Groningen en het plezier wat ik weer kreeg in het werk bij mijn nieuwe werkgever.
De stap zetten kwam niet in mij op.
Tot enkele weken geleden. Er werd een Lagere School reünie van onze oude klas gepland, in oktober van dit jaar. Er werd een groepsapp aangemaakt en ineens zag ik enthousiaste berichtjes voorbijkomen van oud- klasgenoten. En van Brammes en Leendert! Ik haakte daar ook op in en kort daarop kreeg ik een persoonlijk Appje van Leendert met de vraag om met elkaar af te spreken en de lucht te klaren.
Twee weken later konden we elkaar weer in de ogen kijken en het was direct weer goed.
Vrienden voor het leven, je komt erachter, vroeg of laat! (Jan Smit)
Het programma ‘Welkom in de Geschiedenis’ van de NTR (ZAPP), is een van mijn favoriete televisieprogramma’s. Zij blikken terug door middel van leuke en grappige sketches op wat achter ons ligt, de geschiedenis der Nederlanden. Wellicht komt mijn enthousiasme voor dit programma ook omdat ik geschiedenis altijd al leuk gevonden heb, maar het is vooral de humor die erin verwerkt zit. Historische gebeurtenissen in een modern jasje gegoten zoals bijvoorbeeld: Welkom bij de Romeinen, Welkom in de Gouden Eeuw, Welkom in de IJzeren Eeuw, Welkom in de Jaren 60 en nog veel meer. Ik weet het volgende onderwerp al:
Welkom in de Eeuw van de Verhuftering.
Want in die eeuw zijn we inmiddels wel aanbeland. Zo wisten we al dat steeds meer mensen in de dienstverlenende sector beledigd, bespot en bedreigd worden. De drie B’s, maar dan een andere variant. En ja, je leest het goed, in de dienstverlenende sector, waar mensen werken die ons van dienst zijn als we hulp nodig hebben, bijvoorbeeld bij ziekte of als we in nood zijn. Afgelopen week kwam het nieuws naar buiten dat een kwart van het politiekorps bedreigd wordt door de onderwereld. Eén op de vier medewerkers krijgt daar mee te maken.
Inclusief de Wijkagent.
Op zich weten we dat deze twee partijen geen vrienden van elkaar zijn en dat ook nooit zullen worden. Maar als je dan ook nog te maken krijgt met minachting van ‘het volk’ dan snap ik dat op een gegeven moment de emmer over gaat lopen. Minachting en de drie B’s van hierboven, steeds meer ‘gewone Nederlanders’ maken zich schuldig aan dit feit.
Ik kan én wil dit niet gewoon gaan vinden!
Waar sommigen onder ons ook steeds meer plezier aan beleven is het online deponeren van die drie B’s. Bijvoorbeeld als een voetballer van het Nationale Elftal ineens met een zweetband op het veld verschijnt. Ik had het niet eens door, maar op een gegeven moment kreeg ik berichten hierover te zien in de kranten of hoorde het op de radio. En roddelkoning Johan Derksen met zijn lakeien vonden er natuurlijk ook wat van, die voeden dagelijks het onderbuikgevoel in ons landje. Maar ik begreep hier niks van, want hij is echt niet de eerste voetballer met ‘iets’ in het haar; Haaland, Neymar, Messi, Ibrahimovic, Ronaldo, Modric en Ronaldinho gingen hem voor.
Maar kennelijk moest hier iets over gezegd worden.
Op Terschelling was het onlangs weer Oerol, het grootste locatie kunstenfestival van Europa. Die locaties bevinden zich ‘Oerol (overal)’ over het eiland, dus ook midden in de natuur. Dat laatste brengt kennelijk het oer-gevoel bij sommige mensen los, want ondanks dat Terschelling al een aantal jaren een prima riolering heeft, bedachten sommige bezoekers van het festival dat schijten in de duinen of bos heel gewoon is. Een soort van ‘Welkom in de Oertijd’.
Best raar in een tijd dat we met poepzakjes achter onze honden aanlopen.
De letter S achter de drie B’s zou dan staan voor ‘Schijt hebben aan’ bedenk ik mij nu, want nadat je je broek of jurk weer omhooggetrokken hebt mag de toevallig voorbijlopende, niets vermoedende wandelaar er daarna lekker doorheen lopen. Het zou ook een aflevering van ‘Welkom in de Eeuw van Niet Meer Rekening Houden Met Elkaar’ kunnen zijn.
Het wordt er allemaal niet gezelliger op.
En ik heb een sterk vermoeden dat de zwijgende meerderheid onder ons dat ook is gaan vinden. Die verharding van de maatschappij geeft veel onrust, het versterkt de polarisatie met als resultaat dat velen onder ons zich nog amper durven te uiten. Terwijl er in de vorige eeuw nog wel de zogenaamde sociale controle was. Dan werd je aangesproken door je ouders, buren, de schooljuf of meester of wijkgenoten op je (wan) gedrag en dat respecteerde je over het algemeen.
Maar ja, dat was vroeger.
Nu vindt men dat de jeugd een grote bek heeft, maar de oudsten onder ons kunnen er ook wat van. Die verhuftering kruipt onder de huid van alle leeftijden want we leven in een tijd dat je alles moet kunnen zeggen, ook al gaat dat ten koste van een ander. Zie de verharding in de politiek, hoe politici die ons vertegenwoordigen in Den Haag steeds harder roeptoeteren om aandacht waardoor het inhoudelijke debat totaal overschaduwd wordt en de leugen regeert.
Om je dood te schamen.
Ook las ik een bericht dat een flink percentage van de boeven onder ons last hebben van hersenschade. Bij de jongeren, maar nog meer bij de oudere gedetineerden. De oorzaak wordt gezocht bij de klappen die ze krijgen bij vechtpartijen of door drank- en drugsgebruik.
Goh.
Mijn glas is gelukkig nog steeds halfvol en niet halfleeg. Ik probeer positief te blijven, laat mij niet gek maken door populisten en gebruik zoveel mogelijk mijn gezonde, middelbaar onderwijs verstand. Maar toen ik van de week het nieuwsbericht las dat de medewerkers van supermarktketen Albert Heijn geen naamkaartje meer gaan dragen vanwege de -daar zijn ze weer- drie B’s, zakte de moed mij toch wel behoorlijk in de schoenen. Het is dus bevestigd:
Zelfs in de supermarkt kunnen we ons al niet meer gedragen!
De vakkenvullers, de kassières, de zelfscan medewerker, ze krijgen van alles over zich heen. Zoals waarom iets niet is aangevuld of waarom alles zo duur is. Of zoals het verhaal wat ik onlangs hoorde, over een mevrouw die op het zelfscanplein eruit gepikt werd voor een controle scan. Zij was daar vreselijk verbolgen onder en liet dat ook duidelijk merken met een luide stem:
“Altijd moeten ze mij hebben! Altijd. Ik ben hier van de week al vier keer geweest en steeds werd ik eruit gepikt! Altijd ik!”
Een man die ook bij de zelfscan stond reageerde hier weer op.
“Nou, dat is bij mij ook altijd zo! Ze moeten mij ook altijd hebben. En niet één keer maar altijd, week in week uit! Volgens mij doen ze het erom, altijd moeten ze mij hebben!”
De klagende vrouw werd stil en zag een bondgenoot in deze man.
De man vervolgde zijn klaagzang en zei met een vette knipoog naar de AH-medewerker:
Ze zijn er nog, mannen die zich als een heer gedragen! Deze heer kwam ik tegen op mijn werk, in de kantine waar ik aan het genieten was van een bakkie koffie. Hij liep achter de dame van de catering aan en droeg twee tassen voor haar. Zware tassen zo te zien, vol met spullen die weer aangevuld moesten worden. De dame was erg dankbaar: “Dankjewel, wat aardig. Er zijn gelukkig toch nog mannen die zich als een heer kunnen gedragen.”
‘In het Land der horken is de heer nog steeds koning!’ schoot mij door het hoofd.
Tegenwoordig val je op als je dit soort dingen doet. Deze ‘gentlemen’, collega Thomas van Vooren, grijnsde breed en zei: “Ik heb niet alleen voeding gehad maar ook ópvoeding. Dat laatste vergeten sommige ouders nog wel eens.”
Ik ben gek op dit soort hersenspinsels!
Daarom bleef dit tafereel mij ook de rest van de dag bij. De volgende dag kwam ik hem buiten tegen, na de lunch, en vroeg, grappig als ik ben, of hij lekker buiten gespeeld had. “Ja!” zei hij met een brede lach; “We hebben een potje gevoetbald en we hebben nog gewonnen ook!” Direct schoot mij weer een situatie binnen van lang geleden en ongevraagd deelde ik dat met hem. Ongevraagd, maar ik wist dat hij zou luisteren want ik ben een senior en ja, hij was goed opgevoed waardoor hij mij niet in de rede ging vallen:
“Het was in de tijd dat ik nog als kok werkte, in het hoofdkantoor van de Shell in Den Haag.
“Onze lunchpauze begon daar altijd om 11 uur omdat we tijdens de echte lunchtijden natuurlijk aan het werk moesten. Maar 11 uur was veel te vroeg dus we pakten enkel een bak koffie. Maar als het mooi weer was, namen we de koffie mee naar buiten, naar het park naast het kantoor, Hoog Oostduin.”
“En we namen een bal mee.”
“Dan gingen we een partijtje voetballen, met onze sloven als doelpalen. Ja, ik zie je al denken, lekker fris, maar wanneer we weer aan het werk gingen pakten we gewoon een nieuwe sloof. En als het een hele warme dag was dan trokken we ook de koksbuis uit, fristen ons op en trokken daarna weer een schone buis aan. De groene grasplekken op de koksbroeken namen we voor lief. Spinazie. Dat kwam door de spinazie!”
“Dat deed het altijd goed als excuus.”
Thomas keek mij bedenkelijk aan toen er een kleine stilte viel tijdens mijn monoloog. Ik snap hem wel. Hij leest mijn stukkies wel eens en had al een keer gezegd dat het best veel is. En hij is daar niet de enige in. Persoonlijk heb ik dat met boeken. Die kunnen best lang van stof zijn. Sowieso langer dan die 1000 woorden die ik nodig heb. Maar tegenwoordig verslappen we steeds meer als een tekst langer is dan drie zinnen, scrollen dan snel weer naar het volgende, snelle tekstje of filmpje. Mijn jongste zoon vertelde mij eens dat hij ’s avonds, bijvoorbeeld na het eten, ‘even wat filmpjes’ keek op zijn telefoon.
“En pa, dan ineens was het middernacht!”
Ja, het vreet ons allemaal op, het is net zo verslavend als roken, alcohol of drugs gebruiken. Het tart de concentratie boog aan alle kanten en ik betrap mij er zelf ook regelmatig op. Dan lees ik de eerste zinnen van een artikel of bericht en tijdens het lezen verslapt mijn aandacht.
Omdat een binnenkomend appje mijn aandacht eist.
Soms denk ik er wel eens aan om al die aandachttrekkende meldingen van Whatsapp uit te zetten, dat kan namelijk, maar aan de andere kant wil ik wel op tijd reageren wanneer het om iets belangrijks gaat:
‘Yoghurt!’, een appje van mijn vrouw als ik boodschappen doe en dat niet op mijn lijstje stond.
Of een ander Appje: ‘Hoi pap, hier je liefste dochter. Mijn telefoon heeft het begeven en dit is mijn nieuwe nummer. Kun je mij even 250 euro voorschieten, want ik sta bij de garage en ik kan nog niet betalen met deze telefoon.’ Ook zo’n moment dat je direct wilt reageren, want zo’n meisje is in nood.
Ook al heb ik geen dochter, ik wil wel bereikbaar voor haar zijn.
Maar goed, lang van stof zijn versus apps die steeds je aandacht opeisen, het blijft een lastige combinatie. Zelf zou ik, om daarvan af te komen, Facebook, Whatsapp, Instagram en twee kranten-apps van mijn telefoon moeten verwijderen. Want dat zijn de grootste aandachtstrekkers. Die snakken naar aandacht, willen ‘geliked’ worden waardoor ze nog groter groeien en nóg meer geld opleveren. Het mooie van die slimme telefoons is dat je de meldingen ook per App uit kunt zetten en van de week zag ik zelfs dat je de telefoon ook in kan stellen op nachtrust. Dus niet wakker worden door een verlaat appje van iemand die niet slapen kan.
Of een nachtbraker is.
Maar ik snap het wel hoor, we worden zo bewerkt door alle socials dat de concentratiebogen steeds korter worden. Die telefoon vreet ons op en spuugt ons uiteindelijk weer uit. Daarbij zijn we steeds meer visueel ingesteld aan het raken en daardoor schieten de datacenters weer als datacenters uit de grond. Of we kijken in één weekend een of meerdere series en komen dan s’ maandags, uitgeblust door het slaaptekort, weer op het werk. Mijn ouders waarschuwden ons al in het verleden als we op woensdag- en zaterdagmiddag televisie zaten te kijken:
“Pas maar op, straks krijg je vierkante ogen!”
We liepen ondertussen samen het gebouw binnen waar we beiden aan het werk waren. “Na dat potje voetbal draaiden we de lunch. En zelf lunchten we tijdens die lunch, we hadden immers het eten om ons heen en kwamen daardoor nooit wat tekort.”
Ik keek hem triomfantelijk aan, want ik vond het eigenlijk best wel een leuk verhaal.
“Goed verhaal hè,” zei ik, ”lekker kort!” Waarop hij heel kordaat, met een hele, hele brede grijns antwoordde:
De laatste weken wordt er rondom ons huis een strijd gevoerd, een strijd op leven en dood mag je wel zeggen. Het is geen oorlogsgebied hoor, verre van dat, maar het tart wel de irritatiegrenzen. Ik kijk het met lede ogen aan, maar begrijp het ook wel. Beide partijen zelfs. Want de ene partij wil scheppen en de andere wil overleven, overleven door zich tegoed te doen aan alles wat groen is in onze voor- en achtertuin.
Groene vingers versus het slakkenleger!
Soms verhullen ze zich in hun eigen huis of, echt niet normaal, gewoon in hun blote kont. Die andere partij, de Groene Vingers, is mijn vrouw. Leden zijn wel welkom hoor, het is geen antidemocratische partij en ik zou zo lid mogen worden maar ik heb geen groene vingers. Een aantal jaren terug nog wel, toen we nog buxus in de tuin hadden staan. Elk jaar verheugde ik mij erop om ze te mogen snoeien in mooie, strakke vormen. Dat was zeg maar de kapper in mij.
Maar toen kwam de buxusmot!
We hebben toen alles uit de kast getrokken om dat beessie te verjagen, maar niets hielp. We hebben zelfs aaltjes geprobeerd, sidderalen om precies te zijn, maar die werden door de motjes vol in het gezicht uitgelachen! Samen zagen we hoe het blad blaadje voor blaadje opgevreten werd en uiteindelijk hebben we de stengels met de motjes in de groene container gekieperd.
Stelletje parasieten!
Wel jammer hoor. Toch zien we nog genoeg tuinen waar de buxusmot kennelijk overheen gevlogen is, dat is vooral jaloersmakend. Toch kozen we voor andere plantensoorten. Twee jaar terug is mijn vrouw daarmee begonnen, maar ze kreeg te maken met een valse start. Alle planten in de voortuin gingen stuk, verbrand door de zomerse hitte die we tegenwoordig mee moeten maken. Terwijl de bijsluiter juist aangaf dat ze prima in de volle zon konden.
Wij ontkennen de opwarming inmiddels niet meer…
Inmiddels hebben die verbrande plantjes weer plaatsgemaakt voor nieuwe plantjes, hortensia’s die tegen een stootje kunnen. We hopen dat deze het wel gaan redden en ik had in mijn fantasie al een noodplan bedacht, namelijk parasolletjes boven elke plant. En een Plan B wanneer ook deze het niet mogen overleven: Asfalteren!
Maar onze tuin kreeg te maken met een enorme hoeveelheid aan vooral nudistische slakken.
Daar is onze tuin té klein voor waardoor de slakken raken geïrriteerd raakten en dan krijg je overlast. Wij zijn dan ook voor de Spreidingswet! Nu is er een natuurlijke vijand van de slak, namelijk de egel. In normale omstandigheden lossen de natuurlijke vijanden het op, zoals de ezel bijvoorbeeld totaal niet onder de indruk raakt van de wolf. Maar de egel kan niet meer gedijen in onze opgeruimde, vaak betegelde tuinen óf ze worden platgereden. Dus die slakken lachen zich rot en eten hun blote buikjes vol aan onze pas gekochte plantjes. Mijn vrouw ergert zich hier groen en geel aan. Ik erger mij er slechts aan wanneer ik weer op zo’n stapel slijmbeesten gestapt ben.
Het is soms hink-stap-springen door de tuin om even wat uit de schuur te pakken.
Het werd tijd voor een list. Eerst dachten we aan slakkenkorrels, de biologische versie want we zijn best wel empathisch wat dieren betreft. Als ik bijvoorbeeld een mug of vlieg doodsla, bied ik van tevoren mijn excuses aan. Dat voelt goed en dan vreet die lugubere dood niet aan mijn geweten. Maar ondertussen vreten de slakken wél aan onze planten!
Koffiedik!
Wij gooien nu dagelijks koffiedik tussen de planten want daar hebben de slakken een broertje dood aan. Net als trouwens al die katten die in onze tuinen schijten, die vinden dat niet fijn voor hun gevoelige pootjes. Maar de slakken bleven toch komen en mijn vrouw werd tot wanhoop gedreven. En ik ook want er is niets maar dan ook niets fijns aan een vrouw die tot wanhoop gedreven is! Ik besloot haar daarom te steunen, tot de dood der slakken ons van hen zou scheiden. Na enkele felle betogen uit beide kampen kwamen we dan toch tot een compromis. We gingen enkele biervallen organiseren, gemaakt van halve petflesjes en gevuld met bier uit mijn biervoorraad. Dat laatste was ook onderdeel van het feit dat de betogen er soms best fel aan toe gingen, maar soms moet je, vooral omdat het algemeen bekend is dat slakken gek op bier zijn. Het spreekwoord heb ik daarom maar wat aangepast: ‘Als het bier in de slak is, verzuipen ze erin!’
Het helpt echt!
Met bosjes laten ze zich verleiden door de geur, kruipen in tijgersluipgang dwars door de koffiedikstelling en laven zich tenslotte aan het bier uit Twente. Hierdoor is het geen wrede dood maar gingen ze vrolijk ten onder. Deze slag was voor mijn vrouw.
Naast de strijd tussen mijn vrouw en de slakken voer ik nog altijd strijd met de katten uit de buurt.
Als natuurlijke vijand, mijn bijnaam is Muis, heb ik een hekel aan ze omdat naast het schijten in andermans tuinen ze met elkaar miljoenen vogels doden. Die strijd voerde ik eigenlijk altijd alleen, maar sinds wij het hondje van wijlen mijn schoonvader in huis hebben, heb ik er een strijder bij. Want deze strijder kan eigenlijk met iedereen goed omgaan, mens of hond, maar katten irriteren haar.
Dan wordt ze duivels en komt de wolf in haar tevoorschijn.
Zo zag ik van de week vanuit mijn schrijfkamertje een van die killerkatten boven op de kooi liggen die bij de buren in de tuin staat. Deze kooi is voor hun huis (!)katten en ervoor gemaakt om ze even buiten te laten spelen als het mooi weer is. Maar deze buitenkat dacht daar anders over en lag, in gevechtshouding, óp de kooi, verlekkerd te kijken naar al het levende wat in de conifeer aan de andere kant van de schutting zat: vogeltjes, een heleboel musjes en koolmeesjes.
Mispoes!
Ik sloop naar beneden, opende zachtjes de achterdeur en pakte de tuinslang. Vervolgens draaide ik de kraan open, klom op de border, keek over de schutting, richtte en spoot een flinke straal water op de kat.
Wegkat!
Uit de conifeer klonk een overweldigend en vrolijk gezongen concert.
Tijdens een rondje ‘Dag van het Park’, stuitte ik op Gerardus, een oud-collega. In maart is Gerardus met welverdiend pensioen gegaan, een dag voordat hij 67 werd. Hij stond in het publiek waar de Stichting Dansplezier hun kunsten vertoonden. Mijn vrouw had hem al gespot, zij stond ook in het publiek want ze houdt van dansen. Ik stond niet tussen het publiek, maar achteraan met mijn oudste zoon en zijn gezin. Ik vind dansen leuk, voor anderen, niet voor mij. En ik ben bang ineens de vloer opgetrokken te worden ‘omdat het zo leuk is’ of ‘doe niet zo flauw’. Mijn gebrek aan mijn opvoeding is dat ik niet op dansen hoefde.
Hij zag er patent uit!
Hij liep natuurlijk ook niet in zijn werkkleren waardoor alles er natuurlijk ook beter uitziet. Ik moest daardoor wel drie keer kijken voordat ik de naam kon plaatsen bij het blije hoofd welke voor mij stond: “Hé Sjomp!” zei hij, en lachte zijn (eigen) tanden bloot. Ik wist het direct weer! Nu zul je denken dat dit niet zo’n aardige groet was van hem, maar dat was het wel. Het was zelfs als een compliment bedoeld.
Soort van koosnaampje.
Want tijdens zijn werkbare leven heeft hij mij het ‘schelden in het Gronings’ geleerd. En met redelijk succes, ik was een snelle leerling. Naast ‘sjomp’ leerde ik ook de woorden ‘boekou’, ‘gaalsterd’, ‘naarnust’, ‘miesgaster’ en ‘kwalster’. Mooie woorden als je het vergelijkt met het superlelijke en vreselijke K-woord wat men tegenwoordig graag er uitkraamt, echt een gebrek aan je opvoeding. Maar goed, ik was een snelle leerling bleek wel. Maar dat kwam omdat ik op hem oefenen mocht. Zodra ik hem tegenkwam op de werkvloer nam hij het examen af zeg maar.
En na wat onvoldoendes ben ik uiteindelijk toch geslaagd!
Die onvoldoendes kwamen vooral door de uitspraak, dat leek nergens op en soms zat er zelfs een vleugje JelleJellelands bij. Maar het was fijn hem weer te zien want hij was altijd een zeer gewaardeerde collega, geliefd bij jong en oud. Dat kwam vooral door zijn positieve kijk op zaken én zijn humor. Ik denk nog vaak terug aan die dagen dat we tijdens de koffie liedjes van vroeger zongen om zo de jeugdigen onder ons aan het lachen te krijgen, van ‘Mien waar is mijn feestneus’ tot aan ‘Oh was ik maar bij moeder thuisgebleven’.
Geheid dikke lol aan tafel!
En samen vormden we regelmatig een front richting de jonkies om ons heen. Vooral wanneer die aan het klagen waren over hoe zwaar ze het wel niet hadden, bijvoorbeeld omdat ze steeds weer naar hun werk moesten. Dat front was gebouwd op stevige fundamenten, want we hadden natuurlijk al een flinke tijd van ons leven gewerkt, allebei onder andere als kok in de Horeca en daardoor ook veel ervaringen opgedaan. Ervaringen die we graag deelden, maar er was wel altijd ruimte voor tegengeluiden, zoals bijvoorbeeld de problemen waar de jeugd van tegenwoordig tegen aanloopt.
Dat ze zo vroeg moeten beginnen bijvoorbeeld.
“Dan moet je wat vroeger naar bed gaan en niet continue van die energiedrankjes drinken of tot diep in de nacht gamen!” was dan ons antwoord. Te makkelijk, weet ik, maar we moeten het ook niet moeilijker maken dan het is. Of ze gaven aan het werk saai te vinden, de actie was ver te zoeken. Dan zeiden we: “Als je actie wil moet je uit een vliegtuig springen. En als dat niet spannend genoeg is moet je dat doen zonder parachute.”
Actie, spanning, waar halen ze het weg?
Gerardus en ik zijn allebei onze ‘carrière’ begonnen als kok en daar was niks spannends aan. Het enige spannendste wat ik kan bedenken is dat het altijd weer spannend was om al het bestelde eten tegelijk op de juiste tafel te krijgen.
En de groenten gaar en de biefstuk rare, medium of well done.
“Hoe gaat het met je?” vroeg ik, nadat we elkaars handen geschud hadden. “Goed, heel goed!” zei Gerardus. “Het vakantiegevoel wat ik de eerste weken, maanden had, is nu weg. Daarvoor kwam in de plaats het besef dat ik geen werkverplichtingen meer heb. Dat ik alleen nog zélf mijn dagindeling moet invullen, zonder inmenging van een baas, manager of andersoortig leidinggevende.”
“Dat was best even wennen na 50 jaar ‘in ’t gareel lopen’.”
“Want ineens was de structuur in mijn leven weg, een hele aparte gewaarwording. De wekker kon bij wijze van spreken aan de wilgen gehangen worden, want ineens had ik alle tijd van de wereld.” Ik knikte instemmend, herkende dat gevoel wel. Dat was in de periode toen ik van de ene naar de andere baan overstapte, ‘in between jobs’ zoals ze dat tegenwoordig zeggen. Ruim vijf weken hoefde ik niet te werken.
Na de derde week kwamen de muren op mij af.
Daarom besloot ik de muren van een vriendin van ons te gaan sauzen zodat ik wat om handen had, mijzelf een beetje nuttig kon maken. Deze periode heeft mij toen wel geleerd dat werken een mooie vrijetijdsbesteding is ook al denk ik wel eens, wanneer de wekker mij in de vroegste morgenuren wekt en ik eigenlijk nog helemaal niet klaar was met slapen, dat er wel verdomd veel vrije tijd in gaat zitten!
Voor Gerardus is dat tijdperk voorbij.
Maar het is echt wennen zei hij. “Ineens viel naast de sociale contacten ook de beweging weg”, vervolgde hij, “de beweging die wij hadden tijdens onze dagelijkse werkzaamheden. Met de weken die volgde als pensionado werd ik luier en strammer. Och man, dat proces gaat dan ineens snel hoor. Maar toen ik eenmaal bewust was van mijn huidige, fysieke status ben ik de structuur weer gaan opzoeken.”
“Die wekker hangt niet meer in de boom maar staat weer naast mijn bed!” zei hij lachend.
“Ik sta op vaste tijden op, doe s ’morgens huishoudelijke of andere klusjes en s ’middags mag ik wat voor mezelf doen. Oh ja, en ik ben weer voorzichtig aan het sporten, hardlopen en dan minimaal drie keer per week.”
“Na 50 jaar werken vóór een baas ben ik weer eigen baas!”
We namen afscheid met een ferme handdruk en ik dacht bij mijzelf: Nog zeven jaar en drie maanden!
Het spreekwoord ‘Ouderdom komt met gebreken’ hoor ik steeds vaker. Wellicht heeft dat te maken hebben met mijn leeftijd, inmiddels 6 kruisjes. Want zodra ik leeftijdgenoten om mij heen spreek, is dat spreekwoord vaak de laatste, na het groeten, de afsluitende zin in het gesprek.
We moeten het er maar mee doen.
Maar het kan leiden tot soms best wel hilarische en behoorlijk intieme gesprekken. Zo kwam ik laatst en dame in de leeftijd ‘middenklasse’ tegen. We hadden elkaar al een poosje niet meer gezien en ik zag, in de blik hoe ze mij aankeek, de verwondering. Maar ze zei het niet.
Dat ik wat zwaarder ben geworden in de loop der jaren.
Mooi is dat want het is niet fijn om steeds op je minpunten gewezen te worden. En ik weet donders goed dat ik wat zwaarder ben dan twintig jaar geleden. Ze was erg blij mij weer eens te zien en dat was wederzijds. We praatten honderduit, zij was inmiddels ook grootouder en op een gegeven moment werd het onderwerp ‘gezondheid’ aangesneden. Daar kun je op wachten op onze leeftijd en dat geeft ook niet. Uiteindelijk krijgt iedereen wel met het onderwerp gezondheid te maken, of je wilt of niet.
Vroeg of laat.
Zelfs als je beweert dat je gezond leeft en daardoor nooit ziek zal worden. Dat hoor ik nog wel eens sinds de coronacrisis, dat ze gezond eten en drinken en daardoor gespeend blijven van kommer en kwel. Die voelen zich verheven boven de huisarts of de specialist zeg maar en laten zich graag ‘influencen’. Dat mag hoor, ik gun ieder mens heel veel gezondheid, maar het is natuurlijk zo onrealistisch als wat.
De dame tegenover mij was gelukkig wel realistisch.
Kennelijk in het kader dat alles bespreekbaar moet zijn, vertelde zij mij dat ze enkele jaren terug was geopereerd aan een zogenaamde verzakking. Niet in details, maar helder genoeg. Over het voordeel wat de operatie opleverde maar ook de wat ongemakkelijke momentjes.
Dat de controle over het een en ander wat te wensen overlaat.
Op de een of andere manier begreep ik direct waar ze op doelde. Want naast apparatuur is de mens ook onderhevig aan slijtage en allerlei gebreken. Vol vuur begon ik mijn gespreks-genote over mijn aftakeling te vertellen.
“Ja, het wordt allemaal minder. Mijn voeten bijvoorbeeld. Daar kwam ik achter toen ik ze bij een schoenenboer liet opmeten, na jaren ervan overtuigd te zijn dat ik schoenmaat 45 had. Terwijl ik beter had moeten weten want ik voelde altijd wel iets knellen of zwaar irriteren in mijn schoenen.”
“46! zei de dame die voor mij zat terwijl ze met enige moeite weer overeind kwam.”
“En zij was ook de jongste niet meer en dat schoenen passen bij mensen, tig keer per dag, is natuurlijk ook een aanslag op je gestel. Maar ik was natuurlijk het meest verbaasd over het uiteindelijke cijfer waarmee ze weer overeind kwam, maat 46!”
“Gewoon een volle maat méér!”
“En dan mijn tandarts. Die zei vorig jaar ineens over een van mijn kiezen dat die eruit moest. “Wat? Moet die eruit? Hoezo? Waarom?” Dat kwam echt heel onverwacht, vooral omdat ik geen klachten had, althans niet noemenswaardig. Maar de man bleef erbij en ik kon kiezen (!): nu eruit of later terugkomen om de kies te verwijderen.”
“Doe nu maar.” zei ik, overbluft over het oordeel van de tandarts.
“Nou, die kies ging eruit en dat was zó raar, ik heb dat ding nog maanden erna echt gemist! En het voelde als het begin van het einde. Maar goed, een kies eruit en na jaren en jaren maat 45 te hebben gehad, maakten mijn voeten dus promotie naar de 46ste klasse. En ik wist dat ik al die jaren mijn voeten onnodig pijn gedaan heb. Zo stom!”
“Misschien moet ik voortaan wat beter luisteren naar mijn lichaam op deze leeftijd.”
De dame tegenover mij knikte instemmend en nam het woord, want na mijn gezemel wilde ze natuurlijk haar aftakeling ook toelichten. Ze was dus geopereerd aan een verzakking en op zich viel daar goed mee te leven. Ik wilde nog zeggen dat ik op het eerste gezicht niks aan haar kon ontdekken, maar op de een of andere manier wist ik mij in te houden.
De nuance kwam weer even om de hoek kijken.
Ze vertelde dat de operatie prima verlopen was én dat het een boel problemen had opgelost. Maar de interne huishouding was natuurlijk niet meer zoals het ooit bedoeld was geweest. Er waren wel eens ‘wat ongelukjes’, de spiertjes her en der hadden aan kracht ingeboet. Zo liep ze een keer door een winkelstraat en toen ontging haar ineens een wind, eentje die goed van zich liet horen zeg maar.
“De Deftige Dame was er niets bij!” zei ze, enigszins beschaamd dat ze het mij vertelde.
Ik hield mijn gezicht in de plooi want ja, ook vrouwen laten ‘m wel eens waaien heb ik wel eens gelezen. Alleen doen zij het waarschijnlijker een stuk charmanter dan mannen, maar dat komt natuurlijk weer omdat mannen het een onderdeel van hun mannelijkheid vinden. En ze hebben er lol aan, heel veel lol. Mijn vader liet ook wel eens een scheet en keek dan onder de tafel en zei: “Fut hond!”
We hadden helemaal geen hond.
“Mijn man heeft nu gezegd dat als het mij weer gebeurt, zij hém hardop moet corrigeren voor het laten van die scheet.” vertelde ze verder. “Want van mannen is het min of meer wel geaccepteerd, dat zijn nu eenmaal horken. Maar er is nog iets. Van de week hielp ik mijn man even met een bak oude tuinaarde in de groene container te gooien en toen ging het mis.”
“Faliekant mis!”
“Ik moest ineens heel erg lachen en het volgende moment…. Ken je dat liedje van Brigitte Kaandorp? ‘Annelies van de Pies: ‘Vertel mij nooit een goeie grap, want mijn sluitspier is te slap!’
“Nou, dát dus!”
Lachend vervolgden we beiden onze weg, met de woorden: “Ja, ja, ouderdom komt met gebreken!”
Als je niet tegen kritiek kan moet je dit eigenlijk niet lezen. Dat is slecht voor je bloeddruk. Ik lees het zelf ook met pijn en moeite want voor mij is het ook beste wel een confrontatie, even het monster in de bek kijken zeg maar. Niet op alles hoor, maar veel wel. Dus als je doorleest, is dat echt je eigen schuld. Dikke bult! Je kan ook lekker naar buiten gaan, op deze Pinksterdag. En dan, als het dan even kon, met je kroost aan de hand in het parrekie, lekker gaan kuieren in de zon… Maar mocht je toch doorgaan met lezen, denk er dan om:
Een gewaarschuwd mens telt voor twee.
Want sinds de mens dénkt de baas te zijn op deze wereld gaat er veel mis. Heel veel. En als er iets mis gaat hebben we nogal de neiging om naar anderen te wijzen. Terwijl als je naar anderen wijst, je met drie vingers naar jezelf wijst. Want klopt dat wijzen naar anderen wel?
Kiek noar die zulf!
Zo kwam onlangs het keiharde nieuws binnen dat de postzegel 5 cent duurder gaat worden! Nou, dat was wat en er waren maar weinig media die er niet over berichtten. En daarboven op kwam ook nog eens het nieuws dat de aandeelhouders de bezorging van de post tot één keer per week willen reduceren. Commotie!
Maar dat de postzegel weer duurder wordt is toch echt onze eigen schuld.
Want wees eens eerlijk, hoe vaak verstuur je nog een brief of een kaart? Als ik kijk naar mijzelf kijk dan zijn het hooguit enkele deelneemkaarten en zo nu en dan maken we online een kaart, bij bijzondere gelegenheden zeg maar. De rest gaat via de mail, whatsapp of social media chatforums.
Eigen schuld.
En we bestellen met zijn allen steeds vaker online. Vanaf de bank, tijdens het bingewatchen, delen we opdrachtjes uit aan al die online winkels en worden onze pakketten op allerlei plekken en door mensen van allerlei nationaliteiten ingepakt, waarna de koeriers de volgende dag volgens een strak tijdschema onze pakjes afleveren aan de deur of bij een ophaalpunt.
‘Bestellen, bestellen, retourneren, retourneren, bestellen, betalen’ (vrij naar liedje Lenen van Youp van ’t Hek)
Waarom dan toch de verontwaardiging wanneer er weer een winkel(keten) moet sluiten. Want het is toch echt onze eigen schuld. Mijn vrouw en ik proberen nog zoveel mogelijk lokaal te winkelen, maar soms dient het gemak de mens óf we vallen in de val van al die aanlokkelijke aanbiedingen die via allerlei digitale wegen op onze schermen verschijnen. Maar bij elke bestelling online voel ik mij ongemakkelijk bij al dat gemak. Want ik weet dat de mensen achter de winkels bij jou en mij in de straat elke dag op tijd op moeten staan om de winkel te openen, tot sluitingstijd aanwezig moeten blijven om ons, het zogenaamde winkelend publiek, te voorzien van service en alles wat daarbij komt kijken.
Zes tot zeven dagen in de week, jaar in, jaar uit.
We klagen ook heel veel over verkeersboetes, dat we die te veel krijgen en dat ze veel te hoog zijn. Waarom denk je dat die boetes steeds hoger worden? Niet om er lekker aan te verdienen zoals sommigen denken, maar omdat het wangedrag wat sommigen vertonen op s ‘Heerenwegen niet af te leren schijnt te zijn.
Hardleers noemen we dat. Eigen schuld, dikke bult.
En als je toch blijft vinden dat die boetes de staatskas vullen dan is het aan jou, echt alleen aan jou om een boete te voorkomen. Zo heb ik de staatskas in de afgelopen tien jaar enkel met 29 euro gespekt. Dat was op een weg met trajectcontrole. Ik werd rechts ingehaald en liet mij meeslepen in de emotie, het haantje in mij trapte even het gaspedaal in.
Zonde van het geld.
Vooral omdat die wegen drukker en drukker worden en de kans op ongelukken daardoor alleen maar toeneemt, met of zonder letsel/ dodelijke afloop. Het is niet voor niets dat er steeds meer drempels worden neergelegd in de straten of dat er bij drukke kruispunten rotondes worden aangelegd.
Allemaal eigen schuld.
Boetes kunnen mij niet hoog genoeg zijn. Vooral voor het harde rijden binnen de bebouwde kom. En dan hoop ik oprecht dat de chauffeur enkel een boete krijgt voor te hard of roekeloos rijden in plaats van veroordeeld worden voor de dood van een kind die plotseling de weg over stak.
Wát een verdriet!
Doordat we tegenwoordig zo ontzettend veel kunnen doen om onszelf te plezieren, verdwijnen er steeds meer evenementen, zoals bijvoorbeeld hier het Lutje Adrillen. Er is geen animo meer voor want men heeft het al druk genoeg met de tripjes naar de dierentuin of de Efteling. Traditionele evenementen moeten steeds vaker het onderspit delven. Daarbij opgeteld is er nog het feit dat vrijwilligers steeds dunner gezaaid worden waardoor er niks meer georganiseerd kan worden.
Ook weer eigen schuld, denk daaraan als je klaagt dat alles maar verdwijnt.
Er is ook een huisvestingsprobleem. Ook daar ligt het weer veel aan onszelf want we worden steeds individualistischer. Steeds meer mensen wonen alleen, door bijvoorbeeld een scheiding. Wanneer er dan een nieuwe liefde om de hoek komt kijken zijn ze vaak al zo gewend aan het leventje alleen, dat ze dat ook willen behouden.
Scheelt een hoop gedoe.
Er zijn oplossingen, maar dat heb je zelf in de hand. Als de brandstoffen te duur worden zou je bijvoorbeeld wat meer de fiets of de benenwagen kunnen pakken. En wanneer er een evenement of een voetbalwedstrijd van je kind niet door kan gaan vanwege tekort aan vrijwilligers, dan zou dat op te lossen zijn door jezelf op te geven om bijvoorbeeld te helpen met opbouwen of met een vlag langs de lijn te rennen als grensrechter. Of stuur weer eens een kaartje en schrijf er wat aardigs over de persoon op en breng dat kaartje dan lopend of met de fiets naar de brievenbus. Dan valt die 5 cent wel te overbruggen, toch?
Het is allemaal niet zo moeilijk. We maken het onszelf zo moeilijk.
Vorig weekend was er weer een die ons en onze familie lang zal bijblijven. Vorig jaar hadden we dit weekend al gepland omdat het er namelijk twee bijzondere dagen in zouden vallen. De eerste dag was vrijdag 3 mei, de dag dat mijn schoonvader 83 jaar geworden zou zijn. Het toeval wilde dat mijn vader daags erna belde. Of we 5 mei 2024 vrij wilden houden want dan zou de 95ste verjaardag van moeder geweest zijn. “Dat lijkt mij een mooie dag om definitief afscheid te nemen van moeder.” zei hij, “Met de kinderen, voor de laatste keer, voor de laatste eer.” Mijn vrouw en ik keken elkaar aan en wisten dat het een weekend zou gaan worden waar veel bij elkaar zou komen. Vooral omdat het zich allemaal op hun geliefde eiland Terschelling zou gaan afspelen.
Want op dit eiland zijn heel veel herinneringen gemaakt, door onze beider families.
Zo gingen mijn schoonouders met hun gezin vanuit Groningen elk vrij weekend en elke vakantie naar Terschelling. Het was dan ook logisch dat ze bij leven al hadden aangegeven na hun overlijden nog één keer naar het eiland te willen.
Nog één keer de bootreis, nog één keer al die herinneringen de revue laten passeren.
Nog één keer, samen met de kinderen, kleinkinderen en twee achterkleinkinderen. Het begon vrijdagmorgen al in de auto toen we naar Harlingen reden, we hadden de vroege boot van 8 uur. Achter en naast mij kwamen de verhalen los. De kopjes koffie bij Zeezicht, een patatje bij Wiegman, naar de Nollekes om van drie fietsen één maken, pieren en zagers steken, mosselen rapen, vissen, vis bakken op de camping, naar het strand bij Paal 8, douchen in het Duinmeertje, vakantiewerk in de slagerij van de Spar..
En dan ineens die naam, Peter, oud voetbalmaatje, helaas niet meer onder ons.
Met zijn twaalven plus hondje Lobke zaten we even later op de boot. Mijn schoonouders nu weer bij elkaar, in een rugzak in de fietsmand van mijn vrouw, klaar voor hun laatste reis naar de Parel der Wadden. De sfeer was goed, het Skip-Bo kaartspel werd gespeeld, een ander was niet van het dek te slaan (“Zo mooi hé, ik geniet hier zo ontzettend van!”) en weer een ander zat te lezen of gewoon te genieten van de reis.
Even een dagje los van de onrust achter ons.
Eenmaal op het eiland begon de fietstocht, een fietstocht langs de plekken op het eiland waar mijn schoonouders herinneringen met hun gezin gemaakt hadden. Met een lach en soms even hele dikke tranen luisterden we naar elkaars verhalen en belevenissen waardoor de dag mooier en mooier werd. Via het Groene Strand naar het strand bij Paal 8, lunchen bij Midsland Aan Zee en vervolgens weer door via Midsland, de dijk op bij Kinnum en via de polder door naar het Duinmeertje.
Waar het ooit allemaal begonnen was.
Daarna was het tijd om weer afscheid te nemen op de haven en vervolgens fietsten mijn vrouw en ik naar mijn vader, zoals afgesproken. Toen ik even later onze koffer in logeerkamer zette, dacht ik terug aan mijn moeder. Want deze kamer was haar hobbykamer. Hier luisterde ze naar liedjes van Boudewijn de Groot terwijl ze tekende of aan het strijken was, keek ze televisie als Pa beneden voetbal aan het kijken was of keek ze door het raam naar buiten, over de dijk naar de Waddenzee. In gedachten of gewoon omdat ze zo genoot van het uitzicht.
Ik zie haar nog zo zitten.
Vijfenzestig jaar was Terschelling haar thuis, haar veilige haven. Hier voedde ze drie kinderen op, zorgde ze voor het huishouden zodat mijn vader zo goed als mogelijk zijn werk kon doen, integreerde ze in de eilander samenleving, fietste ze dagelijks haar boodschapjes bij elkaar, zette ze zich in voor de gemeenschap zoals bij de gymvereniging of bij de Brandaris Wandeltochten en bovenal genoot ze van de prachtige flora en fauna van het eiland.
Samen met haar geliefde man.
De volgende dag hadden we geen plannen, moest er alleen even soep gemaakt worden voor de volgende dag omdat dan de rest van de familie zou komen. Allemaal om mijn moeder, schoonmoeder, oma en ‘Oma Kinnum’ te herdenken op haar geboortedag. Die avond herdachten we al die moedige mannen en vrouwen tijdens de Dodenherdenking, zij die voor onze vrijheid (!!) gestreden hebben én in veel gevallen hun leven gegeven hebben. Onze nationale vlag hing daarom bij ons halfstok, in de enige én juiste positie:
Rood-wit-blauw.
Zondag verzamelden iedereen (19 volwassenen en 7 kinderen) zich bij mijn zus en genoten we van broodjes, soep en het ‘slaatje’ volgens moeders recept. Daarna stapten we allemaal op de fiets, bakfiets en mijn vader achter op een tandem.
Voor de route langs Moeders favoriete plekjes.
Zo begonnen we bij het sluisje bij Kinnum. Daarna fietsten we door de polder naar de Duinweg net voorbij het Duinmeertje alwaar het eerste bankje te vinden was waar mijn moeder graag even ging zitten wanneer ze weer met de fiets op pad was. Pa ging op het bankje zitten en vertelde honderduit over wat zij hem weer verteld had over haar fietstochtjes. Even later fietsten we weer verder naar de volgende bankjes, de eerste aan de rand van het bos bij de Badweg West en de andere stond midden in het bos, op een paradijselijke plek.
Onze moeder was een liefhebster.
Hierna fietsten we een flinke slag om, deze keer in open duingebied richting het fietspad wat ons dwars door het zogenaamde ‘Enge Bos’ zal leiden, op weg naar de laatste plek waar zij zo graag kwam, het meertje van Doodemanskisten. Hier lagen naast mooie herinneringen ook de herinnering dat zij hier verdwaald was, dat ze door haar ziekte niet meer wist hoe ze thuis moest komen. Gelukkig werd ze herkend en weer op de juiste weg naar huis gezet.
Voor al haar geliefden om haar heen een harde confrontatie met de realiteit.
Op deze plek proostten we op haar leven en kwam er aan dit bijzondere weekend een einde. En allemaal waren we het met elkaar erover eens dat het een prachtig, afgerond, waardig en respectvol einde is geworden.
Voor mijn schoonouders Martha en Gerrit en mijn moeder Truus!
‘Dood ben ik pas als jij dat bent vergeten’(Bram Vermeulen, Testament)
Tinus moet er al de hele week om lachen. Dit had hij nog nooit eerder gezien. Ik probeerde het nog te gooien op mijn geliefde MacGyver techniek, maar daar leek het zelfs niet op.
Ik kwam er niet mee weg.
Eerder die week kreeg ik een aanbieding onder ogen waarmee ik dubbel geld uit zou sparen. Want zuinigheid met vlijt, bouwt huizen als kastelen. Voorgaand spreekwoord hoorde ik vaak van mijn ouders, logisch want zij zijn opgegroeid in de oorlogsjaren en hebben daarna de tering naar de nering moeten zetten.
Zuinig zijn is van alle jaren.
Zo probeer ik zoveel als mogelijk de fiets te pakken om benzine te besparen, stippel de autoritten vanaf mijn werk naar huis zó uit dat ik dan direct even de wat zwaardere of onhandige boodschappen mee kan nemen zoals flessen frisdrank of het familiepak toiletpapier (‘hypermilen’), draai het gas uit zodra de eieren koken en hou dan het deksel erop: 4 minuten zacht ei, 5 tot 6 minuten halfzacht- hard ei, 8 minuten hard ei, ben met een vrouw getrouwd die houdt van fiets- of wandelroutes, ga elk jaar op vakantie naar een Waddeneiland waar je wel móet wandelen of fietsen om het eiland echt te beleven, ik zet geen flitsbezorger in maar haal zelf op een heel flitsende manier boodschappen: mijn boodschappenbriefje is direct de snelste route naar de uitgang en ik kook ons eigen eten in plaats van bestellen via alle vormen van Tafeltje Dekjes.
Van dat laatste maak ik wel gebruik van als vergeten vaker voorkomt als onthouden.
De aanbieding die ik onder ogen kreeg, betrof een regenton, eentje van ruim 200 liter. Het trok mijn aandacht en ik zag zelfs mogelijkheden. Mogelijkheden die ik ook al zag als ik keek naar het platte dak van de overkapping in de tuin, daar blijft veel water op liggen. Alleen ben ik er nog niet uit hoe ik dat hergebruiken kan, daar moet ik nog wat langer over nadenken.
Goed nadenken voor je iets doet kan een hoop ellende voorkomen.
Mijn ouders zeiden vroeger al dat we zuinig moesten zijn met water en sinds vorig jaar zegt mijn oudste zoon dat ook. Hij is werkzaam in de waterleiding en hij vertelde mij over de zorgen die zijn werkgever uitte tijdens de Nieuwjaarstoespraak van vorig jaar. Dat als we zo doorgaan met zijn allen er een enorm (schoon) watertekort zal ontstaan. Er wordt nu te veel water verspild. Door bijvoorbeeld de tuinen te blijven sproeien met kraanwater tijdens grote droogte of duizenden en duizenden liter kraanwater gebruiken voor het vullen van een zwembadje in de tuin.
Mijn vrouw sproeit er ook graag op los.
Want ze is bang dat de flora in onze tuin last krijgt van droge keeltjes. Zodra het één dag niet geregend heeft staat ze alweer te sproeien. Natuurlijk heb ik daar commentaar op, bestook ik haar met wijsheden die ik in mijn 60-jarige leven heb geleerd. Zoals hoe langer je wacht met water geven, hoe sterker de plant zich wortelt.
Ze raakte er niet van onder de indruk.
Daarom zag ik die regenton wel zitten. Ruim 200 liter gratis hemelwater, tonnen vol! Hoe makkelijk geld verdienen is dat! Want naast het besparen van water hebben we vervolgens nooit meer een dikke rekening van het Waterbedrijf. En van de eerste winst kopen we dan ook nog een design gieter die leuk staat bij het design tuintafeltje en de oud-zinken vuilnisemmer. Wat een vooruitzichten allemaal en vooral, nooit meer dorstige bloemetjes die smeken om een drupje water.
De ton was zo gehaald.
Het deksel was zo gevormd dat daar weer plantjes in gehouden kon worden waarna onze beide harten nóg groener werden van blijdschap. “Oh wat leuk, daar kunnen we allerlei kruiden in laten groeien!” kirde de dame hier in huis van blijdschap. Nu sloeg haar enthousiasme op mij over want ik besefte mij dat de katten uit de buurt er dan ook niet meer bij konden komen. Eerder probeerde we kruiden te kweken in de tuin, maar de katten uit de buurt gingen erin schijten en toen waren we er direct weer klaar mee.
Maar hij moest wel even aangesloten worden aan de regenpijp.
Daar moest ik over nadenken, ook al was het mijn vrije zaterdag. Mijn vrouw dacht daar anders over. “Joh, dat kan jij toch wel?” Ik stamelde wat en wilde eigenlijk even wat voor mezelf doen, maar ze liet deze keer niet los. “Zo moeilijk is dat toch niet?”
“Dat kan jij!”
Lief natuurlijk, zo’n vrouw die vertrouwen heeft in mijn kluskunsten, maar ik was er eigenlijk nog niet klaar voor. Maar de druk werd opgevoerd, zelfs toen ik aangaf eerst nog even te moeten overleggen met de Hoofdmeester, Tinus.
Ze accepteerde geen nee.
Ik raapte al mijn moed bij elkaar, reed met de auto (!!) naar de bouwmarkt om de bevestiging te kopen die natuurlijk niet bij de ton geleverd was, zocht in de garage naar de ijzerzaag die niet te vinden was omdat bonuszoonlief deze niet teruggebracht had na gebruik, moest vervolgens met de fiets naar de stad om alsnog een ijzerzaag kopen die niet op voorraad was en kwam zwaar oververhit weer thuis met een Japanse zaag!
Ik was in alle staten!
De beschrijving bevestigde mijn dyslectici aangaande klusinzichten. Er werden drie mogelijkheden geboden om de boel te bevestigen, 70 mm, 60 mm en 50 mm.
Ik gokte de middelste.
Het zagen ging mij goed af, mooi recht. Die Japanse zaag werkte prima. Voor de speedboor met de juiste maat moest ik wederom naar de bouwmarkt, want ik had natuurlijk niet de juiste maat in huis.. Vrouwlief riep nog iets over dat ik mij beter moet voorbereiden op een klus om ergernis te voorkomen.
Ik deed net of ik niks hoorde.
Nadat ik de boel bevestigd had, hing het er los bij. Duct tape was de oplossing, de ergernis bij mijn vrouw kon ik niet meer voorkomen. Maar de volgende dag bleek maar weer dat het doel de middelen heiligt, want de ton zat vol met water! We gaan geld verdienen!
Ongeveer 50 jaar geleden, toen ik nog als een jonkje van en jaar of tien rondliep, was voetballen een van mijn passies. De andere passies zaten in de hoek cowboytje of soldaatje spelen, met zelfgemaakte houten geweren met een ‘pylke’ buis als geweerloop. Daarnaast was het zwemmen in het openluchtzwembad, op ’t strand of op ’t Wad, met de auto’s spelen, schommelen en dan-over-het-kleed-springen en vliegeren of meiden- de jongens spelen in de weilanden.
Met als hoogtepuntje zoenen met het gevonden meiske.
Beweging genoeg en dat was misschien de reden dat mijn moeder ooit eens tijdens een stranddag aangesproken werd door een andere strandganger, of haar kinderen soms ziek waren omdat ze zo mager waren.
Moeder heeft dat altijd een rare vraag gevonden.
Terecht raar, vooral omdat we niets te kort kwamen. We mochten ook niet zonder ontbijt de deur uit, aten tussen de middag altijd warm met om de dag een klein stukje vlees, mochten na schooltijd altijd een boterham smeren en tijdens het brood eten in de avond genoten we elke week wel van iets extra’s, zoals bijvoorbeeld, gebakken bloedworst, wentelteefjes, gebakken ondermaatse tongetjes of scholletjes, in vetspek gebakken krieltjes, gebakken tomaat met ui of een plak balkenbrij.
We bewogen gewoon veel waardoor alles als een tierelier verbrandde.
Voorgaande was zeg maar mijn leven als kind of puberende jongvolwassene, uit de tijd dat wij nog niet zo veel moesten en onwetend waren van bucket lijsten waar zo veel wél moet. Het was de tijd dat alles nog overzichtelijk was. Mijn dagen en die van mijn vriendjes werden gevuld met voorgaande bezigheden, maar we speelden bovenal voetbal, hetzij blokjes- of potjes voetbal op de straat of op de voetbalvelden.
Of elk (school) pleintje of veldje waar het spelletje op gespeeld kon worden.
Als er maar een bal was. De jas diende als doelpaal. Naast fan van het voetbalspel waren we natuurlijk ook fan van een voetbalclub. Dat was voor mij Quick’35, de vereniging waar wij het voetbalspel leerden. Landelijk was ik, net als mijn oudere broer, voor Feyenoord. Mijn vader was voor Ajax.
We waren alle drie voor het Nederlands Elftal.
Alhoewel grote broer daar later toch een andere mening op na hield. Want zodra er te weinig Feyenoorders opgesteld werden in Oranje was hij er klaar mee, dan werd hij fan van Duitsland. Ja. Zo ver ging hij, te bizar voor woorden en soms vraag ik mij wel eens af of hij daar niet voor in behandeling moet. Maar toen we nog jong waren was ik dus ook voor Feyenoord en dat kwam natuurlijk omdat mijn broer dat ook was.
Pure indoctrinatie.
In plaats van mijn eigen mening te laten gelden, volgde ik hem in zijn voetsporen. Nu was hij wat voetbal betreft wel net even beter dan ik was. Hij haalde het 1e elftal van Quick’35 omdat hij een gevaarlijk schot in zijn linkerpoot had en ik haalde het 3e elftal omdat ik een iets minder gevaarlijk schot in mijn rechterpoot had.
Het 2e sloeg ik gewoon over.
Want voetballen was leuk, maar ik zag ook wel de andere leuke dingen van het leven, hoe bleu ik ook was. Eenmaal volwassen voetbalde ik nog enkel tijdens het jaarlijks gehouden familie voetbaltoernooi en nog een klein jaartje bij DEVJO, een Voorburgse voetbalvereniging. Dit moest ik uiteindelijk noodgedwongen stoppen vanwege een herniaoperatie die ik op mijn 27ste jaar moest ondergaan. Dat was voor mij genoeg reden om er mee te stoppen, alhoewel ik nog wel vaak met de kinderen en hun vriendjes en vaders voetbalde, op mooie zomeravonden. En ik begon mij meer te richten op voetbal kijken vanaf de bank of als het zo uitkwam bij de plaatselijke verenigingen.
Ik had al gezien dat het voetbal van Ajax mij het meest bekoorde.
Maar dat kwam natuurlijk omdat ik niet meer dat bleue jochie was die alles nadeed wat zijn grote broer deed. En daarbij, ik gooi ‘m er toch even in, verstand komt met de jaren. Ik raakte zelfs in stadions, hetzij het Olympisch Stadion in Amsterdam, hetzij in de Kuip van Rotterdam. Want toentertijd gingen we regelmatig met een groepje liefhebbers naar Ajax- Feyenoord of Feyenoord – Ajax. Dat was nog in de tijd dat men geen vuurwerk in ons achterwerk stopten, ik zou daaraan willen toevoegen:
We hadden destijds net even wat meer hersencellen!
De Europa Cup en Champignon League wedstrijden in het Olympisch Stadion en de Johan Cruijff arena staan mij nog goed bij, dat waren feestjes op zich. Maar het was niet alleen Ajax waar mijn blik op gericht was, ik keek ook graag naar andere wedstrijden, naar spelers die het verschil konden maken zoals bijvoorbeeld Bergkamp, Robben, Van Persie, Van Basten, Ibrahimovic, Litmanen, Messi…
En al die anderen.
Maar ik kon ook erg genieten van de voetbalkwaliteiten van mijn kinderen. Naast de trainingen keek ik ook graag naar de wedstrijdjes die ze speelden, vanaf de F’jes tot en met de senioren. Wanneer ze dan scoorden dan stond ik langs de zijlijn heen en weer te springen of met enorme trots in stilte te genieten.
Alleen de laatste jaren verloor ik de interesse in het professionele voetbal.
Ik kon het niet meer opbrengen om dagelijks ernaar te kijken, het was te veel en er waren vooral te veel voor en na beschouwingen. Plus de kapsones die we steeds meer zien op de velden, de trucjes, de schwalbes, de geslagen kruisjes, de handopleggingen na de knieval naar boven, het zeiken naar de scheidsrechter, het zeuren om een kaart, de handen achter de oren, de handen gevouwen als een hartje, de strak gekamde én gekleurde haren, het eencellige gedrag van sommige ‘fans’…
Aan voetballen komt men niet meer toe.
Ook het Nederlands Elftal liet ik min of meer links liggen, zapte er hooguit een paar keer even naartoe, maar vond het niet meer boeien. De overdaad aan voetbal heeft bij mij zijn tol geëist. Heel soms pak ik nog wel eens een wedstrijdje live mee, zoals de bekerfinale afgelopen zondag. Inmiddels is het een week later en ik vind het nog steeds een onverdiende overwinning.
Maar dat mag ik zeggen, als zwaar gefrustreerde Ajax-fan!
Vooral omdat ik wist dat Peter Bosz heel graag trainer was geworden van Ajax!
Enkele weken geleden schreef ik hoe bijzonder het was dat mijn vader na enkele jaren weer eens bij ons thuis op bezoek kwam. Dat had ik namelijk niet meer verwacht, puur vanwege het feit dat hij mijn dementerende moeder verzorgde. De reden van zijn bezoek was een doorverwijzing van het MC Leeuwarden naar het UMC Groningen. Hij had iets met zijn oog en daar hadden ze in Groningen meer kennis van volgens de Oogarts in Leeuwarden.
Nou, dat verhaal heeft een vervolg gekregen.
Want er was inderdaad iets loos met zijn oog, genetisch bepaald zelfs. Gelukkig openbaarde het zich pas op latere leeftijd. Hij is bijna 90 jaar jong, heeft als kind de oorlog meegemaakt, heeft op de Ambachtsschool het Timmermans vak geleerd in de tijd dat steigerbuizen nog op de fiets meegenomen werden naar de werkplek en de zakken cement nog 50 kg wogen, is 65 jaar getrouwd geweest met wijlen mijn moeder, heeft samen met haar drie kinderen opgevoed, heeft ooit als hulpsinterklaas zijn op hol geslagen paard in de Dorpstraat weer in bedwang gekregen, is opa van 8 kleinkinderen en 1 in de bonus, heeft inmiddels 7 achterkleinkinderen en 1 is onderweg, woont nog steeds op zichzelf, is zelfredzaam en dan doel ik op koken, wassen, strijken, ramen lappen, autorijden, Whatsappen en mailen, is tussen de ietwat dove oren nog scherp van geest en, last but not least, heeft al zijn vaccinaties gehad.
En heeft een flinke dosis geluk wat zijn gezondheid betreft.
21ervoor werden de voorbereidingen getroffen, Project ‘Pa naar UMCG’ was gestart. Ik appte mijn vader: “Pa, wat wil je eten zondag? Asperges? Net als laatst? Of liever wat anders? Nasi? Spaghetti? Of zullen we weer Chinees halen?” Vroeg ik hem in de app. “Dat laat ik aan jullie over.” Antwoordde hij. “Oké, lastig kiezen dan..” Appte ik weer. “Zo gaat dat mij ook.” Antwoordde hij weer. “Maar het is nu aspergetijd…”. reageerde ik, waarmee ik eigenlijk al een keuze gemaakt had want ik weet dat hij gek op asperges is. Hij reageerde met zijn gebruikelijke gevatheid:
“Ga dan gewoon met je tijd mee.”
Zuslief bracht Pa naar de boot van half vijf en broer en schoonzus haalden hem zondagmiddag van de boot in Harlingen en reden daarna naar Winschoten. We aten met zijn allen met smaak de asperge maaltijd, nu wel afgetoet met Groninger aardbeien. De volgende dag reden wij met Pa naar het UMCG. Hij wilde nog even naar de wc en toen hij daar weer afkwam, hoorde ik hem vraagtekens zetten bij de uitvoering van deze toiletruimte: ‘Waarom twee deuren voor één wc?’ Ook zijn architectonische kennis was nog steeds prima in orde. Toen hij na zijn behandeling zich weer bij ons voegde in de wachtkamer, vertelde hij droog dat het allemaal best meegevallen was en dat de arts een aardige kerel was.
Daarna gingen we even wat eten, want de lunch was erbij ingeschoten.
We hadden alle drie wel trek in wat want het liep al tegen drie uur. Trek die mij ook weer verging want tijdens het eten van een broodje vertelde hij nog even hoe de behandeling gegaan was. Want dat ramenlappen liep toch anders dan hij verwacht had. Ze deden dat niet met een sponsje en een ramenwisser maar met een soort scheermesje!
We besloten dat hij de hersteldagen bij broer en schoonzus in Workum zou doorbrengen.
Hij sliep heel goed die nacht en de volgende dag vermaakte hij zich met een bezoek aan het Jopie Huisman museum, samen met twee van zijn achterkleinkinderen waarop gepast werd. Die avond keek hij voetbal met mijn broer en zag hij hoe Barcelona verloor van PSG. Het schema om het oog te druppelen liep ook prima en een paracetamolletje voldeed als pijnstiller.
Die nacht sliep hij niet goed.
De oorzaak was een klacht die hem de laatste jaren al een paar keer getroffen had. Dit speelde weer op en door het bloedverlies werd hij beroerder en beroerder. Hierdoor moest er een andere gang genomen worden, de gang naar het ziekenhuis. Mijn broer belde mijn zus op Terschelling en daarna mij om ons op de hoogte te brengen van de nieuwe situatie. Een situatie die we allemaal even niet hadden zien aankomen.
Vooral omdat het de dag ervoor best goed ging met hem.
Via de familie app communiceerden we nu verder en rond half twaalf werden de berichten ineens zeer verontrustend. Mijn zus vroeg of ze moest komen want dan boekte ze de boot van half een, maar haar beide broers reageerden niet. Dat kwam natuurlijk omdat ze niet wisten hoe hier mee om te gaan. Mijn vrouw gaf er uiteindelijk een klap op want ze snapte dat mijn zus nu bij haar vader wilde zijn, het overlijden van háár vader vorig jaar nog vers in het geheugen. Dat zetje had ik ook nodig en ik appte dat ik haar met de auto zou oppikken in Harlingen.
Dankzij onze werkgevers én collega’s moet ik erbij zeggen, die gaven ons de gelegenheid.
Zonder dat ik 130 km per uur hoefde te rijden kwam ik toch op tijd aan in Harlingen en waren mijn gedachten even bij de formerende partijen. Die waren weer lekker populistisch bezig in deze barre tijden met échte problemen en wilden nog even scoren bij hun achterban! Gauw zette ik het van mij af en even later reed ik samen met mijn zus naar Leeuwarden waarna we niet veel later naast zijn bed stonden. Mijn zus gaf Pa een kus en zei: “Nou Pa, je hebt ons flink laten schrikken! Zijn antwoord:
“Ja meisje, je zal weten dat je een ouwe vader hebt.”
De praatjes kwamen alweer terug en met het uur zagen we hoe er weer wat kleur op zijn wangen terugkwam.
Afgelopen vrijdag werd hij ontslagen uit het ziekenhuis en verblijft hij nog een paar dagen bij mijn broer in Workum. Gistermorgen stuurde hij weer een berichtje: ‘Goed geslapen, lekker ontbeten en nu lekker met mijn rug in de zon het blad ‘Schylge myn Lântse’ lezen.’
Van de week hadden we het er ineens over. Zo uit het niets. “Misschien moeten we ook maar eens zo’n noodpakket aanschaffen.” We doelden op de voorzorgsmaatregelen die geadviseerd worden vanuit de overheid, maatregelen die je nu alvast kunt nemen voor als we in een noodsituatie terechtkomen.
Een oorlogje of zo.
Of het moment dat je door omstandigheden totaal op jezelf aangewezen bent. Ik googelde direct even wat er in zo’n noodpakket eigenlijk zit. Sowieso chips wat mij betreft! Nou, dat werd nog een behoorlijk lijstje: water, noten, blikgroente, gedroogd fruit, powerbank, batterijen, zaklamp, kaarsen, lucifers, EHBO-doos mét gebruiksaanwijzing, dekens, fluitje, contant geld, hamer, zaag, kniptang, maandverband, natte doekjes, tandpasta en tandenborstel, kopieën van ID-bewijzen, lijstje met belangrijke telefoonnummers en reservesleutels van je huis en auto.
En ja, nu mag het: toiletpapier!
Voorheen overheerste bij mij vooral het cynisme. Dat begon al als dienstplichtig militair, gelegerd in Duitsland. We gingen een dagje uit, naar de Oost-Duitse grens. Niet om dat land binnen te vallen, maar puur om ons bewust te maken van de situatie waar we al jaren inzaten, de zogenaamde Koude Oorlog. Wij keken naar de militairen aan de andere kant van het hek, met hun Duitse Herders en wapens om de nek.
Zij keken naar ons.
Qua motivatie overheerste stoerheid: “Zodra de pleuris uitbreekt zijn we zijn niks meer dan kanonnenvlees.” Maar goed, we waren jong, onbezonnen en onervaren en hadden nog weinig van de wereld gezien. We hadden geen idee, hadden enkel nog de films gezien waar de helden zegevierden en de bezetters het nakijken hadden. Later kwamen pas de oorlogsfilms die dichter bij de waarheid kwamen, films die gruwelijk nauwkeurig ons het leed lieten zien. Maar het opvallendste was toch hoe de mens achter de militair werd belicht, met name de angsten die zij ervaarden. Zowel bij de ‘goeien’ als bij de slechten. .
Met al hun twijfels…
Mijn cynisme begon scheurtjes te vertonen, vooral na het zien van de beelden uit Berlijn, toen de Muur viel. Dat was wel een moment hoor, het wegvallen van de dreiging uit het Oosten. Op de een of andere manier was dit denk ik toch een vorm van opluchting, opluchting dat de vrede waar ik inmiddels alweer 25 jaar van genoot, gehandhaafd zal worden zonder wapengekletter. Het wereldbeeld zag er ineens heel anders uit, het bood voor velen weer perspectief. Het live concert van Roger Waters met zijn collega’s Bryan Adams, Joni Mitchell, Van Morrison, Cyndi Lauper en Sinéad O’ Connor in Berlijn, een jaar na de val van de Muur, maakte het sprookje af:
“Tear down the Wall, tear down the Wall!”
Sprookje ja, want ondanks dat men het concert afsloot met het lied ‘The Tide is Turning’ bleef de wereld niet bespaard van oorlogsgeweld. Alleen was het vaak een ver-van-mijn-bedshow en hadden wij er nagenoeg geen last van. Behalve dan de militairen die er naartoe gestuurd werden, die droegen het kruis voor ons durf ik wel te zeggen.
Oorlog, het klonk zo ver weg.
Ondertussen zijn we zo gewend aan onze vrede dat we toch wel sporen van arrogantie beginnen te vertonen. We zijn zo met onszelf bezig dat we vergeten dat het gevaar op de loer ligt. Zo heb ik ook altijd gedacht. Maar de twijfel begint toe te slaan, vooral omdat nu ook gebleken is dat ervan buitenaf aan onze democratische poten wordt gezaagd. Niet alleen in ons land maar overal om ons heen. Dat zagen aan die democratische poten gebeurt door lieden die op plekken zitten waar de macht uitgeoefend kan worden.
Dankzij datzelfde democratische stelsel!
Nu zien we over het algemeen dat het voornamelijk uit raaskallen bestaat maar toch, dit soort ongein moet echt niet onderschat worden. Het verleden heeft daar al hele sterke bewijzen voor geleverd. En daardoor weten we dat alleen gekken een oorlog beginnen.
En gekken zijn er, helaas, genoeg.
Je kan de vijand ook in de bek kijken door ernaartoe te gaan, bijvoorbeeld door te emigreren naar het Beloofde Land, Rusland bijvoorbeeld. Of te vluchten naar Portugal en je trouwe volgelingen in desolaat en met nóg meer wantrouwen naar alles en iedereen achterlatend.
Ik maak mij zorgen.
Voor het eerst in 60 jaar begin ik mij zorgen te maken. Of maakte ik mij er onderhuids al zorgen over, omdat ik in al die jaren heel bewust bezig ben geweest met de 4 mei herdenking. Was ik mij altijd al bewust van het feit dat vrede niet vanzelfsprekend is? Waren het mijn ouders die ons bewust hebben gemaakt dat vrede niet vanzelfsprekend is? Zij hadden immers recht van spreken want zij waren 6 en 11 jaar toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak.
Toen ik zo oud was speelde ik buiten, mij nog van geen ellende bewust.
Zij waren 11 en 16 toen de oorlog voorbij was en puberden dus voort op de puinhopen die achtergelaten waren. Naast het opbouwen van een samenleving waren ze het allemaal erover eens:
Dit nooit meer!
Maar ik maak mij ook zorgen over het groeiende aantal mensen welke zich losmaken van onze maatschappij en in veel gevallen, ook van hun familie en geliefden om hun heen. Vooral ontstaan uit wantrouwen en opgehitst door lieden op YouTube of afkomstig uit de duistere krochten van het internet, lieden die daar heel goed van kunnen leven.
Intriganten van de hoogste categorie.
Allemaal zorgen waar we eigenlijk niet mee bezig zouden moeten zijn. Dat zuigt energie uit ons, terwijl we juist de energie moeten gebruiken om te genieten van het leven, hoe cliché dat ook al klinkt. Gelukkig kan ik het nog wel opbrengen, mijn glas is halfvol en niet halfleeg. Want stel nu dat het allemaal met een sisser afloopt.
Dan blijven we zitten met ons noodpakketje.
Zonde! Daarom stel ik voor om een Nationale Noodpakket Dag in het leven te roepen. Dan gaan we allemaal de straat op met onze transistorradio’s, zetten de barbecue aan en eten en drinken we alles uit het noodpakket op, in combinatie met een lekker geroosterd stukje vlees, vis of groentepakketje.
Allemaal! Opdat we elkaar niet meer kunnen verliezen!
De deur werd dichtgegooid en dat was voor mij een teken dat er wat loos was. Want normaal roept ze dan van onderaan de trap naar boven: “Hooooiiii!” en sluit ze daarna de deur.
Een dingetje.
Ik laat namelijk overdag, als ik thuis ben, de deur van de trap naar de kamer openstaan. Hond Lobke weet dan dat ik niet ver weg ben en ze gaat dan rustig op de rand van de bank voor het raam zitten. Haar favoriete plekje. Mijn favoriete plekje is mijn (schrijf) kamertje boven. Eerder nam ik Lobke wel mee naar boven, maar inmiddels is ze zo gewend dat ze het beneden ook wel naar haar zin heeft.
Flopke.
Zo noemt mijn vader haar. Hij belde daags voordat we weer een weekendje naar hem toe gingen. “Welke boot komen jullie? En hoe doen we dat met eten? En gaat Flopke ook mee?” Lachend gaf ik antwoord: “Zaterdag met de 10 uur boot, ophalen hoeft niet want we nemen de fiets mee en Flopke gaat ook gezellig mee. Achterop! En zondag hoef je alleen rekening te houden met ons bij het ontbijt, de rest van de dag regelen we zelf.”
“En we nemen Groninger asperges, ik maak een heerlijk asperge-maaltijd.”
De asperges klonken als muziek in zijn oren. “Nou, daar kan ik mij wel op verheugen!” Zei hij. “Tot zaterdag!”
Ik liep snel naar beneden, schoorvoetend en op mijn hoede. In mijn hoofd een enorme bedrijvigheid, de vragen schoten van links naar rechts en van rechts naar links. Waarom gooide ze de deur dicht? Of was het de tocht? Ja, het was de tocht, ze smijt nooit met de deuren. Toch? Had ik het aanrecht wel netjes? En de vaatwasser. Die had ik toch leeggemaakt? Of was dat gisteren, ben ik war? Nee, gister moest ik werken, vandaag was mijn enige vrije dag deze week. Mijn schoenen. Had ik mijn schoenen weer uitgeschopt en lagen die weer in de weg achter de voordeur? Had ik haar iets beloofd iets te doen? Ze weet toch dat ze dat ruim moet nemen? Ze weet toch dat ik altijd even wennen moet aan een belofte, dat die net als bij een bevalling als het ware even in moet dalen…
Spontane acties bij mij kunnen soms wel weken duren.
Of was het omdat de kamerdeur weer open stond. Dat vindt ze niet handig van mij want dan vliegt de warmte het huis uit, via de trap naar het open raam in de badkamer. Of had ze gezien wat we gingen eten, snijbonen met een schnitzel? Maar dat wist ze toch? Dat had ik gisteren nog gezegd en haar antwoord was “Lekker! Met komkommer in het zuur?”
“Tuurlijk skettesket, mét komkommer in het zuur!”
Vanaf de wc hoorde ik haar, mopperend, dat ze zwaar teleurgesteld was. Ik wilde nog roepen: “In wie?” Maar bedacht mij nog net. Want er was/ is niemand anders in dit huis dus ze moest wel in mij teleurgesteld zijn! Dat kon niet missen! Ik nam plaats aan de eettafel en hield mij gedeisd, durfde niet eens meer op mijn telefoon te kijken, staarde voor mij uit, wachtend op wat komen zou.
Storm of hooguit wat motregen?
“Ja, voel jij je maar schuldbewust! Ik ben heel teleurgesteld in je!” zei ze toen ze de kamer inliep. Nadat ze mij passeerde zonder de gebruikelijke kus wist ik dat ik zwaar in de problemen zat. Zwijgen was nu het slimste wat ik kon doen, maar ik koos natuurlijk voor het verkeerde:
“Lieverd, waarom ben je teleurgesteld in mij?”
“Dat is nog het ergste! Je weet niet eens waarom ik teleurgesteld ben in je, je hebt geen flauw idee zeker?”
……
Ik had wel een vermoeden, maar weigerde dat uit te spreken want daarmee zou ik zout in de open wond strooien. Dat zou dan nog meer recht doen aan haar teleurstelling en ja, dat staat gelijk aan toegeven en daar had ik nu geen zin meer in. En ik was nu ook teleurgesteld vanwege het feit dat zij teleurgesteld was.
En dat mij erg duidelijk liet merken.
Nadat de ergste stoom afgeblazen was kwam de aap uit de mouw, de aap die ik verwacht had. Zij had verwacht dat ik die dag de twee Catalpas die in de voortuin staan, zou gaan snoeien. Dat had ze twee weken eerder al op een briefje geschreven, plus de Cortaderia uit de grond trekken en het grofvuil naar de stort brengen. Mijn smoesjes had ik inmiddels al klaarstaan, bedacht vanaf het moment dat beneden de deur werd dichtgegooid: “Ja lieverd, maar het weer leende zich er nog niet voor. Ik doe het heus een dezer dagen, komt allemaal goed!”
“Het was vandaag prachtig weer! En je had vrij..”
“Ja, een dagje maar..” probeerde ik nog in te brengen, noem het onvermogen. Want zoiets tegen een vrouw zeggen is vragen naar de bekende weg. “Oh, dus op je vrije dag hoef je niks te doen? Dat zal ik onthouden. Dan doe ik de volgende keer niet de was en dan strijk ik ook niet want het is mijn vrije dag.”
Hier viel niks maar dan ook niks op in te brengen.
Nadat het stormpje weer was gaan liggen werd het als vanzelf weer wat lichter om ons heen en verliep de rest van de avond in vrede. Toen ik afgelopen donderdag mijn stukkie voor zondag al klaar had, snoeide ik voordat ik aan mijn avonddienst begon de Catalpa’s, bond de takken bij elkaar, legde deze in de garage en Appte een foto naar vrouwlief.
De hartjes en kusjes die zij terugstuurde waren overweldigend!
We waren weer in evenwicht. De reis naar Terschelling, naar mijn vader, verliep ook harmonieus. We reden op tijd weg, hadden bij Stad geen centje pijn van de werkzaamheden en de bootreis verliep kalm.
Die avond kookte ik voor mijn vader, zuslief en geliefde.
Asperges uit Groninger bodem: aspergesoep, asperges met ham en gerookte zalm, krieltjes en zelf getikte Hollandaisesaus. Het toetje bestond uit Friese aardbeien, niet de Groningse versie want die waren er nog niet klaar voor. Ze vonden het erg lekker.
Vrouwlief ook. Dat herhaalde ze vervolgens nog een keer of tien!
Zodra de lente in de lucht zit zie je overal om je heen meer energie ontstaan. In flora en fauna maar ook bij de mens. Tijdens het uitlaten van de hond werd mijn pad al een paar keer doorkruist met achter elkaar aan vliegende musjes, onder luid getjilp.
Die hadden er zin in!
Wij hadden twee weken geleden zin om de zaterdag door te brengen in Den Haag. Ons gezin had nog een etentje tegoed ter gelegenheid van mijn 60ste verjaardag. Dat was begin januari en omdat ik die verjaardag door mocht brengen in het Seinhuisje op Terschelling hadden de kinderen nog wat tegoed. Want, enthousiast als ze kunnen zijn, wilden zij ook naar Terschelling, maar daar had ik een stokje voor gestoken want ik wilde optimaal kunnen genieten van ons verblijf.
In alle rust!
Dat ging onder protest, maar toen ik aangaf dat we naar Den Haag zouden komen voor een etentje werden de gemoederen wat rustiger. Dat had wel wat voeten in de aarde want voordat we een datum hadden afgesproken waarop al het kroost kon, zaten we al in half maart. Daar kwam ook weer wat gemopper op, maar toen ik zei dat ik van plan was om nog het hele jaar 60 jaar te blijven, kreeg ik de gemoederen opnieuw weer rustig.
Het is ook allemaal wat!
We vertrokken tegen acht uur nadat we eerst bonuszoon en zijn vriendin hadden opgepikt. Als ex-korporaal menagemeester had ik de broodjes voor onderweg al gesmeerd en lagen de stroopwafels geduldig te wachten tot de koffiestop, bij het tankstation net voor de Ketelbrug want die tappen van die lekkere koffie. Rond elf uur waren we ter plekke, bij mijn oudste zoon en zijn vriendin, de ouders van kleindochters Roméline (3.10 jr) en Félou (0.3 jr).
Door ons liefkozend Lientje en Loetje genoemd.
Lientje zat onder de vlekjes, ze had de waterpokken te pakken, maar ze was niet ziek genoeg om ons allemaal te knuffelen, inclusief dansjes en een hoop vrolijkheid. Na alle begroetingen moest ik met Lientje naar buiten. Ze wilde laten zien dat ze al fietsen kon. Ik moest haar nog wel in het ‘luchtledig’ vasthouden maar waarachtig, ze fietste! Dat was voor haar een inspanning maar voor mij helemaal. Gelukkig had ze er na één rondje al genoeg van en kreeg ik gelegenheid om bij te komen. Ik wilde nog voorstellen om het rollenspel te doen welke wij bij het laatste bezoek ook gedaan hadden:
Opa als baby en Lientje als Mama.
Maar het volwassen gezelschap vond dat niet zo’n goed idee, dat vonden ze ongezellig en ze wisten natuurlijk dat ik gewoon even een dutje wilde doen. Het was mij niet gegund deze keer. Na de lunch maakten we een wandeling naar het huis van mijn middelste zoon en zijn vriendin. Hij heeft na 27 jaar het nest verlaten. Ik was, en vele generatiegenoten, 20 toen ik uitvloog.
De woningnood vertraagd veel uitvliegers.
Inmiddels had jongste zoon met vriendin zich ook aangesloten bij het gezelschap en waren we nagenoeg compleet, Lientje deed met haar moeder een middagdutje omdat ze natuurlijk niet optimaal fit was door al die jeukende vlekjes. Ondertussen kreeg ik een biertje in mijn handen gedrukt van mijn middelste zoon die ik, terwijl ik eigenlijk nog in de koffie modus zat, met smaak opdronk. Dat had natuurlijk ook te maken met de omstandigheden, het feit dat we weer even allemaal bij elkaar waren én omdat we lekker uit eten gingen.
Een keertje niet koken is ook wel eens leuk.
Oma had Loetje met kinderwagen en al in het tuintje gezet, heerlijk in het nog fris winterse zonnetje. Dat deed mij denken aan hoe mijn moeder ooit mijn pasgeboren zus in de kinderwagen buiten zette, op het grasveld. Totdat een al te nieuwsgierige koe passeerde en het niet kon laten om zijn snuivende, natte neus in de kinderwagen te steken. Mijn moeder zag het net op tijd, gaf een gil waarop de koe snel wegsprong naar veiliger graasgebieden om het boerenerf.
Er schoot mij wat te binnen.
Zij had het niet zo op koeien. Want toen ik een aantal jaren terug haar onder dijk voortduwde in de rolstoel zag ze aan de overkant van de sloot een aantal koeien staan, met de konten naar ons gericht. Dat zag er niet zo fraai uit maar ik nam er geen aanstoot aan. Mijn moeder wel: “Bah, vieze koeien, bah! Ik vind ze stom” De jonge eendjes die achter hun moeder aanzwommen in de sloot deed haar humeurtje omslaan:
“Ah, wat liefff!”
Loetje kreeg ook een blik op haar geworpen, haar vader tilde haar uit de kinderwagen en nam haar mee naar binnen. Wij keken er lachend naar, want hij is gewoon bezorgd, bang dat ze kou zou vatten of bang voor het fijnstof in de lucht.
Opvoeden is in elke generatie aan veranderingen onderhevig.
Tegen vijf uur zaten we allemaal aan tafel, tien volwassenen en twee leutje wichtjes. Dat noemen ze een rijkdom en dat snap ik ook wel terwijl ik om mij heen keek en iedereen gezellig met elkaar zag praten. Nu stond de oudste zoon op en kreeg ik alsnog de felicitaties. Eerst een mooie kaart, een zeer kleurrijke en creatieve creatie van Lientje die mij nu met een grijns van oor tot oor aankeek en daarin geschreven de volgende vraag:
Hoe het gesteld is met mijn hoogtevrees.
Ik voelde even nattigheid. Ze willen mij laten parachute springen, schoot er door mij heen. Ik gaf nu een afwachtend antwoord: “Mwah..hangt ervanaf..” Er werd nu hard gelachen. Ik kreeg nu nog een envelop en daarin zat het cadeau:
Een cadeaubon voor een helikoptervlucht!
Ik voelde alle ogen op mij gericht, want ze wisten allang wat er nu komen zou, namelijk tranen en snotteren. Vrouwlief keek mij liefdevol aan, ze zat natuurlijk in het complot en ze kent mij.
Oké, het is niet zo duurzaam. Maar wel ontzettend gaaf!
In de loop der jaren heb ik wel geleerd dat veel dingen wederkerend zijn. Zo zijn we sinds afgelopen woensdag weer begonnen aan een nieuwe lente, mijn 60ste editie om precies te zijn, mede dankzij het Rijksvaccinatieprogramma in ons land. Daar ben ik enorm dankbaar voor, net als Maarten van Roozendaal de lente ooit zo mooi gezongen heeft in het lied ‘Mooi’:
‘Ach, ik ben goddank dus nog een keer een jonge lente waard’
Maar met het ouder worden zijn er wel wat dingen die ik loslaten moet, puur omdat de tand des tijds haar werk doet en waar elk mens mee te maken krijgt. Zo had ik mij een paar jaar geleden er al bij neergelegd dat mijn ouders niet meer bij ons in Groningen langs zouden komen. Dat zou een te grote impact zijn geweest op het welzijn van mijn aan Alzheimer lijdende moeder die 94 jaar mocht worden, mede dankzij alle vaccinaties. Maar de minste verandering in haar omgeving kon al verwarrend voor haar zijn. Ik kon mij daar prima in vinden.
Geen verwachtingen, het loopt zoals het loopt.
Om de doodeenvoudige reden dat mijn vader op leeftijd is. Juist dan kan reizen best wel vermoeiend zijn en dat begreep ik volkomen. Maar het loopt zoals het loopt.
En het liep anders.
Mijn vader, bijna 90 jaar en nog gezond van lijf en leden mede dankzij alle vaccinaties die hij kreeg in zijn leven, had wat aan zijn ogen. Na een bezoek aan de afdeling Oogheelkunde in het MCL, werd hij doorverwezen naar het UMCG. Afgelopen maandag werd hij daar om 9 uur verwacht en ja, aangezien hij op een eiland woont, betekent dat je dan een dag eerder weg moet, zondag dus. Zuslief bracht hem naar de boot, de boot van half een. Hij zou dan tegen half drie in Harlingen zijn. Toen wij in de auto stapten om naar Harlingen te rijden, belde mijn zus.
Hij zat aan boord maar vraag niet hoe.
“Pa moest via het autodek in verband met de werkzaamheden aan de haven. Ik hoop dat het goed gegaan is want het was smoordruk, geen idee waar al die lui vandaan kwamen.” Balen, want Pa wilde een tukkie doen aan boord, zoals hij al jaren gewend is te doen na het middageten. Toen wij hem even later van de boot zagen komen was dan ook mijn eerste vraag aan hem hoe de reis gegaan was. “Ja, dat ging wat anders dan anders,” zei hij, “we moesten via het autodek aan boord en omdat de lift werd gebruikt door de hondenbezitters moest ik de trap nemen. Op de eerste verdieping zat alles al vol en moest ik weer traplopen. Gelukkig kon ik daar nog een plekje vinden, aan een tafel waar nog één stoel vrij was.”
“Ging dat wel Pa, al dat traplopen…En nu kon je zeker ook niet even je ogen dichtdoen?” vroeg ik bezorgd.
“Och jongen, dat ging prima. Die trappen hebben aan beide kanten een leuning, dat heb ik thuis niet eens! En ik was mij bewust dat als ik zou vallen, wel opgevangen zou worden door de meute die achter mij de trap op liep! En dat tukkie was héérlijk, ik heb geslapen als een marmot! Ik sluit mij gewoon af van al dat volk. Die zaten ook allemaal te loeren op hun telefoon, dus ik hoefde ook niet met ze te praten. En slapen kan ik overal, dat heb ik wel geleerd in militaire dienst.”
“Daar leerde je zelfs om staand te slapen!”
“Ondanks dat je momenteel slecht ziet, zie je altijd wel weer een lichtpuntje hè Pa!” Zei ik lachend. En trots! Hoe die man in het leven staat kan ik erg waarderen. Positief, ziet in elk nadeel wel weer een voordeel, heeft rechtvaardigheid hoog in het vaandel staan, heeft een realistische kijk op zaken, maar weet altijd goed te luisteren naar argumenten die anders zijn dan de zijne, waardoor hij zijn mening wil aanpassen.
Dat laatste niet altijd hoor, maar je mag best een beetje eigenwijs zijn in het leven.
Even later reden we naar Workum voor een bezoek aan mijn broer en zijn vrouw en iets na zessen waren we weer thuis. Mijn vader zag direct de veranderingen aan en in ons huis: “Wat een mooie kast.” Ik vertelde hem dat die uit die Zweedse winkel kwam en dat wij hem in goede harmonie in elkaar gezet hadden.
“Dan zit het in jullie relatie wel goed!” zei hij gevat.
Na het eten van een heerlijke Chinese rijsttafel ging hij sport kijken en hoorden we al gauw de nodige snurkjes. Even bijkomen van de dag en Ajax is momenteel toch niet om aan te zien. Wij hadden ons bed aangeboden in verband met een wc op dezelfde etage, maar daar wilde hij niks van weten: “Ik loop ook elke dag een rondje over de dijk, inclusief de trap om erop te komen.”
Geen speld tussen te krijgen.
Later die avond keken we samen PSV- FC Twente. “Die scheidsrechter snapt het niet!” Was de analyse van mijn vader. Kenneth Perez bevestigde deze analyse in de nabeschouwing.
De volgende dag waren we om half 9 in het UMCG. Na het inschrijven liepen we richting Oogheelkunde. Hij vond de medewerker die hem inschreef er keurig uitzien: “Hij had ook een mooi overhemd aan met oranje in de kraag. En zo vriendelijk. Ook was hij zeer te spreken over de medewerkster die hem prepareerde voor het onderzoek, ‘Zuster Suzan’.
Hij wist zelfs haar naam nog.
Zij was onder de indruk van zijn fitheid. “Dat komt omdat het altijd zo waait op een eiland. En ik word chemisch in stand gehouden en heb hulpoortjes!” antwoordde hij, een wees naar zijn medicijnlijstje en zijn gehoortoestel. Even later reden we weer terug naar de Harlingen Haven en ik dacht terug aan mijn puberjaren, aan wanneer ik op mijn (terechte) donder kreeg van mijn moeder:
“Wacht maar tot je vader thuiskomt, dan zwaait er wat!”
Vlak voordat hij aan boord ging, keek hij nog even om en zwaaide.
Het is de tijd van de transparantie, de tijd dat we alles bespreekbaar moet zijn. Dat we transparantie willen komt door het wantrouwen naar alles en iedereen, gevoed door figuren die daar garen bij spinnen en die zich als een olievlek over het land verspreidt. Want tegenwoordig weet iedereen het beter. Het is wel te vergelijken met de meningen over het Nederlands Elftal: er is niet een Coach, maar er zijn 18 miljoen Coaches. Nu kan dat niet zoveel kwaad, het is maar een spelletje en je kan er lekker over lullen in de voetbalkantine of in de dagelijkse koffiepauzes.
Ook al hebben de meeste betweters het nooit verder geschopt dan 5e klasse KNVB.
Doordat we alles (denken) beter te weten worden we ook steeds eigenwijzer en daarmee in veel gevallen ook vervelender voor onze omgeving. Maar goed, transparantie is natuurlijk bedoelt om achterkamertjes te openen en het vaak op de werkvloer voorkomende ‘met twee maten meten’ bloot te leggen, uit te roeien. Enkele politieke partijen hebben daar handig op ingespeeld en kregen daarmee menig kiezer op hun hand.
Want het moest anders.
Nieuwe bezems vegen schoon moesten ze gedacht hebben, maar ondertussen weten we dat er altijd nog wat rotzooi blijft liggen, in de naden en kieren van de samenleving. Want politiek is niet enkel zwart-wit, maar heeft alle kleuren van de regenboog.
Heel divers, dat dan weer wel!
Wat ik wel een mooie ontwikkeling vind, is hoe we met elkaar omgaan op de werkvloeren. Dat moet anders, veiliger en zonder machtsmisbruik. Daar durf ik wel wat over te zeggen na 45 jaren rondgelopen te hebben op die werkvloeren. De eerste 20 jaar werkte ik in de keuken als kok en daar ging het er soms stevig aan toe. Toch heb ik in al die jaren maar één keer iets grensoverschrijdend meegemaakt. Gelukkig zonder daar iets aan overgehouden te hebben.
Terwijl het natuurlijk absoluut niet door de beugel kon.
Het speelde zich af op een mooie zomeravond en ik was nog leerling-kok. We hadden die avond drie keer het restaurant vol gehad met gasten en was ik, samen met de andere leerling aan de schoonmaak begonnen. Werkbanken opruimen, de vloer schrobben en droogtrekken. De Chef-kok hield zich bezig met de bestellingen. Tijdens het schoonmaken vonden we een tennisbal van de hond van de baas en al gauw liepen we voetballend door de keuken en hadden we de grootste lol.
“Jongens, kap daarmee!” riep de Chef.
Na de derde waarschuwing kwam hij op mij af, niet bewust, maar ik stond gewoon het dichtstbij. Vervolgens kreeg ik een klap in mijn gezicht, verloor daardoor mijn evenwicht en viel naar achteren. De slagroommachine brak mijn val maar het apparaat gleed van de balie af op de grond en er volgde een enorme knal.
Hard genoeg om de baas die aan de stamtafel zat, te waarschuwen.
Hij rende de keuken in en vroeg verschrikt wat er loos was. De Chef reageerde direct, nam alle schuld op zich alleen verdraaide wel een klein beetje de waarheid: “Mijn schuld!” zei hij, “ik gleed uit en viel tegen Arjen aan en die viel op zijn beurt tegen de slagroommachine. Maar het is mijn schuld!” benadrukte hij nogmaals.
Samen met de Chef zette ik de slagroommachine weer op zijn plek.
Er zat wel een deukie in de wand van de machine, maar ik kon geen letsel vinden aan mijn gezicht. Waarmee het voor mij afgedaan was, vond het wel verdiend want we waren echt aan het kloten. Misschien noemen ze dit een harde les in luisteren, geen idee, maar ik heb er niks aan overgehouden in mijn verdere leven. En qua werksfeer werd het er absoluut niet slechter op, integendeel, ik denk nog met plezier terug aan deze Chef. Ik keur het natuurlijk wél af!
In het licht van de huidige tijden.
Maar er is ook een andere soort ‘onveilige’ werkvloer, die van de geniepige, narcistische leidinggevende. Zo’n leidinggevende heb ik ook gehad en dat was vooral mentaal een pittige toestand. Deze persoon was een meester in het manipuleren en dat deed hij vooral om zijn eigen straatje schoon te houden. Jaren en jaren achtereen zorgde hij ervoor dat er een angstcultuur heerste, wist hij collegialiteit in de kiem te smoren en zette hij mensen tegen elkaar op. Wanneer er een werkoverleg aanstaande was ging hij al daags tevoren sommige collega’s uithoren of er ook wat speelde op de werkvloer, zodat hij goed beslagen de vergadering inging. Meestal werd wat ingebracht werd dan ook afgekeurd want er waren dan uiteindelijk te weinig voorstanders. Dit gebeurde allemaal buiten het zichtveld van de hogere bazen op de werkvloer.
Of als je er toch een melding over maakte dan reageerde men verbaasd.
“Nou, je bent de eerste die hiermee komt.” Was een veel gehoord antwoord. Daarom moest ik ook zo lachen over die toezichthouders van omroep WNL: “Onze deur staat altijd open.” Dat kreeg ik en mijn collega’s ook altijd te horen. Maar ondertussen durfde niemand meer aan de bel te trekken en werd de drempel van die open deur alleen maar hoger en hoger.
Gelukkig is er een gedragsverandering gaande op de werkvloeren, een goede ontwikkeling.
Overal om ons heen vallen zowel mannelijke als vrouwelijke leidinggevenden van hun sokkel en kunnen we ondertussen wel spreken van een flinke cultuuromslag, blootgelegd doordat steeds meer mensen er melding van willen én kunnen maken.
De zelfzuchtigen onder ons verliezen steeds meer terrein.
Zuiver op de graat is niemand, ‘wie zonder zonde is werpe de eerste steen’ zei ene Johannes ooit. Maar als belangrijk persoon of omdat je een belangrijke functie hebt, heb je wel je verantwoordelijkheden die gelukkig steeds beter begrensd zijn. Zoals bijvoorbeeld je macht niet misbruiken door bijvoorbeeld te zeggen dat je op moet passen voor je baan.
Dat heb ik zelf meegemaakt.
Terwijl er genoeg werkvloeren zijn waar men wél weet hoe om te gaan met het personeel. Die heb ik gelukkig ook meegemaakt, leidinggevenden die het personeel niet als poppetjes zagen maar als mensen.
Vorige week zondag was echt zo’n dag dat we allemaal weer even losgelaten werden, dat we eindelijk weer eens naar buiten konden. ‘Mét zonder jas’ zoals mijn kinderen dat altijd zo mooi zeiden. Net als in dezelfde trant van wanneer ze op de fiets zaten en de handen los hadden van het stuur:
“Kijk papa, mét zonder handen!”
Maar we konden weer even naar buiten omdat de weersomstandigheden daartoe uitnodigden. Een vooraankondiging van het voorjaar denk ik dan, waar velen die dag dan ook graag gebruik van maakten. Heel veel mensen pakten lekker de fiets of maakten gebruik van de kuierlatten, anderen gingen een stukkie toeren. Ik zag zelfs de eerste cabrio rijden, met daarin een chauffeur die je eigenlijk wel uittekenen kan: Blauw overhemd, sweater om de nek, wit petje op en uiteraard de zonnebril.
Met ernaast een zonnebank gebruinde dame.
Ik oordeel niet, ik vooroordeel enkel. Zij zullen vast over ons, zestigers op de e-bike, ook wel een mening hebben. Maar dat mag, we wonen immers in een vrij land. Of laat ik het anders zeggen, we wonen nóg in een vrij land want de vijand ligt op de loer. Een lastige gedachte voor de meeste mensen onder ons omdat zij hun hele leven al in vrijheid geleefd hebben. Voor mij is dat inmiddels al 60 jaar en een beetje en dat besef ik mij elke keer weer als ik de ellende van de oorlogen om ons heen zie.
Die vrijheid wordt nog wel eens vergeten.
We worden er laconiek in. Maar vrijheid is niet vanzelfsprekend. Dat leerden wij van onze ouders en grootouders want zij hebben wel een oorlog meegemaakt. De impact daarvan is enorm en zelfs zo erg dat erover praten al verschrikkelijk pijnlijk kan zijn. Wat hun meegemaakt hebben en wat ze gezien hebben blijft schuren, blijft altijd op de achtergrond aanwezig.
En juist nu denken ze erover om het testen van dat irritante luchtalarm af te schaffen!
Want het kan moderner, via een (nóg irritanter) NL-alert komt dan een melding binnen op je telefoon. Prima hoor, ik hou van technische snufjes, maar toch lijkt het mij een typisch geval van de goden verzoeken. Vooral nu we weer terug lijken te gaan naar de tijd van de Koude Oorlog, een periode die in het verleden al veel spanningen opleverde. Toen in 1989 De Muur viel, kregen we weer hoop, geloofden we even in wereldwijde vrede en zagen we Oost en West elkaar in de armen vallen.
Valse hoop blijkt nu.
Daarom zou ik nog even wachten met het weggooien van de oude schoenen. En ik vraag mij af of iedereen wel een telefoon heeft! En zo ja, hoe zit het met het bereik? Moet je op zolder gaan staan of in een boom klimmen om het Alert te kunnen ontvangen? Ontstaat er geen ‘batterij-stress’, of de telefoon wel voldoende opgeladen is? En heeft iedereen wel genoeg data in de bundel? Wat als de telefoon net voor de rampspoed in het toilet gevallen is? Of stel dat je net van een crematie komt en het geluid van je telefoon staat nog uit?
Wat als de stroom uitvalt?
Vooral die laatste zou ons zorgen moeten baren, want ons stroomnetwerk raakt voller en voller. Logisch, want we verbruiken steeds meer elektriciteit omdat we onze huizen volstouwen met elektrische apparaten. Vaak gecombineerd met een slimme App die van alles in en om het huis kan bedienen. Zo bedienen wij hier thuis de verwarming op afstand. Als we een dagje of weekendje weg zijn geweest, zet mijn vrouw op de terugreis naar huis al tijdig de verwarming aan. En ze doet ook een paar lampen aan zodat we niet in een donker en koud huis terechtkomen.
De App slaat nog net niet het bed open!
Dat afschaffen van het maandelijks luchtalarm deed mij een beetje denken aan Gerrit Zalm, toen hij nog minister van Financiën was. Dat was begin deze eeuw en ik zat nog in de jonge kinderen, kinderen die zich langzaam aan het voorbereiden waren op een digitale wereld. Het was de tijd dat het krijtbord plaats ging maken voor het digibord. Natuurlijk wilde ik ook meegaan met deze moderniteiten en maakte daarom dankbaar gebruik van het pc-privé project, het project waarmee je redelijk goedkoop een computer kon aanschaffen. Dat was voor mij, alleenverdiener, een betaalbare manier om een computer aan te schaffen. Echter, in 2004 werd dit voordeel voor veel huishoudens afgeschaft door de minister, want: “Iedereen heeft inmiddels wel een computer in huis.” zei Zalm, op zijn bekende bekken trekkende manier.
Ik vond dat stilstand in de vooruitgang.
Ik kom nog steeds mensen tegen die niks met al dat digitale hebben, ouderen maar ook leeftijdgenoten van mij. Daarom zou ik nog even wachten met het weghalen van die sirenes. Want met al die gekken op deze wereld is de kans op oorlog misschien nog wel groter dan de kans op een bosbrand.
Opdat wij niet vergeten!
Want het gekke aan vrijheid is dat je ervoor moet blijven vechten, het is echt niet online te koop op of zo. Die vrijheid herdenken we elk jaar weer. Dan zijn we twee minuten stil, stil bij al die mensen die voor onze vrijheid gevochten hebben. Helaas lijkt het erop dat steeds meer jongeren niks meer weten over de jaren 30 en welke ellende daar allemaal uit voortkwam. Ik hoop daarom oprecht dat de scholen er extra aandacht aan gaan besteden. Maar ik vind ook dat dit thuis gebeuren moet. Ga samen met je kroost naar al die oorlogsfilms kijken die elk jaar in deze tijd van de plank gehaald worden.
Boeken lezen willen ze toch niet meer..
Misschien dat ze dan, als ze naar buiten gaan op een mooie voorjaarsdag ‘met zonder jas’, net als wij ‘ouderen’ die al jaren kunnen genieten van vrijheid, zich meer gaan beseffen wat vrijheid inhoudt. Zonder bang te hoeven zijn voor een kamikaze-drone die zich op een gebouw stort. Of bang te hoeven zijn om op een mijn te trappen tijdens een potje voetbal op dat veldje verderop.
“Opa, jij bent baby en ik ben Mama.” Vervolgens pakte kleindochter Lientje (bijna 4 jaar) mijn hand en leidde mij naar boven, naar haar Prinsessenkamer. Nog een beetje moe van het autoritje, Winschoten- Den Haag, zag ik tot mijn grote vreugde dat Lientje tegenwoordig een groter bed heeft. Ik zag mijn kans schoon en zei met een piepend klaagstemmetje:
“Baby moe, baby slapen!”
En ging daarna op bed liggen, in de wetenschap dat haar vader en moeder er ook wel eens bij gingen liggen als er voorgelezen moest worden of als de kleine wat moeilijk in slaap kon komen. Voor mij een herhaling van zetten, want toen mijn jongens nog klein waren lag ik er ook vaak even naast, om voor te lezen of wanneer ze wat moeite hadden om in slaap te komen. Vooral dat laatste hielp altijd.
Ik sliep zo!
Dan werd ik soms uren later wakker. Mijn jongste zoon heb ik zelfs een keer bijna geplet tussen muur en matras. Gelukkig heeft hij daar niks aan overgehouden, denk eerder dat hij het altijd wel gezellig vond. Hij heeft ook eens een keer tijdens zo’n voorleesmoment, althans, nadat ik voorgelezen had en weer in slaap gevallen was, mijn hele rug bewerkt met viltstiften. Daar kwam ik de volgende dag pas achter op het werk. “Wat heb jij nou allemaal op je rug!” vroeg een collega aan mij tijdens het omkleden. Via een spiegel zag ik het kunstwerk, een zeer kleurrijk geheel waar mijn jongste zoon goed zijn best op gedaan had.
Categorie abstract.
Terwijl ik lekker op mijn zij lag vroeg ik in mijn beste babytaal of Mama een verhaaltje wilde voorlezen. Nou, dat wilde ze wel: “Ja hoor schat”. Ze pakte een boekje uit haar boekenkast en ging daarna zowat boven op mijn hoofd zitten, ik kon nog net op tijd mijn bril afdoen. Die bril was natuurlijk weer interessant. Ze pakte hem uit mijn hand en zette hem daarna op haar neus en begon met voor te lezen, nou ja, op haar manier dan.
Ze zong het voor.
Onnavolgbaar voor haar oude opa, ze haalde allerlei liedjes door elkaar of verzon de helft, maar zolang zij er lol in had vond ik het goed. En zoals ik al zei, zolang zij aan het moederen was kon ik lekker bijkomen van de reis. Nadat enkele leesboekjes uitgezongen waren, stapte ze van bed af en deed ze de gordijnen dicht:
“Zo schat, ik doe de gordijnen dicht dan kun je lekker gaan slapen.”
Mijn powernapje was ineens voorbij! Ik wilde natuurlijk niet echt in slaap vallen want we kwamen natuurlijk kijken naar haar pasgeboren zusje, Loetje (vandaag precies 58 dagen jong). Voor de tweede keer dit jaar. De eerste keer was kort na haar geboorte, toen zijn we heel even geweest want ze was iets te vroeg geboren. We beperkten ons toen alleen tot even kijken, omdat ze even wat langer nodig had om te landen op deze wereld.
Zonder knuffels, maar omgeven door liefde.
Nadat we aangekomen waren duurde het dan ook niet lang voordat oma haar kleindochter in de armen had. Lientje kroop er direct bij want ze had Oma Muis al een tijdje niet gezien, Oma Muis uit het land Groningen. Mijn vrouw is al helemaal gewend aan haar nieuwe titel, voor mij blijft het nog wennen al dat grut. Wellicht omdat het meisjes zijn, die zijn toch weer net even anders.
Als vader van drie jongens.
Maar goed, het blijven kleine kinderen en ik vind het machtig om mee te gaan in de fantasie van het kroost. Ik geniet ervan om bijvoorbeeld mij voor te doen als koekiemonster: “Ik ruik koekies!” grom ik dan waarna ik snuivend en stampend om mij heen begin te kijken en er geheid een mini nageslacht gillend door de kamer begint te rennen. Soms gaan we er ook een heel weekend heen en als ik dan op zondagmorgen de kans krijg om even de muziek te bepalen die uit de speakers komen, dan zet ik klassieke muziek op en dans ik de kamer door. Daar slaat Lientje ook op aan en zwierend als een danseres en zwaaiend met haar armen op de muziek, danst zij dan achter mij aan.
Klassieke muziek op de zondagmorgen was standaard bij ons thuis toen ik nog een jonkje was.
Maar ik kan mij niet herinneren dat ik zwaaiend en zwierend achter mijn vader aan danste. Die was meer van het dirigeren vanuit zijn stoel, terwijl hij even zijn boek of krant had neergelegd. Tegen het middaguur zette mijn vader elpees op van cabaretiers op, onder anderen van Toon Hermans, Wim Sonneveld of Henk Elsink. Of als mijn moeder het bepalen mocht, de elpee Hoogtepunten van de Lage Landen, met onder anderen Jenny Arean, Ramses Shaffy en Conny Stuart, liedjes die we allemaal mee konden zingen.
De middag was voor de radio, Langs de Lijn.
Pas om vijf uur ging de televisie aan want dan kwam Frits van Turenhout die op zijn bekende wijze de voetbaluitslagen voorlas. Vooral hoe hij de nul uitsprak: ‘null- null’.
Maar dat ligt achter ons.
Ik sprong uit het bed van het meiske dat nog een hele lange toekomst voor haar heeft liggen. “Mama, baby wil naar beneden, baby wil drinken hebben.” “Oh schatje, wil je naar beneden? Maar dan moeten we nog wel even je tas inpakken!” Ze hing mij zo’n damestasje om de nek en zocht daarna tussen al haar spulletjes, om die vervolgens in het tasje te proppen. Er ging van alles in, zoals een plastic hamburger, een grote pop, een boekje, een kleinere pop erin en de grote pop eruit, een portemonneetje en nog een plaatje waar ze allemaal stickertjes op had geplakt.
Die was voor Oma zei ze.
Daarna gingen we samen naar beneden alwaar ik weer Opa mocht zijn want ik kreeg Loetje in mijn armen, plus een flesje melk. Dát was effe wat, zo klein! Ik wist mij even geen houding te geven.
Lientje kwam gezellig naast mij zitten. Alsof ze zeggen wilde: “Het komt allemaal goed.”
Sinds wij een hond hebben valt het mij op dat ik steeds op mijn tijdlijnen geconfronteerd word met informatie/ advertenties over en voor honden. Logisch, want we zoeken nog wel eens wat op over de hond op het internet en dat is allemaal data, het nieuwe goud zoals men wel eens zegt. Niks complottheorie, gewoon de harde werkelijkheid.
Het digitale tijdperk.
Op mijn tijdlijnen belast men mij met allerlei wetenswaardigheden over de hond. Zo weet ik nu hoe een kwetsuur te herkennen is bij een hond. Of waarom een hond zich steeds krabt. Of waarom het platte ontlasting heeft. Of waarom een hond ‘sleetje’ rijdt. Of waarom een hond plat gaat liggen als je hem of haar wilt aaien. Of juist steeds weer bij je wegloopt als je het dier wilt aaien.
Elke dag wijzer.
Maar de interesse daarvoor is natuurlijk ook aangewakkerd, door het hebben van een hond ga je je er ook in verdiepen. Voorheen hadden we daar niet echt die voelsprieten voor, die waren meer gericht op onszelf, de kinderen en de kleinkinderen. En natuurlijk alle mensen om ons heen, van familie en vrienden tot en met collega’s.
Kortom, gericht op de mensheid.
Daarmee is het ook makkelijker communiceren dan met de hond zelf, ik heb nog niet een keer een goed gesprek gehad met ons hondje. Wel heb ik mijzelf betrapt om toch een gesprek te beginnen, bijvoorbeeld als ik thuiskom van werk en de dame hier in huis nog niet thuis is. Meestal begint het gesprek dan met: “Hallo, ben jij lief geweest? Heb je lekker geluierd de hele dag? Ja hè, en nu wil je lekker even uit natuurlijk, even plassen.” Het enige antwoord is een kwispelend, rondjes springend beest dat ook nog eens voor je voeten gaat lopen.
Niks goed gesprek, enkel de boodschap: ‘Ik wil uit!’
Maar onlangs hoorde ik op de radio een gesprek met een emeritus-hoogleraar antrazoölogie, gespecialiseerd in de relatie tussen mensen en dieren. Het ging over een nieuwe, uit Engeland overgewaaide trend, namelijk over maaltijdboxen. Nu dacht ik eerst aan de maaltijdboxen van Maffe Thierry, maar niets was minder waar.
Het was nóg gekker!
Het ging over maaltijdboxen voor de hond of kat, gemaakt en gekookt volgens de richtlijnen van de mens en voor het luttele bedrag van 200 euro. Een maaltijd box met gevarieerd voedsel volgens de Schijf van Vijf, maar dan in brokken à la haute cuisine. Volgens de spreekster worden dieren steeds meer gezien als onderdeel van het gezin, iets waar ik een heel eind in mee kan gaan. Want ik ben van mening dat wanneer je kiest voor een huisdier, je er alles aan moet doen om het dier goed te verzorgen.
Tot de dood je scheidt.
Maar ik ben ook van mening dat we hier steeds meer in doorslaan. Doorslaan in de welvaart die ons welgevallen is. En daar wordt dan weer gretig misbruik van gemaakt door slimmeriken die dan de dierenliefhebbers benaderen met allerlei onzin producten. Puur voor eigen gewin, ten gunste van hun eigen portemonnee.
Ten koste van onze portemonnee.
Ik ging eens kijken op zo’n website en werd vervolgens begeleid door een heuse dierenarts, met de mooie naam Anaïs. Er werden vragen gesteld die mij stap voor stap naar de allerbeste maaltijd zouden leiden voor onze hond. Uiteindelijk kon de keuze gemaakt worden en was ik nog maar een paar klikken verwijdert van een snelle toezending van de box. Dat snelle toezenden snap ik ook wel weer. Je betaalt zo’n hoge prijs dat de kok het zelf wel even komt brengen.
Tafeltje Dekje voor uw huisdier.
Ik besloot deze dierenarts eens te gaan googlen, op de naam Anaïs want iedereen kan zich wel dierenarts noemen. Tot mijn verbazing kwam ik de volgende namen tegen, allemaal dames die diergeneeskunde gestudeerd hadden: Anaïs Colman, Anaïs Hermans, Anaïs de Brouwer, Anaïs Baalman en Anaïs Wittmann. O ja, en Anaïs Anaïs, alleen heeft die niks met dieren, waarschijnlijk wel met dierproeven, maar dat is weer een ander onderwerp.
Anaïs is kennelijk een gewilde naam onder de diergenezers.
Dit zaakje stinkt en ik vraag mij af of die dierenactivisten van PETA zich hier ook mee bezighouden in plaats van idiote praatjes over houten dieren in de draaimolens verzinnen. Dat was typisch zo’n welvaarts-discussietje, we weten van gekkigheid niet meer wat we moeten verzinnen om zo gelukkig mogelijk te kunnen leven. Er kwam dan ook een lawine aan reacties op waar ik dan wel weer om moest lachen, hoe triest het ook is dat we ons in deze tijden met dit soort zaken bezig moeten houden.
Überhaupt vraag ik mij af waarom de media aan dit onzinverhaal aandacht besteed heeft.
Want wat komt er na de draaimolen dieren? Alle tattoos van dieren. En mag je straks ook niet meer boompje klimmen, want daarmee ondermijn je de wandelende tak? En je mag ook niet meer zeggen dat je even moet pissen want daarmee heb je totaal geen respect meer voor de pissebed? Uiteraard ben ik tegen dierenmishandeling, in welke vorm dan ook.
Maar dan heb ik het over echte dieren!
Geweld is waar we al snel aan denken maar een dier gaan behandelen als mens gaat mij ook te ver. Ik ben voorstander van dat baasjes eerst een toets moeten afleggen, of men wel geschikt is om een hond of kat op te voeden. Plus een papier laten tekenen dat de hond tot zijn einde blijft en niet na een jaar ergens gedropt wordt, omdat de meubels opgevreten worden of omdat er over het kleed gepist is.
Of omdat het vakantiehuisje geen honden wenst.
Wat dat betreft kun je een dier wel degelijk zien als een gezinslid. Wanneer je voor kinderen kiest en je je gelukkig mag prijzen ze te kunnen krijgen, kies je automatisch voor de verantwoording die daarbij hoort. Dat geldt voor alles wat leeft, dus ook het konijn, de goudvis, de giftige Cobra, hamster, hond of kat. Als je dat beseft zouden veel dieren opvangplekken gesloten kunnen worden.
Maar kennelijk vergeten we dat snel door eigen belang.
“Oh, is mijn vriend bij je?” zei mijn vrouw ineens heel opgewekt door de telefoon. Ik moest nu even schakelen, want ik dacht dat ze belde om mij te vertellen dat ik goed bezig was op mijn vrije dag. Ik had haar namelijk foto’s geappt van mijn activiteiten in- en om het huis. Zo had ik veevoederzout over de tuintegels gestrooid, zowel voor als achter. Dat doen we om het gevecht aan te gaan met de steeds terugkerende groene aanslag op die tegels en is normaal een klusje waar zij zich mee bezighoudt.
Maar op de Dag van de Liefde pakte ik dit klusje even op.
Of ze belde mij, blij verrast als ze kan zijn, over de foto van de bos tulpen die ik haar gestuurd had, omdat het de Dag van de Liefde was. Ik had verwacht dat ze hier dubbel blij verrast zou zijn want het kopen van de bloemen kwam helemaal uit mijzelf én ik had ook zelf de tulpen geschikt in een door mijzelf uitgezochte vaas. Het schikken was een creatief proces maar het lukte: de oranje en gele aan de buitenkant.
En het bosje rode tulpen in het midden!
Maar uiteindelijk viel bij mij het kwartje, waarom ze dacht dat haar vriend bij ons thuis op bezoek was. Ze bedoelde met die vriend Tinus, Handige Tinus, vast familie van Handige Harry, maar Tinus was volgens mijn vrouw dan wel een van de hoogste categorie.
Voor de duidelijkheid: ook voor mij.
Want wat die man kan, kan ik niet. Dit is typisch zo’n kerel die bij het uitdelen van twee rechterhanden, vooraan heeft gestaan. Maar ik begreep haar verwarring voor de telefoon want ik had de muziek hard aanstaan, het schitterende ’t Het nog nooit zo donker west’ van Ede Staal klonk luid uit de boxen via een Spotify-lijstje ‘Door merg & been’.
De stem van Ede deed haar kennelijk denken aan de stem van Tinus.
Waarmee ik hier wel wil bevestigen dat Tinus de Ede Staal van het klussen is, in – en om het huis. Wat hij alleen al bij ons allemaal gemaakt heeft: een tuintafel van steigerhout, een keukenblok voor bij de BBQ, een bijzettafeltje voor naast de achterdeur, de lampen boven onze eettafel, de plinten aan onze muren en de opbergrekken in ons schuurtje.
Allemaal ‘Made by Tinus!’
Plus dan nog alle kleine handigheidjes in huis, zoals bijvoorbeeld het plankje naast mijn bed waar mijn apneuapparaat op staat. Of dat drempeltje voor de badkamer, voor de overgang van laminaat naar de tegels. Of het plaatsen van een nieuwe garagedeur. Of een houten koof, ter afscherming van het wifi modem en andere knipperlichtende apparatuur. Als ik dit zo even teruglees breekt het zweet mij al uit!
Wat een werk!
Vorige week gaf de dame hier in huis aan dat ze weer op zoek ging naar muurdecoratie voor de muur achter de bank. Het betreft een flink stuk muur die ik een paar jaar geleden, na strak stucwerk van de plaatselijke stukadoor, een kleur gegeven heb. Dat kan ik nog wel, een beetje verven. Maar daarna werd het stil rond de muur en ja, die stilte bracht toch wat onrust bij de dame.
Ze speurde Printrest af of ze liet zich beïnvloeden in een interieurwinkels.
Zo nu en dan werd mijn mening gevraagd, of we iets aan de muur zouden moeten ophangen, een poster of een schilderij? We kwamen er maar niet uit en inmiddels zijn we al een aantal jaren verder. Tot begin dit jaar, toen had ze bedacht een paar van die zogenaamde ‘akoestische wandpanelen’ op de muur te monteren. Die wilde ze bij de bouwmarkt halen maar dat zou betekenen dat ik ze dan zou moeten monteren.
Daarom bedacht ik een list.
“We kunnen toch ook naar een stofferingsbedrijf gaan? Die monteren het dan ook wel, toch?” Ze keek mij aan, dacht terug aan de projectjes die ik uitgevoerd had en zei: “Ja, dat is een goed idee!” Waarna ik weer opgelucht kon ademhalen. Op de dag van de montage was ik op werk en appte ze mij:
‘Goed dat je het niet zelf doet!’ -overdegrondrollenvanhetlachen-smiley-
En daarna nog een appje van toegevoegde waarde en wat ik, de man met de meest linkerhanden ter wereld, allang wist: ‘Best een gemeet en gezaag, goede beslissing!’ – spierbal- smiley- Mijn dag kon niet meer stuk en toen ik thuiskwam zat daar een gelukkige vrouw op de bank, met achter haar een schitterend én rustgevend akoestisch wandpaneel. Dit geluksgevoel duurde nog dagen voort en leek niet af te nemen.
Leek.
Want op een mooie dag kwam ze niet op de gebruikelijke tijd thuis van haar werk maar anderhalf uur later. Ze kwam binnen met een grote doos en iets wat in bubbeltjesplastic verpakt zat: “Hoi! Wat ik nu gekocht heb is zó leuk! Voor achter de bank, aan de muur..”. Ze was bij een interieurwinkel geweest en had haar slag geslagen: “Een spiegel in twee delen en een lamp!”
“De lamp kreeg ik mee voor de halve prijs, goed hè!” voegde ze er nog snel even aan toe.
Ik vroeg niet naar de bekende weg, zoals bijvoorbeeld wat de spiegel dan gekost had. Want dan zegt ze toch dat die prijs haar heel erg meeviel. En net als bij een motie indienen gaan we daarna weer over tot de orde van de dag. Die orde hield in dat ik de lamp en de spiegels voor de muur moest houden en dan maakte zij er een foto van.
Die foto’s werden vervolgens naar Tinus geappt, inclusief het verzoek de boel te bevestigen.
De volgende dag kwam Tinus al even voorverkennen en afgelopen donderdag was het zo ver. Tinus kwam, ging met zijn duimstok, potloodje en waterpas aan de slag en ik keek toe. Daarna kwam de boormachine tevoorschijn en werden er gaten geboord, pluggen geplugd en ik mocht stofzuigen.
Twee uurtjes en twee koppen koffie later was het klaar.
Komende week staat Valentijn weer voor de deur. Niet de originele maar de commerciële versie. Misschien gaat het daarom wel al jaren langs mij heen, maar deze keer wil ik toch meer van hem weten, althans, van de originele versie.
Valentijn stierf in gevangenschap op 14 februari in het jaar 296 na Christus.
Een mooi tijdje terug. Maar gevangene Valentijn was verliefd op de dochter van een medegevangene en schreef haar, de dag voor zijn executie, een afscheidsbriefje waarin hij de liefde aan haar verklaarde: ‘Mijn liefde voor jou was groot, maar nu ben ik helaas al dood’
En ondertekende het met: ‘Van jouw Valentijn!’
Een stoere romanticus die Valentijn. Nu was er ook nog een andere Valentijn, namelijk priester Valentijn. Keizer Claudius de 2e wilde niet dat zijn soldaten zouden trouwden, dat was niet goed voor de motivatie om te gaan vechten en je leven te geven. Maar priester Valentijn vond dat onzin en in het geheim trouwde hij toch jonge stelletjes.
Waarop de doodstraf voor de priester volgde.
Ook een stoer verhaal, veel stoerder dan hoe we Valentijns Dag nu beleven. Want het simpele briefje met een lieve tekst heeft plaats moeten maken voor cadeaus, dure cadeaus waar weer veel geld mee verdiend zal worden. Toch is naar mijn idee echte liefde niet te koop. Liedjeszanger Jaap Fischer (later zichzelf Joop Visser noemende) zong daar al eens over, hoe een jonge knul van twintig zich liet schaken door een rijke dame van veertig:
‘Het was niet uit liefde, het was om je geld. Je was niet mooi maar welgesteld.’
Verdoemd om te mislukken en zonde van je leven is mijn mening, trouwen om het geld. Maar aan de andere kant, de liefde is niet iedereen gegeven. Kijk maar naar al die dating programma’s tegenwoordig op de televisie. Het zijn er zoveel dat je haast zou denken dat er een enorme behoefte aan is. Toch zie je maar weinig successtory’s en hoor je meestal zinnetjes in de trant van: ‘Ik voel geen romantische klik’. Of er ontstaan al gauw irritaties. Dat snap ik wel. Want wanneer je al jaren alleen bent is de vrijheid van dat alleen zijn best wel moeilijk om los te laten. Ineens moet men rekening houden mét iemand en dan kunnen de kleinste onhebbelijkheden al gaan irriteren.
Categorie snurken, smakken, kookarm, bazig of dat vreselijke irritante lachje.
Soms slaat het ook door hoor, dan zie je zo’n meisje of jongen die dan verteld nog steeds geen relatie te hebben gehad. “Ik heb mij opgegeven ‘omdat het de hoogste tijd is’.”
Leeftijd 20 jaar.
De liefde kan ook groots uitpakken, dat werd afgelopen week maar weer bevestigd toen het bericht naar buiten kwam van het overlijden van Dries van Agt. Hij en zijn grote liefde, hand in hand gestorven na een voltooid leven.
‘Als liefde zoveel jaar kan duren… dan moet het echt wel liefde zijn..’ (Herman van Veen)
Of de liefde wordt niet opgemerkt. Niet iedereen heeft daar de voelsprieten voor. Ik spreek nu uit eigen ervaring. Want toen ik 18 jaar was en nog op Terschelling woonde, liep daar zomers een meisje uit Scheemda rond, Janet genaamd. Zij kampeerde al van jongs af aan op het eiland, op Camping Cupido (!) met haar familie. Vanaf haar 16e ging ze zelfs in de vakantieperiode bij de plaatselijke drogist aan het werk, geld verdienen en vakantie vieren. Eigenlijk was ze gewoon een arbeidsmigrant. Na de zomer ging ze weer naar Scheemda, met een gevulde spaarrekening en om haar opleiding te vervolgen.
Zo ging dat. Zo gaat dat nog steeds.
Doordat ze tussen de eilanders werkte ging ze al gauw om met enkele eilanders. Zo ook met de vriendenkring van mijn oudere broer. Ze deed mee met hun volleybalteam tijdens de volleybaltoernooien van de ET-10 of ze ging met hen mee naar de discotheken, in Actania of Dellewal.
Het was de tijd van Gruppo Sportivo’s ‘Disco really made it, it’s empty and I hate it’.
Afijn, ik liep daar tussendoor ook rond en kende haar ook wel, maar ik maakte mij verder geen illusies. Zij was ‘boven mijn stand’. Dat kwam door mijn puberende onzekerheid durf ik nu wel achteraf te beweren, maar daar had ik toen nog geen flauwe notie van. Tot ik op een avond na mijn werk, ik werkte als beginnend kok, naar huis fietste. Ik had mij voorgenomen niet naar de discotheek te gaan, maar toen ik bovenlangs discotheek Dellewal fietste, sloeg ik toch af om even een blik te werpen. Of er bekenden waren.
Zij was er.
Ze liet heel duidelijk blijken het fijn te vinden mij te zien waarna we samen wat dronken en wat babbelden. Ja, meer dan babbelen was het niet want ik zag het nog steeds niet. Totdat ik aangaf weg te gaan. “Krijg ik geen kus?” vroeg ze, “Ik ga morgen weer naar huis hè.”
Zij nam het initiatief en ik werd door een bliksem getroffen!
Ik moest hieraan denken toen wij bij het jubileumconcert van de West Aleta Singers waren, het Terschellinger mannenkoor waar mijn vader ook in zingt. Toen het prachtige lied ‘Der op ‘e Dellewal’ gezongen werd, stootten we elkaar aan. Het ging over een knul van 17 jaar die ging varen en maanden van huis was. Zijn geliefde bleef op hem wachten. Daar op de Dellewal, de mooiste baai van Nederland, stond de liefde van zijn leven. Hij mocht maar één zomer van haar genieten. Daarna moest hij weer naar zee, om vervolgens nooit meer terug te keren. Toch bleef zij hem herdenken, met zijn portret in haar hand.
Daar op de Dellewal.
Onze liefde duurde twee winters en twee zomers lang, toen ging het uit. Dat trok een zware wissel op ons, alleen wisten we dat niet van elkaar. Ik werd toen ook fan van het radioprogramma Candlelight, dat werkte verlichtend. We leefden vervolgens allebei een nieuw leven, maar in ons hart bleef het knagen of we er wel goed aan gedaan hadden. Het duurde 30 jaar voor we elkaar weer vonden, zij stond daar nog steeds te wachten op mij. En ik op haar.
De eerste tekenen of scheurtjes van verval in onze relatie toonden zich al eens eerder, ergens in 2019. Mijn geliefde vond toen dat ik niet meer zo attent was. Ze had al een flinke poos geen bloemetje meer van mij gehad en ze vond in haar boterhamzakje enkel een gesmeerde boterham, in plaats van een lief briefje: “Werkse schatteke, hou van je!”
Ondertekend met de bekende kruisjes.
Maar de roest krijgt zo nu en dan vat op onze relatie. Daar kwam ik afgelopen week weer achter, of beter gezegd, het werd mij duidelijk gemaakt. Na een ontzettend leuk weekend op Terschelling was het ineens weer maandag en stond er weer een werkweek voor de boeg. Om de week dan maar weer voedzaam te beginnen had ik die avond een zogenaamd AGV’tje op het menu gezet: gekookte aardappels, broccoli en een schnitzel. Om er toch nog iets speciaals van te maken had ik de broccoli bijtgaar gekookt en daarna gewokt met rode paprika, een klein uitje en een paar druppels knoflookolie.
Net even anders.
Vol vertrouwen zette ik het ons voor. Mijn tafelgenote begon te eten, maar zei verder niet zoveel en dat wekte bij mij argwaan. “En? Is ’t lekker?” Ondanks dat het negen van de tien keer lekker is, blijf ik er toch altijd wat onzeker over. “Nee, die aangemaakte broccoli is niet lekker.”
Nou, dat kwam binnen!
De laatste keer dat ik een ‘klacht’ moest incasseren was alweer wat jaren geleden. We gingen naar Pura Vida in Blauwe Stad, mijn dame, haar vriendin en de kok zelf. Ik had pasta gemaakt met van alles en nog wat erdoorheen plus wat pittige paprikapoeder. Het zag er verrukkelijk uit al zeg ik het zelf, maar na een paar dames hapjes kreeg ik te horen dat het iets te pittig was.
De lipjes deden er zeer van.
Dat heb ik die avond en daarna nog heel vaak moeten aanhoren, dat ik te pittig gekookt had. Natuurlijk ging ik daartegen in, vond dat ze erg overdreven want de lipjes werden vanzelf weer rustig. “Gewoon nathouden”, zei ik dan, “dat kunnen jullie best wel.” Nou, dan verscheen de een na de andere voor de interruptiemicrofoon en was de eindconclusie dat zij gelijk hadden.
En ik niet.
“Ik ben beter van je gewend.” vervolgde ze haar betoog over de gewokte broccoli: “Dat is je eigen schuld, je hebt zelf het roer overgenomen in de keuken en je kookt altijd lekker. Maar nu gewoon even niet, bah!”
Dat ‘bah’ deed mij wel wat.
De tweede dag op rij niet lekker gegeten want de avond ervoor kwamen we van de boot en wilden nog iets eten op de Harlinger haven. Helaas was op de haven alles dicht. Nu hadden we best wel trek en even verderop was een Mac, die lag op de route. We twijfelden allebei want we vinden de keuken daar, zacht uitgedrukt, niet te vreten maar een kroket bij de benzinepomp was ook niet aantrekkelijk.
“Dan nemen we een vis- en een kroketburger, dat is nog wel te doen.” Zei ik, vol twijfels.
Vierentwintig euro dertig armer stonden we even later op de parkeerplaats van deze fastfoodketen en bekeek ik de visburger. “Gatverdamme, er zit een plak geel plastic onder!” zei ik, vol afgrijzen. Ik nam een hap en legde het direct weer terug in de zak. De kroketburger ging nog wel, maar ik wist niet hoe snel ik al die narigheid weg moest spoelen met de milkshake die we erbij besteld hadden.
Mijn vooroordeel over dit ‘eten’ werd maar weer bevestigd!
Gelukkig was vrouwlief het met mij eens en we gooiden eenentwintig euro in de afvalbak. Toen we weer verder reden bedacht ik dat koken een verplicht vak zou moeten zijn op alle scholen, om zo het echte voedsel weer onder de aandacht te krijgen.
Bah!
De volgende dag zette ik haar spruitjes met gekookte aardappelen en kippendij voor, zonder toevoegingen. Gelukkig vond ze het lekker, maar ze miste wel de ‘dikke jus’. Dat was de start voor een nieuwe huiselijke twist.
“Het wordt allemaal minder.” zei ze.
Ze ging die avond vroeg naar bed om nog even tv te kijken want ze voelde zich moe. “Ik kijk dan wel even programma’s terug waar jij niet naar kijken wil.” “Want ja, ik moet elke avond wel naar jouw programma’s kijken, zoals First Dates en Lang Leve de Liefde! Want dan zit meneer pontificaal op de bank en moet ik het doen met het schermpje van mijn telefoon om programma’s te kijken die ik leuk vind!”
Dat klopte.
Zij volgde die serie over die meerlingen en daar heb ik dan niet zoveel mee. “Onderhand neem je gewoon het huis over en heb ik niks meer te zeggen.” Ik besloot de spreuk ‘Zwijgen is Goud’ maar toe te passen, het zijn gewoon even van die mopperdagen en dat moet kunnen. De volgende morgen belde ze vanaf haar werk: “Waar zijn die hardbroodjes gebleven? Daar had ik mij zo op verheugd en wat had je voor mij klaargemaakt? Bruinbrood met kaas!”
Dat klopte ook, ik had die avond ervoor de laatste twee opgegeten.
De crisis was nu compleet, maar de oorzaak openbaarde zich halverwege de week. Ze werd ziek, de griep kreeg haar te pakken en goed ook. En ja, alles wat ze van de week van mij vond, vindt ze dus in werkelijkheid niet. Omdat ik avonddienst had, haalde ik voor haar zo’n maaltijdsalade, met zalmsnippers. Zodat ze zelf niet hoefde te koken. Toen ik dat, staande naast haar bed, vertelde, kreeg ik weer de deksel op mijn neus: “Oh, als ik ergens geen zin in heb, is het wel zalm!”
Daar stond ik dan met mijn goed gedrag.
“Ik heb wel zin in Pannenkoeken.” kreunde ze zachtjes en draaide weer op haar andere zijde om weer in slaap te vallen.
Na het eten van de pannenkoek zag ik het in haar ogen, een twinkeling zoals ik van haar gewend ben.
De pot met allesvuller om de scheurtjes weer te repareren en de cola tegen de roest kunnen gewoon dicht blijven!
Mijn vader zit al 43 jaar bij dit mannenkoor en is er nog steeds vol van. Niet alleen hij, maar alle (bijna 60) leden, zijn super fanatiek en zingen het hoogste lied. Ze noemen zich de ‘West Aleta Singers’, vernoemd naar het Amerikaanse schip West Aleta welke in 1920 nabij Terschelling verging.
Inclusief de lading: wijn, whisky, balen rijst, kisten met haring en andere stukgoederen.
De heldhaftige bemanning van de reddingboot ‘Brandaris’ wist 42 opvarenden te redden. Vlak daarna brak het schip in tweeën waardoor de lading overgeleverd was aan de grillen van de zee. Tot grote vreugde van de eilanders natuurlijk want een deel van die lading spoelde aan op het strand. Waarschijnlijk was dat de reden dat bergers ‘maar’ 15000 van de 35000 wijn en whiskyvaten wisten te bergen.
Menig keel werd sindsdien op het eiland gesmeerd.
En van dat spul kon je goed zingen en dat beviel de eilanders wel. Jaren later, in het jaar 1974 besloot Jan Jonker de West Aleta Singers op te richten, precies 50 jaar geleden. Het repertoire was in hoofdzaak shanty’s, zeemansliederen die men tijdens de werkzaamheden zong op de zeilschepen. Voor de arbeidsvitaminen, maar ook voor het ritme van die werkzaamheden. De Shantyman zong de coupletten en de bemanning het refrein.
Vierstemmig!
Dat het shanty genre populair is, weten we. Overal in het land kun je shantykoren vinden. Ook hier in Winschoten beschikken we over een koor, het Shanty koor Maritiem waar een oom van mijn vrouw al 27 jaar lid van is. Maritiem heeft dit jaar ook een mooi jubileum te vieren, namelijk haar 30- jarig bestaan, ook al zo’n mooie mijlpaal. Het verschil tussen deze twee koren is dat de West Aleta Singers naast shanty’s, ook geestelijke, populaire en klassieke liederen zingen. In allerlei talen en dialecten. En als ze de taal niet machtig zijn dan leren ze het wel fonetisch te zingen, maar dat doet niets af aan de geestdrift om te zingen. Maar al die mannen in al die koren hebben allemaal een ding gemeen: enthousiasme! Het is dan ook begrijpelijk dat er heel veel leden tussen zitten die al hun halve leven lid zijn van de club.
Menig vereniging zou daar heden ten dage jaloers op zijn.
Maar het koor waar mijn vader in zingt bestaat dus 50 jaar en dat vieren ze dit weekend met maar liefst drie concerten. Dat optreden nemen ze heel serieus want er werd de afgelopen weken niet één keer in de week gerepeteerd maar twee keer! Na de generale repetitie van afgelopen donderdag was vrijdagavond de aftrap, het concert voor de donateurs én, wat een ontzettend goede actie, voor de bewoners van het verpleeghuis De Stilen via een live- stream. Zaterdag mochten ze even rusten om vervolgens vandaag, in de ochtend te zingen voor de gezamenlijke kerken en vanmiddag voor de resterende liefhebbers van dit genre.
Wij mogen er vanmiddag bij zijn.
Dan zien we mannen van allerlei pluimage, ieder met zijn eigen achtergrond én levensverhaal. Van jong tot oud, van slager tot bouwvakker, van leraar tot administratief medewerker en van middenstander tot dokter, een prachtige doorsnede van de samenleving. Door die variatie is het een hele solide vereniging en dragen ze samen de lasten en de lusten. Zo hebben ze een kringloopwinkeltje gestart en als er vanwege een optreden wat opgebouwd, verbouwd of geïnstalleerd moet worden pakken ze dat gezamenlijk op. Zo zelfredzaam zijn deze heren wel en dat is waarschijnlijk ook de reden dat ze al 50 jaar bestaan.
Aan dirigent Sjoerd de Boer de taak om er een melodieus geheel van te maken.
En dat doet hij met succes, samen met vijf zeer muzikale dames! De dames begeleiden de mannen met hun accordeons of met de piano waarmee er nog meer kleur wordt gegeven aan de liedjes. En over dames gesproken, dat die mannen al jaren dat kunstje kunnen uitvoeren komt ook doordat hun partners er achter zijn gaan staan. Dat ze hem ‘zijn hobby’ gunnen. Zo stond mijn moeder er ook altijd in, was ze net zo enthousiast over het koor als mijn vader. Ze draaiden thuis ook vaak een ceedee van de club en zongen dan samen, tijdens hun eigen bezigheden, mee met de liedjes.
Of ze ging mee naar de concerten.
Daarom was het ook zo mooi dat we op haar crematie het door mijn vader solo gezongen ‘Kyrie’ konden laten horen waar mijn moeder zo gek op was. Maar ook het prachtige ‘Schylgerlân’, met op de achtergrond foto’s van het voorbije leven.
Liederen die troost gaven.
Want naast alle optredens werd er ook op verzoek opgetreden. Met name wanneer het koor een uitvaart mocht begeleiden staat mij de kracht van die liederen bij, voelde je de troost van prachtige, ingetogen gezongen liederen waarmee de ruimte zich vulde. Die liefde voor het koor zag je ook bij de andere partners van de koorleden. Overal waar het koor optreden moest, volgden de partners. En dat overal was ook overal, onder andere hebben ze opgetreden op het eiland Helgoland, in de havens van Rotterdam, Franeker, tijdens Sail in Delfzijl en Den Helder, Emden, België, Praag, Engeland en Noorwegen. Hoe vaak hoorde ik niet van mijn vader dat het gezelschap laat terugkwam van zo’n reis en dat ze dan met een zelf geregelde boot, onder andere met het schip de Regina Andrea, teruggingen naar Terschelling. Uiteraard met een natje en een droogje waarmee het een super gezellige overtocht werd.
Die hebben meer gezien van de wereld dan ik, besef ik mij nu.
Zodra ze ergens bij ons in de buurt zongen dan probeerde ik er altijd wel even heen te gaan want dan zag ik mijn ouders weer even. Het even elkaar zien en bijkletsen en ondertussen genietend van de optredens. Het laat maar zien dat de liefde voor dit koor niet alleen oversloeg op de partners. Ook bij de kinderen. En bij ons sloeg zelfs de vonk ook over op de kleinkinderen want die zingende opa vinden ze ontzettend leuk en sommigen zingen zelfs enkele liedjes al mee.
Tegenwoordig lijkt het wel of we niet meer weten hoe we met van alles en nog wat om zouden moeten gaan. Zo zagen we bijvoorbeeld afgelopen week hoe delen van ons land in totale chaos veranderde. Niet door een inval van een vijandig buurland of vanwege bombardementen en ook niet door aardbevingen of overstromingen. Nou ja, op een paar ondergelopen kelders na dan, maar dat valt niet onder totale chaos. Nee, gelukkig blijft dat soort ellende ons (nog!) bespaard, maar bij ons ontstond de totale chaos door sneeuwval.
Tot wel 25 cm in Limburg!
Gelukkig konden heel veel mensen de schoonheid en de pret van sneeuwval nog wel zien, maar de echte chaos ontstond op de wegen. Waarom nu juist daar? Omdat het glad was! Ja, een bizarre constatering, maar wel de werkelijkheid. En niet alleen in Limburg werd het glad, overal in Nederland werd het glad en was de chaos compleet. Weermannen en vrouwen werden 24/7 aangeroepen en in de media werd Piet Paulusma gememoreerd vanwege zijn elk jaar terugkerende voorspelling van horrorwinters.
We zaten er middenin!
Uiteraard kwam Erben Wennemars ook weer even voorbij want ja, ‘stel dat’ of ‘wie weet’ of ‘zal het weer door kunnen gaan’ is toch wel dé vraag zodra het een beetje begint te winteren. Ondanks dat we weten dat sneeuw niet goed is voor het ijs, maar kou is kou en winter is winter.
Maar helaas, de komende week zitten we wat temperatuur betreft alweer in de dubbele cijfers.
En gaat het weer regenen, dat hadden we nog niet gehad in de afgelopen maanden. Gelukkig hebben we de beelden nog van de chaos op onze wegen en kunnen we ons daar nog even over opwinden. Tot dat witte spul weer als sneeuw voor de zon verdwenen is, dan is er wel weer wat anders waar we ons druk over maken. Maar dat de chaos gewoon door ons zelf veroorzaakt wordt vergeten we zo snel. Neem bijvoorbeeld al dat verkeer dat denkt gewoon door te kunnen rijden met de snelheid die ze altijd gewend waren.
‘Winterbanden ja! Dus opzij graag, ik heb haast!’
En ja, dan moeten ze wel eens remmen. Niet één keer maar meerdere keren. Want dan rijdt er weer zo’n autootje voor hen die zich wel aanpast aan de weersomstandigheden. Vreselijk volk in de ogen van de verkeershufters. Maar door al dat gerem gaan de auto’s die daar vlak achter (!) rijden ook op de rem en duurt het niet lang meer voor dat je genoemd zal worden op de radio:
‘ANWB-verkeersinformatie, op de volgende wegen…’
We weten er niet meer mee om te gaan. Dat heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat we met veel meer auto’s op de weg zitten. Stond er in vroegere dagen nog maar een auto voor de deur, nu staan er gemiddeld drie per huishouden.
De welvaart raast voort.
En vroeger waren de winters nog wel winters, die wekenlang aanhielden en schaatsen was elk jaar een terugkerende bezigheid. Maar ja, dat was nog ver voordat we elke winter Erben Wennemars hijgend van opwinding op de televisie zagen bij de eerste vrieskou. En de tijd dat schaatsen op televisie een zeldzaamheid was, laten we dat ook niet vergeten. Ik kan mij die dagen nog wel herinneren, dan zaten we met de hele familie voor de buis:
Gordijnen dicht en het wedstrijdschema uit de krant op schoot.
Naast winters hadden we in die tijd nog geen influencers en iedereen liet zich nog gewoon inenten tegen het HPV-virus, DKTP of BMR. Er was zeg maar, nog een gezond evenwicht tussen vertrouwen en wantrouwen. En mocht je het ergens niet mee eens zijn dan schreef je een boze, nette brief in plaats van racistische drek of bedreigingen spuien op media forums.
Ook mediaforums hebben spelregels hoor!
Van zelfscankassa’s hadden we ook nog nooit gehoord. Maar stel dat ze er wel waren, dan gaven we de dame of heer van de steekproeven geen grote bek omdat we wisten dat dit nu eenmaal de spelregels waren. En van die steekproeven raken we voorlopig niet af want er wordt weer flink gejat, we kunnen kennelijk de verantwoordelijkheid ook al niet meer aan. Maar het was ook de tijd dat we een, hooguit twee knuffels als kind hadden om troost en geborgenheid te zoeken als we dat even kwijt waren.
Wanneer we ons ‘Remy’ voelden.
Maar dat was toen. De tijd van normen en waarden ligt ver achter ons. Er zijn mensen die naar die tijd terugverlangen en er zijn mensen aan de macht die zeggen dat we dat terug kunnen krijgen. Maar dat gaat ze niet lukken, want de wereld zit, ondanks dat we steeds meer weten van alles, verdomd ingewikkeld in elkaar. Je moet van goeden huize komen om dat allemaal nog bij te kunnen houden. Dan bedoel ik niet van rijke afkomst maar van een warme, liefdevolle stabiele afkomst.
Dan houd je misschien net het hoofd boven water.
Zo hoorde ik laatst van een oprukkend, tekenend voor deze tijd nieuw fenomeen, de zogenaamde knuffeltherapie. Dat doe je onder begeleiding van een knuffelcoach en even helder: zonder happy end! Volgens het bericht is er behoefte aan deze therapie en dat snap ik eigenlijk ook wel weer. Want we weten inmiddels dat er steeds meer alleenstaanden zijn en ja, die snakken op een gegeven moment toch ook naar een knuffel.
Huidhonger, zo leerden we in de coronajaren!
Dus ondanks dat vele generaties opgroeiden met tientallen knuffels, in alle soorten en maten, komen velen toch knuffels tekort. En daar zijn dus nu een paar slimmeriken op ingesprongen en kun je, tegen betaling, je lekker laten knuffelen. In allerlei standjes: lepeltje-lepeltje, op schoot en ruggen wrijvend, rug tegen rug of geschaard. Het kan allemaal, mits je je testosteron en oestrogeen in bedwang kan houden.
Ik vind het een goede ontwikkeling.
Want naast al die aanrakingen, strelingen en lieve woordjes kun je natuurlijk ook een beetje kletsen met die wildvreemde man of vrouw waarmee je op dat moment lekker in de kussens ligt. Want dat missen we ook.
Mensen willen nog wel eens toespelingen maken wanneer je, qua leeftijd, een rond getal benadert. Zoals bijvoorbeeld 30, 40, of 50. Zo werd ik iets langer dan een jaar geleden al geplaagd met het feit dat ik al hard richting de 60 jaar liep. Dat mag hoor, bietsie plagen, maar er werd ook gedreigd met poppen in de tuin, vlaggen aan de voorgevel en bussen vol met pretletters die van feestjes houden. Alleen al de gedachte daaraan…
Met alle respect voor de liefhebbers van feestjes hoor, maar ik hou het liever klein.
Plagen mag en dat werd door vrouw en kinderen dan ook regelmatig gedaan. Op mijn 59ste verjaardag kreeg ik naast een lekker flesje nog een mededeling: als je 60 wordt dan ga je het beleven!
Voor mij het moment om mij ernstig zorgen te gaan maken!
Vrouwlief én de jongens hadden daar erg lol van en ik werd dagelijks bestookt met suggestieve opmerkingen die ik weglachte maar die wel tussen de oren bleef hangen. Op een gegeven moment ging ik het internet op om uit te zoeken waar kersverse zestigers door ‘verrast’ konden worden. In de hoop het voor te kunnen blijven door bijvoorbeeld mijzelf ziek te veinzen of, als de nood te hoog zal worden, te vluchten naar veiliger oorden.
In blinde paniek!
Mijn vrouw merkte dat ik onrustig werd. Vervolgens kwam er toch een soort van medelijden om de hoek kijken. Tussen ons gezegd en geschreven, dat was van mij allemaal toneel. Ik wist dat ze zou zwichten wanneer ik rustiger werd in doen en laten, minder zou lachen en wat afwezig zou rondlopen in ons leven. “Lieverd, zal ik dan maar vertellen wat je cadeau is als je 60 jaar wordt?”
Ik hing aan haar lippen.
“Het cadeau is…” ze stopte en begon te lachen waardoor ik het nóg benauwder kreeg. Wat had ze of wat hadden ze bedacht om mij ’te verrassen’. “Toe nou maar!” zei ik iets te chagrijnig, ik hou niet van dat cliffhanger gedoe wat je vaak op de televisie ziet. Ze zag de ernst en riep: “Je gaat op je 60ste verjaardag naar Terschelling en je verblijft dan twee dagen en twee nachten in het Seinhuisje op het Kaapsduin!” Mijn mond viel open en mijn hele lijf ontspande. Vol bewondering keek ik haar aan, verrast door het feit dat zij mij weer wist te verrassen en daarmee bevestigde dat zij precies weet wat ik wil.
Ik voelde mij even Koning, Keizer, Admiraal, want dat húske is het helemaal!
Het staat daar al jaren, gebouwd op een bunker en is mede gezichtsbepalend voor het eiland Terschelling. Natuurlijk heb ik daar wel eens gelopen en was ik mij volledig bewust van het magnifieke uitzicht vanaf die plek, maar er twee dagen en nachten ‘leven’ had ik nooit kunnen dromen. Dat kwam wel bij mij op toen men besloten had om dit oude seinhuisje, ooit gebouwd boven op de fundering waar in de oorlog een zoeklicht op gestaan heeft en wat na de oorlog door de marine gebruikt werd als peilstation, om te bouwen naar een soort van hotelkamer. Soort van, want er is geen roomservice.
Toen dacht ik enkel: ‘Wauw! Wat een goed idee!’
Afgelopen maandag reden we Harlingen in, exact op de dag waar ik 60 jaar geleden in het plaatselijke St. Jozefziekenhuis ter wereld kwam. Dat besef was er, ook toen we de boot opstapten. Want ik durf wel te beweren dat het grootste deel van mijn leven gepasseerd is.
Daar durf ik wel een flesje wijn op te zetten.
Het was lekker fris winterweer en bewolkt maar dat deerde ons niet. Het feest was immers begonnen! Twee uur later stapten we aan wal en na lekker geluncht te hebben deden we nog gauw even wat boodschappen zodat we niet meer naar ‘beneden’ hoefden en optimaal konden genieten van het huisje. Dat genieten was beneden al begonnen, want ik kwam ook bekenden tegen en dat voelt altijd weer even vertrouwd. Uiteraard vertelde ik, zo trots als een aap met zeven staarten, van ons aankomende verblijf in dat Húske op het Kaapsdûn.
“Is dat wat?” vroeg er eentje.
Na een beklimming via het haarspeldbochten-voetpad betraden we het huisje. Nadat we de koffer en boodschappen uitgepakt hadden, keken we samen uit het raam aan de west kant, met zicht op het Groene Strand, de Noordsvaarder en het Hoogste Duin. We hielden elkaar even vast, overmand door gierende emoties pinkten we beiden een traantje weg, dachten terug aan wat achter ons lag en wat we samen bereikt hebben. Ik moest denken aan een gevleugelde uitspraak van mijn ouders:
‘Wat zijn we toch gelukkig maar waar hebben we het aan verdiend.’
De rest van de middag en dagen wisselden we steeds van plek: op de knieën vanaf de bank keek je over het hele eiland of naar de westkant naar het scheepsverkeer in de Vliestroom en het weidse van de Noordsvaarder, vanuit de keuken keek je over de haven en Waddenzee, vanuit de hal zag je, keurig ‘ingelijst’, de Brandaris en boven naast het bed een kijkluikje met zicht over de toppen van de bossen, inclusief wat doorkijkjes in de duinen naar de Noordzee. Vanuit ons bed keken we door het grote dakraam naar de sterrenhemel, helder als de helderste diamanten.
De maan had deze nachten vrij af.
We hadden boeken mee, maar hebben geen letter gelezen. Daar was geen tijd voor. Te veel afleiding. Te veel zonsondergangen boven Vlieland. Te veel zonopkomsten boven de Waddenzee, ergens ter hoogte van onze provincie Groningen. Te veel vliegbewegingen van vogels op het Wad.
Het voelde alsof wij stil stonden terwijl alles om ons heen bleef bewegen.
De oostenwind gierde om het huis, de zon scheen volop, de lucht strakblauw en het was zó helder dat we vanaf onze positie de Sint- Magnuskerk van Hollum konden waarnemen, met het blote oog en nog beter met de verrekijker. Op de achtergrond draaiden we alle dagen via een speakertje muziek van Ludovico Einaudi.
Alsof we midden in een aflevering zaten van Frozen Planet.
Maar dan zonder ‘die stem’.
“Is dat wat?”
Ja, het is wat. Het is heel wat. Alsof we in een levend schilderij zaten, wij als nietig onderdeeltjes van een gigantisch geheel.
De kop is er weer af, de eerste week van het jaar ligt achter ons. Voor mij is het vandaag Oudjaar, maar daar kom ik vermoedelijk volgende week op terug. Want wat nog niet ervaren is, kan nog niet beschreven worden.
Ondanks het begrip schrijvers ‘vrijheid’.
Want van dat begrip mag je een beetje liegen of jokken, aandikken, afvlakken, fantaseren, weglaten, overdrijven of heel erg overdrijven. Nu wil ik het nog wel eens hebben over vrouwen, meestal mijn eigen vrouw, over hoe die anders denken en doen dan mannen. Maar neem daar asjeblieft niet te veel aanstoot aan!
En vooral niet serieus!
Alhoewel er altijd wel een kern van waarheid in zit, natuurlijk. En ‘altijd’ is niet overdreven wat dit stukkie betreft. Want ja, ik moet het er wéér over hebben. Ik heb het nog proberen uit te stellen, kon het nog nét over de feestdagen heen tillen, maar moet nu toch de openbaarheid in omdat ik er dagelijks mee geconfronteerd word. Langer voor me houden mag het ook niet van mijn huisarts, dingen opkroppen. Waarmee de toon eigenlijk daarmee alweer gezet is, hoe de rest van mijn stukkies zich zullen ontwikkelen in het nieuwe jaar.
Eigenlijk wilde ik ‘brandschoon’ nieuwjaar schrijven maar dat lukt al niet meer.
Want het nieuwe jaar begon weer met veel geweld en dan met name tegen hulpverleners. Tweehonderd agenten zijn gewond geraakt, onder andere door klootzakken met bivakmutsen op die hun illegaal verworven vuurwerk gebruikten als munitie tegen politieagenten, brandweerlieden of ambulance medewerkers. Op zoek naar sensatie, want dat hoort bij hun ‘mannelijkheid’, stelletje watjes. Stoer hoor! Ik zou zeggen: ga het leger in en maak je nuttig. Dan voeg je iets toe in plaats dat je alles afbreekt of hulpverleners, mensen zoals jij en ik, opstapelt met stress of lichamelijk lijden.
Dan ben je pas een echte kerel!
Honderdzevenennegentig agenten hebben aangifte gedaan tegen dit gespuis. Heel goed, dat zijn er nog drie te weinig. Maar ik kan nu al inschatten hoe het dan straks in de rechtbank gaat want geloof me, die gasten zullen grotendeels gepakt worden want ze filmen elkaars geweldplegingen. Dan zit daar straks zo’n dader heel erg zielig te wezen, snikkend dat het niet zo bedoeld was. John de Mol ziet hier dan wel weer misschien kansen in om er een leuk en gezellig TV-programma van te maken, met als titel:
‘Het spijt me’
De een zijn straf is de ander zijn brood zeg maar. Dat sluit mooi aan bij de hebzucht die in ons landje steeds weer opnieuw aangewakkerd wordt. Zo aan het einde van het jaar heb je dan de Staatsloterij en de Postcodeloterij, allebei heel erg goed in het bespelen van de hebzucht. Zodra de prijzen dan gevallen zijn, dan heb ik het over lullige bedragen zoals 30 miljoen in de Staatsloterij of 59 miljoen in de postcodeloterij, wordt dat breed uitgemeten in bepaalde kranten of digitale media. Vooral wanneer je net naast de winnende pot piest, zal dat breed uitgemeten worden want dat is goed voor de clicks. Er is immers geen beter vermaak dan leedvermaak, alhoewel je in dit geval er ook een tegeltje tegenaan kunt gooien:
‘Geld maakt niet gelukkig’
Kennelijk dachten heel veel mensen die 30 en die 59 miljoen euro te winnen want er werd 100 miljoen aan vuurwerk uitgegeven. Wat een armoe. Maar goed, even terugkomend over waar ik het niet over wilde hebben, er is naast alle crisissen in de wereld hier in huis ook een crisis bijgekomen. Wij hebben namelijk een nieuwe bank. Die is in de plaats gekomen van een tweezitter en een fauteuil. De dame hier in huis zat altijd in die fauteuil en ik zat min of meer naast haar, in de hoek van de bank. We zijn gek op elkaar, maar deze posities voelden toch altijd alsof we iets tekortkwamen.
Alsof er een kloof tussen ons zat.
Dat vond ik niet zo fijn maar goed, ik kon de kloof overbruggen door mijn been op te tillen en dan mijn voet naast haar in de stoel leggen. Als een soort poef zeg maar. Nu wil het geval dat ik het ook fijn vind dat zij dan die voet een beetje gaat masseren, kriebelen of aaien. Eerst met de sok nog aan maar het wordt nóg fijner wanneer ze de sok uittrekt en dan begint met de aanrakingen, huid op huid zeg maar. Of dat ze er een zalfje tegen de droogte of kloofjes opsmeert.
Misschien een vorm van voetfetisjisme?
Ik heb geen idee, ik vind het gewoon lekker. Als ze stopte met aanraken dan riep ik “Voet!”, maar dat vond zij niet fijn, ik citeer: daar word ik ‘kriebelig’ van. “Maar sketteketje”, zei ik dan, “dat wil ik juist, dat je lekker kriebelt, masseert of aait!” Dat bedoelde ze natuurlijk niet, ze vond het zo’n verplichting worden en wij zijn op een leeftijd dat we niet meer van verplichtingen houden, op de verplichting na dat je afspraken nakomt natuurlijk.
Het werd een hoekbank, met een losse hocker, voor mijn ‘eilandgevoel’ zeg maar.
“Dan ga ik hier in de hoek zitten, lekker met de beentjes voor me uit en kan jij aan de andere kant zitten. De hocker kun je dan gebruiken om je voetjes op te leggen!” had zij bedacht. Ik vond het allemaal prima, mijn vrouw is voor de inrichting en ik zorg voor het eten.
Twee weken terug werd de bank geleverd.
Best groot, zo’n hoekbank. We moesten beiden dan ook flink wennen, want de kloof tussen ons was nu gigantisch. Ik had ook het idee dat we luider moesten praten wanneer we wat te praten hadden. We moesten, net als de hond, even onze plek vinden in deze nieuwe situatie (op TV zeggen ze dan: in deze nieuwe setting..).
Maar deze bank biedt perspectief. Want ik kan nu naast haar zitten. Of liggen!
Zonder kloof!
Net als gisteren. We zaten gezellig en knus op de bank toen we via video bellen op de hoogte werden gebracht van de geboorte van ons tweede kleinkind:
Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Félou!
Wat een vreugde tussen al het geweld op deze wereld.
De wekker ging vanmorgen wel heel erg vroeg! Ik had namelijk een afspraak met een oude vriend, Herman Bernardus Antonius. Een bijzonder markant, vriendelijk en vooral wijs figuur die net zoveel neuzen heeft als het jaar nog dagen. Voor mij al zolang ik leef een hele bijzondere man en sinds een aantal jaren mag ik hem lijfelijk ontmoeten, altijd een bijzonder moment!
Elk jaar op Oudejaarsdag, want dat is zijn dag!
We hadden deze keer afgesproken bij de uitkijktoren in het natuurgebied Reiderwolde. Dat lag meer op zijn route had hij gezegd. En dat was ook de reden dat we dit jaar extra vroeg hadden afgesproken, want dan kon hij deze dag meer mensen ontmoeten dan voorheen: ‘De behoefte in een goed gesprek is hoog!’ was zijn ervaring.
Ik kon het alleen maar met hem eens zijn.
Mijn rugzak vulde ik met een thermoskan koffie, een platvink gevuld met jutterbitter, twee broodjes pittige kip, twee plakken kerstcake die mijn vrouw gemaakt had en nog een bakje extra belegen kaasblokjes.
Om in beweging te komen én duurzaam bezig te zijn, pakte ik de fiets.
Terwijl ik die kant op fietste vlogen enkele zwermen ganzen in tegenovergestelde richting over mij heen, luid gakkend op reis naar warmere oorden. In de verte zag ik zijn grote gestalte al bij de uitkijktoren rondlopen. “Herman! Goedemorgen!” riep ik hem al traplopend toe, “je was er al!” Lachend riep hij terug: “Jazeker, ik heb er zin in. En wat een mooie ..eh..hoe zeggen ze dat hier.. schiere plek is dit zeg! Je kan vanaf hier de hele wereld inkijken!” Ik kon alleen maar knikken want ik was wat achter adem van de klim.
Het blijft elk jaar weer een fijn weerzien.
Hij keek mij lachend aan en zei: “Zeg, het was hier toch steeds een zooitje, er werd hier overal rommel achtergelaten door hangjongeren? Dan zijn ze zeker op hun vingers getikt want er ligt helemaal niks!” Hij had gelijk. “Ik denk dat het te nat en te koud is voor de jeugd, die liggen nu allemaal thuis op de bank, lekker onder een kleedje.” zei ik lachend. Vervolgens liepen we via de metalen trap naar boven, naar het hoogste punt en gingen we zitten op het bankje met uitzicht: recht voor ons Blauwe Stad, iets links daarvan de schoorsteenpijp van De Toekomst, nog iets meer naar links de ruis van de A7 en de spits van de Olle Witte en rechts de rust van de grazende Lakenvelders.
Ik schonk hem een koffie in met een scheutje jutterbitter.
“Ah, lekker, daar was ik aan toe! Ik ben al sinds middennacht onderweg.” Hij nam een slok van zijn koffie en zwaaide met zijn rechterarm voor zich uit: “Wat een mooie plek zeg, je voelt aan alles hier de historie.” Ik knikte en nam ook een slok koffie, zonder de kruidenbitter want de dag moest voor mij nog beginnen. “Ja, je doelt natuurlijk op het Verdronken Dorp Reiderwolde. We zitten hier best wel actueel te zijn want momenteel zijn alle waterschappen aan het knokken tegen het stijgende water. Gelukkig zijn we daar goed in, waar een klein land groot in kan zijn. Een verderop is de plek waar ‘de mensen van voorbij’ hun rust gevonden hebben, op de natuurbegraafplaats.”
Even lieten we de stilte stil.
Hij gaf mij een dreun op mijn arm en riep, onder begeleiding van een brede grijns: “Vriend! Hoe is het met je? Ben je het jaar een beetje goed doorgekomen?” Door deze manoeuvre morste ik wat koffie en terwijl ik mijn hand afveegde aan mijn broek gaf ik antwoord: “Tja, waar zal ik beginnen. Het was voor mij én mijn vrouw een heel bijzonder jaar kan ik wel zeggen. We raakten allebei een ouder kwijt. Zo heb ik afscheid moeten nemen van mijn moeder, maar eigenlijk had ik dat al een paar jaar eerder gedaan. Want Alzheimer kreeg haar in de greep en daardoor werd het leven voor haar een stuk minder leuk, ondanks de liefdevolle zorg die mijn vader, zus en op het eind het personeel van woon-zorgcomplex De Stilen haar zoveel als mogelijk gegeven hadden. En eind augustus stierf mijn schoonvader, de man die eigenlijk nog zoveel aan het leven hing maar uiteindelijk de strijd verloor. Het blijft pijnlijk, mensen die bij je dagelijks leven horen, te moeten verliezen, wonden die slecht helen.”
Herman begon zachtjes te zingen: ’t Het nog nooit, nog nooit zo donker west
Of ’t wer altied wel weer licht
“Maar we hebben het goed afgesloten hoor.” vervolgde ik. “De herinneringen aan die weken van rouw, het samenzijn met het gezin waar we ooit mee gestart zijn, het weerzien met veel oude bekenden die hun condoleances over kwamen brengen, de beide uitvaarten. We hebben dat als heel bijzonder mogen ervaren en dat heeft ons heel goed gedaan.”
Herman sloeg een arm om mij heen: “Goed zo jongen, goed zo!”
“Maar niet alles is weg, hoor. Mijn vader knokt zichzelf een manier om verder van het leven te genieten zonder zijn geliefde vrouw en het hondje van mijn schoonvader woont nu bij ons en dat vinden we beiden erg gezellig. Dat geeft vooral mijn vrouw wat troost, want ze mist haar ouders heel erg, ondanks dat ze er vrede mee heeft.” Mijn vriend knikte: “Rouwen kent ook geen grenzen. De ene heeft langer nodig dan de andere, dat is een heel menselijk proces en niemand hoeft daar wat van te vinden. Maar grote vriend van me, volgens mijn berekeningen waren jullie afgelopen jaar 5 jaar getrouwd! Of heb ik het mis?”
Ik schoot in de lach.
“Klopt, alleen we waren het allebei weer vergeten! Althans, ik dacht het nog te weten, maar dat bleek achteraf de verkeerde dag weer te zijn. Nou ja, het geeft ook niks, we hebben er weer veel lol om gehad en dat is het belangrijkste, lol hebben in een relatie. En niet alleen in een relatie, overal in de wereld zou men weer eens wat meer lol moeten maken. Het lijkt wel alsof we steeds verder uit elkaar groeien, opgehitst door die irritante ‘influencers’ of politici. Die zijn allemaal met één belang bezig.”
“Laat me raden: het eigenbelang!” vulde mijn gesprekspartner in.
“Juistum!” Het is fijn praten met een verstandig mens. “En dan zijn er nog die ellendige oorlogen, in gang gezet door extremistische lieden die nog steeds niet snappen dat er niks mee te bereiken valt. Ja, ellende, heel veel ellende, verdriet, leed en afschuwelijke en gruwelijke toestanden die de gewone mens, vrouw, man en kinderen doorstaan moeten. Wat is dat toch?” Ik liep nu helemaal leeg, in de wetenschap dat heel veel mensen er ook zo over denken.
‘De zwijgende meerderheid’ zeg maar.’
“En waarom overal om ons heen die agressie? Waarom gunnen we elkaar het licht in de ogen niet meer? Waarom moet je alles maar kunnen zeggen wat je denkt? Waar is de nuance gebleven? Waarom worden mensen afgerekend op hun uiterlijk en niet meer op de inhoud? Waarom worden we met het groeien van de Sociale media, ooit opgezet om te verbinden lijkt mij, alleen maar asocialer? Waarom gedragen we ons in het verkeer als hufters? Om nóg meer dodelijke ongelukken te veroorzaken? Waarom nemen we de kantinepraat op de tv of de mening van de zogenaamde Bekende Nederlanders serieuzer dan de nieuwszenders die met professionele journalisten het nieuws proberen te duiden? Waarom gedragen we ons als beesten tegenover hulpverleners, BOA’s, politie, ambulancepersoneel of brandweerlieden? Waarom worden steeds meer mensen onverdraagzamer en waarom begint men met wantrouwen in plaats van vertrouwen? Waarom klagen we zoveel en waarom wijzen we altijd naar de andere?”
“Maar nooit naar onszelf?”
Ongemerkt was ik erbij gaan staan, om mijn punt te maken, mijn ongerustheid over de maatschappij waar we nu in leven. “Rustaagh!” riep mijn vriend mij lachend toe, “Ga eens even zitten en laat eens even zien wat er allemaal in je rugzak zit want ik begin een beetje trek te krijgen.” Nu moest ik ook lachen en ik pakte de broodjes met hete kip uit de tas. “Kijk eens, een lekker broodje hete kip! Zelf gemaakt en goedgekeurd door de vrouw des huizes.”
Zwijgend aten we de broodjes op en ik schonk nog eens bij.
“Maar de Madelief is gekozen tot onze nationale bloem, dus we kunnen de #doeslief aanpassen in #doesmadelief.” zei ik lachend, beseffende dat humor dé manier is om alle negatieve muren te slechten. “En wist je dat de dieren ook in opstand komen tegen onze welvaart? Zo bouwde een dassenfamilie een burcht onder het spoor in Friesland waardoor het treinverkeer daar een week plat lag. De dassen zullen waarschijnlijk beïnvloed zijn geweest door de Friezen zelf, die blokkeren ook graag.”
“Tja, Groningers versus Friezen, die willen elkaar nog wel eens verliezen.” zei Herman lachend.
“Maar effe wat anders, heb je die kerstcake bij je, die je vrouw elk jaar bakt?” vroeg hij, waarop ik direct de rugzak weer pakte en hem een plak cake presenteerde: “Kiek eens, vers van het mes!” Gretig nam hij er hap van. Ik vroeg hem hoeveel stappen hij al achter zich had liggen, zo door de jaren heen, want ik hou dat voor mezelf nu ook een beetje bij. “Nou, dat hou ik niet bij, maar ik vermoed dat het wel eens in de miljarden kan lopen. Jullie hebben hier toch de Wandel Avondvierdaagse? Dat zijn ook allemaal van die stappenvreters en ik hoorde dat het afgelopen jaar de 75ste editie was.”
“Knap hoor!”
“Ja man, dat is toch wel een van de hoogtepunten van het jaar. Het brengt zo ontzettend veel mensen op de been, geweldig! Over hoogtepunten gesproken, mijn vrouw vierde afgelopen jaar haar 40-jarig jubileum bij het ziekenhuis. Ze had vorig jaar bedacht om dat dit jaar te vieren met een weekendje Terschelling, met alle kinderen, aanhang en kleindochter. Ik probeerde haar nog te waarschuwen, zeg maar als financiële waakhond, maar ze zette haar zin door.”
“Gelukkig maar, want het werd een superleuk weekend en alle neuzen deden gezellig mee!”
“Nou, dat vindt ‘De man met net zoveel neuzen als het jaar nog dagen heeft’, hartstikke mooi!” en opnieuw kreeg ik een harde klap op mijn schouder van hem, ondersteund met een bulderende lach die een aantal rustende ganzen deed opvliegen. “Maar grote vriend, naast hoogtepunten was er ook een dieptepunt toch, stond jouw voetbalcluppie ineens onderaan de ranglijst? En heb ik dat nu goed gehoord vanmorgen, hebben ze verloren van Hercules, een amateurclub uit Utrecht?”
Ik moest nu wel meelachen, dat heb ik ondertussen wel geleerd.
“Ach ja, wrijf het er maar even in. Ik zei nog zo aan het begin van het seizoen, neem Peter Bosz aan als trainer. Maar ja, gedoetjes onderling en haantjesgedrag werden de doodsteek. Wij mannen zijn vaak de oorzaak van gelazer in het voetbal. Is het niet op het veld dan is het wel op de tribunes. En al die stakingen van wedstrijden beginnen mij de keel uit te hangen dus ik kijk al haast niet meer.”
“Zonde van mijn tijd.” zei ik en maakte ondertussen het bakje met blokjes kaas open.
“Stukkie kaas?” Hij keek verrast: “Lekker, je hebt het weer goed voor elkaar dit jaar, dankjewel!” “Ja man, maar we moeten er ook van genieten. Het leven bij de kladden pakken, want het kan zomaar over zijn.” antwoordde ik. Er zijn ons weer veel te veel mensen ontvallen, te jong en te plotseling. En wat te denken van die overleden mensen die ons verrijkt hebben met hun kunsten, zoals Wim de Bie, Tina Turner, Willem Nijholt, Paul van Vliet, Sinéad O’Connor, Jan Jongbloed, Clairy Polak en Burny Bos.”
Hij knikte zwijgend, ik zag hem denken.
“Hoe is het met je kleindochter eigenlijk? Herkent ze jullie wel, ondanks de afstand?” vroeg hij vervolgens. “Ha, onze kleindochter! Oh ja, die herkent ons zeker! We zijn met de kerstdagen daar nog geweest en het was weer dikke pret. Tweede kerstdag wilde ze ons al om 5 uur wakker maken, maar dat hebben de ouders kunnen rekken tot 7 uur. Toen kwam ze tussen ons inliggen en praatte ze honderduit, onder andere over haar zusje welke over een paar weken verwacht wordt.”
“Mooi zo!” zei de man, “Ik had ook niks anders verwacht!”
“Maar over verwachting gesproken, ik word elders in het land verwacht, bij iedereen die mij kent.” Hij was er bij gaan staan en ik merkte op dat de dag met een beetje zonlicht begonnen was. We omhelsden elkaar: “Het was weer fijn je gesproken te hebben, voor mij blijft dit toch een hoogtepunt van het jaar.” zei ik terwijl we elkaars handen stevig schudden.
“Ha ha ha, ja, nou, dat is het voor mij helemaal mien jong!” zei de man.
“Tot volgend jaar, ik hoor nog wel waar.”
Hij draaide zich om, liep de trap af en even later zag ik hem het ‘theater’ oversteken, op zoek naar een goed gesprek waar wij mensen zo naar verlangen.
Hij keek nog een keer om en brulde: “En vernuver die zulf!”
Ik stak mijn duim omhoog en bleef even zitten om nog even te genieten van de omgeving en om het gesprek even in te laten dalen. Niet te lang.
Want morgen begint het Nieuwe Jaar en er staat weer van alles op stapel.
En ineens is ’t kerst! Nou ja, morgen dan. De tijd vliegt niet maar raast voorbij! Ik ben net bekomen van de kerst van vorig jaar, toen hadden we al ons nageslacht in huis.
En ze moesten allemaal mee-eten!
En er moesten spelletjes gespeeld worden. Ook iets van deze tijd, spelletjes spelen. Het liefst van die bordspellen waar je bij moet nadenken. Althans, daar moet ik dan bij nadenken, ik ben niet zo van de spelregels. Eigenlijk ben ik ook niet van de spelletjes. Eigenlijk nooit geweest, iets van vroeger denk ik. Zo kan ik mij nog herinneren dat mijn broer en ik besloten hadden om te gaan monopoliën. Dat was nog ver voor het euro-tijdperk en het ging nog om briefjes van 1 tot max 500 gulden.
Het laat een mooi tijdsbeeld zien hoe we er toen financieel voorstonden.
Het geld werd geteld, gedeeld en alles werd klaargezet voor een urenlang tijdverdrijf. Dat spel was door de jaren heen ook niet meer compleet. Dat was onze eigen schuld, biljetten raakten zoek omdat ze gebruikt werden voor andere spelletjes. Toen alles klaarstond, keken we elkaar aan en vroegen haast tegelijkertijd:
“Heb jij nog zin?”
We hadden beiden geen zin meer, gooiden alles terug in de doos en gingen naar buiten om te voetballen. Naast monopolie werd er ook wel eens een poging gedaan om een ander spel te spelen, bijvoorbeeld Pesten, Mens Erger Je Niet, Pim Pam Pet of Memory. Maar om nou te zeggen dat we er om zaten te springen? Nee, dan waren wij thuis toch meer van het lezen en werd er goed gebruik gemaakt van het bibliotheek-abonnement. Zo kan ik mij nog heel goed de mensen herinneren die daar werkten: Trini, Harma, Nel en Klaas.
Zij hebben mij heel wat mooie leesuurtjes bezorgd!
Maar we staan vandaag aan de vooravond van een geboorte. Of dat gaat lukken weten we nog niet helemaal zeker, dat is elk jaar weer even afwachten. Want vandaag is een hoogzwangere dame met haar man op zoek naar een veilig en warm onderkomen vanwege een volkstelling. Dat is elk jaar weer een crime want geschikte huisvesting vinden is erg lastig. Eigenlijk waren er al vanaf het begin van ons bestaan woningtekorten. Wat deze hierboven beschreven starters betreft, heb ik een donkerbruin vermoeden dat ze wel weer in een stal zullen belanden.
Inclusief een ezel en een os.
Sommige dingen veranderen nooit. Alhoewel, we hebben ook dit jaar weer geen witte kerst terwijl dat in vorige edities wel gelukt was. Waar hebben we dat aan verdiend? Of is dat onze straf omdat we leven als rupsjes Nooit Genoeg? En we hadden toch met elkaar afgesproken niet te warm te stoken, 19 graden is meer dan genoeg en er zijn dekentjes genoeg om onder te kruipen. Sinds wij een hondje in huis hebben weet ik dat er zelfs dekentjes voor honden te koop zijn! Wat zeg ik, honden kunnen tegenwoordig gebruik maken van een complete garderobe! Zo zijn er bijvoorbeeld jasjes voor honden en mijn vrouw, waar ik doorgaans prima mee overweg kan, heeft daarover wel eens wat gezegd. Zo van dat een jasje met het huidige, onstuimige en depressieve weer best fijn is voor een hond. Ze zegt het dan op een oppervlakkige manier, maar ik bemerkte een serieuze ondertoon en dan gaan bij mij alle alarmbellen bellen.
Waar rook is, is vuur.
“Jij doet toch ook een jas aan?” zeggen de voorstanders. Klopt als een zwerende vinger maar honden hebben een vacht en die vacht is berekend op alle weersomstandigheden. Als het te koud is houdt het ze warm en als het te warm is dan hijgen ze de warmte wel van zich af. Ik, van oorsprong mens, heb geen vacht. Ja, op sommige plekken, maar daar raak ik steeds minder van onder de indruk.
Daar schaam ik mij niet voor.
Wanneer ik na het uitlaten met een natte hond thuiskom, droog ik haar wel af. Dat heeft met praktische redenen te maken: we willen geen natte hond pootjes en geur op de bank. Nu wil ik hier niet mee zeggen dat onze hond niks mag, dat ik hier in huis de boeman ben richting de viervoeter. Dat is onzin, ik speel zelfs met haar door tegen een piepende, plastic champagnefles te schoppen waarna het beestje deze weer naar mij terugbrengt. Vroeger voetbalde ik ook met mijn jongens, wat niet zeggen wil dat ik dit hondje nu als kind zie! Maar ik ben wel voorstander van sokken voor honden.
Of slofjes.
Want dat getik van nageltjes op het laminaat irriteert als de boor van de tandarts of als nagels op een krijtbord. Bijvoorbeeld als ik in de keuken bezig ben het ontbijt klaar te maken. Want zodra ik een gekookt eitje tik (een ieniemienie tikje is al genoeg!) hoor ik eigenlijk direct daarop trip-trip-trip-trip-trip-trip-trip-trip-trip-trip-trip-trip-trip-trip-trip-trip-trip-trip. Dan heeft ze de afstand van mand naar keuken overbrugd en begint ze mij tijdens mijn werkzaamheden in de keuken, flink in de weg te staan.
Ze is gek op gekookt ei.
Ze mag er van mij drie per week een want een ei is goed voor haar vacht. En dat scheelt dan weer een jas kunnen we dan wel zeggen. Maar ze komt dus vier keer per week voor niks haar mand uit. Mijn vrouw vindt dat zielig, maar weet inmiddels dat dit van mij een ijzeren wet is. Waar de man woon, draagt hij de kroon!
En dat in een tijd dat er mannen zijn die bang zijn hun mannelijkheid te moeten verliezen.
Bang om hun mannelijkheid te verliezen, ik herhaal het nog maar even. Ik begrijp dat niet. Ja, als je in een oorlogsgebied je land verdedigen moet, dan snap ik dat de man bang is en daar hoef je je echt niet voor te schamen!
Maar bang om je mannelijkheid te verliezen klinkt net zoals een jasje voor de hond. Kom op zeg, wees een kerel!
Dekentjes, dat is tegenwoordig een begrip. Het valt onder ons dagelijks taalgebruik en is een van de manieren om te ontspannen. Hoe vaak hoor je niet iemand zeggen: “En dan kom ik thuis en dan ga ik lekker onder een dekentje liggen op de bank.” En daar blijft het niet bij, want dit ‘chillen’ gaat vaak samen gepaard met het streamen van een serie. En dan het liefst een heleboel afleveringen achter elkaar. Daar is ook weer een naam voor bedacht, bingewatchen, marathonkijken of, heel ernstig, comakijken!
Ja, we doen onszelf wat aan in de moderne samenleving.
Ik kan mij niet heugen ooit in mijn vroegste jeugdjaren onder een dekentje gelegen te hebben. Ja, onder de dekens van mijn bed, gewoon in bed en niet op de bank. Dat was nog ver voordat het dekbed uitgevonden was, zelfs het sprei was nog niet uitgevonden. Dat sprei kwam ergens begin jaren 70, toen men het haken had uitgevonden zeg maar. Maar daarvoor nog had je bij vrieskou ijsbloemen op je slaapkamerraam, zo koud was het toen. Dat lag ook aan het enkele glas wat er in onze ramen zat hoor, daar moet ik wel eerlijk in zijn. Maar donzen dekbedden en dubbel glas kenden wij nog niet en er was maar één kachel in huis.
Die stond in de woonkamer.
Daarom droegen we pyjama’s! En als ik dan ’s morgens uit bed kwam, rende ik naar beneden om vervolgens op m’n knieën voor de kachel te gaan zitten, te wachten op de warmte nadat ik de kachel van standje waakvlam op vol gezet had. En in afwachting van de nog vele koude momenten die de dag zouden gaan vullen. Bijvoorbeeld als ik op mijn fiets de Sparfolders rondbrengen moest. Op Terschelling, dus veel wind, met naast dorpen veel buurtschappen en daartussen kale vlakten. Dan moest ik afstanden afleggen die voor een jochie van mijn leeftijd als horror ervaren werden.
Ik kan nog steeds het gevoel van bevroren vingers in natte, wollen handschoenen terughalen.
Pyjama’s draag ik nu niet meer. Want we hebben dubbel glas, een donzen dekbed en een radiator onder het slaapkamerraam (die overigens nooit aanstaat). En we hebben ook geen bloemen meer op de ramen, maar dat heeft ook te maken met het feit dat we geen winters meer hebben.
In de loop der jaren zijn we er dus best wel warmpjes bij komen zitten.
Daarom snap ik de jeugd wel dat ze niet zo gauw het ouderlijk nest willen verlaten. Die zijn zonder ijsbloemen op de ramen warmpjes opgegroeid, werden door de ouders overal naartoe gebracht met de auto en krantenwijkjes hoefden niet gelopen te worden want dat was zielig.
Op een paar stoere uitzonderingen na.
En dan is er nog het woningtekort natuurlijk, ook een begrijpelijke reden dat de jeugd wat minder snel uit kan vliegen. Toen ik uitvloog, begon ik met het huren van een kamer met stromend water. Koud water. De douche moest ik delen met de andere bewoners van het pand en dat was altijd fijn als ik ’s avonds laat thuiskwam van een lange en vermoeiende dag werken. Dan moest ik wijdbeens op de randen staan in de douche omdat het putje verstopt zat.
Meer informatie is niet nodig, toch?
Het was mijn eerste kennismaking met de Asociale mens en, na ik later begreep, het leven met studenten in een huis. Maar goed, die waren natuurlijk heel erg geleerd en daardoor te verstrooid om het doucheputje even te ontdoen van alle gorigheid. Logisch dat zoiets als je schaamhaar verwijderen uit het putje niet in je vocabulaire bestond. Normaal deed mama dat altijd.
Of de kaboutertjes.
Om het woontekort op korte termijn aan te pakken wil demissionair minister De Jonge de hospita terug. Toen ik dat las werd ik weer even teruggegooid naar 1980, toen ik besloten had een opleiding te gaan volgen in Leeuwarden. Ik moest toen ‘in de kost’ zoals we dat noemden. Nadat er een kosthuis gevonden was, ging ik samen met mijn moeder kennismaken en met het begin van mijn nieuwe schooljaar woonde ik van zondagavond tot en met vrijdagavond bij deze mensen, een ouder echtpaar.
Mensen die heel zuinig op mij waren.
Want ik mocht ’s avonds de straat niet op. Althans, niet om te chillen met andere eilander scholieren die toen in dezelfde wijk in de kost zaten. Dat was veel te gevaarlijk. Die angst c.q. verantwoordelijkheid werd voornamelijk gevoed omdat ze elke dag de Leeuwarder Courant uitplozen, met name dan de berichten over geweldsdelicten op straat werden dan aan mij voorgelezen. Buiten gingen dood en verderf hand in hand en dat was voor hun reden genoeg mij binnen te houden. Dit was ‘vroeger’ hè, waar zoveel mensen naar terugverlangen gezien het stemgedrag van de afgelopen verkiezingen.
Mijn smoesjes dat ik naar de Bieb moest werden wel goedgekeurd.
Je zou dit kunnen zien als een nadeel van wonen op een eiland. Maar aan de andere kant maakt het je ook een stukje zelfstandiger. En empathischer. Want naast het reizen leerde je ook met andere culturen omgaan, zoals in mijn geval de Friese cultuur, de stadscultuur en de cultuur van mijn hospita’s: de ene was Drents en de andere Fries. Daarbij kreeg je als eilander ook nog te maken met allerlei culturen die van de Wal kwamen, uit alle windstreken. Allemaal ‘fremden’ met andere gewoontes, maar bij nader inzien eigenlijk allemaal prima volk wat net als ieder ander van een mooi leven wilde leven. Daardoor werden we kennelijk ongemerkt getraind om met al die ‘culturen’ om te gaan.
Om daar later heel veel profijt van te hebben.
Misschien schamen we ons wel en kruipen daarom onder een dekentje. In deze absurde, egoïstische tijden, waar mensen tegen elkaar opgezet worden, waar gemeentes het niet meer aandurven asielzoekers op te vangen zodat Ter Apel ontlast kan worden, waar de problemen zich opstapelen omdat er te veel belangen zijn, waar het individualisme en het simplisme welig tiert en waar de afgunst van de muren druipt.
En elk jaar weer dat verlangen, vanonder een dekentje: Vrede op Aarde.
‘Shit! Ladder!’ Appte ik naar mijn vrouw en dropte er een paar hele boze icoontjes bij. Ze belde direct op: “Wat is er met de ladder? Hebben ze die gejat?”
Ja, dat had natuurlijk ook gekund, dacht ik.
Vorige week maandagmiddag kwam ik thuis van werk en sprong ik direct onder de douche. Tijdens het afdrogen kwam de dame in huis de badkamer binnen om gewassen handdoeken op te ruimen. Ineens gaf ze een gil en wees naar mijn benen:
“Ar! Je benen, kijk!” riep ze en keek er heel bezorgd bij.
Ik schrok van haar reactie en keek snel naar beneden, maar zag gelukkig nog steeds mijn benen. Eigenlijk dezelfde benen die mij al heel wat jaartjes dragen, benen die mij eigenlijk overal naartoe gebracht hebben waar ik wezen wilde, benen die toen ik nog voetbalde flink wat schoppen hebben moeten incasseren, benen die heel wat uurtjes rondgelopen hebben op keukenvloeren, benen die heel wat kilometertjes de pedalen van mijn fiets hebben aangedreven en benen die de laatste jaren steeds vermoeider thuiskwamen, vast ook omdat het gewicht wat ze dragen moesten steeds zwaarder werd.
Ik kreeg spontaan medelijden met mijn benen!
“Wat is?” vroeg ik geërgerd, “je maakt me aan het schrikken!” Ze keek mij nu verontwaardigd aan: “Zie je het dan niet? Je ene been is veel dikker dan de andere! Je ziet de randen van waar je sokken gezeten hebben zelfs!”
Ik keek nog een keer, hield nu de pokkel wat in zodat mijn zicht beter werd. Ze had gelijk, mijn rechterbeen was dikker maar dat was voor mij nu ook niets nieuws onder de pokkel..euh..zon. Ik had dat wel vaker gezien, het was de ene dag wat erger dan de andere dag. En ik wist dat mijn benen al jaren dik waren. Bij mijn vorige werkgever was dat al een probleem. Ik moest daar nog wel eens van uniform wisselen vanwege de wisselende werkzaamheden. Met vooral de broeken had ik dan altijd gedonder en de chef van de garderobe klaagde dan altijd over de dikte van mijn benen.
Dus ja, ik val in herhaling, maar er was voor mij niks nieuws onder de zon.
Daar dacht mijn vrouw anders over, dat was wel duidelijk. Vooral toen ze zei dat ik ermee naar de dokter moest. Ik beloofde haar een keer de dokter te bellen voor een afspraak, maar dat was niet het goede antwoord:
“Nu Ar, nu bellen!”
Nadat ik mij had aangekleed belde ik mijn huisarts, in de wetenschap dat ze toch geen plek hadden want ze hebben het altijd druk. De Doktersassistente was vriendelijk doch net zo resoluut als de Doktersassistente die bij mij in huis woont. Want na het beantwoorden van enkele vragen, vanuit de keuken bijgestaan door een roepende echtgenote met medische aanvullingen, werd ik toch gesommeerd om die middag nog te komen.
De Paniek-Piet was er niks bij.
In mijn onschuld werd ik nu ineens verdacht van het hebben van een trombosebeen. Een uurtje later lag ik op een behandeltafel, zonder broek, maar nog wel in boxer en hemd. De huisarts voelde en voelde en constateerde spataderen, niet dramatisch, maar ze wees het wel aan als een van de schuldigen in deze zaak.
Het was geen trombose.
Maar ik moest nog wel even bloed laten prikken, waar achteraf niets bijzonders in te zien was. “En ik adviseer u om kousen te gaan dragen, ter ondersteuning.” “Kousen? U bedoelt steunkousen?” Nu kreeg ik het ineens heel benauwd. Want daar had ik al wel eens van gehoord, dat dit ondingen zijn om aan te doen en dat vooral oudere mensen dit moeten dragen.
Val je als bijna 60-jarige nu ook in de categorie ‘oudere mensen’?
Nu weet ik ook wel dat ouder worden met gebreken gaat. Ooit was ik heel actief op sportgebied. Ik voetbalde, volleybalde, liep hard maar ben daarmee min of meer gestopt na een herniaoperatie. Niet omdat het na de operatie niet meer kon maar min of meer om niet de kat op het spek te binden zeg maar, vooral omdat ik toentertijd nog wel eens flinke rugklachten kreeg. Ik heb ook nog een jaartje gesoftbald, maar ben uiteindelijk helemaal overgegaan op de wandelsport.
Plus veel fietsen.
Maar altijd bewust van wat nog wel of niet meer kan. Vergelijkbaar met dat ik, op mijn leeftijd, geen spijkerbroeken draag met van die modieuze (?) scheuren erin. Of dat ik op mijn leeftijd nog vader zou worden van een (liefdes…) baby.
Maar ik ben nog geen ouwel lul!
Ik herhaalde wat de dokter mij adviseerde: “Steunkousen? Nee toch…” en keek er erg sip bij. “Nou nee, niet echte steunkousen maar een ander soort.” zei de dokter. “De Hema heeft ze en die zijn prima! Die zijn niet zo dik maar geven wel goede stevigheid. En je kan ze dragen met je werksokken eroverheen.”
Eenmaal weer buiten belde ik direct vrouwlief.
“Oh maar ik ben bij de Hema, ik neem er direct wel een paar van mee!” zei ze, hoorbaar opgelucht dat het trombose-verhaal nog even niet actueel was. Toen ze later thuiskwam met de sokken deed ik ze direct aan. Dat was wel even een dingetje, want ik vond ze verdacht veel lijken op panty’s en kon ze tot over mijn knieën heen trekken. Ik liep er mee naar beneden en wist eigenlijk al wat er komen zou:
Een vrouw die volledig in een stuip schoot van het lachen!
Want ja, het was ook geen gezicht! Het waren gewoon zwarte kousjes, zelfs met een bewerkt randje. Heel sexy eigenlijk wel, maar de verkeerde benen zaten erin. En de riempjes ontbraken. Maar goed, het doel heiligt de middelen en er gaat toch een (werk) broek overheen, niemand die het ziet en niemand die het weet.
Nou ja, niemand…
Mijn telefoon ging, het was mijn vrouw: “Ja met mij, is de ladder gejat? Had ik de garage niet op slot gedaan vanmorgen?”
“Nee joh, veel erger! Ik trok net mijn kousen aan en wat denk je?”
Enige weken geleden kreeg mijn vader een uitnodiging om een kerkdienst bij te wonen, de laatste van het Kerkelijk Jaar om precies te zijn. De reden van uitnodiging was dat men in deze dienst de mensen die in het afgelopen jaar overleden zijn, wilde herdenken. Of nog mooier betitelt in een gedicht van Hanna Lam welke op de uitnodiging stond:
‘De mensen van voorbij’
Zoals mijn moeder, zijn geliefde vrouw waarmee hij 65 jaar lief en leed mee gedeeld heeft. Ik vond dit een mooi initiatief van de gezamenlijke kerken op Terschelling en wij wilden daar graag bij zijn. Zaterdagavond heen en zondagavond weer terug.
Pa zou ons van de boot halen.
Vervolgens vroegen we hem of er nog dingen meegenomen moesten. De laatste jaren namen we nog wel eens een rettich of een Edammer jong belegen kaas voor hem mee omdat hij dat niet meer op het eiland kon krijgen. En een fles Viermaster jenever, dat vindt hij een lekkere zachte borrel.
De Edammer kaas voldeed.
Vorige week maandag belde hij. Hij was nogal grieperig en wist niet hoe de week verlopen zou. Tijdens het gesprek, onder andere werden de komende verkiezingen en het Nederlands Elftal even doorgenomen, viel mij niks grieperig op. Wel genoot ik van het feit hoe fijn het toch is dat ik nog een goed gesprek kan hebben met mijn vader.
Koesteren.
De volgende dag kregen we bericht van zijn manteldochter, mijn zus. ‘Pa is vanmorgen bij de dokter geweest. Na een erg benauwde nacht heeft hij 112 gebeld, maar die konden er de vinger niet opleggen, de huisarts uiteindelijk wel: een longontsteking.’
Nu was er alle reden voor ongerustheid!
Zuslief trok bij Pa in voor de nachten en ik begon na te denken of we misschien een dagje eerder naar het eiland konden gaan. Dat kon gelukkig ook, dankzij de planners van mijn werkgever. We besloten de boot om te zetten naar de laatste afvaart van vrijdagavond, 19:50 uur en ja, misschien wel handig:
‘Laten we de fietsen maar meenemen.’
Vrijdagmiddag pikte ik om half vijf mijn vrouw op bij haar werk om zoveel mogelijk tijd te winnen. Want naast het steeds slechter wordende weer wist ik ook niet precies wat we aan vertraging konden verwachten bij Stad. Door alle wegwerkzaamheden van de zuidelijke ringweg wil de gangbare route nog wel eens afwijken.
’t Mout eerst mal wezen voor dat ’t schier wordt!’
We waren Stad zo door, maar verderop zag ik door het beregende raam heel veel rode achterlichten. Ik kreeg een déjà vu: waar had ik dat nu meer gezien? Och ja, bijna dagelijks op de wegen in de Randstad toen ik daar nog woonde. Het déjà vu werd krachtiger nadat ik voelde dat mijn blaas aangaf dat hij eigenlijk wel geleegd zou willen worden. Dat heb ik zo vaak meegemaakt, in een file staan terwijl je eigenlijk ontzettend moet zeiken!
En de vluchtstrook is geen optie.
Afijn, tegen zeven uur stonden we geparkeerd op de Harlinger parking maar het leek alsof we al aan boord zaten. De auto schommelde heen en weer door de inmiddels stormachtige wind. “Het is gelukkig droog.” zei ik tegen mijn vrouw. “Blijf jij maar lekker zitten, dan haal ik de fietsen van de auto en maak ze klaar voor de reis.”
Nadat ik uitgestapt was begon het te regenen.
En te hagelen! Ik zette de fietsen met de kont in de wind en terwijl ik bezig was om het hondenmandje op mijn vrouw ’s pakjesdrager te plaatsen, vroeg ik mij af waarom we eigenlijk de fietsen meegenomen hadden. Die gedachte werd versterkt nadat beide fietsen door een windvlaag omvielen. Maar ik bleef rustig, ondanks dat het systeem waar het hondenmandje op vast zat, door het omvallen losgeschoten was van de pakjesdrager. Dan moet het mandje maar op de mijne.
Het is toch donker…
Vrouwlief zette het inmiddels trillende hondje in de fietsmand, pakte daarna haar eigen fiets en vloog vervolgens met windkracht 9 in de rug naar de terminal op de haven. Ik wilde ook op mijn fiets springen, maar het lukte niet mijn been over het nu piepende hondje (het hagelde weer stevig) heen te gooien. Door de fiets heel schuin te zetten lukte het mij alsnog het been over de stang te krijgen, zonder dat de koffer voorop of het hondje achterop van de fiets zal vallen.
Enkele minuten later waaide ik de terminal in.
Daar trof ik een haast verzopen vrouw met een kapsel à la orkaankracht. Ik parkeerde tegen het hekje welke de fietsers voor Vlieland en Terschelling scheidde. “Waarom blijf je zitten?” vroeg ze na een tijdje. “Nou, dat zit namelijk zo…je moet mij even helpen, je moet mijn been even over de stang duwen..”
Ze kreeg de slappe lach, ze gierde erover en kwam zelfs boven de storm uit.
Het lukte haar niet. Ze moest nu zó hard lachen dat ze in haar broek pieste, haar enige zwakke puntje. Ik stuurde haar de terminal in om de boel te ordenen en vervolgens lukte het mij, zonder kleerscheuren, af te stappen. Daarna maakte ik haar pakjesdrager weer in orde zodat de mand weer bij haar achterop gezet kon worden.
Dat was voor iedereen veiliger. Door de storm vertrokken we pas om 20:45 uur, maar eenmaal op het eiland was het droog en de fietsrit naar huis werd belicht door een bijna volle maan.
Het werd een mooi weekend.
Zaterdag maakte ik een dikke pan met nasi en de avond brachten we voetballend door: zo’n beetje alle Eredivisiewedstrijden werden bekeken want Pa knapte al op en vrouwlief zat lekker te lezen in de erker.
De kerkdienst was bijzonder.
Naast het horen van alle namen van de overledenen kwamen ook allerlei herinneringen weer boven van de mensen die ik gekend heb. We staken kaarsjes aan voor mijn moeder maar ook voor mijn schoonvader, een klein ritueel maar vol emoties. De storm werd er zelfs stil van en was erbij gaan liggen.
Tegen de avond dan toch weer dat altijd terugkerende afscheid. Gelukkig bieden woorden dan troost: ‘Ieder afscheid is de geboorte van een nieuwe herinnering.’
Zodra er een kabinet gevormd is en we eindelijk weten wie zich de nieuwe Mark Rutte.. Euh…minister-president mag noemen, zal hij of zij ook te maken krijgen met de 100 dagen brief naar de Tweede Kamer. Met die brief informeert de nieuwe MP hoe die dagen verlopen zijn. Of de beloftes die er gemaakt waren voor deze periode ook uitgevoerd zijn. En op democratische gronden getoetst zijn.
Deze keer een extra uitdaging weten we inmiddels.
Wij hadden aan mijn schoonvader beloofd zijn hondje in huis te nemen wanneer hij kwam te overlijden. Dat ligt inmiddels 100 dagen achter ons en daarom schrijf ook een brief, niet aan de Tweede Kamer maar aan mijn schoonouders, waarin ik hun informeer over hoe het hun hondje vergaan is sinds zij zijn gaan hemelen.
Of waar dat dan ook maar mogen zijn.
Beste Pa en Ma,
Hier even een update over jullie hondje Lobke. Hoe het met haar gaat. De eerste week moest ze, net als wij, heel erg wennen aan de nieuwe situatie. Dat heeft ons een vloerkleed gekost én de bekleding van een stoel kreeg de inhoud van haar maag over zich heen, maar dat kwam natuurlijk door alle veranderingen die ze moest ondergaan. En ze was de laatste jaren gewend om bij Pa te slapen, op of naast zijn bed, maar dat hebben we direct afgeschaft. Naast geen hond in de pot wil ik ook geen hond in mijn bed vinden. We dachten eerst dat ze daarom zo onrustig was in de nachten, maar niets bleek minder waar. Daar kwamen we achter nadat een bevriende dierenarts ons adviseerde om een (ongewassen) kledingstuk van Pa in de mand te leggen. Nadat we dat gedaan hadden was direct de onrust weer weg!
Pa, ze miste je gewoon!
Dat gaf ons, kersverse hondenbezitters, weer moed over het verdere vervolg. Want ja, we werken allebei dus het vereist wel wat organisatie. Gelukkig heeft dit hondje een goede vooropleiding bij jullie genoten waardoor het eigenlijk allemaal vanzelf ging. De voeding werd wel aangepast, aangezien Pa nog wel eens een stukkie vlees of plakje worst liet vallen. De dierenarts had daar al eens wat over gezegd en ja Pa, je beloofde beterschap, maar telkens zwichtte je weer voor de smeekbedes van Lobke.
Met die hondenogen van haar..
Over de dierenarts gesproken, ze heeft inmiddels ook een reiniging van het gebit ondergaan. Ze moest daarvoor onder narcose en ja, dat was toch even spannend. Spannend, omdat er altijd wat mis kan gaan natuurlijk. En stel dat het mis zou gaan dan waren we het laatst tastbare aan jullie, ook kwijtgeraakt. Gelukkig is alles goed verlopen en kreeg Lobke zelfs een compliment over haar gebit.
En geen gaatjes!
Ja, sorry Pa, maar haar oude hondenmand is inmiddels ook vervangen. Die heeft zeven jaar sigarenrook geabsorbeerd en was bruin van de nicotine geworden. Daarentegen heeft ze twee manden teruggekregen: eentje voor beneden en eentje voor in mijn schrijfkamertje, dan kunnen we elkaar in het oog houden.
Gezellig!
Het uitlaten heeft inmiddels een dagelijkse structuur gekregen en we hebben er een hoop nieuwe (honden) mensen door leren kennen. Daardoor duurt een blokje om soms wat langer dan gepland maar ach, zo hoor je ook nog eens wat. Ik heb wel jullie dochter zo ver gekregen dat er een andere riem kwam. Het roze (!) tuigje waar zij best wel onder gebukt ging, is nu een licht en eenvoudige riem geworden en omdat ze eigenlijk best wel goed luistert, hoefde de Cesar Millan slip-riem niet aangeschaft te worden.
Jullie verdienste en het karakter van het hondje natuurlijk!
Wat ik zelf nooit voor mogelijk gehouden had, is inmiddels waarheid geworden. Als we gaan fietsen mag ze mee. Want jullie dochter heeft een fiets-hondenmand op haar pakjesdrager laten monteren en sindsdien zit ‘het kind’ lekker in dat bakkie, tot grote vreugde van de bazin. Voor mij, of beter gezegd voor mijn stoere image, was dat wel even wennen en daarom fietste ik óf een paar meter voor haar uit óf bleef ik wat meters achter haar hangen. Tot ik haar een keer in het kratje voor op mijn fiets gezet had.
Toen ik haar naar de trimster moest brengen in Heiligerlee.
Want daardoor hoefde ik voor dat kleine stukkie niet de auto te nemen. Ze liet het allemaal toe en soms durfde ze zelfs om met haar voorpoten over de rand te gaan hangen, met de neus in de wind en alles in de gaten houdend. En ze bleef ons verrassen. Want in eerste instantie had ik nog gezegd dat als wij op vakantie gaan of een weekendje naar de kinderen in Den Haag, de hond niet met ons mee kon.
“Dan moest ze maar uit logeren!” zei ik dan stellig.
Jullie dochter dacht daar duidelijk anders over. Maar ze zei niets, want ze wist dat ik die mening wel weer bij zou stellen als ik eenmaal gewend was aan het leven met een huisdier. En wat zij al voorzien had, gebeurde dus ook. Inmiddels is ze al mee geweest naar Den Haag en naar Terschelling en ik moet hier eerlijk bekennen dat Lobke zich uitermate goed gedragen heeft.
Je had er geen hond aan!
En ja, lieve ouders, ik begin steeds meer tegen haar te praten, terwijl ik toch altijd heel duidelijk was over dieren, dat dieren als dieren benaderd én behandeld moeten worden. Maar telkens als ik tegen haar praat, is het net of ik Pa weer hoor praten tegen haar: “Hè Lob, dat gekookte eitje was lekker hè!” of als we weggaan: “Toe maar Lobke, even op huisje passen!”
Op de een of andere manier ben je daardoor niet bij ons weg, Pa…
Zij is het laatst tastbare aan jullie beiden. Daarom was ik ook helemaal de weg kwijt toen ze ‘m een keer gesmeerd was tijdens mijn oppasdienst. Ik durfde pas na een half uur tevergeefs zoeken jullie dochter te bellen, nadat ik al contact had gehad met de dierenambulance én huisdier-registratie. Gelukkig kwam het allemaal weer goed, was ze een straat verderop opgevangen door een aardige mevrouw en kwam alles weer op vier pootjes terecht.
We zijn dus 100 dagen verder (en ongeveer 530 euro armer…) maar het gaat prima met Lobke dus jullie hoeven je geen zorgen te maken.
Woensdag mogen we weer. Woensdag is het letterlijk ‘gehaktdag’ als we het chagrijn in ons land moeten geloven.
Het zal mij worst wezen.
Maar ik ga wel stemmen want dat is mijn democratisch recht. Ik heb heel veel geluisterd naar politieke discussies op de radio. Opvallend was de sfeer onderling. Men lijkt toch wat beschaafder met elkaar om te gaan waarmee wij, het volk, dat toch maar weer bereikt hebben. Want een vaak gehoorde reden om je van de politiek af te keren was de manier hoe men probeerde elkaar verbaal de les te lezen.
De maat te nemen.
Of, terwijl iemand aan het woord was, ongeïnteresseerd met de telefoon bezig te zijn in plaats van aandachtig naar de spreker te kijken en te luisteren. En gezien de recente ontwikkelingen, het advies van de politiek om op scholen de telefoons uit de lokalen te verbieden, ga ik ervan uit dat de politici dit voorbeeld ook gaan volgen.
Naïef als ik ben.
Ik denk dat het nu wel een stuk leuker gaat worden op al die scholen. Ten eerste voor de leerlingen, want ze worden niet meer afgeleid en ten tweede voor de leraar want die krijgt nu alle aandacht van het kroost. Mits de leraar wel zijn enthousiasme over kan brengen op de leerlingen. Zulke leraren heb ik ook gehad in het verleden en zij hebben mij een grote indruk op mij achtergelaten. Dat begon met Juffrouw Manna en Juffrouw Tanis op de kleuterschool. Vervolgens kwam ik in de 1e klas bij Juffrouw Bartie die ons de wondere wereld van AAP-NOOT- MIES leerde. Daarna werd het nog leuker door de Meesters Bultje (uit Stad!), De Jong, Tans en Bakker, afgewisseld met lieve Juffen zoals Juffrouw Nel en Juffrouw Irma.
Allemaal Lagere School.
Ik moest daar weer aan denken nadat iemand zijn oude rapport op Facebook gezet had. Hij noemde daarbij een meester en bedankte hem voor de wijze lessen. Naast de cijfers stonden kleine berichtjes geschreven van de leerkrachten: ‘Als je problemen hebt, en ik kan je helpen, wees niet bang en kom gerust.’ Of ‘Ik wens je veel plezier in de toekomst en ik hoop dat je met plezier aan ons terugdenkt.’ Of, zoals het bij ons op het eiland ging, dat je na de Lagere School of na de mavo naar het vaste land moest om verder te kunnen leren: ‘Doe aan de overkant ook goed je best!’
Een goede stimulans voor een goede start!
Door dat berichtje kwamen bij mij ook weer de mooie herinneringen naar boven. En het bewijst maar weer eens hoe belangrijk scholing voor kinderen is, hoe het kinderen kan vormen. Op de mavo kwam ik weer in aanraking met fijne leraren maar helaas ook met mindere Goden. Die leraren konden op de een of andere manier mij niet bereiken waardoor ik zelfs op een gegeven moment met enorme tegenzin naar school ging. Dat zal wellicht ook met mijn leeftijd te maken hebben gehad, dik puberend. Maar toch werd het pas beter nadat ik naar de wal ging voor verdere opleidingen.
Ik ben mij bewust van deze mooie start.
Mooie jaren van toen de wereld voor ons nog te klein was voor grote zorgen. Maar wat geweest is, is geweest. De herinneringen aan die onbezorgde jaren, vooral tijdens de Lagere School jaren, blijf ik graag delen. Zoals bijvoorbeeld de speelkwartieren.
Of aan al die uren dat we buiten speelden:
Voetballen, meiden de jongens, ‘Een, twee, drie.. Wie mag ik een kusje geven’, hardloopwedstrijdjes die Rients op zijn klompen altijd won of aan de Sinterklaastijd, dat er pepernoten uit een gat in het plafond vielen waardoor ik daarna altijd dat gat in de gaten bleef houden. Maar ook de wekelijkse baardgroei meten van Meester de Jong, of zijn verzonnen verhalen die hij ons vertelde op zomerse dagen op de dijk, over de snoek met de zes pootjes. Of aan Meester Bultje die, zodra hij aan de piano ging zitten, helemaal losging in de muziek of alle delen van het bord met een krijtje vol kalkte met aardrijkskundige of geschiedkundige informatie die wij dan weer over moesten schrijven.
Inclusief de achterkanten van het bord.
Of Meester Bakker, de Juffen Irma en Nel die ons meenamen in andere werelden door voor te lezen uit leuke en spannende boeken. Daarom is het zo belangrijk om kinderen zo lang mogelijk kind te laten zijn, want volwassen zijn kunnen ze nog lang genoeg!
Volwassen zijn begint bij je 18e.
En vanaf dat moment ben je ook stemgerechtigd. Dat was eerder nog 21 jaar, kon je nóg langer lekker je jeugd beleven zonder dat je na hoefde te denken over op welke partij je moet gaan stemmen. Maar dat heeft men al bijgesteld. Woensdag mogen we weer stemmen en deze keer valt er echt wat te stemmen, gezien de nieuwe wind die er aan het waaien is. Nieuwe partijen en nieuwe gezichten nemen zoals gebruikelijk ook nieuwe bezems mee. Want nieuwe bezems vegen schoon. Dat zien we ook wel eens terug op de werkvloeren en ja, het resultaat is niet altijd bevredigend.
Persoonlijk vind ik dat er te veel partijen zijn.
En ik erger mij er steeds meer aan die gasten die van de ene naar de andere politieke partij stappen. Of gewoon dan een nieuwe partij beginnen! Zo las ik van de week weer dat Ellen Verkoelen haar lidmaatschap van 50Plus opgezegd heeft en zelf een nieuwe partij begonnen is, Jongere Ouderen Unie (JOU). Nou, daar kunnen we weer wat mee, maar niet heus.
Kieskring Groningen bestaat alleen al uit 24 partijen!
Beste politici: praat met elkaar, luister naar elkaar en kom tot elkaar! Dus niet zoals van de week bij het SBS6-debat, waar men juist uit was op chaos. Er zijn té grote problemen, los die op en kijk naar overeenkomsten in plaats van de verschillen. Verban de telefoon uit de Kamer(s), wees realistisch wat mogelijk is (!) en creëer, bij wijze van spreken, een kabinet met alle partijen. Dan heb je 150 zetels en kan er eindelijk eens doorgepakt worden.
Mijn lief is weer thuis. Na een lange dag van reizen met bus, vliegtuig, bus en ten slotte de auto, mocht ik haar afgelopen dinsdagavond weer in de armen sluiten. De hond was ook blij, die rende een rondje of vijfendertig door de huiskamer in een nog niet eerder gelopen record.
“Ik ben blij dat ik weer thuis ben!” zei ze.
Spontaan begon ik een liedje van Hans de Booij te zingen, iets aangepast: “Dan weet ik dat ze thuis is, dan weet ik dat ze thuis, thuis is!”
Haar stem had ze echter achtergelaten in het hotel op het Canarische eiland.
Omdat ze daar naast warme dagen ook warme nachten hebben, had ze elke nacht de airco in de slaapkamer aan. Dat bracht verkoeling, maar was een aanslag op haar stem, oren en alle holtes in haar hoofd. Ze sprak nu met overslaande stem, snotterend, hees en piepend in alle toonaarden.
Grappig voor mij, voor haar wat vervelender.
Maar dat is de tol die ze betalen moest voor een weekje naar de zon. “We hebben het heerlijk gehad, de hele week alleen maar niks gedaan. Eten, zonnen, wandelen, eten, lezen, zonnen, in slaap vallen op het strandbedje, zwemmen en allemaal onder het genot van verkoelende drankjes. ´´En elke dag geroosterd brood, heerlijk!” We hebben allebei drie boeken uitgelezen en qua eten leek het wel op de hoorn des overvloed.”
“Oké, voor nu een kopje thee dan maar, met honing?” Vroeg ik, om haar even te laten landen.
De honing smeerde haar keel goed genoeg om weer redelijk bij stem te zijn, ze praatte honderduit over hun belevenissen. Dat was weer even wennen voor mij want ik had net een hele stille week achter de rug gehad, ik zat in een soort retraite.
In eigen huis.
Het zou voor mij nu makkelijk scoren worden om te zeggen dat wanneer mijn lief thuis is, zei de hele tijd praat en ik alleen maar luister. Dat zijn van die vooroordelen tussen mannen en vrouwen waarmee we elkaar zo graag mee plagen. Maar dan zou ik liegen. Want zij praat heus niet altijd. En als ik eens een opmerking maak als ze flink aan de klets zit, bijvoorbeeld wanneer er een vriendin over de vloer is, krijg ik meestal het volgende antwoord:
“De pot verwijt de ketel!”
En kruip ik weer in mijn schulp (maar niet heus). Ze vertelde verder, over bijvoorbeeld de Engelsen die daar aanwezig waren. Dat ze zo zuipen. En al ver voordat de buffetten geopend werden stonden de meeste hotelgasten al in de rij voor het restaurant. Zodra het geopend werd vlogen ze er als wolven op af (en dat is een belediging voor de wolf dacht ik op dat moment..). Allemaal bang om iets tekort te komen wat gezien de constante aanvoer een illusie was natuurlijk.
Graaien en gulzigheid is een lelijk nadeel van de welvaart waarin we leven.
Het zwembad bij het hotel werd voornamelijk bezocht want dat was het makkelijkst, daar waren ze van alle gemakken voorzien. En vanaf je strandbedje bij het zwembad keek je zo uit over de Atlantische oceaan. De avonden werden beneden in het hotel doorgebracht en kregen ze het nodige entertainment voorgeschoteld.
Entertainment waar deze twee dames niet van onder de indruk raakten.
“Nee, jij had dit allemaal niks aan gevonden.” zei ze. Dat streelt haar, achteraf haar mening bijstellen. Want ze wilde in eerste instantie met mij een weekje weg. Dat werd een stevig doch beschaafd debat, net zoals men momenteel in Den Haag debatteert. Het lijkt erop dat onze politici nu eindelijk in de gaten hebben dat het allemaal wel wat beschaafder kan, dat de meerderheid van het Nederlandse volk klaar is met dat op de man spelen, dat geschreeuw naar elkaar. Want een deel van de bevolking lijkt dit gedrag wel te kopiëren, op de Socials dan wel gewoon in de openbare ruimte.
Schreeuwend hun gelijk op te eisen.
Waardoor je uiteindelijk helemaal alleen komt te staan want tachtig procent van de bevolking vindt dit gedrag zwaar irritant hoorde ik van de week op de radio. Het is respectloos gedrag en daarom is het helemaal niet gek dat men enkele jaren geleden de Week van het Respect hebben bedacht.
Zodat we het respect voor anderen niet verliezen.
“Hebben jullie onderweg nog kunnen eten?” vroeg ik, toen ze even uitgepraat was. Nou, niet echt, ze hadden nog wel kunnen ontbijten maar daarna was het leven op koekjes en water. “En we zaten in dat vliegtuig allemaal dicht op elkaar, vijf uur lang waardoor even wat eten niet echt een optie was.”
Het leuke als je elkaar goed kent, is dat je dan op zo’n moment net de juiste snaar kan raken:
“Zal ik je een pannenkoek bakken?” vroeg ik.
“Ja!” piepte ze, “maar Ar, nee joh, ben je gek. Je gaat nu toch geen pannenkoeken meer bakken?” Even later zat ze lekker te genieten van een versgebakken pannenkoek. Met stroop. Ondertussen vertelde ik van mijn belevenissen die ik meegemaakt had in de week zonder haar.
Eigenlijk had ik niks meegemaakt.
Maar inmiddels heb ik wel de wetenschap dat mijn dame alles wil horen, dus ook als het niks bijzonders was. “Gewerkt, geslapen, hond uitgelaten en boodschappen gedaan op de fiets om jouw vliegreis iets te compenseren. Ik hoefde maar twee keer voor mijzelf te koken en de andere keren kon ik eten op het werk. En afgelopen maandagmiddag heb ik het huis schoongemaakt, van boven naar beneden heb ik gestofzuigd, de was gedaan, de Wc’s schoongemaakt, de was gestreken en opgeruimd, prullenbakken geleegd, gedweild en de badkamer schoongemaakt.”
“En ik heb een cadeautje voor je gekocht!”
“Eigenlijk was dat pas voor je verjaardag, maar gezien je belevenissen van afgelopen week maak ik dit jaar een uitzondering.” Ik liep naar de verstopplaats en overhandigde even later haar het cadeau. “Zie het als een Welkom Thuis cadeau.”
Het was een broodrooster voor 4 sneetjes!
Toen we al enige tijd in bed lagen begon ze ineens weer te praten:
“Oh verheug mij nu al op morgenochtend, op een geroosterd broodje jam!”
Het viel de eerste dagen nog wel mee maar we zijn nu zes dagen verder en nu kan ik wel zeggen dat het toch raar was. Want mijn lief en ik zijn voor het eerst in vijf jaar ruim een week van elkaar gescheiden.
Van tafel en bed.
Ze is namelijk een weekje naar de zon, met een vriendin. Ze wilde met mij, maar ik ben niet zo van de ‘even een weekje naar de zon’ of ‘even een weekje vitamine D aanvullen’. Naast dat het daar heel warm is, breekt het zweet mij al uit dat ik daar dan een week aan de rand van een zwembad moet liggen of op een strandje met kiezelstenen. Plus de daarbij de vaak aanwezige Engelsen, Duitsers of, voorheen, Russen.
Dat is een vooroordeel, maar heb wel vaak verhalen gehoord die dat vooroordeel bevestigen.
Ze moesten wel vliegen, eigenlijk het enige smetje op dit weekje zonnepret. Maar om dat te compenseren doe ik deze week alles met de fiets, zelfs tijdens de storm Ciarán, en gebruik ik de auto alleen om naar mijn werk te gaan. Maar ze is dus weg. En daardoor is het best stil in huis. Waarschijnlijk zit ik daarom al de hele week met dat liedje van Blöf in mijn hoofd, Liefs uit Londen: ‘Gisteren uit Lissabon, ik mis je en een zoen, vandaag uit Praag een kattebel want er is zoveel te doen.’
En krijg foto’s van blote benen en voeten met roodgelakte nageltjes aan de rand van het zwembad.
Of een filmpje van de hotelkamer, een foto waarop in de verte een paar verdorde bergen (schijnen) te staan en mijn lief die over de rand van het zwembad mij lachend aankijkt. Wel allemaal met veel hartjes en kusmondjes in de App hoor, want ondanks de afstand blijft ze van mij houden.
En ik van haar natuurlijk!
Nu maakt zij ook niet een wereldreis zoals de dame waar de band Blöf over zong, ze zit alleen maar tussen de kanaries op het eiland Fuerteventura. Ik had daar natuurlijk weer eens nooit van gehoord, zo wereldvreemd ben ik en daar ben ik mij ook terdege bewust van. En ik ben ook zeer waarschijnlijk een van de weinigen. Want zodra mensen vragen waar de dames naartoe zijn en ik geef ze antwoord, is er direct herkenning: “Oh ja, Fuerteventura, Canarische Eilanden!” Maar ik lijd er niet onder hoor, ben een gelukkig mens. En ik zie het ook niet als een gebrek aan mijn opvoeding, de vakanties naar Coevorden en de fietstochten naar Schoonebeek om de Jaknikkers te bezichtigen staan mij nog helder voor de geest.
Ik kwam niks tekort.
Maar deze vakantie is haar gegund. Want onze ‘grote vakantie’ afgelopen jaar moesten wij noodgedwongen doorbrengen in eigen huis in plaats van in de caravan op Terschelling. Want haar vader ging met de dag achteruit en omdat zij hem al jaren bijstond in verzorging en andere zaken, kon zij het niet over haar hart verkrijgen drie weken weg te gaan. En ondanks dat Terschelling gewoon bij Nederland hoort, net even te ver weg is als er wat loos zou zijn.
Het leven bestaat uit keuzes maken en dit was er duidelijk één van!
Mij maakte het niet zoveel uit, ik kon nu mooi klusjes doen die eigenlijk al te vaak uitgesteld waren. En ik was eind mei nog op het eiland geweest in verband met het overlijden van mijn moeder, ik had dus mijn vitamine T alweer volop binnengekregen want al met al hebben wij bijna twee weken in het ouderlijk huis mogen verblijven!
Elk nadeel hep zijn voordeel!
We losten het op met fietstochtjes in de buurt of soms iets verder als het met haar vader wat beter ging, of in ieder geval stabiel was. Maar al die omstandigheden trokken een flinke wissel op haar, vooral omdat ze wist dat het einde naderde, het boek bijna uit is en dat er dan geen ouders meer zijn. Dan rest haar enkel nog om terug te bladeren en de hoofdstukken te lezen toen haar ouders nog leefden. Dat wanneer ze ergens mee zat even bij hen terecht kon. Of dat ze belangrijke gebeurtenissen in haar persoonlijke leven kon delen met hun, of bespreken, want het is altijd fijn om bij moeilijke keuzes advies te vragen aan je ouders. En dat ze dingen gaat missen, ook de dingen waar ze zich dood aan kon ergeren, want ouders hebben nu eenmaal ook hun tekortkomingen.
Dat even terug naar de basis gaan, dat heeft elk mens nodig.
Ook voor mij hoor, maar ik bevind mij in de uitermate luxe positie dat ik mijn vader nog heb, een man die nog midden in het leven staat en ook oog heeft voor het gemis van zijn schoondochter. En de hond van mijn schoonvader die nu bij ons woont, zo blijft er voor mijn lief toch nog iets tastbaars van haar ouders. Daarom is het fijn dat ze nu toch even kan genieten van een welverdiende vakantie, toevallig net in de week dat haar ouders 60 jaar getrouwd zouden zijn en haar moeder 80 jaar geworden zou zijn.
Helaas kunnen we dit alleen maar herdenken.
Een week van tafel en bed gescheiden na vijf jaar, ach, het kan minder. Want er zijn genoeg communicatie mogelijkheden zoals face-timen of Appen. Ik hoor of lees de hele week al woorden zoals ‘Heerlijk!’ – ‘Ik kom echt tot rust.’ – ‘Genieten!’ – ‘Zalig!’ – ‘Dit was inderdaad niks voor jou geweest.’
Of ‘Red jij je wel?’
Nou, daar kan ik kort over zijn want ik ben een grote jongen. Ik red mij wel. Maandag heb ik vrij en vlieg ik even door het huis zodat alles weer spic en span is als zij thuiskomt. Of beter gezegd, zoals zij het achtergelaten heeft. En dan ga ik braaf op de bank zitten, zet voor ons beiden een Crompouce klaar en het koffieapparaat op stand-by.
De hond mag op schoot.
Nog even doorbijten.
Want even tussen ons gezegd en geschreven, ik begon al te praten met de hond!
Nu de actie om te stoppen met roken, Stoptober bijna achter ons ligt, vraag ik mij af of de rokers onder ons daadwerkelijk de peuken aan de wilgen hebben gehangen. Niet om met een vinger te wijzen hoor, maar meer omdat ik weet hoe moeilijk het is om te stoppen. Van een roker weet ik dat ze gestopt is, een collega waarvoor ik dan ook via deze weg een diepe buiging maak! Want waar sommige mensen zich druk maken om een corona- of HPV-prikje, je sigaretje is dodelijker!
Ik ben veertig jaar verslaafd geweest.
En naast een shagje rollen hield ik ook van de Rolling Stones. Rokend genoot ik extra van de Stones, dan voelde ik mij extra stoer. Ik was ooit met twee vrienden in een Duitse discotheek beland waar ze van alles draaide en waar iedereen van op de dansvloer ging, maar waar ik kromme tenen van kreeg. Ik ben toen een paar keer naar die DJ gelopen met het verzoek om iets van de Stones te draaien. Tot mijn eigen verbazing bleef die plaat uit. Verbazing omdat die Duutsers destijds (ik vermoed nog steeds) qua muziek altijd flink achter de feiten aanliepen. Met andere woorden, dat zou dan mijn kans vergroten want de Stones waren al een tijdje aan de weg aan het timmeren.
We spreken over begin jaren 80.
Toen eindelijk de eerste klanken van de Stones uit de boxen klonken, liep de vloer leeg en stond ik daar met mijzelf te dansen. Of iets wat op dansen leek want ritme heb ik niet geërfd van mijn ouders, het gelach van mijn matties bevestigde dat maar weer. Liever aan de bar dan op de dansvloer was mijn motto. Behalve bij nummers van de Stones dus. Bewegende heupjes onder het genot van enkele peukies.
Dat kon toen nog.
Destijds had je ook geen rookkanon nodig, want dat rookgordijn creëerden we zelf wel. Er werd toen net zoveel gerookt als er gedronken werd. Mooie tijden, maar wel tijden die achter ons liggen en de rook is inmiddels al om vele hoofden verdwenen. De Rolling Stones zijn ook op tijd gestopt met roken, want ondanks de gemiddelde leeftijd van 73 jaar, hebben ze van de week opnieuw een album gelanceerd, ‘Hackney Diamonds.’
En wederom tijdloos sterk!
Nu ben ik niet in de rij gaan staan voor dit meesterwerk op vinyl zoals veel leeftijdgenoten en liefhebbers wel gedaan hebben. Ik ben namelijk een van de weinigen van mijn leeftijd die géén platenspeler in huis heeft. Terwijl ik al die mannen snap hoor, muziek op vinyl is het mooist maar ja, ben er nog niet aan toegekomen en moet eerlijk zijn, ik ben niet zo’n doorpakker. Telkens als ik er weer eens aan dacht om een platenspeler aan te schaffen kwam er wel iets urgenter voor in de plaats, zoals bijvoorbeeld een grote beurt voor de auto of dat de whiskyvoorraad weer aangevuld moest worden. Dat noemen ze ook wel prioriteiten stellen. En mocht iemand denken dat mijn vrouw het niet wil, want zoiets moet natuurlijk wel passen in het interieur gezien de vormgeving en de kleur, zij gaf mij groen licht mits het vinyl telkens keurig opgeborgen gaat worden.
Eigenlijk allemaal groene vinkjes.
Maar het is er nog steeds niet van gekomen, ook omdat ik sinds een paar jaar muziek ben gaan streamen. Zat ik in een jong verleden nog vol in muziek via de radio, met name geënthousiasmeerd door legendarische DJś zoals Rob Stenders, Leo Blokhuis of door de wat jongere generatie Wouter van der Goes, Frank van ’t Hof of Bart Arens, tegenwoordig luister ik via een bekende streamingdienst want dat scheelt een enorme berg gelul én reclameblokken. Maar zo nu en dan zet ik de radio weer even aan, want dit zijn allemaal mannen die ook nieuwe muziek weten te vinden en dat vaak laten horen, op het juiste moment.
En daarmee raken ze bij mij heel vaak de juiste snaar.
Maar de hapklare brokken of fastfood via die handige streamings- App geven mij ook veel luisterplezier. Zoals van de week toen het nieuwe album van de Stones er ook al op te beluisteren was. Inmiddels heb ik het album al een keer of vier afgespeeld en wederom ben ik enthousiast over de kwaliteit van wat deze opa’s gemaakt hebben. Deze keer dus geluisterd zonder te roken, dat had ik destijds als roker nooit gedacht. Net zoals schrijven zonder shaggie, dat leek mij onmogelijk. Maar het ritueel van het roken, het kopen van een pakje shag, het draaien van een shaggie en de geur kan ik nog steeds op sommige momenten missen.
Zo verslavend is die rommel geweest.
En dan fiets ik langs een school en zie ik jongens en meisjes staan te paffen en heb ik de neiging om te stoppen en aan te spreken: “Mag ik even mee-ruiken? Oh, wat mis ik dit!” Dan verwacht ik dat ze antwoorden met een vraag: “Bent u gestopt dan?”
“Ja al vijf jaar!” antwoord ik dan trots. “En hoe oud was u toen u ging roken?” zou dan wel eens de volgende vraag kunnen worden. “Rond mijn 14e, heb ongeveer 40 jaar gerookt. Dat zegt jullie waarschijnlijk niks, maar als ik het om zou zetten naar geld dan schat ik dat op ongeveer vijfenveertig duizend euro!”
Ik ben toch maar doorgereden.
Want het lijkt mij meer een taak voor de ouders om hun kroost te waarschuwen, mits ze zelf niet roken natuurlijk. Want het blijft verslavende troep, links of rechtsom. Zelfs na al vijf jaar gestopt te zijn heb ik nog wel eens zo’n opwelling: ‘Ja, nu effe een lekker shaggie!’ Het is zelfs zó erg dat ik samen met mijn vriend Tinus, 41 jaar geleden al gestopt, zit te mijmeren over roken, hoe lekker dat toch was. Dan beginnen de ogen van Tinus te glinsteren, verschijnt er een brede glimlach op zijn gezicht, doet hij net of hij rookt en wordt dan zelfs poëtisch:
‘Wolken van genot, gieren door mijn strot’
Gelukkig bewijzen de Stones dat je ook zonder drank en drugs je nog prima Rock-’n -Roll kan voelen!
Paniek, ik voelde echt paniek. En dat werd alleen maar erger toen ik dacht aan de gevolgen, maar ook aan de ontberingen die ik, wij, zouden moeten doorstaan. Het zou echt afhangen hoe de hulptroepen ons hierin zouden kunnen helpen, hoe sneller ze in zouden grijpen hoe beter.
Onze koelkast had het namelijk vorige week donderdag begeven.
En ja, dan raak ik in paniek. Ook nog eens vlak voor het weekend, de dagen dat er wel eens wat extra’s in ligt. Waarom ik zo in paniek raakte, weet ik niet want de wereld staat in brand, het ene probleem lijkt nog groter dan het andere probleem, de crises stapelen zich op en opnieuw is er een oorlog uitgebroken omdat men denkt met geweld conflicten op te lossen. Waarmee maar weer bewezen is dat er heel veel domme mensen op deze wereld rondlopen én dat we meer aandacht én geld moeten besteden aan de geestelijke gezondheid van de mens. Om zo erger te voorkomen in de toekomst en ja, ik weet het, dat is een naïeve gedachte. Maar voor mij nog steeds een handvat om met beide handen vast te pakken.
Want zo hou ik de beide benen op de grond.
De geestelijke gezondheid wordt aan alle kanten getart. Ten eerste door de verschrikkelijke beelden die ons op allerlei manieren voorgeschoteld worden. Ten tweede door alleen al het idee dat mannen, vrouwen en kinderen midden in al die geweldsgebieden moeten leven en op moeten groeien en daar weer getraumatiseerd van worden. En ten derde doordat sneue, extreme types duivelse en gruwelijke praktijken erop nahouden.
Op die plekken zou men moeten demonstreren met een omgekeerde vlag!
Dat ik in paniek raak van een kapotte koelkast is, als je kijkt naar al dat leed in de wereld, een reden voor mij om me dood te schamen. Ik weet het. Maar misschien gebruik ik mijn eigen ‘leed’ wel als schild tegen de grote boze buitenwereld. Ook sluit ik mij af van die grote boze buitenwereld door bijvoorbeeld meer naar ‘leuke’ programma’s op de televisie te kijken dan naar het Journaal of actualiteitenrubrieken. Want ik hoef dat geweld niet te zien, alleen al door het lezen wat erover geschreven wordt kan ik mij, helaas, daar al een voorstelling van maken. Een voorstelling waarin dood en verderf over de beide landen raast, verwoestend en niets ontziend krijgen mensen ellende over zich heen waar ze echt niet om gevraagd hebben. Daar heb ik geen bewegende beelden voor nodig. Want eigenlijk weet niemand een oplossing voor dit enorme, al jaren en jaren voortslepende conflict. En al helemaal niet waar dat extreme geweld toch vandaan komt, dat is van ieders gezicht te lezen wanneer het ter sprake komt.
Zelfs God, van welke stroming dan ook, zwijgt in alle talen…
Die had, willen we de geschriften geloven, toch echt andere plannen met ons. Hoe zeggen ze dat ook alweer? Oh ja, van een koude kermis thuiskomen.
Kou. Dat had ik juist nodig maar de koelkast had het begeven. Mijn vrouw bleef er opmerkelijk rustig onder: “Joh, maak je niet druk, dan zetten we het gewoon allemaal onder de overkapping, koel zat. Het is oktober he!” Zuchtend nam ik deze woorden tot mij, zuchtend omdat ze gewoon niet gelijk had. Want het is dan misschien wel oktober, maar de koelte was dat weekend nog ver te zoeken, de mussen vallen nog net niet van het dak. En daarbij opgeteld de zorgen van wat gaat het kosten.
Ik ben toch zeker Sinterklaas niet!
Maar zij bleef er opvallend rustig onder, ze was allang blij dat haar föhn het weer deed want de aardlekschakelaar had donderdagmorgen om 7 uur zijn werk erbij neergelegd. Gelukkig kon ik hem toen weer inschakelen en hadden we weer stroom. Helaas vloog de schakelaar er die middag opnieuw uit en bleef dat halsstarrig doen, net zolang wij erachter gekomen waren wie de veroorzaker was van al dit leed.
De koelkast dus.
Nu de dader bekend was moest er een list verzonnen worden. Ik ging de volgende morgen direct naar de plaatselijke koelkast winkel. Daar kwam deze koelkast niet vandaan hoor, nee, die kwam van zo’n mega keukenboer die mega goedkoop is en achteraf mega slechte kwaliteit afleverde. Het paneel op de deur van de koelkast gaf al eerder problemen want die was te zwaar, vooral omdat deze (grote) koelkast maar twee scharnieren heeft en waardoor de deur niet meer goed kon sluiten. Voorheen hadden koelkasten van deze maat minimaal drie scharnieren, maar de aandeelhouders wilden meer geld en toen werd besloten om er maar twee in te verwerken.
Dat scheelde weer in de kosten.
Tijdens de garantieperiode van vijf jaar hebben ze drie keer een monteur moeten sturen om de deur weer wat rechter te hangen. Maar nu was de garantietermijn voorbij en moest het anders. Ik vertelde het ongemak aan de medewerker van de plaatselijke koelkastwinkel en die beloofde mij dat die middag een monteur mij zou bellen. Dat gebeurde ook en maandag kon hij langskomen. Ondertussen hadden we het geluk een tafelmodelletje te regelen, zodat we in het weekend er toch lekker koel bij konden zitten.
Daarmee nam mijn paniek wat af.
Maandagmiddag kwam de monteur en even later lag hij op de grond om zo onder de koelkast te kijken. Al gauw zag hij de (zeer waarschijnlijke) oorzaak: er lag water naast het stopcontact. “Dat wordt een omleiding!” zei hij, waarna we het koelkastsnoer koppelden met die van het gasfornuis.
De aardlekschakelaar bleef omhoog staan!
En dat voor maar 65 euro in plaats van een nieuwe koelkast voor minimaal 1200 euro! Ik voelde nu alle paniek van mij afglijden en genoot er zelfs een beetje van. Wel met een kanttekening. Want toen mijn vrouw die vrijdagavond van haar werk kwam, vertelde ze dat ze er zoveel lol om hadden gehad op het werk. Lol om mijn paniek welke ze deelde met haar collega’s. Ze had alles verteld, over mijn paniekerige telefoontjes die ik over dit onderwerp met haar gevoerd had.
Inclusief mijn paniekerige stem imiterend: “Of ze wel begreep hoe erg dit was!”
Trouwtjes en rouwtjes zijn meestal de reden dat familie- of vrienden banden weer aangetrokken worden. Of juist niet, maar daar ga ik het nu even niet over hebben. Want de ervaringen die wij het afgelopen jaar hebben mogen ondervinden hebben namelijk het tegenovergestelde laten zien.
Ervaringen die bij ons veel (positieve) emoties hebben losgemaakt.
Zo heb ik de anderhalve week rondom het overlijden van mijn moeder als zeer bijzonder ervaren. Hoe we als kinderen en met mijn vader onze moeder een mooi en respectvol afscheid hebben kunnen geven. Maar ook hoe de gemeenschap op het eiland hiermee omging, dat voelde aan als een hele warme, zachte deken. Want voor mij kwamen alle emoties toen dubbel binnen omdat ik heel veel mensen zag uit het verleden, mensen die in de loop der jaren uit mijn gezichtsveld verdwenen waren, of waar ik nog wel herkenning in zag, maar waarvan de naam vervaagd was. Mensen die jaar in jaar uit hebben samengeleefd met mijn moedertje, méér met haar samengeleefd hebben omdat ikzelf ooit besloten had om aan het vaste land te gaan wonen en werken.
Uit het oog maar gelukkig niet uit het hart.
En de telefoon was geduldig en herinner mij vele gesprekken met haar waar wij beiden altijd erg blij van werden. Maar de verhalen die er gemaakt zijn met mijn moeder kwamen allemaal in die anderhalve week bijeen, verteld door lieve mensen die met haar geleefd hebben. Hoe goedlachs ze was. Hoe fanatiek ze was met sporten. Hoe ze hield van grappen en grollen. Hoe ze mensen kon motiveren. Hoe ze een steun kon zijn voor veel mensen.
Maar bovenal hoe zij en mijn vader elkaar liefhadden!
Hoe vaak heb ik ze niet horen zeggen: “Liefde is geven en nemen maar dan wel meer geven dan nemen!” Of de bescheidenheid over hun geluk, dat hun veel ongeluk bespaard gebleven is: “Wat zijn we toch gelukkig maar waar hebben we het aan verdiend!”
Ik kan nog steeds met veel genoegen terugdenken aan hoe die twee met elkaar omgingen.
Hoe ze in het leven stonden. En ik prijs mij gelukkig dit nog te kunnen delen met mijn vader, vooral nu hij zo moet wennen aan het nieuwe hoofdstuk in zijn leven, het hoofdstuk zonder zijn geliefde vrouw aan zijn zijde. Net als wij, hun kinderen moeten wennen. En moet mijn vrouw weer wennen aan het gemis van haar onlangs overleden vader. Met het overlijden van haar vader kwam er een einde aan jaren van zorg geven, zorg die ze had overgenomen van haar moeder die zeven jaar geleden plotseling kwam te overlijden.
Er hoeft ineens zoveel niet meer.
Na jarenlang wel zoveel gedaan te hebben. Zoals toen haar vader nog zelfstandig woonde, even langsgaan na haar werk. Even controleren of hij zijn medicatie wel genomen had, even met hem doornemen wat hij wilde eten van ‘Tafeltje Dekje’ voor de komende week, even zijn bed verschonen of nog even de boodschappen voor hem doen.
“Mijn sigaartjes zijn op..”, en daar ging ze alweer.
Hij vond het altijd fijn als ze er was. Op vrijdag schonk hij dan zelfs een borreltje voor haar in en praatten ze over de dagelijkse dingen of wat er op de televisie te zien was, zijn wereld werd namelijk steeds kleiner. Op een gegeven moment kwam hij bij ons in de kost. Dan kookte ik voor drie en zette zij zijn bord de volgende ochtend op de tuintafel, vooral de dingen die hij lekker vond. Na een paar dagen nam ze dan de borden weer mee en hoorde je haar al van verre aankomen doordat het porselein in haar fietsmand tekeerging. Tussen al dit ‘even’ door begeleidde ze hem ook nog tijdens alle afspraken in de ziekenhuizen waar hij óf onder het mes moest óf voor controle terug moest komen.
Bewonderingswaardig was hoe hij zijn kruis droeg.
Toch moest hij op een gegeven moment zijn zelfstandigheid inleveren voor een plek in het verpleeghuis. Dat gaf mijn vrouw wat lucht want hij werd daar als een koning verzorgd door vele lieve medewerkers. Maar de zorg om haar vaders zorgen bleef natuurlijk en maakte de band met haar vader nog intenser. Want hij wist dat het einde in zicht was en gaf daarom al zijn zorgen in haar handen: “Zeg dat maar tegen mijn dochter, zij regelt alles.”
Het gevecht met de angst voor het doodgaan moest hij zelf leveren.
Daar kon hij slecht mee omgaan. Dat kwam ook omdat hij een man was die moeilijk zijn gevoelens delen kon, dat hadden ze hem nooit geleerd. Ze hadden hem wel geleerd dat een man stoer moest zijn. En hard moest werken, want dan heb je ook geen tijd om je gevoelens te tonen.
Gelukkig laten we tegenwoordig die gedachtegang steeds meer los.
Toch stierf hij in alle rust en wij konden hem een eervol afscheid geven, fantastisch geholpen door de (nog jonge, maar zeer professionele) uitvaartondernemer, tijdens de voorbereidingen maar ook tijdens de afwikkelingen daarna.
Dat maakte het rouwen een stuk draaglijker.
Op de rouwdienst waren veel vrienden én familieleden afgekomen en zoals ik dit stukje al begon, werden vele banden weer aangetrokken. Ook hier zagen we weer veel mensen uit het verleden die niet om de hoek wonen, maar die wel veel gemeenschappelijke herinneringen meedroegen. Vooral voor mijn vrouw dan natuurlijk want ik heb 30 jaar van haar leven moeten missen.
Die tijd zijn we nu weer aan het inhalen.
Een week later kregen wij een uitnodiging vanuit de wat ‘vergeten familie’ om elders in het land bij elkaar te komen, om de banden weer aan te trekken. Wij zijn daarop ingegaan en het werd een gezellige middag. Het familielid dat dit organiseerde verraste ons met een video van een familiefeest uit 2002. We werden daardoor terug in de tijd geworpen en dat was best wel confronterend, vooral voor mijn vrouw. Want we zagen haar ouders, springlevend, lachend, pratend, dansend, vrolijk en vooral genietend.
En nog ver weg van het idee dat elk leven eindig is…
We zitten weer in de herfst van dit jaar en dat is voor mij de 59ste versie. Ik wil hier wel bekennen dat ik het een sleur begin te vinden. Elk jaar is het weer hetzelfde liedje, kan ik eigenlijk wel dromen wat er komen gaat. Regen, wind, regen en wind en in oktober veel zonneschijn, paddenstoelen en verkleurende bladeren die uiteindelijk weer losgelaten worden door hun dragers.
Hét teken voor de bladblazers onder ons dat het seizoen weer is begonnen.
De echt fanatieke blazers zijn al eerder begonnen, als een soort warming-up blazen ze de fietspaden schoon van ..eh.. nou ja, van zand, stof en oh ja, een blaadje dat te vroeg van de boom gevallen was of een ‘per ongeluk’ op de grond gevallen wietzakje. Dat vroege geblaas heeft mij na een nachtdienst gedraaid te hebben al een paar keer mijn dagrust gekost, dat ontzettend irritante geluid gaat dwars door mijn oordoppen heen.
Zodra de eerste blaadjes vallen is het helemaal gedaan met de uitslapers.
Want een beetje bladblazer doet het zo vroeg mogelijk. Waarom? Omdat elk blaadje, groot of klein, de bladblazer triggert. Dat blad moet zo snel mogelijk geëlimineerd worden. Waarom? Omdat er anders de volgende dag nóg meer liggen! En dat geeft onrust onder de bladblazers, die woelen de hele nacht en stappen, zodra het eerste daglicht zich gemeld heeft, uit bed.
En beginnen zonder te ontbijten direct met blazen!
Elk jaar een wederkerend tafereel welke mij steeds intenser doet verlangen naar de tijd van vóór de bladblazer, toen men nog met bezem of bladhark werkte. En als je dan even moe was of er kwam iemand langs die een praatje wilde maken, dan leunde het zo lekker op de stok van de bezem of bladhark.
Maar ja, tijden veranderen en de mens creëerde een monster.
Wat voor mij ook bijdraagt aan de sleur van dit jaargetijde is dat de dagen korter worden en de nachten langer. Elk jaar weer. Nooit zal een nieuwe dag eens denken: ‘Doe eens gek, vandaag blijf ik langer licht!’ Nee, hij kijkt wel uit want dan krijgt hij op zijn falie van de andere dagen! Of misschien wel van het seizoen zelf! Maar de dagen worden korter en ik weet dat de liefhebbers van dit deel van het jaar het liefkozend ‘de Donkere Dagen voor Kerst’ noemen. Ik ben geen liefhebber van de aanloop naar dat donkere, althans, ik kijk er niet naar uit.
Mijn vrouw wel.
Zij is in staat om op haar verjaardag in december of tijdens de kerstdagen, het zonnescherm naar beneden te doen als het buiten te zonnig is! Want anders is het ongezellig en licht maakt ze dan zelf door kaarsjes te branden. Nu lijkt het alsof ze dat alleen doet wanneer de dagen korter worden, maar niets is minder waar, bij ons branden de kaarsjes elke dag. Voorheen werden daar waxinelichtjes voor gebruikt (zakken vol gingen er doorheen) maar tegenwoordig gebruikt ze van die nepkaarsen, die branden op batterijen.
Met afstandsbediening of met behulp van een tijdklok!
Veel minder duurzaam en de bak met lege batterijen stapelen zich op, maar ja, net als bij de bladblazers dient het gemak de mens en dat gaat ver. Heel ver. Ze heeft nu ook een soort van bol in de kamer staan, zo’n bol met een lange tuit die er net zo uitziet als die figuurtjes in de animatieserie, de Snorkels. Dat ding spuugt elke avond tussen zeven en acht uur een goedje uit welke de kookluchtjes verdrijven moet. En daar vind ik dan weer wat van, net zoals ik elk jaar weer begin te zeuren over de bladblazers.
Want wat is er mis met mijn kookluchtjes?
Wat is er mis met, bijvoorbeeld, een pannetje verse rodekool die al de hele middag op een pruttelpitje staat te pruttelen, waarna het hele huis ruikt naar laurierblaadjes, jeneverbesjes, vastgepinde kruidnageltjes aan een uitje, appel, rodewijnazijn, aardbeienjam, kaneel en een klontje roomboter? Moet dat weer verdreven worden door een gemanipuleerd en gefabriceerd luchtje?
Zo zonde van zo’n heerlijk herfstgerechtje dat ons huis altijd zo lekker doet geuren.
Het blijft raar dat we elk jaar weer zo ijverig worden als de bladeren van de bomen vallen. Want je haalt iets weg wat Moeder Natuur bedacht heeft, namelijk bemesting van Moeder Aarde. Maar het is ook leuk om als kind over de door bladeren geplaveide straten of weggetjes te struinen, lekker sloffend en schoppend zodat het blad je om de oren vliegt. Daarnaast is er nog een belanghebbende, namelijk de egel. Die zoeken juist al die hopen met bladeren op om zich erin te nestelen als het kouder gaat worden, om te overwinteren.
Om vervolgens weer lekker uitgerust te gaan Lentenen.
Ik ben ’s avonds tijdens het uitlaten van de hond al een paar egeltjes tegengekomen die paniekerig zoekende waren naar die paar blaadjes die eerder op de dag écht gevallen waren, maar inmiddels alweer weggeblazen waren door hun onnatuurlijke vijand: de bladblazer! Toen ik aan ze vroeg wat ze daar nu van vonden, kreeg ik een nogal overprikkeld en stekelig antwoord: “Nou, wat denk je nou zelf? Het lijstje met de actuele verkiezingsprogramma’s?”
Ja, ook egeltjes hebben tegenwoordig korte lontjes.
Ik riep nog iets van dat stemmen op de Partij voor de Dieren misschien wel een optie was, maar eigenlijk wist ik wel beter: die gaat vast stemmen op een populistische partij. Zo gaat dat tegenwoordig. Gelukkig zijn er nog wel hoeken en gaten waar de bladeren zich nog een beetje ongemoeid hun functie kunnen uitoefenen, namelijk huisvesting geven aan de egels, maar ook aan die paar insecten die we nog hebben.
De regenwormen maken het dan weer af.
En dan begint alles weer van voor af aan. Ook voor mij. Zodra het voorjaar zich weer openbaart, de dagen weer lengen en de bomen weer vergroenen met vers blad, werp ik mijn gezeur over al het voorgaande weer af. En ik weet heus wel dat die bladblazers handig zijn en tijd besparen in onze drukke levens.
Maar tijd heb je niet, tijd maak je. Want voordat je het weet is het alweer herfst!
Dat de groep alleenstaanden groeiende is, valt niet te vatten in een paar krantenartikelen of duizend woorden, de ruimte die ik altijd mag gebruiken voor mijn stukkies. Daarom schrijf ik nóg een keer over dit onderwerp, want het gaat absoluut niet om een minderheid. Sterker nog, men schat dat rond 2050 de helft van de bevolking alleenstaande is, de andere helft heeft dan wel een relatie. Ik gok dat we tegen die tijd twintig miljoen inwoners tellen in dit land waarvan dus tien miljoen mensen single is.
Bewust of onbewust alleenstaand, ervoor gekozen of door omstandigheden overkomen.
En ja, de media spelen er gevat op in, dan wel met een eigen bedacht programma of gewoon lekker ordinair gejat. Het begon al ergens eind vorige eeuw met ‘Op goed geluk!’ Als ik aan dat programma denk, hoor ik nog steeds die krijsende stem van Mien Dobbelsteen (Carrie Tefsen) uit de televisie schallen wanneer de gematchte kandidaten elkaar te zien kregen: “Op goed geluk!” Inmiddels zijn er al tientallen programma’s over de liefde gemaakt plus daarbij nog opgeteld de talrijke dating Apps.
En nog steeds is het aantal alleenstaanden groeiende.
Vorige week kreeg ik een reactie van een ex-collega van mij, een jongedame van 27 jaar en ‘niet bewust’ single. Zij voelt zich wel eens ‘vergeten’ door haar vrienden en kennissen die wel allemaal een relatie hebben.
Ze schreef mij een heel epistel, ook een teken dat het haar hoog zat:
-Doordat al die stelletjes elkaar hebben delen ze minder met hun alleenstaande vriend(in). Ik vind dat ook logisch hoor, maar het geeft mij ook wel een pijnlijk gevoel, alsof je er niet bij hoort. Als je als single thuiskomt van je werk heb je niemand om even je verhaal te vertellen, heb je niemand waar je even je ei aan kwijt kan. En dan denk je misschien, bel dan even naar je broer of zus, of je ouders, maar dat is lang niet hetzelfde want met je vrienden praat je net even anders. Maar die vrienden zitten in een relatie en weten niet altijd hoe het is om alleenstaande te zijn. Dat je thuiskomt in een donker huis, met tegenzin gaat koken of door het chagrijn daardoor maar een kant-en-klare maaltijd in de magnetron gooit.
Die ik dan in mijn eentje moet opeten.
Of in je eentje piekeren over die slechte dag op het werk, ik blijf dat lastig vinden. En ik denk ook dat veel alleenstaanden tegen dezelfde problemen oplopen, dat er veel eenzaamheid heerst.-
Voorgaande zette mij aan het denken.
Want wij hadden ook een single in de vriendenkring, de vriendin van mijn vrouw. Wij gingen veel met haar om, vooral de weekenden als ze niet de zorg had van de kinderen. We aten samen, maakten fiets- of wandeltochten met elkaar of streamden series. Ook met de feestdagen werd ze niet vergeten, het was eigenlijk vanzelfsprekend dat ze dan ook van de partij was. Ik moet er wel bij zeggen dat het ons heel makkelijk afging, want ze was een leuke, gezellige en vrolijke meid.
En nog steeds!
Ik vond het wel prettig want als deze twee dames bij elkaar waren dan kletsten ze zó de avond vol waardoor ik mooi mijn handen vrij had om mijn eigen ding te doen. Alleen Studio Sport kijken met haar in de buurt was voor mij altijd een slijtageslag! Dan ging ze irritante vragen stellen, het liefst als Ajax moest spelen. Gelukkig won Ajax (toen nog) veel. Oh ja, wat ook handig was aan zo’n derde wiel aan de wagen was het verzinnen over wat we gingen eten die avond. Dan wisten wij het even niet en dan appte mijn vrouw even naar haar vriendin en kwam die met een verlossend antwoord.
We noemden haar soms wel eens ‘onze dochter’, zo zat ze in ons leven.
Inmiddels heeft ze weer de liefde gevonden en loopt ze glunderend rond, de liefde straalt ervan af en wij genieten daar enorm van. De gunfactor is wel degelijk aanwezig en wij kunnen ons prima vermaken met ons tweetjes.
Zelfs wanneer ik naar Studio Sport kijk.
Een goede reden om alleenstaand te blijven is dat de ogenschijnlijke schijn van vrolijke stelletjes flink kan bedriegen. Dat er genoeg relaties zijn die naar buiten toe mooi weer spelen, maar misschien wel doodongelukkig zijn en daardoor een tikkeltje jaloers naar al die singles kijken.
Over alles is wel wat te zeggen.
Ik kreeg ook een reactie van een dame die, toen ze nog single was, vaak te horen kreeg: -“Maar jij bent toch een leuke meid? Waarom heb je dan geen relatie?” Alsof je dan gewoon met de eerste de beste vrijgezel maar direct een relatie moet beginnen, met andere woorden omdat je leuk bent hoef je niet alleen te leven. Dikke onzin natuurlijk. Uiteindelijk stond hij ineens voor mijn neus en zijn we alweer vele jaren gelukkig samen!”-
Maar het feit blijft dat de groep alleenstaanden toch blijft groeien.
En daarbij ontstaan weer allerlei nieuwe, maatschappelijk problemen. Zoals bijvoorbeeld de woningnood. Dat ligt niet alleen aan het tekort aan huizen maar ook door alle maatschappelijke veranderingen. Zoals de groeiende groep mensen die al dan niet bewust- of onbewuste singles zijn of worden. Of al die scheidingen onder ouderen, al jaren getrouwd (en tóch alleen) en dan op een gegeven moment zeggen dat ze er klaar mee zijn en alleen verder willen in hun leven.
‘Hier is je ring…wat moet ik met dat klere ding! (R. Long, Kalverliefde)
Al die mensen moeten ook weer ergens wonen waardoor de vraag naar huisvesting alleen maar blijft stijgen. Gelukkig zijn er altijd weer die creatievelingen die daarop handig inspelen, zoals bijvoorbeeld het produceren van tiny houses. Daardoor wordt de keuze weer reuze.
Mits je op die paar vierkante meters wil wonen natuurlijk.
Mensen hebben liefde nodig. Ook de bewust- of onbewuste alleenstaande, die gescheiden oudere of, laten we die vooral niet vergeten, al die alleenstaande ouderen in de bejaardenhuizen.
De definitie van liefde is de bindende kracht, dus we mogen best wat meer rekening houden met elkaar!
Het is eigenlijk wel bijzonder dat nu we in een tijd leven dat steeds meer mensen kiezen voor een single bestaan, je over de datingsprogramma’s struikelt op de televisie. Het aantal singles blijft, maar stijgen en momenteel spreken we over 3 miljoen alleenstaanden en rond 2050 schat men dat de helft van onze bevolking single is.
Dat maakt de kans groter dat we nog lang niet van die datingprogramma’s af zijn!
Grappig is om te lezen dat het in de jaren 70 al werd ingezet en dus nog steeds actueel en groeiende is. Dan zou je verwachten dat alle niet-singles er inmiddels ook aan gewend zijn, waardoor loslopende singles lekker zichzelf kunnen blijven, zonder de bekende vragen of vooroordelen te hoeven beantwoorden of aan te horen:
“Ben je nog steeds alleen?” “Ben je dan niet eenzaam?” “Oh, wat ongezellig zeg, dat lijkt mij nou helemaal niks!” “Mis je niet die arm om je heen?” “Alleen eten? Oh dan kook je zeker nooit?”
Ik heb ze ook gesteld hoor, ben geen haar beter. Maar ik heb ik mijn mening daarin al enige tijd geleden bijgesteld, want de maatschappij is continu in beweging en aan veranderingen onderhevig. Want wie ben ik om anderen hun single-zijn te veroordelen? Het zal vast ook wel te maken hebben met dat we steeds individualistischer worden, ieder voor zich en God voor ons allen.
Daar zit dan wel weer een negatief randje aan, vooral aan de ikjes met de grote bek. Best sneu hoor want die types zetten zichzelf daarmee buitenspel.
#diedoenietmeermee
Maar gelukkig doet het overgrote deel van de singles nog wel mee, zijn ze misschien juist meer actiever dan ‘stelletjes’ omdat ze alles al zelf moeten doen. En ze hebben naast hun ‘eenzame’ leven meestal een prima sociaal leven en staan daardoor met beide benen op de grond. Ik kijk er niet jaloers naar, integendeel. Want ik heb genoeg eenzame momenten in mijn leven gehad en kan het gevoel daarbij nog steeds helder terughalen, ik vond het nooit fijn. Ja, één dag of wellicht twee dagen, maar meer ook niet. Daar kwam ik achter na mijn scheiding, toen ik alleen in een flatje kwam te zitten. Ik heb toen toch een paar keer flink mijn hoofd gestoten aan de muren van eenzaamheid die op mij afkwamen. Terwijl er wel een relatie was alleen zat zij 270 km verderop, in Groningen. Gelukkig was er de techniek, Skype, die ons nog enigszins wat gezelligheid bracht en wat leven in de brouwerij kon geven.
En werken was een mooie afleiding.
Zo nu en dan kwamen de kinderen wel langs hoor, meestal met eten. Maar daarna waren die ook zo weer weg, voor belangrijker zaken zoals voetbaltraining of gewoon chillen met vrienden. Dat hoort ook zo, dat is het lot van een (gescheiden) ouder met kinderen in de puberteit. Ik kon daar wel mee dealen, maar leuk was het niet.
En het zette mij aan het denken.
Want scheidingen zijn natuurlijk ook de oorzaak dat er steeds meer mensen alleen wonen. En soms zo lang alleen blijven dat ze eraan gaan wennen en dan minder snel een nieuwe partner toelaten. Want iedereen heeft zijn eigen gewoontes waardoor er geen plaats meer is voor eventuele nieuwe ‘gewoontes’, zoals de bril niet omlaag doen, te weinig óf te veel praten, snurken of kwijlen of dagenlang in dezelfde onderbroek lopen.
Voorgaande is puur fantasie van mij hoor, ik praat niet uit ervaring!
Maar ik ben wel iemand die helemaal zen is in de relatie, die dus liever niet te lang alleen is. Dat zijn wij wel eens, maar dat komt doordat ik onregelmatige werktijden heb, dan leven we een beetje langs elkaar heen. Maar zo hou je het ook weer spannend én heb je elkaar ook wat te vertellen bij het avondeten. Na het avondeten raak ik haar altijd wel weer even kwijt want ik ga dan voor de TV zitten om langs mijn favoriete datingprogramma’s te zappen.
Lang Leve de Liefde en First Dates.
Daar heeft zij helemaal niks mee en dat vindt ze best lastig want ‘iedereen heeft het erover.’ Dat is ook bijzonder, want we leven niet meer in het tijdperk dat je maar drie Tv-zenders had, toen haast iedereen naar dezelfde programma’s keek. Deze datingprogramma’s lijken dat wel te lukken, want inderdaad, ‘iedereen heeft het erover. Zo bespreek ik regelmatig met mijn vader de stand van zaken in ‘Lang Leve de Liefde’ of we halen een bijzonder persoon aan in First Dates. Hij keek ook naar die B&B serie van afgelopen zomer, maar dat vond ik helemaal niks:
Te veel ge-zweef, te veel gênant gedrag en geen leuke mensen.
Wat de aantrekkingskracht is? Ik vind het leuk als er een echte klik is. En ik denk dat het echt is, dat het niet gescript is. Maar soms twijfel ik. Dan zie ik bijvoorbeeld een jongen die in LLDL gaat koken. Hij pakt een schaar en knipt de kipfilet in stukken. Of die oudere vrouw die vraagt aan haar date of de plastic verpakking van de afbakbroodjes af moet of dat het zo de over in gaat. Of die gozer die de afbakbroodjes op het elektrisch fornuis wil afbakken…
Dat lijkt mij genoeg redenen om de echtheid in twijfel te trekken, toch?
Of is dit het gevolg dat we onze kinderen zó opvoeden dat ze helemaal afhankelijk zijn geworden van Fastfood en bezorgdiensten en geen idee hebben hoe ze zelf iets moeten bereiden? Je eigen potje koken scheelt echt een hoop geld hoor.
Vooral in deze dure tijden.
Soms vraag ik mij ook af waarom sommige mannen of vrouwen zich opgeven voor die dating programma’s. Want die komen dan binnen en bouwen direct een paar muren om zich heen: want ja, ik doe wel mee maar heb absoluut geen trek in jou! Maar dat zou wel eens gecast kunnen zijn door de programmamakers, met list & bedrog het volk bij de neus nemen hebben ze bij de televisie al genoeg ervaring.
Een bevestiging voor veel alleenstaanden om lekker alleen te blijven!
Binnenkort gaan we weer even naar onze kleindochter in Den Haag en dat is altijd een feestje. Als getrainde opa en oma zijn we nu al aan het nadenken of we nog iets leuks gaan doen met de kleine meid. Attracties genoeg daar én er komen steeds nieuwe bij heb ik begrepen.
Zoals bijvoorbeeld demonstreren op de A12 (Utrechtsebaan) met je kind.
Want deze weg is tegenwoordig dé plek om te demonstreren in plaats van het er naast gelegen Malieveld, een enorm veld met een rijke geschiedenis aan demonstraties. Zodra je plannen hebt om te gaan demonstreren vraag je daar een vergunning voor aan en legt de betreffende ambtenaar (ook gewoon een mens die net zoveel zorgen heeft als jij en ik) nog even de spelregels uit.
Waarom dan toch dwarsliggen op de A12 en daarmee al het in- en uitgaand verkeer ontwrichten?
Voelen deze mensen, inclusief de BN’ers, zich verheven boven alle andere demonstranten? Oké, men wil een punt maken en wat mij betreft, gaat het ook om een hele belangrijke zaak, de klimaatcrisis. Want dat is een groot zorgenkind.
Zelfs de net opgestapte Weerman Gerrit Hiemstra maakt zich ernstige zorgen!
En als Gerrit zich zorgen maakt dan ga ik daar toch wel een beetje in mee. Want ja, Gerrit was voor mij eigenlijk altijd de brave oom van brave Peter Kuipers Munneke, die ons, als Annechien klaar was met haar elegante parade door al het wereldnieuws, ging vertellen of we wel of geen mooi weer krijgen in het weekend.
Maar Gerrit maakt zich ernstig zorgen!
En ik geloof hem. Want de wereld lijkt momenteel wel in de fik te staan of te overstromen. We vestigen het ene hitterecord naar het andere en steeds vaker passeren we de 50° C, dat is bijna de kerntemperatuur die je nodig hebt voor een medium-rare gebakken biefstuk! Of er valt ineens zoveel water dat we ineens een zwembad in de kelder hebben. Of nog erger, in de woonkamer! Laatst sprak ik een gast van in de 50 die twee surfplanken had aangeschaft. Nou, iedereen om hen heen lag in een deuk want we zagen hem echt niet zo gauw op zo’n plank staan, laat staan surfend.
Ik schat nu in dat hij uiteindelijk het laatst lacht als we niks blijven doen..
En we hebben niet alleen in ons land last van al die veranderingen hè, overal ter wereld is het chaos wat het klimaat betreft. Neem recentelijk de hagelstenen zo groot als tennisballen in Italië, de bosbranden in Griekenland en van de week weer de overstromingen in Libië.
En Zuid-Limburg!
Dus ik geloof Gerrit. Ik ben om, heb mijn mening hierover bij moeten stellen en probeer steeds duurzamer door het leven te gaan. Want ik leer bij, ben niet zoals Gerrit onlangs in een gegeven interview met het AD nog benoemde: ‘Iemand die nog nooit van mening is veranderd, heeft nog nooit iets bijgeleerd.’ En wij mensen zijn de oorzaak, naar iets anders wijzen is je kop in het zand steken. Nu is dat ‘duurzaam doen’ niet altijd even makkelijk en dat werd bevestigd door een zogenaamde voetafdruktest die ik maakte op de website van het Wereld Natuurfonds.
Mijn score was een 3.0.
Het gemiddelde in Nederland is 3.3, een wereldburger scoort 1.6 en een Keniaan 0.6. De ‘winnaar’ van deze test was te raden, de Amerikaan met een voetafdruk van 4.8.
Tot zover de cijfers.
Toen we het onze kleindochter telefonisch voorstelden om mee te demonstreren was ze direct enthousiast. Vooral omdat ze achter de demonstranten staat: “Want het is ook mijn toekomst!” En terecht maakt dit vroegrijpe mensje zich zorgen. Daarna vroeg ze of we ook onze hond mee gingen nemen.
Want dan kon ze daar lekker een paar dagen mee gaan praten.
Voorgaande kan natuurlijk niet, praten met een hond of als 3-jarig meisje een mening hebben over grote mensen zorgen. Kinderen onder de 12 moeten gewoon lekker kind blijven want kind zijn doe je in principe maar één keer in je leven. Of je moet ziek worden en dan eindig je kinds, in de luiers en totaal afhankelijk van de mensen om je heen.
Nee, dat wens ik dus niemand toe.
Wij laten haar lekker kind zijn want dat is zo ontzettend belangrijk. Zorgen maken kan ze haar hele leven nog. En als ze later volwassen is mag ze van mij elke dag gaan demonstreren, zolang het maar niet drammen wordt. Want drammen is opdringen, zelfs Rob Jetten is zich daarvan doordrongen. Natuurlijk valt dat weer onder het kopje verkiezingsretoriek, maar daar is het ook de tijd voor.
Dat blijft toch elke keer weer een wonderlijk verschijnsel.
Maar we zijn behoorlijk aan het doorslaan om ons gelijk te krijgen, ieder praat voor eigen parochie, maar niemand luistert meer naar elkaar. “Ik demonstreer omdat ik mijn kinderen ook een mooie toekomst gun.” Je kan ook zeggen: “Ik demonstreer, omdat ik alle mensen op deze aardbol een mooie toekomst gun.”
Dat klinkt een stuk minder egoïstisch.
Ik hoop oprecht dat alle kleindochters en kleinzonen op deze wereld een mooie toekomst krijgen. Maar laat ze spelen, met poppen of autootjes. En geloof me, deze auto’s zijn ontzettend duurzaam want ze worden nog met de hand aangedreven en het geluid wordt gemaakt door hard te blazen met de tong tussen de lippen.
Er komt geen druppel fossiele gesubsidieerde brandstof aan te pas.
En tegen de tijd dat ze volwassen is zijn de meeste auto’s allang schoon want de techniek raast voort, wereldwijd zijn allerlei Willy Wortels daarmee bezig. Maar we kunnen zelf al wat doen, door bijvoorbeeld onze welvaart niet vanzelfsprekend te vinden, maar om daar wat meer bescheiden in te zijn. Wat meer nadenken als we echt om onze kinderen en kleinkinderen geven.
Consuminderen noemen ze dat. En demonstreer zonder je kind want die wil je immers beschermen:
‘Niemand laat zijn kind alleen, je bouwt het liefst een muurtje om haar heen.
Je wilt zo graag haar jeugd bewaren en haar veel verdriet besparen!’
Als ‘bijna zestiger’, begin volgend jaar ben ik aan de beurt, denk ik steeds vaker na over de zin én onzin van het leven. Vooral omdat je als bijna zestiger al aardig wat meegemaakt hebt. Die wetenschap geeft je rust en dat geeft weer zuurstof om na te denken over het een en ander.
Met een frisse kijk.
Als ‘bijna zestiger’ weet je ook dat je in de leeftijdsgroep zit die een generatie zal gaan verliezen. Daar zijn mijn vrouw en ik dit jaar achter gekomen na het verlies van mijn moeder in mei en mijn schoonvader in augustus. Een normaal verschijnsel, want nadat je op deze wereld bent gezet heb je een zekerheid: dat je die wereld ook weer zult verlaten. Maar dat is de gewone ‘procedure’, helaas wordt daar nog wel eens van afgeweken en gaan mensen veel te vroeg.
Tot groot verdriet van de achterblijvers.
Als ‘bijna zestiger’ moet je wel oppassen dat je niet gaat verzuren. Want je gaat richting de pensioenleeftijd en dan wil nog wel eens moeizaam gaan, dat zijn de bekende loodjes. En dan heb je nog de collega ‘bijna zestigers’, die al begonnen zijn met het verzuring-proces. Uitzonderingen op de regel hoor, ik ken ook een aantal die nog steeds met plezier in het leven rondlopen en dat ook uitstralen naar de omgeving. Mijn leeftijd zal ook de reden zijn dat ik steeds vaker post krijg van de pensioenfondsen waarin ze mij enkele updates willen geven. Deze post gaat meestal ongelezen de papiercontainer in en daarbij weten we inmiddels dat de spelregels steeds gewijzigd worden. En het leidt mij af, af van minimaal nog acht arbeidsjaren die nog voor mij liggen, er moeten nog heel wat wekkers gezet worden.
Daar ga ik vooralsnog van uit.
Als ‘bijna zestiger’ denk je wel eens de jongere generaties te ontgroeien. Dat klopt deels. Als ik bijvoorbeeld zie hoe de jeugd tussen de 20 en 30 jaar hun levens invullen schiet ik al gauw in de modus ‘dat deden wij anders op die leeftijd.’ Bijvoorbeeld de werkdagen die ze maken. Toen ik zo jong was werkte ik gewoon de dagen die mijn bazen voor mij ingevuld hadden, discussies werden daar eigenlijk nooit over gevoerd. Dat was eigenlijk net zo non-discussie als wat ik ging verdienen. Dat laatste zag ik wel aan het einde van de maand op mijn loonstrookje. Maar tegenwoordig beginnen ze met te onderhandelen (voor zover dat kan) over het salaris en daarna beginnen ze over het invullen van de werkweek. Dat is nog een hele toer want er zijn in dit land nogal wat mogelijkheden waar je als jonge werknemer recht op hebt. Bijvoorbeeld ouderschapsverlof. Of ‘Papadag’. Dan mag de papa een dag in de week bezig zijn met het kind en heeft de andere partner een dagje vrij of gaat aan het werk. Dan is papa een dagje verantwoordelijk voor het kroost. Bij mij rijst dan weer de vraag:
Ben je dan de rest van de week géén papa?
Als ‘bijna zestiger’ begeef ik mij nu op glad ijs want dit grapje heeft toch wel een hoge zuurwaarde. Daarom mijn oprechte excuses want ik wil niet die tere zieltjes op hun nummer zetten, puur omdat ik dit soort zaken nooit durfde te bespreken met mijn bazen. En ik vergeet het tegenwoordig standaard is dat beide partners in een relatie (met of zonder kinderen) werken. Als vrouw heb je ook meer rechten dan dat ene recht waar sommige ‘mannen’ nog steeds op kicken.
Lastig voor al die moederskindjes, maar leer er maar mee omgaan.
Als ‘bijna zestiger’ word je gelukkig wel wijzer en weet je dat werken voor beide partners goed is voor de balans. Dan heb je tenminste allebei wat te vertellen bij het avondeten. Want tijden veranderen nu eenmaal, kijk maar naar de tijden die achter ons liggen. En neem de huidige generatie kinderen, hoe bijdehand die tegenwoordig kunnen zijn. Ik werd daar van de week weer mee geconfronteerd toen ik de hond aan het uitlaten was. Er kwam een jochie van rond de 10 jaar (schatting, zal er wel flink naast zitten) naar mij toe gefietst, op een BMX en met een brede smile op zijn gezicht.
“Hoi. Wat is dat voor hondje?”
Als ‘bijna zestiger’ heb ik de ervaring tegen kinderen dan iets geks zeggen. Om het ijs te breken: “Dit is een hond op vier poten, met neus, twee ogen, een bek en een staart. Een heel bijzonder merk!” Het ijs hoefde niet gebroken te worden want dit jonkje was de verlegenheid al lang voorbij, zo bleek in het verdere gesprek. Hij lachte en bleef mij vragend aankijken. “Euh..oké..eehh…iets met kruising tussen Jujitsi en een Maltezer?” zei ik, het mijzelf ondertussen kwalijk nemend dat ik dat eigenlijk gewoon weten moest. “Oh, u bedoelt een kruising tussen een Shih Tzu en een Maltezer, een Boomertje is dat.”
Dankjewel jonge geest, dat je deze oudere geest nog wat leren kan.
Als ‘bijna zestiger’ besloot ik maar even de tijd te nemen voor deze gezellige wijsneus. “Dat is een mooie BMX. Er is hier in Winschoten een BMX-baan, wist je dat?” Nee, dat wist hij niet en bedankte mij voor de tip. “Ik kan al sturen met mijn voeten en ben nu aan het oefenen om op het zadel te gaan staan. “Oké, gaaf man, maar woon je hier dan niet?” vroeg ik. “Jawel, sinds vandaag, in dat huis. Met mijn vader en zus. Hij wees naar een huis verderop. “Maar ik woon meer bij mijn moeder want mijn ouders zijn gescheiden en mijn vader is business man.” Hij trok er een quasi serieus gezicht bij.
Het gesprek duurde ruim 20 minuten en zelfs buurman Gerrit die met zijn hond voorbijliep, genoot van de openheid van deze jongeman. “Nou Robbie, welkom in de wijk, jij zal het hier vast leuk gaan vinden en je kent Gerrit en mij nu. Kom maar eens langs!”
“Ja, is goed, voor een bakkie koffie of zo.” Kregen we als antwoord…
Als ‘bijna zestiger’ kwam ik even later weer thuis, fris van geest en vol energie!
Onze nieuwe huisgenote, het 9 jaar oude hondje Lobke, weet niet wat haar overkomt. Ze wordt nu 3 à 4 keer per dag uitgelaten sinds ze bij ons woont, terwijl dat de laatste jaren 2 keer per dag was. Dat kwam omdat haar baas, mijn schoonvader, het zelf niet meer kon vanwege zijn steeds minder wordende gezondheid.
Sinds zijn sterven woont ze bij ons en passen we het uitlaten weer aan.
Want ook al is het een klein hondje, overal even haar geur achterlaten is nu eenmaal een hondendingetje. Voor ons is het wel even wennen, ondanks dat we in het verleden allebei een hondje gehad hebben. Dat was toen de kinderen nog klein waren want dan ben je toch al aan huis én structuur gebonden waardoor er ook nog wel een hond bij kan. En een boom, anders klopt het spreekwoord niet:
Huisje, Boompje, Beestje.
Naar mijn idee kan dit spreekwoord aangepast worden, namelijk: Huisje, Boompje, Beestje, Gesprekje. Want zodra je de hond (en jezelf) uitlaat is er altijd wel iemand die een gesprekje begint. Meestal is dat dan een lotgenoot en zo nu en dan een wandelende, hondloze passant. Dat is best even wennen. Vooral omdat het in mijn geval mensen zijn die hier al jaren in de wijk wonen, maar waarmee ik voorheen eigenlijk geen contact had. Ja, gewoon groeten in het voorbijgaan, maar meer was het ook niet.
Of er een wereld voor je opengaat!
Een hond kan dus een verbindende factor zijn voor ons mensen. Dat had ik al de laatste jaren ervaren, want doordat wij, de kinderen van mijn schoonvader, zijn hondje dagelijks uit moesten laten vanwege eerdergenoemde redenen, kreeg hij ook dagelijks de kinderen op bezoek. Met andere woorden, zie het als de Gouden Tip, neem een hond als je als je op leeftijd bent of als je in het verpleeghuis of bejaardenhuis terechtkomt. En vraag dan de kinderen deze uit te laten! Slim hé!
Dat zou een hoop eenzaamheid schelen!
Haal dan wel een hond uit het asiel want daar zitten nog heel veel slachtoffers van de corona jaren, honden die aangeschaft werden omdat er even niks meer mocht. Nadat we weer terug konden naar het normaal (wat eigenlijk helemaal niet zo normaal was) waren veel honden ineens weer overbodig en belandden zij in het asiel.
Om te janken zo wreed!
Ik noem dat weglopen voor je verantwoordelijkheid en vind het ronduit asociaal. Daar zouden ze de Dierenpolitie op af moeten sturen. Daarom ben ik ook voorstander van een Bewijs van Bekwaamheid om een hond te nemen, inclusief de belofte het dier goed te verzorgen.
Tot de dood hen scheidt.
En waarom zou je je hond niet goed verzorgen? Want je krijgt er zoveel voor terug. Zoals trouw, want elke keer als het dier je ziet, zul je enthousiast begroet worden. En wat te denken van de verbindende factor zoals ik hierboven al noemde.
Je krijgt er een hoop vrienden bij!
Maar het is ook goed voor je lijf en je leden. Want een hond is geen doe-het-zelver als het op uitlaten aankomt. Tuurlijk, je kan gewoon de achterdeur openzetten en dan doen ze hun ding wel, maar ze kunnen natuurlijk niet het poepzakje openen, hun poot erin wringen om vervolgens hun eigen uitwerpselen daarmee op te pakken.
Laat staan om er een goede knoop in te leggen!
Dus wij mensen moeten dat zelf doen. En geloof me, ook dat kun je omzetten in je eigen voordeel. Want je komt namelijk in beweging, je zult je eigen krachten moeten gebruiken om met de hond te gaan lopen. En bewegen is goed in een wereld waar zitten al het nieuwe roken genoemd wordt. Ik weet hier alles van, heb de laatste jaren té veel op mijn kont gezeten en te weinig bewogen.
Tot de stappenteller op de markt kwam!
Dat ding motiveerde mij om uit de stoel te stappen en te gaan bewegen. Tienduizend stappen per dag gaf min of meer de garantie op een gezond lichaam volgens de bijsluiter, uiteraard in combinatie met goed eten. Dat moest te doen zijn want wandelen en eten koken deden we al graag en er was ook altijd al veel aanbod van mooie, georganiseerde wandeltochten. Zoals de Fjoertoer op Terschelling, de Schutrups tocht in de omgeving van Exloo, de Brandaris wandeltochten op Terschelling, de wandeltochten van de Dwingelderveld heide, de Tocht om de Noord of de WandelRun hier in Winschoten.
Deze laatste moeten wij dit jaar helaas overslaan vanwege een bruiloft.
Maar volgend jaar doen we zeker weer mee want dit evenement brengt al 47 jaar veel gezelligheid met zich mee. We dachten dus altijd goed bezig te zijn en zelf probeerde ik ook anderen ervan te overtuigen dat wandelen dé manier is om je lichamelijk in goede conditie te houden. Tienduizend stappen per dag, een kleine anderhalf uur lopen en om en nabij 450 calorieën lichter!
Dan mag je gerust nog wel een frikandelletje erbij eten.
Het hoeft niet in één keer gelopen te worden hoor, je mag er de hele dag over doen. Ik zat er dus lekker in, tot ik van de week een krantenbericht las waardoor ik er even flink klaar mee was. In dat artikel stond dat niet 10000 maar 7126 (hóe komen ze op aantal??) stappen per dag al genoeg zijn!
Ontluisterend!
En waarom die verlaging van stappen? In deze tijd waarin de helft van de volwassenen obesitas heeft, ga je dus vertellen dat het bewegen wel wat minder kan. En dan heb ik het nog niet eens over de jongeren die ermee kampen.
Ontluisterend!
Want ik ben al zes jaar gestopt met roken, pak zoveel als mogelijk de fiets, heb serieuze wandelschoenen aangeschaft, heb regelmatig een pedicure aan mijn voeten hangen, heb een slim horloge aangeschaft om al die prestaties bij te kunnen houden én mij te motiveren als ik te lang zit om weer even in beweging te komen én ik probeer iedereen om mij heen te motiveren om die tienduizend stappen te halen!
Hij ging even een stukje wandelen in zijn pauze om zo de voor hem vreemde omgeving wat beter te leren kennen. Ergens ter hoogte van het Oosthoflaantje kwam hij twee meiden tegen die zijn aandacht trok. Dat was wederzijds. Want we hebben het hier over begin jaren 60 en zo vaak liepen hier niet van die knappe, stoere kerels van 20 jaar uit Drenthe.
Ze raakten in gesprek.
De jongen vroeg of ze die avond met hem meewilden naar de film, dat leek hem wel gezellig. Hij werkte verderop bij de Strokartonfabriek, als dragline machinist, en zat in de kost bij Bakker Stel aan het Winschoterdiep. Het ene meisje zei dat ze die avond al afgesproken had in de Connie Bar in Winschoten. Maar daar ging de jongen niet op in want hij had juist meer aandacht voor dat andere meisje.
Maar die hield haar mond!
Die avond vroeg de nog onervaren jongen advies aan Bakker Stel. Een goede zet, want de bakker wist te vertellen dat dit meisje elke vrijdag de bus naar Assen nam. “Als jij nou een halte eerder instapt, dan ziet ze je vanzelf zitten en misschien komt ze dan wel bij je zitten!” De jongen voegde de daad bij het woord en de eerstvolgende vrijdag stapte hij een halte eerder in, samen met al die vlinders in zijn buik die hem behoorlijk nerveus maakten. De bus stopte weer en hij ging er eens goed voor zitten. Ze zag hem zitten!
Letterlijk!
Want op de een of andere manier was zij ook aan die jongen blijven denken waardoor ze direct naast hem ging zitten. Het werd een super gezellige rit en eenmaal op het station in Assen gaven ze ook elkaar een eerste kus. Dat was voor de jongen een bevestiging om nu door te pakken en hij herwon zijn zelfvertrouwen en maakte een afspraak voor de volgende dag. Het werd een cafetaria want het meisje was niet zo van een bar zoals haar vriendin dat wel graag deed.
Na twee jaar verkering besloten ze te trouwen, hij 22 en zij 19 jaar.
De kans dat je als dragline machinist op vele plekken op deze wereld ingezet kon worden was groot. Het was over het algemeen een zwervend bestaan. Omdat zij graag dicht bij hem wilde blijven, besloten ze om samen een salonwagen te kopen die bij elke andere werkplek neergezet kon worden als thuisbasis voor dit jonge stel.
Een jaar later kregen ze een prachtige dochter.
Met zijn drietjes reisden ze van de ene werkplek naar de andere, maar toen er opnieuw gezinsuitbreiding aan zat te komen, vestigde het jonge gezin zich in Hoogezand en werd de ‘pipowagen’ een mooie herinnering om over te vertellen tijdens verjaardagen. Het gezin werd uitgebreid met nog een dochter en een zoon en nu verhuisden ze naar Scheemda waar mooie eengezinswoningen werden gebouwd.
Vader bleef voor zijn werk rondzwerven.
Overal in het land en soms ver daarbuiten. In de weekenden kwam hij dan naar huis, waar zijn mooie gezin met smart op hem zat te wachten. Naast het huis in Scheemda werd Terschelling hun tweede huis, dat begon al in de Voorjaarsvakantie en dat eindigde in de Herfstvakantie. De eerste jaren nog in een tent en later in een stacaravan op Camping Cupido, de camping die haar naam eer aan deed.
Toen hij met pensioen kon gingen ze er samen op uit, eerst met caravan en later met de camper.
Ze genoten en waren allebei gek op zon, zee en strand waardoor ze op een gegeven moment 9 maanden per jaar in Spanje zaten. De zomermaanden verbleven ze dan in Nederland om weer te kunnen genieten van kinderen, kleinkinderen, familieleden en vrienden.
Zeven jaar geleden kwam zij, veel te vroeg, te overlijden.
Hij bleef achter met het hondje, het hondje welke zijn geliefde twee jaar daarvoor nog als pup in huis had gehaald en de naam Lobke kreeg. Dit werd nu zijn maatje. Hij nam haar overal mee heen, zelfs nog twee keer mee naar Spanje waar hij misschien wel op zoek ging naar iets wat nooit meer terug zou komen.
Zijn gezondheid begon hem parten te spelen.
Van een onafhankelijke, sterke en stoere man werd hij nu afhankelijk van zijn oudste dochter. Samen met haar ging hij van het ene naar het andere ziekenhuis en kreeg hij de ene na de andere operatie te verwerken. Toch bleef hij positief, droeg zijn kruis op een bewonderingswaardige manier en riep ondanks de pijn en ongemakken telkens weer:
“Morgen spring ik weer over een hekkie!”
Maar uiteindelijk moest hij toch gaan toegeven en belandde hij in Het Vondelhuys in Winschoten. Op de vraag tijdens het intakegesprek of hij wel voor zijn hondje zorgen kon, kwam zijn bravoure weer om de hoek kijken en riep hij volmondig “Jazeker, dat kan ik!”
Zijn kinderen wisten wel beter.
Het verzorgen kon hij wel maar het uitlaten ging al niet meer. Dit was het moment dat zij beslisten om dan die taak van dat uitlaten over te nemen. Er werd een groepApp geopend en ruim anderhalf jaar werd Lobke s’ morgens en s’ avonds door de kinderen of kleinkinderen uitgelaten, haalde zijn oudste dochter de wekelijkse boodschappen en deed ze zijn was, inclusief het strijkwerk want hij hield ervan er netjes bij te lopen.
Ondertussen werd al snel duidelijk dat deze laatste verhuizing een goede keus was geweest.
Want dankzij de uitermate goede en liefdevolle verzorging van het zeer betrokken personeel, kreeg hij weer wat structuur en knapte zelfs wat op. Helaas niet genoeg, want door het voortwoekerende virus werd de kwaliteit van leven steeds minder werd en tartte dat de grenzen van waardigheid.
Maar zijn duim bleef maar omhoog gaan, begeleid door een brede glimlach.
Voorgaande woorden vertellen in een notendop het leven van de ouders van mijn lieve vrouw. Vorige week is haar vader in het bijzijn van enkele geliefden in alle rust gestorven en hebben we middels een eervolle dienst, afscheid van hem kunnen nemen.
We sloten zijn In Memoriam af met woorden van hoop:
“Nu mag je rusten, de bus pakken voor een hele lange reis. Misschien zit mama ook wel weer in die bus en zijn jullie nu weer samen, net als toen in de bus naar Assen.”
“Al zet ik de tas met lege flessen voor de deur, hij stapt er zo overheen en loopt naar buiten!” zei een van de dames tijdens het ontbijten. De andere vier dames, waaronder mijn vrouw, sloegen hier direct op aan: “Ooooh, zo herkenbaar!”
Als enige man aan tafel realiseerde ik mij mijn (zwakke) positie.
Want ik had hier niet te maken met zogenaamde ‘tradwives’, vrouwen die weer terug willen in hun rol als traditionele vrouw: het gezin perfect verzorgen, er zelf perfect uitzien en de man op zijn wenken bedienen. Nee, integendeel, dit waren moderne vrouwen die zich niet de kaas van het brood laten eten. Daarom was het ook geen verrassing. Want wanneer je als enige man 24 uur met vijf dames moet optrekken, is de kans groot dat dit soort praat besproken zal worden. En met dit soort ‘praat’ bedoel ik de materie hoe mannen anders over bepaalde zaken denken dan vrouwen en vice versa. De man waar het deze keer over ging, kon zich niet verdedigen want hij was er niet bij. Ik moest hier wel op reageren.
Als wapenbroeder zeg maar.
Dit speelde zich vorig weekend af toen ik op stap was met mijn vrouw en vier ex-collega’s uit Den Haag. Ik heb met die Haagse dames enkele jaren geleden in de personeelsvereniging gezeten van mijn toenmalige werkgever en nu hadden we als een soort van reünie afgesproken in het Gelderse Winterswijk, vanwege een evenement in de steengroeve.
De theatervoorstelling Romeo & Julia.
De link tussen die personeelsvereniging en Winterswijk is dat een van de regisseurs van dit evenement, Jasper, woonachtig is in Winterswijk. Maar hij stond ons ook bij in Den Haag, met verhaallijnen die onze Sinterklaasvieringen opleukten. Een prima reden om hier gezamenlijk naar toe te gaan en om te genieten van Shakespeare op 40 meter diepte.
Dat laatste gaf een extra dimensie aan het geheel.
Het werd een fijn weerzien en we hebben genoten van de voorstelling, geheel in stijl zoals we dat van Jasper gewend zijn: veel humor, spektakel, dans, zang, drama en zelfs een Whatsappende Romeo en Julia. Het betekende wel dat ik met vijf vrouwen opgescheept zat want de mannen hadden verstek laten gaan. Op zich geen probleem zolang je niet in de gebruikelijke discussie vervalt, zoals hierboven beschreven. Want Julia’s denken altijd net even anders dan de Romeo’s. Niet dat dit een groot probleem is, hoor, integendeel, het houdt de boel in evenwicht.
En de liefde natuurlijk, welke onlosmakelijk deze twee historische figuren altijd verbonden heeft.
“Nou, als je het bij de deur zet kan je het net zo goed direct weggooien toch?” was mijn verdedigingstactiek. Maar terwijl ik dat zei, wist ik al dat ze het er niet mee eens zouden zijn. Ik moest nu putten uit eigen ervaringen, anders werd het wel een heel zwaar ontbijt. “En dan effe wat anders. Wij hebben een koffiemachine die uit zichzelf gaat spoelen na gebruik. We hebben daarom twee kannetjes er standaard onderstaan, zodat de lekbak niet steeds vol loopt.”
Ik keek nu indringend mijn vrouw aan en vervolgens weer naar haar bondgenoten.
“Elke keer als zij koffie gepakt heeft, moet ik het kannetje weer terugzetten! Dus ja, waar hebben we het over? De een doet dit, de ander doet dat, tussen Romeo en Julia is altijd wel wat!” Ik zag nu in de vijf paar ogen die op mij gericht waren dat zij zich aan het hergroeperen waren om dan alsnog de genadeklap uit te delen. Als dit Tradwives waren geweest dan had deze hele conversatie natuurlijk nooit plaatsgevonden, dan hadden ze gedwee de tafel afgeruimd, de afwas gedaan en mij nog een kopje koffie gebracht.
Om jeuk van te krijgen!
Nee, dit is veel leuker, vrouwen die van zich af bijten en toch hele leuke vrouwen blijven. Het levert altijd mooie mannenpraat op als ik weer even onder de mannen ben. Datzelfde geldt natuurlijk omgekeerd ook, dat de dames lekker onder elkaar aan het klagen zijn over hun partners. Ze dachten dat natuurlijk ook deze dag aan de ontbijttafel te kunnen doen, maar hadden mij kennelijk over het hoofd gezien. Of dachten ze misschien een gelijkwaardige partner in mij te zien, omdat ik misschien binnen hun tolerantiegrenzen opereerde?
We hebben het niet voor niets zo lang volgehouden in de personeelsvereniging.
Vrouwlief begon met haar weerwoord op mijn beschuldigingen. Dat ze het niet altijd vergeet maar soms. En dat ze s ’morgens, als ze naar werk gaat, wel eens oud papier op het aanrecht bij de achterdeur legt en wanneer ze dan aan het einde van de dag thuiskomt, de zooi er nog ligt!
“Dat is dus niet waar!” riep ik.
“Ze vergeet het niet soms maar altijd en dat ik het oud papier vergeet, is op een hand te tellen. Want dan ben ik bezig met eten koken en weet ik dat er nog genoeg plastic, papier en gft-afval bij zal komen en dan breng ik dat in één keer weg!”
“Praktisch! Mannen zijn praktisch!”
Vrouwlief begon moest lachen. “Praktisch is om crème voor je voeten in een klein potje te doen, zodat het tijdens reisjes niet te veel plaats in de toilettas neemt!” Ze keek nu de dames aan: “Op zijn eigen verzoek had ik een van mijn lege potjes voor hem gevuld met zijn voetencrème. Maar op een gegeven moment kwam ik erachter dat mijn potje met gezichtscrème wel erg snel ging. En wat bleek? Hij smeerde mijn gezichtscrème ter waarde van 60 euro op zijn voeten omdat hij zijn bril niet op had toen hij het potje uit de toilettas viste.”
“De sukkel.”
In tegenstelling tot het dramatische einde van het Romeo & Julia verhaal in de Steengroeve, liep dit weekend voor alle betrokkenen wel goed af hoor. Er werd na het ontbijt hartelijk afscheid genomen en ik moest beloven dat de volgende bijeenkomst in Den Haag zal zijn, een etentje met zijn allen. Natuurlijk had ik daar geen moeite mee, maar ik had wel een eis, puur voor het natuurlijke evenwicht:
“Dan moeten de nu thuisgebleven Romeo’s er wel bij zijn!”
Liefdevol. Dankbaar. Weemoedig. Zo denk ik terug aan mijn moeder waar wij tweeënhalve maand geleden afscheid van hebben moeten nemen. Een gemis, vooral voor mijn vader omdat hij altijd het dichtst in de buurt was van mijn moeder. Ruim 65 jaar hebben ze lief en leed gedeeld, hebben ze een leven opgebouwd op een eiland waardoor ze voornamelijk op henzelf aangewezen waren.
Ga er maar aanstaan: wonen op een eiland en van alle ongemakken voorzien.
Want eind jaren 50 waren de voorzieningen op het eiland nog lang niet optimaal en ze moesten daarbij ook nog eens integreren in de eilander samenleving, een samenleving die daar overigens wel open voor stond. Dat had natuurlijk ook te maken met het feit dat je elkaar nodig hebt in een kleine gemeenschap, maar wellicht had het gastvrije karakter van de eilander hier ook mee te maken, gezien de opkomst van het toerisme in die jaren.
Het was wennen voor mijn ouders, maar ze waren klaar om alle hordes te nemen.
Een van die hordes was dat ‘even’ naar je ouders gaan om advies te vragen of gewoon voor de gezelligheid er niet meer bij was. Want hun ouders woonden in Zaandam en Jutphaas (Nieuwegein) dus als er dan plannen waren om erheen te gaan, vergde dat een goede organisatie omdat ze afhankelijk waren van boot, bus en trein. Die hadden nog niet zo’n uitgebreid netwerk zoals we dat tegenwoordig kennen want men was nog steeds bezig met de wederopbouw na de verschrikkingen van de oorlog. Telefoneren behoorde ook nog niet tot het normaal, maar brieven schrijven daarentegen wel.
Er werd dan ook heel veel geschreven zodat familie van overzee op de hoogte bleef.
Nu ik zelf ouder en misschien zelfs wel wat wijzer geworden ben, begrijp ik steeds beter hoe moeilijk het proces ‘van kind naar volwassen worden’ eigenlijk is. Ik zie dat steeds helderder voor ogen als ik kijk naar onze jongens, hoe ze hun jeugd doorlopen hebben en nu werken aan het volwassen leven.
Het leven waar ze zo naar verlangden toen ze nog klein waren.
Want toen mochten ze niks. En werden ze daar boos om, begrepen ze niet waarom het ene wel en het andere niet mocht. Voor mij was dat ook een strijd als jonge vader. En mijn ouders woonden niet om de hoek omdat ik ervoor gekozen had het eiland te verlaten en aan de wal een leven op te bouwen. Ik kon wel putten uit eigen ervaringen die ik van huis meegekregen had, maar dan had je ook nog de invloeden die van buitenaf op je afkwamen. Je moet als opvoeders ook proberen om op een lijn te staan en dat kan best lastig worden als je allebei een andere achtergrond hebt. Dan heb je nog de vriendjes van je kinderen die wel van alles mochten, of juist minder. Of moderniteiten waar de een wel en de andere niet in mee kon gaan plus de invloeden vanuit de samenleving die via allerlei kanalen op je afgevuurd werden.
En dan waren er nog de geldzorgen, wie is er niet mee groot geworden.
Het is van alle jaren en de meesten onder ons zullen dit herkennen ben ik bang. Logisch, want een gezin stichten brengt enorm veel verantwoordelijkheid met zich mee en zie daar maar eens de juiste weg in te bewandelen. ‘Door schade en schande wordt men wijs’ of ‘Van het concert des levens krijgt niemand het program’, twee spreekwoorden die bij iedereen op een tegeltje aan de muur zou moeten hangen.
Haast elke opleiding schiet hier tekort.
Ik dacht aan voorgaande toen mijn vader onlangs vroeg hoe wij ermee omgingen. Of we nog zwaar in rouw waren of dat het nog niet echt ingedaald was, de wetenschap dat moeder niet meer onder ons is. Dat ze niet meer tastbaar is, dat we niet meer de onbeantwoorde vragen kunnen stellen of dat we herinneringen ophalen met haar. Die vraag hield mij bezig, vooral omdat het niet een vraag was die ik van mijn vader verwacht had. Hij is altijd zo nuchter, realistisch en staat met beide benen op de grond. Maar ik ben er inmiddels achter dat de mens milder wordt met het ouder worden. Dat ‘Als later nu is’ (liedje van Rob de Nijs) mensen zachter maakt en gevoeligheden makkelijker gezegd doen worden.
Maar het heeft ook te maken met de huidige maatschappij waarin we leven.
Een maatschappij waarin alles besproken moet kunnen worden. Maak van je hart geen moordkuil. De hardheid van vroegere jaren: mannen mogen niet huilen en al helemaal niet over hun emoties praten is aan slijtage onderhevig. Godzijdank!
Want zo ontstaan er dan vragen zoals mijn vader die stelde.
Nou Pa, ik heb er vrede mee. Ik ben blij dat ze nu haar rust gevonden heeft en eerlijk gezegd wil ik die laatste jaren dat ze nog bij ons was, vergeten. Omdat zij mij ook vergeten was, een feit waar ze dankzij Alzheimer niets aan kon doen. Maar al die jaren ervoor, al die jaren dat ze mijn moeder nog wél was, zij mij verzorgde als kind, zij mij deed lachen omdat zij zo’n vrolijke en levenslustig mens was, zij mij aanmoedigde langs het voetbalveld ‘Kom op, Muis!’, zij mij boos liet worden omdat ze mij weer eens op mijn (terechte) donder gaf, zij mij bijstond om een goed kosthuis te vinden tijdens mijn studie in Leeuwarden, zij mij wekelijks belde om te luisteren naar al mijn belevenissen in het verre Den Haag, zij mijn kinderen een lieve oma gaf, zij mij steunde wanneer het even niet zo goed ging.
Dat, pa, dat mis ik.
Maar ik weet ook dat het leven eindig is, daar komt niemand onderuit en 94 jaar, dat is een voltooid leven. En jij bent er nog. Aan jouw kunnen we vragen blijven stellen, ook de nog niet beantwoorde vragen of de vergeten herinneringen.
In de geest van moeder denk ik aan dat liedje van Bram Vermeulen, Testament:
‘En als ik doodga, huil maar niet. Ik ben niet echt dood moet je weten,
Het is maar een lichaam dat ik achterliet. Dood ben ik pas als jij dat bent vergeten.’
Hoe zal ik nu eens beginnen. Want ik weet zodra ik het hoofdonderwerp hier benoem, de dames stoppen met lezen. Die slaan dubbel van het lachen, scrollen maar weer door naar het volgende onderwerp of zuchten diep, heel diep en trekken daarbij een smoel van ‘Daar heb je er weer een’ en gaan weer over tot de orde van de dag.
Griep.
Dus niet dé Mannengriep, nee, dit was griep in het kwadraat, code rood, hel, verdoemenis, catastrofaal, onheilspellend, mensonterend en vooral zéér dramatisch! Mijn eigen vrouw was erbij en zij is het helemaal met mij eens, geen woord gelogen of weer eens overdreven uitgeschoten op het toetsenbord.
Ik was echt ziek!
Tijdens het Koninklijke bezoek van afgelopen weekend begon de ellende al. Spierpijn, hoofdpijn, gewrichtspijn en moe, moe en ook nog ontzettend moe. Toen ik zaterdagmiddag van werk afkwam, had ik enigszins mazzel. In plaats van een hele drukke prinses in de armen te sluiten, lag daar een lief klein meisje heel zielig tegen haar vader aan op de bank. Zij was ook niet lekker en achteraf is zij misschien wel de aanjager geweest in het geheel.
Ze had mij koninklijk besmet met haar virus en nu was ik ook Hofleverancier!
Haar moeder lag boven in bed. Die was niet ziek maar misselijk van de zwangerschap. Dat vond ik natuurlijk heel vervelend voor haar, maar het kwam mij nu wel erg goed uit. Want nu kon ik ook naar bed, die twee op de bank redden zich wel met Kikker & Vriendjes, Baby Cocomelon en Nijntje. Terwijl ik naar boven liep, hoorde ik zoonlief nog wat jammeren, maar ik hield voet bij stuk en riep hem de gevleugelde uitspraak van mijn vriend Tinus toe:
“Alles dut me zeer, behalve mien geweer!”
Anderhalf uur later was ik weer beneden, uitgerust en gedoucht. En kon ik mij weer in het zweet gaan werken voor het avondeten: Indische gekruide kip met pindasaus, sla en zelfgemaakte friet. Voor zeven personen want bonuszoon en zijn vriendin kwamen ook gezellig. Omdat het inmiddels flink benauwd was buiten en de vliegende mieren onze tuin gevonden hadden, werd toch besloten om buiten te gaan eten. Ik voelde die hitte al niet meer, de koorts was kennelijk al bezig beslag op mijn lichaam te leggen. Tegen tienen die avond lag ik op bed, wekker op 04:15 uur, want er stonden twee vroege diensten te wachten.
Het werk ging mij goed af.
Ik moest wel snel naar huis want de Koninklijke Familie had besloten die middag weer naar de Hofstad te vertrekken in verband alle lichamelijke ongemakken. Toen ze weg waren en wij beloofd hadden snel die kant op te komen, keken we elkaar aan en zeiden tegen elkaar:
“We zijn weer onder ons.”
Waarna ik snel mijn bed weer indook en de dame de restanten van een jong, modern gezin begon op te ruimen, waaronder koninklijke drolletjes op de bank en restjes van allerlei eterij in de naden en op het kleed. De sperziebonen, gehaktbal en aardappelen die vrouwlief mij later voorzette, smaakten me niet. Ik voelde dat ik de strijd tegen de griep ging verliezen en gaapte mij snel weer het bed in, voor een nacht vol met ijlende en vooral herhalende, dramdromen. Dat zijn van die dromen waarin je steeds dezelfde beelden ziet, zelfs als je even bent wezen piesen krijg je weer dezelfde droom voorgeschoteld.
Weinig creatief die Klaas Vaak van tegenwoordig!
Gelukkig ging opnieuw de wekker om 04:15 uur en was ik mooi op tijd om af te lossen. “Nee, geen koffie. Doe maar thee.” Zei ik tegen mijn collega, die daardoor haast van haar stoel viel. De uren daarna werden een soort van marteling en nadat mijn aflos zijn gezicht om de hoek stak, lag ik niet veel later weer in bed en sliep ik door alles en iedereen heen. Halverwege de avond sjouwde ik mijn lijf naar beneden, kreunend en hijgend zeeg ik neer op de bank. Mijn arme lijf, pijn in gewrichten en botten, huid- rug- en nekpijn en helse pijnen in het hoofd zodra ik die ook maar iets bewoog.
Het bakje vla ging er half in.
De volgende dag, maandag, werd het nóg erger. Ik ben twee keer naar beneden gegaan voor wat afleiding, televisiekijken. Dat bleef beperkt tot het staren naar de afstandsbediening en ben ik toch weer van ellende mijn bed ingekropen. Die avond probeerde vrouwlief er nog bouillon in te krijgen, maar alles wat iets met eten te maken had, deed mij gruwelen. Slapen was het fijnst, zelfs in je eigen zweet. Dat ondervond mijn vrouw ook en dinsdagavond moest ik onder de douche en dat werd een blik in de toekomst?
Zij moest mij ondersteunen, wassen en afdrogen!
“Dit had ik pas over 25 jaar verwacht.” mopperde ze lief, en zette mij even op een stoel zodat ze snel het beddengoed vervangen kon. Ik prevelde nog iets over Buurtzorg maar dat hoorde ze niet. Vijf minuten later lag ik weer in droomland, althans in een hele wilde versie daarvan. Want dromen waren het niet meer, het waren meer hallucinaties die tot het einde van woensdagmorgen duurden.
Gewekt door mijn bellende vrouw die wilde weten hoe het ging.
“Je moet komen, ik voel me zo beroerd!” perste ik eruit met mijn laatste krachten. Ik hoorde nog iets over ‘Moet even wat regelen hier op werk’ en daarna werd het stil. Ik zakte weer weg en werd onderdeel van een soort bioscoop van ‘de stomme film’ want er speelden allerlei filmpjes in zwart-wit, maar ook kleur. Niet onaardig of eng, eerder bijzonder. Zelfs gezichten of details werden uitgelicht. Alsof in mijn hoofd er een deurtje openging van 59 jaar opgenomen beelden. Of was dit het einde, dat mijn leven mij nu aan het voorbijflitsen was?
“Drinken. Dit moet je nu op gaan drinken!”
Zei Zuster Klivia en ging naast mij op bed zitten. Het was een zoutoplossing en vanaf dat moment begon ik weer op te knappen. Gisteren hoorde ik haar bellen: “Nee, dit was geen mannengriep. Ik heb hem nog nooit zo ziek meegemaakt.
Wij hebben sinds vrijdag een bijzondere gast in huis, namelijk Hare Koninklijke Hoogheid & tevens Kleindochter Prinses Roméline. Haar originele naam is veel langer, maar ze neemt genoegen met de kortere versie. Gelukkig maar, want anders moest je wel een hele lange adem hebben om haar aan te spreken: Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Roméline Maria Alexia Veldhuizen-VanMa’s kant-Zuydgeest.
Zeg maar Lientje en ik ben drie jaar.
Maar zo’n bezoek vergt wel een aantal voorbereidingen, vooral omdat we hier te maken hebben met een meisje in de categorie roze. Dit zijn meisjes die van roze houden en graag ook roze dingen doen. Zoals bijvoorbeeld rondzeulen met een pop onder de arm, hamburgers en pizza punten bakken in hun roze keukentje, stofzuigen met de roze stofzuiger of roze strikjes draaien in hun gevlochten staartjes met roze glittertjes.
Of ze gaan pas van de glijbaan als het zand of blaadjes weggeveegd zijn.
Alles in hun roze jurkje of onesie, het roze toefje op de taart. En allemaal volgens protocol, dat heb je nu eenmaal met prinsesjes. Prinses Lientje maakt ook graag gebruik van haar persoonlijke nar/lakei en stoere vader. Als ze bijvoorbeeld wil dansen dan moet hij ook opdraven en dansen ze samen. Zij in haar roze jurkje en hij in zijn Sneeuwwitje jurk (maatje XL). Dat brengt het dan wel weer in evenwicht want zo laat hij zien dat jongens ook prima hun roze kant mogen laten zien.
Of alle andere kleuren die de regenboog ons allemaal te bieden heeft.
Zo hoort het ook. Machogedrag geeft alleen maar problemen, die les zouden we ondertussen toch eens geleerd moeten hebben. We leven in een tijd dat elk mens zichzelf mag ontwikkelen waar deze zich goed bij voelt, welke geaardheid dan ook.
Leven en láten leven!
Een kleindochter hebben is voor mij heel vernieuwend. Omdat mijn kinderen allemaal jongens zijn. En mijn vrouw had óók een zoon in de bonus waardoor ik geen ervaring had met kleine prinsesjes. Toen de jongens nog klein waren ging ik vaak met ze mee naar wedstrijdjes, leeftijdscategorie F’jes en E’tjes zeg maar. Er speelden ook meisjes mee en toen vertelde een van die vaders dat zijn dochter een zogenaamd blauw meisje was.
Ik wist direct wat hij bedoelde.
Blauwe meisjes zijn de wat stoerdere meisjes vergeleken met de roze meisjes. Blauwe meisjes doen graag met de jongens mee omdat ze dat net even wat leuker vinden dan met poppen spelen. En nee, het heeft niks met geaardheid te maken. Ik was waarschijnlijk ooit een roze jongen want ik speelde graag in de poppenhoek van de kleuterschool. En op de Lagere School werd ik altijd enthousiast als we voorzingen moesten voor de jaarlijkse schooluitvoering. Ik kan mij nog goed herinneren dat de jongens in mijn klas dan expres vals gingen zingen, bang dat ze een rol kregen in het stuk.
Daarom kreeg ik altijd een van de hoofdrollen.
Waardoor ik ook de aandacht kreeg van de meiden uit mijn klas! De jaloerse blikken die dat opleverden waren kostelijk. En als we moesten schrijven dan deed ik daar extra mijn best op. Vooral wanneer we een nieuwe schoolpen kregen van de juf of meester, dat voelde aan als een cadeautje. Nog mooier werd het wanneer je er ook een nieuw schrift bijkreeg, dat waren voor mij kleine feestjes. Tijdens het volwassen worden en nog vóór het computertijdperk, kocht ik bij de boekhandel schrijfpapier van hoge kwaliteit en schreef ik de een na de andere brief, uiteraard gebruikmakend van prachtige vulpennen. Sinds ik gedigitaliseerd ben is mijn handschrift niet meer om over naar huis te schrijven.
Hanenpoten!
Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Lientje moest een ander bed volgens mijn vrouw. Het ledikant was te klein geworden. Via marktplaats werd een peuterbed in Scheemda gevonden en de koop was snel gesloten.
De kleur was bruin.
Opa moest nu aan de slag. Voor het eerst in mijn leven ging ik iets roze verven in plaats van blauw. Ik heb mijn best erop gedaan, want het moest natuurlijk geen Prinses-op-de- erwt verhaal worden. Het hele project heeft mij een paar dagen gekost, maar het resultaat mocht er dan ook wezen.
Oma keurde het goed.
Zij leverde de accessoires voor het bed: roze beddengoed met daarop Prinsessen-figuurtjes en een pyjamaatje. Niet dat dit meisje geen pyjamaatje had maar gewoon, ’t kost niks, het is zo leuk en gezellig, de stopwoordjes van mijn vrouw om iets te kopen wat eigenlijk niet nodig is.
“Zo leuk, dat kon ik niet laten liggen!”
Ik snap het allemaal hoor. Daarbij zien we dit meiske ook niet zo vaak vanwege de afstand en dan komen we al snel in het verwenhoekje. Oma is daar goed in, maar ik mocht ook iets bijdragen. Ik had namelijk een foto- voorleesboek gemaakt, ‘Roméline in Kabouterland’. Met een zelfverzonnen verhaal waarin de dieren en de kabouters die erin voorkwamen de namen kregen van enkele familieleden. Een best wel intensief werkje maar ach, we hebben gelukkig nog maar één kleinkind dus waar maak ik mij druk om.
Tijd genoeg.
Toen ze van de week voor de deur stond was ik extra blij want nu kon ik het boek eindelijk aan haar laten zien. Daar stond ze, met een brede grijns naast haar ouders, maar wel in een soort van afwachtende houding. Ik gooide het eerst nog op een stukje verlegenheid en begon enthousiast de opa uit te hangen. Het leutje wichtje bleef mij op afstand aangrijnzen, net als haar moeder. Haar vader stond te filmen en op datzelfde moment zag ik het staan op haar T-shirt:
Ik word grote zus!
Wow! Die had ik niet zien aankomen! Oma wel, die zei dat laatst nog dat nummer twee zich wel eens zou gaan kunnen aanmelden. We gingen in polonaise naar binnen en ik wist dat ik opnieuw aan de slag zal moeten om een voorleesboek te maken.
Nadat oma thuiskwam van haar werk en het te horen kreeg, slaakte zij vreugdevolle kreten die ver in de omtrek te horen waren.
Het werd een koninklijk bezoek, met een roze óf blauw randje!
Terwijl we van de ene naar de andere crisis wandelen komen er dagelijks nieuwe crises bij. Denk je dat we alle crisissen al gehad hebben, komt er wéér eentje bij! Deze crisis kwam uit een totaal onverwachte hoek:
De rijen bij de statiegeldautomaten!
Sinds we blikjes en petflesjes in plaats van op straat gooien inleveren, is het smoordruk bij de lege flessen automaten. Een grote schande! Denk je even snel een boodschap te doen en tegelijkertijd even die volle tas met petflessen en blikjes in te leveren, moet je aansluiten in de rij! Ik had het laatst ook. Eerst in de rij staan en toen ik aan de beurt kwam, spuugde de automaat het ingegeven blikje retour. En daar bleef het niet bij, het een na de andere flesje of blikje werd geweigerd. Een medewerker vertelde mij dat het apparaat kuren had.
Waarschijnlijk een burn-out.
Hij was overigens heel vriendelijk waardoor ik het niet over mijn hart kon verkrijgen hem een grote muil te geven. Stel dat hij niet vriendelijk was maar gewoon mij te woord had gestaan, dan nog had ik hem geen grote muil gegeven. Laat dat even heel duidelijk zijn want dat is echt abnormaal gedrag!
Daarmee zet je jezelf buiten de maatschappij.
Aangezien ik binnen de maatschappij wil blijven bleef ik geduldig en nadat de medewerker mij meedeelde dat de zoveelste reset niet geholpen had, fietste ik maar weer huiswaarts, met nog steeds een gevulde tas met plastic en blik. Mijn vrouw was begripvol waardoor er thuis gelukkig geen crisissfeer ontstond en ik beloofde haar de andere dag het opnieuw te proberen, bij een van de andere supermarkten.
Winkels genoeg die onze welvaart te ondersteunen.
Toch stond het echt in de krant dat de rijen bij de lege flessenautomaten een grote ergernis zijn voor sommige mensen. Als je in de Randstad woont kan ik daar enigszins begrip voor opbrengen, want als je dagelijks in de file staat wil je niet óók nog eens aansluiten in de rij voor de legeflessenautomaat. Er zijn grenzen aan het menselijk incasseringsvermogen.
Maar daar hoor je niemand over in Den Haag!
Maar zonder gekheid, met het stijgen van de welvaart stijgen de problemen lijkt het wel. Donkere wolken hangen boven onze hoofden, in de jaren 70 en ’80 al voorspeld door de filmindustrie. Enkele films speelden zich af in een toekomst en lieten een wereld zien vol angst, geweld en anarchie. Films als ‘Soylent Green’ (1973) over het broeikaseffect en de overbevolking, ‘Escape from New York’ (1981) over misdaadcijfers die met 400 % gestegen waren door criminele bendes of ‘The Terminator’ (1984) over het gevaar AI, Artificial Intelligence.
Het meeste was destijds een ver-van-mijn-bedshow.
Maar tegenwoordig moet ik ook die gedachte bijschaven. Want al die voorspellingen lijken uit te komen. Grote problemen die haast onomkeerbaar lijken te zijn en velen een onrustig gevoel geven. En dan heb ik het niet over de laatste storing bij WhatsApp. Dat levert voor velen onder ons enorme stress op las ik van de week, want dan moeten ze bellen!
Vreselijk!
Waar we ons echt zorgen om moeten maken is hoe de maatschappij aan het verharden is. Hoe wantrouwen gevoed wordt en alleen eigen meningen nog als waarheid gezien worden. Kwamen voorheen de ratten nog tevoorschijn als het donker was, tegenwoordig gebeuren de meest bizarre criminele activiteiten ook overdag en verspreiden de Wild West taferelen zich over het hele land. Ook hier in Groningen is de onschuld ver te zoeken en zullen we ermee moeten leren omgaan, zullen er evenementen afgelast moeten worden omdat de niets ontziende criminelen lijken te regeren.
Toch moeten we wel even goed in de spiegel kijken, op alle gebieden.
Want eenieder die wel eens iets gebruikt door te spuiten, te snuiven of te slikken, zal dan toch moeten bekennen dat je daarmee crimineel Nederland faciliteert. Want het snelle geld lokt menigeen het verkeerde pad op en de boefjes die daarvoor zwichten worden steeds jonger. Het voordeel daarvan is dat deze kerfstokjeugd heel makkelijk te herkennen is: Extreem veel hoofdbekleding zoals capuchon, gezichtsmasker of baseballpet, schoudertasje, sportbroek en hele dure, echt hele dure sneakers. Je herkent ze al op kilometers afstand.
En wij maar zeuren over hoofddoekjes.
Zou legaliseren dan een optie zijn? Geen idee. Wel denk ik dat er thuis en op school goed over gepraat moet (blijven) worden. Dat het een schijnwereld is en dat je uiteindelijk toch gepakt zal worden. En dat drugs gebruiken echt slechter is dan bijvoorbeeld een vaccinatie krijgen tegen bijvoorbeeld het HPV of BMR. We zijn toch zo begaan met onze jeugd? Of zou meer blauw op straat een optie zijn? Denk het niet, want dan gaat men weer roepen dat we een politiestaat aan het worden zijn.
Klopt als een zwerende vinger maar ook dat komt door ons eigen, abnormale gedrag.
Want naast de toename van criminaliteit is er ook een toename van grote bekken in het dagelijks leven. We hebben ooit stoplichten bedacht voor een ieders veiligheid, maar sommigen onder ons blijven gewoon door rood rijden.
Ze bepalen zelf wel of het veilig is!
Ook zien we dat banen ‘ter algemeen nut’ steeds vaker niet meer ingevuld worden. Mensen trekken zich terug uit openbare functies omdat zij en hun familie bedreigd worden omdat men het niet eens is met het beleid, beleid waar democratisch voor gekozen is. Of omdat het om vrouwen gaat. Of om mensen met een andere geaardheid.
Want er zijn nog steeds mannen die nerveus worden van vrouwen aan de macht of anders ge-aarden.
Banen zoals gevangenisbewaarder, raadslid, wethouder, politieagent, vakkenvuller, politicus, verkeersregelaar, kassière, verpleegkundige, huisarts, handhaver of vrijwilliger op de sportvelden gaan allemaal naar de verdommenis omdat ze ondermijnt worden met bedreigingen en (verbaal) geweld. Met als resultaat dat we straks onbestuurbaar over de oceanen dobberen
Het was allemaal voorspeld en als we het geloofd hadden was het misschien te voorkomen geweest. Maar het begint bij jezelf. Zolang we niet de hand in eigen boezem steken zal het alleen maar erger worden en hebben onze nazaten gewoon pech.
“Nee schat, dat hoeft niet hoor. We pakken gewoon de hele route, afsnijden hoeft niet.” Verbouwereerd keek zij mij aan maar hield wijselijk haar mond. Want voordat je het weet bedenkt hij zich en moet alsnog de rappe route gelopen worden.
En staan we zo weer buiten.
Ik zag het haar denken en ik begreep het ook wel. Ik kan soms behoorlijk stellig iets niet willen, een tekortkoming van mij. Zij daarentegen kan over van alles en nog wat heel enthousiast worden en dat zie ik dan weer als een sterke karaktereigenschap. Want over het algemeen krijgt zij mij dan ook enthousiast, alhoewel ik ook wel eens op de rem moet trappen. Uiteindelijk komen we elkaar daarin meestal wel tegemoet en leefden we nog lang en gelukkig.
Hoop ik dan maar.
Net zoals deze keer, nu ik water bij de wijn deed door de hele route te lopen. Dat kwam ook omdat ik heel relaxed was. Sterker nog, ik had het haar zelf voorgesteld die ochtend.
“Zullen we vanmiddag naar de IKEA?” vroeg ik.
Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat eigenbelang hierbij een flink aandeel had hoor. Want al weken (maanden..) is er een spotje onder het keukenkastje kaduuk. En de dame hier in huis, ogenschijnlijk familiair verbonden aan dit bedrijf want ze heeft een pasje waarop staat ‘Ikea Family’, had al eens geroepen dat ze daar hele handige oplossingen voor hadden. Normaal als ik dat dan hoor trap ik dus even op de rem. Dan zeg ik dat ik ermee aan de slag zal gaan want ik wil het eerst kijken of ik bij de lokale middenstand een oplossing vinden kan.
Men eet daar echt niet een Zweedse plantaardige balletje minder om!
Afijn, zo gezegd, zo gedaan, en enkele weken later, ik moet altijd eerst over dit soort dingen nadenken, kon ik haar vertellen dat het spotje besteld was. Ik zou gebeld worden zodra het binnen was en daar had ik alle vertrouwen in want ik had goede ervaringen met deze middenstander. Maar deze keer bleef het telefoontje uit en besloot ik maar eens te gaan polsen toen ik erlangs fietste. Helaas, nog niet binnen.
Leveringsproblemen.
Volgens mij gaat dat ook het woord van het jaar worden. Twee weken later opnieuw even naar binnen gelopen maar zag direct de teleurstelling op het gezicht van de winkelier. “Geen probleem, ik schijn wel bij met mijn telefoon als ik de prei aan het snijden ben!” lachte ik de toch wel teleurstelling weg.
En ja, er zijn grotere problemen op deze wereld, ik weet het.
Uiteindelijk heb ik toch moeten besluiten de bestelling te annuleren want weer een poosje later was er nog niets binnen gekomen. Daarom kwam ik met het voorstel om naar Ikea te gaan. En dat ik dat redelijk relaxed voorstelde kwam waarschijnlijk ook doordat er drie weken vakantie voor de deur stonden en wij genoodzaakt waren niet weg te gaan vanwege de precaire gezondheidssituatie van mijn schoonvader. Dus niet drie weken op ons geliefde eiland op onze zo geliefde camping maar gewoon thuis.
‘Winschoten aan Zee’ grapten we dan (als een boer met kiespijn).
Maar er was nog een reden waarom ik zo relaxed was, het was namelijk maandag, de eerste dag van onze vakantie. En op maandag een bezoek brengen aan de Ikea is een stuk slimmer dan bijvoorbeeld op een zaterdag. Hoe vaak heb ik al niet die verhalen moeten aanhoren van wanhopige collega’s die bij de koffie vertelden hoe lang ze in de rij hebben moeten staan om een parkeerplek te bemachtigen! Daarom ging ik even later uitermate vrolijk en goedgemutst samen met mijn uitermate vrolijke goedgemutste dame op weg naar Groningen, en zongen we samen in de auto dat nummer van Skik, met Daniel Lohues:
‘Wie döt mij wat, wie döt mij wat, wie döt mij wat vandage’.
Al zingend parkeerden we vooraan en hand in hand liepen we naar binnen. Zij wilde op de plattegrond kijken waar we exact moesten zijn maar daar stak ik, op zń Zweeds, een stokje voor: “Hej! Hej! Janetteketet! We lopen gewoon de hele tour en komen dan vanzelf waar we wezen moeten!
Godsamme wat was ik relaxed!
De spijt kwam waarschijnlijk daarom pas ter hoogte van de raamdecoratie en de sierkussens. Maar echt dramatisch werd dat niet want we waren geslaagd qua verlichting, dankzij een senior medewerker die ons overigens niet begroette met ‘Hej!’ Hij had mij op een hele rustige manier uitgelegd welke doosjes ik allemaal nodig had om weer een beetje licht in onze duistere keuken te brengen. En omdat ons winkelkarretje nauwelijks gevuld was door de doosjes namen we ook maar direct het kaptafeltje mee wat zij op haar verlanglijstje had staan.
Eenmaal thuis ging ik direct ermee aan de slag!
Niet met de kaptafel hoor, dat kwam later wel. De verlichting was nu het belangrijkst. Nadat ik de achterwand onder het keukenkastje al gemonteerd had, plaatste ik de lamp, een rechthoekig plateau met led lampjes. Toen kwam ik erachter dat deze groter was dan de ruimte onder het kastje. Mijn humeur sloeg als een blad aan de boom om die te maken kreeg met de storm Poly! Vrouwlief kwam erbij, probeerde er nog iets van te maken maar we wisten allebei dat we fout zaten. Vooral ik zat fout want ik had wel van tevoren de breedte gemeten maar niet de diepte. ‘Meten is weten!’ ik hoor het menig handige Harry of Tinus al roepen.
“Ik rij zo wel terug.” Zei vrouwlief. “En dan haal ik dat andere lichtbalkje wel, die past zeker!”
Aan het begin van de avond was ze alweer terug. De verkeerde lamp was omgeruild voor de nu wel passende lamp en omdat ik blij was met deze snelle actie ging ik er direct mee aan de slag. Eigenlijk was het zo gepiept. Maar toch kwam er een kink in de kabel want er miste een kabeltje. Die hadden we per ongeluk weer ingeleverd toen we de verkeerde lamp omgeruild hadden.
Opnieuw moest ze terug om de juiste onderdelen te bemachtigen en opnieuw nam zij die taak op zich.
Er zijn verschillende apps die je de weg wijzen op de fiets. Wij maken daar dankbaar gebruik van, op een paar kanttekeningen na. Mijn vrouw organiseert dat dan en ik volg wel. Dan heeft zij de route via haar telefoon in een hoesje op het stuur zitten en is zij op dat moment leidend. Maar net zoals op menig werkvloer hebben de leidinggevenden niet altijd gelijk, in dit geval dus de kunst van het kaartlezen. In mijn ogen ontstonden zo de kanttekeningen die mij met elke gefietste kilometer steeds meer gingen ergeren.
Vorig jaar voor het eerst.
Toen we een midweek gingen fietsen in Limburg. Fietsen in Limburg was voor mij al direct een groot vraagteken want ze hebben daar veel bergen die wel eens het plezier van fietsen flink konden dwarsbomen. Maar dat was een aanname, een vooroordeel.
Ook ik heb daar wel eens last van.
Want in werkelijkheid viel het allemaal best mee. Oké, soms moest je even flink op de trappers staan om de top de bereiken, maar daarna kwam de afdaling en schoot je als een raket naar beneden zonder ook maar één keer te hoeven trappen! Die bedenkers van de verplichte fietshelm moeten wel uit het zuiden komen want met deze snelheden zou een stuurfout fataal kunnen zijn. Hier in het noorden zijn de bergen niet hoger dan een terp.
Te verwaarlozen dus.
Mijn geliefde vrouw en routeplanner fietste voor mij aan en ik volgde. Ik zag zo de dag wel zitten, niet nadenken, maar gewoon een beetje fietsen en genieten van al het gebodene om mij heen. Maar met enige regelmaat sloop er als het ware een storend element in, als een stok tussen de spaken. Dan begon de stem in de route app te roepen dat we afweken van de route:
“Klopt je route nog? Keer om!”
En moesten we weer terug om de juiste afslag te nemen. Tot je weer op route zat, bevestigd door een enthousiaste stem van de App: “Je bent er weer!” Dat was niet één keer, nee, dat gebeurde met enige regelmaat. Op zich ook wel logisch want ze hebben daar in Limburg naast bergen, heel veel kleine weggetjes, fietspaadjes en geitenpaadjes. Dat komt door de bergen natuurlijk, maar ook door al die slingerende beekjes en riviertjes. Logisch rechttoe rechtaan is haast onmogelijk.
Denk ik dan.
Maar goed, ik was er ook niet bij toen Limburg gevormd werd dus kan er ook wel eens heel erg naast zitten. Net zoals we naast de juiste route zaten. Ik liet het los, tot wij vorige week gingen fietsen in de omgeving van Coevorden. De reden om daar te gaan fietsen was een bezoek aan een oom en tante van mij, waar we die middag werden verwacht. We besloten vroeg die kant op te gaan zodat we de ochtend lekker konden fietsen.
Vrouwlief stippelde die avond ervoor een mooie route uit.
Deze keer een route van 44 km, beginnend in het mooie Gramsbergen. Maar voordat we Gramsbergen uit waren, fietsten we al drie keer verkeerd. Daar moet ik eerlijkheidshalve wel bij zeggen dat we nu op de zogenaamde knooppunten reden, dan volg je de genummerde bordjes langs de weg die samen de gekozen route vormden: 23, 56, 18 et cetera. Lijkt geen logica in te zitten, maar het werkt wel.
Alleen bij ons nog niet.
Met een schuin oog ging ik meekijken naar het venster bij mijn vrouw op het stuur en zag ik een blauw gekleurde lijn op het kaartje. “Die lijn is toch de route?” vroeg ik haar. Dat klopte waarop ik zei dat we dan ‘gewoon die lijn moeten volgen’.
“Toch?”
Nou, dat zag zij toch anders want soms liepen de straatjes zó dicht op elkaar waardoor je het niet goed meer kon volgen. Daarna hebben we tijdens de gehele route hier over zitten bakkeleien en werden we het niet eens. Nu moet de lezer dat niet zien als ruzie hoor, integendeel. Dit hoort er gewoon bij, ik zag ook meerdere fietsende koppels deze discussie voeren zonder dat er geknokt of gescholden werd.
De Lieve Vrede fietste gewoon met ons mee.
Toch laaide de discussie de volgende dag op bij een verjaardag. Een van de aanwezige dames, ook routeplanner in haar vrije tijd en in bezit van een volgzame man, vormde nu een blok tegen mij, de eigenwijze man die het ‘altijd beter weet.’ Uiteindelijk werd er besloten dat ik de volgende dag de fietsrit op de Veluwe zal leiden. Zodra dan dezelfde perikelen zich zouden aandienen dan moest ik beloven er nooit meer over te gaan zeuren en gewoon de extra’s onnodige meters die gemaakt worden, te accepteren, als onderdeel van de route.
Die belofte durfde ik wel te maken.
Het werden twee ritten op de Veluwe, beiden rond de 55 km. Ik kreeg de telefoon van mijn vrouw op het stuur gemonteerd onder begeleidend commentaar: “Nou, het zal mij benieuwen!” De start was in Gortel en de App begon direct al commando’s op ons af te vuren, via de telefoon op het stuur en via haar horloge.
Na een kwartier fietsen ging het mis, tot grote vreugde van mijn fietsmattie.
Ik nam namelijk niet het officiële fietspad, maar bleef op een weggetje rijden welke er parallel aan lag. “Dat is één!” gilde ze lachend, maar ik vond dit te verwaarlozen. “Gewoon de blauwe lijn volgen en vooruitkijken”, riep ik dan, “niks moeilijks aan.” Er was ook niks moeilijks aan, want de dame in deze App lulde wat af, stuurde ons niet zomaar het bos in.
Met elk gereden kilometer groeide mijn zelfvertrouwen!
De tweede rit was ook weer op de Veluwe en nu gebruikten we een andere App. Het werd weer een knooppunt naar knooppunt route, dwars door de bossen en leuke dorpjes. Nu kwam de ervaring om de hoek kijken en waarachtig, het ging best. Ook nu genoten we weer van alles om ons heen, zelfs als we even een misslag maakten in de route. We vergaten om erover te mopperen.
“Dan huur ik een huisje waar we allemaal in kunnen,” zei mijn vrouw, ongeveer een jaar geleden, “van vrijdag tot en met zondag.” Ik keek haar bedenkelijk aan. “Op Terschelling!” voegde ze eraan toe.
Nu keek ik nóg bedenkelijker!
Want een huisje huren voor 10 personen plus een hele blije kleindochter, verdient wel even wat aandacht. Ze vervolgde haar betoog en deed net of ze mijn bedenkelijke blik niet gezien had. “Dan komen ze vrijdag met de ochtendboot en huur ik fietsen voor ze. O ja, en dan wil ik dat we zaterdag een familiefoto gaan maken en gaan we ’s avonds uit eten! En dan nodig ik je vader en zus ook uit.”
Nu keek ik haar strak in de ogen, als een schoolmeester die een leerling tot de orde wil roepen.
“Ho, ho, doe es effe rustig! Weet je wel wat dat allemaal kost? Neem alleen al dat huisje! Of wat te denken van de bootkaartjes! En die fietsen, zeker ook allemaal E-bikes?” Het bleek vragen naar de bekende weg, ze had haar plan al gemaakt. “Ja, alles erop en d’r an!” zei ze triomfantelijk. “Ik ben volgend jaar 40 jaar werkzaam bij het ziekenhuis en dan krijg ik extra salaris. En daar wil ik het van betalen. En maak je niet zo druk want het duurt nog een heel jaar voordat het zover is dus we kunnen er ook nog voor sparen.”
“En ik werk ervoor! Stap al 40 jaar elke morgen om kwart over zes uit mijn bed!”
Ik kon daar natuurlijk niets tegen in brengen. Ze is een zelfstandige, moderne vrouw die prima haar eigen boontjes kan doppen. Ik ben daar natuurlijk supertrots op, maar ik hou ook van een beetje plagen dus ik bleef bedenkelijk kijken. Eigenlijk vanaf dat moment elke keer wanneer zij het aan iemand vertelde. Het huisje wat ze huurde, lag tegen de duin- en bosgrens aan. “Met woonkeuken!” riep ze dan tegen wie het maar horen wilde want ze is gek op woonkeukens.
“Met zo’n lange tafel waar iedereen aan kan zitten, zó gezellig!”
Het zweet brak mij uit, want al die mensen aan tafel moeten ook eten. En volgens haar planning gingen we maar één keer uit eten dus ik zag de bui al hangen: nóg meer uitgaven en tussendoor mag ik aan de bak. Dat bevestigde ze door te zeggen dat er een dikke oven stond met fornuis: “Ideaal, en dan maken we ontbijt met lekkere versgebakken broodjes en die vrijdagavond kook jij iets van pasta, met stokbrood en smeersels bijvoorbeeld.”
Smeersels, modern woord voor beleg.
Onlangs was het dan zo ver. Wij waren al op het eiland om kwartier te maken en hadden bedacht om de jeugd, vier zonen met hun dames en een kleindochter, welkom te zwaaien vanaf de pier, bij de ingang van de haven. Bewapend met negen Terschellinger vlaggetjes, voor op de fiets. Dit was een ideetje van mij want zo kon ik mooi zicht houden op het gajes.. eh.. kroost tijdens het fietsen. Die stonden allemaal op het dek wild te zwaaien toen ze ons zagen staan op de pier.
Ze hadden er zin in!
Dat hadden ze weken ervoor al naar ons geappt. Ze keken enorm ernaar uit en dat vond mijn vrouw, het Hoofd Financiën, natuurlijk geweldig. Daarom zag ze mijn cynische blikken natuurlijk niet. Ik zou ook enthousiast zijn als alles voor je betaald zal worden. Toch vond ik het ook erg fijn dat ze allemaal enthousiast waren want ik had geen zin in onderlinge gedoetjes waardoor er misschien wat chagrijn op de groep zal neerdalen. Niet veel later fietsten we naar mijn vaders huis om daar wat te eten, broodjes knakworst want dat vinden ze lekker. En een drankje om te proosten op mijn moeder, hun oma.
Best wel een momentje..
Na weer een fietstochtje kwamen we aan bij het huisje en kon iedereen zich installeren en dook ik de keuken in voor wat voorbereidingen. Aan het begin van de avond zaten we dan allemaal aan die lange tafel te eten, geheel volgens het boekje van de jubilaris. Na het eten werd er gevoetbald en later die avond een spel gespeeld aan wederom de lange tafel.
Ik begon mijn vrouw te snappen.
De zaterdag werd een drukke dag: Vroeg ontbijten (ze waren allemaal op tijd beneden!), dan op de fiets naar het Arjen’s duin bij het Duinmeertje waar we vereeuwigd werden door ons favoriete fotografenechtpaar Marianne en Hans, vervolgens weer op de fiets om Oost (met ‘vette hap’ tussenstop vanwege de tijd) want we gingen mee met een huifkar, de zogenaamde ‘Jutterstocht’, onder bezielende leiding van koetsier Gossen die ons mooie verhalen vertelde over vroeger en nu.
En dat alles onder een stralende zon en blauwe lucht.
Die avond gingen we uit eten en opnieuw zaten we aan een lange tafel waar nu ook mijn vader en zus aangeschoven waren, superfijn omdat dit soort avonden niet altijd te regelen zijn. We sloten de avond af met spel en gezelligheid onder elkaar en ik lag naast een hele gelukkige vrouw die nacht.
Eigenlijk zoals elke nacht hoor, maar nu extra!
De volgende ochtend zat weer iedereen op tijd aan het ontbijt en stond er een relaxte dag te wachten. ‘Niks moet, alles mag’ vandaag, zei Moeder Kloek. Maar zoals wel vaker bij de jeugd fietsen we even later weer als één groep het eiland over. Bij Midsland vroeg ik een van de schoondochters naast mij te gaan fietsen want ‘Dit is het dorp waar ik geboren ben..’ Zij was namelijk voor het eerst op Terschelling dus dat verdiende een speciale rondleiding langs de twee huizen waar ik gewoond heb. Daarna fietsten we naar de strandtent waar je kan genieten van ‘de laatste koffie voor Ameland’.
Uiteraard in combinatie met hun befaamde hamburgers.
Tegen vijf uur stonden we allemaal weer op de haven alwaar wij afscheid namen van de jongelui. Zichtbaar was de teleurstelling op de gezichten, dat het alweer voorbij was. Maar we zagen ook de dankbaarheid voor het maken van deze herinneringen en dat maakte een hoop goed!
Die avond zaten we op de bank, tevreden, gelukkig en voldaan. Het kost een paar centen, maar dan heb je ook wat!
Dit jaar ging het weer mis. In eerste instantie leek ik het voor te kunnen zijn maar bij nader inzien had ik mij vergist in de datum. Ik was namelijk een dag te vroeg en dacht dus dat morgen vandaag was.
Huh?
Die zin klopt wel hoor, maar dat vraagt wel om wat duidelijkheid van mij. Wij hebben ons vijf jaar geleden geregistreerd als, zoals wijlen mijn schoonmoeder dat altijd zo mooi zei, ‘TweedeHandsjes’. In ambtenarentaal heet dat een ‘geregistreerd partnerschap’.
Waarvan akte.
Zo’n geregistreerd partnerschap is trouwen, maar dan zonder feest en daardoor een stuk minder gedoe. Gedoe in de vorm van ‘wat moeten we aan’, ‘wie nodigen we uit’ tot ‘wie naast wie’ gaat zitten bij de tafelschikking. Dat het veel goedkoper is, hoef ik niet uit te leggen, het stukje vastleggen op het gemeentehuis was zelfs gratis omdat we het op een dinsdagmorgen gepland hadden. Daarnaast is de ceremonie ook veel korter, in mijn herinnering aan De Dag Dat We Voor Elkaar Kozen hadden we een minuut of acht om het wettelijk vast te leggen. Het voorgesprek met de ambtenaar een paar weker ervoor duurde langer.
Een goed half uur.
Een jaar later kwam ik thuis van werk en daar zat een teleurgestelde vrouw. Niet zwaar teleurgesteld maar gewoon teleurgesteld. Ik was De Dag Dat We Voor Elkaar Kozen vergeten. Nu blijft zij niet hangen in teleurstellingen en nadat we aanschoven aan een tafeltje in een restaurant en proostten op ons geluk, werd het toch nog een mooie dag.
Het jaar daarna vergat zij het.
Terwijl we toch de datum strategisch bepaald hadden, het is ook de trouwdag van mijn broer! Maar kennelijk heeft dat geen indruk gemaakt en stortte het door ons bedachte ezelsbruggetje in, zonder ook maar een beetje mededogen, en loopt het nu al jaren in het water. Want het derde jaar was ik het weer vergeten en het vierde jaar vergaten we het allebei.
Dit jaar was ons houten huwelijk.
Nu waren we op Terschelling vanwege het overlijden van mijn moeder en op de een of andere manier was ik al daags waaks op De Dag Dat We Voor Elkaar Kozen. Deze keer zal ik haar verbazen met mijn attentheid en zou mijn moedertje trots op mij geweest zijn. Terwijl we fietsend op weg waren om een paar boodschappen te doen voor het avondeten, gooide ik hem er effe in. Ik strekte mijn hand naar haar uit met de woorden:
“Janettekesket!”
Ze pakte mijn hand en gaf mij haar allerliefste glimlach: “Ja lieverd, wat is er?” Intern had ik nu dikke lol want ze had niks in de gaten en dat zou betekenen dat zij het weer vergeten was, De Dag Dat We Voor Elkaar Kozen. Ik liet even los want er kwam een tegenligger aan en bouwde daarmee ook de spanning weer lekker op. Nadat we weer met succes onze handen gekoppeld hadden, gooide ik ‘m d’r in:
“Lieve schat, gefeliciteerd met onze 5-jarige trouwdag!”
Ja, voor het gemak noem ik het maar zo hoor, klinkt wat beter dan: Lieve schat, gefeliciteerd met onze 5-jarige geregistreerde partnerschap-dag. Dat is zo’n struikelwoord waar zelfs de gemiddelde logopediste haar tong op breekt en om nou te zeggen dat het romantisch klinkt?
Neuh..
Afijn, ik had nu een hele blijde vrouw aan mijn hand hangen die moest bekennen dat ze het weer vergeten was, maar ach, zolang we elkaar maar niet vergeten is ons motto. Later die dag, tijdens het avondeten, vertelden we het aan mijn vader en zus en proosten we op deze heuglijke dag. Mijn vader, altijd zeer alert op verjaardag en andere festiviteiten, reageerde daarop met de woorden:
“En morgen is het de trouwdag van je broer!”
De stilte die volgde was overdonderend. Pa en zus keken elkaar verbaasd aan omdat er van onze kant geen enkele reactie kwam, alsof we diep in gedachten waren. Nou, dat waren we ook! Zowel mijn vrouw als ik waren op dat moment héél druk in de weer in onze hoofden! Ging het nou wéér mis? Ik vloog naar de wc en checkte de kalender van mijn vader, want als er een kloppende kalender was, dan was het deze wel.
Het klopte.
‘Trouwdag Rein & Uke’. De volgende dag. Het enige wat niet klopte was dat onze verbintenis er niet bijstond, maar dat is ook wel weer logisch omdat we er weinig ruchtbaarheid aan gegeven hadden. We kunnen nu de conclusie trekken dat er een soort van vloek op onze Dag Dat We Voor Elkaar Kozen rust. Maar een soort van vloek weerhoudt ons er niet van het samen goed te hebben, al is er zo nu en dan ook wel wat schaarste in de liefde te zien.
Zoals schaarste in de zogenaamde ‘Kruidvatmomentjes’.
Mijn lief heeft deze term ooit bedacht toen ze het Kruidvat uitliep en mij verderop in de straat zag staan, rokend en een hand nonchalant in de buutze. Ik ben uiteindelijk tóch gestopt met roken en ja, daardoor kwam de schaarste om de hoek kijken, dat sluipt erin zo door de jaren heen. Nu had ik mij enige weken geleden wat nieuwe kleding aangeschaft en waarachtig, ze zag mij met iemand praten en toen had ze weer zo’n Kruidvat-momentje.
Waarmee maar weer bewezen is dat kleren de man maken!
Maar we kunnen de schaarste hebben hoor. We kennen elkaar al langer dan vandaag. En nu stelt vijf jaar misschien nog niet veel voor, maar daarvoor hebben we een jaar of zes Living Apart Together geleefd. Toen leefden we vanuit koffers want er zaten namelijk 270 kilometertjes tussen, zij in Winschoten en ik in Den Haag.
Ik weet niet of het ooit goed zal komen, of we de datum onthouden kunnen. Maar zolang we niet vergeten om steeds weer thuis te komen, elkaar een kus te geven, samen te lachen en te huilen, samen te eten en samen naar bed te gaan, maak ik mij totaal geen zorgen.
Toen ik nog op Terschelling woonde kende ik het fenomeen ‘Wandelvierdaagse’ niet. Ja, van TV natuurlijk, de Nijmeegse versie. Maar verder bleef het beperkt tot de Wandel-ééndaagse, de alom bekende en wereldberoemde ‘Brandaris-Wandeltocht’.
We hadden wél een Zwemvierdaagse!
Maar dat is ook wel weer logisch want we woonden op een eiland met rondom water, de Noordzee en de Waddenzee. Ik heb daar als kind wel aan meegedaan, maar om nou te zeggen dat ik het leuk vond? Niet echt. Dat had vast te maken met het feit dat het een openluchtzwembad was, want, op een paar mooie zomerse dagen na, was het in mijn herinnering altijd koud daar. Vooral als je met je hoofd boven water kwam of erger, je eruit moest stappen om vervolgens er weer in te duiken. Maar eerder had ik nog nooit van de Wandelvierdaagse gehoord, daar kreeg ik pas mee te maken toen ik kinderen op school had zitten, toen ik nog in Den Haag woonde.
Als ouder werd er van je verwacht mee te lopen.
Logisch ook want je kon daar niet alleen de leraren mee opschepen. In theorie leuk en gezellig, maar in de praktijk moest ik er wel een kanttekening bijzetten. Want die jongens van mij liepen niet keurig naast mij, nee, die renden van voor naar achteren en van achteren naar voren.
En van links en rechts.
We liepen altijd de 5 km, maar zij liepen naar mijn idee daardoor het dubbele, energie genoeg gelukkig. Maar ik, hun vader, werd eigenlijk totaal genegeerd. Pas als we weer naar huis fietsten kreeg ik weer aandacht, dan wilden ze een ijsje.
“Dat hebben we wel verdiend!” kreeg ik dan te horen van de mannen.
Nu was dat geen probleem hoor, kinderen en ijsjes doen het goed samen en wie is er niet mee groot geworden. En omdat goed voorbeeld doet volgen nam ik dan ook maar een ijsje, om mijzelf wat te troosten omdat ze niet keurig bij mij ‘aan de lijn’ liepen. De laatste dag van deze wandelmarteling was altijd wel iets aantrekkelijker dan de andere dagen.
Iets.
Want dan was er bij de Finish wat meer reuring dan de voorgaande dagen. Maar echt onder de indruk was ik er nooit van, het was een jaarlijks terugkerende strubbeling die veel vroeg van ons, ouders of opvoeders. Nadat de laatste uit het nest de Basisschool verlaten had, heb ik er ook nooit meer aan meegedaan of aandacht aan besteed.
Tot een aantal jaren geleden, toen ik in de gemeente Oldambt kwam wonen.
Ik hoorde al van verschillende kanten dat de Avondvierdaagse eraan zat te komen en mijn vriendin, tegenwoordig mijn vrouw, vond dat ik mee moest naar de finaleavond, de intocht. Want dat was altijd een hele happening zei ze. Nu zaten we nog midden in onze ‘verliefde’ fase en was ik nog volgzaam genoeg, maar met de herinneringen aan de eigen ervaringen met de Avondvierdaagse liep ik niet van enthousiasme over.
Sterker nog, het zweet brak mij uit.
En toen kwam die avond waarvan je wist dat die zou komen. We hadden afgesproken met andere enthousiastelingen aan het begin van het defilé, net voorbij de rotonde bij de voetbalvelden. Op de weg ernaartoe zag ik al in heel veel straten mensen op tuinstoelen zitten.
Niet in de tuin, maar gewoon op het trottoir naast de weg!
Sommigen hadden er zelfs tafeltjes bijstaan en dronken gezellig een drankje. Toen ik vroeg aan ‘mijn begeleidster’ waarom die mensen daar allemaal zaten, zei ze: “Die mensen zitten daar om te kijken naar alle wandelaars! Het zijn toeschouwers, publiek zeg maar.” Het is dat het niet kon want ik zat op de fiets, anders was mijn broek afgezakt van verbazing. Ik had nu al meer mensen gezien dan ooit eerder bij een wandelvierdaagse met mijn eigen kinderen. En hoe dichter we bij het centrum kwamen waar alle wandelaars zich hadden verzameld en klaarmaakten voor het defilé, hoe drukker het werd langs de weg.
En óp de weg.
Dat waren de vrijwilligers die de straten af gingen sluiten, zodat de wandelaars geen strobreed in de weg gelegd werden tijdens hun finale. Ik voelde iets in mij opkomen wat ik voor het laatst gevoeld heb toen ik nog jong was en naar een evenementje ging, in het dorp waar ik woonde. Daar liep dan ook het hele dorp voor uit, jong en oud en allemaal in een vrolijke modus. Het gaf iets vertrouwds, misschien was het wel te vergelijken met thuiskomen.
Oost, West, in ’t Noorden voel ik mij het best!
Even later stonden we langs de kant en zagen wij een bont gezelschap voorbijlopen, van jong tot oud. Maar het waren niet alleen wandelaars, het werd ook aan alle kanten muzikaal begeleid door muziekkorpsen, opgeleukt met vrolijk dansende dansmariekes, zichzelf presenterende (sport)verenigingen en natuurlijk vriendengroepen of collega’s van verschillende bedrijven. Een kleine anderhalf uur later was de hele stoet gepasseerd en liet ik alle vooroordelen die ik in de afgelopen jaren opgebouwd had, achter mij. Dit was ‘a different cook’ en totaal niet vergelijkbaar met die 150 wandelaars waar ik en mijn kinderen ooit onderdeel van was.
Vanaf dat jaar was ik fan!
Vorige week vrijdagavond was de 75ste editie van de grootste Avondvierdaagse van het Noorden, wederom georganiseerd door de Speeltuin Vereniging Bovenburen. Deze keer met een record aan lopers, namelijk 3563 wandelaars uit Winschoten en omstreken. Vorig jaar was het al een feestje omdat het weer kon na de corona jaren, toen vergelijkbaar met de zogenaamde ‘weidegang’ van koeien die na de winterperiode weer lekker naar buiten mogen, dansend en springend van blijdschap.
Maar deze keer leek het wel of men er nog een schepje bovenop deed.
Want het centrum liep vol met toeschouwers uit alle windstreken, terrasjes zaten bomvol langs de route en overal zat men vrolijk met elkaar te praten op het tijdelijk uit huis geplaatste interieur. En de stoet zelf bestond weer uit een bont gezelschap, met vrolijke en zingende kinderen waar zo nu en dan een huilertje tussen zat omdat het haar/hem allemaal even te veel werd. Maar ook daar was oog voor.
Organisatie en alle vrijwilligers bedankt! Jullie hebben ons weer een prachtige herinnering gegeven waar jullie trots op mogen zijn!
Wat fijn is het toch wanneer mensen met je meeleven wanneer je afscheid hebt moeten nemen van een dierbare, in mijn geval mijn moeder. Het is namelijk geen verplichting en je hoeft het helemaal niet te verwachten, vooral omdat voor de meeste mensen dan de wereld gewoon door blijft draaien.
Terwijl je eigen wereld even stilstaat.
Daar is natuurlijk niks mis mee en, laten we eerlijk zijn, we krijgen er allemaal mee te maken. Daarom zijn er ook zoveel liedjes over gemaakt, zoals wijlen Jeroen van Merwijk de dood eerde met een lied, ‘Mijn vriend, De Dood’:
‘Hij is rustig, zegt niet veel, geeft zwijgend iedereen zijn deel, je kunt van hem altijd op aan, hij zal nooit iemand overslaan.’
Of wijlen Robert Long met het ‘Liedje voor als ik er niet meer ben’, welke op zijn uitvaart gedraaid werd:
‘Nou ja, je mag best een traantje laten, dat vind ik ergens ook wel een compliment,
Maar niet te lang dan, dat zal niet baten, wie overleden is die blijft dat tot het end’
Dus we kunnen er maar beter zoveel mogelijk over praten, want dat we doodgaan is één van de zekerheden in ons leven. Maar het is natuurlijk wél heel belangrijk om het zo lang mogelijk uit te stellen.
En dat hebben we, helaas, niet allemaal voor het zeggen.
Voor mij was het eigenlijk de eerste keer dat ik in ‘de organisatie’ zat. Bij voorgaande begrafenissen of crematies stond ik meer aan de zijlijn en diende ik eigenlijk slechts als steunpilaartje van de direct naasten. Maar deze keer was het anders, moest ik samen met vader, zus en broer aan de slag. Veel werk, maar daar tegenover stonden heel veel fijne momenten. Want zo vaak zien we elkaar niet en nu waren we ineens dagen achtereen weer aan elkaar overgeleverd.
Net als vroeger toen we allemaal nog thuis woonden.
De tijd dat we elkaar gedoogden zeg maar. Want er was wel eens wat tussen ons, zoals kinderen onder elkaar kunnen zijn. Als jongste kind van de familie had ik, volgens broer en zus, altijd meer voordelen dan zij. Ik mocht eerder dingen doen dan wanneer zij er om vroegen. Eerder langer opblijven, eerder naar de bioscoop of eerder ‘uit’ gaan. Nu fraudeerde ik lichtjes met dat uitgaan, hoor. Ik vroeg (lees: zeurde) dan als 15-jarige of ik naar de Jeugdsoos mocht, “Want iedereen mag daarheen!”
Volgens een nog redelijke actieve herinnering ben ik er maar één keer geweest.
Want ‘iedereen’ zat gewoon in een van de kroegen en ja, wat doe je dan als kuddedier? Achteraf gezien en met de kennis van nu zal ik wel enkele hersencellen verzopen hebben in vergelijking met die van mijn broer en zus, maar dat heb ik er wel voor over gehad. Plus de ‘straffen’ als ik het weer eens te laat gemaakt had.
Dat kwam nog wel eens voor.
Maar nu waren we weer thuis als volwassen kinderen die de laatste eer aan hun moeder gingen bewijzen. Omdat we wisten wat er komen zou, had ik al bedacht lekker te gaan koken voor allemaal. Omdat we wisten dat het einde naderde keek ik daar erg naar uit omdat we, door alle afstanden tussen ons, niet vaak meer met zijn allen aan tafel gezeten hadden. Mijn lieve vrouw had, als het dan zover was, ook plannen bedacht. “Als jullie aan het regelen zijn duik ik wel de tuin in van Pa!” Goed plan, want dat werd hem allemaal te veel om als 89-jarige het onkruid tussen de tegels te verwijderen of de tuin te schoffelen. Toen we uiteindelijk op de sterfdag aankwamen zagen we dan ook dat de natuur flink tuingehouden had.
Ze heeft een volle groene container onkruid eruit kunnen halen.
Als beloning begon tussen alle dichte knoppen, één roos te bloeien, ooit in de tuin gezet door mijn moeder die altijd gek was met haar tuin. En wat deed ik? Tussen al het geregel door mocht ik een levensloop schrijven. Met het dringende verzoek om het niet te lang te maken want men vindt mij nogal eens lang van stof. Natuurlijk pareerde ik deze aanval want ten eerste ben ik bijna 60 jaar en heb dan wel wat te vertellen en ten tweede tikte mijn moeder op Bevrijdingsdag de 94 lentes aan en ja, daar kan ik dan weer kort in zijn:
Over haar leven was nóg meer te vertellen!
Maar goed, ik snapte het wel en bleef redelijk binnen de limiet. Het mooie was dat ik, wanneer ik iets niet meer exact wist, het na kon vragen. Bij mijn vader, maar ook bij broer en zus. En tijdens die gesprekken vielen allerlei puzzelstukjes op hun plek, dat maakte het eigenlijk nog leuker. Mijn zus bijvoorbeeld had weer andere herinneringen aan onze jongste jeugdjaren dan ik. Dat had natuurlijk te maken met het feit dat zij het langste gewoond heeft in het huis van onze kinderjaren.
Tot haar 16e.
Daarna verhuisden we naar een ruimere woning en kregen we een eigen kamer. Dat vond ik heel bijzonder, want daarvoor deelde ik 12 jaar lang mijn slaapkamer met mijn broer. Voor mijn zus was dat ietsjes minder, want mijn broer en ik vormden regelmatig een blok om haar wat te plagen.
Zoals kinderen dat kunnen doen.
Maar na die verhuizing had ik ook wel het gevoel dat mijn kindertijd voorbij was want ik ging naar het voortgezet onderwijs en mijn zus ging naar de Wal haar opleiding volgen, nadat ze de Huishoudschool doorlopen had. Twee jaar later ging mijn broer ook naar de Wal voor school en had ik het rijk alleen met mijn ouders.
Ach ja, zo heeft iedereen zijn of haar herinneringen.
Maar de wereld draait ondertussen gewoon door en wij hebben er alweer een week werk op zitten. En mijn vader een volle week zonder zijn geliefde vrouw, waar hij vandaag precies 65 jaar geleden mee trouwde. Hij dacht dat het net niet gehaald was, maar met de drie ondertrouw weken ervóór kan hij gewoon zeggen de 65 jaar vol gemaakt te hebben.
De telefoon naast mijn bed trilde en direct zat ik rechtop in mijn bed. Want sinds begin mei, toen de berichten over mijn moeders gezondheid slechter werden, zat de alertheid er goed in. Nadat ik mijn bril opgezet had zag ik dat het 11:53 uur was, een redelijke tijd om wakker te worden na mijn nachtdienst.
Een Appje van Pa: ‘Ma is stervende.’
Mijn vader, broer en zus zaten naast haar bed schreef hij. Nu ging de telefoon, mijn vrouw: “Ik kom nu naar huis, laten we proberen de drie uur boot te halen.” Terwijl ik de badkamer in vloog bedacht ik mij hoe fijn het toch is een vrouw te hebben die van doorpakken weet.
Iets na één uur berichtte mijn vader dat we ons niet meer hoefde te haasten…
Wát een opluchting! Niet omdat we nu een latere boot konden pakken en meer tijd kregen om de koffers in te pakken, maar opluchting voor alle betrokkenen. Ten eerste voor ons lieve moedertje. Voor haar was het allang genoeg geweest, vooral omdat haar geheugen verdween in de mist in haar hoofd. Ik hoorde dat terug in het lied ‘Het te late einde’, van Maarten van Roozendaal:
‘In dit te late einde, haar medicijnen en haar bril,
Soms doet zij haar ogen open, alsof ze zeggen wil; Dit te late einde.’
Ze bevestigde dit met het herhalen van “Wat moet ik nou?”, wat onder ieders huid kroop en niemand kon haar hierbij helpen. Of nou ja, Pa en mijn zus kregen nog wel contact met haar maar de laatste weken verdween ook die herkenning en beperkte het zich tot enkel roepen om een zuster.
Logisch, want die waren en altijd voor haar sinds ze een jaar geleden opgenomen werd.
Zij werden de engelen aan haar bed tijdens de donkere uren wanneer ze helemaal niet meer wist wat te doen, waar ze was of wat ze moest. Deze dames en heren stonden dan klaar voor haar om haar gerust te stellen, lekker in te stoppen en, als moeder daarom vroeg, een nachtzoen gaven, al dan niet met een warme en liefdevolle knuffel en een streling door haar haren.
Terwijl ik dit schrijf lopen de tranen over mijn wangen.
Want dit is toch wat ieder mens wil, een beetje liefde en warmte? Koesteren moeten we al die mensen in de zorg, koesteren want zij staan aan ons bed wanneer we angsten hebben, zij tillen ons op wanneer we gevallen zijn, zij voeden ons wanneer we dat zelf niet meer kunnen, zij wassen ons na een ‘ongelukje’ en zij kunnen verhalen vertellen over onze geliefden omdat wij ze zelf niet meer 24/7 mee kunnen maken.
Daarom begon voor mijn vader het rouwen een jaar geleden al.
Toen hij haar niet meer verzorgen kon. Dat heeft hem zo ontzettend veel pijn gedaan, pijn die wij ook voelden. Maar zijn realistische kijk op de wereld trok hem erdoor. Dagelijks ging hij bij haar op bezoek, gaf haar stukjes fruit en hielp haar bij het drinken van thee of koffie. En ondertussen vertelde hij haar over hun leven, een leven wat zo rijkelijk gevuld was met mooie herinneringen. Dan lag zijn hand op haar schoot en pakte zij zijn hand om mee te friemelen. Maar het is voorbij.
Afgelopen dinsdag hebben we afscheid genomen van haar.
Na een week vol emoties. We werden nu ineens ‘direct betrokkenen’ van het fenomeen ‘burenplicht’, het noaberschap van Terschelling. Donderdagmorgen zorgden tien dames uit de buurt
dat alle buurtschappen op het eiland op de hoogte werden gebracht van het overlijden van mijn moeder middels een huis-aan-huis kaartje. Daarna kwamen ze terug om ons te condoleren en was er tijd voor een kopje koffie. Om 12 uur luidde de klokken van de kerk in Midsland, 90 keer volgens de (herziene) traditie.
Ter ere van mijn lieve moedertje.
Zaterdagmorgen heeft mijn vader haar opgehaald uit de zorginstelling en weer thuisgebracht. Ook dat was een hele bijzondere ervaring! Samen hebben we haar op een prominente plaats in de kamer gezet, omringd door de inmiddels ontvangen bloemen en het rouwboeket. Samen met mijn zus doken we in stapels fotoboeken, vlogen we door het 94-jarige leven van onze moeder, zagen we haar jongste jaren met haar ouders, haar broers en zussen waarvan zij de laatst gestorvene was.
Met een lach en met een traan.
Die avond kregen de eilanders gelegenheid om afscheid te nemen van de vrouw die het grootste deel van haar leven met hen samengeleefd heeft, 65 van de 94 jaren. Ik heb hiervan genoten. Dat klinkt niet erg gepast maar dat had te maken met al die mensen die mij passeerden tijdens het condoleren. Mensen waarmee ik hier opgegroeid ben op het eiland, gezichten uit het verleden die niet vergeten waren maar die ik wel lang niet meer gezien had. Het werd een feest der herkenning en zoals Pa het al steeds zei: “Het overlijden van mijn vrouw is geen droeve dode. Ze heeft alles uit het leven mogen en kunnen halen.”
“Daar mogen wij ons gelukkig mee prijzen, dat beseffen wij ons terdege”
Op het eiland stond moeder bekend als Truus de Trimster, omdat ze altijd aan het fietsen was of meedeed met andere sportieve activiteiten. Ook was ze actief in het verenigingsleven waardoor er vele herinneringen daaraan gedeeld konden worden. En met de Brandaris Wandeltochten zie ik haar nog zo zitten, achter het tafeltje van de stempelpost, wel of niet bijgestaan door Pa.
En een trommel met dropjes als beloning voor de wandelaars.
Al die liefdevolle woorden die we die avond van iedereen mochten ontvangen, maakten ons nog trotser dan we al waren. Nadat de laatste bezoeker vertrokken was, zaten we nog even met de drie buren die al het bezoek in goede banen begeleid hebben, na te praten over deze bijzondere avond. Ook de dokter die mijn moeder begeleid heeft van begin tot het ware einde, kwam nog even langs om ook zijn beleving netjes af te ronden.
De uitvaart was mooi en eervol, zoals zij dat verdiende.
En dankbaar voor het respect namens onze werkgevers en collega’s die ons de tijd gaven deze week te beleven, Rederij Doeksen, de motorrijders die zo aardig waren om de rouwauto te begeleiden van boord af, de uitvaartmedewerkers die al onze wensen konden vervullen en natuurlijk familie en vrienden die de moeite genomen hadden om afscheid te nemen.
Mam, bedankt voor alles. Wij gaan door met Pa en hopen nog lang van hem te kunnen genieten.
Laat ik afsluiten met de woorden die Pa uitsprak na de uitvaart, nadat hem gevraagd werd of hij nog wat wilde zeggen:
Wanneer wij aan het wandelen zijn dan …. Wacht, deze zin moet ik wat smeuïger maken want dat is modern. Net zoals we tegenwoordig niet meer ‘evenement’ zeggen maar ‘event’. Het betekent hetzelfde maar je brengt het anders, het gaat om de verpakking zeg maar. We bevinden ons niet voor niets midden in het zogenaamde ‘Verpakkings-tijdperk’.
Vooral dat verEngelsen van onze taal!
Plus straattaal zal de Nederlandse taal op alle fronten blijven beïnvloeden. Alles is tegenwoordig ‘Awesome’ als je iets geweldigs vindt of ‘Akward’ als iets ongemakkelijks is. Nu kun je je daar zorgen om maken, maar als je kijkt naar het verleden is het gewoon van alle tijden. Neem bijvoorbeeld de eerste zin die ooit in het Nederlands geschreven is:
‘Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu, wat unbidan we nu?’
Een liefdesverklaring, hoe mooi toch eigenlijk: ‘Alle vogels zijn aan het nestelen, behalve ik en jij.’ Voorgaande hebben de meesten onder ons op school geleerd, maar onderzoekers hebben een nòg oudere zin gevonden:
‘Maltho thi afrio lito’.
Oftewel: ‘Ik maak je vrij, halfvrije’. Naar mijn idee is het een beetje te vergelijken met de Whatsapp taal. Daar zie je soms woorden of beter gezegd lettercombinaties staan waar geen chocola van te maken is. Probeer onderstaande zin maar eens om te zetten in een leesbare tekst:
Oftewel: ‘Hoe gaat het? Hallo? Ben je er nog? Je kent me niet? Hoe bedoel je? -Ha, ha, just kidding. Je weet toch, kan niet zonder jou!’
Maar voor de jeugd is dit al enigszins heel normaal geworden, die groeien daarmee op. Geen wonder dat ze de grip op goed Nederlands schrijven en spreken aan het verliezen zijn. Soms komt het ook wel voor dat je helemaal niets meer van een tekst kan maken, maar dan is vaak de autocorrectie de veroorzaker. Ook een best wel wonderlijk fenomeen, maar waar we gelukkig steeds beter mee omgaan en er ook rekening mee houden voordat je verkeerd begrepen wordt.
Een moderne versie van Babylonische spraakverwarring zeg maar.
Voorgaande ‘whatsapp-zin’ heb ik gewoon even zelf bedacht dankzij het internet, ik snap er zelf ook geen snars van hoor. Ken hooguit de afkortingen OmG, W8 of idd, in volgorde uitgelegd als Oh my God, Wacht en inderdaad. Het worden er steeds meer terwijl wij vroeger niet verder kwamen dan k.u.t., wat Kortom Uitermate Teleurstellend betekent. Maar de taal is ook onderhevig aan het zogenaamde pimpen van woorden.
En nu ben ik weer terug bij waar ik mee wilde beginnen.
Wij waren niet zomaar ordinair aan het wandelen, nee, wij zijn ‘in training’ voor de WandelRun. De wandelversie van de 47ste editie van de alom bekende en wereldberoemde Run Winschoten. Het is de negende keer dat dit wandel event georganiseerd gaat worden en men hoopt dat dit net zo’n succes zal worden als de ultra-run.
Daarbij voeg ik toe dat wandelen goed is voor lijf en geest!
Wat het lijf betreft is het natuurlijk goed omdat je in beweging bent, vooral omdat we tegenwoordig zitten het nieuwe roken noemen. Ik heb dat zelf ondervonden nadat ik gestopt was met roken én bewegen. Door omstandigheden kon ik niet meer met de fiets naar werk en moest ik mij voortbewegen middels openbaar vervoer en zo nu en dan met een (leen)auto. Met andere woorden, ik zat enkel nog op de auto-, trein- en bureaustoel. Daardoor groeide ik al gauw ver boven mijn geboortegewicht en nam ik obesitassen waarden aan.
Kortom, werk aan de winkel!
Eerder liep ik ook nog wel eens hard maar sinds ik te zwaar ben, hou ik het bij wandelen. Dat gaat minder snel maar is daarom ook langer vol te houden en, nu volgt een inkoppertje:
Dan loop je jezelf ook niet voorbij.
Maar het is ook goed voor de geest. Tijdens het lopen komt vanzelf de ontspanning om de hoek kijken en kunnen er allerlei gedachtes ontstaan die anders verdrongen worden door ons jachtige leven. Ik heb wel altijd mijn telefoon tijdens het lopen bij mij zodat ik eventuele ingevingen direct even kan noteren tijdens het lopen. Ik hoef daar niet voor te stoppen en ik krijg daar ook (nog..) niet een bekeuring van 140 euro voor.
Dus ook geen administratiekosten.
Trouwens, wanneer mijn vrouw gezellig meeloopt, laat ik haar altijd rechts van mij lopen. Dat komt omdat ik het fijn vind om tegelijkertijd naar muziek te luisteren en dat doe ik door in mijn linkeroor de muziekdrager te plaatsen. Mijn rechteroor is, opnieuw een inkoppertje, één en al oor voor alle ingevingen van mijn vrouw.
En geloof mij, dat zijn er heel wat!
Vrouwen in het algemeen kunnen dat hoor. Het is ook niet voor niets dat men wel eens van een kippenhok spreekt wanneer je een aantal vrouwen bij elkaar in een ruimte zet. Wij mannen kunnen door te zwijgen eigenlijk al heel veel zeggen. Daarom zie je mannen ook vaker vissen. Want als de vrouwen aan de waterkant zou zitten dan is de stilte weg, dan houdt de visser niet zoals het hoort de adem in om op het juiste moment de vis aan de haak te slaan.
En is de vis een gewaarschuwde vis.
Maar langzaam bewegen of sporten hoeft dus helemaal niet verkeerd te zijn. En het heeft nog een voordeel, namelijk dat de kans op een blessure nihil te noemen is mijn ervaring. Ik heb altijd gemiddeld gesport. Met voetbal zat ik meestal in het 3e of het vriendenteam en met hardlopen hield ik het bij de 10 km wedstrijden. Bij mij werkt alles nog, rug, heup, enkels en knieën doen het nog prima en als er wat opspeelt dan doe ik even rustig aan.
Mijn sporten is te vergelijken met slow cooking zeg maar.
Mijn broer daarentegen is al begonnen met het vervangen van enkele lichamelijke onderdelen. Oorzaak: heel intensief sporten. Zo liep hij marathons, dubbele triatlons, driedubbele triatlons en ondertussen fietste hij enorme afstanden, berg op en berg af.
Hier een brief van uw jongste zoon, voor Moederdag. Maar ik denk dat ik ook schrijf namens mijn broer en zus. Want deze Moederdag ervaar ik toch anders dan alle voorgaande jaren. Niet dat we altijd fanatiek Moederdag vierden, u bent immers al sinds mijn geboorte mijn moeder, maar gewoon omdat het nu nog kan! Als kind vierden we Moederdag uiteraard wel. Dat begon op de kleuterschool en eindigde ergens in de laatste klassen van de Lagere School.
Maar deze keer is het anders.
Want u bent net 94 jaar geworden en ik tik bijna de 60 jaar aan. Beiden zijn we ouder geworden en u zit in een fase dat alles om u heen u ontgaat. In de fase dat u het leven niet meer begrijpt en u zichzelf telkens weer afvraagt waarom u het allemaal niet meer begrijpt. Een vraag die velen onder ons ook niet begrijpen, al zijn we continue aan het zoeken naar verklaringen. De ontdekker van de mist in uw hoofd, Alois Alzheimer, kon het ook niet met zekerheid duiden, dus we zullen het maar moeten accepteren.
Maar het is vandaag Moederdag.
En ik mag mij gelukkig prijzen dat u nog bij ons bent. De bijzonderheid deze keer is dat het zeer waarschijnlijk ook de laatste keer zal zijn en daarom schrijf ik deze brief, om nog maar eens te benadrukken hoe ik u als moeder waardeer. Een open brief, want iedereen mag weten hoe trots ik op u ben. Daarbij moet gezegd worden dat ik u deze keer bewust niet tutoyeer terwijl ik dat voorheen wel altijd deed. Dat was ook nooit een probleem, er was geen afstand tussen ons. De reden dat ik u nu niet tutoyeer, heeft puur te maken met het besef u enorm te respecteren, hoe u in het leven stond.
En mij daarin liet delen.
Het is respect voor de vrouw die mij negen maanden gedragen. En vervolgens op de wereld heeft gezet! Dat ging niet makkelijk, ik lag dwars en u moest zelfs naar het ziekenhuis in Harlingen. De helikopter vloog niet vanwege de mist, maar de sleepboot de Holland durfde het wel aan. Vervolgens bracht een keizersnede voor u de verlossing. Ik was iets minder enthousiast, het scalpel had mijn bil geraakt en leverde een littekentje op. Dat deed overigens geen afbraak aan mijn enthousiasme hoor;
Ik was ter wereld gekomen in een goed nest.
Dat wist ik toen natuurlijk nog niet, maar met de wetenschap van nu kan ik dat wel bevestigen. Dat nest was, achteraf gezien, niet al te groot. Maar hoe u ons de ruimte liet met spelen leek het wel een paleis, inclusief landgoed. Verjaardagen werden gevierd, op Pakjesavond werden we verrast met gedichten, we kregen ontbijt en een kus voordat we naar school gingen, wentelteefjes werden gebakken op mooie zomeravonden als we in de tuin aan het spelen waren en gesmeerde boterhammen werden door u bezorgd wanneer we de hele dag in de weilanden aan het vliegeren waren.
Dit is nog maar een kleine greep uit het assortiment ‘moederliefde’.
Of wanneer we als kinderen naar de televisie keken, dan kregen we limonade of gazeuse en een bakje chips, op woensdag- en zaterdagmiddag. De rest van de week speelden we buiten. Of bij slecht weer binnen, dan werd de vloer in de kamer een netwerk van wegen voor mijn autootjes en kon er naar hartenlust gespeeld worden. Nadat ik op voetballen ging, stond u ook heel vaak langs de lijn om mij aan te moedigen. Ik kan het mij nog zo goed herinneren hoe enthousiast u altijd was: “Kom op Muis! Goed zo Muis!” Samen keken wij ook graag naar televisieseries als ‘de Wrekers’, ‘All-in the Family’ of op zaterdagavond met de hele familie naar ‘de Wie-Kent-Kwis’ of ‘de André van Duin-show’, onder het genot van een stuk sneeuwster of zelfgemaakte tompouce.
Ik zie mij nog staan knoeien in de keuken met het glazuur.
Als puber nam ik even wat afstand van het ouderlijk gezag en lagen we wel eens in de clinch met elkaar. Natuurlijk hadden we ook nog raakvlakken hoor, zo hadden we allebei iets met de Nederlandse taal en was u vooral van de spreuken. Zodra u iets moois hoorde, schreef u dat op en hing het daarna ergens op. Maar we waren ook allebei van het betere Nederlandse lied, zoals bijvoorbeeld de liedjes van Boudewijn de Groot, Robert Long of Frans Halsema. En altijd stond de radio aan, vooral de Arbeidsvitaminen vond je geweldig en zong je het hoogste lied. Donderdag tussen de middag luisterde je graag naar ’50 Pop of een Envelop’, met die irritante Tom Mulder.
Dat accepteerde ik dan maar.
En tussendoor puberde ik er lekker op los en botsten we wel eens. Ik ging vaak voor lol en vertier en had daar wel een ‘straf’ voor over. Hoe vaak hoorde ik u niet zeggen:
“Wacht maar tot je vader thuiskomt!”
Dat was ook jullie kracht, samen aan het roer om averij te voorkomen. Dacht ik de ene ouder gepasseerd te hebben, stond de andere wel weer even in de weg in mijn puberbrein. Nadat ik uitgevlogen was werd de band met u beter. Veel beter. We belden elke maandagavond als Pa naar de zang was en namen dan de week door en vertelden elkaars belevenissen.
Een uur was zó om!
Daarna werd u oma van mijn kinderen en zag ik veel terug van mijn opvoeding hoe u met hen omging. Streng, rechtvaardig, vrolijk, overgoten met liefde, maar wel alles in de degelijkheid van de eenvoud: het bakje chips bleef, maar nu wel mét wat smarties onderin.
Enkele jaren terug namen we al afscheid.
Op Pa en zus na vervaagden de mensen om u heen en verdwenen ze in de mist. Daar waar u altijd al bang voor was, werd waarheid. Pa nam het schip over en deed dat (en doet dat nog steeds!) met al zijn ziel en zaligheid. Toch bent u er zo nu en dan weer even, met een opmerking, een grap, lach of een sneer. Momenten van een weerzien met wie u was, momenten die steeds schaarser worden.
Warme herinneringen daarentegen steeds meer.
Gisteren kwam mijn lieve vrouw, ook moeder én bonusmoeder, met het idee om u met een bezoek te vereren. “Dan kun je de brief zelf voorlezen én zingen!”
‘Het is Moederdag, een fijne dag, het bosje is wat klein, dat heb ik voor u meegebracht, dat vindt u vast wel fijn’
Met enige regelmaat krijg ik hier thuis het woord ‘sukkel’ naar mijn hoofd geslingerd. Om precies te zijn door mijn liefhebbende vrouw. Dat doet ze vooral wanneer ik haar aan het plagen ben of wanneer ik haar overlaad met mijn absoluut ontzettend grappige grapjes.
Al zeg ik het zelf!
Nu is sukkel niet echt een vlijend woord, maar in dit geval wel. Zij gebruikt het als koosnaampje zeg maar. Ze zegt het ook niet op een harde manier, nee, de liefde druipt er dan vanaf, voor mij het sein er een schepje bovenop te doen.
Tot de grens van haar incasseringsvermogen wél bereikt is.
Het is het spel tussen twee mensen in een liefdesrelatie die van elkaar houden. Want liefde overwint alles, of in ieder geval een hoop. Zo waren wij in het Paasweekend met onze kleindochter op stap, gezellig op de fiets. Toen we wat gingen drinken in een winkel vol chocoladeproducten liep de kleine meid, afgelopen week 3 jaar geworden, even naar mij toe en gaf mij een aai over mijn buik en zei:
“Opa baby in buik!”
En vervolgens ging ze weer zitten. Dit is ook zo’n ‘sukkel-moment’. Hier zit geen grammetje kwaad in maar kilo’s liefde tussen kleinkind en Opa. Het is plagen zonder pijn. Wellicht zal mij dit nog lang achtervolgen tot ik weer op het gewicht ben van vóór de zwangerschap. Nu waren wij wel even bang dat ons prinsesje ook even naar de tafel verderop zou lopen om de dame daar, ook redelijk op gewicht, even te wijzen op het wonder welke groeide in haar buik.
Gelukkig kwam op dat moment het glaasje appelsap en enkele chocolaatjes.
Koosnaampjes zijn het eigenlijk. Ik kan dat wel hebben, voel mij er niet op aangevallen. Toen ik nog een jonkje was en met autootjes speelde, was ik niet tevreden over de naam die mijn ouders ooit bedacht hadden. Vraag mij niet waarom maar ik wilde anders genoemd worden, namelijk:
‘Koos.’
Tot op de dag van vandaag heb ik nooit begrepen waarom ik ‘Koos’ genoemd wilde worden. En ik was ook niet beïnvloed door het begrip ‘koosnaam’. En het was ook niet het lied ‘Koos Werkeloos’ van Klein Orkest want dat was nog niet bedacht. Dat werd pas een hitje in 1983 en mijn Koos-zijn tijd speelde zich af eind jaren 60, begin ‘70.
Het geeft ook niks, het valt gewoon onder de categorie fantasie wat elk kind heeft.
Kijk maar naar die actie van mijn kleindochter die ik hierboven beschreven heb. En ik zal vast niet de enige zijn geweest die voor zichzelf een andere naam bedacht heeft. Toen ik wat ouder werd, kreeg ik wel een andere naam, maar dat was dan weer een koosnaam die bedacht was door mijn vriendjes.
‘Muis.’
Dat begreep ik dan weer wel. En iedereen om mij heen ook want de standaard werd ‘Muis’ en mijn roepnaam volgens het bevolkingsregister werd daardoor naar achteren gedreven. Zelfs mijn moeder noemde mij Muis. Ik heb haar zelfs een keer betrapt op het feit dat zij mijn echte naam niet meer wist. Inmiddels weet ze helemaal niet meer wie ik ben, maar dat heeft te maken met die verdomde ziekte, Alzheimer.
Gelukkig heb ik nog de goede herinneringen aan haar en tot op de dag van vandaag deel ik die graag!
Maar ook uit haar mond klonk de naam ‘Muis’ niet als vervelend, maar zag zij het als een koosnaampje voor haar jongste telg. Ze is overigens afgelopen vrijdag, Bevrijdingsdag, 94 jaar geworden. We vierden het in redelijke stilte om onrust bij haar te voorkomen. Want ze begrijpt het allemaal niet meer en ze is bezig haar laatste krachten te verbruiken.
Wij putten nog kracht uit de liefdevolle herinneringen terwijl Alzheimer haar onwetend maakt.
Mijn schoonvader, deze week 82 jaar geworden, noemt mij steeds Arján. Normaal gesproken erger ik mij daaraan, net zoals wanneer iemand zegt ín Terschelling te zitten in plaats van óp Terschelling. Onlangs kwam ik een naamgenoot tegen en die had dezelfde ergernis. Nadat we er samen een flink potje om gehuild hadden, voelde het ineens als gedeelde smart en opgelucht vervolgden we onze weg.
En heb ik het maar losgelaten.
Maar mijn schoonvader mag zich hierin vergissen, want ook hier komt het uit een goed hart. Want het is niet iedereen gegeven namen goed te onthouden. Als ik naar mijzelf kijk, blink ik uit in het verkeerd uitspreken van namen. Bijvoorbeeld de naam Sean-Lou. Ik zeg dan Sjanloe terwijl het zou moeten klinken als Jean-Lou. Meer ‘auf Frans’ zeg maar. Of als iemand Rob heet zeg ik steeds Harry. Zelfs de namen van mijn kinderen haal ik regelmatig door de war. Dan noem ik Youri Sven, Sven Sil, Bas Bas en Sil Sil.
Ja, bij de jongste en de bonuszoon gaat het altijd goed.
Ik heb ook een koosnaampje voor mijn vrouw. Eerst noemde ik haar Janet. Logisch, want zo heet ze. Maar sinds wij veel Scandinavische series kijken werd het ‘Janettesket’, een mond vol, maar waar het hart vol van is stroomt de mond van over. Inmiddels heb ik het liefkozend verkleind om het nóg aandoenlijker te maken:
‘Sket!’
Zij vindt dit leuk en werpt mij dan altijd haar liefste lach toe. Nu is het absoluut niet altijd rozengeur en maneschijn bij ons hoor. Nee, met enige regelmaat mopperen we op elkaar, maar is het huis niet te klein. En mopperen is ook helemaal niet erg, want in elke relatie moet er soms wat stoom afgeblazen worden, ooit prachtig bezongen in het lied ‘Als liefde zoveel jaar kan duren’ van Herman van Veen:
‘Maar al beheersen we het spel, een ding blijft toch altijd bestaan, de zoete oorlog van het minnen.’
Een van haar moppermomenten zijn wanneer ik, gezeten op de hoek van de bank, mijn rechtervoet omhoog zwiep en vervolgens laat neerkomen op de schoot van mijn geliefde, Janettesket. Waarom doe ik dat? Omdat ik het fijn vind dat ze over mijn voet wrijft, een fetisj van mij heb ik begrepen.
Maar liefst 737 verkeersdoden waren er vorig jaar te betreuren. Ik schrok ervan. Zelfs 150 meer dan het jaar daarvoor. Mannen, vrouwen, jongens en meisjes die hun leven abrupt hebben zien eindigen terwijl ze nog zoveel wilden. Het is allemaal zo ontzettend zinloos, vooral omdat het vaak veroorzaakt wordt door hufterig rijgedrag. Ik denk dan:
Al dat leed had toch voorkomen kunnen worden?
Het roekeloos rijgedrag van sommigen, op de Rijkswegen, provinciale wegen en lokale wegen en straatjes lijkt niet uit te bannen. Mag ik 30 dan rij ik 60, mag ik 50 dan rij ik 70, mag ik 80 dan rij ik 110, mag ik 100 dan rij ik 130 en mag ik 120 dan rij ik 150. God voor ons allen en ieder voor zich: ‘Die maximumsnelheid geldt niet voor mij, wat denken ze wel niet.’
Met alle gevolgen van dien.
Het hoeft niet, dit leed had in de meeste gevallen voorkomen kunnen worden. Maar daar gaan we pas over nadenken als het leed al geschied is. Of nee, we proberen van alles om het te voorkomen. Zoals bijvoorbeeld de maximumsnelheid naar beneden te schroeven. Maar dat stuit weer op enorm veel weerstand, dan stromen alle Social’s weer vol en wijst men naar anderen.
Nooit naar zichzelf.
Terwijl het voorkomen van ongelukken toch echt bij onszelf ligt! ‘Handhaven!’ hoor je dan, maar dat is niet te doen. Het kost te veel en ze krijgen de vacatures niet eens gevuld, een probleem momenteel op alle fronten. En als er dan al gehandhaafd zal worden maken de overtreders handig gebruik van allerlei tools om snelheidscontroles te ontwijken. Dus nee, handhaven wordt hem niet. Het is echt ons eigen gedrag waar het aan schort.
Allemaal eigen schuld.
Veilig Verkeer Nederland probeert nu de maximumsnelheid nog verder terug te dringen, dus 30 op 50 en 60 op 80 km wegen. Opnieuw gemopper alom. Op zich terecht, want al die bestuurders die zich wel netjes aan de regels houden, worden nu ook ‘gestraft’. Dankzij het asociale gedrag van enkele medeweggebruikers.
Maar het zijn niet alleen de auto’s hoor.
De fietsers maken er ook een potje van. Die negeren rode stoplichten, rijden zonder verlichting, steken de handen niet uit of fietsen tegendraads de rotondes op. Klopt als een zwerende vinger. Maar ze hebben wel een paar nadelen. Zo zitten zij niet in een stalen kooi die ze beschermen bij ongelukken, kou en regen. En ze hebben ook geen airbag op hun stuur, hooguit een bel.
Mag je hopen.
Dus je mag best als autobestuurder wat meer rekening met ze houden. En ja, natuurlijk moeten zij ook uit hun doppen kijken in plaats van op hun telefoon! Die telefoons, dat is trouwens wel een dingetje aan het worden hoor. Hoe vaak zie ik niet mensen op hun telefoon kijken terwijl ze de hond aan het uitlaten zijn. Of zoals laatst, toen zag ik een jonge moeder achter de kinderwagen. Een hand duwde de kinderwagen voort, de andere werd gebruikt om de telefoon vast te houden.
Een oog voor het kind en de andere voor haar telefoon.
Waarmee de beleving van het wandelen met je kind totaal ondergeschikt raakt aan het turen op het schermpje. Dit is nog onschuldig te noemen want ze zit natuurlijk niet in een auto. En de statistieken leren ons dat vrouwen veiliger rijden dan mannen. Het zijn meestal mannen die verongelukken. Dus de Heer in het Verkeer is wel degelijk de vrouw. Daar ben ik het niet helemaal mee eens want ik heb vaak genoeg vrouwen kunstjes zien flikken op de weg waar de honden geen brood van lusten.
Maar ja, de statistieken hè, die wijzen toch op wat anders.
En we maken onze eigen regels. Waardoor de Overheid zich genoodzaakt voelt om weer nieuwe regels te bedenken zodat wij onze eigen regels niet meer uit kunnen voeren.
“En luister eens! Ik ben een Nederlander en ik bepaal zelf!”
De Denen doen het anders. Daar spreken bijvoorbeeld fietsers elkaar aan als ze door oranje of rood rijden, maar dat aanspreken durven wij allang niet meer in ons verwende cultuurtje! En aan de andere kant, ze horen je toch niet want de meeste fietsers maken gebruik van koptelefoon of andere muziekdragers. Aan dat laatste maak ik mij trouwens ook schuldig maar ik geniet zo van muziek luisteren tijdens het fietsen. Het is dan echt mijn eigen schuld als het mis gaat.
En Asociaal!
Het is iets typisch Nederlands, dit gedrag. Deense automobilisten houden bijvoorbeeld veel meer rekening met de andere weggebruikers. En de Engelsen geven fietsers en wandelaars ook een hoge status. Zodra je daar als autobestuurder door een plas rijdt waardoor fietsers of wandelaars nat worden, riskeer je een boete van 100 tot 5000 pond.
En drie strafpunten worden bijgeschreven op je rijbewijs!
Daarom staat Groot-Brittannië ook in de top 3 van minste verkeersdoden van Europa, samen met Zweden en Denemarken. Dus het kan wél! Ik vraag mij dan wel af hoe ze dat dan handhaven, maar ik denk dat het gewoon te maken heeft met de instelling. Niet eigen regels (in jouw voordeel) maken, maar de bestaande regels respecteren. Dat lijkt logisch, maar wij denken daar toch anders over en dat zetten sommigen dan weg als ‘onze vrijheid.’
Die we juist daardoor tarten en aan het afbreken zijn.
En daarmee maken we onszelf daders. Eigen schuld, dikke bult! Het is zinloos geweld in de hoogste categorie. Heel veel leed kan bespaard blijven door meer rekening te houden met elkaar in plaats van steeds maar weer te wijzen. Zie je fietsers of wandelaars, ben je bewust dat ze onverwachte manoeuvres kunnen uithalen. Het is zo simpel en het zou eigenlijk geen issue moeten zijn in dit land waar vrijheid hoog in het vaandel staat, vrijheid waar we de komende week weer bij stilstaan. Want de gevolgen veroorzaken levenslang verdriet voor de achterblijvers én levenslange trauma’s voor de veroorzakers.
Ook als het niet je eigen schuld is.
Het is ons eigen gedrag en niet alleen in het verkeer, we creëren zelf problemen.
Het was vandaag een leuke dag. Ik mocht vandaag kijken op het werk van mijn vrouw. Omdat zij daar al 40 jaar werkt. Ik ben heel trots op haar want 40 jaar is best lang. Mijn konijn is maar 7 jaar konijn geweest en mijn hond 12 jaar hond. Ik mocht mijn nieuwe schoenen aan. Ik moest wel op tijd komen. Gelukkig was ik op tijd want het waaide heel hard en ik moest de turbo aanzetten om door te kunnen fietsen. Gelukkig was mijn accu net opgeladen maar ik was wel een blokje kwijt toen ik bij het ziekenhuis kwam. Toen ik er was heb ik haar geappt en schreef zij terug: “Ik kom er aan.”
En ze kwam eraan, in haar witte schort.
Ook had ze paarse klompjes aan. Dat vond ik grappig. Ik moest achter haar aanlopen door een lange gang. Ze vertelde over de afdelingen. Er was een afdeling waar ze de binnenkant van je lichaam beter kunnen maken. Maar die snijden niet. Verderop was de snij afdeling. Daar zitten alle soorten dokters die snijden als dat moet.
“De keuken dus ook!” zei ik, want koks snijden ook.
Dat was dan weer niet zo en ze keek mij even narrig aan en zei dat ik niet teveel moest vragen. Toen gingen we een deur door en daar zaten allemaal vrouwen in witte schorten. Ze keken mij allemaal blij aan en ik wist niet hoe ik kijken moest. Sommigen hadden ook klompen aan. Er was ook een meisje en die noemde mijn vrouw ‘Mams’. Ik durfde toen toch wat te zeggen:
“Dan ben ik je Paps!”
Nu moest mijn vrouw ook lachen. Toen kwam er een dokter, ook een meisje en die gaf mij een hand en mijn vrouw een knuffel. Mijn vrouw praatte volop en ik keek ernaar. Toen ging er een deur open en daar zat ook een dokter en zij vond het ook leuk mij te zien. Ik zei ‘Hoi’ en verder niet zoveel want ik vond het wel heel veel aandacht. Maar ik vond het wel leuk want deze mensen helpen andere mensen. Toen vroeg een van de mevrouwen in witte jassen of ik wat te drinken wilde maar ik durfde niet ja te zeggen. Dat kon ook niet want ik had een droge keel.
Toen gingen we naar boven, met de trap want boven wonen ook mensen.
Daar zat ook collega’s van mijn vrouw. Voor de administratie. Er zaten drie mevrouwen en die keken nu ook naar mij. Eentje zei dat de Groningse Mosterdsoep die ik gisteren gemaakt had zo lekker was. Toen zei ik dat ik niks mocht zeggen maar toen zei zij dat het wel mocht want het was niet medisch. “Dat klopt,” zei ik opgelucht. Mijn vrouw zei dat ik geen droge worst in Groningse Mosterdsoep doe.
Ik zei toen dat ik niet van droge worst hield.
Toen moesten ze lachen en keek ik maar even snel naar buiten. Ze hebben een mooi uitzicht over de weilanden. Die zijn nog wel kaal maar straks niet meer. Mijn vrouw nam mij nu weer mee en we liepen langs allemaal kantoren. Vlak voordat we de trap naar beneden zouden nemen, zag ik een vrouw rennend naar de deur komen van haar kantoor. En nóg een mevrouw. Zij hadden geen witte schorten aan maar hadden hun mooie kleren aan. Zij gaven mij ook een hand en vonden het leuk mij te zien. Ik vond dat ook wel leuk maar ik mocht niet zoveel zeggen.
Daarom schrijf ik het nu allemaal op want ik ben daarvoor in behandeling.
Die ene mevrouw hoorde ik ineens ‘Terschelling’ zeggen en toen mocht ik wel iets zeggen. Want het was niet medisch. Zij had familie op West zei ze maar ik ken niet zoveel Westers. “Want ik kom van Midsland.”
Toen hebben we dag gezegd en heeft mijn vrouw mij naar de uitgang gebracht. Ik zei dat ik boodschappen ging doen voor het eten vanavond. Ik kreeg een kus en liep toen weer naar mijn fiets.
We gaan bietjes eten en zelfgemaakte hamburger, dat is mijn lievelings eten en het is een leuke dag geweest!
Met maar liefst zeven onvoldoendes bleef ik zitten in de 3e klas MAVO, of, om het maar even in een actueel daglicht te zetten, doubleerde ik in de 3e klas MAVO. Ondertussen weet ik wel wat doubleren betekent hoor maar toen ik mij midden in deze cijfercrisis bevond was toch dat ‘zitten blijven’ voor mij het meest duidelijkst. De redenen waren divers. Ten eerste was het natuurlijk mijn eigen schuld. Ik had het, na zes fantastische Lagere Schooljaren, totaal niet naar mijn zin op deze school. Het was voor mij een andere wereld, een wereld waar ik kennelijk nog niet aan toe was. Ik kwam met gasten uit andere dorpen in de klas te zitten en sommige leraren irriteerden mij omdat ze mij expres voor de klas lieten stuntelen of publiekelijk mijn cijfer voor een toets deelden met de rest van de klas:
“Veldhuizen, je hebt geen 1 maar een 2!”
Logisch dat mijn motivatie ver te zoeken was. Mijn schooltas gooide ik daarom na thuiskomst direct in een hoek van de bijkeuken om vervolgens weer snel naar buiten te rennen voor een potje voetbal. Of voor een potje rugby, op het veldje bij de oude Huishoudschool. Dat speelden we sinds buurmeisje Tamara op vakantie naar Canada was geweest en zij zo’n bal mee terug had genomen.
Dat vonden wij voetballertjes wel leuk zo’n ei van een bal.
Afijn, ik was klaar met deze strijd en in samenspraak met mijn ouders schreef ik mij in bij de Bakkerij- en Horecavakschool in Leeuwarden, met de bedoeling mij een vak te leren, het koks vak. Dat was een schot in de roos, fijne leraren waardoor zelfs de saaiste vakken ineens wel leuk werden en natuurlijk de praktijk lessen, daar smulde ik letterlijk van.
Vooral de banketbakkersroompoeder was verrukkeluk!
Naast het bakken van brood- en banket én bedienen werd ik klaargestoomd voor Kok. En tot op de dag van vandaag ben ik daar blij mee. Heel erg blij! Want naast het feit dat ik nu mijn eigen boontjes kan doppen, ja de humor ligt op de keukenvloer, kom ik er steeds meer achter dat koken eigenlijk een onderdeel van je opvoeding zou moeten. Betrek kinderen bij het kookproces want zodra jij het niet meer zou kunnen of omdat je geen zin hebt om te koken na een drukke werkdag, kun je altijd een beroep doen op het kroost. Belangrijk is wel dat de opvoeder een beetje koken kan natuurlijk anders nemen ze het een op een over en zal opnieuw een hele generatie niet lekker eten voorgeschoteld krijgen.
Je kinderen thuis betrekken bij het koken normaliseert het ook.
Maar ook de scholen kunnen hier een rol in spelen, op alle niveaus. Want stel je kan heel goed leren en er ligt je een mooie toekomst in het verschiet, ook jij moet eten. En laten we eerlijk zijn, elke dag eten bestellen gaat ook vervelen. Dus naast gym en tekenen moeten er minimaal twee uurtjes in de week besteed worden aan koken en vooral niet vergeten om het daarna gezellig met elkaar op te eten.
Noem het praktisch socialiseren.
Tijdens het koken leert men dan vanzelf de warenkennis en daarmee ook het respect voor het product. Dat zijn grote woorden maar dat doe ik expres omdat ik soms het gevoel krijg dat wij mensen denken dat alles in de supermarkten groeit en bloeit of uit potjes of andere verpakkingen komt. Want tegenwoordig is alles maar dan ook alles te koop, je kan het zo gek niet verzinnen. De producenten hebben een rijke fantasie en nemen je té vaak in de maling met hun verkooppraatjes. Kijk maar naar het consumentenprogramma ‘Keuringsdienst van Waarde’, die geven ons een kijkje in de keuken van de producenten. Zij laten zien hoe we bedonderd worden met zijn allen en velen trappen daarin.
Met boter en suiker!
En juist die suiker verneukt je in die kant en klare producten, suiker die er helemaal niet in hoort. Daarom is respect voor het ware product zo belangrijk en geeft het je zoveel meer voldoening. En daarmee heb je het eerste en belangrijkste ingrediënt al te pakken, namelijk een stukje liefde. Een ander belangrijk ingrediënt is tijd. Dat geldt natuurlijk voor alles in je leven voor het beste resultaat. Draai het argument ‘ik heb geen tijd’ om.
‘Tijd heb je niet, tijd maak je!’
Die zak met gesneden prei is makkelijk maar niets gaat boven het zelf snijden, het wassen én de geur van verse prei die daar vrij bij komt. Kijk maar eens goed naar gesneden prei in die plastic zakken, geur en kleur zijn nagenoeg weg en de snijrandjes uitgedroogd. En waar praat je over qua ‘tijdverlies?’
Tien minuutjes?
Zelf je eten bereiden en koken heeft alleen maar voordelen. Naast dat het gezonder is geeft het ook even een stukje dagbesteding en kun je het opleuken met even bijkletsen met de mensen om je heen of je zet even je favoriete muziek wat harder. Nog een voordeel is dat het je een stuk zelfstandiger maakt. Kijk maar eens naar het tv-programma ‘Lang leve de liefde’, waarin mensen van allerlei pluimage een of meerdere dagen met elkaar door moeten brengen. Naast de vaak gênante momenten zit er ook een kookhoekje in en dan blijkt nog vaak de oude rolverdeling tussen man en vrouw hetzelfde te zijn:
De vrouw kookt en de man heeft geen idee.
Afbakbroodjes bakken op de kookplaat is natuurlijk het meest grappige voorbeeld maar er zijn nog veel meer momenten geweest waar de man ontzettend stond te schutteren.
Of eigenlijk compleet voor lul stond.
Ook daarom zou elk mens moeten leren koken. Zodat je naast het voorkomen van een gênant optreden op televisie je ook kan redden na een scheiding. Want daar valt ook nog heel veel te winnen. Toen ik gescheiden was kookte ik elke dag voor mijzelf en at dat met smaak op, meestal tijdens het Journaal.
Koken geeft ook structuur.
En dat is heel belangrijk wanneer je leven even compleet in de war is!
Nadat ik geboren was kreeg ik de achternaam van mijn vader. Hij ging enkele dagen na de geboorte naar het gemeentehuis om het kind aan te geven en dan hoefde hij alleen maar de voornaam(en) van de pasgeborene op te geven. De achternaam stond bij voorbaat al vast. Dat was toentertijd een soort vanzelfsprekendheid. Nu niet meer. Want alles is aan verandering onderhevig. De laatste jaren lijken, voor ons gevoel, de veranderingen met de dag toe te nemen en soms vallen ze haast niet meer bij te benen.
Vooral de conservatief denkenden onder ons hebben daar erg veel moeite mee.
Die proberen krampachtig tradities en gewoonten te behouden want dat zijn ze zo gewend, dat is vertrouwd en daar voelen ze zich veilig bij. Het liefst wil men terug naar vroeger, toen het leven nog goed én overzichtelijk was, althans, in hun beleving! Want vroeger was natuurlijk niet alles beter, het was hooguit wat overzichtelijker. Maar ja, ondertussen werd die oh zo boze wereld alsmaar groter. Grenzen vervaagden door het wereldwijde web en omdat de mens steeds meer vrije tijd werden we ook reislustiger.
Voordat je het weet staan ze in je tuin omdat Amsterdam de drukte niet meer aan kan!
Het is een hard gelag voor diegene die daar niet mee om kunnen gaan. Soms raakt men zó in de stress dat ze bedreigingen uiten aan het adres van de veranderaars, puur uit frustratie en opgezweept door onderbuik politici. Dat zagen we van de week weer nadat een aantal jeugdigen (ja, die de toekomst nog hebben) van het Laks tips gaven om de steeds meer diversere mens te duiden.
Tips, ik herhaal ’t nog maar even.
Juf Ank was haar tijd al ver vooruit: “Hallo allemaal, wat fijn dat je er bent!” Als ik jongeren aanspreek zeg ik altijd: “Hallo jongelui.” En voeg daar dan aan toe: “Met nadruk op lui!” En vervolgens krijg ik ‘m natuurlijk terug, bijvoorbeeld “Hallo ouwe lul.” Of zoals ze mij wel eens op het werk noemen “The old one.”
Maar serieus, taal is ook onderhevig aan veranderingen.
Neem alleen maar de straattaal die steeds meer vat krijgt op ons allemaal. Of kijk maar eens oude beelden terug van televisieprogramma’s, waar een ‘ouwe lul’ in pak met stropdas prachtige Nederlandse volzinnen uitspreekt die we tegenwoordig écht niet meer horen. Ze bestaan nog hoor, zo nu mogen ze weer even wat zeggen op de televisie zoals bijvoorbeeld A.F.Th van der Heijden, Maarten ’t Hart, Arthur Japin of Adriaan van Dis.
En wees eerlijk, wie spreekt er tegenwoordig nog Oudnederlands?
Maar we mogen voortaan de achternamen gebruiken van beide ouders/opvoeders, zowel van Pa en Ma, Ma en Ma of Pa en Pa. Nu wordt het een stuk duidelijker. Ik zou dan voortaan door het leven gaan als Arjen Veldhuizen-van Ma’s kant Smit. Ik vind het helemaal goed want dan hoef je ook niet meer te vragen:
“Fan wa bist dyr yn?”
Zoals we dat op Terschelling vroegen als je niet precies wist wie je voor je had. Klinkt best lekker moet ik zeggen maar het riekt wel naar kouwe kak. Maar goed, als we straks allemaal dubbele namen hebben valt die kouwe kak vanzelf weg. Over kakkers gesproken, dit soort mensen willen nog wel eens de suggestie wekken dik in de munten te zitten maar ook daar gaat een einde aan komen is mijn vermoeden. Er was natuurlijk al de zogenaamde ‘Balkenende-norm’, dat je als topfunctionaris niet meer mag verdienen dan een minister. En sinds kort werd het energie-plafond geïntroduceerd, ook iets nieuws om grenzen te stellen aan abnormale energieprijzen. Maar nou las ik van de week een column en daar hadden ze het over een nieuwe grens.
Namelijk de Rijkdom-grens.
Want er zijn een aantal mensen op deze Aardkloot die zo ontzettend veel geld hebben dat ze dat bij leven ‘never nooit’ meer op kunnen maken, inclusief al hun bloedjes van nageslacht en daar weer de bloedjes van.
En zo nog wat afstammelingen.
Dat is niet normaal. Dat is absurd, vooral omdat er zoveel ongelijkheid is op deze wereld. Ik ben daarom voorstander van die Rijkdom-grens. Van mij mogen ze net genoeg geld houden om redelijk zorgeloos te kunnen blijven leven. Dus dat ze gewoon kunnen blijven golven, al hun auto’s mogen houden, dat ze zich dagelijks mogen laten verwennen door op geldbeluste vrouwen of mannen van het kaliber: “Het was niet uit liefde, het was om je geld, je was niet mooi maar welgesteld” (Jaap Fischer-Om je geld) en genoeg om het personeel te blijven betalen. Laten we zeggen dat ze vijf miljoen per jaar mogen houden.
Alles daarboven moeten ze inleveren.
Want veranderingen gelden natuurlijk voor ons allemaal, niemand uitgezonderd. Al dat geld boven de streep kunnen we dan bijvoorbeeld gebruiken als pleisters voor stomme projecten. Zoals de Floriade bleek te zijn, die kwamen iets van honderd miljoen tekort in de begroting. Honderd miljoen weggegooid. Dat heeft niets te maken met wat er allemaal te zien is maar gewoon omdat het ouderwets is, oubollig. Vroeger trok het nog volle zalen omdat er niks anders te doen was. Iedereen werkte zich het apelazarus, van deeltijd had men nog nooit gehoord en men zag dit als opkikkertje in het best wel saaie leventje wat ze leidden.
Gezellig, we gaan een dagje naar de Floriade.
Veranderingen, het hoort er allemaal bij en ik merk dat ik ook steeds vaker veranderingen accepteer. Wat mij aanspreekt dan, ik laat me ook niet gek maken. Maar ik laat mij wel altijd goed informeren over de voors en tegens waardoor ik mijn mening, waar nodig, kan bijsturen. Klein voorbeeld is de manier waar ik muziek luister. Dat deed ik altijd via de radio en ik heb ook mijn favoriete Dj’s zoals bijvoorbeeld Rob Stenders. Want die draait goede muziek én heeft veel kennis van muziek.
“Dat hoor je niet op Spotify!” riep ik dan in mijn betoog tegen deze streamingdienst.
Inmiddels luister ik alleen nog maar muziek via Spotify en wissel dat af met ‘gewone’ radio.
Pasen blijft toch altijd maar weer een bijzonder feest. Bijzonder, want er wordt dan gevierd dat Jezus opgestaan is nadat hij gekruisigd was op Goede Vrijdag. Dat is een mooi verhaal en spreekt tot de verbeelding, vooral dat weer opstaan na de dood. Ik moet dan altijd weer denken aan mijn op 61 -jarige overleden Tante Riet. Tijdens haar ziekbed werd haar gevraagd of ze niet bang was voor de dood. Haar antwoord:
“Ach.. Het zal er wel goed zijn want er is nog nooit iemand van teruggekomen.”
Dit antwoord had voor mij, achteraf, een grote spirituele waarde want ze heeft natuurlijk gelijk. Alleen nu het Paasverhaal weer actueel is ontstaat er toch weer enige twijfel want we vieren immers dat er iemand 2000 jaar geleden na gestorven te zijn, het toch maar even geflikt heeft om weer op te staan.
Met alle respect, iedereen moet geloven waar men in wil geloven hoor!
Ik geloof toch iets meer mijn lieve tante. Dat klinkt voor mij wat geloofwaardiger en ik kan mij zo ook even niet iemand herinneren die na zijn of haar dood, opstond en het leven weer oppakte. Ja, Jezus Christus natuurlijk maar hij was hier echt de eerste én de laatste in. Uiteindelijk ging Hij toch, gaf hij de Geest op Hemelvaartsdag, misschien wel omdat, ik citeer mijn tante weer, het er wel goed zal zijn. Met Pinksteren stortte Hij vervolgens de Heilige Geest uit over zijn volgelingen, de apostelen. Die vertelden hun belevenissen weer aan iedereen die het maar horen wilde in de hoop op een betere wereld.
Helaas, regelmatig dwaalde men af van die boodschap.
Hoeveel oorlogen of misbruikzaken hebben we inmiddels al achter de rug door het geloof, een veel gehoorde en terechte klacht naar mijn idee. Dat komt door haantjes en de macho’s die helaas nog steeds vrij rondlopen op deze wereld. En natuurlijk door het celibaat, het ontnemen van de liefde is naar mijn idee onmenselijk.
Zo zijn we niet getrouwd.
Maar goed, de enige zekerheid in het leven is dat je na je geboorte weet dat je ook weer zal sterven. In de tussentijd is het raadzaam om zoveel mogelijk te genieten en je niet te verliezen in haantjes- groeps- of machogedrag. Daar komt alleen maar ellende van. Dus ga naar een leuke wedstrijd maar houdt je aansteker in je zak. Of ga naar een leuke wedstrijd en doe niet mee aan spreekkoren zoals, bijvoorbeeld, het Spakenburgs Mannen (?)-koor zich schuldig aan maakte.
‘En zondags in de kerk…zuinig een cent in het zakje doen… zo koopt hij zijn ziel terug en zijn fatsoen.’
We hebben allemaal onze verhalen, verhalen over geliefden die gestorven zijn. Zeven jaar geleden werd mijn schoonmoeder plotseling opgenomen in het ziekenhuis. We hoopten op een goed herstel maar dat bleek valse hoop. Uiteindelijk zijn haar man en kinderen dagelijks bij haar gaan waken en wanneer ik kon waakte ik mee. Zo waren we getuige van de laatste uurtjes van haar leven en dat waren hele bijzondere uurtjes, minuten en seconden. De laatste ademhaling, eigenlijk meer een zucht van verlichting leek het wel.
En dan het einde.
Haar taak zat erop en ons restte enkel nog de herinneringen van een té vroeg gestorven mens. Te vroeg omdat ze zo van alles om haar heen kon genieten. Met verjaardagen was zij altijd als eerste aanwezig en ging als laatste weg. Dan stond mijn schoonvader al bij de deur met zijn jas aan maar dan ging zij ‘nog even de Libelle lezen.’ Wij zeggen regelmatig tegen elkaar dat ze zo genoten zou hebben van alles wat wij mee mogen maken in de jaren na haar dood. Hoe de kinderen, kleinkinderen ‘en achterkleinkinderen zich ontwikkelen, met ups-and-downs zoals het ons meestal allemaal vergaat. Helaas mocht zij dat niet meer meemaken en daarom zijn we haast aan haar verplicht om die herinneringen te koesteren, te delen met wie het ook maar horen wil opdat zij voortleeft op onze tijdlijn. Eigenlijk was dit ook een soort Heilige Geest die ze over ons heen gestort had.
Ja, het klinkt allemaal best wat zweverig maar het is Pasen en dan mag het.
Het besef dat we intenser moeten genieten van het leven komt vast ook doordat we ouder worden. Dan krijg je meer oog voor de werkelijkheid, dat niets vanzelfsprekend is en dat niemand van ons onsterfelijk is. Ik ervaar het als een verrijking dat mijn schoonmoeder in het bijzijn van haar geliefden én van twee verpleegkundigen die haar steeds met ontzettend veel liefde verzorgden, in alle rust kon sterven.
En laten we eerlijk zijn, ergens in geloven is een groot goed.
Het houdt je op de been, in goede en in slechte tijden. Er zijn ook mensen die geloven dat Feyenoord Landskampioen zal worden. En niet alleen de supporters maar je ziet het ook aan de spelers dat ze erin geloven. Daarmee heb je al een voorsprong op je tegenstanders want willen is kunnen, ook in de sportwereld. Maar zodra de frustraties Hand in Hand gaan zie je de eenheid in een team verdwijnen en kan het alle kanten op.
Ik begin er, ondanks mijn Ajax hart, zelfs in te geloven!
Maar dat zijn natuurlijk randverschijnselen. Want in de basis willen we natuurlijk allemaal het liefst geloven in een betere wereld. Steeds meer zie je dat men die betere wereld niet meer vindt in de religies omdat dat daar teveel extremen uit voortvloeien met alle schadelijke gevolgen van dien. Een deel van de mensheid zoekt het daarom in een andere, spirituele hoek maar daar zie je ook al extreme vormen ontstaan.
En dan zie je ook nog een groep goedgelovigen maar daar geloof ik niet in.
Vooral als men de deskundigheid van deskundigen in twijfel trekt. Want ‘kijk maar op YouTube’ of ‘Op Facebook’ is dan een veel gehoorde geloofsovertuiging. Dan ben ik weg want zo kan je alles wel ontkennen en wantrouwen.
Mijn geloof is geloof houden in de mensen, iedereen is van de wereld en de wereld is van iedereen!
De trainingen voor de Wandel-Run 2023, 8/9 september aanstaande, zijn voor ons weer begonnen. Ik mag hier wel aan toevoegen dat mijn best wel luie leventje nu weer voorbij is. De winterslaap ligt achter mij, de eerste tjiftjaf is gehoord en ik zal weer vaker buiten te vinden zijn. Ik ben zelfs alweer in de winkelstraten van onze stad geweest! Dat had ook te maken met het feit dat mijn vrouw en ik weer eens samen op zaterdag vrij waren. En omdat zij geen afspraak bij de kapper had of een uitje met vriendinnen.
We waren gezellig helemaal op ons zelluf aangewezen!
Nu behoor ik tot de groep mannen die niet erg enthousiast worden van een parade door een winkelstraat. Maar zo nu en dan laat je het geworden en volg je de dame die precies weet waar ze naar binnen wil. Zoals, niet geheel verrassend natuurlijk, een kledingzaak. Ze moest daar nog even een broek passen en ik mocht mee als keurmeester, kwestie van erin en eruit en dan weer door. Nogmaals, ik loop voor dit soort bezigheden niet over van enthousiasme over maar soms moet het gewoon even. Want liefde is geven en nemen zoals mijn ouders dat altijd zeggen.
Met recht want ze zijn dit jaar 65 jaar getrouwd.
Kennelijk had de winkel gerekend op mijn komst want de tafels waren reeds gedekt. Ik zag schaaltjes met paaseitjes en koekjes staan en even verderop zelfs schaaltjes met spekkies en andere zoetigheden. Vrouwlief ging haar ding doen en ik stelde mij strategisch op naast het tafeltje met spekkies. Nu was het een kwestie om niet te gaan graaien, ‘dat kan ik!’ riep ik hardop in mijn hoofd. Gewoon even netjes gedragen ten aanzien van de aanwezige dames zodat zij zich niet zouden storen aan mijn zoete lusten. Terwijl zij allemaal druk in de kledingrekken aan het plukken waren, wachtte ik mijn kans af, tot het moment dat ze allemaal even met de rug naar mij toegekeerd stonden.
Toen sloeg ik toe.
Ik stopte de twee spekkies snel in mijn mond en vervolgens trok ik mijn meest onschuldige smoel. Terwijl ik genoot van de zoete explosie in mijn mond liep vrouwlief voorbij met de bewuste broek. Ik volgde haar naar de paskamer zodat ik direct mijn oordeel kon vellen wanneer ze daarom zou vragen. Wel raakte ik een fractie van een seconde in de war want ze had naast de broek ook nog twee bloesjes in haar handen. Ik dacht ‘Hé? Ze moest toch alleen heen om een broek te passen? Maar dat was natuurlijk een naïeve gedachte van mij want de vrouw zit wat betreft kleding niet zo simplistisch in elkaar als een man.
Mannen zijn dat wel, met dank aan het simplistisch verbond, RIP Wim de Bie.
En gisteren, 1 april, was ze precies 40 jaar werkzaam bij het ziekenhuis dus wie ben ik om haar een extra bloesje te verbieden? Ik ben juist hartstikke trots op haar, vooral omdat ze nog steeds met ontzettend veel plezier naar haar werk toegaat én dat ook uitstraalt. Haar werk is niet haar hobby maar het komt wel verdacht dicht in de buurt.
Ik durf hier wel te zeggen dat zij de genen heeft van Florence Nightingale!
Dus prima meid, koop je zelf maar een mooi bloesje in de Week van het Geld, met als thema: ‘Bedwing de bling’. Want aan alle kanten proberen slimmeriken de jeugd te verleiden met kopen, kopen en kopen. En daarna weet je, mits je in die verleidingen getrapt bent, wat je de rest van je leven mag gaan doen:
‘Betalen, betalen, betalen’.
Goed dat ze daar al jong onderwijs in geven, hoe om te gaan met geld en dan vooral als je geen geld (genoeg) hebt. Ik werd daar als kind ook op voorbereid. Zo hadden wij vroeger een spaarpot met van die tandjes in de gleuf die zich direct weer sloten nadat je de muntjes erin gegooid had. En je had een spaarbankboekje. Het gespaarde geld bracht ik een keer per jaar met enige triomf naar de Boerenleenbank. Het spaarpotje werd in een geldtelmachine geleegd en vervolgens werd het bedrag met pen bijgeschreven in mijn spaarbankboekje door de meneer of mevrouw van de bank.
Daarna mocht je iets uitzoeken, stiften of een kleurboek.
Dat men op scholen de kinderen hierin onderwijst is naar mijn idee een goede zaak, ter ondersteuning van de ouders die natuurlijk ook nog in de verleidingen kunnen trappen. Zo kan jong en oud elkaar hierin vinden en er wellicht nog wat van leren. Vooral omdat geld heel vaak de grote boosdoener is van heel veel ellende in de wereld.
‘Make love, not war’ is een mooi statement.
Daarom is het ook weer raar dat er in de Week van de Lentekriebels een hoop heibel ontstond, uiteraard aangevoerd door het conservatieve hoekje in politiek Den Haag plus nog wat derderangs BN’ers. Deze stuurden allerlei onwaarheden over het lesmateriaal de wereld in om het onderbuikgevoel in ons land te voeden. Dit soort lui doen alles voor een beetje aandacht want politiek en cultureel zijn ze natuurlijk allang uit gescheten. Bang voor de liefde en bang om de grip op de vrouw kwijt te raken.
Maak je liever druk over al het geweld op deze wereld.
Ik kreeg thuis geen seksuele voorlichting. Ons ‘lesmateriaal’ was de Wehkamp en verder waren we overgeleverd aan de TUK en de Candy. Ja, een sneue tekortkoming met de wetenschap van nu. Gelukkig is seksuele voorlichting sinds 2012 verplicht voor het basis- voortgezet- en speciaal onderwijs. Voorlichting is juist heden ten dage nodig gezien de excessen om ons heen. De school is daar uitermate geschikt voor en het geeft handvatten aan de opvoeders zodat die niet in de kramp schieten als de bijtjes en de bloemetjes op tafel worden gegooid. Zodat we respectvol met elkaar om leren gaan en het grensoverschrijdend gedrag in ál haar vormen, zoveel mogelijk leren te beteugelen. Juist nu, in deze tijden waarin ieder individu zichzelf moet kunnen zijn.
Nadat januari en februari gepasseerd waren had ik even het idee dat het zou gaan ‘lentenen’ maar ik kwam daarin bedrogen uit. De maand maart had geen zin in lente taferelen en ik moest ineens weer ijs of sneeuw van de autoramen krabben. En als er dan even geen ijs of sneeuw was dan waaide het wel weer hard en sloeg de regen om mijn oren. ‘Maart roert zijn staart’. Ondanks de klimaatproblematiek wijken deze spreuken niet af van hun inhoud.
Ik werd met de dag chagrijniger.
Ondanks het bericht in de kranten dat wij Nederlanders bij de gelukkigste mensen op Aarde horen volgens een nieuwe ranking. We staan op plaats 5 en Finland staat eerste, voor de zesde keer op rij. Israël, IJsland en Denemarken moeten wij nog voor ons dulden maar wij zijn dan wel weer gelukkiger dan Zweden, Noorwegen, Zwitserland, Luxemburg en Nieuw-Zeeland in deze top 10.
Maar ondertussen blijft het kolere weer!
Ze hebben vast nog wel even getwijfeld over België, omdat iedereen daar lacht volgens Het Goede Doel. Maar dat bleek te gaan om een boer met kiespijn en daarom staan ze op plek 17, waardoor ik wel begrijpen kan dat het lachen hen vergaan is. Het lachen verging mij vorig weekend ook tijdens het kijken naar twee voetbalwedstrijden. Ik had mij er erg op verheugd want wij verbleven een weekendje bij mijn vader en nu konden we weer eens ouderwets samen voetbal kijken. Of dat misschien de reden was voor het leed wat mij te wachten stond weet ik niet maar er zat wel een luchtje aan. Want ik keek in het verleden ook met hem naar voetbalwedstrijden!
En dat liep niet altijd goed af.
Dat begon natuurlijk al tijdens de WK finale in 1974, Nederland- Duitsland. ‘Zijn we er toch ingetuind’ zei verslaggever Herman Kuiphof nadat ‘wij’ met 1-2 verloren, een opmerking die bij velen onder ons in het geheugen gegrift…wat zeg ik, gekerfd zit!
Of jaren later, 29 mei 1985.
We zaten klaar voor de finale van de Europacup 1 wedstrijd, Liverpool- Juventus. Ik was net afgezwaaid van militaire dienst en zat daardoor weer even thuis op het ouderlijk nest. We hadden de gordijnen gesloten vanwege het nog aanwezige avond zonlicht en we verheugden ons op een mooie pot voetbal.
Het werd een hele rare, bizarre avond.
Voor onze ogen voltrok zich het tragische ‘Heizeldrama’. Negenendertig mensen kwamen om het leven en honderden raakten gewond. Een traumatische ervaring kun je wel zeggen. De paniek op de tribunes, de angsten en de hulpeloosheid op de gezichten bij jong en oud, de rennende hulpverleners, mijn vader en ik die bij herhaling elkaars afgrijzen toonden.
En de wedstrijd werd ging daarna nog door ook…
Veel minder dramatisch en eigenlijk sportief gezien alleen maar ongemakkelijk, de WK voetbalfinale van 11 juli 2010, in Zuid-Afrika, Nederland- Spanje. Ook nu weer zat ik naast mijn Pa omdat het midden in de zomervakantie viel en ik daar vakantie vierde. Het was de derde keer dat we in de finale zaten van het WK voetbal waardoor de verwachtingen hoog waren.
Want, drie keer is scheepsrecht!
Nou, ook dat werd een teleurstelling, vooral omdat die keeper zijn dikke teen nog nét de nét niet lepe bal van Arjen Robben wist te beroeren. We waren weer een illusie armer en toen de Spanjaarden de Cup omhooghielden was de TV al uit. Want ook al speelt ons Oranje sprankelend en vernieuwend, je wint er geen WK mee. Hooguit een EK maar die finale keek ik in Den Haag.
En ja, toen wonnen we wél!
Afijn, vorige week zondag zat ik dus weer naast Pa en verheugden we ons op Ajax-Feyenoord, het Hoofdgerecht van deze voetbalzondag. Maar we namen eerst een voorgerecht, FC Groningen – Heerenveen. Toen we eraan begonnen werden we verrast door de aangename smaak nadat alle FC-supporters hun liefde voor de club toonden met sjaaltjes die ze boven hun hoofd hielden.
Ongeacht de stand! Scandeerden ze in koor.
Prachtig. Ik ging er eens goed voor zitten en Pa zette een schaaltje TV pastilles op tafel, die kleine 2-kleurige salmiaksnoepjes van vroeger. Hierdoor werd ik ook weer teruggeworpen in de tijd toen ik als kleine jongen deze snoepjes kocht. Nooit geweten dat ze zo heten, vraag mijzelf af of er toen al televisies waren! Maar goed, Groningen begon leuk maar eindigde dramatisch. We keken er met open mond naar en zagen het ongeloof bij iedereen op de tribunes, op een paar randdebielen na dan want die wisten de aandacht weer op zichzelf te vestigen.
Wellicht is een IQ test of een vof-verklaring een manier om idioten te weren uit de stadions?
“En misschien ook al dat geestverruimende spul die men nodig denkt te hebben om te leven als mens. Scheelt het Waterschap een hoop werk om die rommel uit het grondwater te filteren.” Terwijl ik dat tegen mijn vader zei propte ik nog een handje tv-pastilles naar binnen waarna ik even een vleug misselijkheid voelde.
En toen kwam het Hoofdgerecht!
Zowel mijn vader als ik zijn liefhebbers van Ajax, net als onze jongens. Mijn broer en zijn zoon zijn voor Feyenoord waardoor het altijd leuk inwrijven is, wij wat vaker hen dat zij ons maar dat snapt iedereen. De zoon van mijn broer was al via WhatsApp mijn vader aan het jennen maar daar lachten wij om. Maar dat lachen verging ons met het verlopen van de wedstrijd en het werd stiller en stiller in de huiskamer.
Enkele uren later stonden wij weer in Harlingen.
Mijn broer stond er ook want we hadden afgesproken op de parkeerplaats. Ik had namelijk de (speelgoed)garage in mijn auto liggen die mijn vader precies 63 jaar geleden gemaakt had voor hem, zijn eerste zoon. Nadat alle kleinkinderen ermee gespeeld hadden was het nu de beurt aan de achterkleinkinderen.
Broer was uitermate vrolijk maar hield zich in. Ik twijfelde: komen al die verliespartijen bij mijn ouders nou door een complot of voetbalt Feyenoord momenteel gewoon veel beter?
Mijn verstand hield het bij het laatste en ach, ‘ze’ mogen ook wel weer eens een keer winnen!
Je ziet ze steeds vaker. Te dikke mannen in jogging- of trainingsbroeken, met als kers op de taart een hoodie en een baseballpet als toefje op de kop. En dan zijn ze ook nog eens ‘op leeftijd’, zo tussen de 50 en 65 jaar.
Zelf benader ik aardig de werkelijkheid van deze beschrijving.
Want de laatste jaren droeg ik vaker een trainings- of joggingbroek dan een normale broek. En dat was niet omdat ik de hele dag aan het sporten was maar puur vanwege het draaggemak. Nu zijn het wel tijden dat het over het algemeen geaccepteerd wordt om er zo bij te lopen. Dat was in de jaren ’50 wel anders. Toen liep men er driedelig bij, inclusief stropdas. In de jaren ’60 werd het al wat losser en wat ruiger. Of ze stonden in hun blote kont. En in de jaren ’70 kregen we kleur in ons leven, zoals bijvoorbeeld oranje, rood, bruin, groen, gifgroen, geel, blauw, paars en alle kleuren die daar weer enigszins van afgeleid waren. Het vloekte erover maar wat zou het, we werden steeds mode bewuster en liepen er kleurrijker bij dan de gemiddelde regenboog.
Inclusief de wijde pijpen en enorme puntkragen.
Leeftijd is wat mij betreft verbonden aan kleding. Er is kleding die ik niet meer zou dragen omdat ik daar te oud voor ben. Als er in mijn spijkerbroek een scheur zit dan gooi ik hem weg. Een jongere zal de broek blijven dragen omdat het bij hem of haar wel staat. Sterker nog, men betaalt zelfs voor die ‘scheur-broeken’! Je zou dan denken dat ze dan korting krijgen want ja, de broek is kapot maar daar denken de verkopers toch echt anders over.
En toch vond ik het ook wel weer grappig, deze trend.
Want toen ik nog jong en fruitig was ontstond er ook wel eens een scheur in de broek maar daar wist mijn moeder dan toch weer iets van te maken: de scheur werd afgedicht met een knie- of ellebooglap of er werd een soort van embleempje overheen genaaid of gestreken. Daarna kon de broek gewoon weer een tijdje mee, totdat de stiksels los gingen laten. Dan hing zo’n lap er maar een beetje bij en dat was erger dan die scheur.
En om het af te maken, de sokken.
De sokken die wij thuis droegen in onze vroege jeugdjaren waren sokken van Oma. Zij breidde er lustig op los. Als ze klaar waren dan stuurde ze die per post op, inclusief een paar dubbeltjes die strak opgevouwen in een stukje papier verstopt zaten tussen de sokken. De sokken waren vaak twee, soms zelfs driekleurig omdat Oma gewoon de bolletjes wol opmaakte want weggooien deed men toen niet. Eigenlijk waren dit al de voorlopers van de ‘Happy Socks’ die we tegenwoordig wel kennen.
Ook sokken zijn onderhevig aan leeftijd is mijn mening.
Toevallig vond ik afgelopen jaar een stel van die vrolijke sokken in een kerstpakket maar ik gaf ze gauw weg. Op mijn leeftijd draag je geen happy sokken meer, dat laat ik over aan de jongeren. Toen ikzelf nog jong was droegen wij witte sportsokken. En dan het liefst sportsokken waar het sportmerkje op stond. Maar op een gegeven moment raakte dat weer uit de mode en hoorde ik nog wel eens van de dames in mijn omgeving zeggen dat witte sokken toch echt niet meer kunnen. Net zoals die onderbroeken, die zogenaamde ‘ballenknijpers’, tegenwoordig herenslips genoemd. Wij mannen moesten boxershorts gaan dragen, dan hoorde je erbij.
Daar was ik dan wel weer gevoelig voor en sindsdien ben ik een verwoed boxer drager.
Maar in mijn sokkenlade liggen voornamelijk grijze, dikke (wandel) sokken. Met daarop geborduurd de R van rechts en de L van links zodat ik mooi recht vooruit kan blijven lopen. Dit is natuurlijk een grapje. Ik heb daar echt niet om gevraagd maar de verkoper van deze sokken denkt kennelijk dat het waar is omdat de fabrikant dat erbij gefantaseerd heeft.
Pardon, volgens onderzoek bewezen is.
Zo zijn er nog wel meer producten op deze wereld die wij, consumenten, waarvan wij enige lariekoek moeten slikken. Het hoort erbij. Maar happy sokken hoef ik dus niet. Menigeen zou mij nu wel een saaie ouwe lul vinden en dat kan ik wat dit betreft alleen maar bevestigen. Terwijl ik toch heel vrolijk kan worden van gezellige kekke kleding bij anderen. Zoals mijn kapper. Die had een trui met gaten aan maar dat stond hem gewoon, niks mis mee.
Net zoals hij beleefd moest lachen toen ik hem wees op die gaten.
Eenvoud is voor mij gewoon lekker veilig. Zou hou ik van blauw, grijs, zwart, bruin en groen. En dan het liefst de donkere varianten van deze kleuren. Zomers wil ik daar nog wel eens iets wits of roze aan toevoegen maar daar blijft het dan ook wel bij. Maar die trainings- en joggingbroeken begonnen mij dwars te zitten. Ik train niet en loop ook niet hard dus dit soort kleding slaat als een tang op een varken.
Daarom moest er wat gebeuren wil ik nog serieus genomen worden.
En toen stuitte ik op een reclame van makkelijk zittende broeken die eruitzagen als een nette broek maar zitten als een trainings-of joggingbroek. Op een mooie dag kocht ik zo’n broek en ja, er ging een wereld voor mij open en ik liep er ineens weer netjes bij!
Als een Heer van Stand al zeg ik het zelf.
Ik vind dat belangrijk. Vooral omdat ik met rasse schreden de 60-jarige leeftijd aan het benaderen ben. Nu weet ik ook wel dat dit het nieuwe 50 is maar toch is het wel even een dingetje. Vooral lichamelijk. Alles gaat wat stroever, het lijf wordt wat strammer. Zo zaten mijn vrouw en ik zaten laatst wat te mijmeren, over ouder worden…
Mijn vrouw: ”Jan wordt al 70! En wij volgend jaar 60…Ik merk dat al echt, daar hoef je niet hoog of laag voor te springen.”
Mijn antwoord: “Nee, inderdaad. Dat hoog-of laagspringen lukt me inderdaad niet meer!”
Elke keer verbaas ik mij er weer over wat die politici toch steeds in die praatprogramma’s te zoeken hebben. Dan denk ik bij mijzelf: moeten jullie niet gewoon bezig zijn met het land regeren of de regerende macht controleren? Vooral als ik ze hoor zeggen dat ze een kleine partij zijn en dat het daardoor onmogelijk is om al die dossiers door te spitten om je goed voor te bereiden op een debat. Dan denk ik, als eenvoudige ziel, sinds afgelopen week vallend in de grootste sociale groep van Nederland, de werkende middengroep:
“Dan moet je misschien niet steeds meewerken aan programma’s zoals Op1, Khalid & Sophie of Jinek.
Of erger, in de roddelhoek zoals Vandaag Inside, Shownieuws of RTL Boulevard verschijnen. Als je dan zo graag je zegje wil doen doe dat dan in de Tweede Kamer waarvoor je betaald wordt. Of kies, als je dan toch met je neus op de TV wil, voor een serieus programma zoals Nieuwsuur, WNL op Zondag of Buitenhof, waar de inhoud belangrijker is dan het poppetje.
Dan hoef je ook niet mee te praten over de ‘Waan van de Dag’.
Over bijvoorbeeld BN’ers die hun partner molesteren of een weduwe die naar de rechter stapt omdat ze eruitziet als een gecremeerde kroket of een DJ die last heeft van jeuk in haar vooronder. Over dat laatste, ik krijg al jeuk van het feit dat ik toch op de één of andere manier op de hoogte ben van al deze berichtjes. Ik wil daar niets van weten en toch weet ik het, dat ergert mij! Het moet toch niet zo zijn dat dit soort berichten de boventoon gaan voeren in het Nieuws?
Ik kan er maar geen vinger achter krijgen waarom we wel die kant opgaan…
Maar dat komt natuurlijk omdat ze mij in die werkende middengroep gestopt hebben! Als je tot die categorie behoort dan ben je ‘gemiddeld’ opgeleid volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau, zo was afgelopen week te lezen in de opgefriste sociale klassen indeling. Ook scoort deze ‘midden’ groep in veel dingen gemiddeld: zo woont deze groep met gezin in een koopwoning, hebben ze meestal een vast contract en kennen ze relatief weinig mensen op invloedrijke posities die als een soort kruiwagen voor ze kunnen werken.
Nee, wij duwen onze kruiwagen zelf wel.
En dat kunnen we ook want we lopen er niet voor weg. Daarom geven we volgens het SCP het leven een 7,5 als cijfer, ook weer zo’n gemiddeld cijfer naar mijn bescheiden mening terwijl ik als scholier altijd al tevreden was met een zesje.
Maar het is weer verkiezingstijd, vandaar die drukte op de beeldbuis.
Aanstaande woensdag mogen we weer gebruik maken van ons stemrecht. Voor de Provinciale Staten Verkiezingen én de Waterschappen. Ik was er in het verleden nooit zo bewust van in welke provincie ik woonde. Het eerste deel van mijn leven bracht ik door op Terschelling waarvan ze zeggen dat het bij Friesland hoort maar daar hadden de meeste eilanders andere gedachten over. Ik was mij wel heel bewust dat ik op een eiland woonde, dat was bepalend. En Friesland was Nederland of zoals wij dat noemden op het eiland:
‘De Wal.’
Het tweede deel van mijn leven bracht ik door in Zuid-Holland maar ook daar had ik geen provincie-gevoelens. Ik woonde gewoon in Den Haag, mooie stad achter de duinen. En sinds enkele jaren ben ik begonnen aan het derde deel van mijn leven.
In Groningen.
En daar ben ik mij dan wél erg bewust van, dat ik in de provincie Groningen mag wonen. In de loop der jaren is dat bewustzijn gegroeid. Het valt mij namelijk op hoe trots de Groningers zijn op hun provincie. Haast elk huis heeft wel de Groningse vlag hangen en dat had ik in Zuid-Holland nog niet gezien. En men is trots op de taal! Naar mijn idee spreekt iedereen hier Gronings maar zodra ze horen dat je deze taal niet machtig bent, schakelt men direct over naar het Nederlands. Ook dat is weer te prijzen. Inmiddels kan ik het verstaan en moedig de andere dan ook aan om vooral door te blijven praten in het Gronings. Mocht ik iets niet begrijpen dan geef ik dat wel aan:
“Spoel effe terug, dat laatste begreep ik even niet.”
Deze trots op de eigen provincie zal vast ook wel te maken hebben én versterkt worden door hoe men behandeld is de afgelopen jaren. Want dat verdient geen schoonheidsprijs kunnen we wel stellen, onlangs (opnieuw) bevestigd door de parlementaire enquête ‘Groningers boven gas’. Maar ik denk ook dat de Groningers zich steeds meer realiseren dat het hier in de provincie zo gek nog niet is. Neem bijvoorbeeld de files. Die komen wel eens voor en dan met name bij Stad Groningen. Logisch, want daar ligt momenteel de hele infrastructuur op de schop:
’t Mout eerst mal wezen veur dat t schier wordt’.
En dan de ruimte die hier (nog) is. De vergezichten lijken oneindig en geven je het gevoel van enorme vrijheid. En zodra de lente zich meldt kleuren de akkers weer frisgroen en genieten we van wuivende tarwevelden, soms onder een laagje dauw en schilderachtig wanneer het gewas beschenen wordt door de opkomende zon.
De bloeiende koolzaadvelden maken het compleet, het gouden randje!
Maar de Groninger zelf geeft mij ook een goed gevoel. Ze hebben hier nog aandacht voor elkaar, luisteren goed, zijn niet stug maar nuchter. Uiteraard niet allemaal, zo naïef ben ik nu ook weer niet. Wellicht komt dat doordat ik vergelijkingsmateriaal heb weten te vergaren in de loop der jaren, in hoeverre je van iets zoals een dorp, stad, provincie, eiland of land kan gaan houden. Maar ik voel mij thuis in Groningen, net zoals ik dat deed op Terschelling waar overigens ook trots gevlagd wordt met de Terschellinger vlag. Ik zal mijn liefde voor Groningen dan ook in het stemhokje laten blijken.
Alleen zal ik ook wat dat betreft weer gemiddeld stemmen.
Nuchter, als een echte Groninger:
‘Ain Pronkjewail in golden raand is Stad en Ommelaand!’
Het Engelse voedingscentrum liet er begin dit jaar al een proefballonnetje over los, het verbieden van gebak of taart op de werkvloer. Dat werd natuurlijk direct weer opgepikt door alle zure mensen die we tegenwoordig steeds vaker tegenkomen, de beroepszeikers zeg maar.
Vooral te vinden op de ‘Socials’.
Social media betekent ‘in verband staan met de samenleving’ maar steeds vaker vraag ik mij af of dat nog wel klopt. Ik zie juist dat mensen zich steeds meer afscheiden van die samenleving door hun gedrag op de Socials. Terwijl de bedoeling van de ‘Socials’ verbinding zou moeten zijn zorgt een aantal mensen steeds vaker voor ontbinding. Soms zelfs ‘in verre staat van ontbinding’! En dat is jammer want wij mensen hebben elkaar nodig, in goede en ik kwade tijden.
Maar goed, ik ben voorstander van het Taartverbod.
Zelf was ik lang geleden al gestopt met uitdelen op het werk. De reden om te stoppen met uitdelen was de reactie van de collega’s. Ik was jarig en had echte cake gehaald bij de echte, warme bakker. Dus geen fabrieksrommel waar je het zuur van krijgt maar kwaliteit met de Grote K. Ik had mooie, niet te dunne plakken gesneden en deze dakpansgewijs op een schaal gelegd, op een paar uitgevouwen servetten. Vervolgens had ik de schaal in de kantine op de tafel gezet zodat iedereen bij binnenkomst een plak cake kon pakken. Ik weet niet of het lag aan de functie van de heren die als eerste binnenkwamen, dat waren namelijk de koks, maar de opmerking die volgde was duidelijk:
“Cake? Wie is er overleden?”
Dat was één reden maar ik heb er nog meer. Een andere reden is omdat het allemaal té lekker is! Wat mij betreft mogen ze het allemaal verbieden, niet alleen op de werkvloer maar ook in de privésfeer. Alles! Gebakjes, taartjes, koekjes, chocolaatjes. Plus de zure matten, Winegums, banaantjes en Tumtummetjes. Daarbij heb ik een vrouw die graag zelf van alles bakt of ze haalt het in huis en dat is de kat op het spek binden in mijn ogen. Want zodra het dan op het aanrecht staat of in een van de vele opbergdoosjes zit, val ik aan. Dan pak ik mijn momenten. Soms in tijgersluipgang zodat zij het niet hoort als ze even naar boven is of soms heel brutaal, voor haar neus. Dan pak in niet één chocolaatje maar twee en dat snapt ze dan niet: “Je kan toch gewoon één chocolaatje pakken?”
“Op een been kan je niet lopen!” is dan steevast mijn antwoord.
Daarbij ben ik sinds de Roald Dahl zijn boeken gecensureerd worden door de wokie’s niet meer dik maar enorm. Persoonlijk ben ik liever dik dan enorm. Want als ik dan ergens binnenkom is er geen ruimte voor anderen en ik gun juist iedereen de ruimte. En als je enorm bent dan is één chocolaatje natuurlijk een lachertje, daar moet ik dan weer enorm om lachen. Daarnaast doe ik het ook op medische gronden. Het gaat puur om het op peil houden van dat ene stofje in mijn hoofd, dopamine.
Ik ga dan voor dat ene geluksmomentje.
Dat stofje, dopamine, is namelijk een handig onderdeeltje in ons hoofd. Het zorgt ervoor dat alle zenuwcellen goed met elkaar kunnen communiceren. Om precies te zijn geeft het boodschappen door voor beweging, aandacht, stemming, motivatie én genot. Net als mijn slimme horloge dat aangeeft wanneer ik weer eens in beweging moet komen.
En het stimuleert je empathisch vermogen lees ik.
Dat verklaart een hoop. Mensen die geen empathisch vermogen in hun donder hebben genieten dus niet echt van het leven. Die lopen de hele dag te mopperen op alles en iedereen en vergeten daardoor te leven. Of ze gaan dan boeken lezen om te controleren of de woorden die de schrijver of schrijfster geschreven heeft, ontsproten uit zijn of haar brein, niet schadelijk zijn voor anderen of aanstoot geven tot. Nou, als ik soms de reacties zie op het sociale media platform dan zie ik daar pas écht serieuze kansen voor deze ‘sensitivity readers’. Want normaal reageren lukt haast niet meer lijkt het wel, daar lusten de honden geen brood van! Plus de bedreigingen die er geuit worden, uiteraard verscholen achter een nep- naam of nep- account.
Sneu.
In vroegere jaren had ik geen last van zoete trek. Toen rookte ik nog en waren alle adertjes naar het dopamine hoekje in mijn hoofd zó verstopt dat ik niet in de verleiding kwam. Mijn dopamine werd indertijd volledig beziggehouden door de verslavende stofjes in mijn shag waardoor er geen plaats was voor de suikerverslaving. Ik kon toen ook nog met mijn kinderen, zonder te kwijlen, kijken naar ‘De Taarten van Abel’, het tv-programma waarin kinderen, aangestuurd door Bakker Abel, de prachtigste taartcreaties maken voor iemand die ze liefhebben of iemand waarmee ze iets goed willen maken.
En ondertussen voeren ze een openhartig gesprek met Bakker Abel over van alles en nog wat.
Die taarten zijn te gruwelijk zo lekker voor zoetekauwen zoals ik. Het zoete spat van het scherm af. Als ik dan kijk dan loopt het water mij uit de mond en heb ik een kwijldoekje nodig om mijn kleding te beschermen.
En om soms om mijn ogen te drogen als het gesprek weer te veel emoties opwekt.
Ik ben wel voor een verbod op suiker in producten die daar eigenlijk niet in horen. Zoals bijvoorbeeld in de bekende potjes met groenten zoals boontjes. Of in alle ontbijtproducten of pakjes drinken voor de kinderen die suggereren gezond te zijn maar vol zitten met suiker.
Het zou verboden moeten worden.
En tevens zouden alle Patissiers ontslagen moeten worden uit hun functie, inclusief alle banketbakkers en presentatoren van Heel Holland Bakt zoals Janny en Robért. Oh ja, en we schaffen Sinterklaas, Halloween, de Paashaas en Sint-Maarten ook af! De rest van ons leven teren we dan wel op water en brood, die we zo nu en dan beleggen met vegetarische kaas of genderneutrale pindakaas.
Als wij eten worden wij bekeken door een hert. Een edelhert om precies te zijn. Deze ingelijste afbeelding hebben wij daags voor de kerstdagen aangeschaft omdat er nog niks aan de muur hing bij de eettafel.
Het gaat om een mannelijke versie.
Zo een met een enorme, stoere en robuuste kop, met een soort van melancholieke, donkergele ogen die je aanstaren boven een zwarte neus en een beetje scheefstaande snuit, rechtopstaande oren en daarboven een enorm gewei. Vrouwlief had dit stilleven aangeschaft omdat ze het zo mooi vond. Niet het mannelijke, stoere en robuuste wat je zou verwachten maar de combinatie met de kleuren die erin verwerkt zijn. Want het is niet zomaar een edelhert zoals wij die in het wild wel eens tegenkomen tijdens een fietstochtje. Of die we wel eens horen brullen als hun hormonen op hol zijn geslagen.
Nee, dit is een heel bijzonder exemplaar!
Dit hert heeft allerlei bloemen in zijn gewei hangen en er vliegt een kolibrie tussen die zich lijkt te willen laven aan de nectar van een anjer of de pioenrozen. En tussen al deze pracht en praal vliegen ook nog enkele vlinders. Dit speelt zich allemaal af aan onze muur bij de eettafel, wanneer wij aan de dis zitten. Bijvoorbeeld als we rodekool, gestoofde peertjes, kastanje puree en wildragout eten.
Mijn vrouw zei van de week wel klaar te zijn met dat hert maar voorlopig blijft hij hangen.
Op zich is het niet raar om iets aan de muur te hangen. Wij mensen hangen al eeuwenlang van alles aan de muren. Ooit begonnen we met grottekeningen en later werden dat schilderijen. Soms werden er ook huiden of tapijten aan de muren gehangen maar dat was meer voor de isolatie, niet voor het kijkplezier.
Toen kwamen de schilderijen bij gebrek aan rots muren.
Een lerares kunstgeschiedenis heeft mij ooit eens geleerd dat schilderijen ons veel kunnen vertellen. Vooral de ouwe meuk zeg maar. Dan zag je bijvoorbeeld op een schilderij een vrouw aan tafel zitten en op de achtergrond hing een schilderij aan de muur waarop een schip in zware storm afgebeeld stond. Daarmee zou verteld kunnen zijn dat er sprake geweest was van een buitenechtelijke relatie. Een soort Linda de Mol versus Jeroen Rietbergen om het maar even naar het heden te trekken. En ja, er was nog geen televisie en zo had je toch nog iets om naar te staren of over te roddelen.
Of je keek naar buiten, naar de edelherten die nog vrij om het huis liepen.
In mijn jeugd hing ik ook van alles aan de muren van mijn slaapkamer. Als jochie waren dat mijn tekeningen van de Smit Internationale sleepboten of foto’s van straaljagers. Toen ik weer wat ouder werd kwamen de posters van popgroepen zoals bijvoorbeeld Mud, Golden Earring, INXS, Queen, The Sweet, David Bowie, Cheap Trick, ACDC, The Police, Toto, Deep Purple en Kate Bush op de muren. En de trots van mijn hele teken carrière, een tekening op posterformaat van Freddy Mercury. Ik was namelijk niet zo’n hele goeie tekenaar maar dankzij Meester Neef’s tekenlessen op de MAVO kreeg ik het toch voor elkaar!
Tekenen met behulp van rasters was de techniek erachter.
Maar er hing nog meer bij mij aan de muren in de slaapkamer, namelijk posters van televisie series zoals M.A.S.H en Doctor Who die toen erg populair waren. M.A.S.H ging over een mobiel veldhospitaal in de Korea-oorlog, begin jaren ’50 en was, ondanks de keiharde realiteit van de oorlog, erg komisch. Het nummer ‘Suicide is Painless’ is legendarisch en tot enkele jaren terug nog te vinden in de Top 2000. Doctor Who was sciencefiction en dat sprak mij en vele generatiegenoten tot de verbeelding. Hij was een tijdreiziger en maakte gebruik van de TARDIS, een tijdmachine. In de serie die wij toen keken had de doctor (the Fourth Doctor, Tom Baker om precies te zijn) een lange, kleurrijke sjaal om en de ware fan had ook zo’n sjaal. Ik en vele (6e Klas) klasgenoten waren fan.
De kleuren van mij sjaal waren: oranje/zwart.
Als twintiger maakte ik in militaire dienst kennis met het fenomeen ‘pornolat’. Zo werd de strip genoemd op het beperkt stukje muur van mijn kamer in de kazerne. Ik deelde de kamer met nog drie andere dienstplichtigen en elk had zijn eigen stukje muur, bed en kledingkast. Mijn kamergenoten, alle drie uit het Oosten des lands, rookten zware shag en spoelden dat weg met veel bier uit eigen contreien, onder begeleiding van metal-muziek. Zij maakten alle drie flink gebruik van de pornolat dus inspiratie genoeg. Waarschijnlijk was het iets te veel van het goede en had ik maar twee posters hangen, Kim Wild en een poster van een biermerk.
Dat bier wat ze nog steeds verkopen in Rusland.
Mijn kinderen mochten hun geschilderde meesterwerken op canvas ook ophangen. Niet alleen in hun slaapkamers maar ook in de woonkamer. Ik had toen een kunstlat, wellicht ooit geïnspireerd door de pornolat, langs de gehele woonkamermuur gemonteerd zodat de mannen daar hun creaties aan konden bevestigen. Niet dat het fantastisch mooie kunstwerken waren maar neem maar eens een modern kunstwerk onder de loep waar volwassenen heel veel geld voor neerleggen. Hoe vaak hoor je dan niet:
“Dat kan mijn zoontje van vier ook!”
Wij hebben dus een edelhert aan de muur hangen, bij de eettafel. In de woonkamer hebben we een nog bredere muur maar die is nog helemaal maagdelijk van prachtig werk van de stukadoor. Persoonlijk geniet ik enorm van zo’n strakke muur maar ik begrijp wel dat daar ook wat aan opgehangen mag worden. Samen zijn we daar al een flinke tijd over aan het nadenken maar zijn er nog niet over uit. Soms zien we iets op televisie of in een blad voorbijkomen maar komen er niet uit. Dat mag ook best, we hebben geen haast en de muren hebben geduld.
En eigenlijk hebben wij dat zelf ook wel. Over één ding zijn wij het eens:
Briefjes. Bij ons thuis ligt standaard een schrijfblokje op het aanrecht waarop wij een en ander opschrijven. Bijvoorbeeld de nodige boodschappen: pindakaas, bakboter (vloei), roomboter gezouten/ongezouten, shampoo Arjen, hardbroodjes. Of we schrijven er bijzonderheden op die niet urgent zijn maar wel snel vergeten kunnen worden: kaart Tante Julia, broek innemen, batterij pa horloge, belasting invullen. Of we schrijven er huishoudelijke taken op als we elkaar even niet zien door de verschillende werktijden:
‘Wil je de was uit wasmachine in de droger doen? Werkse XXX’
En dan is er nog de takenlijst die hoofdzakelijk voor mij opgesteld is: garage opruimen, spullen naar de stort, spullen naar de kringloop en dat vreselijk irritante keukenlampje nou eens maken! Wanneer je dan eens misgrijpt en alsnog naar de winkel moet of als je wat vergeten bent dan heb je dat puur aan jezelf te danken is mijn mening. ‘Wie schrijft die blijft’ is mijn motto. Oh ja, en vooral niet vergeten af te strepen! Anders zit je ineens met allerlei dubbele producten. Dat is leuk als het om aanbiedingen gaat maar voor je het weet zien ze je als een dependance van de Plus, Jumbo of AH.
Tot zover de briefjes.
Want we doen het ook digitaal. Zoals de digitale agenda die ons, hopelijk, tijdig waarschuwt voor afspraken bij de tandarts, de huisarts, de pedicure of de schoonheidsspecialiste. Altijd handig als je net even op de bank wil gaan liggen en je krijgt een pop-up melding dat de tandarts je verwacht.
Want door al die communicatie gaat vergeten steeds beter!
Ik ben geboren in het analoge tijdperk en dan is voorgaande een logisch gevolg, die combinatie met dingen op papier of digitaal opschrijven. Dat kladblokje met die pen gaat net even wat sneller dan de juiste app op je telefoon openen. En helemaal blind vertrouwen op de techniek kan ook niet.
Wát als de stroom uitvalt bijvoorbeeld.
Dan staat het leven voor velen ineens stil en zit vooral de digitale generatie met de handen in het haar: “OMG! WTF moeten we nu?” om het maar even in het hedendaags Nederlands te duiden. De ouderen hebben daar natuurlijk ook last van maar kunnen zich nog wel redden door dingen tevoorschijn te halen zoals bijvoorbeeld een boek, de krant, een spel kaarten, de fotoalbums op zolder. Of ze duiken lekker het bed in met hun partner.
Al die communicatiemiddelen zijn wel handig.
Maar om nou te zeggen dat we beter met elkaar zijn gaan communiceren? Nee, absoluut niet! Ik ben juist bang dat we eigenlijk steeds meer van elkaar afdrijven. Neem het bellen met elkaar. Ik las van de week dat bellen aan het uitsterven is, met name bij de jongeren. Ze communiceren steeds meer via de andere kanalen welke ze tot hun beschikking hebben. Ik moet hier eerlijk bekennen dat ik ook haast niet meer bel, eigenlijk alleen nog maar met mijn vrouw wanneer zij mij belt om te vragen wat er nu precies op het boodschappenbriefje staat, tussen de pindakaas en roomboter.
Want mijn handschrift is er door al dat digitale gedoe écht op achteruit gegaan!
En ik bel zo nu en dan met de familie wanneer dat zo uitkomt of even nodig is. Vroeger belde ik wel veel, vooral nadat ik op mijzelf was gaan wonen. Op maandagavond was het vaste prik om met mijn moeder te bellen. Dan vertelde ik over al mijn belevenissen van die week die ik allemaal mee mocht maken in de grotemensenwereld. Of ik belde met vrienden op afstand en dan lulden we gauw een uur vol. Maar tegenwoordig communiceer ik het meest via WhatsApp. Ik denk ook omdat je daarmee de andere de gelegenheid geeft te antwoorden wanneer het hem of haar uitkomt. Dat is best wel een voordeel. Een nadeel is dat vooral de jeugd, bijvoorbeeld mijn eigen kinderen, soms daags erna pas reageren.
Als ze al reageren.
“Ja pa, we zitten niet de hele tijd op onze telefoon.” Nou, daar geloof ik dus geen bal van maar ik laat het maar, het hoort er kennelijk bij. Gelukkig mag ik regelmatig ook nog goede gesprekken voeren zonder digitale tussenkomst. Bijvoorbeeld rechtstreeks met de persoon die voor mij staat. Bij dat laatste is het wel belangrijk dat beide partijen goed naar elkaar luisteren. Want soms kan een gesprek eenrichtingsverkeer zijn. Dan vertel je, nadat de vraag gesteld is hoe het met je gaat, dat je de laatste tijd erg last van je rug hebt. Vervolgens krijg je alle kwalen van de andere over je heen en besef je dat je er voor de zoveelste keer weer ingetrapt bent.
Dat de ander er met jouw verhaal vandoor gegaan is.
Maar we hebben zo ontzettend veel communicatiemiddelen alleen gebruiken we het niet goed, waardoor er onvrede ontstaat. Waarom bijvoorbeeld wel een nieuw gemeentehuis in onze gemeente bouwen maar een sportcomplex waar velen gebruik van maken, sluiten. Gebruik ze om dingen uit te leggen, zo breed mogelijk en beperk je niet tot enkel je eigen website.
Duidelijkheid schept begrip en draagkracht.
Een taalbarrière hoeft een goede communicatie ook niet meer in de weg te staan want Apps als bijvoorbeeld Google Translate of SayHi helpen daarbij. Dit soort hulpmiddelen dragen bij aan meer begrip voor elkaar, waar je ook maar vandaan komt, waar je ook maar in gelooft, wat je problemen zijn of wat je tradities maar mogen zijn. Mensen zoals jij en ik.
Grenzen en politieke standpunten vervagen door de digitale revolutie.
Dat werd maar weer bevestigd nadat Turkije en Syrië onvoorstelbaar hard getroffen werden door enorm natuurgeweld. Nu werden alle communicatiemiddelen ingezet om de wereld te laten zien hoe onder erbarmelijke omstandigheden hulp aan de getroffenen geboden werd. Een gebied drie keer zo groot als Nederland (!) ligt volledig in puin en men blijft de doden maar tellen. En toch wagen redders van allerlei nationaliteiten hun leven om dat ene kind, man of vrouw te redden. Via de televisie, de telefoon of de tablet zijn we getuige van iets wat we nog wel eens willen vergeten:
Medemenselijkheid.
Voor mij een bevestiging dat de meeste mensen toch echt deugen!
Sinds kort hebben mijn vrouw en ik weer ontdekt dat ‘samen op de bank zitten´ best lekker is. Het toeval wil dat wij daarachter kwamen in de week voor Valentijnsdag en daardoor voel ik mij enigszins verplicht om het deze keer over de liefde te hebben.
Een soort John & Yoko act, Couch-up for peace.
Jaren terug was dat voor ons normaal hoor, zo dicht mogelijk bij elkaar zitten. Maar zoals het vaak gaat slijt naast de bank ook de hartstocht dan een beetje. Wellicht is dit ook een vorm van ‘landen’ in een relatie, dat je op een gegeven moment weet hoe de ander in elkaar zit. Want dat brengt een soort van rust. Ik hou heel veel van die rust. De dame daarentegen vindt dat té rustig. Zij probeert mij dat op een subtiele manier te vertellen. Dan wijst zij mij op andere mannen die hun partner verrassen met een bloemetje of spontaan etentje buiten de deur. Of, zoals laatst, op een neef van mij die zijn vrouw een nieuwe ring had gegeven. Zijn vrouw mocht de ring zelf maken en nu kan die neef niet meer stuk bij mijn vrouw. “Kijk!” zei ze en liet een foto zien waarop de hele blije dame van die neef te zien was, bezig een hele mooie ring te maken. “Zó leuk dat hij dat geregeld heeft voor zijn vrouw!”
Ik knikte en dacht: “En bedankt neef!”
Naast dichtbij elkaar op de bank zitten liggen we ook graag in bed dicht tegen elkaar aan. Nu was dat jaren terug niet zo moeilijk want het betrof een eenpersoonsbed en als je verliefd bent is dat geen straf. Nee, dan wil je haast bij elkaar naar binnen kruipen! Dat kan natuurlijk niet maar er blijven genoeg standjes over.
Over standjes gesproken.
Dat is ook weer iets wat de liefde kan beïnvloeden. Want met het ouder worden lijkt het wel alsof de spieren wat strammer worden en daardoor de standjes wat ingewikkelder. Dat heb ik gehoord van een vriend. Die was onder de indruk van sommige mannen in films of in series die de dame zó optillen en dan direct doorschakelen naar standje racen. Alsof het niets is. Alsof het hun dagelijks werk is. Ik troostte hem met de woorden dat alles wat wij op schermen zien, beïnvloed kan worden. Met andere woorden, dat zo’n gozer zogenaamd de dame optilt maar ondertussen ondersteuning krijgt van iemand van de Crew. Zoals in de film The Green Mile.
Acteur Michael Clarke Duncin was niet reusachtig groot maar stond gewoon op een kistje!
Maar De Liefde is hot. Zo las ik dat een vestiging van de Ikea een speeddate organiseerde op de beddenafdeling! Liefde levert ook kijkcijfers op. Zet de TV maar aan en verwonder je over de niet aflatende vrijwillige (mag ik hopen) singles die zich opgeven voor programma’s zoals First Dates, Lang Leve de Liefde of Married (and Fight) of the Thirst Sight. Liefde levert ook geld op want op het internet circuleren tientallen datingsites zoals Parship, Lexa en NovaMora om er maar een paar uit te pikken.
Voor alle smaken is er wel iets.
Zelfs voor hoger opgeleiden! Of als je wat minder snugger bent is er ook een politieke partij die een eigen dating App heeft. Dat scheelt een hoop discussies in de toekomst want dan ben je het gewoon altijd met elkaar eens. Mits het past in de gedachtegang van de Almachtige Leider of een van zijn secondanten natuurlijk.
Hoe verzinnen ze het!
En als het nog niet verzonnen is dan verzinnen ze het wel weer. Niet stapelgek maar knotsgek is hier dan het juiste woord. Afijn, ons bed is niet meer eenpersoons maar een volwassen, groot bed. Een heel groot bed! Ik wil niet overdrijven maar soms raken we elkaar zelfs kwijt in bed. Of we worden wakker en weten dan niet meer of de andere er nog wel of niet in ligt. Soms merken we niet eens dat de ander wat later in bed kruipt!
En het is een hoog bed.
Nee, het staat niet op (bier)kratjes zoals ze dat vroeger deden ter gemak van de Kraamtijd. Het is gewoon een hoog bed, hoog vanwege de evolutie van de mensheid omdat we steeds groter worden. Er inklimmen gaat nog wel maar eruit is een iets grotere uitdaging voor mij. Dat heeft te maken met de evolutie van mijzelf en met een bourgondisch leven.
Maar het is een hemels bed!
Daar zijn wij het beiden over eens. Er zijn wel eens van die dagen dat we om acht uur ‘s avonds al met een schuin oog naar de klok kijken: Mogen we al naar bed!
Maar dat ik haar niet meer zo verras is puur gemakzucht ben ik bang.
Dat komt ook omdat zij mij steeds voor is als het op verrassen aankomt. Als ik het al eens bedenk dan heeft zij het al uitgevoerd. Daarom is de liefde bij ons in rustig vaarwater terechtgekomen en ben ik de hoofdschuldige. Want we kabbelen nu voort waar ik overigens prima mee leven kan hoor maar een beetje golfslag zou het wel wat spannender maken.
En ik snap wel dat het haar wat steekt zo nu en dan, daar is ze vrouw voor.
Die dromen van prinsen met rozen tussen de hagelwitte tanden zoals in de Bouquet reeksen. En oh ja, op witte paarden natuurlijk. Toch doe ik mijn best. Zo verwen ik haar met kleine gelukjes in het leven. Bijvoorbeeld door een eitje te koken, haar boterhammetjes te smeren of een lekkere salade te maken voor op het werk. En ik kook met heel veel liefde de sterren van de hemel zó de pannen in en vervolgens op het bord.
In het weekend begeleidt met een glas rode wijn.
Maar we doen niet aan Valentijnsdag, hebben daar niets mee.
We hebben wel wat met humor! Humor hoort erbij. Daar staan we mee op en gaan we mee naar bed. Dat kan ook want ja, zoals ik al zei.
Opeens ging ze naast mij zitten op de bank waardoor ik even compleet van de wijs was. Het voelde niet ongemakkelijk, maar ik wist ook even niet wat ik met deze nieuwe situatie aan moest. Wat wil ze van me? Even wist ik mij geen raad, dat gevoel. Dit was ineens heel dichtbij, naast mij op mijn vaste stek in huis, mijn veilige haven, mijn toevluchtsoord in voor- en tegenspoed.
Mijn plekkie als we een avondje voor de buis zitten.
Oh, dat moet ik natuurlijk even uitleggen aan de huidige ‘kijkbuiskinderen’, het begrip ‘voor de buis zitten’. Zo noemden wij vroeger televisiekijken. In die televisies zat een zogenaamde kathodestraalbuis die beelden kon weergeven. Sindsdien noemde men dat in de wandelgangen ‘voor de buis zitten’. Oh, dat moet ik ook even uitleggen. Met wandelgangen bedoelen we de ruimtes tussen de werkplekken waar nogal eens even bijgepraat wordt. Bijvoorbeeld bij de koffiemachine, de printerhoek of rookplek. Vaak zijn die praatjes meer gebaseerd op ‘horen zeggen’ waardoor je het ook weer roddelpraat kan noemen. Roddelpraat betekent geklets, kwaadsprekerij of achterklap.
In moderne Nederlands ‘Juice’.
Maar de bank is dus mijn plekkie in huis en ook geheel voor mij zo ingericht. Zo ligt er een kussentje voor in mijn rug. De leuning gebruik ik om mijn koffie of drankje op te zetten. Links naast mij liggen twee afstandsbedieningen en een ruggenkrabber want ja, ik ben de man in huis en zo voorkom ik dat ik ineens naar een woonprogramma, Ik Vertrek of Heel Holland Bakt moet kijken.
Want daar krijg ik jeuk van.
Mijn vrouw krijgt weer jeuk van programma’s die ik graag kijk. Namelijk First Dates of Lang leve de liefde. Daarom overleggen we waar we naar willen kijken en komen dan uiteindelijk tot een compromis, eigenlijk net zoiets hoe het gaat in de Tweede Kamer. Wanneer we de avond alleen moeten doorbrengen mogen we gewoon iets voor onszelf kijken en dat doen we dan ook. Zij vanuit haar fauteuil en ik vanaf de bank.
Maar nu kwam ze ineens pal naast mij zitten!
Dat was voor mij een hele gewaarwording en moest ik mijzelf even flink opschudden in de nu ontstane situatie. Ik ging snel rechtop zitten en pijnigde mijn hersens over het vervolg. Ze vleide zich met haar hoofd tegen mijn linkerschouder aan waardoor mijn arm klem kwam te zitten en ik nóg meer in verwarring raakte. Ineens ging er een belletje rinkelen! Ik besloot nu mijn arm omhoog te doen waardoor zij in de vrijgekomen knuffel-oksel plaats kon nemen.
Spinnend nestelde zij zich tegen mij aan.
Een beetje onhandig hing mijn arm nog in het luchtledige. Dat was best vermoeiend en toen bedacht ik mij om de arm dan maar om haar heen te slaan. Ietsjes onhandig, het voelde als een arm om een meisje haar schouder te slaan toen ik nog puberde, liet ik mijn arm zakken over haar andere schouder.
Met succes!
Ze kroop nu nog meer tegen mij aan en samen keken we naar wat de televisie ons bracht. We vielen met onze neus in de boter. Het ging over het recht om te demonstreren en wat wel of niet mocht. We zagen allemaal hele vriendelijke mensen van de club Extinction Rebellion. Dit zijn, kort samengevat, voorvechters van het klimaat en ze maken zich daar heel druk over. En misschien is ‘voorvechters’ niet helemaal het juiste woord want ze prefereren vreedzaam te zijn. Ik hoorde hen aan en kon het alleen maar met hun eens zijn, het klimaat is een enorm probleem en er moet wat gebeuren.
Om bijvoorbeeld een watersnood zoals 70 jaar geleden te voorkomen.
Zelf ben ik al een beetje begonnen met duurzaam zijn zoals dat zo mooi heet. Bijvoorbeeld door zo min mogelijk de auto te pakken en als ik hem gebruik hou ik mij zoveel mogelijk aan de maximumsnelheid. Verder probeer ik zoveel mogelijk te lopen of te fietsen, verstandig voedsel in te slaan zodat er niets weggegooid hoeft te worden, lokaal te kopen zodat ze vanuit China minder containers hoeven te sturen, minimale porties vlees te eten, geen hond te nemen met verlichte halsband hebben maar er eentje te leasen (zonder verlichte halsband!), het herfstblad op te ruimen met een bezem en stoffer en blik, één keer per jaar op vakantie te gaan in eigen land en tot slot tevreden zijn met het leven zoals het gaat.
Daar is niets opstandigs aan, allemaal heel vriendelijk toch?
Het geeft mij wel het idee dat ik bewust bezig ben en blijf toch genieten van het leven. Sommigen vinden dat niet genoeg. Voor hen gaat het allemaal te langzaam en proberen ze dingen te forceren, want onder druk wordt alles vloeibaar. Ook dat snap ik, soms moet je even met je vuist op tafel slaan om iets te bewerkstelligen. Even doorpakken want er lopen nogal wat hardleerse lui rond in dit landje waar verwend gedrag zich steeds meer openbaart.
‘Ikke ikke ikke en de rest kan stikke!’, hét credo van de gemiddelde Nederlander tegenwoordig.
Het heikele punt in deze was dat ze een belangrijke weg wilden afsluiten en daar zaten ze in Den Haag niet op te wachten. De gemeente niet en ik vermoed de bevolking ook niet. Het werkt nogal ontwrichtend en in mijn ogen kost dat sympathie voor het doel waardoor er weer van alle kanten op elkaar gescholden gaat worden.
Of het nou trekkers, blokkeerfriezen of Extinction Rebellion aanhangers zijn.
Maar goed, ik zat lekker op de bank, mijn vrouw lekker knus tegen mij aan en ver van de A12 en de Utrechtsebaan. Vervolgens werd er een filmpje gestart en kregen we een we een gênant staaltje extremisme te zien. De aanwezige mensen kregen les in hoe te demonstreren, hoe ze zich aan elkaar moest vastketenen en op het wegdek moesten gaan zitten. En oh ja, ze leerden ook hoe je je slap moet houden want dan hebben agenten meer moeite om je overeind te tillen.
Moeder Aarde zucht en kraakt door het misbruik van haar maar ook omdat ze ziet dat de mens steeds gekker wordt.
Volgens mij was het rond mijn 6e dat ik op voetbal ging, bij Quick’35. Daarvoor deed ik niet aan sport, speelde enkel veel buiten. De stap om op voetballen te gaan was een kleine want in die tijd werd er nog veel gevoetbald op straat.
Het verkeer was in die beginjaren ’70 te verwaarlozen.
Eenmaal bij de club speelde je competitie maar die was rijk van eenvoud: óf je speelde tegen TVV óf je speelde tegen AVV. Meer smaken waren er niet op Terschelling. Rond mijn 18e begonnen we een competitie met ploegen ‘van de Wal’ en was je een hele dag kwijt om een voetbalwedstrijdje te spelen.
Maar dat maakte niet uit.
De liefde voor het spelletje maakte veel goed. En je was de hele dag samen met je vrienden, zat tijd om lol te maken of het over de meiden te hebben. Om de week ging je kijken bij het Eerste, op zondagmiddag want dan speelden ze thuis. De 3e helft speelde zich meestal af in kroeg de OKA-18 waar wij jongeren graag kwamen. Naar de ‘echte’ wedstrijden in de nationale competitie gingen we eigenlijk niet. Die wedstrijden keken we op zondagavond, mits we al niet op de bank in slaap gevallen waren van alle biertjes die we die middag genuttigd hadden.
Bij ons thuis was mijn vader voor Ajax, mijn moeke voor Oranje en mijn broer en ik voor Feyenoord.
Ik was wel eens in een stadion geweest hoor, dat was in het Cambuur-stadion. Ik was toen 16 jaar en zat in de kost in Leeuwarden. Samen met lotgenoot Richard die verderop in een kostgezin woonde gingen we naar een doordeweekse wedstrijd. Mijn actieve herinnering aan deze wedstrijd was dat ze tegen FC Groningen speelden en dat Groningen toen promoveerde naar de Eredivisie maar exact weet ik dat niet meer.
Feit blijft dat FC Groningen dat jaar, 1980, wel promoveerde.
Rond mijn 20ste jaar verhuisde ik van het eiland naar Den Haag en heb ik nog even bij het Voorburgse DEVJO (nu Forum Sport) gevoetbald. Na een herniaoperatie bleef het daarbij. Wel gingen we met een groepje liefhebbers naar de wedstrijden Ajax-Feyenoord of naar Feyenoord-Ajax. De kaarten kochten we bij de sigarenboer en het 8-koppige gezelschap bestond uit fans van beide clubs. Ik was inmiddels fan van Ajax geworden maar wist goed voetbal van tegenstanders ook te waarderen.
Verstand komt met de jaren!
Dat waren leuke uitjes. We zaten met zijn allen in een gemengd vak: vrouwen, mannen, jongens, meisjes en je was óf voor Ajax óf voor Feyenoord. We rookten een sigaretje, dronken onze biertjes gewoon op, juichten als er gescoord werd of vloekte als het niet zo goed ging. Ook dit evenement onttrok wel wat tijd van je vrije zondag maar dat deerde niet. Dat had je er simpelweg voor over. De strijd op het veld, de onderlinge ‘strijd’ in het vak en de lol die je met elkaar had maakte een hoop goed.
Weer een poos later kreeg ik kinderen, drie jongens.
En alle drie gingen ze op voetbal. Ze begonnen rond hun 7e jaar als F’jes. Ik probeerde zowel bij de trainingen als bij de wedstrijdjes te zijn en schopte het later in mijn enthousiasme ook nog tot coach van de E4, waar mijn oudste zoon in speelde. Als vader van drie voetballende zoons stond ik dan ook soms hele zaterdagen op de velden, bij de club zelf (RKAVV Leidschendam) en op de vele voetbalvelden in en rondom Den Haag. Maar ik vond dat niet erg want zowel de jongens als ik genoten enorm van het spelletje.
En ik leerde een belangrijke les.
Ik leerde dat al die mensen die mijn kinderen een paar uurtjes plezier bezorgden, goud waard waren. De trainers, de kantine medewerkers, de krijtlijnentrekkers en de grens- en scheidsrechters, allemaal vrijwilligers die hun vrije tijd opofferden voor andermans plezier. En dat beseffende realiseerde ik mij ook dat het beter was om mijn mond te houden wanneer ik het niet eens was met een beslissing van de scheidsrechter. Of wanneer een spelertje iets te hard inkwam om de bal te veroveren.
Zwijgen aan de zijlijn was ook goud!
Want het escaleerde wel eens en dat is nog zachtjes uitgedrukt. Al jaren zien we hoe volwassenen vanaf de zijlijn tekeergaan op al het zogenaamde onrecht in het veld. En het maakt niet eens uit in welke klasse er gespeeld wordt of om welke leeftijdsgroep het gaat. Het verstand lijkt grotendeels thuisgelaten te worden, een vrijbrief om los te gaan? Vooral kinderen schamen zich de ogen uit de koppies bij het horen van de meest vreselijke verwensingen en zelfs bedreigingen. Waarom? Omdat hun zogenaamd onrecht aangedaan is.
Laat mij niet lachen!
Er is zeker onrecht op de wereld maar niet op de sportvelden! Of in stadions. De wedstrijd Feyenoord – Ajax van vorige week zondag bevestigde maar weer eens de agressie die we steeds vaker zien. Maar niet alleen bij deze Eredivisieclubs hoor, het oerdomme gedrag weet zich steeds meer in álle stadions te ontwikkelen, vaak onder invloed van bepaalde, ‘geestverruimende’ middelen. Niet van het bier.
Nee, dat gooien we tegenwoordig op het veld…
Dat groepje mannen waarmee ik nog wel eens naar de hierboven genoemde klassiekers ging, zijn figuurlijk uit de Vakken gejaagd door al dat idiote gedrag. De lol was eraf en ja, dan kun je je tijd wel beter gebruiken dan urenlang onderweg te zijn voor een voetbalwedstrijdje. Met een net voor je snuit want men was bang voor wat er naar de hoofden van de voetballers geworpen zou worden.
Ik zag een hele dappere Steven Berghuis zich uiten over de week vóór de wedstrijd.
Op een hele rustige, beschaafde manier benoemde hij wat het allemaal met hem en zijn familie deed. Een jongen die ooit ging voetballen omdat het zo’n leuk spelletje is. Helaas sloegen de extremisten onder ons weer door, op de tribunes, op het internet en in de media. Maar uiteindelijk lost het probleem zichzelf op: Supporters mogen niet meer naar een uitwedstrijd, clubs kunnen de idioot hoge salarissen niet meer betalen en lopen leeg vanwege de agressie en vrijwilligers laten zich niet meer uitschelden en blijven weg.
Nu de eerste drie weken van januari weer achter ons liggen en ik al een paar keer heel vroeg in de morgen gewekt werd door vogelgezang, mogen we wel zeggen dat de kop er wel af is.
Van het nieuwe jaar.
Voor ons betekende het een weerzien met de kinderen in Den Haag want dat was alweer een tijdje geleden, zelfs iets meer dan een tijdje geleden. Hoog tijd dus voor een weerzien met mijn jongens en onze kleindochter! ‘Opa en Oma Muis gaan op bezoek bij Roméline’ zou de titel van dat boekje kunnen heten. Toen zij ons door het zijraam van het huis gespot had gaf ze ons direct haar liefste glimlach en stoof vervolgens naar de voordeur, onderwijl haar vader roepend:
“Opa en Oma zijn er!” gilde ze zo hard dat wij het buiten hoorden.
Gelukkig, uit het oog misschien door de afstand maar niet uit het hart! Toen ze ons in de ogen kon kijken trok ze aan haar jurkje: “Kijk, kijk!” Oma had het natuurlijk direct in de gaten, Opa dacht dat het een soort K3 dansje was. Fout, ze had een nieuwe jurk aan en dat moest getoond worden. Ze is ruim 2,5 jaar en doet wat de dames in mijn omgeving nog steeds doen, het tonen van nieuwe kleding.
Of de ‘nieuwe’ coup qua haardracht.
Och, daar ben ik zó ontzettend slecht in, ik heb er geen oog voor dat de dames naar de kapper geweest zijn. Ik zie niet wanneer er een centimeter af is, de lok nu zò hangt in plaats van zó of dat de kleur van het haar net even wat lichter is dan de vorige keer. Bij de mannen zie ik het meestal wel. Dan is de boel opgeschoren, zijn de oren weer vrij en hangen de wenkbrauwen niet meer over de ogen. Dat laatste heeft mijn vader heel erg, die wildgroei. Ik heb daar ooit iets van gezegd en toen zei hij daar niets aan te laten doen.
“Dat is mijn image!” zei hij dan, met pretoogjes.
Maar goed, ik kon de jongens weer eens in de ogen kijken. Zonder lijntje of schermpje ertussen. Dat was weer fijn. De oudste liet gaf trots ons een rondleiding door het nieuwe huis waar hij met vriendin en dochter begin dit jaar ingetrokken zijn. Dit was al de vierde verhuizing in een paar jaar en nu hopen ze dan echt hun plek gevonden te hebben. De middelste kwam met zijn (eerste) motor, een Yamaha MT-07. Ook trots en terecht, het is een machtig mooie machine. De jongste liet mij zijn zorgen weten over het gebruik van de telefoon. Dat was opmerkelijk want hij is van de generatie Z, de generatie die volledig digitaal opgroeit. Hij sprak voor zichzelf en gaf aan te veel tijd te spenderen aan het kijken van filmpjes op Instagram, het slokte hem soms op. Nu had hij zich afgemeld en dat beviel hem best. “Want,” zei hij, “ik krijg nu veel meer mijn eigen gedachten terug, ik ervaar weer hoe het is om zelf na te denken in plaats van uren en uren naar filmpjes te kijken.
Ik was het helemaal met hem eens:
“Klopt. Het is net als fastfood. Het is vlot te krijgen, even lekker maar je raakt maar niet verzadigd.” Nu ben ikzelf geen heilige boon hoor, ik maak mijn uurtjes ook wel voor het scherm. En ik kan daar enorm van genieten want zo’n ding heeft zo ontzettend veel mogelijkheden. Dat genieten komt natuurlijk omdat ik nog het tijdperk ervoor bewust heb meegemaakt. Het tijdperk dat we nog boeken bij de Bieb moesten halen om te lezen, het tijdperk dat je wel mocht telefoneren met je vrienden maar niet te lang, het tijdperk dat je op je fiets zonder accu maar mét dynamo moest stappen om naar je matties te gaan, het tijdperk dat je nog alles wat de Meester of Juf op het bord schreef, eigenhandig met een pen in je schrift moest kalken, het tijdperk dat je ouders je nog op je flikker gaven als je wat uitgespookt had, het tijdperk dat je naar een bioscoop moest om een film te bekijken en het tijdperk dat je minimaal een week wachten moest op de nog onontwikkelde foto’s die je gemaakt had van het schoolreisje naar Bunnik…
DARUM.GENIET.IK.ZO.VAN.DAT.DING!
Maar je mist ook veel. Ook al heb je mensen om je heen, je communiceert niet meer met elkaar. We verleren het praten met elkaar en daar maak ik mij wel eens zorgen over. In plaats van even bellen met elkaar, whatsappen we nu. Daar betrap ik mijzelf ook steeds meer op. Aan de andere kant kijk ik nu minder televisie want mijn telefoon geeft genoeg afleiding. En die televisie is ook een scherm en staat bij sommigen de hele dag aan.
Zoals bij mijn schoonvader het geval is.
Die zit de hele dag tussen vier muren naar de televisie te turen. Vanuit zijn sta-op stoel of vanuit zijn bed. Regelmatig nodigen we hem uit om hem op te halen voor een ritje naar Termunten om een visje te eten of voor een blokje om het verpleeghuis te wandelen. “Want dan zie je ook eens wat anders dan voetbal, schaatsen en alles wat er omheen te zien is. Dan zie je wat van de wereld.”
Ik snap hem wel hoor.
Hij loopt al rond vanaf 1941 en heeft natuurlijk al genoeg van de wereld gezien als dragline machinist. En genoeg meegemaakt. Nu geniet hij van zijn pensioen en van de zorg om hem heen. En van zijn telefoon want als hij wil weten hoe koud het buiten is checkt hij gewoon even zijn telefoon.
Daarvoor hoef je ook niet meer voor naar buiten!
Zijn antwoord als ik hem weer wijs op de buitenwereld ligt al voor op de lippen: “Nee hoor, dat hoeft niet. Ik vermaak mij prima hier, ze verzorgen mij uitstekend en ik mis niks hoor.” En wijst naar de TV met rond de 150 kanalen:
“En ik heb immers de hele wereld aan mijn voeten liggen!”
Ooit las ik het boek ‘Ik heb altijd gelijk’ van Willem Frederik Hermans. Dat was na het boek ‘De Donkere Kamer van Damokles welke ik moest lezen voor een Nederlands examen. Voor mij lieten beide boeken een tijdsbeeld zien waar de vrolijkheid ver te zoeken was. De soberheid droop van de pagina’s af en dat was best taai om te lezen. Logisch, want toentertijd men was alleen maar bezig met werken én werken om het land weer op te bouwen.
Na de oorlog.
Vertier was er nauwelijks. In die jaren overheerste het tikken van de klok de huiskamers en zo nu en dan klonken de geluiden van een hoorspel door de kamers. Een saaie bedoening als je met de ogen van nu ernaar kijkt. Toch spraken deze boeken mij aan, boeken die mij deden verplaatsen naar vervlogen jaren.
Naar de eenvoud van toen.
Soms stel ik mijzelf de vraag of ik terug wil naar die eenvoud. Want in het heden hebben we alles wat ons leven makkelijker en misschien wel boeiender gemaakt heeft. En ja, een stuk spannender dan het tikken van de Zaanse Klok zoals ik vroeger zelf ervaren heb in huis. Maar soms hoor of zie ik mensen zuchten, snappen ze net als ik niet ‘waar het heen gaat met de wereld.’ We krijgen, naast onze eigen dagelijkse zorgen, ook nog eens de wereldse zorgen erbij.
Daarom snap ik het wel dat we terugverlangen naar eenvoudiger tijden.
‘Ik heb altijd gelijk.’ Die titel kwam bij mij weer boven na het zien van de nieuwe Sire campagne, het reclamebureau wat ons aan het denken probeert te zetten. Campagnes zoals bijvoorbeeld: ‘Aardige mensen, hoe gaan we daar mee om’, ‘Tolerantie. Daar knapt heel Nederland van op’, Handen af van onze hulpverleners’ of ‘#doeslief’. Opvallend is dat het de laatste jaren alleen maar gaat over hoe we met elkaar om zouden moeten gaan.
Een teken aan de wand.
De politiek, onze volksvertegenwoordigers, laten nou ook niet echt het goede voorbeeld zien. Menigeen hoor je klagen over ‘dat stelletje in Den Haag’. Naast dat ze tijdens debatten onderuitgezakt op hun telefoontjes zitten, schelden ze elkaar verrot of vertellen onwaarheden. Allemaal met als doel elkaar zo hard als mogelijk te raken én, nóg belangrijker, zieltjes te winnen onder het volk. Want hoe meer zieltjes achter deze personen aan gaan lopen hoe meer pluche- zekerheid ze houden en daarmee financiële zekerheid.
Eigenbelang boven algemeen belang.
Nu weet ik ook wel dat het er in andere parlementen over de grenzen nog heter aan toegaat. Beelden uit Turkije, Taiwan, Uganda of Brazilië hebben dat al eens bewezen. Dat heeft ook te maken met het temperament in die culturen en daarmee vergeleken zijn wij Nederlanders nog redelijk braaf te noemen. Alhoewel, woorden kunnen veel leed veroorzaken. Daarom durf ik onze zogenaamde beschaving wel in twijfel te brengen. Wel is het frappant dat na een stevig debat alle politici elkaar weer de handen schudden en toelachen.
Zo van: kunstje geflikt, deurtje kan weer dicht.
Alleen laten ze dat te weinig zien in de media, een gemiste kans is mijn mening. Of is dat dan die zogenaamde beschaving? Op zich zit daar wat in. Je moet en mag alles zeggen in dit land zoals we dat zo graag willen. Maar misschien moet toch de nuance weer wat terugkomen daar in Den Haag. Ik verwacht geen straattaal waarmee men elkaar probeert te schofferen, zogenaamd om ook de ‘gewone man’ te kunnen bereiken. Nou, ik ben een ‘gewone man’ maar als men zo tekeergaat bereikt men mij juist niet. Dan keer ik ze de rug toe want zo wil ik niet zijn. De een gebruikt dan het spreekwoord ‘Zachte heelmeesters maken stinkende wonden’, om het grove geweld te verdedigen. Maar verbaal geweld leidt vaak naar fysiek geweld. Daarom geef ik de voorkeur aan de nuance, ‘Het is de toon die de muziek maakt’.
‘Wie goed doet, goed ontmoet.’
Want je schiet er niets mee op met dat geschreeuw. Je voedt alleen maar een minderheid in ons land, de minderheid die de meeste aandacht krijgt met hun grote bekken of extreem geweld. Daarom moet politiek Den Haag het juiste voorbeeld geven, meer moeten samenwerken en wat minder bezig zijn met zieltjes winnen. De zuilen die wij in het verleden kenden hebben we omvergeworpen om juist meer samen te werken en niet te verzanden in ons eigen gelijk.
Want met ‘ik heb altijd gelijk’ heb je juist ongelijk!
Sire heeft nu een filmpje gemaakt tegen polarisatie. Polarisatie betekent het versterken van tegenstellingen tussen elkaar en daar schiet je, willens en wetens, niets mee op. Daarmee krijg je niks meer voor elkaar, het is het zand in de motor en loop je averij op. En dan is het moeilijk koers houden.
Ook voor politici want die zijn net zoveel mens als jij en ik.
De boodschap waarschuwt voor polarisatie dichter bij huis, binnen je eigen wijk, familie- en vriendenkring. Niet onverstandig want daar begint ook alles. Thuis is de basis van elk mens, daar word je klaargemaakt voor de maatschappij. Discussies die niet te winnen zijn omdat beide partijen geen strobreed toe willen geven zie je steeds vaker, ook in thuissituaties.
‘Ik heb gelijk!’
Als je dat steeds blijft roepen hoor je de ander niet meer met alle gevolgen van dien, zoals bijvoorbeeld gebroken familierelaties. De laatste zin van de Sire boodschap sprak mij daarom erg aan:
‘Voordat je het weet, verlies je elkaar.’
Ik ben niet de enige die roept dat politiek Den Haag het goede voorbeeld moet geven maar ook hier moet je toch echt eerst naar jezelf kijken. Zoals een Gronings gedicht:
‘Kiek noar die zulf!’
Kijk naar jezelf! Dat is stap één. Kijk altijd eerst eens naar jezelf voordat je oordeelt over een ander. Want vaak is de onredelijkheid ver te zoeken. Stel het doel bij: ‘Ik heb misschíen wel gelijk maar die andere mening begrijp ik ook wel weer.’ En begin met vertrouwen in plaats van wantrouwen in de persoon op basis van andere meningen.
Voor ons ligt een spiksplinter nieuw jaar en zijn de onlangs gevierde feestdagen weer verleden tijd. De kerstbomen liggen weer op zolder of zijn verwerkt door de hakselaar van de gemeente, de kerstdorpen en kerststallen zitten weer in de dozen en de laatste oliebollen worden opgevoerd aan de vogels, mits ze daar trek in hebben want de winter blijft maar ver weg.
Heel even dacht ik zelfs het voorjaar te ruiken.
Maar dat is onzin natuurlijk. We moeten eerst nog de meest saaie maanden van het jaar door zien te komen, januari en februari. Althans, zo denk ik daarover. In maart begint het bij mij al wat te kriebelen en april neemt dat ietsjes af omdat winterse buien de pret van het voorjaar dan weer wat kunnen drukken.
Maar dan komt mei!
Zover is het nog lang niet, alhoewel voor mijn gevoel de tijd vliegt. Ver vooruitkijken is misschien daar debet aan. Daarom ga ik eerst nog even terug naar de kerstdagen. Wij hadden het voorrecht deze dagen op Terschelling door te mogen brengen, bij mijn vader. Nu mijn moeder in een verpleeghuis verblijft zou hij voor het eerst in 64 jaar de kerstdagen alleen doorbrengen dus het kwam ook wel goed uit.
Het werden mooie dagen.
Even was ik weer thuis. Even zag ik weer (soms vergeten) gezichten van vroeger die ik al jaren niet meer gezien had. Even viel alles op zijn plek. Het weerzien met mijn moeder in het verpleeghuis was eenzijdig maar ik had mij ook geen illusies gemaakt. Ze accepteerde onze aanwezigheid en luisterde hoe wij met mijn vader aan het praten waren die op een stoel naast haar zat. Aandoenlijk waren hun beider handen die elkaar nog steeds vinden konden, boven op de deken die over haar benen lag.
Mooi.
Op kerstavond mochten we getuige zijn van een kerkdienst in de Westerkerk te West-Terschelling. Mijn vader moest daar zingen met het mannenkoor welke hij een warm hart toedraagt. Tijdens de verzorging van mijn moeder en door corona stond het koor op een laag pitje maar inmiddels kan hij de schade weer inhalen. De dienstdoende dominee was ook een gezicht uit het verleden, namelijk Paul Saraber. Hij was namelijk in de jaren ’70 ook de dominee in de serie ‘Sil de Strandjutter’ en mocht nu als gastdominee de dienst leiden.
Het werd een mooie avond.
Eerste kerstdag gingen we langs bij goede vrienden en die avond namen we mijn vader mee uit eten. Tweede kerstdag werd een wat actievere dag. We hadden ons opgegeven voor een zogenaamde kerstwandeling met eerdergenoemde vrienden, een tocht van een kilometer of 8. Het werd een prachtige wandeling met fijne gesprekken en zelfs de regen hield even stil zodat we extra konden genieten van bos en duin. En van de warme chocolademelk met rum.
Plus een oliebol van Bakker Frans!
Na het wandelen brachten we weer een bezoek aan mijn moeder en wederom zat ze er tevreden bij zover ze dat zelf nog weet. Die avond konden we aanschuiven bij het kerstdiner bij mijn zus en haar dochter. Ook dit werd weer een supergezellige avond.
En lekker!
‘Derde kerstdag’ was de dag dat van weer afscheid nemen. De laatste jaren had ik daar steeds meer moeite mee maar nu ik gezien heb dat mijn moeder redelijk geland is en mijn vader zich prima redt, was het afscheid te dragen. Toen we die middag afscheid namen van mijn moeder was er zelfs even herkenning naar ons, haar jongste kind en zijn vrouw. Ook de andere aanwezigen in de woonkamer van de afdeling brachten weer veel herinneringen terug en dat deed mij erg goed. Daarna gingen we nog even twee etages hoger want daar woonde ook iemand die ik kende uit het verleden. Hij was ooit hoofd personeelszaken bij een Haagse werkgever waar ik werkte. Dat werd een fijn en warm weerzien en we spraken af om in het nieuwe jaar nog eens bij elkaar te komen.
Op een dag dat we niet op tijd staan.
Op de boot en in de auto memoreerden we samen nog de vele, mooie en onroerende momenten die we meegemaakt hebben tijdens die vier dagen. Het leek wel kerst! Alleen al het rustig bijpraten met mijn vader was al fijn, vooral omdat ik weet dat we dit nu nog kunnen doen.
Dat is, helaas, niet iedereen gegund.
Oud & Nieuw verliep ook gezellig. Mijn vrouw bakte de oliebollen en appelbeignets weer bruin en ik at ze op. Ik niet alleen hoor, die middag kwamen een aantal gezellige mensen daar speciaal voor langs en dronken we lekkere warme, passende drankjes zoals Glühwein en een of andere alcoholvrij spul waar mij de naam van ontschoten is.
Onder de overkapping.
Want het regende warm water maar daar hadden we geen last van. Met een fantastische oudejaarsconference sloot Claudia de Breij het jaar met ons af en zongen we zachtjes met haar mee:
’t Het nog nooit, nog nooit zo donker west’
Dat klopt. De crisissen stapelen zich op en dat is al een paar jaar aan de gang. Ook 2022 was een jaar dat niet bol staat van vrolijke hoogtepunten. De Oorlog, het kinderachtige gedrag in de Tweede Kamer, het niet afnemende populisme en de daardoor toenemende polarisatie.
‘of t wer altied wel weer licht…’
Maar dan moet je daar wel oog voor hebben. Gelukkig zijn mijn ogen nog prima.
Zo fietste ik van de week de rotonde op vanaf de Nassaustraat om daarna de Venne op te koersen. Vanaf links stak een jochie van een jaar of 12 over. Op zijn hoverboard. Met een pizzadoos in de handen.
Ik moest remmen en stopte. Hij stopte ook.
“Dat is niet handig van je.” zei ik mopperend en geïrriteerd. “Ik kom van rechts.”
“Ja, maar ik wist niet dat u af zou slaan.” zei het jochie rustig.
“Och!” zei ik, “wat stom! Ik had inderdaad mijn hand niet uitgestoken! Wat dom van mij! Sorry hoor..”
“Geeft niet,” zei het jochie, “fijne avond meneer.”
Lachend fietste ik weer verder en zong: ‘of t wer altied wel weer licht…’
Zoals elk jaar had ik vanmorgen weer een afspraak met mijn oude, door het leven wijs geworden, vriend Herman Bernardus Antonius. Altijd op deze dag, geen dag eerder of later. Ook deze keer hadden we weer buiten afgesproken om het jaar wat achter ons ligt, door te nemen. Eigenlijk begint het al een behoorlijke traditie te worden en ik geniet er elke keer weer enorm van. Vooral omdat ik weet dat zowel mijn Opa als mijn vader dat in het verleden ook altijd deden. Zij roemden elk jaar het bestaan van deze hele bijzondere man.
De man die net zoveel neuzen heeft als het jaar nog dagen!
We hadden vanmorgen vroeg afgesproken. Deze keer niet op de Pieter Smitbrug maar bij de dit jaar gerestaureerde Kloosterbrug. Onder de paraplu checkte ik nog even mijn rugtas, of de koffie, de borrel en de broodjes bal de wandeling ernaartoe overleefd hadden want zoals elk jaar verzorg ik de inwendige mens van mijn vriend. Dat scheelt hem een hoop gedoe want hij is zwervende en moet vandaag nog het hele land door. Ineens een harde brul:
“Hutssssss!”
Ik keek over het Winschoterdiep in de richting waar de brul vandaag kwam. Het was niet te missen, daar kwam hij aanlopen, onmiskenbaar mijn vriend! Nu was dat ook niet zo moeilijk want zijn rijzige gestalte torende altijd al boven alles uit en de hoed, lange lederen jas, dikke baard en de handgesneden wandelstok in de hand waren kenmerkend voor deze reizende tijdsgeest. De begroeting was hartelijk en gemeend: twee flinke klappen op mijn schouder en daarna de omhelzing.
Zo oud en nog steeds zo krachtig.
“Zó!” zei hij, “daar zijn we weer! En ik snak naar koffie om de binnenkant wat te warmen want het is maar een natte boel vandaag.” Lachend schonk ik de koffie in en een scheutje van de jutterbitter, uit de fles die ik met kerst van mijn vader gekregen had. “Dit zou moeten helpen.” en gaf hem de mok. Na een paar slokken en goedkeurende geluiden over de inhoud van het gebodene begon hij te praten. “Ik zag onderweg weer veel mensen die gezellig met elkaar aan het praten waren en ook in de winkelstraten zag ik weer veel volk. Is de pandemie nu eindelijk achter de rug?”
Het gesprek was begonnen!
“Ja, daar lijkt het gelukkig wel op. Ik hou nog een slag om de arm maar ben voorzichtig positief. Het werd tijd ook want hele families raakten erdoor ontwricht omdat de neuzen niet allemaal dezelfde kant opstonden. Er zijn nog wel wat oprispingen geweest maar die stierven een stille dood. En er waren nog een paar ‘Engelbewaarders’ die bij gebrek aan corona nu het protest van de boeren kaapten om de, kennelijk, nodige aandacht te krijgen. En dat snap ik ook wel weer want de mens is van oorsprong een sociaal wezen en wil graag aandacht. En als je dat niet krijgt dan zoek je lotgenoten, mensen die jou begrijpen.”
“Ja, zei de man, “en dan zijn er weer figuren die daar handig op inspelen, er misbruik van maken.”
“Het is te hopen dat we deze zwarte bladzijden achter ons kunnen laten want het heeft een hoop ellende veroorzaakt. Nu nog lopen er mensen rond met de gevolgen van het virus, zitten thuis omdat ze niks meer kunnen of zijn zelfs hun baan kwijtgeraakt! Dat klerevirus heeft fysiek én mentaal flink huisgehouden helaas.”
De man schudde zijn hoofd en samen waren we even stil.
“Maar er is nóg meer ellende. Die oorlog in Oekraïne, man, man, wat een verschrikkingen gebeuren daar toch allemaal. Ik kan daar slecht mee omgaan en begrijp totaal niet waarom men überhaupt nog oorlogen begint! We weten immers al jaar en dag wat voor ellende het allemaal teweegbrengt en nooit winnaars.” Mijn vriend knikte. “Ja jongen, dat snap ik ook niet. Ik loop al wat jaartjes mee en ken de verhalen, ben al heel wat getuigen tegengekomen. En wanneer die verhalen verteld werden zag ik enkel maar droefenis in de ogen.”
“Heb je nog zo’n lekker bakkie voor me?”
“Ha, ja. Natuurlijk.” En ik schonk hem hetzelfde recept in. “Straks heb ik nog een broodje bal voor u want dit jaar hadden we geen kerstbrood omdat we bij mijn vader de kerstdagen doorgebracht hebben.” Hij schoot ik de lach. “Gelukkig maar, van die kerstbroden krijg ik altijd het zuur. Maar hoe is het met je ouders? Verzorgt je vader nog steeds je wat dwalende moeder?”
“Tot juni van dit jaar nog wel, maar ze werd wat onstabieler in de benen en toen moest mijn vader toch professionele hulp inschakelen. Ze werd opgenomen in het verpleeghuis waardoor ze na 64 jaren samen gescheiden werden van tafel en bed. Een verdrietig besluit maar het kon gewoon niet meer. Daarna volgde een gewenningsperiode en die was behoorlijk pittig. Voor mijn vader, maar ook voor ons. Inmiddels is ze redelijk geland zoals ze dat zo mooi zeggen en is het verpleeghuis min of meer haar thuis geworden, is er acceptatie.”
“Dat is mooi!” zei de man.
“Wij waren daar met de kerstdagen en toen wij weer bij haar langs gingen om dag te zeggen, alvorens we weer met de boot naar huis gingen, was er even herkenning. Wist ze weer even dat ik haar zoon was. En toen vroeg ze of ze mee mocht rijden met ons want ze wilde ook weer terug naar Terschelling!”
“Maar ja, daar was ze al!”
We keken elkaar even glimlachend aan. “Ja jongen,” zei de man, “onze geest is ondoorgrondelijk. Het brengt ons overal heen waar we willen en niemand krijgt er een vinger achter. Maar mooi dat ze geland is. En je vader? Kan hij er een beetje mee omgaan?”
“Jazeker!”
“Wij verwonderen ons er allemaal over hoe hij zich redt. En hij komt weer onder de mensen, dat is ook fijn. Zelfs het zingen bij het mannenkoor heeft hij weer opgepakt! Mijn schoonvader daarentegen nam ook een belangrijk besluit en is vrijwillig in een verpleeghuis gaan wonen, bij volle verstand. Een verstandige stap want hij is daar helemaal op zijn plek. Ik noem hem tegenwoordig ‘Koninklijke Hoogheid’ want hij wordt daar echt in de watten gelegd. En hij mag zijn sigaartje roken en zijn hondje, Lobke, mag er ook wonen. Wij, de kinderen, laten Lobke dan uit want dat kan hij zelf niet meer maar het geeft ook niet, het is goed zo.”
“Och, een sigaartje, lekker. Ik ben helaas in 2017 gestopt maar anders…” zei mijn vriend.
“Ha, ha, ja, dat begrijp ik volkomen. Ik ben trouwens ook gestopt in 2017 maar droom nog regelmatig dat ik een rokertje opsteek. Echt verslavend. Ik ben blij eraf te zijn maar kreeg er eetlust voor terug en dat creëert weer andere problemen.”
Dit was een goed moment om het broodje bal uit mijn tas te halen en op te eten.
“Het was weer een jaar van uitersten.” begon ik na de laatste hap weggeslikt te hebben. “Zo zag ik een nieuw fenomeen de kop op steken, de gender-revealparty. Tijdens dat feestje maken zwangere ouders bekend of het een jongetje of meisje wordt. Het wachten is op ‘the making of genderparty’, lijkt mij een spannend feestje!”
“Dan zijn we daar ook weer van op de hoogte!”
Mijn vriend knikte: “Ja, het geduld van mensen mag tegenwoordig niet te lang op de proef gesteld worden lijkt het wel. En kinderen worden steeds vroeger volwassen. Dat is jammer want volwassen moet je toch het grootste gedeelte van je leven al zijn. En het is jammer omdat de onschuld van een kind juist zo’n mooie start van het leven is.”
Opnieuw lieten we de woorden even indalen.
“Het was trouwens ook het jaar dat ik uit de kast kwam!” riep ik lachend. “Dat ik apneu heb en slaap als een soort afstammeling van Darth Vader! Maar mijn bedoeling was om het puur bespreekbaar te maken omdat er genoeg mannen en vrouwen zijn die daar last van hebben. Je moet je daarvoor niet schamen, nee, je moet het zien als een oplossing voor slaapproblemen. De moderne tijd moet transparant zijn en het voordeel daarvan is dat het veel problemen bloot legt, dat is een positief gegeven. Net zoals we niet moeten blijven rondlopen met problemen. Zoals de psychische. Zoek hulp, praten helpt echt en oh ja, huil gewoon lekker mee als er wat te huilen valt, dat lucht echt op!”
“En zo is het!” zei mijn vriend en gaf mij een vriendschappelijke klap op mijn schouder.
“Vogels tellen!” voegde de man eraan toe. “Vogels tellen of ernaar kijken. Dat is ook een prima remedie tegen stress. Of laten we de wijsheid van de te vroeg gestorven 16 -jarige Kiki Tol (Over mijn Lijk) er ook nog even bijhalen:
‘En als het leven je laat struikelen, maak er dan een salto van!’
Ik was het helemaal eens met mijn vriend. “Gelukkig was er weer genoeg afleiding in het afgelopen jaar, kon allerlei vermaak voor de mens weer doorgaan.” zei ik, om het gesprek wat lucht te geven. “Zo hadden we hier in Oldambt eindelijk weer de Avondvierdaagse, de grootste van het Noorden! En onlangs werd er weer geld opgehaald voor de Voedselbank, middels het zogenaamde Tafelhuis. Ruim 40.000 euro haalden ze binnen! Oh ja, eind augustus mochten we weer genieten van het straatfestival ‘Waterbei’. En de Run, de ultraloop van 100 km kon ook weer gelopen worden!”
“En? Meegedaan?” vroeg de man lachend.
“Ja! Weliswaar niet als hardloper maar als wandelaar. Ze hadden er ook nog enkele wandeltochten aan gekoppeld waardoor wij ook een geweldig leuke dag hadden. In totaal 26 km gelopen en allebei een medaille.” Mijn gesprekspartner begon hard in zijn handen te klappen waardoor een stel eenden van schrik wegvlogen uit het Diep. “En grote vriend,” vervolgde ik, “wij zijn zelf een paar dagen wezen fietsen in Limburg! Dikke bergen daar maar we hebben ze overwonnen, de accu zelfs een paar keer leeg getrapt maar het was de moeite waard.”
Mijn vriend deed even zijn hoed af om het regenwater eraf te gooien en zei hij, met een vette knipoog:
“Zó dan, helemaal aan de andere kant van het land! Dat was voor jou zeker een cultuurshock?”
“Ja, dat kun je wel zeggen. Ik ben er ooit als jonge gozer wel eens geweest, met twee maten, maar daarna eigenlijk nooit meer. Maar nu ik steeds meer geloof dat wij met zijn allen meer moeten omdenken heb ik het er toch maar op gewaagd, heb ik mijn vooroordelen opzij gezet. En weet je, het werden super leuke dagen, echt genoten! Alleen die bergen, man, ik voelde mij net een klimgeit!”
“Juist vriend, ómdenken!”
Terwijl hij dat zei pakte hij mij stevig bij de armen en keek mij recht in de ogen. “Dat verkondig ik al jaren. Gooi je vooroordelen de deur uit en dan zul je zien dat de wereld er een stuk mooier van zal wordt. Want dat scheelt een hoop ellende. En kijk bij elke situatie eerst even in je spiegel voordat je oordeelt. Denk eens door, probeer je eens voor te stellen hoe het is voor die ander als je hem of haar bespot, uitlacht of erger, bedreigt.”
Een fietsende voorbijganger keek even op naar dit tafereel maar ik knikte hem vriendelijk toe.
“Goed volk hoor!” We moesten er allebei even om lachen. “Helaas hebben we ook afscheid moeten nemen van mensen die ons wat vreugde gegeven hebben in het leven.” vervolgde ik. “Zoals van Olivia Newton John. En Henny Vrienten! Vreselijk. Wacht, ik google even..” Ik pakte mijn telefoon en tikte in:
Overleden in 2022.
“Nou, daar komen ze: Jan Rot, Piet Paulusma, Meat Loaf, Hugo Camps, Vader Abraham, neuroot Kristie uit ‘Cheers’, Wordt niet meer Vervolg Han Peekel, Terry van the Specials, Koos Dobbelsteen oftewel John Leddy en van de week nog Pelé de voetballer en Margriet Eshuijs…”
We staarden even stil voor ons uit, een zilverreiger zweefde voorbij.
“Dat waren bijzondere mensen, jongen.” begon de man het gesprek weer. “Mensen die ons leven kleur gegeven hebben. Net als de mensen om ons heen dat doen, familie, vrienden en collega’s.” “Klopt!” zei ik, “Zo geniet ik van onze kinderen, hoe ze allemaal een plek op de arbeidsmarkt gevonden hebben. En dan is er nog onze prinses, onze kleindochter waar wij half oktober een weekend van mochten genieten. Zij kleurt ons alle kleuren van de regenboog!”
“Mooi zo!” zei mijn vriend, “Dan stap ik maar weer eens op want ik moet nog een paar uurtjes vandaag. Dankjewel weer voor de versnaperingen en ja, wat mij betreft zie ik je volgend jaar weer. Misschien is het een idee om dan eens op Terschelling af te spreken, dan zie ik je ouders ook weer eens!”
“Ha, dat is een goed idee! Ik leg het neer bij de planning van mijn werk, dat ze daar effe rekening mee houden. Maar u ook weer bedankt, blijf gezond en wens iedereen die u vandaag nog tegenkomt alle goeds voor het Nieuwe Jaar!”
Hij liep al richting de Oude Rijksweg en stak zijn arm op als zijnde de boodschap begrepen te hebben. Mijn ogen prikten even terwijl ik mijn vriend steeds meer uit zicht zag lopen, beseffende dat er weer een jaar achter ons ligt. En er schoot ineens een mooie gedachte door mijn hoofd:
Her leven duurt tekort om alle dagen boos te zijn en het is te mooi om lelijk te maken!
Een hele fijne Jaarwisseling en alle goeds voor 2023!
‘Vrede op Aarde, Vrede op Aarde, in de mensen een welbehagen’ zongen wij vroeger tijdens de nachtmis en op zondagsschool. Ik was toen tussen de zes en 12 jaar jong schat ik zo in. Nu tik ik bijna de 59 jaar aan en kan nog niet de conclusie trekken dat die vrede op aarde gekomen is.
Wat dat betreft is de mens een hele trage leerling.
Voorlopig zitten we nog wel even aan dat liedje vast. Misschien moeten we wat harder zingen zodat meneertje Poetin er ook eens van doordrongen raakt dat vrede meer oplevert dan oorlog. Dat hij dan niet met een knagend geweten bij de kerstboom zit, op zijn schouders het verdriet van al die moeders die hun zonen en dochters niet meer zullen terugzien.
‘Meneer de President, slaap zacht!’
Over het algemeen heb ik goede herinneringen aan al die kerstdagen die achter mij liggen. Vooral die in mijn jeugdjaren. Later werd ik wat minder enthousiast maar dat had te maken met ‘het gedoe’ eromheen. En dan met name het claimen, wie op welke kerstdag aanwezig moet zijn. Daar werd het kerstfeest over het algemeen niet vrediger van. Integendeel, er zijn heel wat conflicten in families juist daardoor ontstaan.
Daar verdween het welbehagen als sneeuw voor de zon.
Over sneeuw gesproken, dat valt ook allemaal onder ‘het gedoe.’ Want elk jaar weer naait de media ons op met de vraag of we wel of niet een witte kerst krijgen. Volgens mij zijn dat van die standaard scenario’s die ze in de kast hebben liggen, dat ligt in de lade ‘Winter scenario’, onder de lade ‘Herfst scenario’.
Ik accepteer ‘het gedoe’ lijdzaam.
Soms vraag ik mij af waarom ik niet zo enthousiast ben over de kerstdagen. Misschien komt het wel doordat wij vroeger geen kerstboom in huis hadden. De club waar wij bij zaten deden niet aan kerstbomen. Het moest sober en niet afleiden van waar het werkelijk omging, de geboorte van Jezus.
Maar er was wel een kerststal!
Die vond ik als kleine muis wel interessant en ik zat dan ook vaak met de gipsen bewoners van de stal te spelen. Mijn vader heeft jaren later nog een Terschellinger versie van de Kerststal gemaakt, voor mijn broer. Kennelijk was mijn broer nog meer onder de indruk van de kerststal bij ons thuis en wilde hij zo een stukje jeugdbeleving meegeven aan zijn eigen gezin.
Op zich een mooie kerstgedachte.
Ik kon gelukkig wel aan mijn kerstbomengerief komen. Bij mijn vriendjes, die hadden er wel een in de huiskamer staan. Bij eentje stond zelfs een kerstboom waar echte kaarsjes inzaten! Dus ja, eigenlijk ontbrak het mij aan niets en was er genoeg kerstsfeer om mij heen te vinden. Toen ik wat ouder werd en een carrière begon als kok moest ik altijd werken met de kerstdagen. Dat heb ik als heel gezellig ervaren. Met kerst werken gaf net even een andere sfeer. De bazin liep er mooi bij in haar kerstkleding en zelfs mijn baas had een mooi pak aan. Zodra hij even bijsprong in de keuken deed hij wel een wit schort aan. Maar ook de sfeer tussen de collega’s was net even anders dan anders waardoor je toch leuke dagen had.
Toen ik kinderen kreeg had ik geen kerststal.
Dat werd toch een kerstboom. Toch maakte ik er een traditie van om samen met hen een kerstboom uit te zoeken. Dan moesten ze eerst hun handschoenen en laarzen aandoen waarna we op pad gingen. Nadat de boom uitgekozen was tilden ze gedrieën de boom in de auto. Vanwege het ontstane tekort aan zitruimte in de auto kropen de twee jongsten er half onder, de oudste mocht voorin. Of, wanneer de kerstbomen om de hoek te koop waren, sleepten ze de boom mee naar huis.
Stoere kerels!
Mijn vrouw is een echte liefhebber van de feestdagen. Nadat de Sint vertrokken was naar warmere gebieden en hier dan eindelijk de winter een beetje onder de steen vandaan kwam, begon ze tegen mij over de kerstdagen. Of beter gezegd, ze vroeg aan mij of ik het goed vond dat we weer een echte kerstboom in namen. Zo’n groene, met of zonder kluit.
“Nee!” zei ik resoluut.
Die had ze niet zien aankomen. Ik ook niet trouwens, schrok ervan. Want over het algemeen sta ik altijd achter haar beslissingen. Zoals van de week. Tijdens het Netflixen, midden in een spannende scène, kwam ze er ineens mee: “Ik heb helemaal geen kerstboeketje op tafel! Daar ga ik morgen achteraan want dit is zo saai!” Mijn antwoord is dan kort, heel kort: “Ja.” En ga weer verder met de moord die er inmiddels gepleegd is.
Maar om nou weer een vers omgezaagde kerstboom in huis te halen, nee!
Dat is niet duurzaam en we moeten van die verdomde stikstof af. “Je hebt toch een boom? Die zwarte neppe boom, die had je twee jaar geleden gekocht want dat was modern. En ook niet zo groot waardoor we ons ook nog redelijk vrij kunnen bewegen in de huiskamer.”
Ze gaf mij gelijk.
Het opbouwen deed ze toen ik avonddienst had, daar voelen we ons allebei prettig bij. Ik kreeg die avond rond half negen een Appje: een foto van een kerstboom op een pilaar. Heel mooi en strak. Om kwart voor negen weer een Appje: een foto van een omgevallen kerstboom over de bank en overal kapotte ballen. De nood was aan de vrouw. Ik belde haar direct op om haar te troosten.
Ik kreeg, tegen de verwachting in, een gierende vrouw aan de lijn.
Nu lacht ze graag dus een verrassing was het ook niet, en voordat ik troostende woorden kon uitkramen begon ze al: “Ik wilde de kerstster voor het raam hangen. Via de poef klom ik op de vensterbank, hing de ster op en vergat op de terugweg de poef!”
“Oef!” zei ik en had met haar te doen.
De rest liet zich raden. Het evenwicht werd verloren maar de pilaar met kerstboom werd gevonden.
Toen ik later die avond thuiskwam werd ik begroet door een prachtige kerstboom met iets minder ballen en een dame die zat te genieten van een dikke bel rode wijn!
Wij Nederlanders staan bekend als een klaagvolk. Vooral in deze tijd van het jaar, wanneer het vaak gaat over ‘tradities’ of ‘onze identiteit’. Zodra er ook maar iets georganiseerd wordt door enthousiastelingen gaan we los, lopen we er helemaal op leeg. Vroeger deden we dat gewoon in huis tegen onze gezinsleden, op straat, in de kroeg of op werk maar sinds de komst van het internet doen we het gewoon digitaal, via de toetsenbordjes. Lekker veilig vanuit huis.
Het liefst anoniem natuurlijk.
Of verschuilend achter een nep-account. Of met een profielfoto van allesbehalve van de persoon zelf. Helemaal in lijn van oprukkende populisten die daar handig gebruik én vooral misbruik van weten te maken. Verzin maar wat onzin en je hebt geheid weer volgelingen die dat geloven. Niet realiserend dat ze zich daarmee steeds meer afscheiden van de mensen in hun omgeving.
Ze zetten zich daarmee buitenspel.
Onlangs hadden we weer zo’n dag waarop men aandacht voor iets vraagt. In dit geval Paarse Vrijdag, bedacht in Amerika. Scholieren droegen die dag paarse kleding waarmee zij steun betuigen aan leerlingen die homo, lesbies, biseksueel of transgender zijn. Daar zaten geen kwade gedachten achter en niemand had er last van. Nou ja, of je moet een hekel hebben aan de kleur paars.
Daar kan ik mij wel iets bij voorstellen.
Want enkele jaren geleden had mijn vrouw, heel lief, mij een vest cadeau gegeven. Voor de kerstdagen. Natuurlijk deed ik dat vest direct aan en het zat als gegoten. Maar toch voelde ik wat hersenactiviteiten uit de negatieve hoek opkomen, ergens ter hoogte van mijn linkeroog, vanuit de frontale kwab. Want de kleur van het vest was grotendeels paars en dat is niet mijn kleur.
Ik ben meer van blauw.
Dat weet zij. En daarom kocht ze dat paarse vest ook, om mij te laten zien dat er meer kleuren zijn dan blauw. Zodat er wat meer diversiteit ontstaat in mijn kledingkast zeg maar. Ik juich diversiteit van harte toe hoor maar ik heb niks met de kleur paars. Ik hou zeg maar wél van de courgette maar niet van de aubergine. Puur vanwege de kleur. Dat er ook haast geen smaak aan zit is voor mij dan weer een leuke bijkomstigheid.
Dan mis ik ook niks.
Maar Paarse Vrijdag dus, een prima initiatief wat mij betreft. Her en der zag je in de mediafoto’s van mensen die zich in het paars gestoken hadden. Ik scrolde er gezellig langs en het enige gevoel wat ik erbij kreeg was dat het nog steeds niet mijn kleur is. Verder niets. Leven en laten leven. Ieder zijn ding. Maar toch waren er weer mensen die erop moesten reageren, het liefst zo negatief mogelijk. Lekker de boel weer afzeiken, waarschijnlijk om hun eigen droefgeestig bestaan iets op te leuken?
Sneu hoor.
Dat je je gram moet halen over andermans rug. Of die categorie ‘komieken’ die losgaan op iemands uiterlijk. Geen kinderen, volwassenen! Zo triest. Terwijl we tegenwoordig weten wat pestgedrag allemaal kan doen met slachtoffers, soms tot wanhoop toe. Al jarenlang horen we in- en intrieste pestverhalen. Elk normaal denkend mens keurt het af maar toch voelen bepaalde personen in onze maatschappij de behoefte om zo negatief als mogelijk te blijven reageren. Of op de man/vrouw te spelen.
Kap er nou eens mee!
En doe iets nuttigs! Ga bijvoorbeeld eens op visite bij de ouderen in de bejaardentehuizen in plaats van te klagen dat die mensen zo alleen zijn. Gewoon buiten je werk of uitkering om. Daar ga je je veel beter bij voelen in plaats van erover klagen. Of meld je als scheidsrechter bij een sportvereniging. Misschien dat je dan wat meer begrip kan opbrengen voor scheidsrechters (of grensrechters!) in het algemeen, wanneer ze weer uitgejouwd, aangevallen of bedreigd worden.
Maar die scheidsrechter die Argentinië-Nederland floot….
Maar die scheldkanonnades bleven binnen de muren. En ik heb ook geen dreigtweets, -mails of -Whatsappberichten naar hem gestuurd. En ik ben ook niet naar buiten gegaan om auto’s in de fik te zetten, fietsen in elkaar te trappen of vuurwerk naar de ME te gooien. Dat deden enkele ‘supporters’ van Marokko en uiteraard werd dat weer opgepikt door iedereen die zichzelf beter vindt dan iemand met een andere nationaliteit. Terwijl onze ‘eigen’ hooligans toch ook een behoorlijke reputatie hebben. Hieronder wat krantenberichten van het afgelopen half jaar:
‘Rellen op Volendamse dijk na voetbalwedstrijd tegen FC Utrecht’
‘Rellen bij Willem II- Den Bosch. Beelden die we normaal nooit meer zien in Nederland’
‘Rellen bij Sturm Graz-Feyenoord. Agenten gewond en twee Nederlanders neergestoken’
‘Rellen bij ADO Den Haag na verlies tegen Excelsior. Gooien met bakstenen en vuurwerk’
‘Rellen bij Bekerfinale. Ajaxsupporters dringen PSV-vak binnen’
En laten we natuurlijk de avondklokrellen niet vergeten. Dus ja, waar gaat het eigenlijk over? Rellen na een voetbalwedstrijd is niet alleen tijdens het WK van 2022. Het is van alle jaren. En het idiote is dat men relt na een verloren wedstrijd maar ook na een gewonnen wedstrijd. Conclusie? Misschien moeten de opvoeders toch eens het gesprek aangaan met het kroost. En dan aangeven dat het om behoorlijk debiel gedrag gaat. Want ja, het is natuurlijk heel grappig om iets van een ander te slopen, maar de ellende die erachter wegkomt is toch een stuk minder grappig.
Dat is om te huilen!
Vooral omdat het geld gaat kosten. Veel geld. En dat heeft niet iedereen. Reljeugd wel natuurlijk. Die wonen nog lekker goedkoop, thuis bij hun opvoeders de onschuld uit te hangen. En ondertussen speuren ze het internet af en zien ze ook het debiele gedrag van ouderen. Dus het zal wel zo horen.
Ach ja, het leven is een klaagzang.
Heb ik dat vest nog? Nee. Het kwam onlangs tevoorschijn nadat wij de oude kledingkast vervangen hadden voor een nieuwe. Ik had het vest namelijk verstopt. “Oh hier is dat vest!” zei mijn vrouw, “Die heb je nooit meer aan.”
Ik besloot uit de kast te komen en dat voelde aan als een openbaring!
Gelukkig wilde mijn zwager het vest wel hebben én dragen.
‘Een man mag niet huilen, ook al heeft hij verdriet’ zong Jaques Herb in het jaar 1972. Ik was destijds nog een pikkie van 8 jaar en man worden lag voor mij toen nog ver in de toekomst. Dat liedje zette mij wel aan het denken natuurlijk, dacht eigenlijk ook wel dat het klopte. Want ik had bijvoorbeeld mijn vader nog nooit zien huilen. Wel merkte ik aan hem wanneer er van dat soort emoties hem parten ging spelen, dan zweeg hij of hij maakte een grapje.
De lach verborg de traan.
‘Een man mag niet huilen als een ander het ziet’ is de volgende regel in het liedje. Het zou dus kunnen dan mijn vader wel op andere momenten huilde of even brak, zal het hem eens vragen want ik jank om de haverklap. Ik hou mij in ieder geval niet in. Zie ik het programma ‘Ik mis je’ waarin mensen liefdevol over hun overledenen praten, huilen. Zie ik hoe kinderen een knuffel krijgen die op hun overleden vader lijkt, huilen. Zie ik hoe mijn moedertje van 93 niet meer bewust de wereld meemaakt maar dat diezelfde wereld om haar heen haar toch liefdevol verzorgen, huilen. Luister ik naar een man die het verhaal verteld van hoe zijn vrouw overleden is, huilen. Lees ik het bericht dat de 12-jarige Riemer, die omgekomen is na een vreselijke aanvaring op de Waddenzee, nog steeds niet gevonden is, huilen…
Maar ik breek ook bij situaties die mij doen huilen van blijdschap.
Zoals bij de geboortes van mijn drie kinderen of toen ik de eerste beelden zag via Whatsapp van onze pasgeboren kleindochter. Of recenter, de gelijkmaker van Wout Weghorst tegen Argentinië. Dat werd trouwens een combinatie tussen schreeuwen en huilen. Zie ik zangers en zangeressen huilen bij De Beste Zangers dan huil ik.
Niet!
Daar trap ik niet in, die doen dat namelijk voor de kijkcijfers want valse emoties scoren. Zonde, want de opzet van het programma is best leuk maar door vals sentiment gooit men de eigen ruiten in. Althans, voor mij.
Om te janken zo voorspelbaar!
Maar als mannen meer zouden toegeven aan de tranen zou dat een hoop ellende schelen. Want zeg nou zelf, meestal zijn het mannen die dood en verderf zaaien. Of totaal van het padje af zijn, zoals die narcistische mannetjes Trump, Baudet en zijn vriendje Van Meijeren. Of in het verlengde van deze doorgedraaide kereltjes die Duitse Reichsbürgers die van de week opdoken, met als triest dieptepunt een vent van 70 jaar die zichzelf al als Keizer zag. En laten we in dat rijtje Poetin niet vergeten! Gevaarlijke mannen die hoogstwaarschijnlijk te weinig liefde gehad hebben in hun leven en stilstaan in hun eigen gelijk.
En stiekem in bed huilen omdat niemand ze begrijpt.
Als ze nou eens zouden huilen in het openbaar komen ze misschien wat menselijker over maar zelfs die kans acht ik erg klein. Ja, huilen met krokodillentranen kunnen ze wel, wanneer ze tegengas krijgen van het gezonde verstand. Want dan schieten ze direct in rol van slachtoffer, voelen ze zich niet begrepen en ziet het gezonde verstand het helemaal verkeerd.
Janken om aandacht.
Echte mannen mogen van mij huilen. Laat jezelf gaan, maak het jezelf niet moeilijk want het leven is al moeilijk genoeg. En na een fikse huilbui zul je voelen dat er een hoop druk van de ketel is waardoor je alles weer wat scherper ziet. Leuke bijvangst is de kans dat bij je vrouw het moedergevoel om de hoek kijken komt. En wat doen moeders dan? Juist, dan mag je in de verwenhoek. Dan zetten ze al hun charmes in, geven ze je een kus en een aai over je bol en mag je vaak ook nog wat lekkers! Maar pas op, doe geen domme dingen want dan lachen ze je uit.
Bijvoorbeeld als je ineens witte gympen begint te dragen.
Ik bedoel daar de mannen van zekere leeftijd mee, dus niet die jonge gasten hoor. Die hebben nog jonge frisheid van zichzelf en daar past de kleur wit prima bij. Maar mannen van een zekere leeftijd moeten het niet doen. Zoals FIFA-baas Gianni Infantino. Daar zat hij dan op de tribunes, in FIFA-kostuum en daaronder witte gympen. Naast die gympen had hij ook nog een pakkende(!) tekst op zijn borstzak staan: FIFA. Bedacht door een infantiele sponsor want het doet afbraak aan het pak. Jaren terug zagen we dit soort sponsoring al bij die Belgische keeper, Jean-Marie Pfaff. Die had zijn sponsors in zijn kraag hijgen. Maar die witte gympen eronder….
Elke voetbal liefhebbende kerel weet toch dat gras en witte gympen geen goede combinatie zijn!
Maar goed, huilen mag wel en het is daar nooit te laat voor. Ook al zong Corry Konings ooit dat huilen voor jou toch echt te laat voor je is. Dat is het niet, het is nooit te laat voor het betere jankwerk. We leven in 2022 en we weten dat je niet van je hart een moordkuil moet maken. Dus mannen, laat je gaan. Begin voorzichtig, gewoon een beetje oefenen. Dat kan mooi want de komende weken zijn er weer veel kerstfilms, perfect voor het beginnende snotterwerk. Vanavond begint die ellende … euh ..kan daar al mee begonnen worden want dan heb je de Nederlandse versie van Scrooge op de buis. Altijd goed voor een lach en?
Juist, een traan!
Met deze klassieker uit 1843 (!) liet Dickens eigenlijk al zien dat je als man het jezelf alleen maar moeilijk maakt als je hard en zakelijk de wereld inkijkt. Dan moet je de hele dag stoer rondlopen of bumper klevend rondrijden, je als haantje gedragen want daarmee toon je je zogenaamde mannelijkheid. Doodvermoeiend en zó vorige eeuw. Dus gooi die schroom van je af beste mannen en laat je gaan! Ter compensatie mag je natuurlijk gewoon blijven kijken naar RTL7, je weet wel die zender met de slogan ‘meer voor mannen’, darten en films uit de vorige eeuw.
Dat de mensheid steeds gekker aan het worden is weten we. Want we weten van gekkigheid niet meer wat we moeten verzinnen om het leven enige inhoud te geven. Zo zijn we niet allemaal hoor. Nee, het wordt veroorzaakt door een klein groepje mensen die op de een of andere manier aandacht eisen.
En dat dan krijgen ook!
Want zo las ik laatst dat er naast een asiel voor honden en katten of voor mensen die vluchten uit hun land vanwege oorlog of andere ellende, er nu ook asielen zijn voor planten. Opvang voor planten die weg gekieperd zouden worden omdat ze vergeten waren in de verzorging. Of gekregen waren als cadeau maar de ontvangende partij houdt niet van planten. Of gewoon doordat ze geen lang leven beschoren waren.
Dan maar naar het asiel.
Maar het kan nog absurder en we weten inmiddels dat alles wat absurd is, aandacht krijgt. Zo las ik vorige week een column van Marcel van Roosmalen. Die werd na zijn theatershow aangesproken door een bezoeker. Het ging over de bos bloemen die hij gekregen had van het theater, na zijn optreden. Vroeger kreeg elke arbeider aan het einde van een werkdag een bosje bloemen van de baas maar het arbeidersvolk gaf aan dat allemaal een beetje overdreven te vinden.
Sindsdien heeft de theaterwereld deze gewoonte overgenomen.
Afijn, Marcel werd benaderd door een bezoeker van zijn voorstelling. Met de vraag waarom Marcel de bloemen niet geweigerd had. Ik citeer: “Want bloemen vragen er niet om, om bij de enkels afgezaagd te worden. Ze verwonden je, zetten je in koud water en een week later ben je dood.” Marcel had er nog nooit zo over nagedacht.
Ik ook niet.
Marcel vroeg later die week aan een deskundige, de bloemiste in het dorp, hoe die erover dacht. Haar antwoord: “Het zijn bloemen, ik heb ze nog nooit horen klagen.” Dat klonk voor mij weer bekend maar dan wel in een hele andere context. Ooit vroeg ik aan mijn allerliefste en humorvolle en veels te vroeg overleden Tante Riet of zij bang was voor wat er komen zou, de onvermijdelijke dood vanwege de ziekte die haar potverdomme treffen moest. Haar antwoord:
“Nee, niet echt. Het zal er wel goed wezen want er is nog nooit iemand teruggekomen!”
Uiteraard zei ze dat met een dikke, vette knipoog want zij wist het niet en wij weten het niet. Althans, niet zeker. Er zijn natuurlijk mensen die het gelóven maar zeker weten doen ze het niet. Alleen gekken weten het zeker. Dat vertelde de psychiater van cabaretier Fons Jansen ooit. “Weet u dat zeker?” vroeg Fons aan de psychiater.
“Absoluut zeker!”
Of planten of bloemen pijn voelen lijkt op de discussie of vissen pijn voelen. Vooral nadat ze een haak in de wang hebben. Of diep in de strot. Zo diep dat je die met een haakverwijderaar eruit kan halen zonder dat de vis ‘auw’ begint te roepen. In dit geval zegt mijn empathisch vermogen dat het wel eens pijnlijk zou kúnnen zijn, vooral wanneer het in eerste, tweede of soms derde instantie niet lukt. De ogen van vissen staan al in opperste verbazing je aan te kijken en als je zo aan het frunniken bent lijkt het wel alsof ze dat steeds indringender doen. Ik ben ook altijd opgelucht als de vis, nadat ik ‘m teruggelegd heb in het water, snel weer weg zwemt.
Op zoek naar het volgende haakje.
En ja, vissen klagen doorgaans niet, ze spartelen hooguit. Maar die ogen.. daar zit toch meer leven in dan in bloemen of planten. Je zou natuurlijk kunnen zeggen dat de mensen die zich druk maken om een plantje of bloemetje, gewoon bedeeld zijn met een enorm empathisch vermogen. Gewoon ontzettend rijk aan gevoel voor alles om hen heen. Dat ze misschien zelfs de meeuw die net een stukje kibbeling uit het bakje graait, kunnen vergeven. Of, zoals wijlen mijn schoonmoeder ooit zei nadat iemand bij haar klaagde over haar keffende hondjes in de tuin:
“Ja, maar ze kunnen toch niets anders?”
Laat ik wel even duidelijk zijn, planten weggooien is zonde en we leven in een weggooi-maatschappij waar ik mij ook aan kan ergeren. Ik ben voor hergebruik. Ook voor mensen. Ik gun bijvoorbeeld elke man of vrouw na een scheiding nieuw geluk want alleen is maar alleen. Als ze maar geleerd hebben van hun vorige fouten.
Ja, ook ik kan empathisch zijn.
Tot het irritante toe. Ik kan problemen weg filosoferen als ik op dreef ben. Dat als er bijvoorbeeld een stelletje ruzie heeft, ik beide meningen tegen het licht hou en dan nóg weet te zeggen: “Ja, maar die hond, die keft de hele dag door dus ik begrijp wel dat die mensen dan uiteindelijk elkaar in de haren vliegen!”
Conclusie? Hond moet naar een praatgroep AAK, Anonieme Abnormale Keffers.
Empathie had ik ook laatst voor een kennis van mij. Ik zag aan zijn ogen dat er wat loos was met hem. Die stonden dof, terwijl ze normaal altijd wel een glinstering hadden. Natuurlijk vroeg ik aan hem wat er loos was en nadat ik hem koffie ingeschonken had, brak hij.
Hij was naar een kerstshow geweest.
Ik slikte de brok in mijn keel weg, ging er even goed voor zitten en keek hem recht in de ogen: “Vertel. Hoe is dit je overkomen dan?”
Hij nam een slok van zijn koffie en stak van wal, met horten en stoten. Zijn vriendin had bedacht naar een kerstshow te gaan, samen met zijn ouders waardoor hij al niet meer weigeren kon. Maar het werd nog erger, ze moesten er helemaal voor naar Duiven, bijna 200 km verderop in het land.
Maar liefst vier uur lang slenterde hij in file met duizenden andere ‘Christmaholics’ langs kerst taferelen met alle toeters, kunst, kitsch en bellen er omheen.
En daarna weer 200 km terug.
Daags erna kwam ik hem weer tegen. Ik vroeg hoe het ging.
“Ik heb mijzelf weer bij elkaar geraapt, het gaat wel weer. Dankjewel voor je medeleven.”
Ik zag weer een glinstering in zijn ogen. Best mooi, dat empathie!
We hadden er speciaal een week voor vrij genomen. Puur vanwege het feit dat er dan niets hoeft. Even een weekje niet-moeten. Dat is dubbel genieten want in werken gaat zoveel vrije tijd zitten dat je juist gaat uitkijken naar de vrije dag of dagen.
Toch was het anders.
Er moest wel iets. Er moest behangen worden. Twee slaapkamers stonden op de nominatie, de slaapkamer waar onze kleding lag en tevens de functie had als logeerkamer wanneer de jongens komen en de slaapkamer die ik omgedoopt heb tot ‘mancave’. In de kledingopslag stonden twee ooit gekregen kledingkasten plus van die kledingrekken met werkkleding van mij. Het komt haast niet voor maar in dit geval heb ik, de man, meer kleren dan de vrouw.
Ja, ik beken.
Maandag mocht er nog even uitgeslapen worden maar daarna gingen we aan de slag. Eerst maakten we ‘mijn’ kamertje leeg. De computer kreeg permissie om beneden op de eettafel te staan zodat ik er zo nu en dan even achter kon kruipen. Daarna moest het oude behang eraf. Dat heb ik altijd een bijzonder werkje gevonden. Want met het weghalen van de laag, meestal lagen, voel je de geschiedenis van het huis. Nu is ons huis nog maar vijftig jaar oud en heeft het voor ons drie eerdere bewoners gehad. Hier vielen de lagen nog wel mee. Wel kwamen er leuke tekeningen tevoorschijn, nog net geen compleet stripverhaal maar genoeg om te laten zien dat de nieuwe bewoners er zin in hadden.
Dat snap ik wel, het is ook leuk om aan een nieuw woonavontuur te beginnen.
Maar ik kan mij nog wel oudere huizen herinneren waar ik behang moest scheuren. Zo was ik ooit aan het behangscheuren in een huis van mijn eerste werkgever. Dat viel buiten mijn gewone werkzaamheden, namelijk pannenkoeken en poffertjes bakken want ik was voornemens kok te worden. Als werknemer van een seizoenbedrijf wist je dat er wel eens klusjes in de privésfeer voorbijkwamen.
Daar kreeg je dan een paar extra guldens voor.
Zo had ik ook al eens op het dak gestaan van de manager van de plaatselijke supermarkt toen ik daar nog wat bijverdiende als vakkenvuller. Er moesten wat dakpannen verlegd worden bij hem thuis nadat een storm er een paar eraf gegooid had. De ladder kwam tot onderaan de dakgoot dus ik moest over die dakgoot heen klimmen om op het dak te komen, om precies te zijn een dakhelling van 60°.
Dat was mijn eerste kennismaking met het begrip hoogtevrees.
Het behangscheuren was daarmee vergeleken een makkie, ik had hooguit zo nu en dan een keukentrapje nodig. Er mocht ruim geknoeid worden met water en zeep en al gauw lieten de eerste lagen los. Maar de laatste laag was een hele bijzondere, dat waren namelijk kranten en die dateerden uit het jaar 1881. Dat was voor mij als 15-jarige toen een kleine honderd jaar geleden. Niks geen vrolijk kleurtje, motiefje of afbeelding.
Nee, gewoon het harde nieuws.
Vrouwlief was deze week Hoofd Behangster en ik volgde haar in alles, als lul de behanger. Zij had zich natuurlijk ook voorbereid want ze had op YouTube gezien hoe we het moesten doen. Ik benadruk maar weer eens dat voorbereiden want vrouwen lezen ook altijd de gebruiksaanwijzing wanneer er iets in elkaar gezet moet worden. Wij mannen doen dan in omgekeerde volgorde. Na een baan of acht behangen te hebben was ik er al klaar mee en werd ik chagrijnig. Want ik hou niet van klussen. Dat weet zij. En ze zag het nu ook, mijn gezicht stond op onweer. De situatie ontplofte nadat ik de volgende morgen had voorgesteld om even een uurtje te gaan schrijven.
“Dan kan jij dat laatste stukkie muur achter de verwarming mooi afmaken.”
Een onveilige werkomgeving leek vorm te krijgen. Nog net niet op zijn Arib’s of Van Nieuwkerks maar het schuurde ertegenaan. Gelukkig kwam de allerhandigste man van Groningen, Tinus, langs. Hij kwam helpen met het weer in elkaar zetten van een kast die wij gekregen hadden van een buurvrouw. Naast kleding had deze kast ook nog het voordeel dat er een soort van bureau aan vast zat.
Té ingewikkeld voor mij.
Het Hoofd Behangen had bedacht dat in deze kast al mijn werkkleding kon liggen en hangen en dat vond ik wel een goed idee. “En dan halen we bij Ikea een blad wat daar dan weer haaks opgezet kan worden, inclusief tafelpoten.”
“We?”
Was mijn logische reactie, gebruikelijk als ik het woord Ikea hoor. “Nee hoor, ik ga zelf wel even vanavond.” Dat klonk mij dan weer als muziek in de oren want dat betekende dat ik wat voor mijzelf mocht doen.
Mijn chagrijn sloeg weer om naar het normaal.
Nadat mijn kamertje weer de nieuwe oude was, de computer, de replica van de Brandaris en de boekenkast stonden weer op hun plaats, kon de andere kamer behangen worden. Hoofd Behangster had nu de slag te pakken en datzelfde gold voor mij. Ik wist precies wanneer ik de lijm aan kon brengen zodat zij achter elkaar door kon gaan. De oude kledingkast was door mij gedemonteerd en afgevoerd maar daarmee werd een nieuwe uitdaging geboren.
Er moest een nieuwe kast komen want onze kleding hing nu overal in huis op kledingrekken.
Die avond ontwierp Hoofd Behangster een Zweedse kledingkast en de volgende dag kon die gehaald worden. Nu moest ik wél mee maar ach, het chagrijn was al weg en er werd mij een stukje amandeltaart in het vooruitzicht gesteld.
De auto was groot genoeg.
Samen met Tinus werd de kast in elkaar gezet en die avond zochten we onze kleding uit. Mijn door de was gekrompen kleding werd direct gescheiden van de (confronterende) werkelijkheid. Toen ik later op de avond mijn kant van de kast bekeek besefte ik pas hoe groot hij wel niet was.
Kastschaamte.
De laatste avond van deze intensieve week werd afgesloten met een serietje Netflix, als beloning voor al het werk
Sinds Sepp Blatter de envelop opende om daar het op voorhand dode konijn uit de hoge hoed te toveren, de keuze was gevallen op Qatar, vielen velen om van het lachen om zoveel domheid. Domheid ja, want elk beetje nadenkend mens én voetballiefhebber wist dat dit een honderd procent corruptie schandaaltje was.
Daar hoefde je niet hoogopgeleid voor te zijn.
Hoogopgeleid, dat is tegenwoordig een klasse apart volgens een reclame van een verzekeringsmaatschappij. Want zij hebben autoverzekeringen voor hoogopgeleiden. Het waarom is mij onduidelijk maar het bedrijf zelf zegt dat hoogopgeleiden minder ongelukken en minder schade veroorzaken dan de wat lagere opgeleiden. Hierdoor is de kans kleiner dat ze uit moeten keren.
Eigenaardig.
Ik vraag mij af of dat wel klopt. Want ik geloof niet dat elke hoogopgeleide zo briljant is dat hij of zij geen fouten maakt. Zij zijn net zoveel mens als ieder ander toch? En hoe vaak lezen we niet van zuippartijen en andere ranzigheden die hoogopgeleiden tijdens hun studie uitgevreten hebben. Daarbij weten we tegenwoordig dat alcohol slecht voor je grijze massa is. En daardoor kan het wel eens voorkomen dat je reactievermogen een paar celletjes mist, kapot gezopen door de drank. Waarmee je de kans vergroot om een ongeluk te krijgen of dat je door een black-out pardoes tegen de elektrische laadpaal aanrijdt.
Tja, had je tijdens je studie maar wat minder moeten zuipen.
Daarom begrijp ik die verzekeringsmaatschappij niet. Zij kennen toch ook de verhalen van de studentencorpsen? Of komt het doordat hoogopgeleiden zich láten rijden? Dan staat de auto wel op hun naam maar maken ze gebruik van een chauffeur.
Een chauffeur met een mooi mbo-diploma op zak.
Want een goede chauffeur neemt zijn werk serieus en daarmee ook de regels in het verkeer. Eigenlijk zijn die hoogopgeleiden dan wel in overtreding maar dat is weer die slimheid van hoogopgeleiden. Dat moet ik ze dan wel weer nageven. Hoe sommigen de mazen van de wet handig weten te vinden of zó gigantisch slim zijn dat ze soms de werkelijkheid een beetje lijken te missen.
Bijvoorbeeld om een groot voetbalevenement te organiseren in een erg heet land.
Dat het daar zo warm is realiseerde men zich eerst niet zo toen in 2010 Sepp Blatter bekend maakte dat het Qatar geworden was. Pas in 2015, vijf jaar later, werd dan toch maar besloten om WK voetbal te verschuiven van de zomer naar de winter, november.
En voor het eerst viel het woord ‘airco’ in combinatie met een voetbalstadion!
Natuurlijk heeft ieder land het recht om evenementen te organiseren maar probeer daar dan wel de praktische kant goed in het oog te houden. Want nu is het een voetbaltoernooi maar straks willen ze ook nog de Olympische Winterspelen organiseren! Waarschijnlijk niet eens omdat ze zo van wintersporten houden maar meer omdat ze zo ontzettend veel geld hebben dat ze van gekkigheid niet meer weten hoe ze het uit moeten geven. Daarom is dit helemaal niet zo’n rare gedachte want ze zetten zonder energieschaamte de airco’s op standje Min 30 C en hopsakee, skiën, schaatsen, bobsleeën en snowboarden met die hap. Was het niet China die uiteindelijk sneeuwkanonnen inzette om toch nog genoeg sneeuw voor de sporters te genereren? En schaatsen is natuurlijk helemaal geen probleem want dat doen we hier al jaren. Overdekte ijspaleizen en kunstijsbaantjes op pleinen is gemeengoed sinds we geen echte winters meer hebben.
Maar het klopt niet.
Vooral tegenwoordig, nu we er een vijand bij hebben, dat galgengebroed Vriendje Stikstof! Een prima reden om eens goed over na te denken voordat je iets gaat organiseren. We weten het nu toch wel of blijven we alleen maar wijzen naar de boeren? Nou, met horten en stoten. Om een voorbeeld te noemen, dit jaar was men nog voornemens een muziekfestival te organiseren voor 6000 jongeren rondom een duinmeertje op Terschelling. Midden in de natuur, op een eiland met 4700 inwoners.
Qatar lijkt mij een goed alternatief!
Maar ik was er vanaf het konijn-uit-de-hoed moment al klaar mee. Ik ben niet hoogopgeleid maar was er al klaar mee omdat het tegen mijn gezond verstand indruiste. En het was nog voordat we wisten dat vele arbeiders het leven lieten omdat ze in erbarmelijke omstandigheden het werk moesten doen. Omstandigheden waar onze ouders en voorouders nog tegen gevochten hebben en vorm kreeg in de Arbowet. Die wet is niet zaligmakend hoor, ik ervaar zelf nog regelmatig omstandigheden die aandacht zouden moeten krijgen. En daarnaast, wij hebben in dit land ook arbeidsmigranten die (voornamelijk) de klote klusjes voor ons doen omdat wij, inmiddels verwend door alle luxe om ons heen, daar onze neus voor optrekken.
Dat noemen ze ook wel boter op het hoofd hebben.
Maar al zijn we verwend geraakt, ik geloof niet dat het overgrote deel van onze bevolking nou zat te springen om een WK voetbal in Qatar. Nee, dat is bedacht door de zogenaamde Bobo’s die al sinds jaren de sportwereld aan het uitmelken zijn. Zogenaamd ter vermaak van het volk en achter de schermen ter vermaak van eigen vermogen.
Dat noemen ze ook wel zakkenvullen.
Ik heb wel te doen met de voetballers die aan dit toernooi mee mogen doen. Het zijn natuurlijk al goudhaantjes want het vele geld wat er in de voetbalwereld omgaat is natuurlijk te idioot voor woorden! En wat te denken van al die praatprogramma’s over voetbal, dat is eigenlijk net zo idioot. Want door al dat uitmelken van dit spelletje creëer je dat mensen zich ervan af gaan keren. Vooral als we weer eens zien hoe supporters elkaar voor, tijdens en na de wedstrijden aftuigen.
Die mafkezen spreken zelfs ergens af om elkaar het schompes te slaan!
En laten we wel wezen, het weer is er óók niet naar! Normaal gesproken kijk je de WK- of de EK-voetbal in je oranje korte broek, jurkje of T-shirt. Niet in een energiebesparend huispak of met handschoenen aan. Uiteraard met verkoelend bier of wijn.
Dus niet met warme chocomel met slagroom.
Hopelijk leren we van onze fouten.
(Uiteraard vervalt al het voorgaande zodra we Wereldkampioen worden!)
Met het ouder worden voel ik mij steeds rustiger worden, maken ze mij de pis niet meer lauw zoals ze dat in Brabant zeggen. Niet dat ik al half in mijn kist lig hoor, ik kijk het leven nog steeds recht in de ogen aan. En ik kan mij ook nog erg druk maken maar dan alleen als het om écht belangrijke zaken.
Maar mij druk maken om zaken die jezelf in de hand hebt doe ik niet meer.
Want veel problemen zijn te voorkomen. Zoals bijvoorbeeld het krijgen van een boete vanwege een verkeersovertreding. Zo las ik een krantenbericht dat er in vier maanden tijd een kleine drie miljoen euro’s aan boetes zijn uitgedeeld. Met name voor te hard rijden, Appen en niet handsfree bellen. Drie miljoen euro in vier maanden is bijna tien miljoen per jaar. Want het zijn heus niet seizoensgebonden overtredingen.
Maar wát een geld!
En dat terwijl we juist nu op de kleintjes moeten letten met de huidige energieprijzen én alle andere prijsstijgingen vanwege die verdomde oorlog verderop. Natuurlijk is het makkelijk om te wijzen naar alle veroorzakers maar die slapen er geen nacht slechter om. Of de handhavers van de verkeersregels af te zeiken middels een grote bek of met domme reacties op Facebookberichten. Wees een kerel of vrouw en accepteer de straf. En als het echt onterecht zou zijn dan bestaan er in dit land (!) genoeg mogelijkheden om bezwaar te maken.
Maar nóg makkelijker is het om jezelf eens een spiegel voor te houden.
Hard rijden bijvoorbeeld. Ik zie vaak auto’s inhalen, ruim boven de maximale snelheid. Super hoor, dat geeft een heerlijk gevoel, voor jou maar ook voor de Kiele Kiele Qatar-Sjeiks. Die lachen zich een krul in de Kufiya en zien hun exorbitante vermogen alleen maar groeien. Vooral omdat dat harde rijden geen zin heeft want iets verderop moet je weer volop de rem omdat er nog iemand anders aan het inhalen was. Vraag jezelf maar eens af hoe vaak je nieuwe remschijven nodig hebt. Dit soort rijgedrag kost alleen maar geld want we kunnen nu eenmaal niet in dit land lekker doorrijden. We wonen echt niet op een circuit! Het is dom.
Oliedom!
Het komt vast door mijn leeftijd dat ik al jaren snap dat hardrijden zinloos is. Maar het komt ook doordat ik, helaas, heel veel herinneringen heb aan mensen die omgekomen zijn door te hard rijdende auto’s. Zowel jonge als oude mensen die er nog gewoon hadden kunnen zijn, ware het niet dat die automobilist net bezig met van alles, behalve met opletten in het verkeer. En ik ben echt niet heilig hierin hoor, ook ik heb in het verleden dingen gedaan tijdens het autorijden die nét goed gingen.
En ook ik kreeg regelmatig bekeuringen op de mat.
Toen ik kinderen kreeg en daarmee kennelijk ook iets meer verantwoordelijkheids gevoel, werd het wat rustiger op dat gebied. Want je kan je geld maar één keer uitgeven en dan geef ik het liever aan iets nuttigs of leuks dan aan Vadertje Staat. Ik draag al genoeg belasting af. Dat vertelde ik laatst een jonge vader. Hij had te hard gereden en er hing hem een dikke bekeuring boven het hoofd. Een hele dikke bekeuring. Ik vroeg hem naar de reden, of er misschien thuis iets loos was met zijn gezin. Zijn antwoord was verrassend:
“Nee ik ging niet naar huis, ik was op weg naar mijn werk.”
Ik schoot in de lach: “Wát? Náár je werk? Man, wat ben jij een sukkel!” Hij schrok van mijn reactie, was even van zijn stuk gebracht. “Ja maar… ik mocht daar maar 60 km per uur en ik had niet in de gaten dat ik veel harder reed.” Ik zei: “Gozer! Stap iets eerder je bed uit en zet je cruisecontrol op dit soort wegen op 65 kilometertjes, luister ondertussen naar je favoriete muziek, kijk chill om je heen en bovenal, maak je niet druk!”
Uiteindelijk hebben we er beiden hard om moeten lachen.
Want zo slim is hij wel. Je druk maken in deze welvaart is eigenlijk verspilling van je energie. En inmiddels lijkt het steeds meer door te dringen dat we inderdaad moeten oppassen voor het verspillen van die energie. Ik denk dat vele generatiegenoten mijn gedachten hierover wel zullen herkennen. Want tijdens onze jeugdjaren klonk in menig huishouden dezelfde opvoedingsretoriek:
“Deur dicht! We stoken niet voor de vogeltjes!”
Of lichten uit. Of eet je bord leeg want er zijn landen waar ze helemaal niks te eten hebben. Of knijp die tandpasta-tube beter uit, er zit nog voor een heel weeshuis in! Daarnaast was het gewoon om de fiets te pakken want auto’s waren schaars en als ze er al waren stond er maar één auto per huishouden voor de deur.
Dat is nu wel anders.
Gelukkig krijgt de fiets tegenwoordig weer meer waardering door het gemak, met ondersteuning of juist zo gebouwd dat er haast geen weerstand meer is. Maar ook in de wetenschap dat je vaak veel sneller op de plaats van bestemming bent, in bewéging bent én een frisse neus krijgt.
Het vraagt nauwelijks energie, enkel en alleen maar van jezelf.
En dat is weer goed voor je mentale energie. Want mentaal krijgen we heden ten dage veel te verwerken. De hele wereld komt binnen via onze telefoontjes en dan is het logisch dat we daar soms hoorndol van worden. Deed ik vroeger nog wat lacherig om geestelijke hulpverlening, in de huidige tijd denk ik daar totaal anders over. Want de mens is geen machine maar iemand met gevoelens. Helaas laat het tekort aan hulpverleners zien dat steeds vaker menig emmertje overloopt. En dan kan een goed gesprek met een vertrouweling jou handvatten geven om met die druk om te leren gaan. Dat scheelt weer een grote bek geven tegen de winkelbediende, de dokter, de journalist, de persfotograaf, de verpleegkundige, de brandweerman, de meester of de juf, de callcenter medewerker, de politicus, de vrijwilligers op en om de sportaccommodaties of de buurman.
Of tegen de agent.
De agent die je net staande heeft gehouden omdat je te hard reed.
Steeds vaker zien we hoe taboes doorbroken worden. Alles moet transparant zijn en bespreekbaar. De jeugd weet al niet beter. Dat is op zich best verfrissend want er komen dan wel eens onderwerpen voorbij die eens niet over het weer, de grote beurt van de auto of een samenvatting van een voetbalwedstrijdje gaan. Maar er zitten natuurlijk wel grenzen aan. Ik hoef bijvoorbeeld niet tijdens de koffiepauze te horen hoe iemand de vrije oefeningen in de echtelijke sponde uitgeoefend heeft.
Dat lijkt mij vooral lastig voor de beelddenkers.
Maar een goed gesprek over iemands achtergrond kan mij wel boeien. Vooral omdat je daardoor soms ook de persoon beter leert te begrijpen in zijn of haar doen en laten. Sowieso kan interesse tonen in een ander je eigen ikje verrijken. Of inspireren, waardoor je ineens heel anders naar die persoon gaat kijken. Of dat je door wat de andere je vertelde, je mening over iets of iemand flink bijgeschaafd kan worden. Want zo had jij het nog niet bekeken. Dat is trouwens een hele goede eigenschap, je eigen gelijk bijschaven. Vooral nu, in onze samenleving, dat niemand meer een andere mening accepteert. Een enorme dooddoener want zo kan er nooit meer een fatsoenlijk gesprek (of debat) gehouden worden.
En verliest het begrip ‘nuance’ zijn kracht.
Het taboe welke op ons slavernijverleden rust lijkt ook gebroken te zijn. Honderdvijftig jaar geleden werd de slavernij afgeschaft en deze week was er veel discussie over hóe de Staat die excuses aan gaat bieden. Vanuit Den Haag óf ter plekke, zodat de mensen daar in de ogen gekeken kunnen worden.
Prima die excuses want we kunnen leren van onze fouten uit het verleden.
De televisie-uitzending van Pointer liet zien dat we dat nog steeds níet doen. Daarin zag je hoe het gesteld is met onze arbeidsmigranten en daarvan kreeg ik het schaamrood op de kaken. Vooral omdat we dankzij diezelfde arbeidsmigranten onze welvaart, onze economie draaiende kunnen houden. We hebben ze hard nodig want ze doen werk waar de gemiddelde Nederlander tegenwoordig zijn neus voor ophaalt. In plaats van te zorgen voor deze mensen die huis en haard achterlaten voor een paar rotcenten, stoppen we ze weg in vergane glorie zijnde bungalowparken of oude caravans. Of we proppen ze in kleine kamertjes van Scrooge achtige pandjesbazen.
Moeten de nazaten van deze mensen ook weer 150 jaar wachten op excuses?
Zelf merk ik ook wat opener te worden over bepaalde onderwerpen. Onderwerpen die voorheen binnenskamers bleven omdat je dacht (!) dat het niemand wat aan zou gaan. Nu is dat soms ook zo maar aan de andere kant werkt het ook weer therapeutisch. Even stoom afblazen helpt om je eigen besognes wat beter te kunnen dragen.
Gedeelde smart is halve smart.
Zo praat ik heel makkelijk over een kwaal waar ik aan lijd, slaapapneu. En door die openheid heb ik inmiddels al een heleboel ‘soortgenoten’ gesproken die ook na het kusje aan de partner een masker opzetten om de adem-stops zoveel als mogelijk te beperken. En zo open was ik ook in het verleden over de ellende van een burenruzie en van mijn scheiding. Mijn vorige werkgever vertelde mij tijdens het exitgesprek na een dienstverband van 21 jaar, altijd zo verwonderd te zijn geweest over mijn inzet en lach op de werkvloer. Ondanks de privé perikelen. Ik zei hem dat dit kwam door de hulp die het bedrijf mij bood én doordat mijn collega’s mij steunden door alleen maar te luisteren of even die arm om mijn schouder te slaan.
Zo simpel was het.
Kortgeleden schreef ik nog over het feit dat ik in de bloei van mijn aftakeling zit. Die aftakeling openbaarde zich al enige jaren maar nu werd het ineens wel erg intiem. Dat was nadat de tandarts tegen mij zei dat een opstandige kies niet meer gerepareerd kon worden. De enige optie was trekken! Nou, dat is iets waar je voorheen niet mee te koop liep in mijn beleving, althans, dat dacht ik altijd. En nadat ik het open en bloot vertelde aan anderen kreeg ik er heel wat (gruwel) verhalen voor terug.
Maar het kan nóg intiemer!
Want zo las ik van de week in de krant een artikel over de je-weet-wel mannen. Deze je-weet-wel mannen zijn mannen die zich hebben laten ‘helpen’ aan hun gevoelig onderwerp, hun voortplantingsorgaan. De mannen in dit artikel spraken er over het algemeen heel makkelijk over, met zo nu en dan een spoortje twijfel. De rode draad was wel dat het voor de vrouw fijner is want die hoeft dan even nergens meer aan te denken.
Hooguit aan het onderwerp veilig vrijen.
En het scheelt haar een hele vervelende ingreep. Want bij mannen is het een stuk makkelijker omdat de natuur ooit bepaald heeft de boel buiten boord te hangen. Afijn, het artikel ging ook over wel of geen kinderwensen, de discussie ‘tweede leg’ á la Rob de Nijs en of de seks nog hetzelfde is al ervoor. Hét bewijs dat we steeds vaker gesprekken voeren waar voorheen toch een behoorlijk taboe op zat.
Ik ben zo’n je-weet-wel-man.
De ingreep verliep voor mij nogal stuntelig. Want nadat de dokter mij, man, 37 jaar en vader van drie zonen, opgedragen had in mijn blote kont plaats te nemen op het slagveld, verwelkomde hij nog even een jonge meid die binnenkwam wandelen.
De stagiaire van dienst zeg maar.
Vervolgens werd ik geprikt waar ik niks van voelde en daarna werden de nodige handelingen verricht om mij iets minder man te maken. Althans, zo lachen wij mannen dat een beetje weg. Eén keer vloekte ik even binnensmonds. Dat was het moment dat de leiding naar buiten getrokken werd, dat voelde als een voetbal die in je zak geschopt werd.
Twee weken later moest ik terugkomen, werd ik getest of er nog zwemmers aanwezig waren.
Op mijn brommertje reed ik naar het ziekenhuis en aldaar moest ik het potje vullen. Nou, dat werd een flinke klus! Op het toilet, zonder enige stimulans of opwekkende gedachten, overstemd door het geluid van een …
Kangoo!
De sterilisatieafdeling zat midden in een verbouwing!
Met het ouder worden merk ik dat ik ook meer stil sta bij het leven. Zo sta ik de laatste jaren stil bij 2 november, Allerzielen. Dat komt doordat ik en vele anderen door de jaren heen vele geliefden verloren heb. Daarom hebben ze Allerzielen bedacht. Deze dag wordt gebruikt om nog eens extra te denken aan de overledenen, te bidden voor hun ziel.
Dat die ziel mogen rusten in vrede zoals ze dat zo mooi zeggen.
Ik denk regelmatig aan de doden, meestal geïnspireerd door een mooi liedje of mooie muziek. Zo heb ik tijdens het schrijven van dit stukje de muziek van Ludovico Einaudi aanstaan, ‘Time Lapse’. Deze prachtige muziek brengt mij in de juiste stemming, brengt mij voor mijn gevoel iets dichter bij de doden.
De herfst doet de rest.
Niet dat ik in de herfst zit van mijn leven, ik zomer nog volop. Maar ik heb dierbaren die wél in de herfst van hun leven zitten en dat realiseer ik mij steeds meer. Want hun aanwezigheid was mijn hele leven al vanzelfsprekend. Maar als ik ze nu zie, persoonlijk of op een foto die ik binnenkrijg via Whatsapp, zie ik de broosheid terug in de ogen, de handen of in het loopje.
Een realiteit die ons allemaal staat te wachten.
Wellicht de reden dat ik er steeds meer mee bezig ben. Dan beginnen dingen op te vallen waar ik eerder niet zo mee bezig was. Zo heb je op Facebook een venster waar je kan zien wie er op dat moment online zijn. Dat is niet waterdicht hoor, sommige zijn continue online maar dat wil niet zeggen dat ze dat ook daadwerkelijk zijn.
Gewoon vergeten uit te loggen.
Tijdens mijn nachtdiensten check ik op Facebook nog wel eens wie er nog wakker zijn. Collega’s op andere objecten die misschien wel zin hebben om even te chatten om de nacht wat draaglijker te maken. Of de iemand onder mijn vrienden die de slaap niet kan vatten en dan even online gaat om nog even wat tijdlijntjes weg te vegen of te scrollen, in de hoop slaperig te worden waarna alsnog een paar uurtjes geslapen kan worden. Maar soms schrik ik ook als ik zie wie er nog online zijn.
Namelijk ‘vrienden’ die eigenlijk niet meer onder ons zijn.
Dat kan natuurlijk doordat de achterblijvers niet op de hoogte waren van de inloggegevens of omdat ze geen idee hebben hoe een account te deactiveren. En ja, ooit waren hun dierbaren ook actief op Facebook. Of ze hadden een account om een beetje mee te kunnen kijken op alle tijdlijnen om zo ook nog een beetje mee te kunnen praten.
Maar het kan ook zijn omdat ze het gewoon niet wíllen dat het stopt!
Als rouwverwerking zeg maar. Dat er toch nog iets is waar je even naar terug kan kijken. Ik sprak hierover met verschillende levenden onder ons en die betrapten zich er zelf ook wel eens op om nog even bij dat overleden familielid, geliefde of vriend de foto’s te bekijken. Of de berichten te lezen die ze toen bij leven nog geplaatst hadden. Ik doe dat ook, dan lees ik bijvoorbeeld oude chatberichtjes nog even terug. Zo las ik bij een overleden jeugdvriend zijn laatste chatberichtje met mij naar aanleiding van een overlijden van iemand anders waar hij mij van op de hoogte gebracht had. Ik had geschreven: ‘Zonde.. de goeden gaan altijd het eerst..’. Zijn antwoord: ‘Jammer genoeg wel Arjen.
Hij behoorde ook tot de ‘goeden’ onder ons en ging ook te vroeg.
Regelmatig krijg ik op Facebook herinneringen voorgeschoteld over iets wat ik jaren geleden gepost heb. Ook dan kom ik wel eens reacties tegen van mensen die ons ontvallen zijn.
Dat geeft mij eigenlijk best wel een fijn doch weemoedig gevoel.
De vraag is of we dit allemaal wel willen maar aan de andere kant krijgt de digitale omgeving steeds meer vat op ons en zullen we het moeten accepteren. Ermee leren omgaan. Net zoals doodgaan bij het leven hoort moeten we hier ook mee leren om te gaan. Ik kan het mij daarom heel goed voorstellen dat mensen het account van hun dierbaren niet afsluiten. Vooral dan de dierbaren die veel te vroeg gegaan zijn. Om ze zo nog even bij zich te kunnen houden. Dat je nog even met hem of haar kunt chatten. Om te zeggen dat je haar zo mist. Of aan hem door wil geven dat zijn kinderen het zo goed doen, dat hij daar trots op mag wezen en zich daar geen zorgen over hoeft te maken. En hoe ze op hem lijken, dat ik hem weer terugzie in de gezichten van zijn kinderen.
Zenden zonder te ontvangen.
Misschien is dit wel het nieuwe bidden. In plaats van bidden tot Hogere Machten gewoon even een berichtje typen. In de stilte van de nachtelijke uren of geïnspireerd door mooie muziek of een mooi liedje.
Want tijden veranderen en wij veranderen daarin mee.
Digitaal je verdriet delen komt daar ook bij om de hoek kijken. Steeds vaker zie je dat mensen een rouwkaart posten na een overlijden. Dat is een veel snellere manier om de omgeving op de hoogte te brengen en je hebt direct een veel groter bereik. Ik betrap mij erop dan altijd de condoleances te lezen die daarop volgen want naast de reguliere wensen zitten er zo nu en dan ook mooie herinneringen aan de overledene tussen. Ik kan daar wel wat mee maar het moet ook geen circus worden.
Dat de ruis je gedachten overstemt.
Maar ik raak ook geïnspireerd door de mensen die hun verdriet en pijn van het missen van hun geliefde op sociaal media delen, met een foto of met een gedichtje. Omdat ze op dat moment eigenlijk gewoon even een knuffel willen want ze missen hun geliefde zo. Dat is een pijn die elk goed mens voelt, daar ben ik heilig van overtuigd. Hoe fijn is het dan ook om een hartje te plaatsen of even dat medeleven icoontje aan te klikken.
Van de week zag ik de trainer van Ajax tijdens een persconferentie terecht tekeergaan tegen het journaille. Normaal is dat een taak van Louis van Gaal waardoor het deze keer mijn aandacht trok. Aandacht die ik al enige jaren kwijt was omdat al dat gelul over voetbal over het algemeen niks toevoegt. Vooral al dat geld wat erin omgaat maakt de sport steeds belachelijker.
Een dooddoener voor een leuk spelletje.
Als er dan weer eens een wedstrijdje is die ik wil kijken wil schakel ik pas in als de wedstrijd begint. Om dat gelul van die analisten te mijden. Ik kan mijn aandacht daar niet meer bij houden en dan ga je toch op andere dingen letten. Het viel mij op dat (sommige) heren aan tafel met blote voeten in de schoenen zaten. Een modeverschijnsel wellicht, volgens mij ooit bedacht door Ruud Krol. Deze oud-voetballer liep privé met blote voeten in zijn mocassins en kennelijk kregen andere mannen daardoor een warm gevoel en gooiden ze hun sokken weg.
Net zoals Prins Claus ooit de stropdas van zich afwierp.
Naast voetbal analisten zie je ook BN’ers met blote voeten in hun schoenen lopen. Alsof ze daarmee willen zeggen dat ze veel bijzonderder zijn dan de mensen die wél sokken dragen in hun schoenen. Persoonlijk lijkt mij het niet fris. Ik heb, op warme dagen, ook wel eens het schroom van mij afgegooid en bloot mijn schoenen betreden maar vond het uiteindelijk behoorlijk gaan stinken. Zodra ik mijn schoenen dan weer uitdeed leek het net of mijn tenen een klein sprongetje maakten, dankbaar voor deze bevrijding en dankbaar voor de frisse lucht.
Ik beloonde ze met een koudwaterbadje.
Die ‘ban’ op sokken kan ik dus niet begrijpen. Schoenwerpen dan weer wel. Dat is namelijk een cultureel ding. Zo was er in 2008 die Irakese journalist die een schoen naar President Bush gooide. In Irak is een schoen naar iemand werpen een teken van minachting. Daar zit wat in want zolen raken de grond en dat is vies. Daarom doet men ook de schoenen uit in de moskee of als je bij elkaar op visite gaat. Uit respect. Maar de schoen werpen is een absolute belediging.
Absoluut níet te vergelijken door onze Nationale Driekleur, de vlag waar velen voor gestreden én gesneuveld zijn, om te draaien.
Dan is er nog het fenomeen schoenen aan elkaar knopen en deze over een boomtak gooien. Een best wel grappig gezicht alleen vraag ik mij dan af hoe je dag dan verder ‘verloopt’. Vooral als je ook al je sokken weggegooid hebt. Met al die rommel op straat lijkt mij dat een uitdaging of je moet het juist doen in de geest van die halve zool Emile Ratelband. Die liet mensen (betaald!) over hete kolen lopen.
Maar dat terzijde.
Schoenen in bomen gooien komt uit de skate wereld. Die skateboarders hebben griptape op hun skateboards om, het woord zegt het al, goed grip te houden. Maar daardoor slijten hun schoenen vele malen sneller dan ze normaal zouden doen. Wanneer er dan weer een paar naar de gallemiezen zijn, binden ze de veters aan elkaar en gooien ze dan in een boom of iets anders waar ze mooi hoog hangen kunnen.
“Hang ‘em high!” zei Clint Eastwood al in de gelijknamige film.
Ooit was er een populaire Tv-serie, Married with Children. Daar was de hoofdpersoon een schoenenverkoper. In die serie werden eigenlijk alle partijen op een hilarische manier belachelijk werden gemaakt. Maar daarin werd ook het vak, schoenenverkoper, met enige minachting genoemd. Ik begreep dat nooit want schoenenverkoper is naar mijn idee een nobel vak.
Dat werd onlangs maar weer bevestigd.
Ik probeer veel te lopen omdat ik te zwaar ben. Dat doe ik privé maar ook op mijn werk. Voor dat laatste krijg ik zelfs betaald! Maar de laatste jaren ontwikkelde ik de ene na de andere blaar en ja, dan zakt de moed nog wel eens in de schoenen. Daarom besloot ik meer aandacht te besteden aan die schoenen en belanden mijn vrouw en ik bij de ANWB winkel. Samen met mijn vrouw en daarmee buiten onze wil om, aspirant ‘ANWB-stel’.
Maar ja, redelijke prijzen hielpen ons over de drempel.
Het werd wel wat beter maar toch bleven mijn voeten een puinhoop. Zelfs de sokken met Links en Rechts markeringen hielpen niet. Dat deed ons besluiten om de voeten maar eens bloot te leggen bij een podoloog, eentje die verbonden was aan een schoenenzaak zodat we direct goede schoenen konden aanmeten.
Pijnlijk voor de portemonnee maar helend voor de voetjes.
Na grondig onderzoek bleek dat ik niet meer helemaal recht stond en daarmee werd het oordeel geveld: steunzolen! Het mag want ik zit nu eenmaal in de bloei van mijn aftakeling zoals ik al eens eerder memoreerde, een opmerking die ik mocht ontvangen van een jeugdige collega.
Afgelopen zaterdag heb ik ze gehaald.
De schoenverkoopster checkte of ze pasten in mijn werk- wandel- en privéschoenen. De wandelschoenen werden afgekeurd want mijn schoenmaat was niet meer maat 45 maar maat 46.5. Ik schrok. Maar zei stelde mij gerust, dat kwam gewoon door het ouder worden. Die voeten hebben al wat kilometers achter zich liggen en zakken dan wat door. Even later stapte ik op mijn nieuwe wandelschoenen de winkel uit, schoenen waarin mijn tenen piano konden spelen.
Want als je tenen piano kunnen spelen zit de schoen goed!
Daags erna stopte ik de steunzolen in mijn werkschoenen en dat voelde enigszins raar. Maar ja, dat was een kwestie van wennen natuurlijk. Maar met de stappen die ik die dag maakte, 12363 om precies te zijn, voelde ik mijn hakken weer blaarbranden en speelden mijn tenen hele valse noten op de piano! Toen ik thuiskwam vroeg mijn vrouw nieuwsgierig naar mijn ervaringen met de steunzolen. Terwijl ik de schoenen uitschopte en een kreet van oplichting slaakte, wist zij mijn antwoord al. Ze pakte een van de schoenen en graaide de steunzool eruit.
En vervolgens de oude zool die ik vergeten was eruit te halen……
Het was de dag voor Maria-Hemelvaart, 14 augustus 1957. In die tijd was 15 augustus nog een katholieke feestdag. Het jonge stel, zij 28 jaar en hij 23 jaar, had vanuit Zaandam de bus gepakt voor hun reis naar Harlingen. Een belangrijke reis want het zou hun verdere leven bepalen.
Na een correctie van eerdere plannen.
Want hij wilde eigenlijk emigreren. Samen met twee vrienden. Alleen kreeg de ene vriend rugklachten en de andere een relatie. Die plannen kwamen daardoor onder druk te staan maar aan de andere kant kwam er misschien wel wat nieuws voor terug. Dat klopte. Hij kwam daarachter toen hij zijn zieke oom uit Harlingen bezocht. Deze lag destijds met tuberculose in het sanatorium te Bilthoven. Deze oom, de broer van zijn moeder, had op Terschelling een bouwbedrijfje. Hij had bedacht dat zijn neef, beginnend Timmerman, wel bij hem aan het werk kon want er stonden een aantal flinke klussen op het programma. Vandaar zijn vraag toen zijn neef aan zijn bed stond:
“Wil je niet naar Terschelling emigreren?”
Daar moest hij eerst even over nadenken. Want hoe stond zijn vriendin hierin? Hij kende haar nog niet zolang want hij had haar leren kennen tijdens een busreisje voor alleenstaanden. Een reisje naar het Zwarte Woud. Dat reisje had in eerste instantie nogal wat voeten in de aarde. Ten eerste omdat hij er flink voor had moeten sparen en ten tweede omdat zijn ouders liever hadden dat hij het geld aan iets anders ging besteden.
Bijvoorbeeld aan een reis naar Lourdes om daar mensen te helpen die slecht ter been waren.
Maar hij hield voet bij stuk en koos voor het Zwarte Woud, ook omdat zijn leraar dat aangeraden had: ‘Als je hout wilt zien moet je naar het Zwarte Woud!’ Daar zat wel wat logica in vond zijn leerling en de reis werd geboekt. Naast de connectie met al dat hout kreeg hij ook connectie met een alleraardigste jongedame uit Zaandam waardoor hij met een goed gevoel dat hoofdstuk sluiten kon.
Om een nieuwe te beginnen.
Zij reageerde positief op de nieuwe ‘emigratieplannen’. Ze spraken af om wel eerst eens te gaan kijken op dat eiland. Zodoende kwamen ze na een lange rit met de bus aan in Harlingen. Het weer was niet echt zomers: wind, regen en relatief onstuimig. Het zomerse weer had Harlingen even overgeslagen. Stoomschip De Noord Nederland lag aan de Willemskade te wachten op het jonge stel maar vertrok uiteindelijk veel later dan gepland. De kapitein dacht iets af te kunnen snijden maar kwam daar bedrogen uit.
Het schip liep vast.
Ondertussen bleef het maar regenen, was de temperatuur flink gezakt en begon de deklast ook nog te schuiven. Daartussen zat een jonge vrouw in slechts een jurkje en een dun zomerjasje te rillen van de kou. En de vermoeidheid begon ook toe te slaan. De bedenker van dit avontuur voelde zijn enthousiasme ook behoorlijk in zijn schoenen zakken. Vooral omdat hij haar hoorde zeggen:
“Ik ben klaar met dat eiland!”
Wat een ellende voor de jonge timmerman. De vertwijfeling sloeg nu ook bij hem toe na jaren van voorspoed in zijn keuzes, keuzes waar hij veel tijd en energie ingestoken had. Studeren, werken en studeren, om zo goed als mogelijk het edele vak als Timmerman onder de knie te krijgen. Nu werd hij dwars gezeten door de grillen van de natuur en kon er geen vinger achter leggen. Amper 23 jaar, vastgelopen, midden op de Waddenzee en om hem heen enkel duisternis.
Hij zag even geen horizon meer.
Ineens kwam het schip weer in beweging, vergezeld door tevreden kreten vanuit de stuurhut. Het schip was weer los en kon haar reis vervolgen. En daarmee leek het weer ook om te slaan want de wind ging nagenoeg liggen en het hield op met regenen. Met het omslaan van de weersomstandigheden sloeg ook het humeur van het jonge stel om. En toen de bewolking openbrak zette een volle maan de hele Waddenzee én het eiland Terschelling vol in de schijnwerpers.
Samen keken ze hand in hand naar hun nieuwe toekomst en was de keuze gemaakt.
Tegen middernacht voerden ze de haven binnen, opgewacht door het vele volk welke waren afgekomen op het nieuws van een vertraagde boot. Tussen het volk stond ook de oom, Nerus van der Zee, om het stel op te halen en ze een warm welkom te geven.
En hopelijk een mooie toekomst!
De volgende dag was het stralend mooi weer en daarmee leek het eiland deze twee jonge mensen te omarmen in de hoop ze niet meer los te laten. Want het eiland kreeg ook steeds meer te maken met toerisme en daarmee tevens een goede economische basis. Natuurlijk was er naast de zakelijke kant van de reis ook nog tijd voor een mooie strandwandeling en werd de liefde voor het eiland beslecht.
Ze waren geland.
Hij begon in september met werken en zij kwam uiteindelijk zes maanden later. Ruim 64 jaar leefden ze met elkaar en dat ging zoals het de meeste mensen vergaat, met ups en downs. Het inburgeren ging ze makkelijk af want ze begrepen hoe je je moest opstellen in een kleine doch hechte gemeenschap. Ze kregen drie kinderen waaronder ondergetekende en die voelden zich de gelukkigste kinderen op Aarde. Want dankzij die stap van hun ouders in het jaar 1957, mochten zij hun jeugd doorbrengen op een eiland.
En daar ben ik ze nog steeds dankbaar voor.
Medio juni 2022 kwam onze moeder weer in stormweer terecht want de ziekte die haar geest zo kwelde kreeg de overhand. Het schip waar ze op voer liep weer even vast en mijn vader kreeg er, ondanks zijn al jarenlange inspanningen, geen beweging meer in. De gesloten afdeling van het plaatselijke verpleeghuis met de mooie naam ‘Griltjeplak’ kreeg er een bewoonster bij. Helaas liep dat niet helemaal zoals alle partijen gewild hadden. Het duurde ongeveer drie maanden van op je tanden bijten, vallen en opstaan en het eeuwige geduld van het oh zo geduldige en lieve personeel.
Toen ging de storm liggen, de hemel brak open en de maan toonde zich aan onze moeder.
De reis is nog niet voorbij maar voor nu is ze weer geland en kijkt ze, met flarden van herinneringen vanaf haar kamer naar buiten.
Naar een door het maanlicht verlichte kalme Waddenzee!
Het was van de week weer Dierendag en rond die dag bericht de media ons weer met van alles over dieren. Zo bleek dat we steeds meer uitgeven aan kleding voor dieren. Ik herhaal: we geven steeds meer uit aan kleding voor dieren. Crisissen of niet.
We geven dus geld uit om onze dieren aan te kleden.
Blijft bijzonder om dit soort berichten te lezen. De liefde voor dieren begint onderhand exorbitante vormen aan te nemen. En de liefde voor de mens neemt juist af. Dat snap ik wel als je ziet hoe sommige mensen zich tegenwoordig gedragen. Grote bekken lijken steeds meer ‘normaal’ en de gewone mens zoekt het dan maar elders. Bijvoorbeeld bij honden.
Want die geven geen grote bek.
Ik moet daaraan toevoegen dat er ook grote bekken rondlopen met honden hoor. Kunnen ze die mooi klein houden want dat vinden grote bekken fijn, macht over een ander hebben. Nog niet zo lang geleden zag ik zo’n type lopen. Hij zag er heel stoer uit. Naast hem liep een hond, met de kop heel onderdanig gebogen, ogen constant naar de baas gericht en de staart tussen de benen.
Typisch een gevalletje Dierenbescherming.
Want honden, of dieren in het algemeen, kunnen zichzelf niet beschermen tegen mishandelingen of verbaal geweld. En hun trouw wordt in dit soort omstandigheden enorm op de proef gesteld. Ook als je ze kleren aantrekt.
Want dat is dubbelop.
Ik kan daar slecht tegen, tegen de ‘ vermenselijking’ van dieren. Dat kinderen die neiging hebben snap ik wel maar steeds vaker zie je dat ook de volwassenen zich hiermee bezighouden. Want het is zo zielig. Zo moest ik op een regenachtige avond het hondje van mijn schoonvader uitlaten. Tijdens het omdoen van de riem riep hij vanuit de kamer dat ik niet vergeten moest om zijn jas aan te doen. Natuurlijk ben ik hem dienstbaar maar in dit geval even niet. Ik riep terug dat ik het zou doen maar liet de jas, hangend aan de kapstok (!), ongemoeid.
Even dacht ik dat het hondje mij dankbaar aankeek.
Eenmaal weer terug pakte ik de natte hond op en zette deze op het tafeltje in de schuur. Vervolgens pakte ik een handdoek en wreef haar lekker droog. Nadat ze weer met vier poten op de grond stond, schudde ze haar vacht nog even lekker uit en vervolgens keek ze mij aan met haar meest liefdevolle blik. Want ze wist wat er komen zou:
De beloning.
In de vorm van een klein koekje. Een hondenkoekje, zonder toegevoegde suikers zeg maar zoals wij mensen die eten als we braaf geweest zijn. Of als we gewoon trek hebben in iets zoets. Of als we troost zoeken omdat het leven niet altijd even eerlijk of fijn is.
Of omdat het zo gezellig is!
Dat hoor ik hier thuis nog wel eens. Meestal nadat ik alle koekjes weer opgegeten heb en de vrouw in huis misgegrepen heeft. Waarom ik al die koekjes opgevreten heb. “Waarom? Omdat ik ze lekker vind. En omdat we ze in huis hebben.” antwoord ik dan, wetende dat ze daar natuurlijk geen genoegen mee neemt. Ik zou ook balen als ik iets wil pakken omdat ik daar zin in heb en er dan achter kom dat het er niet meer is. Het is nog net niet een lege verpakking. Nee, die moffel ik weg in de vuilnisbak.
Sporen wissen, zie ik ze ook altijd in krimi’s doen.
Meestal gooi ik mijn standaard betoog op tafel. Dat ze al die gezellige dingen gewoon niet in huis moet halen. Zij is het daar niet mee eens want ze vindt dat dit soort dingen gewoon in huis moeten kunnen liggen. Zodat er zo nu en dan een koekje of een chocolaatje gepakt kan worden. Nou, dat lukt mij niet. Ik lijk wat dat betreft ook op een hond. Die vreten alles op wat ze voorgeschoteld krijgen. Ook een dingetje wat hondenbezitters wel eens vergeten willen.
Die laten nog net niet de hond mee-eten met de dagelijkse pot.
Terwijl dat juist zo slecht is voor de hond want die hoort geen zout, suiker of andere toevoegingen te eten. Wanneer ze dat wel doen dan is de kans groot dat er een bezoek aan de dierenarts aan zit te komen. Of dat ze te vroeg qua fitheid en gewicht het loodje moeten leggen. Qua fitheid omdat ze te weinig uitgelaten worden en qua gewicht omdat ze te veel eten krijgen. Natuurlijk begrijp ik de baasjes wel. Want honden zijn gewiekst in bedelen. Je moet sterk in je schoenen staan wil je ze kunnen weerstaan:
Die trouwe hondenogen.
Die Dierenbescherming mag wat mij betreft zich meer laten horen middels goede voorlichting zolang dieren niet zelf aan de bel kunnen trekken. Zoals toen tijdens de corona beperkingen, toen veel mensen ineens een hond aan gingen schaffen om zo de tijd wat door te komen. Op zich prima natuurlijk, maar schrijnend waren de berichten dat toen de vrijheid weer wat terugkwam, de honden naar het asiel gebracht werden.
De reinste dierenmishandeling!
Een dier neem je niet voor even maar voor het leven. Een goede reden om daarvan af te wijken zou ziekte of ander onvermogen zijn, maar niet omdat ‘de lol’ eraf is of omdat het niet handig is met vakantiereisjes of weekendjes weg. Dat is, ondanks dat we dolgraag een hond zouden willen, een van de redenen dat wij geen hond nemen. Wij werken beiden en een hond in huis past daar niet in. Die zou zich dan de hele dag doodvervelen of de boel bij elkaar blaffen omdat hij niet begrijpen kan dat de baasjes weg zijn. Met een volle blaas.
Wij wachten nog even tot na ons pensioen.
Dierendag is een van die dagen die ons doet herinneren dat we huisdieren hebben. Met de daarbij behorende verantwoordelijkheid. Dieren zijn niet alleen voor de leuk wanneer het jóu uitkomt, ze zijn er ook om verzorgd te worden. 24/7, een hondenleven lang. Behandel ze daarom met respect.
Personeelstekort. Het zoveelste grote probleem waar we met zijn allen last van hebben. Bij ons thuis is het ook al te merken. Dat tekort openbaart zich meestal aan het einde van de werkweek. Want het huis moet ‘gepoetst’ worden. Maar als je allebei werkt is dat best wel eens lastig. Voor mijn vrouw is dit een belangrijk onderwerp en ik vind het alleen maar ingewikkeld.
Want ik zie vaak niet wat zij wél ziet!
Niet dat ik ervoor weg wil lopen hoor, ik weet het: een opgeruimd huis is een opgeruimd hoofd. Dat is gewoon een feit waar niet mee te spotten valt. Ik pak ook zo de stofzuiger en zuig van boven naar beneden en geloof mij op mijn woord:
Ook onder het bed of andere obstakels.
En toch vergeet ik dan wat volgens mijn geliefde. Namelijk het afstoffen. Want volgens haar moet er eerst gestoft worden met zo’n doekie aan een stokkie voordat er gezogen gaat worden. En daar zit nu de kneep.
Ik kan dat niet.
Omdat dat doekie in mijn ogen totaal geen effect heeft. Een uitgeknepen doek na een verfrissende duik in een fris ruikend sopje heeft in mijn ogen veel meer effect dan zo’n zakdoek op een stokkie. Maar dat wil ze niet en sinds we dat uitgesproken hebben naar elkaar tijdens de relatietherapie die wij moesten volgen kwamen we tot het volgende compromis:
Zij stoft. Ik zuig.
Maar het valt ons zwaar dat schoonmaken na een dikke werkweek. En naast dat werk mantelzorgt mijn vrouw ook nog. En dan snap ik wel haar verlangen naar personeel welke die taak over kan nemen. Iemand die elke week enkele uurtjes langskomt en dan tekeergaat als een Witte Tornado.
Helaas pindakaas.
De enige troost die wij hebben is dat we niet de enigen zijn die last ondervinden van de tekorten. In vrijwel elke branche schreeuwen ze om personeel. En je kon erop wachten dat die ene discussie dan gestart gaat worden:
De discussie over de lengte van de werkweek.
Vroeger was het simpel: de vrouw zorgde voor het huishouden en de (eventuele) kinderen en de man werkte. De hele week, minimaal 40 uur. Toen ik een gezin gesticht had met drie jonge kinderen was ik de kostwinner. De reden dat ik de kostwinner was kwam voort uit gemakzucht. Ik werkte heel onregelmatig en ik vond dat de kinderen altijd op een ouder moesten kunnen rekenen. Als zij ook zou werken werd dat een hele toer om te organiseren. De prijs die ik daarvoor betaalde was dat ik haast elke maand financieel tekortkwam. Om dat weer op te lossen zocht ik nog meer werk, hetzij middels overuren hetzij met werk aanpakken buiten mijn eigen werk om. Zo was ik ooit oproep-glazenwasser en stond ik regelmatig in Horeca-keukens om wat bij te verdienen. En geheel in stijl van een christelijke politieke partij in die tijd, gelet op hun slogan:
‘Het gezin is de hoeksteen van de samenleving.’
De gedachte achter die slogan was een nobel streven, daar kon je het alleen maar mee eens zijn. Maar zoals we allemaal weten, tijden veranderen en de 24 uur maatschappij ontwikkelde zich met de dag. Van het woord parttime had nog niemand gehoord maar door het stijgen van de welvaart en de daarbij behorende uitgaven besloten steeds meer huisvrouwen (en wellicht ook huismannen) er een parttimebaan bij te nemen. Doordat beide ouders gingen werken kregen we te maken met het fenomeen ‘sleutelkinderen,’ kinderen die uit school in een leeg huis kwamen. En ja, als er geen toezicht is willen kinderen nog wel eens afdwalen van de regeltjes of ze gaan juist afdwalen omdat ze gewoon hun ouders missen.
De eerdergenoemde hoeksteen werd poreus, begon scheurtjes te vertonen en verloor stevigheid.
De laatste jaren is er overal tekort aan personeel en laait de discussie op om parttimers meer uren te laten werken. Want parttime werken is erg populair. We zien het nu ook bij jonge stellen. Die werken dan allebei drie of hoogstens vier dagen en zijn eigenlijk best wel tevreden met de inkomsten. Maar als iedereen nu eens fulltime zou gaan werken dan zou dat een hoop problemen kunnen oplossen. Ten eerste komt er dan natuurlijk meer geld binnen waardoor je niet meer élke maand tekortkomt. Er is dan ook minder tijd om het uit te geven en er is wellicht ook geld voor een ontbijtje zodat de kinderen niet met honger naar school hoeven. Of, erger, in hun pauzes naar de supermarkt moeten om hun verlate ontbijt of lunch zèlf te kopen.
Dat is dan weer driedubbele winst zou ik zeggen.
Ten tweede is het ook goed voor de relatie. Want als je allebei zou werken kun je ook geen ruzie maken. Daarnaast zie je elkaar minder en komt het verlangen om elkaar te zien weer terug en wellicht daarmee ook de liefde.
Waar het immers ooit mee begonnen is!
Ten derde is het mentaal ook beter voor je. Want ook al is werken absoluut niet altijd even leuk, het is wel goed voor je sociale vaardigheden en het vergroot je wereld. Dat ene goede gesprek in de koffiepauze of even flink met elkaar lachen kan een enorme boost geven van je dag. Of wanneer je aan het einde van een werkdag tegen een collega kan zeggen dat jullie zo lekker samengewerkt hebben.
Dat kan al aanvoelen als een klein gelukje.
Want de hele dag naar je muren of je buren kijken is niet een ideale situatie om de dag door te komen. Bovenstaande geldt natuurlijk alleen voor mensen die in staat zijn om te werken want dat is, helaas, niet voor iedereen weggelegd. En het kan natuurlijk alleen wanneer de energieprijzen weer genormaliseerd zijn. Want tegen de huidige tarieven valt niet te werken, of de kinderen moeten ook een baan zoeken. Dat laatste scheelt dan weer buitenschoolse opvang, dat dan weer wel.
En de taakverdeling thuis moet dan natuurlijk evenredig verdeeld worden, dus ook de vervelende taakjes.
In mijn geval eerst stoffen en dan stofzuigen!
(Rectificatie, op dringend verzoek van mijn vrouw: eerst stoffen, dan òòk het frisse sopdoekje en dan pas stofzuigen!)
Mensen die anderen kunnen vermaken zijn er al eeuwen. Zo had een beetje zichzelf respecterende koning of keizer een Nar ter vermaak van henzelf en de Hofhouding. In onze huidige tijd kregen we te maken met cabaretiers die via de theaters ons even de dagelijkse problemen deden vergeten. Na de intrede van de televisie zagen we grapjassen op tv die ons van de bank deden rollen op zaterdagavond, zoals bijvoorbeeld Andre van Duin.
Onder het genot van een glas gazeuse en een stuk Sneeuwster met het hele gezin voor de buis.
De cabaretier had naast de lach die hij ontlokte ook regelmatig een serieuze ondertoon. Hij of zij hield je dan een spiegel voor van je gedrag, in de hoop dat je er wat van opsteken zou of, misschien nog mooier, dat je er misschien naar ging leven.
Uiteraard met een flinke dosis zelfspot!
Deze lolbroeken hadden er ooit voor gekozen om anderen te vermaken. Maar op een gegeven moment kwam er een ander soort amusement naar voren, amusement waar de gewone burger (on)vrijwillig aan mee ging doen. Zo had je het zeer succesvolle tv-programma ‘Showroom’. Hier werden bijzondere mensen uitgelicht, in de schijnwerpers gezet en heel Nederland smulde ervan. Dat kon toen ook nog omdat er nog niet zoveel tv-zenders waren. Maar het kwam ook omdat het een nieuwe manier van programma’s maken was.
Ziehier de intrede van ‘reality-tv’.
Dit fenomeen kwam uit de koker van onder andere de heren Van der Ende en De Mol. Die laatste is momenteel weer veel in het nieuws vanwege de uitspattingen in zijn BN’ers Stal. Maar dat reality was andere koek. Mensen werden gelokt met veel geld om zichzelf te kijk te zetten op de televisie, zoals bij Big Brother of ‘Over de Rooie’. Dat laatste programma was ranziger dan ranzig en legde de hebzucht van de mens bloot.
Inclusief eventueel nog andere lichaamsdelen.
Maar dat boeide de makers niet want er werd massaal naar gekeken. Grensoverschrijdende televisie waar wij mensen nog niet veel ervaring mee hadden. Men vond het ranzig maar de zucht naar sensatie was geboren en we verloren daarmee al een beetje onze onschuld. Hoe extremer hoe meer kijkers. Goed (of beter gezegd slecht) voorbeeld zijn de ‘kijkers’ files die ontstaan na een ongeluk op de andere rijbanen. Of als er iemand in elkaar geslagen wordt door een groepje idioten dan is het ook ‘fijn’ om daarnaar te kijken.
Uiteraard filmend zodat het weer gedeeld kan worden.
Werden de bijzondere mensen bij Showroom nog enigszins fatsoenlijk benaderd en begeleid, bij de reality programma’s was daar weinig meer van te merken. Soms leek het wel of de deelnemers geselecteerd werden op hoe ‘bijzonder’ ze waren want dat was nóg beter voor de kijkcijfers. Dat zagen de publieke omroepen ook en al gauw zagen we de diarree ook bij hen over de randen van fatsoen heen sijpelen. Neem maar eens een gemiddelde aflevering van de Rijdende Rechter.
Soms te gênant om naar te kijken.
Maar dat was nog niet alles. Het opkomende internet bood de mens ook een podium. Zo maakten we kennis met de ‘Internet-gekkies’. Dit waren filmpjes op YouTube waarin gewone en bijzondere mensen iets zeiden wat heel grappig was. Mijn (puberende) kinderen waren hier groot fan van en zo kreeg ik ze ook onder ogen en ja, het was ook vaak erg grappig. Maar dit waren excessen en de meeste filmpjes waren zó gesneden dat het grappig werd. Die mensen hadden zelfs misschien niet eens in de gaten dat ze eigenlijk voor paal werden gezet. Maar tegenwoordig lijkt het wel of we overladen worden met filmpjes van mensen die alleen maar onzin uitkramen. Het is niet zo dat de hele wereld gek aan het worden is maar soms denk ik wel eens dat we verdacht dicht in de buurt komen. Vooral de laatste jaren zie je dat. De media hebben deze, vaak boze, mensen ook ontdekt en geven ze graag een podium. Niet om de inhoud maar puur omdat het scoort, om dezelfde redenen als hierboven beschreven.
Ik zie alleen maar breekbare mensen.
Mensen die gevoed worden door populisten zowel aan de rechter- als linkerflanken van de politiek. Opgehitst om alles en iedereen om zich heen te wantrouwen en aangespoord om de barricades te beklimmen. En weet je wat ze ervoor terugkrijgen?
Aandacht.
Alleen hebben ze niet in de gaten dat ze de verkeerde aandacht krijgen. Voorheen hadden we nog genoeg instanties die deze mensen konden begeleiden. Instanties die de zo gevraagde aandacht gaven aan deze mensen. Maar sinds de politiek daarop ging bezuinigen is het hek van de dam. Populisten spelen daar handig op in en voeden deze mensen met wantrouwen tegen diezelfde politiek.
Dat zien we met grote regelmaat in de Tweede Kamer voorbijkomen.
Daar vechten 21 partijen om een been en uiteindelijk gaat niemand ermee heen. Met als gevolg dat de ‘gewone’ burger die ‘gewoon’ in het leven staat en de dingen doet zoals we dat ooit afgesproken hebben, hoofdschuddend zich hiervan gaat afkeren. Moe van al die boze mensen die schreeuwen en tieren en zich manifesteren op plekken waar politieke meningen vooral níets te zoeken hebben. Steeds vaker worden acties van anderen of evenementen ter vermaak van het volk gekaapt.
Parasiteren noemen we dat.
Al die politieke partijen en al die meningen is natuurlijk onze eigen schuld. Want we willen allemaal aandacht voor onze meningen. Het begint een klucht te worden die geen nar of cabaretier had kunnen verzinnen. En dat splinteren woekert voort, zowel in Den Haag als in de lokale politiek. Nóg meer meningen. Nóg meer vergaderen.
Nóg meer tijdverlies om de grote problemen op te lossen.
Ik heb humor hoog in het vaandel staan maar ik merk dat het lachen mij steeds vaker vergaat. Gelukkig sta ik met beide benen op de grond en dat houdt mij in evenwicht.
Toch wankel ik wel eens, dan word ik even van mijn stuk gebracht.
Breekbaar zoals een mens kan en mag zijn.
En vertrouwende dat het gezonde verstand die breekbaarheid weer opheft!
Mijn vrouw was er zelfs wat emotioneel onder, zo blij was ze met het resultaat. Ik hinkte daardoor niet op twee maar op drie gedachten want één: het deed mij erg goed dat ze zo blij was, twee: het scheelde mij een hoop werk en drie: zij was nu wel heel erg op de hand van ‘die andere’. En dat was niet de eerste keer.
Want oh, oh, oh, wat was die man toch handig!
Nu moet ik haar daar wel gelijk in geven hoor, die man is ontzettend handig, alleen baal ik van de aandacht die hij dan vervolgens krijgt. Dat mag best minder. Want ik ben misschien (volgens haar) wel de liefde van haar leven maar heb een enorm groot nadeel:
Ik ben totaal niet handig!
En dat is hij wel, Tinus, de man die alles kan. Sinds wij hem leerden kennen heeft hij al heel wat klusjes c.q. klussen gedaan hier in en om het huis. En vorige week kwam daar nog een klus bij, in de schuur een zogenaamde plafond-opslag maken zodat we de ruimte optimaal gebruiken kunnen.
Ik mocht meehelpen.
En dat helpen bestond uit planken vasthouden, gereedschap aangeven, planken weer loslaten, gereedschap weer aanpakken, de scherpe randjes van de plankjes afschaven en afrekenen bij de houtboer. Niet de Tovenaarsleerling maar de Timmermansleerling. Alhoewel ik zijn ambachtelijke werkzaamheden wel zie als tovenaarskunsten, wat zijn ogen zien kunnen zijn handen maken. Als leerling zijnde was er maar een manier om haar terug te winnen.
Door een Meesterwerk af te leveren!
De vraag was of ik die kans nog wel zou krijgen. Want ja, die plafond-opslag was schitterend geworden, heel praktisch en de afwerking verdiende lof, trompettengeschal en Open Doekjes. Want hij had ook nog even vier plankjes boven de stopcontacten gemaakt zodat wij daar ook wat op konden leggen. Dat had deze Spieker-Tinus zelf even bedacht en daar wisten wij niks van.
En toch kwam die kans om een Meesterwerk af te leveren!
Want Majesteit had nog bedacht dat alle huishoudelijke hulpmiddelen die aan een steel gekoppeld waren, zoals de bezem en de dweil, eigenlijk opgehangen moeten worden. En dat wasrekje ook, die dondert steeds om waardoor je haast je nek breekt in de schuur. Kleine ergernissen die met de dag steeds groter werden. Duidelijker signalen kon ik niet krijgen en ik zag dit als míjn kans om te bewijzen dat ik niet alleen maar twee linkerhanden heb.
Dat er toch echt wel een rechterhand tussen zit!
In mijn hoofd gingen alle radertjes als een gek tekeer, maakte ik berekeningen en visualiseerde deze weer totdat ik een compleet plan voor ogen had. Want ik wist van eerdere klussen dat ik nog wel eens wat stappen had overgeslagen en dat daardoor het project net niet lekker afgerond kon worden. Dus eerst goed nadenken wat ik nodig had: klemmen, vier ophangbeugels, rolmaat, hout, houtvijl, schroefjes van de juiste maat, zwarte verf, schroevendraaier en tot slot, misschien wel het belangrijkste onderdeel, geduld.
Op de klemmen en schroefjes na had ik alles in huis.
Vorige week maandag had ik vrij en nadat de dame hier in huis naar haar werk was, sprong ik uit bed en liep linea recta naar de schuur voor een laatste check en meetwerk. Want ‘meten is weten’ zeggen die klus-mannen/-vrouwen/-genderneutralen altijd. Vervolgens voerde ik mijn opdracht uit in de garage want daar kon ik mooi gebruik maken van een tafeltje. Dat tafeltje stond daar al enige tijd te wachten op een renovatie maar daar was ik nog niet aan toe.
Herstel, daar was ik nog niet aan toegekomen!
First things first. Eerst zaagde ik de plankjes op maat. Deze plankjes hadden de functie om als ondergrond te dienen voor de klemmen en de ophangbeugels want de houten wanden waren te dun om ze er rechtstreeks op te schroeven. Want je moet niet willen dat de schroeven er aan de andere kant van de wand erdoor komen. Die les had ik al uit eerdere ervaringen geleerd, dat was nog uit de tijd dat mijn plannen nog niet zo concreet waren.
Tegen de tijd dat ik ga hemelen ben ik wellicht een volleerd klusser…
Nadat de plankjes gezaagd waren heb ik ze met de vijl bewerkt zodat alle splinters en andere oneffenheden verdwenen waren. Door dat vijlen snoof ik de lucht van dit stukje hout op en voelde de verbinding tussen mens en (natuur)product. En daarmee begreep ik Tinus ook steeds meer want die ruikt ook altijd even aan het hout, ondertussen met een handstreling het hout beroerend.
Net als koks die even hun neus boven de pan hangen en met de hand de geur naar zich toewuiven.
Daarom is het ook belangrijk om dit door te geven aan onze kinderen, dat ze méér even ‘Zelf doen!’ in plaats van de hapklare brokken waarmee ze steeds meer opgroeien. Alles is maakbaar maar het zelf doen voedt de creatieve geest.
Maar dit even terzijde.
Vervolgens verfde ik de plankjes en zette ze weg om te drogen. De aluminium hangbeugels spoot ik zwart zodat ook deze niet op zouden vallen aan de zwarte wand. Ja, zoals ik al schreef, ik had een goed doordacht plan! Die middag monteerde ik alles in elkaar en nadat alles op zijn plaats hing wist ik het:
Missie geslaagd!
En of die geslaagd was! De dame kwam van haar werk en was sprakeloos na het zien van mijn werkzaamheden. Ze vond het schitterend en heel praktisch en de afwerking verdiende lof, trompettengeschal en Open Doekjes.
Ik was zo trots als een aap met zeven lullen.
Die avond gingen we kijken bij een voetbalwedstrijd van een (ex) buurjongen. Vrouwlief was er lopend heen en ik met de fiets. Naast een spannende wedstrijd voelde ik ook romantische spanning tussen haar en mij. Ze wilde teruglopen maar het was al donker en de puber in mij stak daar een stokje voor:
“Spring maar achterop schat!”
De laatste keer dat zij achterop zat was zo’n 40 jaar geleden en wellicht gilde ze daarom zo hard.
Ik heb sindsdien het Turks Fruit (film) deuntje in mijn hoofd!
Hoe mooi is het toch om in een land te mogen wonen waar je op allerlei manieren vermaakt kan worden. Dat vermaken kan vanuit commercieel oogpunt zijn of vanuit traditie. Of gewoon om iets te organiseren in de straat, wijk, dorp of stad. Nu heb ik dit sneller opgeschreven dan dat het werkelijk inhoud, want het kost nog wel wat:
Namelijk heel veel tijd en heel veel vrijwilligers!
Vrijwilligers zijn goud waard in een samenleving en ik pak elke gelegenheid aan om dat nog maar eens te benadrukken. Bij de Run Winschoten, de oudste 100 km ultraloop van Nederland, ken ik een van die vrijwilligers. Haar enthousiasme om aan dit mooie evenement mee te werken is groot, ze neemt er zelfs vrije dagen voor op! Dat doet ze al een jaartje of 13!
Deze mensen zijn Goud waard!
De gelegenheid deze keer is te raden, ik ga het hebben over de Run. Sterker nog, wij, vrouwlief en ik, hebben gisteren meegedaan! Nu zullen de mensen die mij kennen zich afvragen hoe ik dat dan gedacht te hebben aangezien mijn lijf nu niet bepaald atletisch te noemen is. Mijn vrouw daarentegen is een stuk actiever, die wandelt elke week vele kilometers en daarbij is ze ook nog erg van het zwemmen.
Het zwemmen met snoeken zoals we afgelopen vakantie hebben mogen meemaken.
Maar toch deden we allebei mee en we hebben alles met elkaar zo’n 26 kilometers in de benen. Wandelend. Want naast de hardlopers had men ook drie wandeltochten eraan verbonden, 10, 20 of 30 km. Voor elk wat wils, om zo mensen te stimuleren meer te bewegen want links- of rechtsom, wij genieters van de welvaart moeten meer bewegen! Daarvan zijn wij ons bewust en we proberen dat bewegen ook vol te houden. Door flinke stukken te fietsen of door regelmatig een stuk te wandelen.
Dat ik sinds een week lichter door het leven loop was wel in mijn voordeel.
Lichter ja, want er is in het begin van afgelopen week bij mij een kies getrokken. De tandarts had hoofdschuddend de foto bekeken en zei: “Nou, dat was niet veel meer. Dat is niet iets om over naar huis te schrijven… ” Ik schrok. Lang geleden zijn mijn verstandskiezen getrokken en daar had ik nog wel wat beelden bij. Ik besloot er maar een luchtige draai aan te geven: “En in een column?” vroeg ik, omdat ik weet dat dingen van je afschrijven therapeutisch werken kan. “In een column? Tja, dat kan wel natuurlijk.” zei de tandarts en ik zag de verbazing in zijn ogen boven het mondkapje.
“Maar wil je dat ik het nu doe of wil je een nieuwe afspraak?”
Vluchten kon niet meer en ik gaf aan het dan maar direct te doen. De stoel ging weer in ligstand en na heel wat wrik- en trekwerk was de kies eruit en ik een stukje lichter. Een (jongere) collega gaf het later mooi weer toen ik hem verteld had van mijn belevenissen bij de tandarts: “Je zit in de bloei van je aftakeling!”
Zijn tijd komt nog wel.
Gistermorgen was om 10 uur de start voor ruim honderd wandelaars. De omstandigheden waren perfect: bewolkt, 20 graden, nauwelijks wind en zo nu en dan een verkoelend miezer regentje. Vanaf de sporthal Stikkerlaan en bewapend met een papieren routebeschrijving en een Engelstalige dame die ons de weg wees via de telefoon, begonnen we aan onze tocht die ons richting Finsterwolde zou voeren en vervolgens weer retour via Beerta. De eerste honderd meter liepen we nog even met de hardlopers mee maar daarna hadden we de route voor onszelf. Door het Stadspark liepen we richting de Pieter Smitbrug, zijdelings langs Blauwe Stad en dan richting Finsterwolde. Om en nabij 11 uur waren we ter hoogte van (sponsor) Flonk maar we moesten nog even wachten op de koffie want de organisatie liet ons nog even 2 kilometer omlopen zodat we de 10 km konden aftikken alvorens we even mochten pauzeren. De twee dames van de inschrijving in de sporthal (óók vrijwilligers!) stonden ons al op te wachten met een flesje water en een appeltje.
Op het terras ging de koffie met appeltaart erin als koek!
Tijdens deze pauze begon het ook nog eens flink te regenen maar we zaten lekker droog onder de parasols van het Flonk-terras, net als de vele andere wandelaars om ons heen. De sfeer bleef er opperbest onder en nadat het opgehouden was met regenen begonnen we aan de laatste ronde, de ronde die ons weer terug zou leiden naar Winschoten. Er liepen drie mensen voor ons en dat was wel prettig want dat scheelde route lezen. Dat ging een hele tijd goed, totdat we natuurgebied de Tjamme doorgelopen hadden. Het drietal was even gestopt dus nu moesten we wel passeren en zelf weer kaart gaan lezen. Even verderop kwamen we twee dames tegen, ook wandelaars. Zij waren even het spoor bijster en wij eigenlijk ook. Omdat we nu in hetzelfde schuitje zaten besloten we gezamenlijk te overleggen en al gauw konden we weer de draad oppakken.
Maar niet alleen de draad werd opgepakt.
We raakten met elkaar in gesprek en toen bleek dat de dames uit Monster (het Westland nabij Den Haag) en Lekkerkerk kwamen. Hun mannen deden namelijk mee aan de 100 km run en zij hadden bedacht dat deze wandeltocht een mooie tijddoder was voor hun en daar hadden ze natuurlijk helemaal gelijk in. We bleven de rest van de route dan ook bij elkaar en daardoor vergaten we de afstand én de daarbij inmiddels ontstane pijntjes, zoals lies, heup en voor mij de bekende blaarvorming onder mijn voeten.
Maar we vergaten dat, de sfeer onderling was goed en deed de rest.
Dat is ook weer het voordeel van wandelen. Dat je mensen ontmoet, dat je met elkaar in gesprek kan gaan maar het hoeft niet en ondertussen beweeg je lekker en dat is weer goed voor lijf en geest. Maar de route leidde ons ook langs plekken waar wij nog niet eerder geweest waren met de fiets of benenwagen en dat gaf ook weer extra energie. Tegen 3 uur die middag kwamen we weer aan bij de sporthal en kregen we zelfs een heuse medaille, ons aangereikt door wederom die twee vrijwilligers weer die ons de hele dag al begeleid hadden.
Toen we thuis waren voelden we de vermoeidheid wel maar het was de moeite en de pijntjes meer dan waard. We zagen hoe mooi we toch wonen in deze provincie en we ervaarden de vriendelijkheid van mensen om ons heen en dat is een aangenaam gevoel in deze moeilijke tijden waar we momenteel met zijn allen mee te maken hebben.
Volgend jaar doen we weer mee en ik raad bij deze iedereen aan om volgend jaar ook een van de wandelroutes te lopen. Daarmee doe je mee aan een fantastisch evenement, kun je tussendoor ook nog eens al die hardlopers aanmoedigen, gezellig bijkletsen met bekenden (of onbekenden!) en belééf je de RUN nóg meer!
Natuurlijk mogen we niet klagen want dat doen we al massaal over alles en iedereen, maar nu maak ik een uitzondering. Of eigenlijk twee. Of misschien wel drie.
Ten eerste wil ik klagen over al die aandacht die Nick en Simon kregen omdat ze niet meer als duo gaan optreden. Kom op zeg, zijn we al zo diepgezonken in dit land? Ik was drie jaar lang een (uiterst succesvol) duo met ex-collega ‘maarnietuithethart’ Sean-Lou maar we hebben daar geen mediahype van gemaakt toen we besloten hadden om niet meer samen te werken.
Want dat was net zoals bij Nick en Simon geen toegevoegde waarde geweest.
Maar nee hoor, iedereen dook op dit ‘nieuws’, zelfs Radio 1 besteedde er aandacht aan: “Volgende week geven de beide heren een toelichting op hun besluit.” voegde Natasja Gibbs nog toe aan dit ‘onderwerp.’
Mag ik een teiltje!
Ten tweede wil ik klagen over de zomer die achter ons ligt want daar was ik, met het stijgen van de temperaturen, al snel klaar mee. Bah, wat was het vies heet. En droog. En wat duurde het lang. Want normaal hebben we zomers waarin we drie dagen mooi weer hebben en daarna weer regen, wind en alle depressies op één hoop. Of doordeweeks mooi weer en als je dan vrij bent om het weekend te vieren slaat het weer om en vallen al je plannetjes om je vrije dagen goed door te komen letterlijk in het water.
Natuurlijk was het voor de vakantiegangers een leuke bijvangst.
Vooral voor diegene die in eigen land vertoefden. Maar als je moest werken was het soms niet te doen. En voor die laatste groep breek ik nu een lans, wil ik de aandacht geven die ze verdienen. Boven op hun salaris, als een soort bonus zeg maar. De ergernis begint al bij de berichtgeving in de media. Want zodra het een beetje begint te zomeren hoor je op radio en televisie enthousiaste kreten zoals: ‘Het wordt lekker warm’ of ‘Geniet van zon, zee en strand’ of ‘Het is goed barbecue weer!’
Dat moet anders!
Ik verzoek, nee ik eis dat men het voortaan anders gaat brengen. Bijvoorbeeld: ‘Het wordt warm! Voor de mensen die moeten werken: sterkte! En wat fijn dat jullie elke dag maar weer de moeite nemen om naar het werk te gaan. Voor de mensen die vakantie hebben of om andere reden thuis zitten: geniet ervan en smeer je goed in!’
Of ‘Geniet van zon, zee en strand en voor degene die moeten werken: Jullie tijd komt nog!’
Of ‘Het is goed barbecueweer en in de bedrijfskantine met airco hebben ze vandaag lekkere broodjes gezond, de smoothies zijn een aanrader en je hebt geen last van wespen want die zijn buiten, die maken enkel de terrasjes onveilig!’
Zo, dat lucht op!
En ook nog eens zonder te schelden of op de man/vrouw/genderneutraal te spelen. Daarmee kom ik dan toch bij het derde couplet van deze klaagzang en dat is hoe we tegenwoordig reageren op berichten of berichtjes in de media. Eigenlijk wil ik er geen aandacht aan besteden maar ik durf hier wel te beweren dat heel veel mensen er hetzelfde over denken. Het lijkt wel of het steeds erger aan het worden is en het verziekt de sfeer op social media, een platform waar mensen wat kunnen zeggen of een discussie ergens over aangaan.
Op een normale, beschaafde manier.
Voordat het social media in ons leven kwam voerden we dit soort gesprekken in de kroeg, op straat, in de kantine of langs de lijn van de sportclub, de winkelstraat of in de supermarkt. Ik durf nu ook weer te beweren dat die gesprekken op een normale, beschaafde manier gingen zonder op de man/vrouw/genderneutraal te spelen. En kwam je er niet uit met elkaar dan vervolgde je je weg met een vriendelijke ‘Fijne dag verder!’
Maar toen kwam social media….
Dat was nog eens een mooi platform! Daar kon je, gewoon vanaf de bank, je mening geven over onderwerpen die langs kwamen zonder dat je er de deur voor uit moest. En dat kwam goed uit want online winkelen was ondertussen ook al gemeengoed geworden dus wie dut mie wat! Daarbij zag je ook nog eens wat van de wereld want de berichtgeving was grenzeloos doordat ‘vrienden’ hun vakantie- ervaringen deelden met jou.
Heerlijk! Senseootje erbij en genieten!
Maar met de jaren kwam er gewenning en kennelijk ook een sleur. Sommigen voelden zich niet meer gezien en gehoord en besloten maar eens hun stem te verheffen. Door bijvoorbeeld op de man/vrouw/genderneutraal te spelen, het liefst zo hard mogelijk. Zo zag ik van de week een lokaal bericht over een persoon die voorzitter werd van de cliëntenraad van het ziekenhuis. Nou, die kreeg wat reacties over zich heen!
Daar lustten de honden geen brood van.
En niet alleen de kersverse voorzitter, nee, men nam het ziekenhuis ook nog even mee in de onderbuikgevoelens, het ziekenhuis waarvoor aan het begin van de pandemie nog geklapt werd.
Tenhemelschreiend!
Berichtgevingen over een erg leuk evenement, straatfestival De Waterbei, kregen ook te maken met negatieve reacties. Zo was ineens de Pieter Smitbrug de pispaal. Dé brug die er gekomen is na de inspanningen van wijlen Burgemeester Pieter Smit waar we óók voor geklapt hebben. Want je kon er ‘niet fatsoenlijk’ overheen fietsen of lopen vanwege de drukte. Uiteraard maakten de tegenstanders van deze brug (ja, die zijn er echt) ook nog even de gelegenheid om hun ongenoegen te spuien.
Tja.
Als er duizenden mensen tegelijk op afkomen, dan kan het druk zijn. Net zoals voorgaande jaren wanneer het publiek van Pura Vida, ook zo’n leuk evenement waar wij jaren van hebben mógen genieten, weer huiswaarts keerde.
Dat werd filefietsen met veel hilariteit: “Pas op! Poaltje!”
Sommige van deze reaguurders begonnen als amateur maar hebben zich inmiddels zó geprofessionaliseerd dat het haast sneue, BN’ers geworden zijn. Die zitten denk ik de hele dag (en wellicht nacht) te speuren naar berichten waar ze even lekker venijnig op kunnen reageren, in de hoop van…
Ja, waarvan eigenlijk?
Mijn advies? Tel tot tien, ga naar buiten en praat rechtstreeks met mensen. Daar knapt elk mens van op!
Van de week zei ik ineens spontaan tegen mijn vrouw dat ik van haar hou. Ik hoefde er totaal geen moeite voor te doen. Mijn vrouw reageerde argwanend maar dat was best logisch want zo vaak zeg ik het nu ook weer niet.
Maar deze keer kwam het vanuit mijn tenen!
Deze ontlading ontstond nadat ik de koelkastdeur geopend had. Want ik zag tot mijn grote vreugde dat de eieren weer in hun originele behuizing zaten, gewoon in de eierdoos. Nu zal menigeen denken: eieren zitten toch ook in een eierdoos? Ik heb, om maar eens een voorbeeld te noemen, nog nooit eieren in De Blije Doos gezien. Oké, in een verhuisdoos willen ze nog wel eens voorkomen maar dan weet ik zeker dat ze nog steeds in de eierdoos zitten want anders wordt het zo’n zooitje. Dus ja, dat klopt allemaal.
Deels.
Want de dame hier in huis is nogal van de doosjes, van de opbergsystemen. Nog niet zolang geleden zaten de beschuiten ineens in een andere bus, net zoals de rozijnen, de zoute amandelen, de cranberries, de koekjes, de muesli, de cruesli en de crackers. Toen ik deze verandering schade sloeg zag ze mij denken: ‘Wat was er mis met die oude bakjes?’ Daarom kwam ze direct met een verklaring zodat ik ten eerste deze veranderingen accepteren zou en ten tweede er rustig aan kon wennen. Want het speelde zich af in de keuken en de keuken is toch wel een beetje mijn gebied, mijn territorium zeg maar. Zo heb ik zelf alle oude koekenpannen vervangen voor stalen koekenpannen.
Dat was wel een dingetje.
Want die moesten ingebrand worden en ja, dat was een aanslag op de keuken en onze longen. Daags erna rook je nog de geur van verhit staal en oververhitte olie. Maar het resultaat mocht er wezen, alhoewel de zwaarte van de pannen nog wel enige irritatie bij mijn vrouw teweegbrengt. Dat snap ik dan wel weer en daarom heb ik de taak toegeëigend de gebruikte pannen weer schoon en droog in de oven onder het fornuis te zetten.
Liefde is compromissen sluiten.
Naast de koekenpannen heb ik ook de kruidenkast in eigen beheer. En, toegegeven, ook hier heb ik enige tijd geleden ook wat aanpassingen aangebracht, namelijk nieuwe kruidenpotjes. De oude hadden geen strooi mogelijkheden en toen ik potjes tegenkwam die dat wel hadden mocht ik ze aanschaffen. De volgende dag zat ik lekker mijn nieuwe kruidenpotjes te vullen.
En met de lettertang de inhoud te duiden!
Ik was helemaal in mijn sas en nadat alle potjes op hun plek stonden was ik best wel trots op het eindresultaat. Structuur en orde, het slijt erin met het ouder worden lijkt het wel. Jammer was wel dat ze niet op alfabetische volgorde stonden maar dat kwam omdat praktisch het won van theoretisch: want het meest gebruikte kruidenpotje moet natuurlijk vooraan staan.
Da’s logisch.
Maar wat was er mis met die voorraadbussen? vroeg ik aan mijn vrouw, zonder het uit te spreken want zij had aan mijn blik genoeg. “Omdat ik er niet in kijken kon. Ik greep steeds mis.” Dat begreep ik niet. Want de oude voorraadbussen waren gestickerd met naam. Ook nu weer las ze mijn gedachten en ze vervolgde haar betoog: “Dat komt omdat ze in de la staan en wij kijken erop in plaats van ertegenaan. Moest ik de rozijnen hebben had ik de suikerbus in mijn hand en wilde ik de muesli pakken dan had ik de bus met cranberries te pakken. Daarom heb ik nu deze, transparante bakjes gekocht en ja, dat was de oplossing!”
Een gelukzalige glimlach brak door op haar gezicht.
Liefde is ook accepteren waarna we weer overgingen tot de orde van de dag. Een paar weken later wilde ik de kaas uit de koelkast pakken en zag dat deze in een plastic, transparante bak lag. Dit was nieuw voor mij. Ik wilde de kaas eruit pakken maar kwam in conflict met de ruimte die daarvoor was, de plank erboven zat zó in de weg dat op het moment dat ik de kaas in mijn handen had de bak bijna
Mijn knie voorkwam erger.
Op mijn vraag aan mijn vrouw waar die bak vandaan kwam kreeg ik enkel te horen dat deze zo handig was want nu konden we daar de kaas voortaan in doen. De dagen daarop bleef ik mij ergeren maar besloot er geen kamervragen meer over te stellen. Een motie indienen was nog een idee geweest maar ach, zoals ik al zei, liefde is accepteren. Daarbij is er al genoeg ellende in de wereld, wie ben ik om daar nog meer ellende aan toe te voegen.
Tot het volgende probleem zich ineens aanmeldde.
Dat was ongeveer een weekje later. Ik wilde een eitje bakken en zocht naar de eierdoos. Geen eierdoos te zien. Ik besloot nu actiever te kijken en waarachtig, ik had er finaal overheen gekeken! Er waren wél eieren maar die zaten niet meer in de bekende eierdoos maar in een bak.
Een transparant, hard plastic bak.
En dat was nog niet eens alles. Er zat namelijk een deksel op. Een los deksel. In de bak is ruimte voor maar liefst 12 eitjes wat mij toch even van mijn stuk bracht. Want wat was er mis met de meest gangbare, de 10? Ik pakte de bak er in zijn geheel uit, haalde het deksel eraf en pakte een eitje. Althans, dat probeerde ik maar het ei gleed uit mijn vingers want het lag te diep verzonken in de voorgevormde bodem.
Ook nu heb ik geprobeerd ermee te leven maar na weken van ongemak liet ik de dame hier in huis toch maar even weten wat ik ervan vond. In rake bewoordingen:
Die bak eruit of ik eruit!
Nou, die kwam binnen. Ik legde het probleem haarfijn uit, voegde eraan toe dat ik alle andere veranderingen accepteerde maar deze bak absoluut niet! Met succes, want van de week zaten de eieren weer in hun eigen, originele doos!
Natuurlijk weet ik ook wel dat er in de zomervakantie periode het nieuws soms ver gezocht moet worden om onze honger naar nieuws te kunnen stillen. Inclusief roddel en achterklap want daar smullen we van, zie de opkomst van de zogenaamde juice-kanalen. Althans, dat denken heel veel media. Je zou ook een oude wijsheid erbij kunnen halen:
Geen nieuws, goed nieuws!
Maar daar denken ze toch anders over. Het valt mij op dat vanuit de sensatie hoek suggestieve berichten geplaatst worden, die schetsen dan rampspoed, met mogelijk dood en verderf als je de kop van het stuk geloven moet. Maar wanneer je dan verder leest wordt de soep toch niet zo heet gegeten als zij opgediend werd maar dat maakt de boodschapper niet uit.
Want het doel is bereikt, je hebt erop geklikt!
Het maakt ze niet uit dat de lezer daar wel eens last van zou kunnen krijgen. Dat al dat zogenaamde ‘nieuws’ niet meer verwerkt kan worden en dat er dan kortsluiting in het hoofd kan ontstaan. Steeds vaker zie je dat mensen doorslaan en vervolgens als ‘verward persoon’ betiteld worden, terwijl ze dat bij de basis eigenlijk niet waren.
We worden van al dat ‘nieuws’ moedeloos.
Ik heb inmiddels geleerd dit soort schreeuwende en opruiende koppen over te slaan want het voegt niks toe, enkel maar onrust. Het veroorzaakt alleen maar tijdverlies, terwijl je die tijd juist hard nodig hebt om iets moois van je leven te maken. Ook de tv-wereld mag zich wel eens achter de oren krabben. Sinds de eerste televisieprogramma’s gemaakt werden is het er echt niet beter op geworden. Vroeger was het nog wel bij te houden, dan had je maar twee netten en was er enkel in de avonduren een paar uitzendingen. Rond 1989 startte de eerste commerciële tv-zender en was het hek van de dam.
Tegenwoordig worden we overspoeld met zenders.
Prima hoor, dan is er altijd wat te kijken maar wie heeft bedacht dat wij, het volk, elke avond naar praatprogramma’s moeten kijken? En dan hebben ze het allemaal ook nog eens over dezelfde onderwerpen, besproken door deskundigen, betrokkenen, ex-voetballers, ex-voetbaltrainers, bekende Nederlanders in alle soorten en maten en met of zonder snor of een politicus van een kleine fractie die zegt te weinig tijd te hebben voor Kamerdebatten omdat zij of hij een kleine fractie heeft…Het voegt voor het overgrote deel niets toe en zijn vaak enkel maar proefballonnetjes.
Met enkel (gebakken) lucht als inhoud.
Het enige wat al dat gelul toevoegt is onrust bij de kijkers. En omdat het zich ook nog eens laat in de avond afspeelt een tekort aan nachtrust. Want het gaat om scoren, om de kijkcijfers. Dat ‘scoren’ is sinds de komst van de commerciële televisie totaal doorgeslagen en kent geen regels meer. Neem de reality-tv programma’s. Die zijn goed voor het leedvermaak en voeden onder andere het Twitterriool. Want niets is leuker dan met een grote groep een minderheid voor gek zetten. Pestgedrag waar enorm veel geestelijk leed mee veroorzaakt kan worden. En als het dan eens goed mis gaat dan zit men jankend in de rechtbank, dat het niet zo bedoeld was. Maar ja, via Twitter of facebook is het lekker veilig, of waant men zich veilig achter een nep-account. Ik kan maar één woord bedenken voor dit gedrag:
Laf.
Daarom begrijp ik ook dat steeds meer mensen enkel nog naar de streamingdiensten kijken. De jeugd kijkt al haast geen televisie meer want dat medium is allang haar doel voorbijgeschoten. Dat doel was ooit de hardwerkende burgers het dagelijkse nieuws te brengen en inhoudelijke opinies.
En enig entertainment om de geest wat te doen ontspannen.
Voor de knipoog in het leven want de boog kan niet altijd gespannen zijn. Ik ben liefhebber van de knipoog. Daarom heb ik het volgende bedacht, geïnspireerd door die glazen sneeuwbollen waarin een tafereeltje te zien is. Als we nou eens Nederland in zo’n bol stoppen en als we er dan met zijn allen inzitten gaan we schudden.
Heel hard schudden!
Naast dat het goed is voor het stof zul je zien dat het voor nog veel meer zaken goed is. Want we zijn een beetje de verhoudingen kwijtgeraakt in de loop der jaren. We weten ons niet meer te gedragen en dan raken die verhoudingen zoek. Zoals de verhoudingen tussen Randstad en de Provincies. Alles lijkt zich te concentreren in het Westen en dat geeft scheve verhoudingen. Wij, provincialen, zien de problemen daar zich opstapelen. De bekende stranden daar worden genegeerd maar dat is logisch want je wil niet uren in de file staan, de huizen zijn daar te duur (en te schaars), het dagelijkse fileleed ondanks de vele rijstroken begint op te breken, de vervuilde lucht maakt steeds meer mensen ziek, het individualisme groeit waardoor mensen niet meer weten wie hun buren zijn én de reden dat veel mensen vereenzamen, de luchthavens en zware industrie die te dicht bij dorpen en steden staan en het tekort aan personeel om die hele boel 24/7 draaiende te houden.
Het niet-Randstedelijke volk heeft met jullie te doen.
Niet dat het hier allemaal koek en ei is, oh nee, absoluut niet. Maar het verklaart wel dat er steeds meer mensen uit de Randstad vertrekken naar de provincies, net zoals bedrijven en industrie. En nu moeten we oppassen dat er niet opnieuw scheve verhoudingen zullen ontstaan. Daarom moeten we het land gewoon even oppakken en dan effe lekker gaan schudden, net als die sneeuwbollen. Dat is goed voor het (stik)stof en het kan zorgdragen voor een betere verdeling van alle voorzieningen. Want daar short het nog wel eens aan. Vervolgens zorgen we voor goede en snelle openbaar vervoer verbindingen zodat het aantrekkelijker wordt om de auto meer te laten staan, inclusief de Lelylijn. Zodra dat klaar is voeren we landelijk de burenplicht in en om de twee jaar moet elke burger een tolerantie-keuring ondergaan zodat we weer het land worden van vóór het links- en rechtse populisme.
Oh ja, het Binnenhof verplaatsen we naar Utrecht zodat onze politici weer tussen de mensen komen te staan!
Mijn eerste vakantiebaantje was vakkenvuller bij de plaatselijke Spar, 46 jaar geleden om precies te zijn. Toen mocht je als 12-jarige nog wat bijverdienen en naast dat het mocht was het ook heel normaal. Haast elke jonge jongen of meisje werkte om iets bij te verdienen, naast de vijftig cent zakgeld die je wekelijks kreeg.
Althans, dat kreeg ik op die leeftijd.
Er waren natuurlijk altijd leeftijdgenoten die meer kregen. Maar die waren op een hand te tellen. Mijn ouders’ motto was duidelijk: Als je heel graag iets wilde hebben dan moest je gewoon een baantje nemen. Op jongere leeftijd liep ik daarom dan ook met folders, van, jawel, diezelfde supermarkt. Elke woensdagmiddag ging ik op pad, door weer en wind en regen of sneeuw, met de daarbij horende ijzige temperaturen.
Soms, als ik nu overvallen word door een regenbui, voel ik het weer.
Dat gevoel van die eenzame fietser, kromgebogen over het stuur…Ik werd er zelfs een beetje verdrietig van omdat ik dit werk doen moest terwijl ‘iedereen’ lekker thuis zat. Gelukkig kon ik ermee ophouden toen ik vakken ging vullen bij de Spar. Ik leerde daar natuurlijk eerst de techniek van het vakken vullen. Oude producten naar voren en de nieuwe erachter. En ‘spiegelen’, alle producten netjes naar voren gericht zodat het leek of de vakken vol waren. Mijn inzet werd uiteindelijk beloond met een eigen schap, de koekjeshoek.
En ik leerde om te gaan met een stukje verantwoording, om dit schap goed bij te houden.
Maar ik leerde ook om op tijd op het werk te verschijnen, gesprekken te voeren met ‘ouderen’ in de pauzes en om te gaan met de klanten. Naast voorgaande kreeg ik, geheel spontaan, nog een mooie spiegel voorgehouden waar ik later nog veel aan heb gehad. Die les kreeg ik van de slager van die winkel. Hij had mij vanachter de vleesvitrine gadegeslagen toen ik in gesprek raakte met een vrouwelijke, hele knappe dame.
Tegenwoordig noemen we zo’n dame een Milf..
Nadat het gesprek voorbij was en ik weer met mijn neus tussen de koekjes lag, kwam de slager naar mij toe. Hij zei: “Ik heb net naar je gekeken toen je met mevrouw de Vries sprak. En weet je wat mij opviel? Dat je niet stil kon staan! Je hele lijf, armen en benen bleven maar in beweging, alsof je bezig was met een warming-up!”
Sinds die dag stap ik heel cool en relaxed op de dames af.
Het overlijden van Olivia Newton John deed mijn DeLorean-tijdmachine even terugschakelen naar het jaar 1977. Onze voetbalclub, Quick’35, had geregeld dat ons voetbalteam een week naar Hoek van Holland mocht om daar mee te doen aan een KNVB-voetbalkamp. Dat was een hele belevenis want wij, een groepje 13-14 jarige eilanders, waren nog niet veel gewend. We sliepen in legertenten en er waren naast voetbalwedstrijden ook andere activiteiten, zoals tafeltennis- of volleybaltoernooitjes. Qua voetbal eindigde de hoopvolle verwachting van de club in een teleurstelling maar toen ik jaren later hoorde wat een van de oorzaken was, snapte ik het ook wel weer. Want één van die wedstrijden was tegen een Gronings team, ik vermoed GRC Groningen want dat was hun laatste club voordat ze doorbraken.
Het team met Erwin en Ronald Koeman!
We verloren die pot met 4-1 maar we werden uiteindelijk wel eerste met volleybal. En we wonnen de Vossenjacht. Nu is dat laatste logisch want de vossenjacht speelde zich af in bos en duin en ja, daar waren deze eilander jochies wel mee bekend waardoor we de anderen ver achter ons lieten.
Inclusief Erwin en Ronald!
We gingen ook een dagje naar Rotterdam en we begonnen op de Euromast. De leiding vroeg wie er van ons hoogtevrees hadden. Ik kon daar geen antwoord op geven want ik was nog nooit hoger geweest dan het Kaapsduin, het Seinpaalduin of, what’s in a name, het Arjen’s duin, drie bekende Terschellinger duinen. Nadat ik boven was en over de rand naar beneden keek wist ik het ineens wél! Gelukkig had de leiding mij in de smiezen en werd ik rustig de lift ingeduwd waarna ik mij enkele minuten later kon voegen bij de voetballertjes die het wel wisten.
Die zaten aan de voet van de Euromast stiekem te roken want dat deden we toen al een beetje.
Nadat iedereen weer veilig beneden was werd ons verteld wat we verder nog gingen doen. Dat was natuurlijk ergens wat eten maar daar heb ik totaal geen actieve herinneringen meer aan. “En we gaan naar de film!” voegde de leider eraan toe, “Naar Saturday Night Fever.”
Het zei ons niks.
Tot we voor de bioscoop stonden en de filmposter zagen! De hel brak nog net niet uit maar het scheelde niks. Want de filmposter met daarop een gladjanus in een wit pak en een meisje in een rood jurkje sprak ons niet echt tot de verbeelding:
‘Wát! Gaan we naar een dansfilm?’
Dit was effe een tegenvaller voor ons en we werden er zelfs chagrijnig van. Want wij gingen nooit naar dansfilms op het eiland. De bioscoop daar, Actania, draaide nooit dansfilms. Wij gingen daarheen voor films zoals bijvoorbeeld alles van Bud Spencer & Terence Hill, Monty Python’s Life of Brian, Star Wars, The Deer Hunter, Close Encounters of the Third Kind, Jaws, The Boys from Brazil, My name is Nobody, James Bond, Death Wish of Soldaat van Oranje.
Nou, dat waren films waar zeker niet in gedanst werd!
Chagrijnig namen we plaats in de overigens heerlijk zittende fauteuils van de filmzaal. Dat was wat anders dan die houten stoelen in Actania! Daar moet ik wel aan toevoegen dat ze daar houten stoelen gebruikten, om praktische redenen, want die zaal werd ook voor andere doeleinden gebruikt. Zoals de jaarlijkse schoolavond en de uitvoeringen van de muziek –gym- en toneelvereniging. Dan werd aan het einde van de avond de stoelen opgestapeld en verwijderd uit de zaal.
Zodat er gedanst kon worden…
Maar niet door ons. Oké, niet door de meeste onder ons. Want er waren wel jongens die op volksdansen zaten maar dat was anders. En toen we wat later in de puberteit kwamen waren er ook jongens die op stijldansen gingen of die de discovloer niet schuwden. Maar ik hield mij daar verre afzijdig van. Aan mijn lijf alleen maar de polonaise! Maar ook dan was het meestal onder invloed van (te) veel alcohol.
Waar ik overigens later toch wel spijt van had.
De film opende met het nummer Stayin’ Alive en we zagen die gladjanus op het ritme van de muziek met een blik verf in de hand door de New Yorkse straten lopen. Dat had wel wat dacht ik chagrijnig. Tijdens de twee uren die erop volgden werd mijn hele mening over dansfilms flink overhoopgehaald en kreeg ik zelfs visioenen waarin ik door de straten van mijn geboorteplaats loop, Midsland, op het ritme van Stayin’ Alive die via mijn walkman swingend mijn oren vulde.
Eenmaal weer thuis kocht ik ook alvast maar een pot gel, dat gebruikte die gladjanus ook.
Ja, deze film zette ons hele leven best wel op de kop. Er bleek dus meer te zijn dan vecht- of oorlogsfilms. En die gladjanus had een naam, John Travolta. En hij was best wel stoer, ondanks die stomme bloesjes en die hondenogen. Het jaar daarop gingen we weer naar de film, nu weer in onze eigen, vertrouwde bioscoop met in de voorste rijen de oudere en vaak wat luidruchtiger, jeugd. Het was een dansfilm en deze keer wisten we het en waren we zelfs benieuwd.
Grease!
En John Travolta speelde weer mee. Kennelijk had hij ons commentaar op zijn kleding gehoord want in deze film was hij voornamelijk gekleed in zwarte broeken en zwarte, strakke T-shirts. Een hele verbetering. Maar het werd nog stoerder door de zwarte leren jas met achterop ‘T-Birds’ gedrukt! Dat sprak tot de verbeelding en inspireerde mij en mijn vrienden om later een grijs luchtmacht-jasje aan te schaffen bij de Dumb. De achterkant lieten wij bedrukken, daar kwam de naam van onze band op te staan:
‘The Commotion’ Terschelling.
Nu is ‘band’ een groot woord want geen van allen had een gitaar of drumstel maar het was wel stoer. En we hoopten natuurlijk dat het stoer genoeg was om meisjes zoals Olivia Newton John te kunnen versieren! Want zij maakte in deze film diepe indruk op ons, als degelijk meisje maar ook als stoere chick van de ‘Pink Ladies’.
Andere tijden natuurlijk, tegenwoordig zijn er veel meer smaken.
Olivia Newton John zal nooit meer Hopelessly Devoted To Us zijn….
De doperwten zijn weer terug op het Groningen land na jaren van afwezigheid. Vorige week werden ze in een razend tempo met enorme machines geoogst. Dat moet snel want de erwtjes moeten binnen vijf uur thuiskomen (in de fabriek) waarna ze een paar uur later in de bekende glazen potten zitten.
Waarna de strijd begint wie er voor het raam mag.
Prachtig nieuws toch! Maar die strijd wie er voor het raam mag deed mij denken aan hoe wij momenteel met elkaar omgaan. Want steeds vaker lijkt het wel of de klaagzang regeert in dit land. Niks deugd meer lijkt het wel. Een klein deel van de bevolking is chronisch boos op alles en iedereen, Calimero’tjes die continue terugvallen in hun rol als slachtoffer van… van alles! Om vervolgens te wijzen naar anderen. Sinds een aantal jaren manifesteren ze zich op allerlei fronten, puur en alleen maar om onrust in de samenleving te veroorzaken.
Ze kapen zelfs de boerenacties.
Om moe van te worden. Deze klagers klaagden wellicht al langer maar sinds ze het social media platform gevonden hebben vervuilen ze het internet zodanig dat het steeds meer een A-social media platform aan het worden is. Het wordt beheerst door mensen met het doperwtjessyndroom: ze willen allemaal voor het raam zitten om gezien en gehoord te worden. Of, om maar even actueel te blijven, men wil allemaal als eerste geholpen worden en als dat dan door omstandigheden niet lukt, komt de agressie en brutaliteit om de hoek kijken zoals we zien in de rijen bij Schiphol. Daarnaast lijkt het ook steeds normaler te worden om mensen met een publieke functie bij voorbaat al te wantrouwen of, erger (lees: idioter) te bedreigen!
Dan is écht abnormaal gedrag en ben je niet geschikt!
Empathisch als ik ben hoop ik wél dat deze mensen uiteindelijk opgevangen worden en door goede begeleiding weer met twee benen op de grond gezet worden, alhoewel ik steeds vaker daar mijn twijfels bij krijg. Want we weten dat de geestelijke zorg in dit land door eerdere bezuinigen vanuit Den Haag al lange tijd achter de feiten aanloopt.
Daar gaan wel vaker zaken mis, daar kunnen we het wel weer over eens zijn met elkaar.
Maar dat geeft je niet het recht om via die platforms mensen af te zeiken of erger, te bedreigen. En helemaal niet anoniem of met een gejat account, dan ben je echt een sneu! Want naast de angst die daarmee gezaaid wordt zal het ook steeds moeilijker worden om mensen te vinden die zich in willen zetten voor de publieke dienstverlening, zoals bijvoorbeeld wethouders, raadsleden, leraren, politieagenten, handhavers, zorgmedewerkers en brandweerlieden. Maar ook in de vrijwilligers hoek zoals bij sportclubs zien we steeds meer agressie waardoor het steeds moeilijker wordt om mensen te vinden die in hun vrije tijd (!) ervoor zorgen dat jij of jouw kinderen mooie momenten kunnen beleven.
Wat is dat toch?
Want als we niet meer met elkaar overweg kunnen of als we niet meer met elkaar willen praten kunnen we net zo goed dit landje op marktplaats zetten en verkopen, inclusief de gehele inboedel. Van het geld wat dat oplevert krijgen alle bewoners een evenredig deel en kun je dat gebruiken om je in een ander land te gaan vestigen.
Want buiten Nederland is alles beter, toch?
Blijft wel de vraag of ze je daar willen hebben natuurlijk want ze checken je eerst even door, bijvoorbeeld, even je vrolijke fratsen op social media te bekijken. Of ze spitten nog even in wat andere privacy gevoeligheden want dat nemen ze daar niet zo nauw als in ons landje, waar haast over alles nagedacht is of nog nagedacht zal worden. Ik denk zelfs dat als je zou zeggen dat Nederland een ontzettend kolere land is om in te leven, dat ze van verbazing je keihard beginnen uit te lachen!
Nou, dan sta je echt voor paal!
Die kans is groot want ik zag van de week in het Journaal dat de fietsersbond alarm heeft geslagen. De fietsersbond, ook weer zo’n toegevoegde waarde in ons land maar toch werken die ook klagers in de hand, bijvoorbeeld de verstokte auto gebruikers. Daar kan ik mij wel iets bij voorstellen hoor, want veel fietsers maken er een potje van. Vooral het niet richting aan willen geven of door rood rijden is een grote ergernis.
Maar ik vergeet nu zelf even de richting aan te geven, ik wijk af van het onderwerp.
De fietsersbond sloeg dus alarm. Over de vele paaltjes die ooit voor de veiligheid van de fietsers op de fietspaden geplaatst zijn, om wellicht grotere voertuigen te weren. Dit is niet nieuw hoor, de bond vecht al jaren tegen die paaltjes maar omdat we midden in de vakantieperiode zitten en de media tóch zichzelf moet vullen, komt dit doperwtennieuws toch weer op de voorgrond.
Zelfs terwijl er vlak bij een hele vieze oorlog gevoerd wordt…
Maar ik ben het eens met de fietsersbond, vooral omdat nog niet zolang geleden een vriendin van ons heel lelijk ten val kwam tegen zo’n paaltje. Ze had hem visueel gemist door de laaghangende zon met alle vervelende gevolgen van dien. Terecht klaagde ze hierover, eerst bij de gemeente en die verwezen haar door naar de provincie want die had dit paaltje ooit geplaatst. De provincie medewerker, jazeker, ook een publieke functie, hoorde haar klacht aan en raadde haar aan een mail te sturen waarin haar fysieke én materiële schade duidelijk in vermeld werd. Want ze moest voor onderzoek naar de Eerste Hulp vanwege lichamelijk letsel waardoor haar eigen risico aangesproken werd en de fiets moest naar de fietsenmaker om weer gerepareerd te worden.
Daarna was het even een tijdje stil maar geduld is een schone zaak.
Dat geduld werd ook beloond. Ze werd gebeld door een aardige meneer die nog eens met haar de schade besprak. Plus zaken waar zij nooit aan gedacht had zoals gederfde inkomsten. Uiteindelijk kreeg ze een mooie financiële vergoeding, ze herstelde van het opgelopen letsel en ze fietst weer vrolijk rond.
Mijn vrouw snapt mij soms niet en dat snap ik dan weer niet. Niet zorgwekkend hoor, we zitten voornamelijk op dezelfde golflengte maar er blijven altijd wel wat ‘losse eindjes’ dat we even niet op dezelfde frequentie zitten. Dat heeft vast ook te maken met het feit dat wij man en vrouw zijn want over het algemeen, uiteraard met uitzonderingen op de regel zoals bijvoorbeeld ANWB-stellen, verschillen die wel eens van gedachtes en bezigheden. Meestal gaat het om de bekende clichés maar zo nu en dan gaat het nét even ergens anders over.
Zo las ik laatst een krantenartikel over een kaasschaaf.
Niet zomaar een kaasschaaf, nee, dit was min of meer de ultieme kaasschaaf. En niet geheel toevallig had ik van dit merk een exemplaar in huis, gekocht bij de plaatselijke kaasboer. Dit was een kaasschaaf waar lang over nagedacht was (150 exemplaren ervóór werden afgekeurd!) volgens het artikel waarin enkele industriële ontwerpers aan het woord kwamen. In eerste instantie vroeg ik mij af waarom deze krant, bekend om haar serieuze berichtgeving en wars van sensatie of wat we steeds vaker zien, informatie over de belevenissen van Bekende Nederlanders, zich ging verdiepen in het tot stand komen van een voorwerp welke nou niet echt tot de verbeelding spreekt.
Hooguit een handig voorwerp maar meer ook niet.
Of was de schrijver van het artikel ooit beïnvloed geraakt door Van Kooten & De Bie? Dan doel ik op de scene met de Juinense ondernemer Frederik Weuring jr., kleinzoon van uitvinder Frederik Weuring. De scene is op YouTube terug te vinden en het gaat over de uitvinding van de eiersnijder (1911), ook een best wel handig hulpmiddel in de keuken.
Want voorheen prakte iedereen nog de eieren op brood.
Maar op een gegeven moment had elk huishouden op de wereld wel een eiersnijder en was de fabriek ten dode opgeschreven. Het bedrijf moest op zoek naar nieuw elan en vond dat in het volgen van een Training, onder leiding van Jappoloog Bob Westra. Deze spiritualist in de Japanse Leer leerde Weuring jr. en zijn personeel om weer in het product, de eiersnijder, te gaan geloven: ‘Akoea! De Weuring’s eiersnijder tot aan mijn dood!’ Met misschien wel een bonus in de vorm van een mooie opvolger van de eiersnijder.
Zoals bijvoorbeeld de dubbele eiersnijder!
Toch raakte het kaasschaaf- artikel mij. Letterlijk. Enkele dagen ervoor ondervond ik lijfelijk de perfecte werking van deze kaasschaaf. Dat gebeurde tijdens het brood smeren voor de volgende dag, voor onze broodtrommeltjes. Terwijl ik met mijn linkerhand het stuk extra belegen kaas vasthield, om met de kaasschaaf in mijn rechterhand enige plakjes kaas af te snijden, schoot ik plots van de kaas af omdat ik iets te onoplettend was. Eerst voelde ik niets maar anderhalve minuut later zag ik twee rode plekken verschijnen, respectievelijk aan de linkerzijde van mijn linker pink en op mijn meest linker knokkel.
Vervolgens voelde ik een schrijnende pijn.
Dat worden weer van die wondjes met korstjes die mij altijd triggeren om eraf te pulken. Dat is een van de zwaktes die ik heb. Er is zelfs een naam voor: skin picking oftewel huid plukken. Bij mij ontstaat dat vaak doordat zo’n korstje begint te jeuken en dan krab ik het open.
De jeuk is dan weg maar ik krijg er bloed voor terug.
Het blijft niet alleen bij wondjes openkrabben, skin pickers hebben ook een verhouding met een pincet. Zodra ze een haartje voelen op een plek waar normaal haren niet horen zoals in en op de oren, heb ik al een pincet te pakken om deze ongewenste haren te elimineren. Vorig jaar kreeg ik zelfs voor mijn verjaardag een eigen pincet omdat ik die van mijn vrouw ging gebruiken.
Zij is geen skin picker maar een vrouw.
Afijn, het is best wel sneu dat ik dat doe maar ik kan slecht tegen jeuk. Daarom heb ik ook overal rugkrabbers liggen, zoals op mijn bureau, naast mijn bed, op de bank tussen kussen en armleuning waar ik altijd zit wanneer we tv kijken, in de keuken in het bakje voor de sleutels en opladers en tot slot ook nog eentje in de auto.
Uitschuifbare rugkrabbers, ook zo’n fantastische uitvinding!
Maar goed, ik was zo ontzettend blij dat wij nou net dé perfecte kaasschaaf hebben en toen mijn vrouw van werk kwam wilde ik dat direct met haar delen. Maar ik had niet echt het idee dat het bij haar doordrong. Ik besloot er een schepje bovenop te doen: “Deze kaasschaaf heb je voor je leven, zo goed is hij!” Ze keek mij aan alsof ze water zag branden, begreep mijn enthousiasme totaal niet! En vervolgens begon ze te vertellen wat ze even daarvoor in de supermarkt meegemaakt had. “Ik heb net wat meegemaakt! Ik liep door de supermarkt en ineens werd ik aangeklampt door een voor mij onbekende vrouw. Ik schrok mij dood, ik dacht in eerste instantie dat ze mij aanklampte over dat mijn rok scheef zat, of erger..”
Wat is er erg aan een scheve rok? Of wat kan er erger zijn? Was mijn eerste gedachte als man.
Maar ineens schoot mij wat te binnen. Ooit wees ik een dame die net van het toilet kwam heel discreet op het feit dat ze haar vest deels in haar rok gestopt zat. Ze werd zo rood als een tomaat, viel op haar knieën en deed mij een huwelijksaanzoek. Daar ben ik natuurlijk niet op ingegaan, zo professioneel was ik wel.
Maar ze was mij eeuwig dankbaar.
Vrouwlief ging verder met haar verhaal: “Die vrouw vertelde mij dat ze mijn haar zo mooi vond zitten! Leuk hè!” En ze glom van trots en was helemaal hyper de pieper. “En weet je, op werk werd ik er ook al op aangesproken, zó leuk!”
Ik begreep dat wel en het vervulde mij met trots dat ik elke dag naar dat mooie kapsel mag kijken.
Maar het bevestigde de denkwijze tussen man en vrouw. Want mijn enthousiasme voor een kaasschaaf, een eiersnijder of een uitschuifbare rugkrabber was haar duidelijk een brug te ver!
Het wordt steeds rustiger om ons heen want de vakantieperiode is begonnen. Vakantie die wij, vroege vogels, al achter de rug hebben. Wij, ‘de restjes’ zeg maar, blijven het land draaiende houden. Weliswaar op halve kracht maar net voldoende om de bazen tevreden te houden. Zodat straks, als iedereen weer terug is, zó de draad weer opgepakt kan worden. Tijdens de koffiepauzes luisteren we dan weer naar alle belevenissen en ervaringen die op zijn gedaan maar laten we afspreken dat we niet de vakantiekiekjes gaan bekijken.
Want dat kan tegenwoordig best wel veel tijd kosten.
Dat komt door het digitale tijdperk waar wij ons in bevinden. We hebben allemaal een camera op onze telefoons en we schieten erop los. Vroeger was dat anders. Dan moest je een camera meesjouwen, ervoor zorgen dat er überhaupt een filmrolletje van 24 of 36 opnames in zat, daarna moesten die rolletjes weer ontwikkeld worden en dat duurde ‘in mijn tijd’ ook nog eens een week! Dus de hoeveelheid foto’s viel wel mee, de koffiepauze was toereikend genoeg om ze aan je collega’s te laten zien.
Dat ging een stuk ingewikkelder dan tegenwoordig!
Zo heb ik momenteel 442 foto’s,17 video’s en 524 WhatsApp afbeeldingen op mijn telefoon staan. Dat valt best mee maar dat komt omdat ik deze telefoon nog niet zolang heb. Op de vorige stonden er een kleine 5000 maar dat is relatief laag omdat ik regelmatig de boel even opschoonde tijdens een verveel momentje omdat die hoeveelheid mij onrustig maakte.
Dat onrustige is nog het analoge in mij.
Voorheen lag die onrust bij die schoenendoos vol met mapjes ontwikkelde foto’s. Want die moesten eigenlijk in een fotoalbum geplakt worden, het liefst met een korte, als het even kon ook nog grappige, beschrijving van wat er te zien was. Dat deed ik ook wel eens maar dan had ik heel veel tijd nodig om mijzelf te motiveren om het daadwerkelijk uit te voeren.
Nu valt er weinig te plakken want alles zit ‘in de cloud’.
Een ander woord voor datacenter. Bij mij staan een heleboel foto’s op mijn computer én ook nog op externe harde schijven. Kopietjes van kopietjes zeg maar, voor als bijvoorbeeld de wereld vergaat. Want stel dat ik dat dan toch overleef dan kan ik zeggen:
“Gelukkig hebben we de foto’s nog!”
Maar ook hier voel ik een spanningsveld omheen hangen. Of misschien wel wat stress, stress of ik ooit orde krijg in die enorme hoeveelheden kiekjes die ik toch met regelmaat maak. Van vakanties of weekendjes weg, van natuurschoon of van gezellige momenten met fijne mensen of van mooie gerechten die er bij ons thuis of elders op tafel gezet worden.
Nee, er zitten geen ‘Overmarsjes’ tussen hoor!
Inplakken van foto’s doen we haast niet meer, dat is zó vorige eeuw. Tegenwoordig doen we het anders. Het is nu een kwestie van ‘slepen’, uploaden, bewerken en achtergronden kiezen. Ik had dat wel eens voorbij zien komen maar tot een paar jaar geleden er nog nooit wat mee gedaan, puur omdat ik mijzelf de tijd er niet voor gunde en misschien dacht ik nog te veel op de analoge manier. Tot vier jaar geleden, toen mijn broer had bedacht dat ik ‘even’ een fotoboek moest maken ter ere van het 60-jarig huwelijksfeest van onze ouders.
Toen moest ik min of meer wel aan de slag.
Hij had mijn vader ook aan het werk gezet door hem te vragen op een A-viertje hun levensloop te beschrijven. Voor later, voor het nageslacht zeg maar zodat de verhalen niet verloren gaan. Mijn vader is wel van de verhalen en dat deelde hij regelmatig met ons, maar zoals wel vaker bij ouders-kind relaties bleven al die verhalen niet altijd hangen op onze ‘harde schijven’, om maar even op het digitale voort te borduren.
“Ja Pa, goed verhaal! Ik ga voetballen hoor!” en weg was ik.
Maar nu we ouder worden en iets minder speels, wonnen die verhalen toch steeds meer aan gewicht en voelde ik er de waarde van. Mijn vader vond dat natuurlijk ook en hij kwam, gelukkig, met iets meer dan een A- viertje waardoor er genoeg te verwerken viel. Mijn zus dook in de vele fotoboeken die mijn ouders in de loop der jaren gemaakt hadden en maakte met haar telefoon foto’s van die foto’s en Appte mij dat weer door.
Het gemak dient de mens.
Toen moest ik wel aan de slag met het maken van een fotoboek én om het computerprogramma onder de knie te krijgen. Elk vrij moment besteedde ik aan het boek, ik sleepte, uploadde en bewerkte mij een ongeluk maar kreeg er steeds meer lol in en begon zelfs de voordelen van een digitaal foto bewerkingsprogramma te zien. Daarnaast kon ik via die digitale weg ook heel makkelijk, naast de informatie van mijn vader, aanvullende informatie lospeuteren bij neven en nichten of ooms en tantes.
Voor het perfecte plaatje!
Toen ik het boek af had viel ik in een gat. Dat had ik eerst niet in de gaten totdat mijn vrouw mij vroeg wat ik toch elke avond achter mijn computer aan het doen was. Ik zat daar maar naar een leeg scherm te staren. Uiteindelijk heb ik om mijn verslaving wat te stillen nog twee fotoboeken in elkaar geflanst, voor mijn zus en schoonvader.
En daarna bleef het stil én onrustig in mijn hoofd.
Want onze eigen foto’s liggen nog steeds op mij te wachten, te verstoffen op computer en externe harde schijven of hangend in een of andere cloud. Ik zou dat kunnen doen in een vakantie maar die hebben we al achter de rug. Aan de andere kant hou ik nu wel tijd over om crea-bea bezig te zijn met al die foto’s want als iedereen lekker op vakantie is zijn er minder verplichtingen. Misschien het juiste moment om wél het gevecht aan te gaan met de onrust.
En stel nou dat de wereld vergaat en ik overleef dat dan kan ik met een gerust hart zeggen:
Drie weken vakantie laat zich niet vatten in 1000 woorden en ik vraag mij af of ik het wel voor elkaar krijg in 2000 woorden. Want er kwam deze vakantie van alles bij elkaar, hand in hand.
Met een lach en met een traan.
Vorige week zondag hadden we weer de (vroege) boot terug naar huis. We waren bewust achter in de salon gaan zitten zodat we nog lang konden kijken naar de plek die ons zo aan het hart ligt. Zoals altijd maakte ik wéér een foto van de haven zodra de boot in beweging kwam. Die foto hoef ik eigenlijk niet te maken want het is een plaatje welke ik zo voor de geest kan halen. Daar heb ik geen foto voor nodig. Een tikkeltje weemoed vergezelde mij.
Want achter mij ligt dat eiland, een eiland vol met herinneringen.
De reden van de weemoed was natuurlijk de confrontatie met de situatie van mijn ouders. Die zijn sinds een week of vijf, na 64 jaar lief en leed met elkaar gedeeld te hebben, van tafel en bed gescheiden omdat mijn vader niet meer voor mijn moeder kon zorgen. Wij konden dit volgen vanaf een afstand maar nu we drie weken op het eiland onze vakantie gingen vieren, ook van nabij mee kunnen maken.
Dat werd een flinke confrontatie met onze emoties kan ik hier wel zeggen.
Het kwam perfect uit voor mijn vader dat wij er nu waren want hij wilde dat een en ander in zijn huis opgeruimd zal worden. Een opgeruimd huis is immers een opgeruimd hoofd en dat had hij wel even nodig om met de nieuwe situatie te leren omgaan. Er moest een en ander naar de stort en naar de kringloop. Zoals de logeerbedden die boven stonden, waar wij en onze kinderen jaar in jaar uit gebruik van mochten maken. Bedden waar mijn broer, zus en ik als jonge kinderen nog in geslapen hebben. Na een ochtend flink tekeergegaan te zijn was alles opgeruimd en schoon en herinnerden enkel de vele tekeningen aan de gordingen, ooit gemaakt door de kleinkinderen, nog aan vroegere jaren.
Jaren waar mijn moeder nog voor de volle honderd procent deel van uitmaakte.
Helaas heeft de dementie haar die herinneringen afgenomen, althans als zij wakker is. Daar kwamen we achter nadat we bij haar op bezoek gingen in het verpleeghuis. Ze was thuis al in de war maar sinds ze uit huis is werd dat alleen maar erger. En hoe meer prikkels ze kreeg van verzorging, medebewoners of haar eigen man en kinderen, hoe meer de verwarring de boventoon kreeg.
Schrijnend.
Dat waren heftige confrontaties voor ons en maakte veel emoties los. Tot die keer dat wij haar slapend aantroffen in haar kamer. We lieten haar lekker slapen en gingen er gewoon bijzitten. Het enige geluid wat we hoorden was het tikken van de klok en haar rustige ademhaling.
“Ik ben een Zaankanter!” klonk ineens vanaf het bed.
Ze droomde. Ze was even terug in haar jeugdjaren, in Zaandam. Weer iets later opnieuw, alsof ze met iemand aan het praten was: “Waar woon ik dan? Aan de Westerdam?” Ik besloot haar wat te helpen: “De Westerdam is op Terschelling Mam, daar heb je ook gewoond. En in Zaandam woonde je in de Vinkenstraat.”
“Ja, daar woon ik.” En ze sliep weer verder.
Het gaf ons een goed gevoel. Dat ze in haar dromen nog wél herinneringen had. Herinneringen aan een mooi leven, uiteraard met ups en downs zoals bij ieder mens. Het deed mij goed want het oneerlijke van haar ziekte is dat ze al dat moois vergat, alsof het er nooit geweest is.
Zo verrekte oneerlijk.
Maar niet als ze slaapt, die strohalm pakte ik met beide handen. Opnieuw riep ze in haar slaap: “Ik ben een Zaankanter!”
“Ja Ma, dat klopt.” Zei ik.
“Hoe weet jij dat?” vroeg ze en kwam iets overeind.
“Nou, omdat ik je zoon ben, Arjen.”
“Godsamme!” klonk er vanaf het bed en wij schoten in de lach.
“Ga maar weer slapen Moedertje.”
“Ja, ik ga weer slapen.”
In de laatste week van onze vakantie kreeg ze, na overleg met de dokter, mijn vader en zus, medicatie die ‘de scherpe randjes er wat vanaf zouden halen. Het leek direct aan te slaan en ze werd rustiger en liever. Mijn vader kreeg weer een beetje de vrouw in zijn leven terug, wij kregen weer even onze lieve moeder terug, de kleinkinderen hun Omaatje en de verpleging en de medebewoners een inwoner die wat gezelliger mee ging doen.
Zo zou het door mogen gaan tot het kaarsje langzaam zal doven.
We konden nu in alle rust haar vertellen over onze belevenissen tijdens de vakantie. Over de fietstochten en wandelingen waarvan wij wisten dat zij daar zelf ook altijd fanatiek in was. Maar ook over de meeuwenkolonies die we regelmatig passeerden en waarvan het net leek of ze druk aan het vergaderden waren. Krijsend en schreeuwend om aandacht, alsof ze vochten om een goede plek aan het vaste land waar veel vuilniszakken lagen te wachten om opengescheurd te worden.
Ze liet het nu toe, zo nu en dan een slokje nemend van haar thee.
Ze reageerde zelfs met een grapje of ze moest oprecht lachen om wat er gezegd werd. We vertelden haar over onze vers gemaakte herinneringen omdat zij die van haar niet meer wist, dan hoefde ze zich daar niet meer druk over te maken. We vertelden dat we lekker uit eten zijn geweest met Pa en zus en dat Pa zelfs al twee keer bij ons in de caravan was wezen eten. En dat de rozen en hortensia’s er zo mooi bijstonden in de tuin, háár tuin waar ze altijd zo gek op was. En ik vertelde over al die ouwe bekenden van vroeger die ik deze vakantie weer gesproken had, jongens en meiden waar ik mee opgegroeid ben en jaren niet meer gezien had.
Zoals Jurjen, Jaap, Arjen en Marlies, Anneke en Linda.
Dat waren de gezichten die ik nog herkende, naast de vele gezichten waar ik wel iets in herkende maar waar ik geen namen meer bij kon plaatsen. Want hoe ouder we worden hoe beter we vergeten, een menselijke en best wel een hele vervelende eigenschap waar we allemaal wel eens mee te maken hebben.
Behalve mijn vader denk ik wel eens.
Want tijdens ons verblijf konden we veel met hem praten. Over de huidige omstandigheden maar ook over het verleden. Hij heeft een ijzersterk geheugen denk ik wel eens, vergist zich hooguit in een jaartal of naam maar een beroep doen op de MAX geheugentrainer hoeft hij nog niet. Tijdens het opruimen van het huis had hij bij elk voorwerp dat ik tegenkwam wel een verhaal, zoals bij het eerste houten bijzettafeltje welke hij ooit zelf gemaakt had. En van datzelfde hout had hij ook de kapstok gemaakt die, zo doet deze generatie dat nu eenmaal, tot op de dag van vandaag dienstdoet als kapstok.
Haast een onwerkelijk verhaal in deze wegwerpmaatschappij.
Ook tijdens het fietsritje vanaf West na ons gezamenlijk etentje wees hij naar plekken in bos en duin waar hij herinneringen maakte met zijn geliefde. Zoals de Van Hunenplak, een klein meertje tussen bos en duinen. Daar verbleven ze regelmatig en ze waren kennelijk zo onder de indruk van zoveel natuurschoon dat het zelfs Bijbelse vormen kreeg.
Zo noemden het verliefde stel dit meertje voortaan het Meer van Genezareth.
We namen afscheid van mijn moeder en kregen allebei een kus. Een kus die ik eigenlijk al vergeten was omdat corona ons daarvan de laatste jaren weerhield maar ook omdat haar randjes nog te scherp waren denk ik dan maar.
Die kus deed ons erg goed.
Inmiddels hebben we er weer een werkweek opzitten en moeten we het doen met de herinneringen aan een mooie vakantie. Gelukkig hebben wij nog geen gaten in ons geheugen en kunnen we er weer even op teren. Gisteren heb ik Pa nog even gebeld over hoe het met Ma ging en toen kregen we te horen dat ze weer erg in de war is. Vervelend nieuws want iedereen om haar heen heeft hier last van zei mijn vader.
In gedachten vloekte ik en vroeg ik mij af waarom: ‘Die Alzheimer is een grote klootzak. Hoe durft hij mensen zo te laten lijden, ze hun dierbare herinneringen af te nemen en een mooi mens uiteindelijk haar waardigheid af te nemen! Nooit heeft ze een vlieg kwaad gedaan en is dan haar straf?’
Machteloos noemen ze dit ook wel.
Ik zie nu dat ik de grens van 1000 woorden ruim overschreden heb maar dat maakt mij nu niets uit.
Want zoals ik al zei: drie weken emoties laten zich niet vatten in 1000 of zelfs 2000 woorden. En misschien doe ik het ook wel om te bewijzen dat mijn moeder het grootste gedeelte van haar leven een lief en goed mens was.
En dat zal ze voor ons en iedereen die haar kent of gekend heeft echt wel blijven!
De afgelopen drie weken zijn omgevlogen en als ik uitleg wat de reden daarvan was, snapt iedereen mij.
Het was onze jaarlijkse vakantie!
En die vierden we dat dit jaar heel intens, om diverse redenen. Waarschijnlijk vlogen daardoor die weken extra hard voorbij, het was ‘zo om!’ zoals een collega mij altijd grappend even inwrijft als ik vertel wat leuks in het verschiet te hebben. En leuk was het!
Ondanks dat we voor de honderdduizendste keer naar dezelfde bestemming gingen: Terschelling.
Maar dat geeft niks want wij vermaken ons hier altijd, vooral omdat we dan tijd hebben om te bewegen want dat is voor ons beiden heel belangrijk. We wandelden en fietsten erop los, kilometer na kilometer en van polder tot bos, van strand tot Wad en van duin tot dijk. Maar daarnaast deed mijn vrouw er nog een schepje bovenop, namelijk zwemmen. Elke morgen dook ze (haast zonder aarzeling) in het koude water van het Duinmeertje bij Hee, het meertje dat ruim 60 jaar geleden gegraven werd om met dat zand de dijken te verhogen. Ik bleef veilig aan de kant. Veilig omdat ik iets wist wat zij niet wist, namelijk dat er naast alle sportieve dames en heren die er dagelijks zwommen, er nog iets zwom.
Een snoek van ruim 120 cm!
Het Monster van Hee zeg maar. Ooit gevangen door Terschellinger Albert maar ook weer losgelaten. Nu weet ik ook wel dat dieren banger zijn voor mensen maar voor mij was het reden genoeg om aan de kant te blijven of de afwas van het ontbijt te doen in de caravan. Daar voelde ik mij dan ineens heel verantwoordelijk voor. De eerste dagen zwom ze wat baantjes overdwars maar op een gegeven moment ging mijn eigen Ranomi Kromowidjojo het hele meertje rond.
Twee keer achter elkaar!
En tijdens dat zwemmen raakte ze regelmatig in gesprek met andere zwemmers, rondlopende boswachters of vissers. Dat vertelde ze dan aan mij en ik hield dan weer wijselijk mijn mond toen ze het over die visser had die last had van een loslopende haan, achter zijn stekkie. Want ze zou zich kunnen afvragen wat die visser daar deed was mijn gedachte.
Maar dat kwartje viel later, toen we net begonnen waren aan onze laatste week.
“Ik ben mij doodgeschrokken!” was het eerste wat ze zei toen ze nog druipend van het water met handdoek omgeslagen de caravan betrad. “Ik zwom ter hoogte van die visser waar ik het van de week over had en ineens voelde ik wat langs mijn lichaam ‘glijden’. Eerst langs mijn armen, buik en toen langs mijn benen.”
Ze had nu mijn volle aandacht!
“Ik gaf een enorme gil en daar schrok die visser weer van.” vertelde ze. Het was haar aan te zien dat ze flink geschrokken was. Voorzichtig vertelde ik wat ik wist, dat Iemke jaren geleden een dikke snoek eruit gehaald had. “Maar dat beest is banger voor jou dan jij voor hem (of haar, of het of hen). Ik denk dat het gewoon wat waterplanten zijn waar je tegenaan gezwommen ben. Die snoek is vast al dood.”
Of nu misschien wel een metertje of twee!
Maar dat dacht ik. Ik wilde haar dagelijkse zwempartijtje niet bederven omdat ik het heel knap vind dat ze dit elke dag deed. Mijn zwempartij beperkte zich tot een dagelijks bezoekje aan de douche in de caravan. Ook best knap want een douche in een caravan is niet altijd de ruimste en vooral niet met mijn postuur. Vooral het afdrogen is een hele toer…
Gelukkig kon de douchedeur tegen een stootje.
Het leven met een sportvrouw is daarom voor mij ook goed. Zij zet mij in beweging en die bewegingen hebben mij alle hoeken van het eiland laten zien. Samen met nog zo’n fanatiekeling, vriendin Marianne, liepen we kilometer na kilometer over polderweggetjes tussen weilanden met heel veel diversiteit(!), mul getrapte duinpaadjes, verkoelende bospaden en zoute strandwandelingen. Want ook het weer was ons goed gezind en alles aan mijn lichaam wat ik onbedekt liet, heeft een gezond bruin kleurtje gekregen. Maar het hoogtepunt was toch wel de wandeling over de Boschplaat. Daar was ik al even een tijdje niet geweest (decennia’s!) en we hadden besloten om dit prachtige Europese natuurreservaat wandelend te overbruggen.
Acht kilometer over oneffen paden en acht kilometer terug langs de vloedlijn over het strand.
Zo kom je nog eens wat tegen en beleef je het intenser. Als kind heb ik het gefietst. Mijn broer wilde halverwege omkeren want hij was er klaar mee. Mijn vader sprak toen de legendarische woorden: “Hier komen en door fietsen! De Boschplaat móet je eens in je leven gezien hebben want je bent een van de gelukkigen die op dit eiland geboren is!”
En zo is het ook.
Het moment dat we de vuurtoren van Ameland zagen zette ons in vervoering. Het gaf ons extra energie en voelde aan alsof we naar de Oostpunt van Terschelling gezógen werden. En dat alles onder muzikale begeleiding van de vele vogelsoorten die hier in de loop der jaren hun paradijs gevonden hebben, een paradijs waar wij stil van werden. Vooral nadat we de Oostpunt bereikt hadden wist niemand even niks meer te zeggen.
Lamgeslagen door de natuurpracht.
En de harde ruis van de ruwe Noordzee die zich, opgestuwd door een pittige Westelijke wind, zich tussen de eilanden perste om zich te vermengen met de Waddenzee. Wat kun je je dan als mens toch nietig voelen en dankbaar, dankbaar om daar nog oog voor te hebben.
Nog niet verblind door onze consumptiemaatschappij.
De weg terug, via het strand en kop dik in de wind, werd een confrontatie met je eigen gedachten. Gedachten met herinneringen uit het verleden die wij wel alle drie met elkaar deelden, elk op eigen wijze. Nu liepen we in eigen tempo maar je hoefde niet bang te zijn uit het oog verloren te worden want de weidsheid van het spierwitte strand voorkwam dat.
Bij het drenkelingenhuisje hielden we even een stop en bewonderden we de beschreven muren van voorbijgangers uit het verleden. Daarna maakten we weer nieuwe voetstappen in het ongerepte zand, voetstappen die door de getijden weer verdwijnen zullen om plaats te maken voor de mensen die na ons komen.
Mijn vader vroeg na het eten van de nasi die ik voor hem gemaakt had, hoe ik dat vlees (‘die brokken’) zo mals kreeg. Mijn antwoord: “Door er een extra ingrediënt in te stoppen.” Hij keek mij vragend aan.
“Tijd!” antwoordde ik.
“Daar draait het allemaal om. En wanneer je de tijd ergens voor neemt kun je rustig stellen dat er ook aandacht voor is waarmee het eindresultaat haast niet meer kan mislukken.” Daar was mijn vader het wel mee eens want in zijn werkbare leven als aannemer was tijd een belangrijke factor om een goed product af te kunnen leveren. Tijd was nodig om goed doordachte plannen te maken waarna vervolgens gebouwd kon worden, het liefst zonder mogelijke ‘kinderziekten’ die we tegenwoordig nog wel eens tegenkomen.
Ergens tijd insteken is een beproefd recept.
Zoals in koken. Of beter gezegd, in de voorbereidingen. Het vlees voor de nasi marineer ik ’s ochtends en ondertussen kook ik de rijst zodat die mooi droog kan afkoelen. Je kan ervoor kiezen om er kant en klare marinades tegenaan te gooien maar zelf marineren is veel leuker, vooral als je ook tijd vrij gemaakt hebt om een mooi kruidenassortiment bij elkaar te verzamelen. De Indische keuken heeft een heleboel kruiden en ik leerde daarmee te koken toen ik nog in Den Haag kokkerelde. Een betere plaats kon ik mij misschien wel niet wensen want de Indonesische cultuur is volop te vinden in Den Haag. Mijn leermeester wat betreft Indisch koken was Hagenees Eddie. Toen ik hem vroeg wat nou het geheim was kwam hij met de volgende tip: Van de Laos en Djahé niet te weinig en de andere kruiden gewoon wat minder.
Tot op de dag van vandaag doe ik het op die manier!
De enige klacht die ik wel eens hoorde was dat het iets te pittig was omdat ik iets te royaal met de sambal was geweest. Maar steeds vaker hoor ik dat er geen tijd is om te koken. Steeds vaker kiest men voor thuisbezorgen of uit eten gaan. Want dat is makkelijk. Maar het is ook een bevestiging dat wij in dit land zoveel welvaart hebben dat we met minder geen genoegen meer nemen. Terwijl de nadelen van die welvaart ook steeds duidelijker vormen beginnen aan te nemen, kijk maar naar de huidige problematiek die ons land (en de wereld) in haar greep houdt. Natuurlijk hebben al die mensen die erop los bestellen mijn zegen hoor, alleen ben je dan wel afhankelijk van de smaak van een ander en moet je maar hopen dat het lekker is.
Feit is wel dat je véél duurder uit bent.
Ik besteed dat geld veel liever uit aan een goed stukje vlees, vis, kaas of als je daar niet meer van de beesten bent, groente en fruit. En nog mooier is om dan lokaal te kopen zodat de slager, vis-groente-of kaasboer er ook nog wat aan verdienen en ze niet ten onder gaan aan grote supermarktketens. Oh ja, je helpt de lokale boeren er ook mee mocht je die een warm hart toedragen.
Daar help je ze pas écht mee!
Dan krijgen ze weer eerlijker prijzen en jij krijgt een eerlijker én gezonder product. En geloof mij, het is veel lekkerder! Want het komt niet van de massaproductie af en het bevat minder ‘goedjes’ die wij mensen eigenlijk niet in ons lichaam willen hebben. Ik zou mij daar drukker over maken dan, ik gooi ‘m er nog maar eens even in, een prikje tegen een virus waar je heel erg én langdurig ziek van kan worden.
Maar je kan tegenwoordig alles kant en klaar kopen waardoor er straks een generatie is die niet meer weet zelf iets te maken. Terwijl we juist zo goed op weg waren nadat wij mannen steeds vaker de keuken ingingen, met verrassend resultaat. Deze kerels maakte zich los van ouderwetse gedachten zoals dat de vrouw in de keuken hoort, de was moet doen en de man ‘dienen’ moet. Gedachten die vandaag de dag nog steeds zo nu en dan de kop opsteken zoals we onlangs weer in Amerika zagen gebeuren omtrent het afschaffen van het recht op abortus.
Stuiptrekkingen van conservatieve, bange mannen.
Maar wat ik wel een leuke ontwikkeling vind zijn die vers-pakketten waar alle ingrediënten al inzitten. Zoals bijvoorbeeld het groentegerecht ratatouille. Of Chinese tomatensoep of Marokkaanse Couscous. Dat scheelt weer een recept uitlezen voor het boodschappenlijstje en geeft min of meer een garantie dat je lekker gaat eten. En ook nog het voordeel dat je niks weg hoeft te gooien want alles is al afgewogen en gesorteerd.
Er hoeft niks ‘over’ te blijven.
Toch doe ik ook wel eens makkelijk. Doperwten die bij ons op tafel verschijnen komen of uit een potje of uit een diepvrieszak. Of in het verleden kwam de spinazie á la crême uit de diepvries. En tot een paar weken geleden kwam de rode kool uit een glazen pot.
Maar das war einmal!
Want sinds ons bezoek aan Limburg werden mijn ogen werden geopend, dé provincie van de asperges. Wij waren uitgenodigd door vrienden van ons om asperges te komen eten en zoals ik wel vaker doe nam ik een kijkje in de keuken. De gastvrouw was aan het koken maar dat was toeval want de gastheer kookte ook regelmatig. Ik gluurde in de pannen en zag tot mijn verrassing naast de pan asperges een pannetje rode kool.
Een tijdrovende groente!
“Dat zie je niet vaak meer!” Zei ik, blij verrast. Voor haar was het niet zo bijzonder, ze kookte altijd de rode kool vers maar daarentegen kwamen de rode bietjes wel weer uit een potje. Ik vertelde haar dat die ik die weer vers kookte want dan zijn ze echt veel lekkerder.
“Met een beetje rode wijnazijn en zonder toegevoegde suikers!”
Eenmaal weer thuis stortte ik mij op de rode kool met een halve ui met enkele kruidnagels, laurierblaadjes, kaneel, stukjes appel, iets suiker, rode wijnazijn, peper, zout, stukje gezouten roomboter.
Het is mij gelukt! Ik ben mijn vrouw voorbijgestreefd op het gebied van kleding wassen. Of beter gezegd om een bijkomende randzaak op te lossen, letterlijk! Ik heb het voor elkaar gekregen een halsstarrig vlekje welke op mijn favoriete (Terschelling) hoodie zat, ervanaf te krijgen. Al maanden was dat vlekkie haar én mij een doorn in het oog. Het vlekkie leek ook steeds groter te worden, net zoals Toon Hermans ooit zong in het liedje ‘Vader gaat op stap: ’Vader denkt: ‘Nou ja, een vlekkie..Maar hij krijgt een hekel aan dat nekkie, net of het vlekkie steeds groter wordt!’
Dat hadden wij met mijn vlekkie.
Nu is wassen het koningsnummer van mijn vrouw. Dat is haar expertise waar ze heel veel genoegen uit kan halen. En dat weet iedereen om haar heen ook want van heinde en ver benaderen ze haar voor tips en tricks als het om wassen gaat. En nooit is het haar te veel, voor ik het weet is het gewassen, gestreken en ligt het weer in de kast.
Als er was-kampioenschappen gehouden zouden worden dan pakte zij alle prijzen!
Randzaken zoals vlekkies had zij ook altijd onder controle. Toen ik nog in mijn flatje in Den Haag woonde knoeide ik wat af waardoor mijn garderobe het flink te verduren kreeg. Via Skype smeekte ik om advies. Want als zij een weekendje naar Den Haag kwam wilde ik er wel netjes bijlopen.
“Ossengal! Je moet even ossengal halen.” Ik had daar wel eens van gehoord:
“Oké, dan ga ik zo even naar de dierenspeciaalzaak.” Ze negeerde mijn ‘grap’ stoïcijns: “Je wrijft die zeep op de vlek en dan met een hard borsteltje extra inwrijven.” Een uur later lag ik voor de wasmachine shirts en broeken in te wrijven met ossengal en moest ik toegeven dat het werkte. Ik werd zelfs nonchalant, lette niet meer zo op om vlekkies te voorkomen. Soms zelfs expres, om haar een beetje te plagen.
Maar dat vlekkie in mijn hoodie was toch wel van een andere orde!
Vrouwlief herinnerde mij er steeds aan wanneer ik hem aantrok. Ze had er alles maar dan ook alles aan gedaan om het vlekkie te verwijderen maar niets hielp en dat ventileerde ze, logisch, op mij. Dat ik toch eens beter moest opletten met koken. En eten! Ze vond het zonde van die mooie trui en weet je, ze had daar helemaal gelijk in! Ik kreeg acuut vlekkenschaamte en begon ontwijkend gedrag te vertonen door, als ik de trui aan had, niet ermee naar buiten te gaan.
Of ik deed er een jas overheen, nog infantieler.
Op een mooie dag was ik er helemaal klaar mee en beloofde haar plechtig dat ik mijn leven zal beteren. Dat ik voortaan tijdens het koken een schort zal dragen. En dat ik dat schort gewoon aanhoud bij het eten. En als dat schort op een schilderij van Picasso begint te lijken en in de was moet, dan beloofde ik om een slabbetje om te doen. Dat draagt mijn kleindochter ook en het is best wel handig. En ja, ik had dat pas op latere leeftijd verwacht te moeten dragen maar helaas, mijn krediet was verspeeld.
Het roer moest om!
Want ik verpestte haar meesterwerkjes en ik begreep volkomen dat zij daar erg mee zat. Als ik gekookt heb hoor ik ook liever dat het eten lekker is in plaats van niet te kanen. Dat koken is trouwens wel een dingetje. Het gaat er soms nogal ruig aan toe. Zowel op het aanrecht, in de gootsteen en op het laminaat ligt wel iets van die chaos. Wanneer ik daarmee geconfronteerd werd gaf ik steevast onderstaand antwoord:
Het gaat niet om de kwaliteit maar om de kwantiteit!
Sinds het maken van die belofte durf ik wel te beweren dat het goed gaat. Heel goed. Misschien was het daarom wel dat ik eens ging nadenken over dat vlekkie in mijn lievelingstrui. Maar iets in mij zei dat ik dat nog even niet hardop moest zeggen tegen mijn vlekkenkampioen want het is natuurlijk niet leuk als je ergens goed in bent en een ander zegt dat die het beter kan. Ik bladerde wat rond in Libelle’s en andere vrouwvriendelijke bladeren. Maar naast artikelen over familieruzies, mode, niet vaak voorkomende seksuele voorkeuren of aanverwante escapades en reacties van lezers op de vorige onderwerpen van deze bladen kwam ik nergens de Gouden Tip tegen hoe een vlek ontvlekt kon worden.
Dan maar even Googlen in mijn mancave!
Er kwamen maar liefst tien tips naar voren. Notabene van een kledingwinkel en best wel duurzaam. Want naast dat ze kleding wilden verkopen kwamen ze ook met adviezen om vlekken te lijf te gaan. En niet met spuitbusjes Wondermiddel om daar weer aan te kunnen verdienen. Dat is heden ten dage best wel bijzonder te noemen want er wordt heel wat (goede) kleding zomaar weggegooid wanneer er bijvoorbeeld een knoop mist, een naadje loszit of wanneer er onuitwisbare vlekkies opzitten.
Waardoor de kledingkast van Moeder Aarde aardig vol begint te raken.
Trouwens, die scheuren in (spijker)broeken die we tegenwoordig veel zien, dat hoort zo hoor. Dat is niet uit armoede of dat de opvoeders niet meer weten met naald en draad om te gaan.
Nee, dat is mode.
Afijn, ik las de eerste optie van de tien tips en voerde deze uit: Wrijf de vlek in met afwasmiddel, laat dit intrekken en stop het dan in de wasmachine. Schoorvoetend vertelde ik mijn geliefde wat ik gedaan had en in plaats dat ze boos werd omdat ik haar expertise in twijfel had getrokken, schoot ze in de lach. En even later draaide de wasmachine en kwam het geduld om de hoek kijken want het betrof een donkerblauwe hoodie en die moest eerst goed droog zijn wilden wij het resultaat zien.
Twee dagen later hoorde ik enthousiaste kreten van boven: “De vlek is eruit!”
Vrolijk dansten we elkaar tegemoet en knuffelden elkaar. Blij als een ei deed ik mijn hoodie aan en keek ik in de spiegel:
“Zit mijn dasje goed? Zit mijn hoodie goed? Vader gaat op stap!”
Nooit eerder had ik er zo naar uitgekeken. En nooit eerder deed ik mijzelf doen verbazen dat ik hier zo naar uitkeek. Eerst dacht ik nog dat het kwam door mijn leeftijd. Dat zie je wel vaker bij 50-plussers. Dat ze milder, rustiger én sentimenteler worden. Eigenlijk wel een logisch gevolg want je hebt al van alles meegemaakt in het leven en kent inmiddels wel de meeste klappen van de zweep. Maar deze keer voelde ik mij als een kind in afwachting van….
De Avondvierdaagse van Winschoten en omstreken!
Na twee jaar mocht het weer! Het voelde als de weidegang van de koeien die weer naar buiten mogen na een lange winter op stal. Het mocht weer! Want de Avondvierdaagse van Winschoten en omstreken is een heel bijzonder evenement omdat het voor iedereen, van jong tot oud, tot de verbeelding spreekt. En dan met name voor de laatste avond want dan worden alle toeters en bellen uit de kast gehaald om er een écht feestje van te maken.
Een geweldig feest!
Daar kwam ik enkele jaren terug al achter toen ik dit evenement voor het eerst mee mocht maken. Er werd mij aan alle kanten verteld hoe leuk deze intocht wel niet was. Maar ja, ik had ruim 30 jaar in Den Haag en omstreken gewoond en was, na wat avondvierdaagse ervaringen aldaar, nogal sceptisch over hun enthousiasme. Want de vierdaagse die ik daar gewend was voelde nu ook weer niet zo spannend en spectaculair zoals mij hier in Groningen beloofd werd. In mijn beleving liepen we met een paar scholen mee en was de intocht wel wat feestelijker dan de dagen ervoor maar ook niet zo heel bijzonder.
Maar die paar honderd kinderen hadden wel lol hoor, daar zal ik niks van zeggen.
Mijn verwachtingen waren waarschijnlijk daarom niet hoog. Tot ik samen met mijn dame naar het centrum van Winschoten fietste. Want daar was het druk, superdruk. Overal stonden mensen langs de weg en allemaal in afwachting van wat er komen zou.
Ik heb een uur lang met open mond van verbazing en bewondering aan de kant van de weg gestaan!
Wat een deelnemers! De schatting was toen enkele duizenden enthousiastelingen die aan het lopen waren plus dan al die mensen die hen aanmoedigden waarmee het aantal aanwezigen nog veel hoger werd. En hoe leuk was het om te zien hoe al die deelnemers ‘versierd & beloond’ werden met snoepjes of chocolade medailles, omgehangen door familie en vrienden.
Vanaf die avond was ik liefhebber van dit evenement.
Helaas mocht het twee jaar niet georganiseerd worden en daarom keek ik er ook zo naar uit. En volgens mij was ik niet de enige die ernaar uitgekeken had. Want het viel mij al op dat het op de voorgaande avonden, wanneer ik na het eten naar mijn schoonvader fietste om de hond uit te laten, al gezellig druk was in de stad. Overal zag je jong en oud rondlopen, uitgelaten, zingend, lachend en vrolijk. En overal stonden tuinstoelen langs de straten, zo nu en dan zelfs een bankstel met daarop toeschouwers van de wandeltocht. Of, als er geen wandelaars voorbijliepen, werd er gezellig met elkaar bijgepraat. Of met een bekende die voorbijfietste.
Het bewijs dat dit soort evenementen daadwerkelijk verbindend zijn!
Afgelopen vrijdag was het dan eindelijk weer zover. Het beloofde weer een mooie avond te worden want het weer werkte ook nog eens mee. Het was wel broeierig maar niet genoeg om ook nog af te sluiten met een flinke onweersbui, zoals we enkele jaren terug meemaakten. Nee, de Goden waren ons goed gezind kunnen we wel zeggen en mijn humeur was in opperbeste stemming. Tegen acht uur die avond fietsten we naar de plek waar het defilé starten zou. Alle deelnemers hadden zich, na het lopen van de vierde afstand, verzameld op het sportveldencomplex van WVV. Een gevarieerd gezelschap van schoolkinderen en begeleiders, verengingen en iedereen die zich maar presenteerde wilde, van heel jong tot heel oud en met of zonder rugzakje. Om acht uur was de start van hun finalerondje, onder vrolijk gekleurde muzikale begeleiding van harmonie en fanfares uit de omgeving en opgeleukt door dansmariekes en jantjes.
Een feest voor hen maar ook voor ons die langs de kant stonden.
En dat waren veel mensen. Heel veel mensen! En ik durf hier wel te beweren dat ook zij er erg naar uitgekeken hadden want er was geen zuur of chagrijnig gezicht te ontdekken. Zelfs de categorie ‘korte lontjes’ waren afwezig, er was geen wanklank te horen.
Een verademing haast in deze tijden.
We zagen veel rood aangelopen koppies, zowel bij de allerkleinsten als sommige ouderen. Logisch, want ze hadden kilometers in de benen en kregen het extra zwaar door de warmte maar ook door alle zoetigheden die om de nekken gehangen werden door enthousiaste Oma’s, Opa’s, vaders en moeders. Maar bovenal zagen we hele blije gezichten, blij omdat ze het voor het eerst mee mochten lopen. Of blij omdat ze als kind ook al meeliepen en nu als vader of moeder die herinneringen tastbaar konden delen met hun nageslacht.
Dit was de 74ste editie van de avondvierdaagse! (Dankzij vele vrijwilligers!)
Na ruim een uur hadden de laatsten van de stoet ons gepasseerd en stapten we snel weer op de fiets om bij het Oldambtplein verder te kijken naar de wandelende en rollende deelnemers. Ook hier was het erg druk en zag je iedereen erg genieten van zoveel gezelligheid bij elkaar. Maar ook van het aanwezige straattheater, twee vissers in gele regenpakken mét gele zuidwester op die met snoepjes visten, boven de hoofden van de gillende en plezier makende kinderen.
Véél leuker dan met je snufferd de hele dag naar een schermpje turen toch!
Vanaf een muurtje bij Theater de Klinker hadden we goed zicht en zagen we zelfs mensen staan op de stelling staan van de versierde, draaiende ‘Edens’ molen. Feestelijk. En de kers op de taart voor dit prachtige evenement.
Gisteren, 64 jaar geleden, gaven mijn ouders elkaar het ja woord voor de wet. Dat was in 1958. Op 27 november van datzelfde jaar deden ze het nog eens dunnetjes over en werd het kerkelijk huwelijk ingezegend. Dat was toen voor hen en alle familie een belangrijk moment. Met beide keren de rode draad:
‘Tot de dood ons scheidt.’
Zij hadden besloten om op Terschelling te gaan wonen en werken, ver van hun ouders en andere familieleden in Jutphaas (Nieuwegein) en Zaandam. Dat was een hele stap in die tijd en had zeker een hele mooie aflevering van ‘Ik Vertrek’ opgeleverd. Niet lang daarna kregen ze een dochter en of het nog niet genoeg was, een jaar later een zoon.
Een Koningspaar.
Binnen twee jaar verhuisden ze twee keer, van een appartement naar een iets groter huis maar wel een met een ruime tuin waar gespeeld en groente gekweekt kon worden. Mijn vader, Timmerman van beroep, maakte voor de kinderen een schommel, een wip en van een houten karrenwiel maakte hij een draaiend rad.
In ’64 kwam ik ter wereld en had ik ineens een grotere broer en zus, hoe leuk was dat.
Onze opvoeding was een waar de eenvoud van afspatte maar we waren gelukkig. Pa was zes dagen per week aan het werk en Ma verzorgde ons. Toen we wat ouder werden hielp ze wel eens achter de kassa bij enkele winkels in het dorp en op zondag gingen we erop uit met het gezin. Dan gingen we naar het strand, bos of duin en toen het eiland een prachtig openluchtzwembad kreeg, waren we haast elke zondagmorgen wel aan het zwemmen.
Onder fanatieke aanmoedigingen van onze moeder.
Want zij was van de categorie ‘sportief’. Ze gymde fanatiek en ze liep met ons zo’n beetje alle Brandaris Wandeltochten die er in die jaren georganiseerd werden. Ik was nota bene 2,5 jaar toen ik al mee mocht lopen!
In ons gezin was een duidelijke structuur.
’s Morgens werd er ontbeten, stipt om 12 uur kregen we warm eten en ’s avonds om 6 uur brood. Zaterdags werd daar iets van afgeweken omdat er door drie kinderen gesport moest worden maar die ruimte was er ook gewoon. Tussendoor verwende moeder ons met wentelteefjes, pannenkoeken of gebakken vis en ze maakte voor haar hardwerkende man zo nu en dan een pannetje snert. Dat was echte liefde want zij kon, sinds de oorlog, geen peulvruchten meer verdragen.
Zij gruwelde daarvan.
Wanneer zij naar de Wal moest met een van ons, voor ziekenhuisbezoek of zoals met mij, voor de logopedie lesjes naar Leeuwarden, zorgde ze altijd dat er eten klaar stond voor mijn vader en eventueel andere gezinsleden. Zij cijferde zichzelf weg zodat mijn vader zich kon concentreren op zijn werk maar dat gebeurde op een gezonde manier. Alles was in evenwicht, met respect voor elkaar. En samen waren ze in hoge mate bewust van het hebben van een gezin, die verantwoordelijkheid droegen ze samen, schouder aan schouder. Een van hun lijfspreuken was altijd:
“Het huwelijk is geven en nemen maar meer géven dan nemen.”
En zo is het natuurlijk ook. Maar het was niet altijd zo hoor. Regelmatig waren er wel hobbels of valkuilen te nemen maar doordat er een evenwicht was tussen hen werden stormen getrotseerd en vuurtjes tijdig geblust. Daarmee leerden ze, bewust of onbewust, ons belangrijke levenslessen. Levenslessen die, hoe ouder we werden, steeds meer gewicht kregen en ons richting gaven. Dat hielp bij lastige keuzes maken. Maar de rode draad was dat ze ons altijd steunden, ook in mindere tijden.
Ook al waren ze het niet altijd eens met onze keuzes.
Mijn moeder was altijd erg talig en zij hield ervan om mooie spreuken te bewaren. Die knipte ze dan uit en die plakte ze dan ergens in huis op de muur, meestal in haar ‘womencave’ waar ze tekende of iets naaide of even televisie ging kijken zodat Pa beneden voetbal kon kijken. Er was ook altijd muziek om haar heen, via de radio luisterde ze graag naar bijvoorbeeld ’50 pop of een envelop’, Arbeidsvitaminen of Jan Veen met zijn Candle Light en haar favoriete artiesten waren Boudewijn de Groot, Connie van den Bos of The Cats.
Een van die spreuken aan de muur bleef bij mij hangen: ‘Zelfvertrouwen is de basis van je kunnen.’
Vanaf ongeveer ons 15e jaar vlogen wij al een beetje uit. Zus en broer gingen naar school in Harlingen en ik kwam in Leeuwarden terecht. Daar kregen we te maken met zogenaamde Kostouders waar we van maandag tot vrijdag verbleven. Op vrijdagavond kwam het hele zooitje weer thuis en konden ze niet meer tegen elkaar zeggen:
“We zijn weer onder ons.”
Weer enkele jaren later vlogen we echt uit. Broer en ik zochten het in het Westen van het land en zuslief deed het tegenovergestelde: Zij kwam weer terug op het eiland en bleef daar tot op de dag van vandaag. Dat vonden mijn broer en ik wel fijn want zo was er altijd een back-up voor onze ouders, voor als er met eentje wat loos was.
Mijn ouders kenden vele mooie momenten. Ze genoten van het eiland, hadden daar zelfs een eigen plekje waar ze op mooie dagen een rustpunt vonden in de drukte van de week. Ze noemden dat ook ‘hun paradijs’ en tot op de dag van vandaag ben ik er nog niet achter waar dat was. Maar ze beleefden ook prachtige (fiets) vakanties en ze stonden midden in het leven, tussen de eilanders en in het verenigingsleven. Later werden ze trotse oma en opa van acht kleinkinderen en inmiddels vier (bijna vijf!) achterkleinkinderen.
“Wat zijn wij toch gelukkig maar waar hebben we het aan verdiend.”
Dat hoorde ik ze ook vaak tegen elkaar zeggen. Maar zoals het in menig leven gaat ontstonden er toch kleine scheurtjes. Moeder begon, tegen haar wil, steeds meer te vergeten. En wij zagen hoe Pa, na al die jaren zorg die ze mijn vader en ons gegeven had, nu haar taken overnam. Hij leerde zichzelf koken, deed de was en boodschappen en andere huishoudelijke taken, duwde haar rolstoel zodat ze toch nog wat buiten kwam en organiseerde ondertussen feestjes ter ere van hun huwelijk:
50 jaar, 55 jaar en 60 jaar.
Plus de nodige verjaardagen. Hiermee oogstte hij diep respect. Van ons, maar ook van de mensen om hun heen. En als mijn moeder ineens een helder moment had riep ze vrolijk lachend “Vergeten gaat steeds beter!” Je mocht je gelukkig prijzen zo’n helder moment mee te maken want daar had je dan weer even je vrouw of, in ons geval, onze moeder of oma mee terug zoals we haar het grootste deel van ons leven meegemaakt hebben.
Goedlachs, soms best wel streng maar wel een moeder om trots op te zijn.
Zij is nu 93 lentes en sinds twee weken ging ze ook ineens fysiek achteruit. Pa, bijna 88 jaar, was altijd al heel helder naar ons toe: “Ik verzorg haar en zolang ik dat zelf kan doen dan doe ik dat.” Maar hij weet ook wat zijn grens is en die is nu bereikt. Ook nu weer zo helder als glas:
“Ik kan haar niet meer verzorgen. Ik durf het niet meer aan.”
Hierop werd er zorg aan huis aangevraagd, in samenwerking met mijn zus. En toen moest die ontzettend zware beslissing genomen worden. Zodra er een kamer vrij zou komen in het verpleegtehuis zou Moeder daar opgenomen worden.
Dat moment ligt inmiddels enkele dagen achter ons.
Moeder is woensdag opgenomen waarmee het grootste gedeelte van de verzorging door mijn vader vervallen is. Dit was een verdomd moeilijke en zware beslissing voor mijn vader maar wel de beste beslissing. En velen zullen dat beamen want wij zijn echt niet de enige die hiermee te maken krijgen en dat maakt het draagbaar. Pa heeft er alles aan gedaan om haar zo lang als mogelijk bij zich te houden en hem valt niks maar dan ook écht niks te verwijten! Want hij ging door, hij steeg boven zichzelf uit want dat had hij immers 64 jaar geleden beloofd.
“Dat is toch vanzelfsprekend!” zegt hij dan als ik hem zeg dat ik hem daarin om bewonder.
Er is een nieuwe fase aangebroken in onze familie, een fase waar we allemaal doorheen moeten. Een fase die ik wil delen omdat het veel mensen overkomen is.
Liefde is loslaten.
Hij gaat nu elke dag naar haar toe om haar gezelschap te houden. Ik denk aan het liedje van Maarten van Roozendaal, ‘Het te late einde’:
In dit te late einde:
Soms leest hij dan gewoon een krant
Soms vertelt hij weer over vroeger
Streelt haar eindeloos de hand
Maar het is nog geen einde! Het is ‘gewoon’ en nieuw begin.
Na het midweekje in Limburg zitten we alweer midden in het dagelijkse leven, staat de wekker weer op standje ‘vroeg op’ en zullen de herinneringen onderdeel worden van onze toekomst. Voor mij blijft het een bijzondere ervaring, waarschijnlijk omdat ik er nog maar twee keer eerder geweest was.
Dat was in Noorbeek en in Valkenburg.
Die keer in Noorbeek was omdat ik mee mocht met de familie van een vriend. We waren een jaar of 16. Twee gebeurtenissen zijn mij altijd bijgebleven. Het eerste was de gang van zaken na een kerkdienst die we mee mochten maken. Want na de dienst liep de kerk leeg en de kroeg ernaast vol en dronken we nog vóór het middaguur een heerlijk Gulpens biertje! Het tweede dat mij bijgebleven is werd een nogal bloederige toestand. Ik heb mij daar namelijk voor het eerst ‘nat’ geschoren, met het mes van de vader des huizes.
Er moest een flink stuk aluinblok tegenaan gegooid worden!
Maar beide keren was gewoon met de auto dus heb ik de bergen alleen maar mentaal gevoeld, niet fysiek. Het zijn heuvels hoor, menigeen heeft mij de afgelopen twee weken wat dat betreft gecorrigeerd. Maar wel heuvels waar ik, al fietsend, als een berg tegenop zag. Naar beneden ging best wel goed, we tikten soms de 40 km/u aan en ik begreep nu wel waarom men steeds vaker begint over helmplicht op de fiets.
Ik kneep, naast mijn samengeknepen billen, mijn remmen kapot!
Want je zou maar vallen, ken inmiddels genoeg verhalen van bekenden die dat hebben ervaren. Vooral als we de laatste afdaling naar onze B&B namen, de Snijdersberg, inclusief een haarspeldbocht. Dan werd het echt wel even spannend.
Och, nu noem ik ons verblijf weer een B&B en dat klopt niet helemaal.
Want alleen de eerste B van Bed klopte. Die tweede B stond niet voor Breakfast maar voor Bakkerij. Dat heb ik zelf verzonnen want die Bakkerij zat aan de overkant van de weg. Daar haalden we onze broodjes voor het ontbijt. Van die lekkere Kaiser- en Schnittbroodje. Dat laatste broodje werd steevast door de verkoopster ‘Sneetjes’ genoemd, ook al vroeg ik om Schnittjes.
Het beleg verzonnen we ook maar zelf.
Mijn vrouw wist dit. Zij had dit ook aan mij verteld. Maar ja, om maar even het cliché te bevestigen, die informatie is op de een of andere manier niet blijven hangen. We moesten het dus doen zonder ontbijt zoals we altijd zagen in het tv-programma ‘Bed & Breakfast’. Dat beeld had ik voor mij maar de werkelijkheid was dus anders. Ik ging nog wel op zoek naar het missende haakje of plankje in de badkamer maar de teleurstelling was groot.
Het was er gewoon.
Uiteindelijk had ik toch nog iets gevonden en na ontvangst van ons envelopje (“Exact het gevraagde bedrag.”) kwam de vraag van de eigenaar of we nog tips hadden. Mijn antwoord was dat ik geen raam kon ontdekken welke open kon. Een gemis voor ons want wij slapen altijd met een open slaapkamerraam. Maar goed.
Er moet altijd wat te klagen overblijven toch?
Woensdag stond in het teken van Maastricht want op het programma stond een bezoek aan de Sint Jan kerk en de Basiliek Sint Servaas. En verder een heleboel winkels met als tussendoortjes enkele terrasjes aan het Vrijthof, deze keer zonder André Rieu en walsende 60 plus echtparen. We tikten die dag de 14000 stappen aan en toen we weer in de auto stapten slaakte ik een zucht van verlichting omdat we niet naar huis hoefden te fietsen.
Die avond vulden wij met bankhangen en Feyenoord aanmoedigen.
De voorlaatste dag van ons midweekje bestond weer uit een fietstocht van om en nabij de 35 km. Nu wel met volledige ondersteuning van onze accu’s op mijn verzoek. Van Geulle via Ulestraten en nog een heleboel leuke plaatsjes naar Valkenburg alwaar wij op zoek gingen naar aardbeienvlaai, daar hadden we al de hele week zin in maar konden het nergens krijgen. Ik spotte uiteindelijk op een terrasje een aardbeienvlaai maar dat terras zat vol. Dan maar naar het volgende terras waar een bord op straat ons lokte met de boodschap ‘Koffie met diverse soorten vlaai’. De ober noemde de soorten in rap tempo op maar aardbeien hoorde ik niet. Dat was volgens hem vloeken in de kerk.
Dan maar de rijstevlaai.
En over de rest van de week kersen-, abrikozen- en appelvlaaien. Je moet toch wat en ach, we fietsen die calorietjes er wel weer af. En je moet ook van het leven genieten anders verzuur je. En zure en zeurende mensen hebben we de laatste jaren genoeg gezien.
Die avond kregen we dan toch eindelijk aardbeien maar dan zonder vlaai en mét ijs!
We gingen namelijk op bezoek bij vrienden van ons, Jan & Jans en de kinderen. Jan komt uit Stadskanaal en Jans uit Gasselternijveen. Zij zijn 33 jaar geleden geëmigreerd naar Limburg alwaar zij een gezin gesticht hebben. Wat mij direct na binnenkomst opviel was dat de beide dochters meer Limburgs bloed in zich hadden dan hun ouders.
Zij zongen, wij vertelden.
Er was veel bij te praten natuurlijk. Laat in de avond en na een heerlijke maaltijd met onder andere verse asperges en verse rodekool namen we hartelijk afscheid:
“De volgende keer bij ons!”
De volgende dag reden we weer noordwaarts, met een bezoekje aan het ‘Witte Stadje’, Thorn. Ook hier waren we onder de indruk van een bouwsel uit het verleden, de Abdijkerk of de Sint- Michaël kerk van Thorn. Hoe hebben ze dat toch kunnen bouwen als je kijkt hoe we tegenwoordig bouwen. Het stadje was ook prachtig en zeer de moeite waard om te bekijken. Je moest wel een zonnebril op want de zon weerkaatste op al het witte om ons heen.
Even later reden we weer verder, nu richting Den Haag alwaar wij met kinderen en kleindochter uit eten gingen, ouderwets in een vol en gezellig restaurant.
Dat was weer een fijn weerzien.
Tegen middernacht waren we weer thuis en ik droomde weg met Jacques Brel:
Het is goed om in je leven zo nu en dan even stil te staan bij jezelf. Even frontaal botsen met je ikke, jezelf eens goed onder de loep nemen. Die confrontatie had ik afgelopen week toen wij een paar dagen elders doorbrachten.
Dat elders was Geulle, een plaatsje in Zuid-Limburg.
Ver van mijn comfortzone kan ik wel zeggen. Eigenlijk hadden we deze week op Terschelling moeten zitten, zouden we een week een B&B runnen van een goede vriendin van ons maar door miscommunicatie hadden wij de verkeerde week vrij genomen. Het B&B ging daardoor niet door en toen hadden we een week ‘over’ zeg maar.
“Waar wil je nu heen?” vroeg mijn vrouw.
Dat was de eerste confrontatie met mijzelf want ik wist mij geen raad met die vraag. Waar ik nu heen wilde? Die moest ik even laten landen want mijn gedachte om ergens heen te gaan bleef meestal steken tussen Den Haag, Groningen en Terschelling.
Meer heeft een mens niet nodig in het leven.
Maar dat is mijn beleving en die is niet almachtig natuurlijk. En zo zijn we ook niet getrouwd waardoor de relatie tussen mij en mijn vrouw in evenwicht is. Maar dat wil niet zeggen dat onze beider belevingen wel eens botsen. Voorzichtig en redelijk veilig voor mij stelde ik voor om dan ‘maar’ naar Texel te gaan. Omdat zij daar nog nooit geweest was. Ze twijfelde even.
“Of naar Limburg!” riep ze.
Wow! Even stokte mijn adem. “Limburg? Maar dat is helemaal beneden..” zei ik, terwijl ik de kaart van Nederland even visueel voorbij liet trekken én mijn vooroordeel over het zuiden liet oprispen. “Limburg?”
“Ja, Limburg!”
“Ik weet daar een leuke B&B.” Mijn zwijgen op deze mededeling stond gelijk aan groen licht voor deze actie en niet lang daarna kwam de uitslag: “We gaan naar Geulle, dat ligt vlakbij Maastricht. Het is een appartementje.” riep ze super enthousiast en vervolgens: “Oh heerlijk, ik zie mij al zitten op een terrasje met een wijntje. Of met een cappuccino met aardbeienvlaai!”
Ik was om.
Want het duurde toch nog wel even voordat het zover was waardoor ik een beetje wennen kon aan deze plannen. En op een gegeven moment begon ik er zelfs naar uit te kijken en durfde ik er zelfs vooruit te komen naar de mensen om mij heen:
“Ja, wij gaan een midweekje naar Limburg!”
Waarop vaak met ontzag en bewondering gereageerd werd. Toch kwam er een klein, ieniemienie oprisping mijnerzijds. Dat kwam nadat mijn vrouw mij halverwege die gewenningsperiode nog iets opbiechtte:
“We nemen de fietsen mee!”
Die had ik niet zien aankomen. “Fietsen mee?” zei ik, stomverbaasd en vervolgde mijn verbazing met een stomme vraag: “Waarom moeten de fietsen mee? Je kan daar toch niet fietsen?” Nu reageerde mijn vrouw met verbazing: “Natuurlijk kan je daar fietsen! Waarom kun je daar niet fietsen?”
“Omdat daar allemaal bergen zijn natuurlijk!” antwoordde ik geërgerd.
Dat ze dat niet snapte. “Daarom wielrennen ze daar altijd want met een gewone fiets kan het niet. Die bergen zijn zo hoog dat je er halverwege afvalt.” Terwijl ik dat zei zag ik al aan haar blik dat ik volledig de plank aan het misslaan was en dat de fietsen gewoon meegingen.
Afgelopen maandag was het dan zo ver.
Via Duitsland zakten we naar beneden en na een kleine vier uurtjes rijden zaten we in onze B&B te Geulle, een dorpje net boven Maastricht en beneden de Snijdersberg lag. Deze berg heeft een hoogte van 110 meter en een hellingspercentage van 13,8% en een lengte van een kleine kilometer.
Waarmee mijn vooroordeel maar eventjes bevestigd werd!
Die avond bereidden wij ons voor op de volgende dag, de dag dat er een fietstocht op het programma stond. Een onderdeel waar ik nog steeds mijn twijfels over had. De accu’s van onze fietsen hingen die avond aan de stroom en ik hing al in gedachten aan al die klimpartijen al aan het zuurstof. Stiekem verlangde ik al een beetje naar die fietstocht want ik was behoorlijk overtuigd van mijzelf dat het niet fijn fietsen is in de bergen van Limburg.
We begonnen vlak, de Snijdersberg lieten we links liggen.
In standje eco om de accu te sparen. Het ging best wel goed en we genoten van alles om ons heen, Limburg is mooi, dat kon ik niet ontkennen. Maar in de loop van de 50 km die we die dag fietsten had ik toch regelmatig momenten om op te geven, zulke venijnige beklimmingen én vals plat moesten er getrotseerd worden. Ik raakte zelfs wat geïrriteerd. Dat kwam voornamelijk omdat mijn lieverd steeds van mij wegfietste. Niet omdat ze van mij af wilde maar omdat zij voorwielaandrijving heeft.
En ik een midden motor.
Het moment dat we beiden stuk gingen was toen we van Gulpen naar Margraten fietsten, aan die helling leek geen einde te komen en het was alsof we boven water kwamen want we kregen ook nog eens dikke wind en regenbuien te verwerken. Mijn gemoed was inmiddels in mijn schoenen gezakt maar na de bezichtiging van de Amerikaanse begraafplaats in Margraten was ik zó onder de indruk dat ik mijzelf even flink toegesproken heb.
Ik heb het recht niet om te klagen!
De volgende dag brachten we door in Maastricht, een ‘rustdag’. Met twee keer koffie op het Vrijthof met vlaai. De dag erna zaten we weer op de fiets en nu wist ik er beter mee om te gaan. En we hadden besloten om meer gebruik te maken van onze ondersteuning dus standje eco kon in de fietstas. Daarmee werd het laatste restje van mijn eigen verzet tenietgedaan en moest ik wel bekennen dat het mooi fietsen is in Limburg. En dat die vlaaien best lekker zijn.
Wat mij wel opviel waren de honden daar.
Ik zag maar twee soorten: Of Keeshondjes met de daarbij horende zonnebank gefrituurde meiden of Labradoodles. Die laatste soort snap ik wel, dat zijn lieve honden.
En eerlijk is eerlijk, dat zijn die Limburgers ook!
Kan ik het nog terugdraaien? Ik heb geen idee en daarom schrijf ik het maar van mij af, dat werkt therapeutisch. Want waar ik ooit bang voor was lijkt inmiddels toch waarheid te worden. Waar ik altijd afstand van heb proberen te houden lijkt nu toch te gebeuren. Noem het karma of eigen schuld dikker bult, links of rechtsom zijn wij gewoon de sjaak en zullen wij de hoon moeten dragen.
Mijn vrouw en ik zijn (bijna) getransformeerd tot ANWB stel!
Althans, we zijn aardig op weg. Ik realiseerde mij dat toen wij gingen fietsen, een rondje Dwingelderveld. Deze route had de dame hier in huis gevonden via ‘die handige App’ van de ANWB en toen ze dat zei, zette zij mij daarmee, onbewust weliswaar, aan het denken. Want ik besefte ineens hoe gevangen ik al zat in het web van deze Algemene Nederlandse Wielrijders Bond.
Hellup!!
Jarenlang heb ik mij verzet tegen deze club want ik vond het allemaal maar oubollig, saai en zeurderig. Vooral dat eeuwige zeuren, zoals bijvoorbeeld een weg waar wat hobbels inzaten. Als ze er dan overheen reden dan stoten ze het hoofd tegen het dak van de auto. Ik dacht dan altijd:
Dan zul je wel te hard gereden hebben!
Of dat blad van ze! Dat blad bestond volgens mij al ver voor de boekdrukkunst en is niet weg te denken uit ons leven. Het is het blad dat altijd overal rondslingerde in de kamer en niemand las het in mijn beleving. Het is net zoiets als die irritante mug die ’s nachts je slaapkamer terroriseert. En juist op dat moment kun je dit blad niet vinden om die mug mee dood te slaan!
En dan noemen ze het ook nog, heel bescheiden, ‘de Kampioen’!
Toen er in 2004 een concurrent voor de ANWB werd opgericht was ik de eerste die lid werd. Deze club heeft twee keer een auto van mij mogen afslepen en ik moet zeggen, tot volle tevredenheid hoor. Alleen is alles aan verandering onderhevig en werd ik vermoedelijk milder in mijn antipathie tegen deze club. Hoe dat kwam? Nou, bijvoorbeeld toen ik wandelschoenen nodig had.
Dertig procent korting!
Dat trok mij toen over de streep. En ze hadden eigenlijk best wel mooi spul in die winkels, met sokken die gemerkt waren met een R en een L zodat je ze nooit verkeerd aan kon doen. En die meneren en mevrouwen van de Wegenwacht zijn toch wel hele aardige én kundige mensen, daar kwam ik ook achter in de loop der jaren want mijn dame was al langer lid.
Ik werd uiteindelijk ook lid.
Nadat ik zag dat je enkel een vinkje hoefde te zetten of je wel of niet de Kampioen wilde hebben! Dat trok mij over de streep. Toch bleef de Kampioen onze mat bevuilen want hij stond nog op naam van mijn vrouw. Dat werd even een discussie. Ik vertelde over mijn traumatische herinneringen maar zij vertikte het om ook het vinkje weg te halen want zij vond het een gezellig blad. “En er staan altijd hele leuke onderwerpen én fiets- en wandelroutes in!”
Daar had ik niks tegen in te brengen.
We kochten een fietsendrager voor de auto en die bleef onuitgepakt in de schuur liggen want ik ben niet zo avontuurlijk ingesteld. Het fietsten en wandelen in de voor mij veilige omgeving van Oldambt vond ik best genoeg. Maar na het zoveelste rondje bemerkte ik wat sleur en toen hoefde mijn vrouw alleen nog maar dat laatste duwtje te geven: “Ik heb een leuke fietsroute gevonden, een rondje Dwingelderveld. Een route van 36 km en we starten in Spier.”
Dwingelderveld, dat kende ik wel.
We hadden daar al eens gewandeld toen we aan het trainen waren voor de Fjoertoer Terschelling. En ik ben daar ooit met mijn hospita en hospes tijdens mijn middelbare schoolperiode geweest. De hospes was een Drenth en de hospita een Fries en zij vertelden over de krentenbossen van Dwingeloo. Ik, puber van kop tot teen, vond dat maar raar want krenten zijn gedroogde druiven en die hangen niet in bomen. Daarom namen ze mij mee naar Dwingeloo zodat ik het met eigen ogen kon zien. En waarachtig! Ik heb toen een stekkie meegenomen en bij mijn ouders in de tuin gepland en sindsdien (mijn fantasie hè) groeit de krentenboom ook op Terschelling. Afijn, ik heb aan Dwingeloo mooie herinneringen overgehouden.
Zondag werd de fietsdag.
Nadat ik de fietsendrager redelijk makkelijk (en tot mijn grote verwondering dat ik dat kon) op de trekhaak gezet had en de fietsen zo vast als een huis stonden, vertrokken wij naar Spier in het mooie Drenthe. Even later volgden we al fietsend de bordjes, ja de ANWB bordjes. En we genoten. Maar wij niet alleen, het was gezellig druk op de fietspaden. Alleen viel het mij op dat wij wel erg veel tegenliggers hadden. En die keken niet echt blij en op mijn ‘Moi’ of ‘Hoi’ kreeg ik bij hoge uitzondering een groet terug.
Of een soortgelijk gebrom.
“Allemaal ANWB stellen!” grapte ik naar mijn vrouw, “De een nog chagrijniger dan de andere!” Ze reageerde niet. Misschien wel omdat ze bij zichzelf dacht: de pot verwijt de ketel. Want wij hebben min of meer dezelfde fiets en, ik durf het hier haast niet te zeggen, allebei dezelfde snelbinders! En niet zomaar snelbinders, nee, in de kleuren van de Terschellinger vlag: rood, blauw, geel, groen en wit.
‘Zwijgen Veldmuis, nu zwijgen en gewoon achter je vrouw aanfietsen’ zei ik tegen mijzelf.
De route was erg mooi, we fietsten langs allerlei landschappen, door bos en heide of polder. En de bordjes die we moesten volgen klopten als een bus. We hebben maar twee keer verkeerd gereden maar dat was mijn schuld omdat ik weer te moeilijk dacht. Aan het einde van de rit kwamen we erachter dat wij tegendraads de route gefietst hadden en begreep ik de soms dodelijke blikken en gebrom.
Ach ja.
Daarom zijn wij natuurlijk nog nét níet een ANWB stel!
Mijn vrouw heeft eigenlijk altijd wel een goed humeur maar soms doet ze er nog een schepje bovenop. Afgelopen zaterdag kwam ze tegen het middaguur vrolijk thuis na een ochtendje bij de kapper gezeten te hebben. Ik keek haar glimlachend aan want een vrouw die net terugkomt van de kapper is een gelukkige vrouw.
Dat is een feit.
Eigenlijk waren we allebei extra goed gehumeurd deze dag want ik had genoten van mijn ochtendje schrijven en van de begeleidende muziek. We aten een door haar meegebrachte broodje haring en toen stelde ze voor om even ‘de Straat’ in te gaan, de winkelstraat van Winschoten.
De koopgoot zeg maar.
“En dan gaan we lopend, kunnen we weer wat conditie opbouwen!” Nou, daar zei ze wat. Want ook bij ons kwam de corona dan toch nog aan de deur. Door de prikjes hebben we gewoon uitstel gekregen en daardoor hebben we precies volgens de gedachte achter de inentingen, de maatschappij niet ontwricht. Toch had het virus flink aan onze conditie gevreten en daarom reageerde ik enthousiast: “Goed plan, we gaan lopend!” Even later liepen we die kant op en dat viel niet mee. Dat kwam vast doordat we 14 dagen binnen gezeten hadden.
Even acclimatiseren.
Licht hijgend bereikten we de finish, het begin van ‘de Straat’. Nu kwam, althans, zo denk ik erover, het allerergste: Namelijk lopen, stilstaan, winkel in, winkel uit, praatje hier, praatje daar et cetera, et cetera. Op zich wel weer eens leuk hoor, op een zaterdagmiddag even door de straat lopen. Maar in dit geval hebben we het over een winkelstraat die ooit de langste was van Nederland en dan is het best een pittig stukje lopen als de conditie je een beetje in de steek aan het laten is. Ik was dan ook blij dat we redelijk snel een winkel binnengingen, een winkel in woonaccessoires.
Want daar stond voor bij de ingang een bank!
Ik hoefde niets te zeggen. Vrouwlief liep direct door en ik zetelde mij op de bank van om en nabij de 3000 eurootjes. Ze weet dat ik mij niet zo met accessoires bezig hou en nu kon zij rustig rond gaan neuzen, zonder zuchtende man. De bank zat best lekker voor een bank en ik pakte mijn telefoon om het nieuws even door te nemen.
Tot er een oudere heer en dame de winkel binnenliepen.
“Ga daar maar zitten.” zei de dame en wees mijn richting op. Ik kreeg gezelschap. Na elkaar begroet te hebben begon het gesprek natuurlijk over ons lot, het lot waar de meeste mannen mee leerden leven: of je blijft voor de winkel staan als je partner naar binnen wil of je gaat binnen aan de stamtafel zitten.
Stamtafel?
Ja, vroeger had je in elke kroeg een stamtafel maar sommige winkels hebben dit gekaapt en lokken nu de mannen binnen door een stamtafel-gevoel te creëren. Meestal op een strategische plaats in de winkel en vaak voorzien van koffie en thee of een lekker wijntje. En dat is nog niet alles, want voor de inwendige mens ligt er ook genoeg alleen blijf ik daar altijd af want anders gaan ze wijzen:
“Kijk, die is zijn gewicht op peil aan het houden!”
Ik sla daarom altijd beleefd af als er weer een van de dames op mij afkomt om mij te verleiden met zoete koekjes of hartigheidjes. En dan denk ik hardop om mijzelf te overtuigen dat als ik wat wil eten of drinken, ik wel naar een horecagelegenheid ga!
Flauwekul allemaal!
Maar ja, we leven nu eenmaal in een welvarend land en dan zal dit er wel bij horen. De man, 82 lentes jong, was het met mij eens dat we in een prachtig land wonen. “En nog durven enkelen te klagen over hoe wij het hier doen,” zei hij tegen mij, “terwijl wij mogen leven in vrede en alles hebben om ons leven nóg aangenamer te maken. Ik begrijp dat niet. De wereld wordt er daardoor niet beter op. Het lijkt wel of men gewoon vergeet in wat voor weelde wij eigenlijk leven. Iedereen is boos op elkaar. In de Tweede Kamer heeft het fatsoen en het respect plaats gemaakt voor schelden en elkaar vernederen, ‘Bekende Nederlanders’ willen continue aandacht en zodra je de televisie aanzet of de kranten leest dan is het één en al ellende waar men over bericht. Wat is dat toch?
“Die onvrede?”
“Ja,” zei ik, “ik hoor ook steeds vaker om mij heen, jong én oud, zeggen dat ze liever niet meer het nieuws volgen of naar praatprogramma’s kijken. Ik neig ook steeds meer die kant op te gaan. Wij streamen tegenwoordig liever series of tv-programma’s dan dat we naar actualiteiten of naar het nieuws kijken. Want er hoeft maar iets te gebeuren en al die programma’s willen er dan een plasje over doen. Het liefst met bekende Nederlanders..”
“En dát trek ik niet meer!”
“Inderdaad,” zei de man naast mij en hij ging even verzitten zodat we elkaar goed konden aankijken. “En ze blazen alles op! We vliegen van hype naar hype en ik zeg U eerlijk, het maakt mij onrustig. Want de waan van de dag regeert lijkt het wel en dat lijkt sinds we het internet hebben alleen maar erger geworden te zijn. En weet U, ik kom uit een rood nest hè, maar het sociale lijkt wel helemaal weg uit de maatschappij. Zo zijn wij niet opgevoed.”
Ineens een lach op zijn gezicht:
“Weet U waar ik wél graag naar kijk? Naar de serie met die drie vrienden, ‘Dwars door de Lage Landen.’ Dat is gewéldig! Die wandelen van België naar Pieterburen, via het Pieterpad en ontmoeten allerlei mensen die allemaal wel iets te vertellen hebben. Daar zouden al die boze mensen eens naar moeten kijken, dan ontdekken ze misschien wel weer hoe mooi van eenvoud het leven kan zijn!”
De man stond op, hij moest weer verder.
“Bedankt voor dit gesprek,” zei ik, “en ik ga kijken! Ik stream het wel. Dát is weer het mooie van Internet!”
Er wordt nogal wat gevraagd van onze gewoonten. Voor een paar jaar terug was vliegen heel normaal. We vlogen overal heen waar we maar wilden. Voor een vakantie, een weekendje weg, een zakelijke bijeenkomst of gewoon even om een terrasje te pakken in de zon of een voetbalwedstrijdje in Camp Nou. Totdat begin 2020 de wereld stopgezet werd.
Dat was nog eens een gewaarwording!
Ineens waren de luchten weer blauw, zonder de bekende ‘krijt’ strepen. En de stilte deed ons weer de vogels doen horen. Daarnaast werd waarneembaar dat er minder uitstoot was, de lucht werd schoner en de verdwenen smog gaf een heldere blik op onze omgeving én een heldere geest. Een bewustwordingsproces welke ons deed beseffen dat hoe we leefden misschien toch allemaal iets téveel van het goede was geweest, en ja, dat gezegde: ‘Overal waar ‘te’ voor staat…’.
Daar zat best wel veel waarheid in.
Het leverde een hoop discussies op maar over het algemeen waren de meeste mensen het er wel over eens dat er iets aan gedaan moet worden. De grenzen van onze welvaart waren bereikt en het roer moest om. Voor onszelf maar ook voor alle generaties na ons. Doorpakken nu. We hadden daar kennelijk een pandemie voor nodig om dit te beseffen maar goed, het doel heiligt de middelen en ja:
Het is een kwestie van omdenken.
Quotes over dat zogenaamde Omdenken zag ik al regelmatig voorbijkomen op het sociale circuit. Zoals ‘Als de moed je in je schoenen zakt, ga dan eens op je kop staan (-Loesje’). Of deze: ‘Als een ongeluk in een klein hoekje zit, dan zit geluk dus overal!’ Of die van Kiki Toll, dat meisje van 16 jaar uit ‘Over mijn lijk’: “En als het leven je laat struikelen, maak er dan een salto van!” Of ‘Geloof niet alles wat je denkt.’ Vooral deze laatste legt weer een ander probleem in onze maatschappij bloot, het probleem van het eigen gelijk. Maar goed, nu doorpakken met zijn allen en niet alleen maar naar de boeren en de industrie wijzen met het bekende vingertje.
Nee, ook naar jezelf kijken.
Door bijvoorbeeld bewuster te gaan vliegen. Of sowieso bewuster na te denken of bepaalde gewoontes die er in de loop der jaren ingesleten zijn, eigenlijk nog wel van deze tijd zijn. En waarom moeten we eigenlijk om de acht weken op vakantie? En verrek, ons eigen land is eigenlijk ook best wel mooi. Of stel jezelf eens de vraag waarom je elk weekend de deur uit moet? Vooral wanneer je je woonplek ‘gezellig’ hebt gemaakt of zodanig ingedeeld hebt zodat je je daar erg thuis voelt. Want dan is het toch wel heel raar dat je steeds maar de deur uit moet, toch?
Dan komt ook weer het ‘heilige moeten’ om de hoek kijken.
Ja, er werd lekker op los geluld in alle praatprogramma’s tijdens ons ‘gevangenschap’ en even leek het erop dat we snapten dat het anders moest. Even, want sinds alle maatregelen weer ingetrokken werden lijken de beloftes die we onszelf deden als smog boven onze steden verdwenen te zijn.
Met als dieptepunt de lange rijen in de vertrekhallen van Schiphol.
Ontzettend dik aangezet door de media, hoor, dat sloeg nergens op. Ze maakten van iets wat je hooguit vervelend mag noemen, iets dramatisch. Want elk weldenkend mens moest van deze berichtgeving op de pot omdat er niet zover hier vandaan ook rijen stonden. Met dat verschil dat die mensen aan het vluchten waren voor hun leven, bang voor al het geweld van een doorgeslagen dictator. En elk weldenkend mens snapt die rijen op Schiphol ook wel want ja, personeelstekort, daar hoef je geen wiskunde voor gestudeerd te hebben. In heel veel branches is er personeelstekort. Zoals hier in de facilitaire hoek. Het is de nek die het hoofd doet draaien zeg maar. En ook nu weer moeten we naar onszelf kijken.
Want we willen niets.
We willen niet meer zwaar – of onderbetaald werk uitvoeren. En we willen ook niet extra betalen voor een vliegticket. En we willen dat ons kroost de beste banen krijgen met het beste salaris en het liefst met werkzaamheden die niet te zwaar zijn. En zo voeden we onze kinderen ook op, wennend aan een ‘rijk’ leven. Pap en Mam betalen wel als ze iets willen en de auto brengt ze wel naar school wanneer het regent.
En een limiet aan zakgeld was er wel maar uitzonderingen evenzoveel meer.
Ik snap de tegenstand tegen dit soort gedachtes, dat we moeten veranderen. Voor mij niet in dit geval want ik ben niet zo reislustig ingesteld en ik weet dat ik daarin niet tot de meerderheid behoor. En de gunfactor in deze is enorm, ik gun iedereen de hele wereld. Maar het mag best wel iets minder allemaal, dat lijkt mij niet een hele grote opoffering.
En willen is kunnen.
We moeten ook eens ophouden met, wanneer er stront aan de knikker is, naar anderen te wijzen. Gewoon niet meer doen. Ga eerst eens bij jezelf te rade. Wees eens oprecht eerlijk over jezelf. Klopt het wel wat ik hier beweer? Lag het ook niet een beetje aan mijzelf? Ging ik er misschien met twee gestrekte benen in? Heb ik wel goed geluisterd?
‘Luisteren kan zoveel zeggen.’
Daarom omdenken. Zo las ik van de week over een andere, ingesleten gewoonte: grasmaaien. Wij Nederlanders houden het graag kort, dat deden onze voorouders en daarom doen wij het ook. Daar is op zich niks mis mee maar het is beter om het even niet in de maand mei te doen. De reden is dat het gras dan alle ruimte krijgt om nog even lekker door te groeien. Want dat zit vol met heerlijkheden, voeding waar onder andere de bijtjes en de vlinders wel pap van lusten en ja, we weten inmiddels dat die heel erg belangrijk zijn voor ons voortbestaan.
Als dank bestuiven zij dan weer onze gewassen!
En wij, de mensheid, verbinden ons weer meer met de natuur.
Haal nooit tompoezen met de fiets! Ik kwam daar afgelopen woensdagmorgen achter toen ik lekker duurzaam op de fiets tompoezen ging halen bij de bakker. Daar aangekomen zag ik een van de bakkers al hard aan het werk. Zijn hele werkbank lag vol met vrolijke tompoezen in de kleuren, roze, wit en geel. Hij was ze aan het snijden, een karweitje dat wel even de aandacht vraagt.
Net als het eten van een tompouce.
Er was vlak bij die werkbank een opstopping ontstaan want ik was niet de enige die, lichtelijk kwijlend, naar het schouwspel aan het kijken was. De felle kleuren brachten mij weer terug naar maandagmiddag, toen ons het droevige nieuws bereikte dat Henny Vrienten overleden was. Want hij en zijn band Doe Maar hebben in mijn jeugdjaren dit soort felle kleuren flink op de kaart gezet. Dat deden ze tijdens hun optredens en met hun platen. Maar ook door de Doe Maar merchandise zoals buttons en haar- en polsbandjes. Waarmee ze misschien deze kleuren wel toegankelijker gemaakt hebben voor onze generatie want ‘mijn kleuren’ waren voor die tijd beperkt tot zwart of blauwe.
De behoefte om iets fel groens of roze te dragen had ik eigenlijk nooit.
Maar Henny en zijn kornuiten kleurden zo onze puberteit en ze gaven ons de Nederpop, popmuziek in eigen taal met teksten waar wij jeugdigen wel wat mee konden. We konden het verstaan, Google Translate bestond toen nog niet hè. Daarom hakte het overlijden van Henny er denk ik ook flink in. De liedjes van Doe Maar bekten lekker en de muziek, ja die muziek was ‘weer eens wat anders’. En heel kenbaar.
Vaak bij de eerst noten wist je al dat het Doe Maar was.
Nadat de band zichzelf opgeheven had vanwege hysterische taferelen á la The Beatles, verdween Henny een beetje op de achtergrond maar was wel dagelijks te horen. Hij nam de taak van Harry Bannink over en schreef liedjes voor Sesamstraat en Het Klokhuis. Hierdoor werden opnieuw generaties door hem beïnvloed, zonder dat ze het eigenlijk wisten.
Wie is er niet groot geworden met deze fantastische tv-programma’s!
Later toerde hij nog met twee andere grote muziekmannen, George Kooymans en Boudewijn de Groot of zagen we hem met zijn zoon hele mooie, ter plekke verzonnen kleine liedjes zingen bij de media-uitzending van de Wereld Draait Door. Als 32-jarige vond ik hem qua uiterlijk maar zo zo (daar dachten de meisjes anders over). Maar als oudere jongere vond ik hem altijd een mooie man, keurig in de kleren en een opmerkelijke vriendelijkheid en rust uitstralend. Dat ik dat zo voelde komt waarschijnlijk omdat we tegenwoordig zoveel schreeuwers om ons heen hebben, schreeuwers die er alleen maar op uit zijn om onrust te creëren voor eigen gewin. Heel wat anders dan die échte kerels die ik hierboven benoemd heb. Maar dat was. Misschien heb ik daarom wel de hele week dat liedje in mijn hoofd:
‘Alles gaat voorbij, alles gaat voorbij..’
Maar haal nooit tompoezen met de fiets! De doos die ik pakte bevatte vier tompoezen en even schoot het door mijn hoofd dat wij maar met zijn tweeën zijn. Zou ik die bakker vragen of hij er twee in een doosje kon doen of zou ik maar toegeven aan het lot? Was dit nu typisch zo’n welvaart dingetje? Maar die man was al zo druk met snijden, zijn handschoenen zaten al onder de bakkersroom en zoals ik al zei, het vraagt even de aandacht dat snijden. Ik liep met de doos en vier tompoezen door naar de kassa en bedacht dat we ze gingen opeten bij de ochtend- en avondkoffie.
Puur uit overmacht!
Toen ik weer thuis was pakte ik de doos uit de fietskrat en schrok enorm! Want ik zag door het venster van de doos een kleurenpalet van roze, geel en wit, net zoals ik eerder zag die dag op de werkbank van de bakker.
Maar niet meer in die volgorde van kleurschakering!
Het was een slagveld! Het was Picasso! Alles zat door elkaar en nadat ik de doos geopend had om twee van deze lekkernijen eruit te pakken, moest ik heel goed kijken welke onderdelen er bij welk gebakje hoorde. Gelukkig had ik goed opgelet bij de bakker hoe ze eruitzagen (tussen het kwijlen door) en na wat strijk- en glaceerwerk kon ik twee herkenbare tompoezen opdienen.
En ’s avonds weer.
Maar haal nooit tompoezen met de fiets! Want dat is desastreus voor dit Koningsmaal. Ik had het doosje met vier tompoezen in het kratje van mijn fiets gelegd, op een lekkere, zachte boodschappentas. Daarna ben ik gaan fietsen. Tot zover niks aan de hand, wij Nederlanders zijn goed in fietsen, staan er zelfs wereldwijd om bekend. Maar nu komt het:
De angel zit in de overgangen tussen fietspad en straat of weg.
Daar gaat het mis. Oké, je hebt dan ook nog het bekende boomstronken probleem die zodra ze de kans krijgen menig fietspad op een hobbel brengen, maar dat is de natuur, daar valt mee te leven. Maar die overgangen, die aansluitingen lopen niet vlekkeloos en zorgen ervoor dat je boodschappen haast je kratje uitvliegen.
En bij mij, man, de ballen een flinke optater geven!
Er zal vast een reden voor zijn, dat ze het asfalt van het fietspad enkele centimeters eerder stoppen dan het aansluitende wegdek vereist. Alleen ik begrijp dat niet en probeer die reden te zoeken. Was het geld op? Was het vrijdagmiddag tegen einde dienst? Was het asfalt op? Was de benzine op van de asfalteermachine? Was er een spoedklus op de A7?
Wie het weet mag het zeggen.
Die avond stonden die andere twee tompoezen op het menu. Mijn vrouw nam er een cappuccino bij en ik een bakkie koffie. Normaal willen we nog wel eens een foto maken van iets lekkers dat wij of anderen gemaakt hebben maar deze tompoezen waren daar niet geschikt voor, dat zouden te heftige beelden geweest zijn.
Even moest ik naar adem happen toen ik de binnen gekomen melding op mijn telefoon zag: Henny Vrienten op 73 -jarige leeftijd overleden. Dat sloeg bij mij en vele generatiegenoten in als een bom kan ik wel zeggen.
De dood van Henny is net zo’n schrikbeeld als voor als de bom valt.
Henny Vrienten, de voorman van de band Doe Maar, een band die in het Nederlands zong en met teksten kwam die heel veel jongeren aangesproken heeft. Liedjes zoals ‘1 Nacht alleen, Dansen met Alice, Doris Day, Heroïne, Is dit alles, Belle Hélène, Je loopt je lul achterna, Nachtzuster…’
Et cetera, et cetera…
Teksten die vaak luidkeels meegezongen werden vanwege die herkenbaarheid voor ons, pubers in wording of volwaardige pubers. Want het was immers je eigen taal en ja, dat daalden de woorden net even wat makkelijker in dan als bij talen uit den vreemde. En zij vielen op met hun kleding maar ook met de stijl van hun platenhoezen, felle kleuren waarmee je gezien kon worden. Die kleuren verwerkte je dan weer in je kleding.
Dat gaf een beetje kleur aan onze soms best wel kleurloze puberbestaan.
Maar ook de overbekende buttons. Die spelde je op je jas, voor mij naast de buttons van Madness of de bekende Smiley en hoorde je er helemaal bij. Of je droeg de felgekleurde haarbanden alhoewel ik dat dan weer net even te ver vond gaan. Het allermooiste vond ik de aankondiging dat ze zouden stoppen, dat ze de band gingen opheffen. Dat klinkt raar maar ik had daar alleen maar bewondering voor:
Op het hoogtepunt stoppen.
Want het liep namelijk vreselijk uit de hand, zó populair werden ze. En dat zij het lef hadden om te stoppen tekende ze juist, de stekker eruit te trekken en vervolgens op een andere manier verder gaan met teksten en muziek schrijven. Henny deed dat bijvoorbeeld door het stokje van Harry Bannink over te nemen bij Sesamstraat en Het Klokhuis. Hij vond dat een geweldige eer en dat sierde weer zijn bescheidenheid. En het was ook niet niks want Harry Bannink was ook een hele grote componist waarvan we heden ten dage nog steeds kunnen genieten, bijvoorbeeld ‘Nikkelen Nelis’, ‘Tearoom Tango’ of ‘Op een mooie Pinksterdag’.
En dan nog enkele honderden liedjes die ertoe doen.
Maar Henny was goed, heel goed. En dat werd terecht gezien. Later kwam Doe Maar weer even bij elkaar voor wat concerten. Het publiek was nu een stuk ouder maar je zag na afloop hun ogen weer glinsteren, ze herbeleefden weer even hun jeugd. Doe Maar was daar immers een onderdeel van en het mooie van hun liedjes was dat generatie na generatie liefhebber werd. Dat ondervond ik toen mijn nog jonge kinderen de muziek van Doe Maar begonnen af te spelen en ik samen met hen mee kon zingen. Waarmee maar weer aangetoond werd dat de liedjes van Doe Maar de tand des tijds prima doorstaan heeft.
Zo goed waren ze!
Zo goed zullen ze blijven. Maar we gaan Hennie missen. Zijn zachtaardigheid, zijn vriendelijkheid en zijn kijk op het leven, vertaald in allerlei liedjes. De ene keer grappig en klein, de andere keer groots en veel gevoelige snaren rakend.
Toen vorig jaar september bekend werd dat de afscheidstournee afgelast werd vanwege ziekte van Henny, had ik een vermoeden maar wilde daar niks van weten. Ik had dat vermoeden omdat hoe grootst hij ook was, hoe klein hij zich kon maken. Geen toeters en bellen, geen plek in Boulevard of andere roddel programma’s maar gewoon klein en bescheiden.
Een mooi mens. Een voorbeeld voor velen. Geen boos mens maar een mens die snapt dat het leven te kort is om steeds boos te zijn. Samen met die andere grote, Jan Rot, gaan ze het in die andere wereld als die bestaat opleuken. Die gedachte hou ik dan maar weer vast, dat de mensen waarvan wij al afscheid hebben moeten nemen nu kunnen genieten van deze twee mensen die ons zoveel gegeven hebben.
Alles gaat voorbij:
Je leeft maar een keer Dus weet wat je doet Leef volledig zonder spijt Want berouw doet niets goed Zie het leven als een nachtbar Vallen en weer opstaan Alles maar dan ook alles gaat weer voorbij
“We kunnen natuurlijk zondag ook even naar je ouders gaan?” Dat gooide mijn vrouw vorige week ineens op tafel terwijl ik nog volop in het ritme van werken zat. Ze opperde dat omdat er drie vrije dagen in het verschiet lagen en op de een of andere manier keek ik daar erg naar uit.
Dat heb je wel eens.
Het moest even bezinken. Want het zou namelijk betekenen dat ik weer een verplichting had na een flink aantal werkdagen. En ‘even’ naar mijn ouders gaan vergt toch wel wat organisatie want ze wonen immers niet naast de deur. Maar met de uren die volgde werd ik eigenlijk steeds enthousiaster. Want de vooruitzichten waren eigenlijk optimaal: Het weerzien met mijn ouders, weer even ‘thuis zijn en de weersverwachting.
“Regel het maar.” zei ik tegen mijn secretaresse.
Ik laat dat soort dingen graag aan haar over en even later kwam ze met de dagindeling: 08:15 uur snelboot, 09:00 uur op Terschelling en dan de hele dag genieten om aan het einde van de middag weer te vertrekken met de ‘Half zes-boot’, zoals we dat in de volksmond zeggen. Ik wilde mijn vader Whatsappen hoe laat het schikte om langs te komen. Dat klinkt misschien wat koeltjes want kinderen zouden altijd op welk tijdstip dan ook even bij hun ouders binnen moeten kunnen lopen. Maar in dit geval is het anders omdat mijn vader mijn moeder verzorgt. Hij kookt voor haar, hij doet de afwas, hij doet de was en hij doet de boodschappen.
Plus alles wat ik hier niet benoem.
En dat vergt een structuur die wij graag respecteren. “Hoi, met Janet.” Ik keek op van mijn WhatsApp scherm en zag mijn vrouw met haar telefoon aan het oor: “Hoe is het daar?” Ze had hem al aan de telefoon en ze vroeg of het schikte dat wij effe op de koffie kwamen en zo ja, hoe laat.
Mijn vader reageerde enthousiast en half elf was een mooie tijd.
Dan konden ze rustig opstarten voegde hij er nog aan toe. De avond ervoor lagen we op tijd in bed nadat ik mijn taak uitgevoerd had, lekkere broodjes smeren voor tijdens de reis. “Als we tussen half zeven en kwart voor zeven in de auto zitten zouden we op tijd in Harlingen kunnen zijn.” zei ik tegen de dame naast mij in bed en gaf haar een kus voor de nacht.
We reden daadwerkelijk om twintig voor zeven weg.
En hoe dichter we bij Groningen kwamen hoe onbehaaglijker ik mij begon te voelen. En dat was terecht want ik had de vertraging bij Stad onderschat. Vrouwlief tikte onze route in op Maps en zei toen: “We zijn om vijf over acht in Harlingen.” Het zweet brak mij nu uit en ik vervloekte mijzelf om deze domme misrekening. Toen we de A7 ter hoogte van Hoogkerk opreden deed ik iets wat totaal buiten mijn comfortzone ligt.
Ik gaf extra gas!
Want normaal trap ik het gaspedaal zo ver in wat toegestaan is. Voor mij geen bekeuringen op de mat want dat is zonde geld, dat is enkel de kas spekken van de Staat en dat vertik ik. Natuurlijk heb ik in het verleden wel bekeuringen gehad hoor, alleen op een gegeven moment was ik er klaar mee, vooral nadat ik inzag dat je met hard rijden geen moer opschiet.
Maar nu moest er een boot gehaald worden!
Het was gelukkig rustig op de weg en we sjeesden in VVD-stijl voorwaarts. De bomen langs de weg keken het met lede ogen aan en probeerden zoveel mogelijk de door mij veroorzaakte uitstoot weg te wuiven met hun ontluikende bladeren.
Tegen beter weten in.
In Harlingen aangekomen stapte mijn vrouw bij de brug uit om zich lopend naar de terminal te begeven. Het was acht uur, we hadden vijf minuten ‘gewonnen.’ Ik reed de parkeerplaats op voor een plekje en maakte uiteraard een extra rondje omdat ik zo dicht mogelijk bij de uitgang van het parkeerterrein wilde parkeren.
Ook een foute gedachte, de parkeerplaats stond stampend vol.
Daarna liep ik hard (!) richting terminal en nadat we de toegangscontrole gepasseerd waren, hoorde ik de dame in kwestie over de portofoon de medewerkers aan boord informeren: “De laatste passagiers komen er nú aan!” De laadklep ging omhoog nadat wij aan boord waren en de drie kwartier die de reis duurde ben ik hoestend en hijgend doorgekomen.
“Maar ik rook niet!” zei ik tegen mijzelf, om mijn abominabele conditie goed te praten.
Om negen uur zetten wij voet aan wal en haalden onze huurfietsen op. Vervolgens dronken we een bakje koffie bij het Wakend Oog en daarna fietsten we richting het Groene Strand alwaar het fietspad ons verder zal leiden naar de stilte, in samenwerking met flora en fauna in haar lente kleuren- en geluiden. Eigenlijk zou ik mijn pet op moeten zetten want het zonnetje was verraderlijk fel.
“Oh….Ik ben de rugtas vergeten! Die staat nog bij het Oog!”
Opnieuw moest ik in de benen, nu met behulp van pedalen scheurde ik weer terug naar het terras. De tas stond nog op de plek waar ik hem neergezet had, onder het terrastafeltje. Opgelucht fietste ik weer terug en konden wij onze fietstocht voortzetten.
Opvallend was het feit dat het relatief rustig leek op het eiland.
We konden lekker doorfietsen en de terrasjes waren niet overbevolkt. Later die week kwam ik erachter hoe dat kwam. Ik zag beelden uit Amsterdam voorbijkomen en daar liepen ze nek aan nek, kont aan kont en schouder aan schouder.
Ieder zijn meug.
Exact om half elf waren we bij mijn ouders en we werden verwend met koffie, opgespoten pondkoek, champignonsoep en eigengemaakte Paas-vla (met bitterkoekjes en rum) als toetje. Die middag fietsten we nog even een slag om en om half zes zaten we weer aan boord. Mijn cluppie verloor de Beker maar het maakte niet uit en tegen negen uur waren we weer thuis. Moe maar voldaan, ondanks de wat ongelukkige start.
Maar ach.
‘Het leven klopt van geen kant en daarom is het zo de moeite waard.’ (Jan Rot)
Steeds meer kom ik erachter dat mijn ouders, als we het hebben over zuinig zijn, eigenlijk hun tijd al ver vooruit waren. Ik moest hieraan denken omdat ik steeds vaker zie hoe er vanuit allerlei hoeken tips worden gegeven om de vaste lasten niet te hoog op te laten lopen. Vaste lasten die door de een na de andere crisis flink uit de hand lopen. De bankencrisis gaf al een duidelijke boodschap af:
The sky is niet meer de limit.
Mijn ouders wisten dit allang. Want het was bij ons nooit over de top. Er werd ‘gewoon’ warm gegeten tussen de middag en ‘s avonds aten we brood, ‘gewoon’ wit en bruinbrood. Het beleg was ook eenvoudig. Met kaas, pindakaas of hagelslag. En dan dubbel. Zo nu en dan kwam er wat extra’s voorbij op de broodtafel, zoals bijvoorbeeld Balkenbrij, gebakken tomaat, gebakken vis (ondermaatse schol, schar of tong), bloedworst of wentelteefjes. Als ik daar weer aan denk loopt het water mij uit de mond.
En wanneer je tussendoor trek kreeg dan mocht je altijd een boterham smeren.
Er ging bij ons dan ook veel brood door. Tussendoortjes zoals wij die nu kennen en waar de schappen in de winkels vol mee liggen kenden we eigenlijk niet. Je weet wel, die zogenaamde gezonde reepjes en pakjes drinken waar volgens de verpakking alleen maar de juiste bouwstenen inzitten voor een kind in de groei.
Nou, groeien doe je er zeker van!
Surprise eieren met salmonella bestonden nog niet. Wij aten enkel de voorloper daarvan, met Pasen. Dan aten we hardgekookte eieren die door ons zelf flink toegetakeld waren met stiften, zo overdadig dat de kleurstof dwars door de schil ging en je heel wat kleurstof binnenkreeg. Maar dat was maar één keer per jaar, daar werd je niet druk van zoals we dat tegenwoordig nog wel eens zien bij kinderen. Toen ik later het nest verliet kwam ik erachter dat het voor heel veel mensen de gewoonte was om wekelijks patat en snacks te halen of zelf te frituren. Dat fenomeen kende ik ook niet, ik snackte enkel na een flinke stapavond.
Even lekker ‘een vette bek’ te halen.
Maar thuis werd er altijd alles aan gedaan om zo zuinig mogelijk te leven. Eten weggooien was uit den boze. Ik kan mij nog goed herinneren dat er altijd wel een klein schaaltje met een restje groente op tafel stond. En je moest niet verbaasd opkijken als je in het pannetje jus met saucijsjes een stukje kip, gehaktbal of zelfs haas tegenkwam.
Eigenlijk was dat pannetje al de voorloper van een gourmetschotel bedenk ik mij nu.
De overgebleven gekookte aardappelen werden aan het einde van de week verwerkt tot ‘slaatje’, een soort van huzarensalade met ei, augurk, ei en ham. De topping bestond uit slasaus en onder het slaatje lagen mooie, frisgroene bladeren sla.
Uit eigen tuin natuurlijk.
Die groentetuin staat mij nog scherp voor ogen. Vooral de boerenkool. Want daar zaten nog wel eens koolwitjes in die wij er dan uit moesten vissen. We verzamelden ze in een conservenblikje en vervolgens ging er petroleum zodat we de rupsen konden cremeren.
Voor het geval ze van plan waren om opnieuw huisvesting te zoeken in de boerenkool.
Naast voorgaande zuinigheid leerden we om te gaan met energie en water. Onze ouders bestookten ons met kreten zoals: “Deur dicht, we stoken hier niet voor de vogeltjes!” of “Doe die kraan dicht, dat kost allemaal water!” Maar ook kreeg je pas weer nieuwe tandpasta als de tube tot aan de opening dicht gerold was en het zeepblok helemaal opgelost was. De auto werd gewassen met behulp van twee emmers water en hout voor de open haard werd gezaagd met een beugelzaag.
Zonder motoraandrijving!
Dat houtzagen deden mijn broer en ik vaak samen want dan kon je aan twee kanten krachtig zagen. De boomstam lag dan op een bok en we zaagden we ons het apezuur. Daarna werden de stukken hout door ons met een bijl gekliefd waarmee je een hoop frustratie kwijt kon, mocht je die hebben natuurlijk want we leefden in een best wel overzichtelijke tijd zonder veel afleidingen en gedoetjes.
Dit soort klusjes zou je de voorloper kunnen noemen van krachttraining in een sportschool.
Natuurlijk was het niet altijd een zuinige boel bij ons, er waren over het jaar verdeeld genoeg uitspattingen. Met feestjes vloeiden de drank rijkelijk en de sigaretten stonden uitnodigend in de bekende glaasjes op de tafels, naast de schaaltjes met leverworst, komkommer en Gelderse worst. En de niet te missen rolletjes boterham- en cervelaatworst met augurk, bij elkaar gehouden met een cocktailprikkertje.
Die cervelaatworst heeft voor mij óók weer een herinnering!
Want wij, kinderen, moesten ook wel eens boodschappen doen. Dan kreeg je een boodschappenbriefje (geschreven op een lege, gebruikte envelop) voor de slager mee: 2 ons sterf-op-straatworst en een pakje blauwe band. Dat briefje gaf je dan gewoon aan de slager en die wist precies wat mijn moeder bedoelde: 2 ons cervelaatworst en een pakje blue band margarine. Wanneer er gehakt op het briefje stond schreef ze met een uitroepteken eindigend ‘gehaktkruiden!’ op.
Maar ook dat wist slager Boer, die kende zijn klanten.
En wij kenden hém want de beloning voor het halen van de boodschappen bestond uit een plakje worst, de ene keer dikker dan de andere keer gesneden maar de smaak was verrukkelijk! Dat kwam vast doordat deze slager nog een zogenaamde ‘zelf slachtende’ slager was, dat deed hij op zijn eigen abattoir achter in de tuin.
Mooie tijden.
Maar ik zie dus een herhaling van zetten als ik terugkijk naar mijn jeugdjaren. De generatie van mijn ouders keken altijd met respect naar wat hen gegund en gegeven werd. “Wat zijn we toch gelukkig maar waar hebben we het aan verdiend!” was een zin die ik regelmatig bij ons in huis hoorde. Heel wat anders dan het hautaine gedrag van tegenwoordig. Want niets is vanzelfsprekend omdat er altijd de kans aanwezig is dat er allerlei spaken in de wielen gestoken kunnen worden.
‘Waarom schieten koude ogen vuur dat branden blijft als alle muren en wij hier weg zijn.’ Deze zin uit het refrein van het nummer ‘Liedje voor Beslan’ en gezongen door een aantal gerenommeerde zangers en zangeressen, repeteert zich steeds in mijn hoofd wanneer ik de beelden uit Oekraïne zie die wij dagelijks te verwerken krijgen.
Dat verwerken is een hele opgave.
Want de beelden zijn weerzinwekkend en het sterkt alleen maar mijn mening, hoe goed wij het hebben in dit land. Via radio, televisie en internet worden we onvrijwillig getuige van een massa slachting, veroorzaakt door een échte dictator.
Een laffe gek die alle vrijheden van de mens met voeten treedt!
‘Waarom schieten koude ogen vuur.’ Je leest deze vraag bij de Oekraïense bevolking in de ogen. Ze snappen het niet en het valt ook niet te snappen. Het intense verdriet voedt de haat, enorme haat waarvan niemand weet wat de gevolgen kunnen zijn. De hoeveelheid traumatische ervaringen stapelen zich op in de hoofden van jong en oud en de rest van de wereld kan alleen maar toekijken, hoofdschuddend.
Onze handen gebonden.
Toch zie je overal in ons land mensen opstaan die op alle mogelijke manieren proberen te helpen. Door van alles in te zamelen of door gevluchte Oekraïners in huis te nemen. En dat laatste is nogal wat want het is echt niet niks om een deel van je eigen leven ineens te moeten delen met mensen die een andere taal spreken en andere gewoonten hebben. Ik zou dat niet kunnen. Maar des te meer respect heb ik voor al die hulpverleners en het laat maar weer zien:
De meeste mensen deugen!
Het enige wat ik kan doen is geld storten. Oh ja, en we hebben onze airmiles weggegeven terwijl ik eigenlijk niet eens wist dat ik ze had. Maar het is een makkelijker manier dan mensen in huis nemen, vooral omdat je totaal geen idee hebt hoelang deze ellende nog zal voortduren. Mijn empathisch vermogen is wel degelijk aanwezig, ik voel hun pijn en ik merk dat ik het mij heel erg aantrek. Dat vermogen om je in anderen in te leven is deels door mijn opvoeding ontstaan maar ook deels door boeken die ik gelezen heb, als kind en later als volwassene. Daarom zijn en blijven boeken nog steeds heel belangrijk. Het vormt je. Het opent je ogen en je creëert er eigen inzichten mee. Als kind ‘lees’ je met veel plaatjes en tekeningen en bedenk je je eigen teksten. Daarmee trigger je de geest. Later worden het louter letters die in een bepaalde volgorde gezet worden en wederom wordt er een beroep op je voorstellingsvermogen gedaan.
Geheel naar eigen interpretatie en geïnspireerd door de woorden van de schrijver.
Tegenwoordig zijn er nog steeds boeken. Over allerlei onderwerpen. Alleen heeft het lezen een flinke knauw gekregen omdat alles steeds meer gevisualiseerd geworden is. De beelden hoef je niet meer zelf te bedenken maar die worden bedacht door de makers. Of gefilmd door getuigen. Hoe vaak zie je niet mensen met een telefoon voor- of boven hun hoofd taferelen filmen, van vechtpartijen tot (zware) ongelukken op de weg. Ongegeneerd, schijt aan wat die gebeurtenissen allemaal voor de slachtoffers teweeg hebben gebracht en puur uit sensatiezucht.
En dan kwijlend en hijgerig delen.
Of we filmen leuke dingen, zoals een concert of een mooi vakantietafereel. Dat is ook leuk alleen vergeet je dan één belangrijk ding: namelijk zelf te kijken en te genieten. En dat is jammer want er wordt juist allerlei vermaak bedacht en uitgevoerd om van te genieten. Maar het moet ook allemaal sneller en het liefst zo kort mogelijk. Zoals het beroemde fragmentje van Omroep Maxim laat zien: “Dit is een heel mooi mandje gemaakt door de firma Tichelaar. Het werd gebruikt op tafel als versiering en fruitmandje.” Nee, het moet korter, krachtiger. In hapklare brokken en het liefst ook nog thuisbezorgd!
“Mand!”
Boeken daarentegen vertragen, houden je langer in spanning of beroering. Met korte of lange zinnen worden karakters van de hoofdpersonen uitgelegd zodat je ze leert kennen. Je kruipt als het ware onder hun huid. Dan lees je over iemand die gevangen zit door de bezetter en kruipt de angst en de onmacht zo uit het boek je geest in. Het moment dat het boek je te pakken heeft waardoor je niet meer stoppen kan. In de ban van het boek.
Modern gezegd: bingereading.
Dat woord ‘binge’ is het Engelse woord voor braspartij, dat je overmatig consumeert. De streamingdiensten hebben dat woord weer gepikt om series aan te prijzen ‘die je in één keer uit wilt kijken’, alle 8 of soms wel 10 afleveringen. Bingewatchen noemen ze dat. Er zijn inmiddels ook Nederlandse woorden voor, comakijken of de iets mildere variant, marathonkijken.
Ja, ze weten het allemaal mooi te brengen.
Er wordt nu anders gelezen. De concentratie gaat bij sommigen al verloren naar een zin of drie zeg ik wel eens gekscherend, naar aanleiding wanneer iemand zegt dat mijn stukjes tekst te lang zijn. Tja, dat kan. Maar hoe zeg je dat dan over een boek met een gemiddelde van tweehonderdvijftig bladzijden? Voor lezen moet je wel wat meer moeite doen. Het is meer dan de afstandsbediening pakken en vanonder je kleedje op de bank series kijken. Maar het allergrootste voordeel van lezen is dat je voorstellingsvermogen getriggerd wordt om wat je leest te visualiseren en te begrijpen. Eigenlijk ben je als lezer je eigen regisseur. Het is meer dan ‘ik hou van jou en blijf je trouw’. Het is, ik citeer nu de mooiste liefdevolle zin van Nederland, geschreven door Arthur Japin: ‘Dit is het enige wat telt, lieverd, dat iemand meer in je ziet dan je wist dat er te zien was.’
De kracht van woorden, prachtig!
Net als al die krachtige zinnen van het Liedje voor Beslan, geschreven door Marjolein van der Klauw:
‘Het donker gevaar kende ik heus wel, ’t was daar in de verte, in ogen en woorden op beeld,
maar nooit hier, in de armen van mamma, nooit hier.’
De lade waar normaal gesproken mijn onderbroeken in liggen was leeg. En in de sokken-la eronder lagen slechts nog de zomersokken. Dit was een vreemde gewaarwording want dit was de eerste keer sinds ons samenwonen dat ik misgreep. Want zij doet mij altijd weer verbazen hoe snel ze kleding van mij weer gewassen en gestreken in de kast heeft liggen. Misschien komt het wel omdat ze niet zo van de vaste dagen is zoals we uit het verleden kennen.
Maandag Wasdag, om er maar eentje te noemen.
Een paar keer per week hoor ik het haar zeggen dat ze een afspraak heeft met de wasmachine, de droger of de waslijnen buiten. Nu komt dat niet omdat ik altijd mors op mijn kleding, dat gaat juist de laatste tijd best goed maar sinds haar vader in een verzorgingshuis zit doet ze zijn was er ook nog eens bij. Zonder een wanklank. Wanneer alles dan weer schoon is heb ik een gelukkige vrouw in huis.
En van een gelukkige vrouw in huis krijg je vanzelf een gelukkige Veldmuis!
Maar ik moest nu wel zelf aan de slag. Dat klinkt heel dramatisch maar dat is het niet hoor, ik ben een moderne man al zeg ik het zelf. En er is geen haar op mijn hoofd die haar erop zou afrekenen. Integendeel. Ik bewonder haar juist omdat ze het altijd weer kan opbrengen om de was te doen tussen haar drukke werkdagen door. Natuurlijk zou ik ook die wasmachine een draai kunnen geven maar zoals ik al hierboven beschreef, het is háár ding en ze doet het daarom liever zelf. Allemaal op zolder, ook het strijkwerk. Dat strijken doet ze ook wanneer het haar uitkomt en daar staat ook geen dag voor.
Dinsdag Strijkdag, om er maar eentje te noemen.
Zij geniet van een mooi stukje strijkwerk. En zelf heb ik ook goede herinneringen aan strijken, tijdens het LAT’n geleerd van haar via een Skypeverbinding. Dat was toen ik nog in mijn flatje woonde in Den Haag. Dan zette ik de strijkplank voor het raam voor wat afleiding van buiten en streek de boel weg. Helemaal rechts op de plank stond dan een asbak want ik rookte toen nog en ernaast stond een glas met een paar slokjes whisky als inhoud.
Om het klusje wat op te leuken zeg maar!
Maar dat hoef ik ook niet meer te doen want ook dat is haar ding. Natuurlijk heb ik ook taken in het huis hoor. Ik kook. Wij bekijken haast per dag wat we gaan eten. Mijn vrouw kan zich nog wel eens laten beïnvloeden door gerechten die ze online ziet of wanneer iemand in haar omgeving het over een bepaald gerecht heeft. Daar kan ze dan ‘ineens’ zo’n zin in hebben. Ik heb dat alleen met hutspot, rode bietjes en frikandellen. Maar alles bij elkaar genomen is dat een mooie manier om gevarieerd te eten. En het houdt de spanning er een beetje in zodat er geen sleet in de keet ontstaat. Voor ons geen vaste dagen voor de warme prak:
Woensdag Gehaktdag (of worreloavend voor de vegetariërs onder ons).
Dat doen we ook om het ritme van ons werk een beetje te doorbreken hoor. Want daar kan een mens ook behoorlijk chagrijnig van worden. Vooral deze dagen en dan doel ik op de wisseling van winter- naar zomertijd én de huidige weersomslag van afgelopen week. Man, man, van T-shirt en korte broek moesten we ineens weer naar trui en thermo ondergoed! Ik kan daar bloedchagrijnig van worden! En dat ‘uurtje vooruit’ werkt ook niet mee, vooral omdat ik die zondagochtend werken moest.
Ik voel daar al de hele week de naweeën van.
Nu zei iemand tegen mij dat ik mij aanstelde. Het was een kwestie van mindset. Ik heb dat woord nu maar eens opgezocht want je hoort dat steeds vaker. Het is een denk- en gedragspatroon van een persoon of groep en je kan je ertegen verzetten door bepaalde patronen in je leven te veranderen. Oké, als ik dan even teruglees doe ik dat ook een beetje. Zodra iets een gewoonte dreigt te worden schakel ik even terug en probeer het anders te doen. Omdat ik wist dat er een uur korter slapen in het vooruitzicht lag, ben ik op tijd naar bed gegaan zodat ik niet de volgende dag gapend mijn werk zou doen.
Nou, het hielp geen moer!
De la kijkt mij leeg aan. Dan toch maar eens op zolder kijken, haar Walhalla. Ik nam direct even de stofzuiger mee want we zijn ook flexibel met het schoonhouden van ons huis. Meestal in de weekenden pakken we het hele huis aan en stofzuigen meerdere keren per week. Daar staan ook geen vaste dagen voor.
Donderdag Kuisdag.
Mijn sokken en onderbroeken lagen klaar om gevouwen en ín elkaar gevouwen te worden maar kennelijk was er een kink in de kabel gekomen. De deurbel, een telefoontje of anders. Zodoende ging ik nu zelf aan de slag want dat kan ik wel. En het hoeft niet zo precies als bijvoorbeeld de handdoeken. Alhoewel, mijn sokken hebben richtingaanwijzers. De L van links en de R van rechts. Volgens de verkoper belangrijk als je veel wandelt. Flauwekul, dacht ik, tot ik ze een keer andersom aan had.
Ik liep alle kanten op!
En dan gaat het mis. Want afgelopen vrijdag moest ik pizzabodems halen bij de supermarkt maar stond ik ineens bij de visboer. Ik schopte snel een schoen uit en ja hoor, de sokken verkeerd om. Even zat ik in tweestrijd want wij aten bij mijn ouders altijd vis op vrijdag en dat speelde even op. Logisch, want het werd wekelijks herhaald, daar hadden ze ook al een vaste dag voor:
Vrijdag Visdag.
Snel wisselde ik de sokken en liep regelrecht naar de supermarkt voor pizzabodems. Want zij kon er zo’n zin in hebben en voor ons lag een verplichtingsvrij weekend. Althans, ook dat waren ooit ook van ‘die dagen’:
En toen was die dag er ineens. Die dag waarvan je wist dat die eens zou komen alleen heb ik nooit geweten dat het zo lang zou kunnen duren.
Om precies te zijn 39 jaar!
Toen ik een jaartje of 17, 18 was kreeg ik serieuze verkering met een prachtig meisje uit Scheemda. Die verkering ontstond ‘ineens’ in Bar-Dancing Dellewal nadat zij mij spontaan vol op de mond kuste. Zo! Die kwam binnen! Ik was gekust door het Mooiste Meisje van de klas, zo voelde het. Terwijl ik nooit bij haar in de klas gezeten had. Maar zij was het type meisje waar ik wel naar keek maar waarvan ik altijd dacht dat ze te hoog gegrepen was.
Tot zij mij in de greep kreeg!
Het was haar laatste avond op Terschelling, het eiland waar zij al jarenlang vakantie vierde met haar familie en waar ze ook een bekend gezicht werd als vakantiekracht bij de plaatselijke drogisterij op West-Terschelling. Ze moest nu weer terug naar ‘de Wal’ om verder te gaan met de studie die ze volgde.
En och, wat was ze mooi!
Ik fietste die avond dronken naar huis. Niet dronken van de drank maar dronken van de liefde. Nadat ik thuisgekomen was had ik zelfs de neiging mijn ouders wakker te maken om hun te vertellen wat mij overkomen was maar ja, toch maar niet. Het was ook een heel andere tijd.
In die tijd besprak je niet alles met je ouders.
De volgende dag was ik al een brief aan het schrijven en liep ik met hele volières vlinders in mijn buik over het eiland. Natuurlijk vertelde ik het wel direct aan mijn vrienden en later ook aan mijn ouders. De reacties waren louter positief want ja, iedereen gunt een ander de liefde toch? Tien brieven verder was ik nog steeds hoteldebotel en mocht ik zelfs ook wel een keertje bellen naar haar. En ik wist: dit nooit meer loslaten want zo’n mooie meid krijg je nooit weer.
Maar niet te lang want ja, elke tik kost geld.
Weer tien brieven later werden voorzichtig de eerste afspraken gemaakt om elkaar weer te gaan zien. Wij waren de grondleggers van het fenomeen latrelatie kun je wel zeggen. Ik ging eerst naar haar en regelde met mijn baas dat ik tien dagen achter elkaar werkte en dan vier dagen vrij was zodat ik dan naar Scheemda kon afreizen. In eerste instantie zou ik in de plaatselijke jeugdherberg slapen maar nadat ik kennis had gemaakt met de ouders mocht ik intern.
Maar niet samen in één slaapkamer natuurlijk!
Dat was ook onmogelijk te doen want er werd door beide ouders patrouilles gelopen tussen de slaapkamers waardoor je het niet eens in je hoofd haalde. Eén keer lukte het mijn geliefde om even snel bij mij in bed te kruipen maar al gauw werden we gestoord door mijn moeder en was het ontdekkingsreizen weer voorbij. Maar zoals elke puber waren we vindingrijk en wisten we onze ontdekkingsreizen wel op andere plekken voort te zetten. En dat wisten onze ouders ook wel want zijn waren ook jong geweest.
De liefde maakt vindingrijk!
Het duurde twee jaar toen er een kink in de kabel kwam. Wij waren even oud maar zoals bewezen is zijn de meiden altijd nét even wat volwassener in denken en doen. Ik was wat speelser, hield ervan om uit te gaan, een biertje te drinken en mee te zingen met André Hazes of Drukwerk. Zij was al veel verder, wilde reizen maken en ze was zelfs al begonnen met het verzamelen van een uitzet. Voor als wij zouden gaan samenwonen, dat zij dan al potten, pannen, servies en bestek ingekocht had zodat we ons leven konden beginnen als (getrouwd) stel. Ik, zei de gek, wist in eerste instantie niet eens wat een uitzet was en had daar dan ook nooit bij stilgestaan! Een vage herinnering zegt iets dat ik slechts een schroevendraaier in bezit had.
Een hersenspinsel vermoed ik.
En het sparen lukte mij ook niet echt. Mijn salaris verdeelde ik eerlijk onder de kroegbazen van Terschelling en kreeg daar een hoop gezellige avonden voor terug. Dat kostte mij wel de hoofdprijs want dat prachtig mooie meisje maakte het uit.
Dat had ik niet zien aankomen!
Mijn speelsheid maakte plaats voor verdriet, intens verdriet die ik nog nooit ervaren had. Dat was een ervaring die mij ineens volwassen maakte. Ik ging in Militaire Dienst en bleef haar brieven sturen. Eerst werden ze nog wel beantwoord maar op een gegeven moment stopte dat.
Het was klaar.
Ik begon een leven op te bouwen in Den Haag maar bleef aan haar denken. Eén gedachte spookte door mijn hoofd, de gedachte dat ik haar pas weer zou tegenkomen in een bejaardentehuis. Een vreselijke gedachte. Vooral als zij daar dan hetzelfde over zou denken. Want dan hadden we verloren tijd achter ons liggen. Tijd die nooit meer ingehaald zou kunnen worden.
Gelukkig voor ons liep het anders.
Tien jaar geleden vonden we elkaar weer en het was vanaf het begin goed. De ‘verloren jaren’ werden beperkt tot een jaartje of 30 maar leverden ons wel vier prachtige zonen op. In die tien jaar werkten we samen voor een nieuwe, gezamenlijke uitzet door allebei fulltime te werken. We konden het huis kopen wat we huurden en verbouwden het naar onze eigen wensen. Ook de tuin voor- en achter kregen een nieuwe jas aan en ons samengestelde gezin, met aanhang precies tien leden (en een kleindochter), kreeg eindelijk gestalte.
Maar er ontbrak nog wel iets in onze uitzet!
De kers op de taart zeg maar. Daar kwamen we achter toen we van de week even samen een dagje naar Emmen gingen. Even sneupen in de winkelstraat. Na wat kledingwinkels (natuurlijk!) kwamen we in een ‘Kook- & Tafelen’ winkel terecht, de ideale winkel voor het samenstellen van een uitzet. Na een aantal slagen door de winkel bleven we hangen in de bestekhoek.
Van de week zat ik tussen de bedrijven door met zes collega’s in één ruimte te pauzeren. Je zou dan zeggen dat het een gezellige boel was en dat het ene na het andere gespreksonderwerp over de tafel vloog maar niets was minder waar.
Vier van de zes zaten zwijgend te turen naar hun telefoon.
Ik nu eens niet. En dat was waarschijnlijk de reden dat het mij opviel. Best wel uniek want ik kan er ook wat van. Maar ik had mijn portie turen al gehad en was er even zat van. Tja. Maar ik verwijt ze niks. Want ik snap ze volkomen. Ik geniet ook van dat ding want je kan er zo ontzettend veel mee, zoals de krant lezen, Social mediaberichtjes volgen of posten, thuis het licht of de verwarming alvast aandoen, antwoorden op vragen opzoeken, radio luisteren of tv kijken, foto’s uit je privéleven delen, mailtjes lezen of versturen, beeldbellen, als zaklamp gebruiken en ermee betalen.
Oh ja, je kan er ook mee bellen!
Positief gezien kan je het ook zien als een mooi tijdverdrijf. Of om de tijd mee te doden. Heel veel tijd doden. Misschien wel te veel. Daar kom je dan achter op je sterfbed. Dat je ineens denkt: ‘Shit, ik heb mijn ‘bucketlist’ nog niet helemaal afgewerkt! Want het bleef bij plannen maken op mijn telefoon.’
En dan ben je te laat.
Maar goed, je weet dan wel veel. En stel dat er leven na de dood is dan heb je wel wat te vertellen in dat Eeuwige Leven. Want we worden steeds bijdehanter op deze planeet. Kinderen zijn haast geen kinderen meer want ze googelen alles. Zodra je ze iets wijs wilt maken om zeg maar de fantasie wat te prikkelen, pakken ze de telefoon en factchecken dan even in luttele seconden jouw onzinverhaal. Ik kon mijn kinderen nog zelfverzonnen verhaaltjes vertellen voor het slapen gaan.
Mijn tweejarige kleindochter zal zeer waarschijnlijk mij wel even gaan voorlezen!
En dan niet een paar bladzijden uit ‘Dikkie Dik’ of ‘Jip & Janneke’. Die fase is ze dan al voorbij. Ja, we worden wijzer en wijzer. Op zich niks mee maar soms slaan we erin door. Vooral dat laatste maakt van de samenleving een warboel.
En raken we steeds meer met elkaar in de knoop.
Een goed voorbeeld is de huidige oorlog. Maar dichterbij kunnen we er ook wat van. Politici die over elkaar heen rollen en elkaar de loef af proberen te steken. Nieuwe partijen die zich presenteren als nieuwe politiek en uiteindelijk ook eindigen in ordinaire ruzies, vuilspuiterij en machtsmisbruik.
En we maken het ervoor onszelf ook niet makkelijker op.
Want zodra er wat Saharastof valt raken we helemaal in paniek en staan vervolgens in de file voor de autowasstraat. De media kloppen dat ook direct weer op en melden op dreigende toon dat het voorlopig ook nog eens niet gaat regenen. Ja, dan raken we oververhit en kunnen we niet meer nadenken en maken we ook nog eens ruzie met andere wasstraat gebruikers.
Zucht.
Een afkoelingsperiode is dan aan te raden. Ik heb drie emmers koud water gevuld. Twee heb ik vrijdag leeggegooid over de auto en de overgebleven emmer over mijn hoofd. Dat scheelt 12,50 euro en die heb ik weer omgezet in 5 liter benzine.
Want ja, de benzine wordt duur betaald.
Maar we hoeven nog niet te vluchten voor hel en verdoemenis vanwege een knettergekke dictator. Wij hebben natuurlijk wel onze eigen gedoetjes. Zo las ik van de week op mijn telefoon (om de tijd te doden in de wachtkamer van de tandarts.) even snel de krantenkoppen van het Algemeen Dagblad, altijd een serieuze krant in mijn ogen met zo nu en dan wat licht verteerbare berichten. Maar ook zij lijken steeds meer de kant op te gaan van de zogenaamde ‘Juice’ kanalen want of ik het wil of niet, ik weet precies van de hoed en de rand over vrouwenrammer Lil’ Kleine, vrouwenverslinder André Hazes jr., ‘ikdoenietmeermee’ Famke Louise of die verschrikkelijke familie Meiland die nu over de ruggen van mensen in de bijstand een tv-programma maken waarin ze een maand lang, ja een maand lang(!) in een, ik citeer, bijstand huisje gaan wonen.
‘Zwangere haas aangereden.’
Ik twijfelde om het artikel helemaal te gaan lezen en begon ineens te verlangen naar de tandarts die drie gaatjes zou gaan behandelen. Toch klikte ik het bericht open en las: ‘Opmerkelijk ongeval op het Berlijnplein in Leidse Rijn. Daar is vanmorgen een haas aangereden. Het dier (ja, ja!) brak haar rug en overleed. Na onderzoek (ja, ja!) door de dierenarts bleek dat de haas zwanger was.’ Ik heb het bericht vervolgens nog drie keer opnieuw gelezen maar het stond er echt, inclusief een foto van een agente met een dekentje in haar hand waar twee pootjes uitstaken.
“Zonder verdoving graag!” zei ik haast smekend tegen de tandarts toen ik in de stoel zat.
Dit valt niet meer onder dierenleed. Dierenleed is het bewust mishandelen van dieren. Of je moet voortaan auto’s weren op het Berlijnplein? We slaan door. Ik probeer altijd rekening te houden met dieren die oversteken en zit daarom tijdens het autorijden niet op mijn telefoon te koekeloeren. Zo zag ik van de week nog kraaloogjes in het licht van mijn koplampen. Het betrof een vos die in de berm wat zat te eten. Wellicht een haas. Ik zag hem op tijd want ik reed gewoon de maximumsnelheid.
De vos leeft nog.
Op de Oude Rijksweg bij Scheemda staan in het najaar en winter van die gele verkeersborden die waarschuwen voor overstekende eenden en dat begreep ik niet want ik heb daar nog nooit eenden gezien. Niet eendje. Dat komt denk ik omdat eenden kunnen vliegen dus die steken wel vliegend over denk ik dan.
Anders zijn het domme ganzen.
We moeten leren accepteren dat er aan ons leefwijze consequenties verbonden zijn. Bijvoorbeeld dat je met een auto iemand, mens of dier, kan aanrijden.
Soms ook een haas, mits die er niet als een haas vandoor gaat!
Sinds begin van dit jaar komen wij haast dagelijks in het verzorgingstehuis waar mijn schoonvader woont. Niet omdat hij onze zorg nodig heeft hoor. Nee, dat is voor negenennegentig procent ons uit handen genomen sinds hij daar in de verzorging zit.
Wij hebben de handen nu vrij en klappen die stuk voor de zorg die hij daar krijgt!
Ze vertroetelen hem en je ziet hem met de week opknappen. Als we nu langs gaan komen we op visite en hoeven we in principe niks meer. Nou, dat ene procentje doen wij. Dat is de hond uitlaten. Herstel, dat is hét hondjé uitlaten. Want het gaat om een kruising tussen Maltezer en een Shih Tzu en ja, ze noemen het een hond maar ik vind het meer op een Perzische kat lijken. Lobke heet ze, een jaar of acht terug door wijlen mijn schoonmoeder gehaald en nu een geliefd gesprekspartner van mijn schoonvader.
En inmiddels van de hele afdeling want Lobke heeft een hoog aai- en knuffelgehalte.
Zodra we de kamer uitlopen met Lobke vliegen de Aah’s en Oooh’s ons om de oren en zijn we min of meer verplicht om de inwoners even te laten genieten van deze zwabber op pootjes. Nu is verplicht niet het juiste woord want het is fijn om deze mensen wat kleur te kunnen geven op hun oude dag.
Want ze hebben al zoveel meegemaakt.
Mijn schoonvader zit nu nog veel op zijn kamer. Hij is bezig met ‘landen’ zeg maar. Ik heb begrepen dat er meerdere mannen in het verpleegtehuis zijn maar die komen ook niet zo gauw van hun kamers af. Die leven een wat teruggetrokken bestaan. Daarentegen zie je wel de dames in de gangen rondlopen, op zoek naar wat gezelligheid. En misschien in de hoop nog een leuke man tegen te komen.
Hier in Groningen noemen ze dat ‘flotteren’.
Flotteren betekent zwieren, op stap gaan. Soms kan je het zelfs ruiken, dat het een flotter-avond is. De definitie van dit luchtje is dat je zin hebt om op zoek te gaan naar de vlinders in je buik. Zo’n avond waar onrustige hormonen om je oren vliegen. De dames in het verzorgingstehuis hebben kennelijk nog steeds die behoefte want sommigen vragen regelmatig aan mij of die man nog eens uit zijn kamer gaat komen. Er zal vast ook een stukje nieuwsgierigheid bijzitten.
Het is iets van alle tijden.
Ik herken het van mijn eigen jeugdjaren. Zodra de eerste lenteavonden zich aankondigden flotterden wij ook wat af. Wij jongeren vonden elkaar bij onze hangplek, de lantaarnpaal vlak voor ons huis. Tegenwoordig zijn dat vaak speeltuintjes of van die trapveldjes met hoge hekken eromheen. Wij moesten het doen met een lantaarnpaal en een stuk trottoir.
Maar die scheen wel haar licht op ons waardoor het nooit donker werd!
Het was voor ons jongens de plek om je uit te sloven voor de meiden. En voor de meiden de plek om onder de aandacht te blijven van de jongens. Meestal was er ook een bal bij betrokken en die belandde nog wel eens in de sloot aan de overkant. Dan wierp je jezelf op om de bal eruit te halen, in de hoop dat een meidenhand je ene hand vastpakte zodat je met de andere hand de bal kon pakken.
Dat waren van die gelukzalige pubermomentjes.
Vanuit het slaapkamerraam van mijn broer kon ik zien of er al jongens of meiden stonden, dat was het voordeel om er vlakbij te wonen. En dat deden anderen straatgenoten ook want als je daar een keer alleen stond duurde het nooit lang voordat er een andere bijkwam staan.
Daar kwam geen groeps-App aan te pas.
Maar da’s ook logisch want toen praatten we nog gewoon met elkaar en zat je niet kromgebogen over een telefoon te hangen. In mijn beleving waren dit altijd hele fijne avonden, vooral die vroege voorjaarsavonden, daar denk ik met veel plezier aan terug. Dan voelde je je heel wat, kon je de hele wereld aan en genoot je van je vrienden. Natuurlijk stonden we er ook in de koudere maanden van het jaar maar dan was het toch weer nét even anders. Behalve als de winter inviel, dan rook je die flotterlucht weer tijdens het schaatsen of tijdens een sneeuwballen gevecht.
De aantrekkingskrachten tussen mensen blijft een bijzonder gegeven.
Een nadeel van dichtbij de hangplek wonen was er ook. Niet voor mijn moeder. Die hoefde slechts de achterdeur te openen: “Muis! Thuiskomen!” Natuurlijk reageerde ik niet maar dat deden de oudere jongens wel: “Ja Muis, je moet naar huis! Hij komt eraan!” En wat hadden ze dan een lol! Als ik later dan chagrijnig in bed lag, hoorde ik soms het gelach van die gasten die nog wel ‘buiten mochten spelen’ en werd mijn chagrijn er eentje van categorie Code Rood.
Uiteindelijk sliep ik in met de gedachte dat de nieuwe dag vast weer nieuwe kansen zou brengen.
Toen ik voorzichtig een beetje mocht uitgaan was het hek van de dam. Overdag stonden we dan niet meer bij de lantaarnpaal maar brommerden we naar de haven alwaar boten af en aan toeristen dropten op ons mooie eiland. Wij keken dan vanaf onze Zundapp’s en Kreidlers naar de meiden die eraf liepen. Met een beetje mazzel kwam je ze dan die avond weer tegen in de discotheek en was het kennismaken geblazen. Of je kreeg de deksel op de neus.
Maar meestal ging het goed.
Dan ging het vermaak na de disco op de camping nog even door. En er ontstonden zelfs echte vriendschappen die elke vakantieperiode erna steeds hechter werden tussen eilander – en jeugd van ‘de wal’.
Mooie tijden.
Tijden die zich in elke generatie herhalen. Op jeugdige leeftijd maar ook op oudere leeftijd zoals in het verzorgingstehuis van mijn schoonvader. In de gangen schuifelen ze dan rond of ze gaan even zitten aan een van de zitjes in de gang. Op zoek naar die lantaarnpaal of andere hangplek uit hun jeugd. Want de herinnering blijft.
Net zoals de behoefte om niet alleen achter te blijven.
Het komt waarschijnlijk door die weerzinwekkende beelden en nieuwsberichten uit Oekraïne dat ik veel bezig ben met mijn verleden als dienstplichtig militair. Ik was toen 20 jaar en wilde de wijde wereld in. De militaire dienstplicht was een mooie eerste stap en echt keus had ik daar niet in want het woord zei het al, het was een ‘plicht’. Nu waren er wel manieren om afgekeurd te worden voor deze burgerlijke plicht maar dat zag ik niet zitten. Ik was immers een stoere jonge kerel, in de kracht van mijn leven en ik wilde actie en avontuur.
Het roken van zware shag maakte het hele plaatje compleet.
Een van de manieren om naar huis gestuurd te worden was de kwalificatie S5 maar dat zag ik helemaal niet zitten. Dat S5 is overigens niet een halfzus-of broer van S10 hoor. Nee, S5 is een gezondheidskwalificatie die ze gebruikten voor dienstplichtigen ‘die je beter niet het veld in wilde sturen.’ Die waren geestelijk wat instabiel en dat is niet handig als je in oorlogsgebied rondloopt. Wij, de ‘normalen’, maakten daar vaak grappen over en voelden ons verheven boven die S5’ers.
We wisten niet beter.
Toch glipte er wel eens eentje tussendoor. Zoals in ons peloton. Daar kwamen wij achter tijdens een schietoefening. Die gast lag in schiethouding en op het moment dat hij de trekker overhaalde, weigerde het wapen. Hij stond op, draaide zich om naar ons en terwijl hij de trekker bleef overhalen riep hij: “Hij doet het niet!”
Onze Wachtmeester schreeuwde: “Dekken!!!”
Terwijl wij ons zo plat als mogelijk op de grond geworpen hadden, werd zijn wapen snel afgenomen en mocht de onfortuinlijke dienstmaat met Groot Verlof. Hij wel. Wij moesten nog even een paar maandjes door. Nu was dat voor de meesten onder ons geen probleem want doordat je zoveel met elkaar omging, ontstonden er ook vriendschappen. Het mooie was dat iedereen uit alle lagen van de bevolking opgeroepen werd voor de dienstplicht en je zou het haast kunnen zien als een soort van heropvoeding.
En je leerde respect voor elkaar te hebben.
Inmiddels zijn we bijna 40 jaar verder en met de wetenschap van nu ben ik toch anders gaan kijken naar die kwalificatie S5. Want je kan nu gerust zeggen dat zij waarschijnlijk hun tijd al ver vooruit waren. Dat ze helemaal geen zin hadden in dat militaristische wereldje met al dat hanige gedrag onder elkaar. Dat ze allang in de gaten hadden dat als het tot een oorlog komen zou, jij en al die anderen met dezelfde pakjes aan enkel als kanonnenvlees dienden. Want ook toen waren er al bommen en granaten waar geen kruid tegen gewassen was, ook niet dat beetje kruit uit je geweer.
En de man- tegen- man gevechten zoals in de film Braveheart lagen al ver achter ons.
Uiteraard heb ik wel enorm veel respect voor al die jongens en meiden die zich ingezet hebben voor de vrede. Overal ter wereld. En op 4 mei herdenk ik. Dan denk ik aan al die jonge levens die uit plichtsbesef en Vaderlandsliefde hun levens offerden zodat alle generaties na hen in vrede kunnen leven. Maar we zouden het niet meer moeten wíllen dat mensen de ellende, de verschrikkingen van een oorlog mee zouden moeten maken. Want het kan de rest van je leven tekenen, littekens die lichaam en geest voor altijd ontsieren.
Of de ‘rest van je leven’ is je ontnomen.
Toch begin ik weer te twijfelen na het zien van de ‘supporters’ rellen zoals vrijdagavond bij de wedstrijd Vitesse- Sparta. Want de dienstplicht had zeker iets positiefs. Je leerde namelijk met elkaar om te gaan. En als ik dan die paar simpele relschoppers tekeer zie gaan dan denk ik dat een beetje heropvoeding wel gewenst is. En zo zijn er legio voorbeelden te noemen want fatsoen is allang de norm niet meer. Die is ingeruild voor agressie. En niet alleen in de voetbalstadions. Je ziet het overal om je heen, opgefokte koppen die niks meer pikken en daarmee, kennelijk, erg tevreden mee zijn.
Gevoed door ontevreden.
Het chagrijn van onze welvaart tiert welig in onze samenleving. Maar we leven (nog) niet in oorlog en dat we daar blij mee moeten zijn staat buiten kijf. Wel zullen we te maken krijgen met de gevolgen van de oorlog. Voornamelijk in de portemonnee als we ons luxeleventje willen handhaven. Want de benzineprijzen vliegen door het dak en als je pech hebt zul je het thuis ook nog moeten bezuren wanneer je stookt met gas. Een oplossing voor dat laatste zou een verlenging van de Warme Truiendag kunnen zijn.
Niet één dag maar zolang de winter nog duurt.
En misschien moeten we ook wel weer een autoloze zondag invoeren. Of iets minder producten bestellen uit China zodat de massaproductie/slavenarbeid een kleinere impact krijgt op ons klimaat. En misschien moeten we meer lokaal gaan kijken. Want om de hoek produceren ze ook alleen kost het dan iets meer. En ja, ook de politiek moet dan water bij de wijn doen door de BTW te verlagen van gezonde voeding.
En misleidende informatie op producten verbieden.
Willen is kunnen zei mijn moeder altijd maar dan moet de wil er wel zijn. Zo zal het altijd blijven gaan. Ik hoop van harte dat de wil er is om de oorlog van Rusland in Oekraïne en de rest van de wereld te doen stoppen. En dat hoop ik niet omdat ik goedkopere benzine wil of geen hoge gasrekeningen maar uit medeleven voor de inwoners van Oekraïne én voor die net volgroeide Russische pubers die dood en verderf zaaien.
In plaats van uitgaan op zaterdagavond of verliefd worden.
Of werken aan hun studie. Of sporten in de sportscholen. Of boodschappen doen voor hun Opa of Oma. Of samen met hun geliefde bouwen aan een invulling van een toekomst, misschien wel met kinderen als het hun gegund is.
Terwijl de aanstichters veilig op hun troon zitten, ver weg van al het geweld en hun waanzinnige gedachten.
Wat is dat toch dat bedrijven tegenwoordig willen weten of de levering of de aankoop van iets goed gegaan is. Of je tevreden bent. Of je er goede ervaringen aan overgehouden hebt. Of de persoon die je aan de lijn had je goed te woord heeft gestaan. Of dat je niet bent blijven zitten met vragen die misschien toch wel gesteld hadden moeten worden. En of je een cijfer zou willen geven. Of zou je het willen duiden door het bedrijf te kwalificeren met een ster, misschien wel vijf sterren?
Want als je dat zou invullen kan het desbetreffende bedrijf zichzelf misschien wel verbeteren!
Zeuren om een schouderklopje, in een soort drang naar bevestiging of aandacht. Of is het gewoon marketing, een maniertje om binnen de radar te blijven van de klant? Maar wie heeft deze gekkigheid eigenlijk verzonnen? Is dat iemand geweest die tijdens de opvoeding alleen maar complimentjes ontvangen heeft?
Hebben we daarom ‘De Dag van de Complimenten’ ingesteld?
Voor de goede orde, er is niks mis mee om iemand een compliment te geven. En er is ook niks mee om een compliment te krijgen! Beter gezegd dan ongezegd! Maar het moet niet ‘een motje’ worden waaraan elke spontaniteit aan ontbreekt. En falen mag!
Dat is echt niet iets traumatisch.
Want dan kan het spreekwoord ‘Met vallen en opstaan leert men lopen’ ook in de prullenbak. Dat is voor losers, weg ermee! Terwijl we juist groeien door het maken van fouten. Kiki Toll, dat meisje uit het tv-programma ‘Over mijn lijk’, zei daar het volgende over op haar sterfbed:
“En als het leven je laat struikelen, maak er dan een salto van.”
Wat een wijze meid! Maar waarschijnlijk komt dat wel omdat zij de dood in de ogen keek. Zij besefte haar sterfelijkheid, dat niets maar dan ook niets vanzelfsprekend is. Zij besefte dat je beter wat van het leven kon maken dan het af te breken. Positief staan in het leven brengt meer op dan altijd maar weer die negatieve kanten aan te wijzen. In mijn ogen is dat misschien wel de weg naar een perfecte maatschappij. Maar dwing het niet af met mailtjes om een bevestiging te krijgen of je het goed gedaan hebt. Dat is niet realistisch. Dat is een sprookje.
Ik geloof niet in sprookjes.
Net zoals ik niet geloof dat een religie iets toe kan voegen aan een perfecte levensstijl. Kijk naar Urk. Of kijk naar Spakenburg, waar de jeugd ook aan het doorslaan is. Behalve op zondag want dan eren ze de Almachtige die hen een Eeuwig Leven belooft, onder invloed van producten die in de krochten van onze wereld geproduceerd worden en met duizenden kilo’s tegelijk in de havens van Rotterdam en Antwerpen binnenkomen.
Kennelijk is er vraag naar….
Hel versus Hemel. Over de hel gesproken, die is tot grote ontsteltenis van de wereld losgebroken in Oekraïne. Door een land waar wél een dictator heerst. Ik benoem dat hier zo expliciet want er is een groepje mensen in óns land die vinden dat wij in een dictatuur leven. Daarom stel ik voor dat die mensen in de vorm van een uitwisselingproject eens een weekje in Rusland mogen rondlopen. Dan kunnen ze ’s avonds kijken naar de televisie met al het moois wat de Staatsomroep te bieden heeft.
Helaas zal er geen uitzending zijn van Ongehoord Rusland te zien zijn…
Uiteraard kunnen ze daar ook Feesboeken alleen pas wel op wat je erop zet want anders is de kans groot dat je internet ineens een flink stuk trager zal gaan. Oh ja, en ga vooral niet naar buiten om een stukje te demonstreren zoals je nu wekelijks in Nederland doet. Zet dat maar even op een laag pitje, wil je geen verlenging krijgen van je verblijf aldaar.
Oorlog is niet meer van deze tijd.
Alleen zijn dictators daar nog steeds niet achter. Die denken dat je gewoon een blik burgers opentrekt en die in een camouflagepak naar het front stuurt, terwijl je weet wat de gevolgen zijn. Gevolgen zoals PTSS, zwaar verminkt of erger, de dood vinden, ergens in een Godvergeten hoek. Gevolgen waar wij steeds meer achter komen in onze hang naar een perfecte wereld maar bij Poetin is dat kwartje nog niet gevallen.
Het gezond verstand op deze planeet weet dat allang.
En daarom is het zo belangrijk dat deze meerderheid zich laat blijven horen. En dan heb ik het dus niet over extreme gedachtegangen zoals we, helaas, ook in ons land horen. Van personen die zich extreem gedragen in de politiek maar ook in de samenleving. Personen waar je niet mee in discussie kan gaan omdat ze maar één ‘waarheid’ kennen en dat is hun eigen waarheid. En spreek ze niet tegen want dan worden ze agressief, met alle gevolgen van dien.
Tot in de rechtszaal, dan huilen ze krokodillentranen.
Misschien blijkt dan wel dat ze als kind te weinig complimentjes gehad te hebben. Dat geloof ik oprecht want niet elk kind groeit op in een fijne en veilige omgeving. En de feiten worden ook onderkend door onze eigen overheid. Die geven zelfs aan dat ruim vier op de tien Nederlanders te maken krijgen met psychische problemen. Daarom is het belangrijk dat we in die zorg gaan investeren en niet bezuinigen.
Ondertussen zien we dat het gezond verstand zich overal uitspreekt tegen de oorlog:
De UEFA zal geen Champions League finale laten spelen in Sint-Petersburg. Het Eurovisie Songfestival wil geen Russische deelname. Het Rotterdams Philharmonisch orkest schort de samenwerking op met de Russische dirigent vanwege zijn sympathie met Poetin. De Zwitserse banken weigeren nieuwe rekeningen te openen van Russen en Russische bedrijven. Het Pools nationaal voetbalteam weigert de kwalificatiewedstrijd tegen Rusland te spelen. Russische artiesten in alle categorieën spreken zich uit tegen de oorlog.
De Oekraïense grenswachten op Slangeneiland deden het ultieme. Deze dertien Helden offerden hun leven als antwoord tegen de agressor op de vraag of ze zich over wilden geven.
‘Krijg de klere!’
Zij leven als helden voort. De daders hun leven lang met een schuldgevoel.
Volgens het maatschappelijke reclamebureau Sire zouden we meer na moeten denken over het lot wat ieder van ons te wachten staat, namelijk de dood. Want het schijnt over het algemeen geen populair onderwerp te zijn om over te praten. Dat gold ook voor mij. Maar ik merk dat ik de laatste jaren er toch meer mee bezig ben, om verschillende redenen. Dat zal vast te maken hebben met mijn leeftijd, aangenomen dat ik 80 plus mag worden.
Want dan ben ik al over de helft.
Dat is een reden. Maar ook doordat ik door de jaren heen mensen heb moeten laten gaan, net zoals ieder mens daar mee te maken krijgt. Natuurlijk kwamen de sterfgevallen van jongere mensen hard binnen. Keihard. Maar ook de ouderen deden enorm pijn omdat je zoveel herinneringen aan ze hebt, herinneringen waarvan je deel mocht uitmaken. Met andere woorden, met elk sterfgeval in je omgeving sterf je zelf ook een beetje.
Maar mag je nog even door.
Een andere reden zijn mijn ouders. Die hebben nu een leeftijd bereikt dat wij, mijn ouders, broer en zus, het regelmatig hebben over een einde wat gaat komen. Gewoon met nuchter verstand hebben we al het een en ander besproken en weten alle partijen wat de wensen zijn. Natuurlijk praten we daar niet graag over. Je hebt de neiging het voor je uit te duwen maar eigenlijk weet je wel beter.
Want er is door niemand aan te ontkomen.
Mijn ouders wonen nog op zichzelf. Mijn moeder die dit jaar de 93 mag aantikken, weet niet meer dat zij mijn moeder is maar ik weet dat nog wel. En ik kan het accepteren omdat ik wel weet dat zij mijn moeder is. Dat is in mijn geval ook logisch want zij en ik hebben samen van alles beleefd, in goede en slechte tijden. Als kind, als puber en nadat ik uitgevlogen was als starter in de maatschappij. Zij was een steun en toeverlaat, vooral nadat ik mij na twintig jaar Terschelling in Den Haag ging vestigen. Elke maandagavond zaten wij wel een uur aan de telefoon en luisterde zij met alle geduld van de wereld naar mijn belevenissen in de grote stad.
Belevenissen die nu flarden in haar geheugen zijn geworden.
Mijn vader van bijna 88 jaar helpt haar met die herinneringen. Hij is haar rots in de branding. We hebben het vooral met hem over de toekomst of beter gezegd, het ongewisse. Want zoals Youp van ’t Hek dat zo mooi zong: ‘Niemand weet hoe laat het is.’ Wijlen cabaretier en kunstenaar Jeroen van Merwijk schreef er ook een prachtig en best wel grappig lied over. ‘Mijn Vriend de Dood’. Hij beschrijft in dit lied dat de dood vanaf het begin van je leven bij je is. Tot het bittere einde: ‘En hij heeft mij sinds die tijd, van ver en dichtbij begeleid, hij is een trouwe reisgenoot, m’n vriend, de dood.’ En zo zijn er nog veel meer liedjes gemaakt over ‘de Man met de Zeis.’
Of ‘Magere Hein.’
Ja, dit zijn bekende mannen in onze cultuur. We hebben ze maar een naam gegeven om de dood iets dragelijker te maken. Maar wij zijn niet de enigen die namen verzonnen hebben om de dood te duiden. In Griekenland heet hij ‘Thanatos’ en in India ‘Yama’. Allemaal mannelijk en ik weet niet of dat te maken heeft met het Glazen Plafond, momenteel weer een actueel onderwerp in Haantjesland. Maar gelukkig zijn de rollen toch wel goed verdeeld want er zijn ook vrouwelijke varianten van de Dood. Zo heeft Ierland ‘Banshee’ en in Mexico de altijd lachende en op haar Frans’ uitgedoste, ‘La Calavera Catrina’. Wereldwijd zijn we er dus wel mee bezig.
Het lijkt wel een pandemie.
De mens is wel steeds bewuster bezig met haar sterfelijkheid en de garantie ermee geconfronteerd te worden. Vroeger werd er eigenlijk niet over gepraat maar gelukkig gaat dat tegenwoordig al een stuk beter. We zien ook dat Tv-programma’s over dit onderwerp zoals ‘Over mijn Lijk’ of ‘Ik mis je’ heel goed bekeken worden. En haar vruchten afwerpt. Want steeds vaker hoor ik om mij heen hoe mensen hun eigen uitvaart organiseren, in samenspraak met hun geliefden. Eigenlijk begint daar het rouwproces al en dat is, hoe ontzettend klote het ook is, toch een hele fijne manier van afscheid nemen.
Daarmee maak je het niet definitief maar zet je het afscheid op ‘tijdelijk.’
Want uiteindelijk onderga je hetzelfde lot maar dan wellicht in een ander jasje. Jeroen van Merwijk zong verder: ‘Hij is rustig, zegt niet veel. Geeft zwijgend iedereen z’n deel. Je kunt van hem altijd op aan, hij zal nooit iemand overslaan.
Mijn veel te vroeg gestorven Tante Riet antwoordde op de vraag of ze niet bang was voor de dood: “Nee, niet echt. Het zal er wel goed zijn want er is nog nooit iemand van teruggekomen.” Dat optimisme heb ik altijd onthouden. Zij effende met dat zinnetje het pad van angst voor de dood die ik had. Eigenlijk zorgde zij daarmee dat ik haar nooit vergeten zou en daarmee schiet mij weer een zin te binnen uit een liedje van Bram Vermeulen, die ik hier iets aangepast opschrijf:
‘Zij heeft een steen verlegd.’
Maar het verdriet blijft voor velen omdat je zo graag je leven met de overledenen had willen delen. Zoals ik altijd even wekelijks met mijn moeder de week door kon nemen. Daarom is het zo belangrijk om er over te praten bij leven. Om uit te spreken wat je dwars zit of juist te vertellen waarom je de ander zo liefhebt. Of wat jullie zo bindt.
Of welke muziek je zou willen horen bij het afscheid.
Muziek biedt troost. Hoe mooi is dat toch dat al die Creatieve Kunstenaars die in ons leven passeren, het donkere in ons leven wat kunnen verlichten. En ja, daar komt hij hoor:
‘t Het nog nooit, nog nooit zo donker west, of ‘t wer altied wel weer licht.
Morgen is het Valentijnsdag en als ik de wereld om mij heen geloven moet is dat een bijzondere dag. Want volgens de geschriften zou de kans aanwezig kunnen zijn dat je verrast gaat worden door je geliefde of, wanneer die niet op voorraad is, door een onbekende. Dat laatste blijft een raar gegeven. Dat je een kaartje stuurt naar iemand die je eigenlijk heel erg leuk vindt maar de naam van de boodschapper blijft anoniem. Zo kan het natuurlijk nóóit wat worden!
Maar dat terzijde.
Wellicht gaat het ook een beetje om de spanning. En een kaartje komt nét even beter over dan een fotootje van je geslachtsorgaan want je moet er wat meer moeite voor doen. Veel meer! En mocht je niet weten hoe je iemand het hof kunt maken kijk dan eens naar de natuur, hoe de dieren het doen. De ene paringsdans is nog mooier dan de ander en de niet-zo-goed-dansende dieren sloven zich uit door een heel mooi en aantrekkelijk nest te maken waar zelfs de vreemdste vogels geen nee tegen kunnen zeggen!
Maar een fotootje maken van je geslachtsdeel(tje) kan elke sukkel.
Daar maak je geen indruk mee. Dat staat als een paal boven water (zó flauw, sorry) kunnen we nu wel zeggen sinds al die ontboezemingen van de ‘BN’ers’ ons om de oren vliegen. Net als alle grappen, woordspelingen en grappige plaatjes die ons via Whatsapp berichtjes binnenkomen. Persoonlijk denk ik dat die BN’ers nu liever ON’ers zijn, Onbekende Nederlanders. Maar waarschijnlijk was dat juist het probleem, steeg de roem boven het verstand uit en zullen ze nu met de billen bloot ..eh…niet de juiste woordkeuze:
Zullen ze nu het boetekleed om moeten doen!!!
Nu weet ik ook wel dat het niet alleen bij deze categorie mannen gebeurt. Wij, het gewone volk, zullen vast niet heiliger zijn dan de Paus. Oei! Weer een verkeerde woordkeuze! Dat weten we sinds alle misbruikschandalen in en rondom de Katholieke kerk. Maar laat ik het anders zeggen. Wij mannen (en vast ook enkele vrouwen) moeten ook de hand in eigen boezem steken en…
Och!
Excuus! Die woordverspelingen floepen er steeds maar weer uit. Maar wat ik zeggen wil is dat wij mannen (en vast ook enkele vrouwen) ook eens naar onszelf moeten kijken. Eigenlijk geldt dat voor alles wat wij doen en wellicht worden we dan wat genuanceerder in het naar anderen wijzen. Wie de schoen past zeg maar, om er maar weer eens een spreekwoord bij te halen. Want de tijden veranderen en bepaalde gedragingen uit het verleden bieden geen enkele garantie voor een beschaafde toekomst. De mens is gelijkwaardig aan elkaar en niemand mag zichzelf boven de andere verheffen. Die tijd ligt achter ons.
Alleen is nog niet iedereen erachter weten we inmiddels.
Valentijnsdag was in het verleden ook anders. Het kwam van overzee, overgewaaid uit Amerika en een groepje mensen die daar gevoelig voor waren en Nederlandse tradities zoals Sint Maarten of Sinterklaas oubollig vonden, raakten enthousiast. Eerst werd er wel eens een bloemetje besteld of een bossie rozen. Of je stuurde een kaartje. Maar meer was het eigenlijk niet. Nu, jaren later, lijkt het dat we massaal meedoen met alle gekheid rondom deze dag, de Dag van de Liefde.
Liefde, dus niet geilheid.
Liefde en geilheid willen nog wel eens voor verwarring zorgen. Zoals Stef Bos dat ooit zo mooi bezong in het liedje Hilton Barcelona, wanneer hij een slippertje van een zakenman beschrijft. Het verstand werd even verdreven door een partijtje hitsigheid: ‘Dan zakken al z’n hersens een halve meter lager.’ Dat is natuurlijk heel poëtisch beschreven en het laat het menselijk falen zien. Maar het wordt een stuk dramatischer als het om machtsmisbruik gaat.
Dat misbruik is beslist nog niet verdreven.
We willen zo graag een veilige werk- en leefomgeving maar doordat alles aan het veranderen is raken we nog wel eens in de war. Want de haantjes veranderen niet mee. Die vangen ‘signalen’ totaal verkeerd op, vaak ook doordat het thuis al niet meer lekker loopt.
Maar het is overal om ons heen en echt niet alleen bij Talpa of bij Ajax.
Want tegenwoordig hoor je meer dat mensen scheiden dan dat ze trouwen, samengestelde gezinnen en ‘liefdesbaby’s’ die ouwe kerels weer jong maken. Daarbij hoor ik ook steeds vaker reclames voorbijkomen over datingsites. En wat te denken van al die datingprogramma’s op de televisie: ‘First Dates’, ‘Lang leve de Liefde’, ‘Boer zoekt Vrouw’.
Dat gaat zelfs Valentijn boven zijn pet!
Nu ben ik, tot groot verdriet van mijn geliefde, een fan van het tv-programma ‘First Dates’. Ik vind het leuk want duurt niet lang, er komen mensen voorbij in alle soorten en maten en je krijgt een piepklein inkijkje in andermans leven. Daarnaast is het soms ook ontzettend tenenkrommend maar een paar pareltjes maken een hoop goed. Dan zie je hoe ze om elkaar heen dansen, hoe de juiste signalen worden opgepakt, hoe de spanning stijgt en … hoe ze ontzettend irritant kunnen zeiken over wat ze niet lusten of wie er betalen gaat:
“Ah, daar is het bekende kistje…”
Of dat ze even naar de WC moeten. Want dan moeten ze hun beste vriendin of vriend informeren over hoe het gaat. Hoe het, hij of zij is en of er ‘een romantische klik’ is. Ik vraag mij dan weer af of ze dat ook doen tijdens het Spel van de Liefde, midden in de hitte van de strijd even een Snapchatje maken: “Oh schatje, oh schatje ik…Wacht!” “Effe een Snapchatje maken!”
En weer door!
Zoals ik al zei, Valentijn heeft veel concurrentie gekregen en zal steeds meer moeite hebben om het hoofd boven water te houden. Het zat er dik in want hoe kan je als eendaags-uitvoering het opnemen tegen de horizontale programmering van al die relatie programma’s en Apps. Dat is onmogelijk. Daar heeft Cupido nooit genoeg pijlen van in zijn pijlkoker. Maar zo erg is het nu ook weer niet want ook de liefde is aan veranderingen onderhevig.
Liefde bestaat niet op bestelling. Het moet je overkomen!
Dat ene halve uurtje vogeltjes tellen in de tuin leverde best wel een goed resultaat op. Als ik een schatting mag maken uit hoeveel leden de familie Mus bestaat, kom ik uit op een stuk of dertig. De Koolmezen zijn minder vertegenwoordigd maar al wel jaren trouwe buurtgenoten. In de bomen boven de garageboxen woont de familie Ekster en deze bestaan uit Pa, Ma en dochter. Of zoon, dat laat ik in het midden. Ze wonen in de boom naast de familie Kraai. Deze familie bestaat uit twee leden en ik vermoed dat zij kinderloos zijn. Wellicht moeten ze een consult aanvragen bij die Leidse vruchtbaarheidsarts een optie. En dan is er nog dat ene Roodborstje.
Altijd alleen en altijd met de borst vooruit!
Ja, dat is een trots vogeltje. En het maakt mij weer trots dat dit vogeltje mij thuis regelmatig een bezoekje brengt. Want daarmee besef ik mij dat ik best wel op een mooi plekje wonen mag. En een veilige plek. Veilig en vrij. We leven niet in angst voor een oorlog zoals nu in de Oekraïne. Daar is het momenteel spannender dan hier al zal niet iedereen het met mij eens zijn. Die vinden dat wij in eigen land in oorlog zijn met een dictatoriaal bewind, regerend vanuit Den Haag. Op zich ben ik het eens dat onze politici daar niet het recht hebben op de schoonheidsprijs.
Maar om het nou een dictatoriaal bewind te noemen?
Afgelopen dinsdag zou een Haagse delegatie namens Nederland in gesprek gaan met de Oekraïense president Volodymyr Oleksandrovytsj Zelensky. Zo hoorde ik s ’morgens op de Radio 1. Onze delegatie bestond uit zwaar geschut: Mark Rutte en Wopke Hoekstra. Nou is Volodymyr niet een naam om zo maar even uit te spreken maar hoe zou Volodymyr de naam Wopke uitspreken vraag ik mij dan weer af. Afijn, iets later na dit nieuws kwam het nieuws dat niet Mark en Wopke in gesprek gingen met Volodymyr maar Boris uit Engeland: “Ik hoort dat hier een fuif is?” Dat was natuurlijk vanwege hiërarchische redenen.
Net zoiets als de klucht Jan Peter Balkenende versus president Bush in 2003.
Dit zijn van die momenten zoals dat je dat had bij het ‘poten voor een potje’ voetbal. Op welk moment werd je gekozen? Als eerste? Of ergens in het midden…of als laatste! Ja, de hiërarchie kan soms behoorlijke gênante momenten opleveren, vooral als je ambitieus ingesteld bent zul je zo nu en dan een stapje terug moeten doen omdat iemand hoger op de ladder voorrang krijgt.
Nu heb ik die Boris niet hoog staan hoor.
Dat is een populist van de ergste soort. De ellende in Engeland stapelt zich per dag op en de Ieren en de Schotten schamen zich diep. Maar ja, zolang er mensen op dit soort gasten stemmen zullen we het ermee moeten doen. En als dan uiteindelijk de realiteit de stemmer inhaalt, het moment dat de kiezer inziet dat ook de populisten de problemen niet kunnen oplossen, moeten we weer met zijn allen de scherven opvegen.oevee
En krijgt het vertrouwen in de politiek opnieuw een deuk.
En geloven we niks meer, wil niemand nog wat aannemen van een ander. Ook in eigen land rollen de populisten over elkaar heen, het liefst al Tweetent en het liefst zó ontzettend ranzig dat je je afvraagt hoe dit soort mensen vrij mogen rondlopen. En ja, ik heb het over die totaal gestoorde en volslagen idioot van een Willem Engel! Maar Veldmuis, maak je niet zo druk, hij is maar in zijn eentje. Klopt. Maar toch zijn er mensen die hem (financieel) steunen in zijn ‘strijd’, mensen die in hem een soort van Verlosser zien.
‘Maar engelen bestaan niet!’ zong Ron Brandsteder ooit in zijn Honeymoonquiz.
En zo is het ook. De waarheid van deze engel bestaat niet want niemand heeft immers de waarheid in pacht. Maar hij is wel de bevestiging van het feit dat polariseren een nieuw soort politiek is: roep iets idioots en je hebt direct een zooitje volgelingen erbij. Het is een manier om aandacht te vragen voor je eigen tekortkomingen. Een gevecht tegen de gevestigde orde. Wellicht zijn het die mensen welke als laatste gekozen werden voor dat voetbalpartijtje. Of ze voelen zich in de steek gelaten door de mensen om zich heen, omdat ze niet meer serieus genomen worden.
Zij zien dan toch ineens het licht in een Engel zonder vleugels.
Wanneer je het tegen het licht zou houden zou je zien dat het niks voorstelt. Gewoon geen aandacht geven dan bloedt het vanzelf wel dood. Maar helaas, we leven in een wereld vol mediakanalen en die moeten allemaal hun zegje doen. En dat krijgen ze ook want de media smullen van extreme gedragingen. Gedragingen die alleen maar onrust veroorzaken. Het is als de hele dag energiedrankjes drinken en maar niet begrijpen waarom het zo druk is in je hoofd.
Vogeltjes tellen met een lekker bakkie koffie of thee brengt rust!
En wellicht het besef dat wij, de mens, slechts onderdanen zijn van de natuur. Want de flora en fauna blijven gewoon hun ding doen. Gratis. Elk seizoen wegens groot succes verlengd! Als je het dan over vrijheid wil hebben zoek het dan niet in boos zijn op alles en iedereen maar probeer wat van die vrijheid tot je te nemen. Kijk eens goed naar die vogeltjes of de eerste Sneeuwklokjes die hun pareltjes tonen.
Of blijf liggen op de bank en bestel iets lekkers bij de flitsbezorger.
Dan hoef je straks helemaal het huis niet meer uit. Met andere woorden, dan zit je vrijwillig thuis in een lockdown. Het is opmerkelijk dat we schreeuwen om onze vrijheid maar ondertussen de deur niet meer uit willen want alles kan je tegenwoordig thuis laten bezorgen. Van ontbijt tot aan het diner of voor iets lekkers bij de koffie. En als we buiten komen dan sluiten we ons af met oordoppen in, communiceren we via een schermpje en ….
Roerig! We zijn het nieuwe jaar roerig begonnen. Ik kan er geen ander woord voor bedenken.
‘Het regent harder dan ik hebben kan.’
Zong Blöf ooit. Dat gevoel. Steeds vaker betrap ik mij erop dat ik tussen de oren wat onrust bemerk. Dan ontvang ik enkele signalen uit mijn grijze massa waarmee gezegd wordt dat het teveel is. Zo las ik een NOS-interview met drie coronapatiënten. Een jaar na hun IC opname. Het was natuurlijk fake nieuws (!) en het waren natuurlijk allemaal acteurs(!), maar het waren wel verdomd goede acteurs want ze kregen mij aan het huilen. Wat een ellende. Mensen die volop in het leven stonden en nu nog steeds bezig om weer enigszins te herstellen van alle lichamelijke ongemakken die het virus hun gegeven heeft.
‘Joh, het is maar een griepje’ zeggen sommigen dan.
Maar ook de toestanden in dat tv-programma waar ikzelf nooit naar keek deden wat met mij. The Voice. Ik keek daar nooit naar omdat ik mij dood erger aan de reclames tussendoor. En de aanwezigheid van dat andere ‘fenomeen’, Bekende Nederlanders. Dat er deelnemers tussen zaten die heel goed zingen kunnen staat buiten kijf. Ik zal de laatste zijn die dat wil ontkennen. Maar goed, nu werden mij enkele beelden van dit programma opgedrongen. Ik kon Zappen wat ik wilde maar alle mediakanalen berichtten erover.
Begrijpelijk, want het ging om een dikke, etterende en stinkende wond.
De een na de andere ‘ster’ viel van zijn voetstuk. Het seksisme werd opnieuw blootgelegd en past, niet verwonderlijk, naadloos in het rijtje racisme, narcisme, egoïsme, sadisme, terrorisme en extremisme. Stuk voor stuk niet uit te roeien kwaad welke telkens weer de kop weet op te steken. Hoe graag we er ook vanaf willen, het lukt maar niet. Misschien door je te verplaatsen in het slachtoffer. Want het zou jezelf maar eens overkomen. Of je dochter. Of je zoon. Of wie dan ook. En ook hier komen dan weer de bekende argumenten ter verdediging van de aanranders naar voren die kant of wal raken.
‘Joh, het is maar een grapje’ zeggen sommigen dan.
Ik kan mij een artikel herinneren van de jongeren site Sikkom. Een jonge studente plaatst een oproep op Facebook want ze was op zoek naar een kamer. De reacties eronder ga ik hier niet herhalen maar ze passen goed in het rijtje van de dingen die bij The Voice gebeurd zijn. En nog erger, Sikkom heeft de betrokken accounts even bekeken en zij kwamen tot de conclusie dat deze ‘heren’ vaders waren van dochters.
De ranzigheid tiert welig in ons beschaafde landje.
Dit betrof een jonge meid maar het overkomt alle leeftijden. Zo sprak ik ooit een dame van middelbare leeftijd die in de avonduren in haar eentje ging wandelen. Ze heeft dat maar een paar keer gedaan want ze kreeg de ene na de andere suggestieve opmerking naar haar hoofd geslingerd. En niet door puberende gastjes maar door gewone volwassen mannetjes.
Straatintimidatie noemen ze dat op zijn Rotterdams.
Daar waren het voornamelijk jonge, nieuwe Medelanders en heel het land sprak er schande van. Maar mannen, laten we nu eens eerlijk zijn. Kijk eens in de spiegel! En kom dan tot de conclusie dat het niets te maken heeft met waar je vandaan komt. Nee, het heeft te maken met fatsoen! En wellicht met tekortkomingen thuis. Of wellicht heb je geen vrouw thuis en zit daar de frustratie. Dat kan. Maar dat geeft geen vrijbrief om vrouwen ‘in ’t wild’ zomaar aan te spreken met suggestieve opmerkingen.
Want dan ben je wat mij betreft een miezerig kereltje.
Ik heb het hier nu over mannen die vrouwen lastigvallen maar het geldt natuurlijk voor elke sekse. Overal loert het seksisme om de hoek om met haar klauwen een prooi te verschalken alleen ben ik bang dat wij mannen daarin vooraan lopen. Het zal vast te maken hebben met onze oer- voorouders. Toen waren de mannen nog jagers. Maar die tijd ligt ver achter ons en nu zijn we op zoek naar de ultieme samenleving waarin we pas dickpics c.q. cuntpics sturen na wederzijdse toestemming.
Voor de liefhebbers dan wel te verstaan.
Natuurlijk is er ook de categorie ‘mannen onder elkaar’. Daar bespreken mannen dingen die ze leuk vinden. En lekker. En dan heb ik het niet over eten. Jeroen van Merwijk schreef daar een liedje over: ‘Dat vinden jongens leuk,’ te vinden op Spotify en YouTube. Een mooi stukje zelfreflectie al zeg ik het zelf. En ja, er is natuurlijk ook een categorie ‘vrouwen onder elkaar.’
Die hebben het ook niet alleen over haken of de nieuwste outfit.
Maar dat moet kunnen en dat maakt het leven ook leuk. Maar alles moet niet verleukt worden, een ander probleem waar ik onrustig in mijn hoofd van word. Zo hoorde ik van de week dat minister van Justitie, Dilan Yesilgöz een gesprek wil met de carnavals burgemeesters.
Carnavals burgemeesters?
Ik had daar nog nooit van gehoord. Maar na nader onderzoek gaat het gewoon om de burgemeesters die een gemeente vertegenwoordigen waar carnaval gevierd wordt! Want dat bekt veel lekkerder dan ‘gewoon’ burgemeester. En als het lekker bekt dan verkoopt het ook beter, zo denken de kranten ook tegenwoordig.
We zijn aan het ver-Eftelingen lijkt het wel.
Het lijkt wel of we ons tegenwoordig drukker maken over een afgebroken spookslot dan over wat er allemaal om ons heen gebeurt. Maar misschien is dat ook wel weer logisch. Dat we zo een beetje kunnen vluchten uit de werkelijkheid. Want die werkelijkheid kan nog wel eens naar de kop stijgen met alle gevolgen van dien. Hoe vaak hoor je niet dat mensen niet meer naar het nieuws kijken omdat het allemaal ellende is? Dat snap ik wel maar je kop in het zand steken lost helemaal niets op.
En RTL Boulevard of Shownieuws is ook geen toegevoegde waarde.
Roerige tijden zijn het. Gelukkig kunnen we weer even landen dankzij de natuur want die blijft ‘normaal’ doen.
Mijn schoonvader heeft vorige week zijn zelfstandigheid gedeeltelijk moeten inleveren omdat zijn lichaam niet meer mee wil werken. Dat is wel even een moment om bij stil te staan voor een man van 80 jaar. Een man die zijn hele leven hard gewerkt heeft als draglinemachinist. Hij zwierf over de hele wereld om geld te verdienen voor zijn gezin en heeft daar veel voor moeten laten. Gelukkig kon hij tijdig stoppen met werken en genoot hij samen met zijn vrouw van het leven.
Totdat zij vijf jaar geleden overleed.
Vanaf toen begon zijn gezondheid hem in de steek te laten. Alsof hij toen pas ruimte gaf aan zijn eigen kwaaltjes. Maar hij onderging zijn lot als een echte kerel en vertrouwde op de mensen in de gezondheidszorg zoals mensen op hem konden vertrouwen als hardwerkende draglinemachinist. Met grote bewondering keken wij ernaar, hoe hij de pijn droeg en hoe hij telkens weer opkrabbelde. Het leven was te mooi om bij de pakken neer te zetten. Want de geest won het van de lichamelijke ongemakken.
“Straks spring ik weer over het hekje!” zei hij.
Maar hij wist wel beter. Want de rug deed niet meer mee. Versleten door jarenlange inspanningen voor zijn opdrachtgevers. Ik ben daardoor anders gaan kijken naar bepaalde takken van arbeid en snap de arbeidsinspectie ook steeds meer. En als ik naar mijzelf kijk, hoe ik in het verleden nooit wegliep van zwaar tillen. Dat ik gewoon begon met tillen in plaats van te wachten op andere helpende handen. En hoe vaak werd dan niet tegen mij gezegd:
“Je hebt maar één rug! Wees daar zuinig op!”
Dat sloeg ik in de wind want ook ik had last van haantjesgedrag en dat resulteerde in een operatie aan mijn rug nog vóór mijn 28ste levensjaar. Mijn schoonvader was toen 50 jaar en al langer bezig met de slijtage van zijn lijf.
En zat daardoor de laatste jaren aan huis gekluisterd.
Terwijl de geest nog intact is en dat maakte het nog lastiger. Want zoals hij zelf al zei: “Als ik ‘s morgens opsta dan neem ik mij van alles voor. Dan wil ik naar buiten om de hond uit te laten of om een boodschap te doen. Of ik rij even met de auto naar de kinderen of ik ga gewoon even een stukje rijden met de auto. Helaas kwam hij de laatste tijd niet verder dan zijn slaapkamer, de keuken, de badkamer en de bank.
En op de goede dagen zat hij in zijn sta-op stoel.
Tevreden een sigaartje te roken en te genieten van muziek en sport op de TV. Of hij luistert naar muziek, een heel belangrijk onderdeel van zijn leven. Het liefst Fats Domino maar van Jannes wordt hij ook blij. Eigenlijk alle Nederlandstalige muziek is wel aan hem besteed. Jaren terug kreeg hij zelfs menig Scheemder op de dansvloer na het oprichten van een carnavalsvereniging.
‘Als ge maar leut het’ moet hij gedacht hebben.
Maar nu het lichaam versleten in de sta-op stoel zit of op de bank ligt zijn het slechts nog herinneringen. Bijna 81 jaar aan herinneringen. Mijn vader maakt al 88 jaar herinneringen maar loopt er beter bij. Toch is bij hem ook slijtage te zien en zijn de botten stijf bij het opstaan, dankzij het harde werken.
Zij werkten in de tijd dat ‘ergonomisch werken’ nog niet bedacht was.
Wel maakten ze de veranderingen mee die door de arbeidstijdenwet omschreven werden. Maar in het begin van hun carrière werkten ze nog volgens de arbeidstijden van de bijbel zeg maar, toen was de zondag hun enige rustdag. Want ja, er moest opgebouwd worden. De wonden van de allesverwoestende oorlog moesten geheeld worden.
Maar sinds vorige week is het alle dagen zondag!
Want hij is terecht gekomen in een waar paradijs! Vanaf de verhuisdag wordt hij overladen met zorg. Dat begint al met een helpende hand om uit bed te komen en met wassen en aankleden. Na het ontbijt neemt hij plaats in zijn stoel en komen ze koffie brengen. Aan het eind van de ochtend krijgt hij soep en tussen de middag een bord vol warm eten. En dan mag hij ook nog eens kiezen uit twee maaltijden!
Oh ja, en op zijn toetje krijgt hij zelfs slagroom!
Na het middageten is er tijd voor een dutje. Nu niet op de bank zoals hij thuis vaak deed maar gewoon op bed. Na het dutje komen ze alweer binnen met thee, inclusief een koekje en mag hij aangeven wat hij die avond op zijn brood wil eten. Tussen dit alles door krijgt hij de (nog) noodzakelijke medicijnen en is er zelfs tijd voor een praatje. Van de week vroegen wij hoe hij het vond, of hij al die aandacht niet een beetje te veel van het goede vond.
Hij vond het allemaal geweldig!
Dat snap ik wel want wij zagen dat de mensen die daar werken er echt mensenwerk van maken. Dat was een geruststelling. Voor mij maar vooral voor mijn vrouw. Want zij was sinds het overlijden van haar moeder zijn mantelzorger geworden. Dag in dag uit, week in week uit en jaar in jaar uit regelde zij van alles voor hem. Daarnaast deed zij zijn boodschappen, de was, maakte ze schoon, hielp hem weer op de been na een val of als hij niet meer van de bank of bed kon komen, hielp hem bij het douchen na ‘een ongelukje’ of dronk gewoon gezellig koffie of een borrel met hem zoals een dochter met haar ouwe vader hoort te doen. Natuurlijk had ik ook een taakje. Ik mocht regelmatig voor hem koken en de ramen lappen. Maar zij was de Opper Mantelzorger.
Daar is geen woord van overdreven.
Gisteren heeft ze samen met haar broer en zus de spullen in het huis van hun vader uitgezocht. Want niet alles kon mee natuurlijk. Uiteraard ging dat gepaard met gemengde gevoelens want er werd een hoofdstuk afgesloten.
Voor hun, voor hun kinderen en uiteraard voor hun vader zelf.
Oké, ik kom uit de kast! Ik werp mijzelf wel op voor al die mannen (en vrouwen) die er eigenlijk niet over durven te praten. Soms denk ik dat we het over alles maar dan ook alles kunnen hebben behalve over het onderwerp van deze column. Zodra ik in mijn omgeving er openlijk voor uit kom, lijkt het wel of ik iets bevrijdend ’s gezegd heb. Dan zie ik de gezichten opklaren door de herkenning:
“Dat heb ik ook!”
Daarom bij deze, ik, en nog veel meer mensen in dit land, heb Apneu. Zó, dat is eruit. Heerlijk! Nog net niet wereldkundig maar dit is een begin! Ooit vertelde ik het aan een collega en die reageerde met een wedervraag: “Wát? Heb je een aap geneukt?” Hij had er nog nooit van gehoord. Hij had wel de striemen op mijn gezicht gezien maar bleef op de een of andere manier discreet. Hij zag de grieven van de riempjes van het Osas masker wel in mijn gezicht maar bleef discreet. Misschien dacht hij wel dat ik er privé, rare (seksuele) gewoonten op nahield.
Gelukkig kon ik er wel om lachen.
Maar goed, apneu dus. Letterlijk betekent het geen lucht. Het zijn ademstops in je slaap waardoor je nooit uitgeslapen raakt. Volgens mijn arts was het een wonder dat ik nog tijd had om tussen de ademstops te slapen, zoveel had ik er.
Inclusief de geluidsoverlast.
Daar had ik zelf geen weet van natuurlijk. Het was zelfs zó erg dat ik ooit, na een avondje flink innemen in de kroeg, iets van veertig man wakker gehouden had met mijn gesnurk. Ik sliep toen in een jeugdherberg vanwege een familiereünie. Met allemaal neven en nichten en de daarbij behorende ‘kouwe kant’ sliepen we in één grote slaapzaal. Toen ik de volgende morgen wakker werd waren alle bedden al leeg. Nadat ik beneden kwam en de ontbijtruimte betrad, keken een heleboel mensen heel erg boos naar mij. Ondanks dat ik familie ben.
Nogmaals mijn oprechte excuses!
Maar ja, ik kon er weinig aan doen. Ik had toen ook nog nooit gehoord van een mogelijke oplossing. Om precies te zijn, een septum- en conchareductie. Dit is KNO-jargon voor het breken van je neustussenschot, weer rechtzetten en verkleinen van de neusschelpen. Deze ingreep werd pas veel later gedaan, toen ik verkering kreeg met een dame die op de afdeling KNO werkt. Zij hoorde al aan mijn spraak dat ik voor die operatie in aanmerking kwam. Het is volgens mij ook een familie dingetje, wij Veldmuizen snuiven en knorren er nasaal op los!
Vluchten kon niet meer.
De apneu kwam om de hoek kijken nadat ik een nachtje met allerlei draadjes aan een kastje doorgebracht had. Al gauw stond er een monteur (echt waar!) voor de deur en die ging mij uitleggen hoe ik het apneuapparaat gebruiken moest. Echt nieuw onder de zon was het niet voor mij want ik kon mij de journaalbeelden van jaren terug nog herinneren waarin je zag hoe iemand een masker opzette met daaraan een luchtslang.
Toen dacht ik bij mijzelf: Dat nooit!
Maar inmiddels ben ik al jaren ‘fan’. Ik slaap als een roosje en droom er elke nacht op los. Sterker nog, ik zou niet meer zonder kunnen. Dat bleek enkele weken geleden toen wij op een vrijdag naar Terschelling gingen. Eenmaal op het eiland kwamen we erachter dat mijn apneu apparaat niet meegekomen was met de bagage.
Paniek!!
Na contact met de leverancier kreeg ik te horen dat ze een apparaat naar Terschelling zouden sturen maar ik wist dat die niet eerder dan zaterdag er zou zijn. Dat werd een nacht niet slapen. Uitgeput en diepbedroefd zat ik de volgende morgen aan het ontbijt en ging toen toch maar weer proberen te slapen. Met een paracetamol kwam ik toch tot rust en ‘sliep’ tot een uurtje of twaalf. Eenmaal beneden ging mijn telefoon. Mijn broer: “Hoe is het met Pa en Ma?” “Prima,” zei ik, “beter dan met mij…” Na mijn uitleg zei hij: “Ik ben nu in Groningen. Zal ik dat ding bij je thuis ophalen? Dan geef ik het daarna wel af bij Rederij Doeksen in Harlingen.”
“Graag!”
Want ik had geen bevestiging gehad van de leverancier dat er een pakketje onderweg was. Mijn vrouw belde direct een hele lieve vriendin die een huissleutel had of zij de tas met apparaat buiten wilde zetten. De tas stond in de kamer, dat wist ik zeker. Tegen één uur belde broer op dat hij de tas te pakken had en onderweg naar Harlingen was.
Bij ons stopte een taxi voor de deur.
Een jongen stapte uit en overhandigde mij een doos met daarin het zo geliefde apparaat. Helaas zonder masker… Maar mijn troef, mijn bovenste beste broer, was ook onderweg en ik werd weer kalm, voelde de paniek mijn lichaam verlaten. Om het te vieren gingen we lekker uit eten en om half zeven kreeg ik na aankomst van de middagboot van de purser van Rederij Doeksen de tas aangereikt.
Ja, ik lijk wel verslaafd aan … lucht!
Nu zijn er wel verschillende manieren om van die ‘verslaving’ af te komen, onder andere stoppen met roken en afvallen. Dat eerste is mij prima gelukt en ik ben inmiddels vier jaar rookvrij. Maar dat afvallen is minder makkelijk maar volgens de diëtiste ben ik wel op de goede weg. Ooit komt er een dag dat ik weer vrij kan ronddromen in mijn bed en mijn vrouw hoeft dan niet meer te denken dat ze in een aflevering van Star Wars is beland.
En inderdaad, het is verre van romantisch.
Zij moest er in het begin wel even aan wennen maar sinds ik haar ermee kon vérwennen is ze om! Want zij zat in de overgang en dan schoot haar temperatuur regelmatig in standje Code Rood. Ik koppelde dan de luchtslang los en koelde haar hele lijf met koele lucht die onder grote druk uit de slang kwam.
Zaterdag belde mijn vriend Tinus op. Of ik hem maandagmorgen kon helpen met de aanvraag subsidieregeling verduurzaming en verbetering Groningen. Het ging om een bedrag van 10.000 euro en je zou het kunnen zien als pleister(tje) op de wonden die de gaswinning in de loop der jaren in Groningen heeft achtergelaten. Want er was al eerder een ronde geweest om in aanmerking te komen maar doordat hij digiblind is werd dat hem niet. Gelukkig kon hij zich nu beter voorbereiden en met hulp van zijn zoon werden alle documenten klaargezet.
Zodat het ‘de tiende kon gebeuren!’
Voorgaande is natuurlijk een kreet uit de reclamecampagne van de Staatsloterij maar hoe grappig het ook is, hier ging het niet om een grap. Integendeel, dit was serieus geld waar iedereen die woonde in de door de provincie aangewezen postcodes, recht had op 10.000 euro.
Recht op! Het ging niet om een gokje!
Voor Tinus en vele anderen was dit heel belangrijk. Want dit bedrag kon een aanzet zijn voor verbetering of verduurzaming van zijn huis. En die verbeteringen waren nodig ook! Ik hoorde een lichte trilling in zijn stem: “Het is onze laatste kans!” Daar was ik het niet mee eens. “Ze hebben de postcodes aangewezen die recht hebben op dit bedrag dus links- of rechtsom moet je het gewoon krijgen.”
Maar Tinus had daar zo zijn twijfels over.
Ik begreep dat ook wel. Het belazeren van Groningers is al jaren aan de gang. Op radio en televisie kwamen de eerste berichten al binnen, berichten zoals dat er meer aanvragen binnen zouden komen dan dat er geld in de pot zat. Maar omdat ik best simpel in het leven sta kon ik daar niks mee. Want ja, zoveel huizen in zoveel postcodegebieden is zoveel huizen keer 10 duizend euro. En als je dan toch blijft zeggen dat er te weinig in de pot zit dan betekent dat maar één ding:
Je kan niet rekenen!
Het is, helaas, een onderdeel van een beleid welke ons niet vreemd is. Het alom gevreesde en zwaar irritante ontmoedigingsbeleid. Bedacht om het kaf van de koren te scheiden zodat niet iedereen van de subsidie genieten kon.
“Tinus! Maak je geen zorgen, maandagmorgen ben ik om half negen bij je!”
Na aankomst bekeek ik hun laptop en sloot hem direct aan op netvoeding om een lege accu te voorkomen. Ik zag ook dat er een update aan zat te komen maar die liet ik met rust want dan zul je net zien dat die update heel veel tijd in beslag zou nemen. De zoon van Tinus had alles keurig klaargezet op het bureaublad en nadat de klok op negen uur stond zagen we dat er nog 8000 aanvragers voor ons waren.
“Nou, dat valt nog mee..”
Om de moed erin te houden. Tijdens het wachten luisterden we naar RTV Noord. Nou, dat bevorderde ons gemoed ook niet. De verslaggever was de straat opgegaan want de aanvragen konden namelijk ook via de analoge weg aangeboden worden. Bij de Gemeentehuizen stonden dikke rijen met mensen die alle papieren geprint hadden om deze vervolgens op het Gemeentehuis in te leveren.
Want het Gemeentehuis is er immers voor de burgers.
Rijen dik en toch wist de verslaggever net die ene eruit te pikken waardoor de situatie nóg schrijnender werd: hij interviewde een hartpatiënt van 83 jaar die in de rij stond. De man had een stoel bij zich zodat hij zo nu en dan even kon uitrusten want hij stond er al vanaf half acht. En dit was voor hem de beste manier want hij had geen verstand van computers. Tinus zuchtte eens diep en even liet hij zijn hoofd rusten op zijn arm naast de laptop op de eettafel.
Tegen tien uur werd het voorgaande ‘nieuws’ herhaald.
Plus een verhaal van iemand die aan de beurt was in de digitale wachtrij maar op het moment suprême uit de rij geknikkerd werd. En weer achteraan kon sluiten….
Dat gaf de burger moed.
Inwendig begin ik te koken want dit soort berichtgeving is wel erg op het negatieve gericht en daar kan ik slecht tegen. Want de teller voor mij op het scherm liep toch echt af! Met andere woorden, heel veel mensen lukte het wel om erdoor te komen. Ik moest nu alle zeilen bijzetten om de pensionado naast mij weer op te beuren. “Blijf erin geloven Tinus! Kijk naar de teller van de wachtrij, we zitten al (!) op 5076! Dus al die anderen is het al gelukt ja!”
Mijn vriend keek mij aan en dacht vast dat ik niet goed ben.
Maar hij wist ook dat ik op dat moment de enige was die hem kon helpen. Mits het systeem ons er niet uit donderen zou. Dat was nog mijn grootste angst. Want zoals Peter Pannekoek het al zei in zijn oudejaarsconference, de overheid en computerprogramma’s hebben nog niet veel succesverhalen afgeleverd. Tegen twaalf uur stond de teller op 4500 en hij liep nog steeds af. Nu was de dochter van Tinus binnengekomen om mij af te lossen omdat ik naar mijn werk moest. Ik begreep nu ook dat er mensen speciaal vrij voor hadden genomen.
Maar dat is vast niet iedereen gelukt bedacht ik mij!
Want door de corona besmettingen zit de een na de andere bij huis. Anderen zullen dat op moeten vangen. Velen zullen dat accepteren maar vandaag kon dat wel eens betekenen dat je 10 rooitjes mis zou lopen.
Waarmee de zoveelste reden van deze onzinnige manier van geld verdelen bevestigd werd.
De dochter van Tinus moest wel om half twee naar de tandarts maar gelukkig wilde mijn vrouw die een dagje vrij had de dochter weer aflossen. Tijdens het verloop van al die uren werd zelfs mijn optimisme behoorlijk op de proef gesteld en vervloekte ik diegene die dit ‘systeem’ bedacht hadden. Hoe zouden die nu kijken naar al die mensen die zo graag in aanmerking willen komen voor een bedrag waarmee ze geleden leed iets zouden kunnen verzachten? Een bedrag wat totaal een schijntje is van al die miljarden aan inkomsten van het Groningse gas? Lezen ze al die berichten van mensen die uren en uren achter een computer gezeten hebben of in de rij hebben moeten staan voor het Gemeentehuis? Slapen ze nog wel goed?
Ik zou niet meer kunnen slapen.
Tegen drie uur kreeg ik een appje van mijn vrouw: “Het is gelukt! Vraag niet hoe maar het is gelukt!” De collega waar ik mee werkte schrok van de kreet die mij ontglipte. Een kreet van vreugde. Nu is het afwachten of Tinus en al die andere aanvragers krijgen wat ze toekomen, wat hun als een worst voorgehouden is. Ik gun het ze. En ik gun de nieuwe, kersverse regering het inzicht om dit nooit, maar dan ook echt nooit meer op deze manier te organiseren.
Terwijl de medewerkers van de Gemeente Oldambt zich een slag in de rondte moeten werken om alle naar buiten gekeilde kerstbomen te versnipperen, bedenk ik mij dat over precies driehonderdeenenvijftig dagen het weer kerst is. De liefhebbers van de kerstdagen zullen vast wel aan het aftellen zijn. Die kijken zuchtend tegen die driehonderdeenenvijftig dagen op zoals mijn vrouw tegen een stapel strijkgoed kan opzien. Waarschijnlijk vinden ze wat troost door nu al na te denken over wat er gegeten gaat worden, wie er op welke dag mag (of moet!) komen en of er nog meer verlichting aangeschaft moet worden.
Ik neig meer naar: ‘Heerlijk, de Feestdagen liggen weer achter ons!’
Zodra we de nacht van 31 december gepasseerd zijn roep ik altijd euforisch om mij heen en naar iedereen die het maar horen wil dat we weer aan de goede kant van het jaar zitten. Vooral als er even een paar zonnige dagen zijn voel, ruik en zie ik het voorjaar en dat maakt mij bijzonder heppie de peppie. Dan krijg ik weer zin in dingen rondom het huis doen, maak ik kluslijstjes of ik bedenk klusjes.
Vervolgens komt het uitstellen.
En voor je het weet is het alweer kerst. Maar goed, het houdt je bezig. Elk nieuw jaar biedt weer nieuwe kansen. Ik heb soms wel eens het idee dat ik in de film Groundhog Day beland ben omdat sommige klusjes te lang blijven liggen. Omdat ze niet uitgevoerd zijn. Dat heeft hoofzakelijk te maken met het feit dat ik niet handig ben. Maar zoals ik al zei, elk jaar biedt weer nieuwe kansen en wat zag ik op reclameborden van een bouwmarkt langs de weg staan?
‘Het is niet scheef. Het is jouw project!’
Kijk, daar hou ik nou van! Dus wie weet ga ik er dit jaar echt voor. Ik heb ook het vermoeden dat in de boosterprik een stofje zit die onhandige mannen zoals ik handiger maakt. Want sinds ik geboosterd ben kan ik een toekomstig projectje even in mijn hoofd visualiseren en zie ik een prachtig eindresultaat. Dat was vóór de prik anders. Dan zag ik wel een resultaat maar geen eindresultaat als je begrijpt wat ik bedoel. Dus door die booster heb ik in ieder geval perspectief voor het nieuwe jaar, een perspectief waar wij met zijn allen zo naar snakken.
Behalve de demonstranten natuurlijk.
Die genieten juist van deze ellende en krijgen zo lekker aandacht. Op de een of andere manier kregen ze dat eerder niet maar dankzij Willem Engel, Thierry Baudet en nieuwkomer Viola Holt krijgen ze dat nu wel. Gelukkig is mijn empathisch vermogen hoog en gun ik ze dat ook. Doe je ding, ga elke zondag ergens rondjes lopen met zijn allen, ga lekker koffiedrinken op een grasveldje, zoek ruzie met het gezag en knuffel je medezusters en broeders zo stevig als je maar kan. En zoek op de andere dagen van je boze leven het internet af om mensen die wel hun verantwoordelijkheid hebben genomen af te zeiken.
Dan ga ik gewoon lekker door met leven want zoals we inmiddels weten kan dat zomaar voorbij zijn.
Wij zijn geboosterd het nieuwe jaar ingegaan terwijl ik vorig jaar nog de hoop had dat de twee prikken genoeg weerstand zouden bieden. We kwamen daarmee nogal bedrogen uit maar dat had natuurlijk te maken met het feit dat nog niemand van de hoed en de rand wist. Het virus was onzichtbaar en openbaarde zich in dood en verderf. Wat we wel weten is dat de prikken die we massaal genomen hebben in ieder geval een hoop ellende voorkomen hebben dus ik blijf mijn mouw opstropen.
Al moet ik vier keer per jaar!
Want de wereld draait door en wij draaien mee. En het zou toch wel heel fijn zijn dat alles weer gewoon open kan zodat we weer eens een terrasje kunnen pakken of een winkel kunnen bezoeken. Dat is voor ons burgers leuk maar helemaal voor al die mensen die daarmee hun boterham verdienen. Ook daarom laat ik mij prikken.
Want ik wil dat er een einde komt aan deze toestand.
Ik wil weer mensen zonder mondkapjes zien zodat ik ze niet straal voorbijloop omdat ik ze niet herkend had. Ik wil weer zien of iemand lacht of ik wil weer mensen zíen praten! Soms, heel soms verlang ik zelfs weer naar die mensen die in hun enthousiasme met consumptie praten waardoor de aerosolen in overvloed over mij heen gestort worden.
Of nee, doe toch maar niet!
Natuurlijk willen we allemaal hetzelfde. Terug naar het normaal en weer verder gaan met ons leven. Terwijl dat leven soms best ingewikkeld kan zijn, dan draait de boel net even te snel en weet je even niet meer of je alles nog wel begrijpt. Zo las ik laatst over een ‘genderreveal-party’. Daar ik opgevoed ben met Twee voor Twaalf zocht ik het op en viel van de ene in de andere verbazing:
Een gender-revealparty is een feest waarbij aanstaande ouders, vrienden en familie uitnodigen om bekend te maken of hun nog ongeboren baby een meisje of een jongentje is. Het wachten is, en dat is geen grap want alles moet tegenwoordig maar kunnen, op een party waarbij je de aanstaande ouders kan volgen bij het máken van de baby! Via een live streaming, net zoals die demonstranten tegenwoordig zich helemaal gek streamen. Die lopen met de GSM in de hand alles te filmen en plempen dat op social media. Grappig feit is dat die GSM een apparaat is wat elke vrijheid tart maar dat vergeten we maar weer snel want we kunnen ook niet meer zonder. Want we leven in de 21ste eeuw met al haar gemakken.
En ongemakken natuurlijk.
Die nemen we dan maar weer voor lief. Het leven is immers geven en nemen. Ons is nu weer een nieuw jaar gegeven en ik hoop van harte dat we daar eens wat bewuster van worden.
Het scheelde dat ik al de hele week vroege diensten had waardoor ik al voor de wekker wakker was geworden. Ik probeerde in te schatten hoe laat het was maar dat lukte niet want ik had nogal diep geslapen. Dan maar even de wekker checken want ik wilde niet te laat komen op mijn jaarlijkse afspraak.
De afspraak met de man die net zoveel neuzen heeft als het jaar nog dagen!
Half acht. De wekker stond een kwartier later maar ik was nu toch al wakker. Ik sprong uit bed en even later vulde ik de thermoskan met koffie, belegde nog wat overgebleven kerstbroodjes met gerookte zalm en griste de fles Jutterbitter uit het vriesvak. De gebraden rollade, speciaal gebraden omdat hij dat vorig jaar al zo lekker vond, sneed ik in mooie plakken en legde dat in een diepvriesbakje. Dat bakje had eerder nog dienstgedaan bij de plaatselijke Chinees, voor de Babi Pangang.
Een duurzaam bakje dus.
Om dat duurzame een beetje erin te houden besloot ik om lopend, met een gevulde rugtas, richting de Pieter Smit brug te gaan alwaar wij vanmorgen vroeg afgesproken hadden. Net als vorig jaar, alleen was de brug toen nog niet in gebruik. Toen zat de man op de brug helft gezien vanaf Blauwe Stad en ik op de brug helft gezien vanaf de Hoorntjesweg. Die situatie was ontstaan door miscommunicatie tussen ons maar dat is tegenwoordig ook in het dagelijkse leven schering en inslag. We komen om in de communicatiemiddelen maar in plaats van daarvan gebruik te maken communiceren we juist steeds minder.
Steeds vaker zie je mensen zich afsluiten van alles en iedereen om hen heen.
Door de jaren heen is deze man eigenlijk een hele goede vriend geworden. Eigenlijk een allemansvriend want hij loopt elk jaar altijd op deze ene dag dwars door heel het land, op zoek naar mensen die even met hem willen praten.
Even het jaar doornemen wat achter ons ligt.
Terwijl ik over het fietspad naast het Winschoterdiep liep zag ik de brug van verre al liggen, een beeld die over de jaren kenmerkend zal zijn voor de Gemeente Oldambt. Ik had spijt van de winterjas die ik had aangetrokken want het was helemaal niet koud. Na toch nog een klein half uurtje lopen liep ik het fietspad naar de brug op en keek ik hoopvol of ik hem al zag. Ja! Daar stond hij! Zijn rijzige gestalte hing gebogen over de reling van de brug alwaar hij neerkeek over het onder hem door razende verkeer van de A7. De grijze bos haren had hij in een staart en in plaats van de gebruikelijke alpinopet had hij nu een hoed op.
Ik gaf een brul: “Goeiedag eem!”
Hij draaide zich direct naar mij om, spreidde zijn armen en omhelsde me. Ik schrok me dood! Zijn gezicht zag er zo anders uit dat ik hem haast niet herkende. Zelfs zijn baard zag er tiptop en verzorgd uit! “Wat heeft u nou met uw gezicht gedaan?” vroeg ik verbouwereerd, want van die markante, oudere kop was geen sprake meer. Nee, ik zag een jongere versie van mijn vriend en even, heel even, schoot het door mijn hoofd dat deze persoon misschien wel een zoon was van mijn vriend.
Hij zag mijn verbazing en bulderend van het lachen omhelsde hij mij:
“Ja, ja, dat is even schrikken he! Maar wat Dirk Kuyt kan, kan ik ook!”
“Maar hoe kom je aan zo’n nette baard?” vroeg ik, terwijl ik naar hem opkeek want hij was toch echt wel rond de twee meter. Voorheen zat die baard namelijk vol met muizenissen en nu zag hij eruit om door een ringetje te halen. “Ja mooi he! Dat leer ik van een gozer die vlogt, The Bearded Dude. Die geeft allerlei tips hoe je een baard mooi kan houden met allerlei olietjes enzo.”
En weer klonk die bulderende lach waarna een net gepasseerde fietser geschrokken omkeek.
“Kom,” zei ik, “laten we de brug aflopen richting Blauwe Stad. Daar staat een prachtig exemplaar van de Social Sofas. Die hebben ze dit jaar geplaatst, aan beide kanten van de brug.” Bij de bank aangekomen deed de man zijn lange, grijsleren jas uit en legde die op de met mozaïek beklede bankje. “Ik heb ouwe botten en hou de kou liever op afstand.” waarna hij ging zitten.
Ik zette mijn rugtas tussen ons in, schonk de koffie in en deed er een scheut kruidenbitter in.
“En?” vroeg de man. “Hoe is het met jou?” Terwijl hij dat zei keek hij mij recht in de ogen en nam een slok van de koffie. “Goed!” antwoordde ik. “Naar de omstandigheden dan wel te verstaan want we leven momenteel in een rare wereld.” De man knikte instemmend en zuchtte diep. “Nou, dat kun je wel zeggen. In al die jaren dat ik op deze dag rond aan het sjouwen ben, zijn de laatste twee jaren toch wel heel erg bizar..” Dan, ineens wijzend naar boven waar een zilverreiger overvloog en zingend: “Maar de vogels vliegen nog steeds van West- naar Oost- Berlijn, worden niet teruggefloten, ook niet neergeschoten..”
“Klein Orkest. Blijft een wereldnummer!” zeiden we tegelijk en schoten in de lach.
“En wat zijn die zilverreigers toch mooi hè,” zei ik enthousiast, “je ziet ze hier heel veel in de polders.” “Voorheen zag je ze eigenlijk nooit in mijn beleving. Het zal vast wel te maken hebben met dat andere probleem waar we mee te maken hebben, de opwarming van Moeke Aarde.” Mijn gesprekspartner dronk nu in één teug de koffiemok leeg en zei: “Daar ben ik ook bang voor. We zitten op mijn jas op dit mooie bankje maar dat was jaren terug ondenkbaar, dan moest ik de jas tot bovenaan dichtdoen wilde ik mijzelf een beetje warm kunnen houden.”
“Maar deze jutterkoffie helpt daar ook goed bij!” en hij gaf mij een vette knipoog.
Ik schonk opnieuw in en gaf hem de mok terwijl hij een plak rollade aan het eten was. Na een slok koffie nam hij weer het woord: “Nou, vertel grote vriend, hoe was het afgelopen jaar voor jullie? Zijn jullie er nog een beetje zonder kleerscheuren vanaf gekomen?” “Ja, best wel. Terwijl we toch in onze indirecte omgeving mensen verloren hebben door dat kolere virus. En dan lopen er toch nog mensen rond die maar roepen dat het om een griepje gaat!”
“Hoe dan? Er is in mijn hele leven nog nooit iemand gestorven aan een griepje!” zei ik bozig.
“Rustig jongen,” zei de man terwijl hij een arm om mij heen sloeg, “we leven nu eenmaal in een tijd van wantrouwen naar alles en iedereen. Dat zegt meer over die mensen dan over jou dus laat het los.” Natuurlijk had hij gelijk. En ik kan mijn tijd wel beter gebruiken dan mij druk maken over alle problemen in de wereld. Ik kan enkel mijn best doen om wat van het leven te maken in plaats van mij druk maken over dingen waar ik geen verstand van heb.
“Carpe Diem!” brulde ik vanuit mijn tenen.
“Juist!” schreeuwde mijn vriend. “Zo is het!” riep hij lachend en gaf mij een flinke doch vriendschappelijke klap op mijn schouder. “Maar vertel eens, hebben jullie dat plaatjesboek van Historisch Scheemda nog vol gekregen?” “Jazeker,” antwoordde ik, “we hebben zelfs meerdere boeken kunnen vullen voor enkele liefhebbers. Het was ook een superleuke actie van de plaatselijke supermarkt. De eigenaren, de familie Lukens, wilden zo hun 10-jarig jubileum vieren en dat hebben ze geweten want het werd een groot succes!”
“Dat had een verbindingsfactor 10 durf ik wel te zeggen!”
“En we zijn met een soort buggy op Mars geland. Dat ding gaat op zoek naar sporen van leven, hoe gek kun je het toch allemaal maar weer maken!” De mond van de man naast mij viel even open van verbazing. Dat verbaasde mij weer want hij liep toch echt wel wat jaartjes mee maar dit was voor hem dan toch wel een openbaring:
“Mooi,” zei de man, “respect voor het verleden en nieuwsgierig naar de toekomst!”
Ik pakte de rugtas en gaf hem een broodje met zalm. “Nou ja zeg, wat een feest! Is die besmeerd met echte roomboter?” “Ja, natuurlijk, zei ik, “uit respect voor de zalm want dat eten we niet elke dag.” We keken even voor ons uit, richting de brug en ‘het zwanenmeer’. Nadat het broodje op was begon ik enthousiast te vertellen over De Run, de ultraloop die dit jaar toch mocht doorgaan. “Ik heb samen met mijn vrouw een deel van het parcours ‘bewandeld’ en besefte mij toen pas hoeveel inspanning dit gevergd moest hebben van de deelnemers én de organisatie. Honderd kilometer! Enkele jaren terug was het wijlen Hendrik Jan Doornekamp die de 100 nog op klompen liep!”
“Categorie ‘niet lullen maar poetsen’ zeg maar.”
Zijn jullie eigenlijk afgelopen jaar nog op vakantie geweest?” vroeg hij, terwijl hij beide mokken vulde met de gebruikelijke ingrediënten. Ik wilde bezwaar maken maar ach, het is de laatste dag van het jaar en soms moet je de teugels even laten vieren. “Jazeker, we hebben drie heerlijke weken op vakantie kunnen vieren op Terschelling. En geloof mij of niet, we hebben wederom plekken ontdekt en bewandeld waar wij voorheen nooit kwamen. Maar het allerbelangrijkste was de tijd die we weer mochten doorbrengen met mijn ouders!”
“Na een jaar afwezigheid en enkel telefoontjes of facetimen.”
“Dat is hartstikke mooi zeg! Mooi dat jullie elkaar weer hebben kunnen meemaken. Zo hoort het ook!” En ik kreeg opnieuw een forse klap op mijn schouder waarmee hij zijn opmerking kracht bijzette. “Ik hou van dit soort verhalen. Vooral nu, in deze barre tijden dat mensen uit elkaar gedreven worden. We moeten juist verbinden! Net zoals de makers van deze mooie bankjes ooit bedacht hebben!”
“Ja, precies, laten we daarop drinken!” zei ik en vulde twee borrelglaasjes, nu zonder de koffie.
Terwijl we proosten keek ik tersluiks even op mijn horloge: half tien. Ik wist dat ik nog maar even had want mijn vriend moest weer door, juist op deze laatste dag van het jaar. Snel sprak ik verder: “En laten we proosten op iedereen die iets positiefs bijdragen aan de samenleving. Dus niet op die lui die de hele dag op social media zure berichten de wereld in helpen. En ook niet die lui die lulkoek verkopen voor eigen gewin waarmee de polarisatie alleen maar aan het toenemen is. Nee, laten we proosten op de steeds kleinere groep vrijwilligers, de mantelzorgers, de mensen in de Zorg, de hulpverleners, de cultuur en de horeca en iedereen die nu noodgedwongen bij huis zit. Laten we dat wat meer voor ogen hebben in plaats van eigen meninkjes ventileren met gescheld, dreigementen of geweld!”
“Stop het selfieïsme, het egoïsme, het extremisme!”
Ik moest even naar adem happen. De man schraapte zijn keel, nam een slok van de borrel en zei: “Het zit je hoog, hè.” “Laat het los en geniet gewoon van alles om je heen en kijk naar de dingen die je nog wel kan doen. Carpe Diem, weet je nog?!”
Hij had gelijk.
“Maar even wat anders, ik zit toch nog ergens mee.” Toen ik dat zei keek ik hem recht in de ogen. “Wij zijn nu al jaren bevriend maar ik weet uw naam niet eens?” De man glimlachte en antwoordde: “Ik dacht dat je het nooit zou vragen!” “Mijn officiële naam is Bernardus Antonius en mijn roepnaam is Herman.” De eenden en zwanen die verderop druk bezig waren met dobberen en foerageren vielen nu stil.
Net als ik.
“Huh?” antwoordde ik verbaasd. “Dat zijn de namen van mijn Opa en mijn vader!” “Ja, dat klopt. Zij vertelden in vroegere dagen op 31 december altijd over mij, of jullie die man ook gezien hadden. Die man die net zoveel neuzen heeft als het jaar nog dagen! En telkens als ik vandaag in gesprek ga met iemand dan zal mijn naam mee veranderen in de naam van de mensen die mij elk jaar doen voortleven. Zo simpel is het. Niks meer en niks minder!”
Ineens stond hij op, griste zijn jas van de bank en gooide hem over zijn arm. Met de andere hand pakte hij nog een broodje zalm uit mijn rugzak en stopte die in zijn jaszak:
“Voor onderweg!”
We schudden elkaar krachtig de hand. Hij draaide zich om en liep weg. Nadat hij slechts nog een stipje was aan de horizon liep ik ook weer naar huis. Iets zwalkend van de drank maar ach:
Carpe Diem!
Wij wensen iedereen een heel gelukkig en vooral vriendelijk en gezond Nieuwjaar!
De dagen vóór kerst zijn eigenlijk best wel zwaar. Want er moet een hoop georganiseerd worden alvorens we de vrede op Aarde kunnen vieren. Dat is in beide gevallen nog steeds een strijd helaas. Natuurlijk kun je al weken van tevoren voorbereidingen treffen want de supermarkten puilen uit met vacuümgetrokken carpaccio ‘s, Gravad lax’, varkenshazen en rollades. En de vriesvakken puilen uit van de zoetigheden zoals omeletten Sibérienne, Tiramisu’s, kerstboomstammetjes of Cassata bombes.
We leven niet mét maar ín de Hoorn des Overvloeds!
Vooral nu, in deze tijden, verlangen we naar vrede, naar rust in de tent. We zijn al die onrust in de maatschappij zat en verlangen naar de tijden dat we normaal met elkaar omgingen. Misschien wel naar de tijden toen geluk nog gewoon was.
De nieuwe regering krijgt het druk.
Die kunnen dan eindelijk, net als de meeste burgers al jaren doen, aan het werk gaan! Want dit land heeft een schop voor de kont nodig. Maar dan moeten die politici wel eerst hun eigen ‘selfies’ een schop geven. Normaal een taak voor de kiezer maar aangezien de kiezers momenteel ook het spoor bijster zijn moeten de kersverse politici eerst maar even bij zichzelf te rade gaan.
Persoonlijk ben ik voorstander van een verbod op verschijnen in televisieprogramma’s.
Ze mogen pas hun zegje komen doen op de TV wanneer ze echt wat te melden hebben of een crisis opgelost hebben. Oh ja, en ze mogen niet meer Tweetjes de wereld insturen. Het is hier verdomme geen Amerika! Als je wat te vertellen hebt dan moet het ten eerste iets zinnigs zijn en ten tweede breng je dat naar buiten via de reguliere weg: de Journaals op radio en TV zodat iedereen het horen kan. En die lui in de oppositie moeten een cursus volgen, de cursus omgangsvormen. Misschien dat ze het dan eindelijk weer eens over de inhoud kunnen hebben in plaats van domme oneliners de wereld in helpen.
Neem je kiezers serieus!
Ik hoop dat het verstand gaat regeren en dat het eigenbelang naar achteren geschoven zal worden. Samen de schouders eronder zetten, met een duidelijke koers en geen afleidende gedoetjes. En schrijf dingen op!
Dat scheelt momenten van niet actieve herinneringen!
Zalig kerstfeest. Sorry van voorgaande want daar zit niemand op te wachten. Vooral niet op Tweede Kerstdag. Lang geleden was ik niet zo met dit soort gedachten bezig. Ik was toen nog gewoon een kind en volgens mijn actieve herinneringen was ik best wel gelukkig. Ondanks dat er bij ons thuis geen kerstboom in de kamer stond. Maar ik kan mij ook niet herinneren dat ik daar iets traumatisch aan overgehouden heb. Een vriendje van mij had er wel altijd een thuis staan. Een den. Hij was daar altijd heel trots op, vooral omdat zij echte kaarsjes gebruikten maar ik kon er niet echt opgewonden van raken.
Ik heb ook geen actieve herinneringen aan kerstpakketten.
Terwijl ik er afgelopen week al drie heb gehad! Drie! Over Hoorn des Overvloeds gesproken! Maar ik ben er niet mee opgegroeid en had er daarom waarschijnlijk ook niet veel mee. Wel moest ik altijd lachen om de teleurstelling van sommige collega’s als het pakket tegenviel. Dat vond ik wel humor, vooral omdat ze in september er al over begonnen:
“Ik ben benieuwd wat we dit jaar krijgen..”
Een van de kerstpakketten heb ik al aangebroken: de zak chips, de popcorn en de schuimblokken zijn al op. Verder vond ik in een ander pakket, tussen de houtkrullen, een snijplank, enkele soorten pasta’s, potten Italiaanse saus en enkele kaarsen.
Vooral de kaarsen deden het goed bij mijn vrouw!
We hadden vroeger wel een kerststal. Die had dat vriendje dan weer niet. Het zal wel iets te maken gehad hebben met wel of niet kerks zijn, geen idee eigenlijk. Maar de herinneringen aan die kerstdagen van toen zijn goed. Vooral kerstavond. Want dan gingen we naar de nachtmis en zat de kerk vol met mensen die je voorheen eigenlijk nooit in de kerk zag. Dat snapte ik wel want ik vond de (verplichte) bezoekjes aan de kerk vreselijk saai.
Maar na de Nachtmis was het altijd gezellig.
Dan stond iedereen in en buiten de kerk gezellig met elkaar te praten en wij, de kinderen van al deze nachtbrakers, renden er vrolijk tussendoor. En we wisten dat er dan nog iets op het programma stond, namelijk een ‘rijk’ gevulde broodtafel. Het brood bestond uit maar liefst twee soorten: wit of bruin gesneden. Het woord ‘afbakbroodjes’ was toen namelijk nog niet opgenomen in de Dikke van Dale. Maar er was wel een Kersttulband, met spijs. De kunst (of het geklieder..) was om dan om de spijs heen te eten, de laatste hap was de beloning. Echte amandelspijs, dus niet die witte bonen spijs van tegenwoordig waarvan je direct het maagzuur krijgt. En er waren vleeswaren! Dat was best wel bijzonder want dat kregen we zelden.
Het kerstdiner bestond normaliter uit haas of, bij gebrek aan konijn, uit kip.
Dat hing van de vangst af van de plaatselijke jagers. Ik heb ook wel eens fazant voorbij zien komen. Zo herinner ik mij nog een verhaal dat mijn vader ’s morgensvroeg een fazant onder de auto kreeg. Hij stopte, liep terug naar het slachtoffer en verloste het dier uit zijn lijden. Daarna werd het onfortuinlijke dier in de auto gelegd en mee naar huis genomen. Van de grotere veren maakten wij dan weer een mooie pen of we zetten ze ter decoratie in een flesje op onze slaapkamer.
Alle hierboven genoemde dieren hadden wel het Beter Leven Keurmerk met tien sterren!
Die leefden net als wij in mooie tijden. Mooie maar magere tijden. Maar we hadden niets te klagen hoor. Mijn moeder was creatief genoeg en dat kwam ook doordat we op een eiland woonden. Zo aten we regelmatig gebakken schol of tong, wentelteefjes van oud brood of balkenbrij. Of ze bakte de allerkleinste aardappeltjes in de schil, met spekjes. Of we kregen (opgebakken) kliekjes.
Nooit keek ik. Het interesseerde mij niet. Het was denk ik hetzelfde zoals anti-voetballers het altijd zo ‘gevat’ zeggen: “Ik ga niet kijken naar een stelletje volwassen kerels die een beetje dom achter een balletje aan lopen rennen.’’ Of deze: “Hebben ze ḿ eindelijk, schoppen ze ḿ weer weg!” Als voetballiefhebber vond ik dat altijd domme antwoorden maar die dommigheid begon ik zelf ook te verkondigen als het om schaatsen ging. Vroeger vond ik schaatsen nog wel leuk maar sinds ze elke week schaatsen uitzenden was ik er ineens klaar mee. Vooral met de voor- en de nabeschouwingen.
“Een beetje dom rondjes schaatsen.” zei ik dan tegen mijn omgeving.
“En altijd maar dezelfde kant op! En wat valt er dan nog over te praten…We zien toch dat ze een rondje schaatsen? En ook in welke tijd, toch?” Ja, mijn vooroordelen gooide ik zó op tafel voor wie het maar horen wilde. “En ze hebben elke week wel een kampioenschap, inclusief de ‘omdat het zo lekker bekt’ termen als ‘Koninginne- of Koningsritten’.
Ja, ik zat er lekker in…
Inmiddels ben ik een stuk milder geworden. Dat komt absoluut door het feit dat verstand met de jaren komt. Want wie ben ik om hierover te oordelen? Ik hoef er namelijk niet naar te kijken toch? En wat zong de band Doe Maar ook alweer hierover?
‘Er zit een knop op je TV, die helpt je zo uit de puree. Druk ‘m in en ga maar mee, de bloemen buiten zetten’
En zo is het natuurlijk ook. Er is genoeg ander tijdverdrijf te vinden en voor ieder wat wils. Daarom keek ik denk ik ook nooit naar de Formule 1 races. Mijn (voor)oordeel was dat ik het tijdverspilling vond. Om mij heen hoorde ik liefhebbers erover praten of met de dag enthousiaster worden wanneer het bijna zondag was. Daags ervoor begon het al. Dan hoorde ik mensen om mij heen over wat voor circuit het was, hoeveel bochten het had en wie er op pole position vertrekken mocht. Oh ja, en telkens dat ge-emmer over op welke banden er gereden moest worden!
“4- seizoenen banden,” zei ik, “dan ben je overal van af!”
Zó grappig! Maar deze sport werd steeds meer serieuzer genomen en kreeg fanatieke aanhangers. Die gingen ver, soms bleven ze er zelfs voor wakker! Of ze kleden zich in F1 tenue, sloten deuren en gordijnen en waren voor niemand bereikbaar. Met F1 merchandise voor zich op tafel! Maar ook de dames onder ons konden een woordje meepraten als het om de Formule 1 ging en dat zag je bij de voetballiefhebbers toch wel wat minder.
Daarom kennen ze in de F1 scene de term ‘hooligans’ niet.
Bij voetbal zit er gewoon te veel testosteron op de tribunes. Veel vrouwen vinden (mannen)voetbal niks aan en daarom moeten de mannetjes hun mannelijkheid wel tonen door ontblote bovenlichamen en veel bronstig gebrul. Sommigen gebruiken daar dan ook nog buitensporig geweld bij maar dat komt omdat ze te kleine piemels hebben.
Wie het kleine niet eert is het grote ook niet weerd..
Maar het had natuurlijk ook te maken met het feit dat er een Nederlander aan meedeed en die reed zijn rondjes best wel goed. Maakten we vroeger nog grapjes over vader Jos die regelmatig in de grindbak parkeerde, zijn zoon Max had toch meer controle. En als ‘wij’ iets goeds doen op sportgebied komt het chauvinisme om de hoek kijken en kleuren de tribunes vanzelf oranje.
Tot vorige week zondag keek ik dus nooit.
Ik kreeg kippenvel van de oranje gekleurde tribunes op het circuit van Abu Dhabi en moest erkennen dat het mij toch wel wat deed. Aan de praatjes die in de studio gevoerd werden voelde ik toch een zekere spanning maar ik bleef alert. Want ik had mij voorgenomen dat zodra ze het zouden hebben over de Koningsrit, ik de televisie direct zou uitgooien om weer over te gaan tot de orde van de dag. Mijn vrouw kwam thuis van een boodschapje en was verbaasd dat ik op de bank zat en de TV aan had. “Dat doet hij anders nooit..”. Ik had zelfs de wekker gezet, had een nachtdienst achter de rug, zodat ik alles mee zou krijgen. “Ach ja,” zei ik, het moest er maar eens van komen dacht ik zo..” Ze legde gauw de boodschappen weg en kwam erbij zitten.
“Gezellig!”
Eigenlijk wilde ik vragen of ze niet iets moest bakken want ik had de ingrediënten voor een lekker baksel wel zien liggen op het aanrecht. Toch besloot ik maar niets te zeggen en quasi geconcentreerd keek ik naar raceautootjes die met de daarbij behorende herrie rondjes reden. Meer was het eigenlijk niet. De dame naast mij op de tribune vroeg zo nu en dan hoe het zat maar ik wist het niet en maakte mij eraf met:
“Schat, ik heb geen idee!”.
Na rondje 35 kreeg ik een beetje in de gaten hoe het nu zat met die banden. Ondertussen had ik op mijn telefoon Translate bijgezet want er werden veel dingen geduid in het Engels. Bij ronde 42 (denk ik) kreeg ik een mentaal dipje en besloot ik even horizontaal de binnenkant van mijn ogen te bekijken, de weerslag van nachtdiensten. Maar ik werd weer wakker van enige consternatie op de TV én die vrouw die naast mij op de tribune zat.
Er was iets met een safetycar of zo.
Nadat ik mijn bril weer opgezet had zag ik dat het om de laatste ronde ging. En Hamilton reed nog vooraan, Verstappen erachter. Net zoals de twee uur daarvoor. Toen verdween ineens die safetycar en zag ik hoe Max met minimale ruimte Lewis voorbijging.
Binnen enkele seconden waren de rollen omgedraaid!
De euforie op TV nadat Verstappen als winnaar over de finish gegaan was kwam met donderend geweld onze huiskamer binnen. Mijn vrouw zat te gillen, ik voelde nattigheid uit mijn ogen komen en mijn vader belde om te vertellen dat Max Verstappen de F1 gewonnen had.
Ik liep neuriënd naar de keuken om het eten voor te bereiden:
“Het opvoeden van mijn vier kinderen thuis is makkelijker dan leidinggeven aan deze vergadering!” Aldus Ockje Tellegen, Voorzitter van een Kamervergadering over emancipatie, na enig soebatten over wie het woord had (en mocht hebben). “Het lijkt wel een kleuterklas!”
Die ene zin omvatte alles hoe de burgers momenteel denken over politiek Den Haag!
Want het is een zooitje hoe ze met elkaar omgaan. En de vergelijking met een kleuterklas is zelfs een belediging voor alle kleuters in dit land. Man, man, man, ik blijf mij telkens maar weer verbazen wat ik lees of zie in de media. Het lijkt wel alsof sommigen continue bezig zijn met het zoeken naar quotes om aandacht te genereren. Deze Voorzitter maakte korte metten met al die ego’s. Even tot de orde van de dag en kappen met die grote bekken!
En doen waarvoor je gekozen bent!
Zo vlak voor het kerstreces vond ik dit wel een mooie afsluiting van het jaar. Zo kunnen ze onder de kerstboom eens goed gaan nadenken. En dan hoop ik dat ze gaan beseffen dat ze als volksvertegenwoordigers het volk vertegenwoordigen. Op een beschaafde manier. Wees een voorbeeld voor de kiezer en laat zien dat we in een democratie leven. Dus zonder dreigementen, scheldpartijen of provocaties. Misschien heeft dat dan wel zijn weerslag in de samenleving en winnen ze daarmee terug wat wij al enkele jaren kwijt zijn in dit land:
Vertrouwen.
Want daar komen we verder mee. Hier in huis hebben we binnenkort ook kerstreces, om precies te zijn duurt dat maar liefst twee dagen, Eerste en Tweede Kerstdag. Het politieke reces duurt drie weken want ja, verschil moet er zijn denk ik dan maar zo. Ik vind het prima maar blijf wel gewoon het land regeren want de samenleving draait gewoon door. Die kun je echt niet stilzetten.
Zoals Tita en Tika Tovenaar dat konden…
Maar dat was fake, nep. Sprookjes. Ik zeg het er maar even bij want we leven in een tijd dat nep nieuws aan de orde van de dag is. Ook hier zie je vaak dat het gaat om meninkjes van personen die zo hun aandacht weten te krijgen. Meninkjes die ver staan van de werkelijkheid en absoluut niet gebaseerd zijn op feiten. Dit soort mensen werden vroeger geholpen door deskundigen maar sinds alle bezuinigingen in de afgelopen decennia is die hulp er niet meer. Wegbezuinigd. Maar het internet is een dankbaar podium en daarmee bereiken ze weer mensen die daar gevoelig voor zijn. Hierdoor ontstaat er een soort van ‘achterban’ en die doen er ook weer alles aan om aandacht te krijgen voor hun gedachtengoed, steeds vaker kwaadschiks dan goedschiks.
En dat is weer voer voor de media.
Want de programma’s moeten gevuld worden. Dat is voor mij al een reden om niet meer naar die talkshows te kijken. Ik zit niet te wachten op gasten die allemaal een plasje willen doen over een onderwerp waar ze nooit voor opgeleid zijn geweest. Geef ze alleen een podium over hun eigen expertises. En nodig niet mensen uit die een platform zoeken voor hun eigen onzin want dan ben je alleen maar bezig met sensatie en achterklap. En ja, we worden in dit land misschien steeds goedgeloviger. Ik durf te wedden dat als ik zeg dat wij een kunstboom hebben, er mensen in dit land zijn die dat zullen ontkennen. Net zoals ik laatst mensen in korte broek zag rondlopen. Dat zijn de zogenaamde ‘Seizoen-ontkenners’. Die bepalen zelf wel wanneer het lente, zomer, herfst of winter is. Je hoeft ook niet te proberen ze duidelijk te maken dat het KNMI toch hele andere dingen zegt. Heeft totaal geen zin en is verspilde moeite.
En als Piet Paulusma zegt dat we een horrorwinter krijgen schieten ze een lachstuip!
Dat snap ik dan wel weer want Piet kondigt elk jaar een horrorwinter aan. Het begint onderhand een klucht te worden en niemand grijpt in. We hadden ooit ‘Rokjesdag’, bedacht door wijlen Martin Bril. Daarvan wist je dat die dag zou komen want er was altijd wel één mooie, warme dag in de zomermaanden. Gewoon humor in combinatie met de sierlijkheden van een vrouw. Maar bij Piet is het anders. Hij heeft schaats-ijs in zijn aderen en hij had het liefst elf kinderen op de wereld gezet en ze de namen gegeven van de Elf Steden.
Fake, het is allemaal fake en ver van de realiteit.
Want het klimaat doet niet meer wat wij in het verleden mee hebben gemaakt. Wij hebben zo’n hoge levenstandaard dat we de krachten van de natuur aan het uitputten zijn. Daar doen we allemaal aan mee, gewild en ongewild. En in sentimentele buien denken we terug aan de lange, ijskoude winters want die zijn tot de verbeelding gaan spreken. Door reclamefilmpjes van vrolijke mensen in de sneeuw, winkelkarretjes die besneeuwd op een parkeerplaats achtergelaten zijn (…) en hele gezellige, lieve en mooie mensen die aan een rijk gevulde kersttafel zitten.
Alles wordt geromantiseerd.
Zelf denk ik ook nog vaak aan die heerlijke schaatstochten in mijn jonge jaren maar mijn verstand weet dat we dat nauwelijks nog gaan meemaken. En de meerderheid van de bevolking weet dat. Die gebruiken gewoon hun nuchterheid en combineren dat met gezond verstand. Die willen niet leven in een kleuterklas en doen gewoon waar ze goed in zijn. En de ene is beter dan de andere maar ook dat hoort erbij.
Realiteitszin.
Bij ons thuis heeft mijn geliefde de boel weer wat kleur gegeven. Nadat de Sint met zijn Pieten weer huiswaarts gekeerd was, werd de kerstboom weer van zolder gehaald. Inclusief alle accessoires natuurlijk maar niet overdreven. De verlichte ster voor het raam is ze vergeten denk ik maar ik zeg niks.
Dat was ín huis.
Afgelopen zaterdag werd de buitenboel aangepakt. Licht in de duisternis maar niet zo dat het vliegverkeer het zou verwarren met een landingsbaan. En ja.
Onze kerstboom is zwart. En nep.
Maar hij lijkt wel op een kerstboom! Met ballen. Een boom met ballen.
Sinds gisteren zijn mijn vrouw en ik weer even oud. Dat is elk jaar weer hetzelfde liedje. Om precies te zijn duurt deze verjaar-pret 35 dagen. Daarna ben ik weer een jaar ouder. Vorige week begon ze al te plannen, hoe de verjaardag te vieren. Want ook dit jaar zal het anders moeten dan normaal. De visites moesten maar in etappes komen besloten we. Nu was dat geen hogere wiskunde hoor, onze verjaardagen vieren wij over het algemeen in bescheiden kring. Sterker nog, ik vier mijn verjaardag het liefst niet. Maar de dame hier in huis van middelbare leeftijd wel. Lekker koffie drinken, gebakje, klessebessen, wijntje, hapje en lekker klessebessen.
Gezellig!
Een verjaardag geheel volgens de regels van het RIVM werd het. Aangezien ik de ober was deze dag, de jarige hoeft natuurlijk niets te doen, vond ik dat wel prettig. Zo kon ik de situatie goed overzien, kon ik op mijn gemak de cappuccino’s maken of de leverworst snijden en eventueel zijdelings mee doen aan het gesprek. Zijdelings, want sommigen praten meer dan Hugo en Mark samen op een persconferentie. Een goed verstaander weet precies wat ik bedoel maar in het kader van de emancipatie van de mens ga ik het hier niet uitleggen want tegenwoordig leven we met heel veel korte lontjes.
En zwijgen is goud.
Omdat ik mijn verjaardag toch niet ga vieren hadden we besloten om de plaatselijke bakker te sponsoren door daar het gebak te gaan bestellen. Want zij kreeg mijn budget. Normaal gesproken wil zij het liefst zelf bakken maar ja, na een week werken moet je soms ook even makkelijk doen. De gedachte alleen al aan die gebakjes van de bakker deed mij al lichtjes kwijlen want ik ben een behoorlijke zoetekauw. Dus dikke prima, ik was allang blij dat zij zich erbij neergelegd had dat ik mijn verjaardag niet vier. Want eigenlijk vindt ze dat helemaal niet leuk.
Dat is ongezellig.
En dat zit niet in haar systeem, ongezellig. Wel in de mijne tot haar (soms) grote ergernis. Ik ben denk ik nog wel eens een bietsie cynisch. Zij is bijvoorbeeld nu al met de kerstdagen bezig en ik juist met de dagen erna. Dat iedereen weer zegt ‘blij te zijn dat het weer achter de rug is’ of dat men klaagt over ‘al dat gevreet’ en ‘volgend jaar doen we het anders’.
Tegen de tijd dat de volgende kerstdagen zich melden zijn de meesten dat alweer vergeten.
Nu liggen de feestdagen nog voor ons en vandaag vieren we de verjaardag van Sinterklaas en zijn Pieten. Ik hoop oprecht dat het voor alle kinderen een echt gezellig avondje wordt, met heel veel rijmpjes, leuke cadeautjes en, niet geheel onbelangrijk, aandacht voor elkaar. Dus niet alle remmen los en graai je pakjes á la Black Friday maar een gezellige familieavond met vrolijkheid, pepernoten en warme chocolademelk met heel veel slagroom.
Voor de warme herinneringen voor later.
Wij kregen ook een cadeautje. Een kraskaart van mijn schoonvader, de zogenaamde ‘december-kalender’. Die gaf mijn schoonmoeder ons altijd maar nu zij er (helaas) niet meer is heeft hij die taak op zich genomen. De komende dagen en weken gaan we dus elke dag krassen. Goed voor de hebzucht zegt mijn donkere kant dan weer. Sorry. Maar misschien lees ik wel teveel de kranten en kan ik sommige dingen niet rijmen.
Terwijl ik juist zo van rijmen hou.
Zo las ik van de week dat de helft van de Nederlandse bevolking het financieel krap heeft. En hoorde ik een discussie op de radio over het feit dat gokken tegenwoordig gelegaliseerd is. Ik had daar geen idee van want ik gok eigenlijk nooit en doe ook niet mee aan loterijen. De laatste loterij waar ik aan meegedaan had was nog in mijn jeugdjaren op Terschelling. De plaatselijke verenigingen hielden een keer per jaar een soort van bazaar mét Rad van Fortuin. Zo konden ze de kas van de club een beetje spekken. Ik kreeg dan een paar gulden van mijn ouders en kocht daarvan lootjes.
En won dan een slagroomtaart of een rollade.
Eén keer won ik een behoorlijke grote knuffelbeer waarna ik direct achterna gezeten werd door een paar plaatselijke zwangere dames. Of ik de beer niet aan een van hun wilde geven. Voor de ongeborene. Achteraf had ik ze gewoon moeten laten opbieden zodat ik van dat geld nog meer lootjes had kunnen kopen maar nee, ik vond, als rondrennende puber in wording, de beer eigenlijk zelf ook wel leuk. Dus mocht het kind wat zonder beer moest opgroeien zich hierin herkennen: Sorry!
Later begon de beer een loopbaan als mascotte van het plaatselijke shantykoor.
Maar ik wist niet dat het gokken gelegaliseerd was. Ik kwam er pas achter nadat ik reclames voorbij zag komen waarin we verleidt worden om een gokje te wagen. Gokje ja, ze gebruiken expliciet een verkleinwoordje voor iets wat enorme grote problemen kan gaan opleveren. Net zoals rokers graag een ‘sigaretje’ of een ‘peukje’ gaan roken, of dat een alcohol liefhebber een ‘glaasje’ drinkt.
Wat die glaasjes betreft doen we het ‘goed’: we zitten in de Top Tien van vaakst dronken volkeren..
Het gokken is nu nóg toegankelijker gemaakt. Of beter gezegd, wat krom is hebben ze recht gemaakt. Als roker moet je tegenwoordig echt nog je best doen om aan rookwaren te komen én een goed gevulde portemonnee hebben. Daarnaast ben je haast een paria want ja, roken is zó jaren ’60 en op steeds meer plekken wordt het geweerd.
Maar net als de bazaar spekte de roker een instantie.
In dit geval De Staatskas. En nu steeds meer rokers de pijp aan Maarten geven viel die Staatskas behoorlijk af. Dus ja, het legaliseren van gokken is gewoon een verkapte manier om weer een hoop geld te genereren en dat noemen we dan heel mooi ‘kansspelbelasting.’
En is de cirkel weer rond.
Wedden dat er straks ook suikerbelasting ingevoerd gaat worden? Dan heb ik een probleem want zoals ik al schreef hou ik van zoet.
Ruim een week geleden wist ik al waar ik zou eindigen: in de tandartsstoel. Een van mijn kiezen klopte vol verwachting met oplopende regelmaat tegen mijn zenuw aan. De ene na de andere pijnstiller zorgde ervoor dat het enigszins te dragen was maar het was natuurlijk een doekje voor het bloeden. En voor de spijt. Die spijt drukte nog eens extra in die zenuw want ik had al veel eerder naar de tandarts én de mondhygiënist moeten gaan.
Zoals ik dat altijd keurig twee keer per jaar deed.
Niet omdat ik het zo fijn vind maar omdat het mijn verantwoording is. En omdat de boel nu eenmaal onderhoud nodig heeft om klachten te voorkomen. Maar ik doe het ook voor de mensen om mij heen, dat wanneer ik mijn tanden ontbloot zij niet van het uitzicht of de stank over hun nek gaan.
Maar door de ‘Coronings’ liep mijn hele schema in de soep.
Want door de huidige omstandigheden draait alles een paar tandjes langzamer. Door ziekte op de werkvloer of door de (tijdelijke!) beperkingen die ons opgelegd zijn. Nu denken sommige mensen dat je dan gewoon een blik personeel opentrekt zodat ons snelle leventje gewoon door kan gaan maar helaas, dat is een sprookje. Overal zijn personeelstekorten. Door de afbraak vanuit Den Haag wat al jaren geleden ingezet werd, door de huidige omstandigheden maar ook doordat niet elk baantje zomaar geaccepteerd wordt.
Zoals bijvoorbeeld werken in de ziekenhuizen.
Daar wil je ook niet werken want de kans dat je een grote bek krijgt is groter dan dat je loonsverhoging of een compliment krijgt. En die grote bekken verleggen met de dag hun grenzen want ook de Huisarts is tegenwoordig een gewilde plek om even lekker je ongenoegen te uiten, net als in de supermarkt of in een horecagelegenheid. Maar dit zet natuurlijk een negativiteit op gang die ons in de toekomst nog meer problemen zal gaan bezorgen.
Problemen die erger zijn dan kiespijn!
Hoe moeilijk is het nou eigenlijk? Niet toch? Het is een kwestie van rekening houden met elkaar. Helaas kan dat niet zonder regeltjes en ik begrijp dan ook niet de weerstand ertegen. Zo bedacht ik mij laatst dat ik elke maand 145 euro betaal aan een zorgverlener terwijl ik, gelukkig, haast geen zorg nodig heb. Oké, nu effe omdat ik klagende kiezen heb maar verder valt het wel mee. En ik betaal graag die 145 euro zodat ik meebetaal aan de zorg van anderen die minder gelukkig zijn wat de gezondheid betreft.
Gedeelde smart…
Maar het is crisis op de werkvloeren. Zo las ik van de week dat het personeel van de Hema op Terschelling van ‘de Wal’ afkomt. Die pakken s ’morgens de eerste boot, doen hun kunstje tussen de worsten en alle andere artikelen en varen dan weer naar huis. En zo zag ik ook al eens de postbode op de boot naar het eiland gaan.
Aan de andere kant….
Waarom ook niet. Aan ‘de Wal’ gaat menigeen met de trein of auto naar het werk en die hebben relatief gezien dezelfde reistijden. Vooral in de Randstad mag je er wel wat tijd voor uittrekken. Maar op het eiland wonen gewoon te weinig mensen waardoor er handen tekortkomen. En je vestigen op het eiland is ook niet zo makkelijk: er is te weinig woonruimte en als je er wat vindt betaal je de hoofdprijs.
Maar daar hebben we landelijk last van.
In verhouding geeft dat meer last dan kiespijn. Ik hou er normaal gesproken niet van om in slachtofferrol te vallen of naar anderen te wijzen maar doordat die kies op mijn zenuwen aan het werken was, doe ik het lekker toch. En voordat de vrouwelijke lezers van dit stukje smalend over mij heen gaan vallen omdat zij mij een dikke aansteller vinden want wij mannen ervaren kwaaltjes altijd als tien keer erger, dan is mijn antwoord; Ja, het is tien keer erger!
En ja! Ik was heel zielig!
Vooral omdat ik wist dat ik nu weer genomineerd was voor een wortelkanaalbehandeling. Die heb ik al eerder mogen ondergaan. Vroeger, toen ik nog niet tegen dit soort problemen aanliep, hoorde ik wel eens mensen om mij heen over deze behandelingen.
Het moest iets afschrikwekkends zijn.
Althans, dat zag ik aan de gezichten van de boodschappers. Ik nam mij voor nooit maar dan ook nooit aan een wortelkanaalbehandeling te beginnen. En ik rookte al, ook in gezelschap van wat alcohol dus ik had wel wat anders aan mijn hoofd. Maar ja, dan gaan de jaren voorbij en merk je dat naast je lichaam ook enkele onderdelen van dat lichaam wat gebreken beginnen te vertonen. Door slijtage natuurlijk! Dat gebit van mij heeft al heel wat voedsel moeten verwerken in de loop der jaren waardoor het ook wel logisch is. Inclusief de snoepjes die eigenlijk voor de kinderen bestemd waren…
Maar daar betaal ik dus nu mijn tol voor.
Afgelopen donderdag moest ik mij melden bij de tandarts en nadat ik in de stoel lag probeerde ik wanhopig nog een stukje lente te vinden in de ogen van zijn assistente maar helaas, ze waren onverbiddelijk in hun oordeel:
Ik had eerder aan de bel moeten trekken!
En ook beter onderhoud moeten uitvoeren. In mijn hoofd beloofde ik plechtig dat ik beter mijn best zou doen. Dat kon ook niet anders want er zaten enkele vingers, een slurppijpje en een boor in mijn mond. Het felle lampje boven op het hoofd van de tandarts leek ineens op dat witte licht wat mensen wel eens zien wanneer ze bijna overgaan naar een andere dimensie.
Gelukkig flitste niet mijn hele leven voorbij.
Snel sloot ik mijn ogen en dacht aan leuke dingen. Dat lukte redelijk want ik voelde toch niks door de verdoving. Ik hoorde wel alles. Ik hoorde het vakjargon tussen tandarts en assistente maar ook de diepboringen in de spelonken van mijn kaak en het doorzagen van de zéér geïrriteerde wortel van mijn sneue kies.
Zal ik het vragen aan de Sint? Of krijg ik dan de kous op de kop? Dat hij gierend van het lachen zichzelf afvraagt of ik het nog wel een beetje op orde heb tussen mijn oren. Nu weet ik ook wel dat we in dit land steeds gekker zijn gaan doen. Dat we niet meer precies weten hoe we ons moeten gedragen. Dat we steeds gekkere dingen bedenken omdat we een vervelend en verwend volkje aan het worden zijn.
Dat we onszelf boven de andere stellen en ook alles beter weten.
Dit komt niet uit de lucht vallen maar dat is zo gegroeid. Je kunt wel zeggen dat het uit noodzaak geboren is omdat ooit het gezin de hoeksteen van de samenleving was.
Ooit.
Dat is niet meer zo, net zoals ‘Het Land van Ooit’. Waarschijnlijk beide té oubollig. Het gezin begrijp ik dan nog wel want we scheiden tegenwoordig sneller dan dat we trouwen. En ja, wie zit er nog te wachten op theatrale riddergevechten of op de avonturen van de Baron en de Barones van Ooit, zeer creatief tot de verbeelding gebracht door fantastische actrices en acteurs?
Slechts het kind van de rekening.
Maar het leven werd ook duurder. Door afbraak van sociale zekerheden maar ook doordat we zelf steeds meer gingen consumeren, aangespoord door de commercie. Deze laatste leerde ons te consumeren. De markt breidde zich uit en iets kopen werd nog nooit zo makkelijk. Vanaf de bank bestelden we containers vol met spullen waar wij gelukkig van werden.
Althans, dat werd ons voorgehouden.
Dat we het geluk konden kopen. Maar inmiddels zijn we erachter dat we hier over het algemeen met een fopspeen te maken hebben. Het meeste spul wat we binnenhalen geeft een klein genotsmomentje maar daar blijft het meestal bij. Dat zagen we terug na de eerste ellende die de pandemie met zich meebracht. We ‘ontdekten’ ineens weer dat ‘het toch weer de kleine dingen zijn die het doen’. Een wandeling door bos, duin of polder met de kinderen.
Die ontdekking duurde maar even.
Want het mag natuurlijk niet te lang duren. Dat recht (!) hebben we tegenwoordig vinden sommige mensen onder ons. We willen alles zelf bepalen want wij weten het beter. En als je dat niet zint dan heb jij een probleem en ik niet! Het is vergelijkbaar met hoe mijn generatie werd opgevoed: je waagde het niet om je te verzetten tegen je ouders. Maar je wist dat er achter die strengheid wel een soort rechtvaardigheidsgevoel zat waardoor je het grotendeels wel pikte.
Met zo nu en dan een uitbarsting maar die was te pareren.
Maar we veranderden door alle omstandigheden van een sociale samenleving in een individuele samenleving. Het individu staat bóven de samenleving. ‘Het is mijn leven dus ik bepaal!’ Gekscherend zou je kunnen zeggen dat we in het tijdperk van het Selfie-isme zijn beland. Dat komt deels door de welvaart waarin we leven en deels door hoe de politiek ons in de afgelopen decennia deze kant opgeduwd heeft.
Onder de noemer van het zogenaamde zelfbeschikkingsrecht.
Mooie ontwikkelingen alleen schieten sommigen erin door. Die kunnen niet omgaan met deze vorm van vrijheid. We zien steeds vaker excessen. Kijk maar naar afgelopen vrijdagavond toen Rotterdam in brand werd gezet. Een demonstratie (ook een recht in dit vrije land) liep compleet uit de hand. Naast de materiële schade die hier weer uit ontstond was er ook een enorme verontwaardiging. Terechte verontwaardiging want waar zijn wij in dit land in Godsnaam mee bezig? Maar er kwam ook weer verontwaardiging van een minderheid, versterkt door filmpjes op het internet.
Verontwaardiging over de harde aanpak van de politie…
Het is de omgekeerde wereld. Maar dit soort lui trappen uiteindelijk in hun eigen val en beperken hun eigen vrijheid. Ze roepen nu hard dat ze niet meer mee willen doen maar straks mógen ze niet meer meedoen. Dan worden ze uitgespuugd door de maatschappij. En over spugen gesproken, het personeel in enkele Friese ziekenhuizen wordt bespuugd en uitgescholden wanneer ze bezoekers op het naleven van de huisregels aanspreken.
In mijn ogen gaat dat alle perken te buiten!
Ik heb in mijn jonge jaren wel eens films gezien die zich afspeelden in de toekomst. Een toekomst vol anarchie, de strijd tussen de macht en het volk. We namen het niet serieus, waren ons terdege bewust dat het maar film was en sliepen er geen minuut minder om. Maar tegenwoordig bekruipt mij soms het gevoel dat we in die tijd zijn beland, dat die scenaristen eigenlijk een beetje gelijk hebben gekregen.
Maar ik ben een doemscenario-weigeraar.
Want, ik kan het niet vaak genoeg zeggen, de meeste mensen deugen. De terreur zoals hierboven beschreven staat speelt zich hoofdzakelijk af door een paar idioten en via de toetsenborden. De oorzaak van mijn eigen twijfel is dat de media er maar over blijft berichten en dat talkshows juist dit soort mensen spreektijd of zendtijd geven. Alles voor de kijkcijfers. Wat dit laatste betreft kijk maar eens naar sommige nieuwe omroepen die sinds kort een uitzendlicentie hebben gekregen, voor de toegevoegde waarde.
Nou, wat een toegevoegde waarde…
“Ik denk dat ik het toch op mijn lijstje ga zetten.” zei ik tegen mijn vrouw. “Want het is gewoon handig. Dan kan Sinterklaas daar mij wel om uitlachen maar ik heb toch niet meer zoveel met die nieuwe sinds ‘de Echte’ niet meer onder ons is.” Terwijl ik dat zei wist ik ook wel dat het nergens op sloeg, starend naar het papiertje waar enkel nog ‘Verlanglijstje Arjen’ op stond.
“Maar Arjen, we hebben geen hond en ook geen kat!” kaatste vrouwlief terug.
“Ja, duuh, dat weet ik. Maar we laten de hond van je vader uit en onze kinderen hebben allemaal katten dus dan is het altijd handig om het maar alvast in huis te hebben, voor als we moeten oppassen.” Terwijl ik dat zei was ik ook direct overtuigd van mijn gelijk en beschreef mijn wensen op het papiertje:
“Mous!” zei de groenteboer tegen mij en in eerste instantie keek ik hem verbaasd aan. Hoe weet hij dat mijn bijnaam ‘Muis’ is? En muis spreek je dan uit op zijn Gronings: mous? Nadat ik opnieuw keek naar wat ik op de toonbank had neergelegd, viel het kwartje.
In Groningen noem je boerenkool ‘mous’!
Ik had, terwijl ik het zakje boerenkool op de toonbank legde, ‘boerenkool’ geroepen. Stom van mij. Het heeft helemaal niets met mijn bijnaam te maken waardoor ik de toonbank.. eh.. plank weer eens flink missloeg. Dit zijn van die momenten dat je blij bent om een mondkapje te dragen want je kan je daarachter mooi verschuilen.
Eenmaal thuis legde ik de ‘mous’ in de vriezer.
Zodat de vorst er even goed overheen kon gaan. Want na deze koninklijke interruptie kun je namelijk de ‘mous’ voordat je het in de pan gooit, nog even flink vergruizelen zodat het extra fijn ‘gesneden’ is.
Het smaakte hierdoor nog lekkerder!
En het was het derde stamppotje van dit seizoen. Het eerste stampotje waarmee wij het seizoen openen was hutspot of stamppot wortels zoals ik dat hier ook wel eens hoor. In Den Haag en omstreken noemden we dat altijd ‘peen & uien’. Dat werd ook gebruikt in het scheldwoorden circuit:
“Hé jij daar! Ja jij, met je peen en uien muil!”
Daar kon ik altijd wel om lachen, vooral omdat de persoon in kwestie inderdaad een gezicht trok die te vergelijken was met een peen en uien muil. En nee, dat kan ik niet uitleggen in woorden. Dat moet je gewoon zien. Het tweede stamppotje wat wij hier in al elkaar gestampt hebben was stamppot appels, gemaakt door mijn vrouw toen ik niet thuis was omdat ik er niet zo van hou. Ik kan mij ook niet herinneren dat mijn moeder het ooit gemaakt heeft en ja, wat een boer niet kent dat vreet hij niet.
Gelukkig kan ik zelf koken.
Ik loop daar best wel mee te koop maar dat komt omdat het een flink onderdeel is van mijn leven. Van ieders leven. Want eten moeten we allemaal. Daarom probeer ik iedereen om mij heen te enthousiasmeren voor het koken. Dat de tijd die je erin stopt er aan tafel weer uitkomt. En daarbij is samen eten een hele sociale bezigheid en, iets wat we tegenwoordig aan het kwijtraken zijn, verbindend. Daarom reageerde ik onlangs ook op een oproep op Facebook van een jongen die ik nog ken uit mijn jeugd op Terschelling. Zijn 30-jarige motor, een BMW K100LT, vertoonde gebreken en dat stemde hem heel droevig want zijn gezondheid beperkte hem in het zelf repareren en uitbesteden zou wel eens duur uit kunnen vallen. Hij zag maar een uitweg en dat was verkopen.
De reacties op zijn post waren geweldig!
Want de een na de andere bood hulp aan en de rode draad was ‘Niet verkopen!’ En ik herkende er een soort van Burenplicht in, een (vrijwillige) plicht die op Terschelling heel normaal is. Zodra er iemand hulp nodig heeft komen de buren in actie. De een na de andere voormalige eilandbewoner bood zijn hulp aan om te helpen met de motor en dat was zo mooi om te zien dat ik spontaan aanbood om dan het eten te verzorgen. Het was een positieve golf die steeds groter en groter werd en ons even de negativiteit van de huidige tijd vergeten deed.
Positief was even écht positief!
De ontvanger vond dit natuurlijk overweldigend en kreeg op zijn beurt er weer energie van. Dit kon wel eens een hele spontane reünie worden van een aantal jongens die ooit tijdens hun jeugdjaren samen opgroeiden en nadien elkaar uit het oog verloren zijn.
Op zoek naar een bestaan aan ‘de Wal’ omdat er op het eiland niet voor iedereen werk was.
En ja, dan moeten we eerlijk zijn, deze positieve golf werd in gang gezet door social media. Plus de nodige sentimenten die we in elkaar herkennen en het romantiseren van vroeger. Naar de jaren dat je nog jong, fris en fruitig was zonder bijzondere lichamelijke klachten. Naar de jaren dat de wereld nog aan je voeten lag en dat je eigenlijk geen idee had tegen welke problemen je zou gaan oplopen.
‘We waren groen als gras’ zoals Acda & De Munnik zongen.
En zo was het ook. Tegenwoordig is dat groene bij de meeste jeugdigen er wel af. De grens van vroeg-volwassenen is behoorlijk naar beneden gesteld sinds we opgroeien met het internet. Kroop ik nog als jong pikkie achter de benen van mijn moeder als mij iets gevraagd werd, nu beginnen dit soort knaapjes hele discussies met je te voeren over allemaal hedendaagse problemen.
‘Super vet’ maar je krijgt zo wel minder tijd om kind te kunnen zijn…
Het probleem van de motor was dankzij een goede tip snel verholpen maar de eigenaar vond het wel jammer dat de reünie daarmee niet doorging. Gelukkig kwam hij op een creatieve oplossing, namelijk dat er natuurlijk wél een nabespreking moet komen! De zaak moet nog wel even geëvalueerd worden anders leren we er niet van en zal het probleem zich wellicht opnieuw aandienen.
Hoe kom je erop!
Dat is niet zo moeilijk. Wij waren dan wel groen als gras maar we wisten wel zelf na te denken. Met behulp van de bibliotheek konden we onze kennis vergroten door veel te lezen, in samenwerking met wat we in onze omgeving zagen. Maar ook door krachtige leerkrachten die ons wisten te prikkelen met hun enthousiasme. Aanvullend gebruikte je gewoon je fantasie. En dat is het verschil met tegenwoordig.
Want alles is of word voorgekauwd.
Met filmpjes op YouTube bijvoorbeeld. Je kan daar bijvoorbeeld zien hoe je een lekkere stamppot maakt. Of hoe je een mooie en originele Sint-Maarten lampion maakt. Zo worden kinderen vroegwijs. Het bewijs kwam aan de deur. Vier meisjes met lampions aan de deur, van een jaar of 10, 11, schat ik in. Na het zingen riep ik enthousiast:
“Goed gedaan, jongens!”
Waarop een van de meiden antwoordde: “Wij zijn vrouwen!”
Zanger, componist en tekstdichter Jan Rot is bezig met zijn laatste tournee. Letterlijk met zijn laatste tournee. Niet omdat hij met pensioen gaat, hij moet nog 64 worden, maar omdat hij niet lang meer te leven heeft. Terwijl hij met zijn laatste krachten uit zijn zieke lijf zijn liedjes zingt, ontregelen ‘voetbalsupporters’ de Nederlandse voetbalvelden.
Waarom? Geen idee!
Dat ze met bier gooien vind ik niet zo spannend. Bij Noorderslag was het ooit zelfs een traditie. Ik vind het eerder zonde. Want wat kost een biertje tegenwoordig in het Stadion? Vijf euro voor een halve liter? En dat gooi je dan op het veld, in de hoop een speler van de tegenstander te raken.
Wat een lol.
En wat zetten ze zichzelf te kijk. Want iedereen om hen heen ziet nu dat je eigenlijk niet tegen drank kan. Je koopt het wel maar eigenlijk lust je het niet. Toch? Maar het is een rare gewaarwording. Ik bedoel, als je een broodje kroket koopt gooi je dat vervolgens toch ook niet naar iemands hoofd? En is deze tijden van crisis zou ik toch wat zuiniger omgaan met mijn euro’s. Of heb je die genoeg? Dat zou bijzonder zijn want de Voedselbanken zijn niet voor niets in het leven geroepen. Of worden deze gasten gesponsord door Pap en Mam, om zo conflicten in het huishouden te voorkomen? Grappig detail is dat bij Feyenoord het bier het goedkoopst is. Maar dat komt omdat het eigenlijk een lightversie is van het echte grote mensenbier.
Dan snap ik het wel dat je het wilt gooien!
Maar waarom moet alles gesloopt worden? Waarom moet alles kapot? Waarom plegen ze dan geweldaanslagen op stewards, handhavers en politieagenten door ze onder andere te bekogelen met vuurwerk? Geen wonder dat er steeds meer stemmen opgaan voor een algeheel vuurwerk verbod. Trouwens, even eerlijk, het is niet alleen dat clubje voetbalhooligans die steeds met vuurwerk voor de dag komen. Nee, er is ook nog een clubje die geloven dat we in een dictatuur leven en om dat kracht bij te zetten gooien ze ook vuurwerk naar de politie.
In de Naam der Vrijheid??
Het is gewoon drammerig, egoïstisch en extremistisch gedrag van de bovenste plank. En we weten wat extremisme allemaal voor ellende veroorzaken kan. Maar waar komen al die frustraties vandaan? Komt het omdat je club nooit wint? Hoor je je hele leven al bij de verliezende partij? Het is maar voetbal hoor. Een spelletje. Ooit bedacht ter vermaak van de spelers maar ook voor het publiek.
Of is het verveling?
Maar hoe dan? Want je hebt alles! Maar je wilt meer want met minder nemen we geen genoegen. Een seizoenkaart van gemiddeld 400 euro is niet genoeg en daarom moeten we wel rellen. Uiteraard met sjaal voor het gezicht en capuchon op want overal staan camera’s. En als die er niet zijn dan is er altijd wel iemand in de buurt die jouw acties even vast wil leggen.
Dát is pas een beperking van je vrijheid!
Maar ja, dat snap je later pas, wanneer je voor de rechter staat. En dan komt de spijt, vooral omdat je de rest van je leven weet waar je voor werken moet. Was nou maar gewoon tevreden geweest met je leven. Was bijvoorbeeld bij een club gegaan. Zo zat ik vroeger bij een voetbalclub en volleybalclub. En bij een gymnastiekvereniging. Je had dan je wekelijkse trainingen en in de weekenden de wedstrijdjes. Met andere woorden, je had geen tijd om überhaupt naar een stadion te gaan laat staan tijd om te rellen. We leefden gewoon ons leven.
En ja, met zo nu en dan een teleurstelling.
Toch schijnt er behoefte te zijn aan clubs. Zo zie ik regelmatig een banner voorbijkomen van de zogenaamde Avontuurlijke 50+ Klub. In eerste instantie dacht ik hier te maken te hebben met een soort dating- annex parenclub, maar dat was weer mijn verdorven geest. Kan ik niks aan doen hoor, is gewoon een stofje in mijn hoofd wat minder aan het worden is. Waarom ze club met een K schrijven is mij onduidelijk maar misschien zijn het Friezen.
Die schrijven bijvoorbeeld akwadukt in plaats van aquaduct.
Deze 50-plussers verzinnen wekelijks allerlei activiteiten die ze dan samen kunnen doen. Van museumbezoek tot aan Punniken in het Bos en van een college in Kunstgeschiedenis tot aan een High Tea in Hogere Sferen(?). En dat allemaal met één doelstelling: om je vrije tijd én geest een zinvolle invulling te geven. Nobel streven hoor, en ze rellen er niet bij alhoewel ik wel heel veel 50-plussers bij die zogenaamde demonstraties voor de vrijheid zie lopen en dansen.
Maar dat is een vooroordeel dat ik niet kan staven.
Allemaal niet mijn ding. In mijn ogen plaats je jezelf buiten de diversiteit aan generaties. Ik ga het liefst met alle leeftijden om. Want als ik alleen met 50-Plussers om zou gaan dan vermoed ik dat de onderwerpen van gesprek alleen maar gaan over het komende pensioen, de kinderen en de kleinkinderen, de reizen naar resorts in verre landen en de te dure brandstofprijzen. En over de jeugd, dat ze rellen en alles moeten slopen.
“Dat deden wij vroeger niet.”
Onzin natuurlijk want rellen is van alle tijden. Alleen is er wel een verschil met toen en nu. Toen hadden we niet zoveel afleiding én welvaart als nu. Wellicht uit verveling of geïnspireerd door anarchistische ideeën of onder invloed van wierook en andere ‘genotsmiddelen’ werd er nog wel eens gereld. Of men deed het vanuit idealistisch oogpunt, voor een betere toekomst voor onze nakomelingen.
Dat is deels gelukt.
Deels, want veel zaken zijn weer teruggedraaid door de politiek. Maar ook daar zullen we mee moeten leren leven want we leven nu eenmaal een democratie. Met al haar haken en ogen want een perfecte wereld bestaat helaas niet. Je kan er wel aan bouwen door jezelf een beetje te gedragen, zowel jong als oud.
Jan Rot zal ons straks moeten verlaten.
Maar zijn glas blijft half vol en niet halfleeg!!!
Als je allebei werkt wil het nog wel eens voorkomen dat je elkaar even niet tegenkomt. Zo had ik onlangs vijf avonddiensten en mijn wederhelft vijf dagdiensten. Ja, dan zie je elkaar niet veel. Toen ik vorige week vrijdag na de laatste avonddienst thuiskwam werd ik verwelkomd door een leuke, mooie vrouw die gezellig in haar stoel een wijntje zat te drinken. Het weekend stond immers voor de deur. Ik herkende haar als mijn geliefde maar stelde mijzelf toch maar even voor: “Hoi, ik ben die man die al de hele week ‘s nachts bij je in bed kruipt!” En gaf haar een spontane, dikke kus.
Het was fijn elkaar weer te zien.
Avonddiensten zijn niet mijn favoriete bezigheid. Ik mis het samen warm eten maar ook het samen zijn in de avond, dat geeft toch net even een ander gevoel dan, bijvoorbeeld, samen ’s morgens ontbijten. Maar het voordeel van elkaar even niet zien was dat we nu veel te bepraten hadden want ja, als je elkaar heel vaak ziet ben je wel eens uitgeluld. Of het gesprek slaat om naar dagelijkse sleur en komt al gauw de haast in -elk -huishouden-wel -eens -te -horen -zin om de hoek kijken:
‘Je hebt weer niet geluisterd he?!’
Nou, deze keer had ik wel oren naar een goed gesprek en ik verbaasde mijzelf dat elke zin die zij mij voorlegde, daadwerkelijk tot mij doordrong. Natuurlijk zag ik wel iets van argwaan in haar ogen maar ze vond het resultaat belangrijker. Nu moet ik wel zeggen dat ik zelf wel verrast was over mijn inbreng maar nadat ik intern even een factchecker liet meedraaien, sinds mijn prikjes in mijn lichaam aanwezig, bleek het te gaan om een welgemeende actie.
En daar bleef het niet bij.
Dat kwam na mijn tweede glas wijn. Ineens zei ik: “Zullen we anders zondag even naar Stad om te gaan winkelen?” Nu hoor ik al vele lotgenoten denken: ‘Drank maakt meer kapot dan je lief is’ maar in dit geval moet ik die teleurstellen want ik wilde het echt. Oké, één fractie van een seconde speelde het wel even door mijn hoofd: ‘Zei ik dat nou echt? En ben ik dan wel op tijd terug voor Ajax- PSV?’ Maar die fractie kreeg geen voet aan de grond en daardoor zat er een hele gelukkige vrouw naast mij.
Vervolgens liepen we in polonaise naar boven en kropen intens gelukkig het bed in!
De zaterdag mocht ik helemaal naar mijn eigen zin inrichten en dat deed ik dan ook grotendeels in mijn mancave. Zij liep ondertussen fluitend door het huis en allebei hadden we een heus Huisje Weltevree dagje. Toch voelde ik in de loop van de dag een soort van beklemmend gevoel opkomen maar een paracetamolletje deed wonderen. De dag werd met een spannende Scandinavische Netflixserie afgesloten en de wekker werd gezet zodat we de zondag optimaal konden besteden.
De zondag waarvan je wist dat die zou komen…
Schoenen. Nieuwe schoenen waren eigenlijk de reden om naar Stad te rijden. Ze was al lokaal wezen kijken maar dat deed ze A: alleen en B: ze kon geen keuze maken. Normaal gesproken was er altijd wel een vriendin die mee zou gaan maar die was even niet voorhandig. En sinds haar vaste vriendin al ruim een jaar lang een vriend heeft en de hele dag met een verliefde glimlach op haar gezicht rondloopt, bleef ik over. Want ik zou eventueel misschien wel wellicht of mogelijkerwijs een doorslaggevend oordeel kunnen geven.
Ja, het kan verkeren.
Rond half een waren we in Stad en het was heerlijk, zonnig weer. Die ochtend had ze nog wel geopperd om in plaats van te gaan winkelen te gaan fietsen maar dat voorstel werd resoluut verworpen door mij. Een man een man, een woord een woord. Hand in hand liepen we naar de eerste schoenenwinkel. De eerste schoenenwinkel volgens haar plan. Want nadat we die eerste winkel weer uitliepen wilde ik naar die van de overkant maar dat had ik niet goed, die winkel had niet de schoenen die zij zocht. Ik vind dat zó knap! Dat je dat al van tevoren weet! Dat deed mij denken aan de bijzondere gaven van een andere vrouw, ene Jomanda. Deze in blauwe vitrage geklede dame hield via de radio en seances in het land half Nederland voor de gek door mensen op te roepen flessen water bij de boxen van de radio te zetten. Want dan werd dat water ingestraald. Dit is waarschijnlijk net zoiets!
Een soort derde oog denk ik.
Vervolgens liepen we van winkel naar winkel en regelmatig gaf ik aan dat het zo gezellig was. Zij keek mij dan enkel vertwijfeld aan. Maar het doel heiligt de middelen en voorlopig was ze lekker aan het winkelen en sterker nog, haar mannetje ging zelfs mee naar binnen!
Bij de derde winkel was het raak!
“En wat moest je nog meer hebben?” vroeg ik, nadat we weer buiten stonden. “Euh, ik moest eigenlijk alleen nieuwe schoenen..?” “Oké,” zei ik, “maar het is nog vroeg en er zijn ook nog andere winkels toch?” Natuurlijk kreeg ik gelijk en vervolgens liepen we van winkel naar winkel. Ook hier werden sommige kledingwinkels straal voorbijgelopen. Maar ik liet dat los en bleef keurig volgen. “Eigenlijk,” zei ik toen we de Herestraat uitgelopen waren, “eigenlijk ben vandaag naast je vriend ook je vriendin!” Ze wist nu zeker dat ik vol in de overdrijfversie zat en trok mij weer mee de winkel in die we nu voor de tweede keer betraden. Bekend terrein en ik nam direct positie in voor het pashokje. Na het ‘Kan ik u helpen’ werd het ene na het andere kledingstuk gepast en na mijn goedkeuring zaten we om twintig over vier in de auto.
Ze was blij met wat ze gekocht had.
Zei ze tegen mij.
Om kwart voor vijf waren we thuis en schakelde ik de voetbalzender in en zag de spelers van Ajax en PSV het veld oplopen.
Wij mochten vorig weekend op Terschelling een Bed & Breakfast runnen. De eigenaresse en vriendin van ons ging even een paar dagen naar de Wal. Eerder waren we zelf al eens gasten van deze B&B tot grote vreugde van mijn geliefde. Vrouwlief is namelijk erg gecharmeerd van B&B’s. Ze kijkt daarom ook graag naar de TV serie Bed & Breakfast en diep in haar hart zou ze er zelf ook wel een willen runnen.
Natuurlijk maak ik mij daar zorgen over.
Want het is niet enkel de gasten verwelkomen en een lekker ontbijtje neerzetten. Er komt veel meer bij kijken, kijk maar naar het tv-programma. B&B gasten zijn kritisch. Ze hebben thuis alles naar hun eigen hand gezet en eigenlijk verwachten ze dat ook op andere plekken waar ze vertoeven. En daarom blijft het nooit alleen bij gasten ontvangen en ontbijtjes maken want klussen is het derde wiel aan de wagen. Want dan moet er ineens een hakie in de douche voor de handdoek. Of een plankje boven de wastafel. Of een kastje voor kleding. Of de kabels van het teeveetje aan de muur moeten weggewerkt worden. Of er moet een soort van waarschuwing op die te lage balk tegen het kopstoten. Of er moet een douchedeur in de douche geplaatst worden want het ontbrekende douchematje wordt nat.
En ja, waar is dat douchematje eigenlijk?
Gelukkig had deze B&B het prima voor elkaar en verwelkomde mijn wederhelft de gasten op haar aller charmantst en verzorgden wij het ontbijt. Of nee, zij verzorgde het ontbijt en ik moest telkens mijn goedkeuring geven voor het steeds meer vullende dienblad. Maar daar had ik geen tijd voor. Ik was aan het nadenken over de gebeurtenissen die zich lang geleden op andere eilanden afspeelden, om precies te zijn de Zeeuwse (schier)eilanden. Wij hadden namelijk de film gezien, De Slag om de Schelde, en waren daar erg van onder de indruk geraakt.
Wat een treurnis, angst, leed en verdriet!
En ongekende heldenmoed! Ik kon het niet loslaten. Waarschijnlijk ook omdat er een groepje mensen is die de ellende van toen vergelijken met het heden. Die roepen dat hun vrijheid afgenomen is door hun eigen regering, demonstreren met Jodensterren op de borst en noemen hun vijanden ‘NSB’ers of ‘Bruinhemden’.
Ik heb medelijden met hun geschiedenisleraren…
Want kijk naar ‘De Slag om de Schelde’ en weet dat de vergelijkingen volledig mankgaan. Het was toen écht oorlog. Al vier jaar zat ons land in de greep van een agressor en werd je geliquideerd wanneer je verzet pleegde. Of je werd doodgeschoten omdat de vijand de dader(s) van een aanslag niet te pakken kon krijgen, dan werd je gewoon van straat geplukt en waren de laatste beelden het vuurpeloton.
En laat ik de martelingen niet vergeten!
Het was oorlog, geen pandemie. Inmiddels 76 jaar geleden. ‘Dit nooit weer!’ zeiden we tegen elkaar. In de loop der jaren ben ik die woorden steeds meer gaan begrijpen. Vanaf jonge leeftijd werden wij theoretisch wel bewust gemaakt dat oorlogen niet fijn zijn maar visueel lag dat toch wat anders. Wij keken naar oorlogsfilms die de situatie toch wat rooskleuriger neerzette dan de werkelijkheid. We zagen de ene na de andere held het kwaad vergelden op zo’n manier dat wij daar als kijker enige voldoening van kregen.
Ver van de waarheid.
De documentaires en films die later gemaakt werden, naderden toch meer de werkelijkheid. Het zwijgen over de verschrikkingen werd doorbroken en ineens zagen we tijdens het geweld de mens tevoorschijn komen: de angst in de ogen, de tweestrijd over welke keuzes er gemaakt moesten worden, de woede en het verdriet, het enorme verdriet voor alle partijen, voor beide kanten van de loopgraven. Deze mensen waren niet alleen maar met zichzelf bezig. Zij offerden hun leven, niet voor eigen gewin maar voor het algemeen belang.
Tegenwoordig tiert het egoïsme welig…
Van de week moest ik even een sleutel bijmaken en tegenover deze winkel staat een oorlogsmonument. Met daarop de namen van heel veel mensen die de oorlog niet overleefd hebben. Mijn ogen lazen de namen en in mijn geest vormden zich beelden van mensen in doodsangsten, onder erbarmelijke omstandigheden. Namen van vaders, moeders, oma’s en opa’s, kinderen…
‘Dit nooit weer!’
Zeiden we tegen elkaar. Want we kwamen erachter dat de meeste mensen deugen. We verenigden ons met andere landen en culturen maar een oorlog voorkomen is nog niet gelukt. En dat zal ook niet lukken ben ik bang want de manier om een oorlog te voeren is aan het veranderen. Want niemand zit te wachten op de gevolgen van oorlog voeren, zoals bijvoorbeeld PTSS. En dat is echt niet iets van de laatste jaren, ook na de Bevrijding in 1945 vielen er nog slachtoffers te betreuren.
Elke oorlog is traumatisch!
Daarom neemt oorlogstuig zoals drones en lange afstandsraketten het van de mens over. Die kijken de vijand niet in de ogen, die zien de angst niet en die zien niet of ze te maken hebben met een zoon, dochter, vader of moeder. Ze doen gewoon waarvoor ze geprogrammeerd zijn, namelijk het doel totaal te vernietigen.
Ons rest maar te hopen dat niemand de keuze maakt op de knop te drukken.
Maar voorlopig leven we hier in vrede en vrijheid alleen lijkt het wel of we het verleden vergeten. Sommigen kunnen de vrijheid niet aan, worden agressief omdat ze te veel met zichzelf bezig zijn. Kijk naar de bedreigingen via het internet, het liefst anoniem. Of kijk naar het geweld op straat, de messentrekkerij, het kopschoppen of de agressie tijdens een demonstratie. Of zoals van de week, opnieuw, het rellen tijdens of na een voetbalwedstrijd.
Rondom een voetbalwedstrijd!
Mijn vrouw loopt vrolijk de kamer binnen nadat ze de gasten uitgezwaaid had. Ik was weer terug in het heden, in een B&B op Terschelling. Ook ooit een ‘bezet’ eiland, nu met een eigen Oorlogsmonument en geadopteerde oorlogsgraven van jonge mensen van een andere nationaliteit die zich opgeofferd hadden voor onze vrijheid.
“Kijk eens! Ze waren zó tevreden dat ik een doosje chocola gekregen heb!”
Nadat Giel Beelen de onzin in het leven nog eens benadrukte door een goedje op de markt te brengen waarmee je je innerlijke zelf kon vinden, besloten wij die innerlijke rust te zoeken op ons geliefde Waddeneiland, Terschelling. Dat is inderdaad nog een ouderwetse manier maar in al die jaren dat ik op deze wereld leven mag blijf ik hier toch steeds die innerlijke rust in mijzelf vinden.
Zonder toevoegingen!
Gewoon puur natuur. Daar is niks gelogen aan en de NVWA hoeft daar geen onderzoek aan te verspillen. We ruilen even dit soort gekkigheid van het leven in voor een portie innerlijke rust op natuurlijke basis. Gekkigheid ja, want dat zien we steeds vaker om ons heen. We vinden tegenwoordig overal wat van en geloven niemand meer. Zelfs als je er jaren voor gestudeerd hebt is het niet meer vanzelfsprekend dat men jouw beweringen nog zal geloven.
Het wantrouwen tiert welig.
Maar zodra er een DJ opstaat met een goedje om je innerlijke rust te vinden, lijken de sceptici van de wetenschap ineens een stuk minder sceptisch. Want het is wel Giel Beelen en die is hip. Ooit kon ik hem wel waarderen als DJ van 3FM want hij ging echt voor de muziek.
Ondanks zijn fratsen en grollen.
Gekkigheid die soms nogal controversieel was en meerdere malen tot ontslag leidde. Dat had dan weer niks te maken met de stand van de Maan zoals de meiden Van Lexmond beweren. Dat had gewoon te maken met de feiten, dat er grenzen zijn aan extremiteiten in onze beschaving. En zo zijn er meer ‘bekende Nederlanders’ die steeds weer opnieuw aandacht weten te genereren in plaats van gewoon te doen waarom ze ‘bekende Nederlanders’ geworden zijn:
Zingen, acteren, vloggen, bloggen, rappen of wat dan ook.
Maar ach, elke gek zijn gebrek. Deze aandachttrekkers verdienen geen aandacht maar ze halen bij mij het bloed onder de nagels vandaan. En de media moet zich ook eens achter de oren gaan krabben. Waarom ze hier haast dagelijks berichten over plaatsen. Het is tenenkrommend dat dit soort geleuter een podium krijgt van journalistiek Nederland terwijl er toch echt veel belangrijker zaken zijn die verslagen moeten worden.
En dan heb ik het niet over dat kinderachtige gedoe in de Tweede Kamer!
Waar ze elkaar dagelijks de loef proberen af te steken. Niet voor het volk maar enkel voor eigen gewin met oneliners die de media halen. Het liefst zo agressief mogelijk. Want dat is de tendens van tegenwoordig. Met twee benen erin gaan om de ander zo snel mogelijk te kunnen uitschakelen.
En dat is terug te zien in de maatschappij.
De politie bevestigd dat er veel meer agressie is in ons land. We schelden elkaar bij het minste geringste verrot of we bedreigen elkaar, anoniem natuurlijk, met de meest vreselijke verwensingen. Zo zagen we Sigrid Kaag afgelopen week aan het woord met de dader die haar en haar familie bedreigd had. Ik heb niet zoveel met haar als politicus maar ik vond nu dat ze goed bezig was door die gozer even heel duidelijk te maken wat een impact dreigementen kunnen hebben.
Van elk woord wat ze zei droop de angst af.
De dader vond dit wel heel confronterend (en hij was natuurlijk niet de enige in die rechtszaal..) en ging diep door het stof. Hij deed dat zoals de meeste bedreigers dat de afgelopen jaren deden, met laffe antwoorden zoals: “Ik deed het in een opwelling van woede…ik was te impulsief…ik had er niet over nagedacht..”
Hij kreeg gevangenisstraf.
Ik zou een andere straf geven. Ontneem hem alle digitale kanalen zodat hij bij de volgende dreiging iets meer zou moeten doen. Net als vroeger! Eerst een krant kopen, daar met een schaar de dreigende woordjes uitknippen, die woordjes op een A4’tje plakken (wel in de goede volgorde..), dan netjes het papier vouwen zodat het in een envelop past, vervolgens het adres erop zetten en niet vergeten een postzegel te plakken want anders krijgt de ontvangende partij er ook nog een boete over van Pieter Post.nl.
Oh ja, ook nog naar buiten, op zoek naar een brievenbus!
Als je dan gepakt wordt dan hebben we het ergens over! Dan kom je er niet mee weg door te stamelen dat het een impulsieve actie was omdat je boos was geworden op iemand die anders denkt dan jij. Dan was het met recht een doordachte actie en krijg je wellicht wat jaartjes strafvermindering en mag je iets eerder weer meedoen in de maatschappij.
Zoals die andere miljoenen Nederlanders die niet deze gekkigheid uithalen.
Het maakt mij kwaad en dat moet ik los zien te raken. Die kwaadheid over al die onzin die we dagelijks over ons heen krijgen geeft bij mij juist innerlijke ónrust. Daarmee kan ik niet meer op zoek naar mijn innerlijke zelf en raak ik misschien wel het spoor bijster. En ja, daar is het volgende echte probleem waar wij in dit land mee te maken hebben, de GGD’s kunnen de vraag niet meer aan om al die mensen te helpen die hun innerlijke zelf kwijt aan het raken zijn.
Geen wonder dat we dan naar dat spul van Giel Beelen gaan grijpen!
Gelukkig heb ik uitwijkmogelijkheden genoeg om mij heen. Maar dan moet je er wel oog voor hebben. Zo fietsen wij graag in het Groninger landschap en komen dan totaal ontspannen weer thuis. Zonder te kijken naar de Maanstonden, zonder druppels te slikken maar met een gezonde dosis realiteitszin. Want alles draait om de eenvoud, het leven is al ingewikkeld genoeg.
Maar nu dus een weekendje Terschelling.
Daar zijn wij sinds vrijdagmiddag mee bezig en vanaf het moment dat we de boot opstapten, voelde ik al wat kriebelen in mijn innerlijke ikje. Na een heerlijke reis over de prachtige Waddenzee en nadat wij met onze fiets het eiland op fietsten werden de kriebeltjes kriebels en wist ik weer waar mijn innerlijke zelf was. Daar heb ik geen ‘influencer’ voor nodig.
Mijn innerlijke zelf ligt al jaren hier, tussen de dijken en de duinen!
‘Herfst verkleurt weer langzaam alle bomen, ‘k heb ’s nachts allang weer m’n pyjama aan’, zong Gerard Cox, een regeltje uit de klassieker ‘Het is weer voorbij die mooie zomer’. Dit nummer druipt van de nostalgie en doet mij dan ook altijd terugverlangen naar vroeger, toen de zomers nog zonnig waren en de dagen eindeloos leken. Het verkleuren van het blad aan de bomen blijf ik een mooi schouwspel vinden, ondanks dat ik geen herfstmens ben. Of laat ik het anders stellen, ik kijk altijd tegen de herfst op maar als ik er eenmaal inzit kan ik het ook wel weer waarderen.
Mits het niet regent!
Met het vallen van de bladeren vallen ook de eikels weer van de bomen maar volgens een bericht in de krant vallen er dit jaar te weinig. Hierdoor komen de wilde zwijnen op de Veluwe in de problemen want die vinden een eikeltje een lekkernij, zoals wij mensen graag patat of biefstuk eten. Vreemd verhaal.
Eikels genoeg in onze samenleving zou je zeggen.
Maar die herfstkleuren kleuren onze wereld en dat geeft de burger weer moed om er extra van te genieten. Mijn lieve echtgenote heeft van de week de koektrommel alweer gevuld met speculaasjes en ik zal op korte termijn een lekkere hachee maken met rode kool en zelfgemaakte aardappelpuree.
Met echte aardappelen van het Groninger land!
Of een stamppotje. Wie lust dat niet, die traditionele gerechten die aan de seizoenen gebonden zijn. Nu kan ik wel zeggen dat mijn vrouw stamppotjes lust los van het seizoen. Een boerenkoolstamppot midden in de zomer terwijl de mussen van het dak vallen kan ik haar dan zo voorzetten. Met de bekende worst natuurlijk. Ik probeer dat steeds tegen te houden want wat de voeding betreft ben ik wel heel erg conservatief ingesteld. Stamppotjes eet je in het najaar, met uitzondering van een stamppotje rauwe andijvie.
Die maak ik trouwens onder protest.
Vanwege de andijvie die mijn moeder (sorry Mam) mij altijd voorschotelde. In mijn herinnering stond het pannetje andijvie de hele ochtend te pruttelen en werd het om 12 uur geserveerd. Klokslag 12 uur want structuur was belangrijk in ons gezin. Het was de olie in een constant draaiende machine. Maar van die andijvie heb ik een klein traumaatje overgehouden. Nadat ik op mijzelf ging wonen deed ik de andijvie direct in de ban tot ik het zelf leerde koken, toen begon ik het ietsjes te waarderen. En om nog even terug te komen op mijn moeder, zij kookte verder prima hoor, het was puur de andijvie waarvan ik gruwelde.
Mijn middelste zoon roept zelfs dat zijn Oma het allerlekkerste kookt!
Terwijl ik toch een opleiding voor kok gevolgd had. Maar ja, Oma’s hè, die hebben altijd een streepje voor bij de jeugd. Ik kan mij ook nog de dikke jus op de vastkokers herinneringen van mijn Oma van moeders kant en de groentesoep en komkommer in het zuur van mijn Oma van vaders kant. Net als de jeneverfles van mijn Opa die hij onder zijn stoel op de grond legde wanneer de fles visueel leeg leek te zijn. Leek, want zodra de fles horizontaal lag versmolten minuscule jeneverdruppels met elkaar tot een volwaardig slokje voor het eten.
Onder het genot van een mooie Bolknak sigaar van Avior of Hofnar.
Dat vond ik als jochie natuurlijk erg interessant en keek ik vol bewondering naar dit schouwspel, totdat ik beroerd werd van de blauwe rook die de kamer vulde. Zodra de rook om mijn hoofd weer verdwenen was, pietpeuterde ik snel het sigarenbandje van de peuken in de asbak af en plakte die in mijn verzamel schrift. Rond mijn 12e pikte ik de peuken uit de asbak om ze achter huis aan te steken waarmee ik mijn (ex-)verslaving in gang had gezet. Een verslaving die ik vier jaar geleden beëindigd heb.
Maar ik dwaal weer eens af.
Al die winterkost is vaak stevige kost waardoor je wel moet oppassen voor je gewicht. Want we zijn te zwaar aan het worden. Naast dat wij zwaargewichten daar zelf al veel moeite mee hebben, heeft de uitvaartbranche er ook steeds meer moeite mee. Steeds vaker moeten de kisten breder gemaakt worden omdat de overleden persoon veel te dik is. En dat is nog niet alles, de overledenen zijn daardoor ook veel zwaarder en moeten de dragers een tandje bijzetten of ze schakelen over naar 8 dragers.
En ja, de energieprijzen komen ook hier om de hoek kijken!
Want te zware mensen moeten ook langer de oven in. Dat kost sinds we weer gezellig in een energiecrisis zitten extra brandstof en ook nog eens extra tijd. Nu is het niet zo dat je dan net als de hierboven genoemde andijvie een hele ochtend moet pruttelen maar reken maar gauw op een kwartiertje extra per kist.
Positief hieraan is dat de koffie met cake of de borrel tijdens de napraat ook kwartiertje langer kan.
Want vaak zijn crematoria net zo druk als de rijen bij de Mac-drive, de benzinepompen in Duitsland en de Ikea. En dat is best wel gek. Want soms duren bevallingen wel uren of zelfs dagen wanneer de baby nog geen zin heeft zich naar buiten te persen.
Je krijgt meer tijd om ter wereld te komen dan om eraf te gaan lijkt het wel.
Ach ja, gekkigheid natuurlijk. Maar wel zaken waar iedereen wel mee te maken krijgt. En vooral als we in de herfst van ons leven zitten, denken we er steeds vaker aan. Ik ook. Eigenlijk sinds ik over ‘de helft’ ben. Daar zou je van in paniek kunnen raken maar ik word er juist rustiger van. Ik geniet steeds meer van de kleine dingen en hóef niet meer alles te zien of te beleven. En nee, ik ben absoluut nog lang niet klaar met het leven want het leven is verrukkelijk!
Op één ding na!
Daar kan ik mij mateloos aan irriteren en voor mijn gevoel begint het elk jaar eerder. Was het voorheen nog in de herfst, tegenwoordig begint het al half augustus begin september.
Nu we ‘de Week van het Pesten’ achter de rug hebben plak ik er nog een dagje extra aan vast. Want net als vele anderen heb ik een ontzettende hekel aan pesten. Het woord ‘pest’ heeft een negatieve lading en ja, het is afgeleid van de ziekte die in de Middeleeuwen welig tierde. Tientallen miljoenen mensen zijn er toen aan gestorven en ik kan mij voorstellen dat ze toen dachten:
Dit nooit weer!
Het lukte ze gelukkig om de Pest uit te roeien maar het pesten ging gewoon door. Daarom hebben we ‘de Week van het Pesten’ bedacht. Om er aandacht aan te geven, in de stille hoop dat het een keer ophoudt.
Terwijl de Pestvogels zo nu en dan overvliegen.
Een negatieve naam voor een hele mooie vogel en dat zijn veel vogelaars het met mij eens. Waarschijnlijk heeft dat te maken met onze taal. Het Nederlands smijt graag met ziektes terwijl de Engelsen, de Duitsers en de Fransen veel liever werken met poep, pies of seksueel getinte scheldwoorden. Hopelijk noemen ze de Pestvogel in die landen dan niet de Kutvogel of de Piskuif, ook dat zal afbraak doen aan een prachtige vogel.
De Koekoek, die kun je wel verdenken van pestgedrag!
Die legt haar eieren gewoon in een nest van een andere vogel. Die ruimte krijgt ze nadat ze het geluid van een Sperwer imiteert waarna de oorspronkelijke bewoners van het nest op de vlucht op de vlucht slaan. Daarna kan ze haar eieren leggen en vervolgens vliegt ze weer weg van haar verantwoordelijkheid.
Echt duivels gedrag van die Koekoek!
Maar laat ik bij het onderwerp blijven, pesten. Tijdens mijn jonge jaren en nog voordat ik puber werd, hoorde ik bij het groepje pestkinderen. Dat speelde zich voornamelijk af op de Lagere School en dat was in de tijd dat er nog nauwelijks aandacht aan besteed werd. Natuurlijk pesten kinderen elkaar wel eens, ik werd zo nu en dan ook gepest, maar ik heb het hierover regelmatig pesten. Ik wist donders goed dat ik meedeed met de rest en maakte het enkele klasgenoten het leven zuur. Zonder geweld, maar woorden of uitlachen kunnen geestelijk nog veel zwaarder zijn. Het zal vast te maken gehad hebben met groepsgedrag maar ik vertik het om mij daarachter te verschuilen.
Maar dat ik eraan meedeed is een feit.
Daar kwam ik achter nadat ik zo rond mijn 25ste in contact kwam met een van mijn oud klasgenoten. Door haar werd ik met de neus op de feiten gedrukt. Zij vertelde een rottijd achter de rug gehad te hebben op de Lagere School terwijl ik altijd met warme gevoelens terugdenk aan die periode. Haar verhaal raakte mij enorm en het voelde als een keiharde confrontatie met de realiteit.
Sindsdien ben ik een fanatieke tegenstander van pesten.
Nadat ik zelf kinderen kreeg met de daarbij behorende verantwoording, benadrukte ik dat naar de kinderen. “Waag het niet om wie dan ook te pesten!” Dat valt gewoon in de categorie ‘opvoeden’ en staat onder het kopje ‘sociale omgangsnormen’. Ik gaf dat ook aan op school en overal waar de jongens zich vertoonden. Er zijn ook ouders die hun kinderen altijd geloven en dan zeggen “Dat doet mijn kind niet!” maar die verschuilen zich achter hun eigen waarheid doordat ze met oogkleppen op lopen. Ik keek gewoon naar hoe ik zelf was op die leeftijd en wist donders goed dat er wel eens wat gejokkebrokt moest worden wanneer ik weer eens door baldadigheid in een benarde positie was beland. En ja, soms is pesten een reactie op irritant gedrag van anderen, dat begrijp ik ook wel. Ik probeer ook wel eens iemand de gek aan te steken maar ik incasseer dan ook weer.
Met een lach.
En ik beken. Ik schrijf ook wel eens wat lelijks over Marco Borsato, dat hij mij op de een of andere manier enorm irriteert. Zijn liedjes maar ook zijn verschijning en al dat geneuzel eromheen. Maar ook recenter, over een aantal mensen die de wereldwijde pandemie ontkennen ‘want het is maar een griepje.’ Want steeds vaker zie ik dat er een groepje mensen de grens van tolerantie voorbijschieten en zichzelf boven de wet plaatsen omdat ze er anders over denken. En sommigen slaan zo door dat ze dreigementen of zelfs geweld nodig hebben om hun zin door te drijven. Daardoor wordt het steeds moeilijker om er begrip voor op te brengen en wint de irritatie door alle onzin die ze verspreiden.
Tot tien tellen helpt.
Of gewoon door snel door te scrollen of het item verwijderen uit de tijdlijn op social media. Want ik kan er niks mee. Als ik erop zou reageren dan krijg je direct een hele batterij reacties erop terug, reacties die er vaak niet om liegen en ver weg staan van de werkelijkheid.
Vaak veroorzaakt door eigen chagrijn en gevoed door algoritmes om de maatschappij te ontwrichten.
Helaas is ‘De Week van het Pesten’ alweer voorbij en hoop ik maar dat we volgend jaar er geen aandacht meer aan hoeven te geven. Dat iedereen na deze week eens goed is gaan nadenken over dit lelijke fenomeen en zichzelf een goed in de spiegel bekijkt. Dat door groot succes ‘De Week van het Pesten’ zichzelf opgeheven heeft. Maar niet alleen op de scholen maar ook op andere plekken, zoals bijvoorbeeld op de werkvloer waar vele volwassenen (!) zich schuldig maken aan pestgedrag. Want ook daar gebeuren dingen die we tegenwoordig, in een wereld waar iedereen zichzelf moet kunnen zijn, niet door de beugel kunnen.
Zoals bijvoorbeeld vuurwerk gooien naar hulpverleners of handhavers.
Debiel gedrag van de hoogste orde. Gedrag wat al vanaf jonge leeftijd afgekeurd zou moeten worden door de opvoeders want ook dat hoort bij het opvoeden en valt onder het kopje ‘respect voor anderen.’ Doemdenkers zullen mij naïef vinden en mij daarom uitlachen. Ook dat is een vorm van pesten.
Gelukkig is voor de meeste mensen het glas halfvol en weet ik wel beter.
(Foto: De Pestvogel, gespot op Terschelling door Peter van Suijlekom)
Het stond al klaar in de gang van de winkel en dat begreep ik wel want eigenlijk was het een Sta In De Weg. ‘Het’ is een rond, houten bord met een doorsnede van 140 cm en ‘het’ was besteld door mijn geliefde. Terwijl zij de randzaken besprak met de dames in de winkel probeerde ik ‘het’ in de auto te krijgen.
Tegen beter weten in.
Mijn timmermansoog had allang gezien dat het niet passen zou. Toch probeerde ik het. Wederom tegen beter weten in. Nadat ik de schijf weer teruggerold had op de plaats voor in de winkel, liet ik de dames weten dat het ‘m niet zou worden. In politiek Den Haag blijven problemen onoplosbaar zoals we afgelopen weekend zagen maar hier werd direct een oplossing voor bedacht: ‘’Oh, dan kan Jaap het morgen wel even brengen!’’ zei een van de winkeldames.
Opgelost.
Nu we beneden alles wel zo’n beetje opgepimpt hebben, is de bovenverdieping aan de beurt. Onze slaapkamer is al klaar maar de details moeten nog. Die schijf is een van die details. Want deze komt aan de muur te hangen, aan de kale muur zodat deze muur niet meer kaal is. Maar eerst moet de schijf iets gaan worden en dat staat nu in de planning. Nadat Jaap keurig volgens afspraak de schijf de volgende dag had afgeleverd, rolde ik het ding direct door naar de garage alwaar er naast ruimte wellicht ook wat vergetelheid van de dame in huis om de hoek kwam kijken. Helaas duurde die vergetelheid tot aan vorige week zaterdag:
“Ar, wanneer ga je die schijf verven?’’ vroeg ze zo argeloos mogelijk. Want zij kent mij. Ze kan ook verven hoor maar ze weet dat ik die klus dan opeis. Niet omdat ik het leuk vind maar omdat ik in dit huishouden dat soort klusjes doe. Ondanks mijn timmermansoog want ik heb, helaas, niet de handen van een timmerman. En oh, wat zou dat fijn zijn, twee rechterhanden die alles konden maken wat ze in handen kregen. In samenwerking met mijn timmermansoog zou dat een ideale combinatie zijn. Want ik zie vaak genoeg de teleurstelling in haar ogen wanneer ik chagrijnig aan de slag ga om iets te maken. En als het dan niet lukt dan neemt het chagrijn alleen maar toe en is elk woord wat zij inbrengt, te veel.
Gelukkig kan ik het van mij afschrijven.
Soms lukt er wel iets alleen word ik daarna niet direct op een schild gehesen. Dat komt omdat het meestal een stukje improvisatie is, ik ben zeg maar de MacGyver in de familie. Zo hoorden we al enige tijd getik in de badkamer. Telkens wanneer je de badkamer betrad, leek het net of iemand vanaf buiten steentjes tegen het badkamerraam gooide. Dit duurde dagenlang, weken gingen zelfs voorbij en de irritatie groeide. Ten einde raad Appte ik de man die de badkamer gefikst had, Marcel, en vroeg hem om raad. Hij gooide het op de glazen douchewand, dat daar wat mee aan de hand was.
Peinzend bracht ik de dagen erna door.
Tot ik tijdens een mooie nacht weer in bed kroop na een plaspauze. Lichtelijk geïrriteerd want ik moest daar natuurlijk weer voor in de badkamer zijn. Het slapen lukte daarom niet meer en mijn brein werkte overuren. Op jacht naar een briljante list om deze merkwaardige geluiden uiteindelijk te doen smoren.
Eureka!
Ik sprong uit bed, rende de trap af en pakte uit de keukenla twee tandenstokers. Vervolgens nam ik dezelfde route terug maar sloeg nu af naar de badkamer. Ik bekeek de douchewand, liep er omheen en als een dokter die de vinger op de juiste pijnlijke plek legde, duwde ik een van de tandenstokers tussen glazen douchewand en de profiellijst. Vervolgens luisterde ik weer, bewoog mijn hand met de tweede tandenstoker enkele centimeters onder de eerste en drukte deze op dezelfde manier tussen glas en profiel.
Het was stil!
Daarna heb ik voor de zekerheid tien rondjes om de douchewand gelopen maar het bleef stil. Even dacht ik in mijn euforie om Doornroosje te wekken maar ik besloot haar in Droomland te laten. Ik had al lol genoeg en vroeg mij af of zij het ook zou opmerken, de volgende morgen wanneer zij onder de douche zou stappen.
Afijn, lang verhaal kort, ze ontdekte het direct de volgende dag!
“Wat moeten die tandenstokers in de douchewand?” vroeg ze nadat ze mij erom wakker gemaakt had. Ik snapte de urgentie maar om mij er nou voor wakker te maken? Afijn, ik wees haar erop dat het doel de middelen heiligt en dat ze blij moet zijn. “Dit is toch fantastisch!” zei ik. “Hoe je met zo weinig hulpmiddelen een groot probleem oplossen kan!”
“En daar zitten de kosten niet in!” en sprong daarna opgetogen uit bed.
Die ochtend dook ik enthousiast de garage in, schuurde de schijf splintervrij en verfde het ding. Terwijl ik ermee bezig was hoorde ik op de radio dat de allerbekendste schijf van Nederland, De Schijf van Vijf, anders moest. Ik zuchtte eens diep. Want wat is er fout aan die schijf? Nou, een heleboel volgens de bedenkers.
De melk, de eieren en het vlees moesten eraf.
En de ontbrekende onderdelen zoals vitamine B12 en D3 vullen we wel aan met supplementen. Gelukkig leven we in een land waar dit soort bedenksels bedacht mogen worden. Ik blijf gewoon bij mijn eigen Schijf van Vijf waar ik mee opgegroeid ben. En volgens mijn diëtiste doe ik dat prima, ik moet alleen minder opscheppen.
Maar naast de Schijf van Vijf waar ik groot mee geworden ben hebben we dus nu de ‘Schijf van mijn Wijf’ zoals ze dat in Den Haag zouden zeggen. Nadat ik deze geverfd had moest er behang op, speciaal voor dit soort schijven op de markt gebracht. En natuurlijk met een tafereeltje, in dit geval een stel flamingo’s die staan te chillen aan het water en met pioenrozen in de bomen.
Ja, echt…
Voor mij is nu weer het peinzen begonnen. Hoe ik de schijf op ga hangen…
Terwijl Urk steeds weer een stapje dichter bij een Urkxit komt, gaat Informateur Johan Remkes dit weekend ergens op de heide bij Hilversum in gesprek met Rutte, Kaag en Hoekstra.
En zonder alle spindoctors die er omheen lopen.
Hij haalt ze persoonlijk op met zijn Volvo en niemand mag bij hem voorin zitten. Maar voordat ze instappen moeten ze alle drie hun telefoontjes inleveren bij de dienstdoende Bode van de Tweede Kamer. “En de riemen om! Alle drie, anders gaan we niet weg!” zei Johan en hij keek ze daarbij heel streng aan.
In zijn achteruitkijkspiegel zag hij drie beteuterde gezichten zitten.
Vierentwintig uur heeft hij de tijd om dit stelletje ongeregeld weer op orde te krijgen. Zonder flauwekul en gekonkel dus. Op zijn Gronings wellicht. Om het onderlinge vertrouwen wat op te vijzelen staat er in het persbericht. Nou, dat zal tijd worden ook! Man, man, ik erger mij er onderhand dood aan. Na de verkiezingen snapte ik dat je niet zomaar een nieuwe regering vormt maar zoals het nou gaat vraag ik mij af of deze gasten niet te veel klappen hebben gehad op hun studiebolletjes toen ze nog student waren. Dat ze tijdens de ontgroeningen naast mentaal ook fysieke klappen hebben moeten incasseren en dat ze daarom nu dit gedrag vertonen. Het gedrag van drammerige, verwende kinderen waar totaal niet mee te praten is!
Om je dood te schamen!
Kleuters! En echte kleuters kun je het niet eens kwalijk nemen, die weten niet beter. Maar dit zijn volwassenen die maar één ding moeten doen: het land regeren. Alleen maken ze er een potje van. Geen wonder dat we in dit land steeds meer van God losraken. Als gekozen afgevaardigden van het klootjesvolk zouden zij toch het goede voorbeeld moeten geven? Elkaar met respect bejegenen, altijd blijven praten en proberen om te kiezen voor een breed gedragen, gulden middenweg? Want dat verwachten ze toch ook van ons, dat we met elkaar leven en niet tegen elkaar? Regeren, dat is wat ze moeten doen. Daarom zijn wij naar de stembussen gegaan waarna deze 150 mensen onze nationale en internationale zaken op orde kunnen houden.
Helaas zijn ze in de praktijk alleen maar bezig elkaar de loef af te steken.
Dat doen ze in de Kamer zelf maar nog liever op de TV of op de radio. Want dan staan ze in de schijnwerpers en kun je veel draagkracht genereren waar je voor staat. Plus de zieltjes die er gewonnen moeten worden. Dat snap ik. Maar ik raak het begrip kwijt. Ik wil dat men samen gaat werken zodat de enorme problemen waar wij allemaal mee worstelen eens opgelost gaat worden. Dus niet meer met je hoofd op de TV en daar een beetje gaan roeptoeteren wat de anderen allemaal fout doen. Doe gewoon je werk, pak de problemen aan waar we mee te maken hebben.
Dat doen wij, het volk of gepeupel of hoe je het maar wilt noemen, namelijk ook!
En dan ook echt gaan doorpakken. Bijvoorbeeld met het creëren van woonruimtes voor starters. Het is namelijk niet normaal hoeveel jongeren er nog bij hun opvoeders in het nest zitten terwijl zij allang weten hoe ze moeten uitvliegen. Als de ellende op de woningmarkt zo doorgaat ontstaat er straks een generatie die pas rond hun 35ste jaar het huis uit gaat. Met alle gevolgen van dien. De ouders worden gek omdat ze al 35 jaar ‘ruim je kamer op’ roepen en de kinderen worden gek omdat ze niet als volwassenen kunnen leven: “Pakken we nog even een biertje na het werk?”
“Euh…even aan mijn moeder vragen..”
Pak alle echte problemen aan en laat je partijbelangen even los. Want anders komen we er nooit uit. Tegenwoordig hebben alle meningen ook allemaal een eigen politieke partij en dat creëert alleen maar meer verdeling. Allemaal tere zieltjes waardoor niemand meer wat kan zeggen, schrijven of, zoals we vorige week zagen, tekenen.
Natuurlijk is empathie een belangrijk onderdeel van onze samenleving.
En ja, het doet pijn als je zoals ik regelmatig te horen krijgt dat ik te dik ben. En ja, als je genderneutraal bent kan het wel eens zijn dat iemand je toch met hij of zij aanspreekt. Of dat je te horen krijgt dat je best wel goed Nederlands spreekt terwijl je roots in een ander land liggen. Of als je de vaccinatie wantrouwt je toch weer elke dag met de gevolgen geconfronteerd wordt. En als je vegetarisch bent toch dat schaaltje met worst voor je neus ziet langskomen omdat de gulle gever even geen rekening hield met jouw principes.
Ik snap dat zoiets schuurt maar wees eerlijk: laten we eerst de grote problemen oplossen!
En als we dat op een rijtje hebben is er misschien wel even tijd om jouw probleempjes op te lossen. In mijn geval zal dat minder eten worden, bewegen doe ik al genoeg en eigenlijk heb ik geen politieke partij voor nodig. Maar obesitas is wel een van de grote problemen in onze welvaart en daarmee benoem ik al het probleem: welvaart = overdaad = we vreten ons een slag in de rondte.
Maar al die politieke partijtjes willen hun kiezers niet teleurstellen want dan worden ze op Facebook of op andere sociale media afgemaakt dan wel afgebrand. Maar geloof mij, zodra ik gestemd had wist ik al dat ik teleurgesteld zou worden! Want regeren is net als koken, er is nog nooit een kok gevonden die naar alle monden koken kan.
En links- of rechtsom, of je door de hond of de kat gebeten wordt, het is nooit goed.
Ik hoop van harte dat Remkes het schip weer op koers gaat krijgen. Want dat heeft dit verwende land nodig, een strenge hand. Dat hij opstaat als ze niet willen luisteren en blijven mokken: “Naar jullie kamer! En ga daar maar eens goed nadenken over jullie gedrag!”
Of laat alle fractieleiders opstappen zodat verbindende politici de kans krijgen zoals ik vrijdagavond in Het Oog op Morgen hoorde.
Wat? Hoorde ik het nou echt? De vier dames zaten aan het tafeltje op 1.5 meter afstand van de mijne waar ik mijn koffie zat te drinken. Naar mijn schatting tussen de 40 en 60 jaar jong maar leeftijd schatten gaat bij mij nog wel eens mis. Dat ze er goed uitzagen zag ik dan wel weer goed. Keurig verzorgde en charmante dames: gelakte nageltjes, haartjes gewassen en geföhnd en mooi in de kleding.
Ik dacht zelfs in een vlug geworpen blik een decolleté gezien te hebben.
Maar dat durfde ik niet voor mijzelf te bevestigen want dan zouden zij mij kunnen betrappen op lichte staar en daar heb ik geen last van. Althans, nog niet. Maar volgens mijn huisgenote komen de kwaaltjes er heus wel aan dus ik moest mij niet helemaal veilig voelen. Zo kwam ze laatst thuis met een verhaal waar ik wel even van schrok. Ze vertelde dat mannen een bepaald stofje in het hoofd hebben die ervoor zorgt dat je niet andere mensen, welk geslacht of geen geslacht dan ook je voorkeur heeft, lastigvalt met obscene opmerkingen. Of handtastelijkheden. Het (eeuwige) gevecht tussen geremd- en ongeremd gedrag.
Een soort remvloeistof denk ik.
Dat stofje verdwijnt met de jaren dat je ouder wordt. Met andere woorden, hoe ouder hoe minder remmingen je ontwikkelt. Je kan dan op je vingers natellen in wat voor categorie je dan valt, namelijk in de categorie Vies Oud Mannetje.
Ik hield mijn adem in…
En moest denken aan dat nummer, Dirty Old Men van de Three Degrees. Maar ook aan podloodventers in lange jassen die uit de bosjes springen. Of ja, een aantal jaren geleden was er nog sprake van de Rennende Rukker maar dat snap ik dan weer niet. Want in beweging blijven of in dit geval hardlopen is juist goed voor je geestelijk welzijn en dan zou je zeggen dat de remvloeistof in je hoofd níet af maar toeneemt!
Of heb ik ze nu niet meer op een rijtje?
Ach ja, alles is of moet bespreekbaar zijn tegenwoordig en daarom durf ik het ook wel aan om dit te benoemen. Zo vroeg een meisje in het tv-programma ‘First Dates’ aan de jongen tegenover haar of hij een ‘propper of een vouwer’ was. Naar gelang het gesprek duurde begreep ik uiteindelijk dat het ging om een activiteit op het toilet en bleef ik de rest van de avond met allerlei vragen zitten, met de hamvraag wat ik dan ben.
Alles bespreekbaar maken is prima maar soms is zwijgen toch echt goud!
Onlangs hoorde ik op de radio een gesprek over mannen-emancipatie. Deze emancipatie laat mannen de traditionele ‘mannelijkheden’ loslaten waardoor de vrouwen zich weer verder kunnen emanciperen. Dat lukt al aardig als ik zo eens om mij heen kijk. De vrouwen zijn tegenwoordig de mannen in onze maatschappij. Ze laten zich niet meer de kaas van het brood eten en eisen hun plek in gelijkwaardigheid.
Tot grote ergernis van de narcisten onder ons.
Het is soms ook best lastig. Als ik voorheen een vrouw in een mooie jurk zag dan zei ik dat ook: “Wat zie je er vandaag weer prachtig uit!” Net zoals andersom dat tegen mij gezegd werd en wanneer ik er op mijn ‘zondags’ bij liep. Dat streelde mijn ego als man. Maar tegenwoordig is dat een stuk lastiger om te zeggen want niet elke vrouw is daarvan gediend omdat je als vrouw er wat van moet vinden. Zelfs als mijn eigen geliefde aan mij vraagt of ik haar nieuwe jurk, broek of wat dan ook leuk vind, durf ik al haast niet een negatief of positief reisadvies af te geven voordat we naar buiten gaan.
Nee hoor, dat is een grapje.
Ik ben waarschijnlijk al zó geëmancipeerd dat ik dan gewoon kan zeggen of het wel of niet staat. En zij is al zo geëmancipeerd dat ze dat voor waarheid aanneemt en vervolgens chagrijnig naar boven rent om iets anders aan te trekken. Dat chagrijn laat ze vervolgens ook boven waarna wij alsnog de reis aanvangen.
Een relatie gebaseerd op gelijkwaardigheid.
En andersom ook hoor. Ik kleed mij ook wel eens fout en dat zegt ze dan ook of ze schiet in de lach zodra ik de kamer inloop. Dan weet ik genoeg en zonder wat te zeggen keer ik om en loop ik terug naar boven.
Ook chagrijnig.
Ik had het goed gehoord. De dames naast mij hadden het over het vallei orgasme. Waarschijnlijk doordat ik dik 50 plus ben en het stofje in mijn hoofd toch wat aan het afnemen is, hadden ze nu mijn aandacht. Dit was duidelijk weer zo’n voorbeeld dat alles besproken kan worden, zelfs op een anderhalve meter terras. Ik dacht gelijk terug aan eind 2011, begin 2012 toen het boek ‘Vijftig tinten grijs’ uitgebracht werd.
Dat werd een bestseller!
In dat boek kwamen allerlei attributen voor die sterk tot de verbeelding spraken. Er werd zelfs een Fifty Shades of Grey lijn gelanceerd die de pakketdiensten overwerk bezorgden. Er kwam zelfs een film! De seksuele revolutie van de vrouw kwam (heel flauw) letterlijk tot een hoogtepunt. Voor mij als man was dat wel even een dingetje want ik groeide op zonder seksuele voorlichting en met enkel de Wehkamp catalogus waarin de vibrator nog massagestaaf genoemd.
Wist ik veel.
Het vallei orgasme dus. De dame die erover begon was wild enthousiast en haar tafelgenoten hoorden haar, zonder gelach of flauwe opmerkingen aan en eentje vertelde dat ze er een Podcast over beluisterd had. Afijn, het had iets te maken met een Taoïstische filosofie en je kon online lessen volgen waarna je seksleven totaal veranderen zou. Zonder de man. Die zou je dan later eventueel les kunnen geven maar noodzakelijk was het niet want het ging om jou als vrouw, niks meer en niks minder.
Ik bestelde uit nieuwsgierigheid nog maar een koffie.
“Nou, ik ben ermee gestopt hoor. Het duurde zó ontzettend lang!” zei de vrouw die de Podcast beluisterd had.
Terwijl ik volop in training ben voor de Run Winschoten van komende vrijdag en zaterdag, denk ik terug aan mijn hardloop verleden. Die begon al vroeg. Op de Lagere School was ik, samen met Rients en Stado, de snelste als het om hardlopen ging. Rients was dat zelfs op zijn klompen! Nadat hij naar het voortgezet onderwijs ging waren Stado en ik de snelste waardoor wij er altijd strijd tussen ons was. Met hardlopen maar ook als we de schaatsen ondergebonden hadden.
Als voetballer liet hij mij wel zijn hielen zien.
Enkele jaren later hadden mijn broer en ik bedacht mee te doen aan een 10 km hardloopwedstrijd op Koninginnedag. De wedstrijd begon om 9 uur en wij werden wakker om tien voor negen. Dat was dus korte broek, T-shirt en gympen aan en in een sprint naar de Start die midden in het dorp was.
We sloten aan in het Startschot.
Het waren tien rondjes van een kilometer over verhard en onverhard terrein. Onder de deelnemers herkende ik ook een paar marathonlopers en even zonk de moed mij in de gympies. Maar met het verstrijken van de tijd lukte het om ze achter mij te houden waardoor de moed weer omhoog kroop.
Uiteindelijk werd mijn broer eerste en ik tweede.
Trots vertelde ik iedereen hoe mijn broer en ik die marathonlopers ‘eruit gelopen’ hadden maar jaren later begreep ik pas dat zij een 10 km heel anders lopen. Een marathonloper noemt een 10 km een warming up als het ware. Maar desalniettemin bleef ik wel trots op dit resultaat, ook omdat de schoenen die ik toen had ver van echte hardloopschoenen stonden.
Wij gingen toen nog merkloos door het leven.
Rond mijn 20ste ging ik in Militaire Dienst en kon wat hardlopen betreft mijn lol op. Je had natuurlijk de zogenaamde ‘speedmars’, dat was een snelle verplaatsing te voet. Verder kon je je dagelijks uitleven op de atletiek- of stormbaan want in vorm blijven was natuurlijk heel belangrijk voor een militair. Anders win je geen oorlog.
In mijn ogen wint niemand een oorlog, zijn er louter verliezers…
Mijn parate tijd was in Seedorf, Duitsland. En omdat je niet elk weekend naar huis kon werden wij op zaterdag beziggehouden met een veldloop van 5 km. Dan liep je met een paar pelotons rond de kazerne en de snelsten wisten dat ze dan warm konden douchen.
De ‘verliezers’ kregen dan een koude douche omdat het warme water op was.
Ja, ik kon altijd warm douchen want ook toen was ik nog een razende renner. Dat kwam ook door mijn gewicht, ik woog ergens rond de 70 kg dus ik had ook niet veel mee te sjouwen. Ik liep gewoon zo hard mogelijk, wars van technieken of hulpmiddelen om het hardlopen te verfijnen.
Gewoon dom lopen en blik op oneindig.
De jaren daarna verslapte het een beetje, liep ik enkel nog wel eens een sprintje tijdens een voetbalwedstrijd en tegen mijn 30ste levensjaar hing ik mijn gympies aan de wilgen hangen vanwege een rugoperatie. Dat hield ik een aantal jaren vol totdat een collega mij zover kreeg om bij een hardloopvereniging te gaan. Ik vond het eigenlijk wel een goed idee want ik zat qua gewicht al gauw boven de 90 kg want ik was een liefhebber van het snoep welke ik wekelijks aanvulde voor de kinderen.
En proefde veel van dat snoep voor!
Het betrof een cursus van 12 weken en op de laatste trainingsdag kon je dan met gemak 5 km hardlopen. Dat klopte. En ik begon het zelfs leuk te vinden want ze leerden je hoe je het beste een warming-up kon en een cooling-down kon uitvoeren, niet geheel onbelangrijk wilde je de volgende dag niet met spierpijn op je werk verschijnen. Maar ik leerde ook hoe je je moest voorbereiden op een wedstrijd qua voeding en ik liet mij echte hardloopschoenen aanmeten bij een gespecialiseerde hardloopzaak, inclusief zo’n strak hardloopbroekje.
Van een populair merk!
Wedstrijden lopen vond ik trouwens nooit zo fijn. Want de zenuwen speelden mij dan toch parten waardoor sanitaire stops een vervelende bijkomstigheid werden. Want als er een paar honderd man voor jou zijn geweest zijn is het verblijf op de pot goorder dan goor en ranziger dan ranzig. Toch liep ik de 10 van Leiden en de CPC loop, ook de 10 km. Naast die vervelende zenuwen voor de wedstrijd vond ik het ook te druk, moest je soms uitkijken dat je niet op iemands enkels ging staan of je kreeg een por in je zij omdat een loper je in wilde halen.
Daarom liep ik het liefst alleen, met MP3 spelertje in mijn strakke broekje en oortjes in.
Dat apparaatje zakte nog wel eens weg in mijn broek en dat gaf dan weer een scheef beeld van de werkelijkheid. Na mijn 40ste waagde ik mij toch weer aan een wedstrijd. Het was werk gerelateerd en het betrof de Paleizen Estafette van 72 km tussen Paleis Soestdijk en Paleis Het Loo. Deze afstand liep je met een team van zeven lopers plus een begeleider op de fiets. Nadat de bewoners van Paleis Soestdijk waren gaan hemelen werd het parcours aangepast en bestond het strijdtoneel zich rondom Apeldoorn. Gemiddeld deden er 35 teams mee en werden er hele snelle tijden gezet. Onze hoogste klassering bleef steken bij de 14e plaats maar dat mocht de pret niet drukken want het was een leuk dagje uit met de stichting en de borrel aan het einde maakte veel goed.
Op een gegeven moment hing ik mijn loopschoenen echt aan de wilgen en werd ik teamcaptain. Samen met chauffeur Eek ronselden we dan collega’s zodat er weer een team naar Apeldoorn kon afreizen en hoefden wij ons verder niet meer uit de naad te lopen.
Volgende week is er weer een Run in Winschoten met onder andere de ultra run van 100 km. Dat vergt wel even training want je bent er dan de hele dag mee bezig. Doe ik mee met de Run dan?
Normaal gesproken slaap en stoei je in een slaapkamer maar wij hadden vorige week anders besloten. We hadden namelijk een nieuw bed gekocht. Op zich is dat niet ongewoon, iedereen koopt wel eens een nieuw bed. Of krijgt een bed van iemand anders ‘omdat deze nog in prima staat is.’
Of je kocht zoals ik een ‘showmodel’ bij een grote meubelzaak.
Dat was ergens in 2012. Het betrof een 2-persoonsbed en die werd aangeboden ‘voor weinig’. Dat ‘weinig’ trok mij al gauw over de streep en ja, hoeveel mensen zullen op dit bed gelegen hebben toen het in de showroom stond? Je gaat toch niet zomaar midden in een winkel op een bed liggen?
Achteraf denk ik toch dat ongeveer 20.000 mensen het wel gedaan hadden….
Maar dat wist ik toen nog niet dus meenemen die handel. Ik kon een Caddy lenen, met imperiaal. Na wat proppen, passen en meten kon het bed mee en reed ik, best wel trots op mijn koopje, dwars door Den Haag. Enkele maanden later kwam de twijfel mijn slaapkamer binnenwandelen want op een gegeven moment begon de krachten van die 20.000 mensen die even op het bed gelegen hadden, zich te openbaren. Het verzakte aan ‘mijn’ kant zo erg dat ik op een gegeven moment haast uit het bed gleed! Wanneer ik alleen lag was dat niet zo’n probleem want dan schoof ik wel naar het veilige midden, maar wanneer de vriendin er was moest ik alle zeilen bijzetten om niet uit het bed te lazeren.
Zelfs in lepeltje-lepeltje houding wist ik nog wel eens aan de aandacht van de dame te ontsnappen.
En hing ik buiten boord. Voordat ik dit best wel unieke en komische bed beslapen mocht, sliep ik op een gekregen houten, eenpersoonsbed. De reden van het krijgen was heel triest. De eigenaar, Pater Paulus en broer van een zeer gewaardeerde collega, overleed plotseling op 44-jarige leeftijd. De collega wist van mijn situatie, net gescheiden met alle financiële gevolgen en gunde mij de spullen van zijn broer.
Dat was een lot uit de loterij!
Want naast het bed kreeg ik een complete huisraad, van een flesopener tot aan een wasmachine en kon ik daarmee mijn flatje inrichten. De spullen zijn later weer doorgegeven aan een jong stel die samen gingen wonen. Behalve de flesopener en een schilderij van het Laatste Avondmaal. Uit respect voor Pater Paulus heb ik die bewaard zodat ik niet vergeet hoe dankbaar ik toen was met al die spullen.
Dat zijn van die handvatten die je in het leven soms aangereikt krijgt.
We hebben nu een nieuw bed gekocht. Een grotere en een hogere. Het oude bed was enkele jaren terug ook een koopje maar geen showmodel. Toch raakte ook deze uit vorm, we rolden als het ware steeds naar elkaar toe. Nu vonden we beiden dat geen probleem want ‘dat gef allemaal niks want wie hoalt van mekaar, holadié, holadió!’ Maar soms voelde het ook als een kacheltje wanneer de ene na de andere opvlieger zich manifesteerde onder de dekens.
En klom ik naar de zijkant van het bed voor de verkoeling.
Dat gebeurde een paar keer per nacht en werd ik soms oververmoeid wakker. Daarom besloten we om nu maar eens te investeren in een bed met meerdere kwaliteiten. Althans, dat zei de verkoper waarna ik met mijn verdorven geest direct weer beelden zag die het daglicht niet verdragen kunnen.
In dit geval ging het om de motor….
Want hoofd- en voeteneind kunnen we in hoogte verstellen waardoor het slapen een uitermate doelmatigheid krijgt, mede dankzij de unieke topper en de stabiliserende bedbodems waarna je bij het wakker worden denkt:
‘Ik weet het ineens! Dit ga ik doen!’
Voorgaande stond in de folder die we meekregen nadat de koop beklonken was. Op zich wel een mooi vooruitzicht, dat we straks, als het bed eenmaal in onze slaapkamer staat, we wakker worden en dan weten wat we gaan doen. Want volgens diezelfde folder bleek dat de mens (gemiddeld) 32 jaar van zijn leven slaapt! Maar voordat het zover was moest er natuurlijk wel even wat gedaan worden.
De slaapkamer moest leeg, behangen en geverfd worden.
Die druk ontstond nadat de beddenboer ons gebeld had met een datum van bezorging. Ik had mijzelf een week gegeven om de klus te klaren. Eerst moest het oude bed naar zolder, voor de logees. Die weten nu ook dat dit bed je nader tot elkaar brengt. Nu hoop ik wel dat ze als ze naar elkaar toe rollen dat doen zoals de egeltjes het doen:
Héél voorzichtig!
Vrouwlief was natuurlijk in haar nopjes want ze mocht zich gaan storten op kleur verf en behang. Dit gebeurde al ver voor D-Day hoor, ik werd soms overstelpt via de App met foto’s van behang. Gelukkig kreeg ze goed advies van een plaatselijke verf- en behangwinkel plus een leuk ‘detail’, namelijk een decoratief stuk behang welke op een ronde triplexplaat geplakt werd. Deze decoratie kon je dan weer over het andere behang ophangen zodat de muur wat ‘breekt’.
Vroeger noemden ze dat een schilderij dacht ik maar ik hield wijselijk mijn mond.
Het muurtje achter het hoofdbord van het bed moest behangen worden en dat deden wij even op een maandag namiddag, zonder ruzie en een prima resultaat. Voor het verven van de muren had ik één middag nodig. Voor de afwerking werden er piepschuimen sierlijsten gekocht. Die kon je met sierlijstenlijm zó tegen het plafond drukken.
Dat kon ík zelfs!
Met een kitspuit lijmde ik de lijst, stapte het trapje op en drukte de lijst tegen het plafond. Toen ik van het trapje afstapte om de volgende lijst te voorzien van lijm, hoorde ik ineens een klap achter mij. De lijst lag op de grond.
De rest van de week ben ik alleen maar bezig geweest om die lijsten vast te krijgen. En nee, niet met de sierlijstenlijm maar met supermontagelijm. En nee, ook niet op verstek.
‘Werken is wel leuk alleen gaat er zoveel vrije tijd inzitten’. Een bekende en grappige tegeltjeswijsheid maar wel eentje die zichzelf uit het oog aan het verliezen is. Want steeds meer mensen werken deeltijd of parttime, juist omdat ze méér vrije tijd willen!
Een luxe die men zich vroeger niet kon permitteren.
Toen waren zesdaagse werkweken normaal en werd de zondag gebruikt voor ontspanning, vaak bestaande uit een gang naar de kerk. Die gangen naar de kerk zorgden er ook voor dat het voortplantingsproces goed voortgezet werd waardoor grote gezinnen meer regel was dan uitzondering. En al die monden moesten gevoerd worden waardoor er eigenlijk alleen maar tijd was om geld te verdienen.
Begrippen als ‘Even een weekendje weg’ of ‘Ik neem een sabbatical’ moesten nog bedacht worden.
De grote gezinnen zijn inmiddels zo goed als uitgestorven. We zien ze alleen nog maar op de televisie zoals bijvoorbeeld in het programma ‘Een huis vol’, met onder andere het inmiddels beroemd en beruchte elftal, de ‘Buddenbruckjes.’ Ik kijk er graag naar. Het valt mij op hoeveel structuur er in die gezinnen zit en hoe alle leden van de gezinnen meewerken in het dagelijkse huishouden.
Zonder het bekende zeurwerk.
Op de familie Buddenbruck dan weer na, dat is echt het huishouden van Jan Steen! Hilarisch op zijn tijd en zo nu en dan tenenkrommend. Opvallend is dat deze gezinnen heel ontspannen omgaan met de drukte die een groot gezin met zich meebrengen en dat ze niet drie slagen in de rondte hoeven te werken om het gezin draaiende te houden. Dat moesten ze vroeger wel en dan werd inderdaad in menig huishouden de bekende vraag gesteld:
“Wie is toch die man die op zondag altijd het vlees komt snijden?”
Want begin vorige eeuw waren werkweken van 50 of 60 uur meer schering dan inslag en was er weinig ontspanning. Het vertier werd gezocht aan het einde van de werkweek. Wanneer ze het loonzakje ontvangen hadden doken ze de kroeg in, met als eindresultaat dat de kroegbaas er beter van werd en het loonzakje alleen maar leger en leger.
Dat werd geen Atje voor de sfeer…
Gelukkig mogen we wel zeggen dat die tijden voorbij zijn. Werkweken bestaan tegenwoordig uit 24 of 32 uur en als je vraagt waarom men niet meer uren wil maken, kijken ze je aan alsof je niet wijs bent. Wat dat betreft zou die tegelwijsheid ingeruild kunnen worden voor een nieuwe:
‘Vrije tijd is leuk maar er gaat zoveel werk inzitten.’
De keerzijde is dat we ook steeds meer willen in al die vrije tijd. En er is natuurlijk ook veel meer te besteden. Want ook al werken we steeds minder, de loonzakjes worden gevuld door beide partijen en de lonen zijn een stuk hoger. Dus man/vrouw, vrouw/vrouw, man/man of hen/hun, hoe je het maar noemen wil:
Werken zal je!
Met natuurlijk de uitzonderingen op de regel maar daar zijn vangnetten voor. Of je moet kunnen leven van de wind. Maar ook dan zul je toch iets om handen moeten hebben want anders gaan de dagen (en nachten!) wel heel lang duren denk ik zo maar. Maar de tijden dat het gezin nog gezien werd als ‘de hoeksteen van de samenleving’, zijn allang voorbij. Deze politieke kreet werd gesmoord nadat diezelfde politiek de vaste lasten lekker liet oplopen. Met alle gevolgen van dien. Moeder kon niet anders meer dan haar schort afwerpen en ook aan de slag te gaan op de arbeidsmarkt en de kinderen moeten zichzelf redden of kwamen onder bewind voering van de voor- tussen of naschoolse opvang.
En dat alles kost bakken met geld!
Vervolgens waren beide ouders aan het einde van de week zó moe dat de vraag wie op zondag het vlees ging snijden veranderde in de vraag wie het vlees kwam brengen! Thuisbezorgd.nl, Etenmetgemak.nl of Bezorgland.nl.
Of hoe ze ook allemaal maar mogen heten.
Ik moest hieraan denken nadat ik afgelopen vakantie op de camping met een buurman in gesprek kwam. Deze gepensioneerde politieman heeft vanaf de eerste dag dat hij met pensioen ging, ruim twee jaar moeten wennen aan het níet meer werken! Naast het missen van de werkzaamheden als agent miste hij vooral het omgaan met zijn collega’s en de contacten met de burgers. De structuur was ineens weg, de regelmaat van op tijd op zijn werk verschijnen omdat er een collega afgelost moest worden was ook weg. Zelfs het de avond tevoren smeren van de boterhammen begon hij te missen.
Maar bovenal het ouwehoer- of serieuze praatje tijdens de koffie- of andere pauzes.
Dat was compleet weggevallen en nu waren hij en zijn vrouw aan elkaar overgeleverd om de rest van hun leven in te delen. Gelukkig was het huwelijk goed en was de fundering gebouwd op evenwicht waardoor het uiteindelijk allemaal goed kwam. Maar dat duurde ruim twee jaar en daar was de man nog steeds zichtbaar van onder de indruk.
Ik denk daarom dat werken goed is voor de mens.
Want dan ga je ook intenser genieten van de vrije dagen die je hebt. Dan kijk je uit naar de weekenden waar je de ‘beloning’ voor je zwoegen kan uitgeven aan leuke dingen. Bijvoorbeeld door lekker uit eten te gaan, te gaan winkelen, wandelen of fietsen of een bioscoopje pakken. Of om met de kinderen naar een of ander pretpark of dierentuin te gaan.
Al is een dagje uit met je kinderen ook best een vermoeiende bezigheid.
Door de pandemie zijn de werkvloeren inmiddels verweven met de privévloeren en dat was wel even wennen! Kon je voorheen de huiselijke rompslomp nog een beetje ontvluchten door naar je werk tóe te gaan, nu lag je werk ineens tussen die rompslomp. De één vond het heerlijk om te werken in eigen omgeving en de andere snakte naar de contacten op de werkvloer.
De werkvloer waar geen vuile was lag, slingerend speelgoed of zeurend kroost zoveel herrie maakte dat het zakelijke gesprek daar onder moest lijden.
Ik blijf erbij. Werk is (positieve) bezigheidstherapie!
Sommige mensen verlangen terug naar het verleden, naar de tijd dat we alles nog een beetje konden verwerken. Het Nieuws had toen nog niet zo’n tempo zoals we het nu kennen. Maar ik heb geen verlangen naar die tijd, wel goede en mooie herinneringen.
Maar ik mis wél de komkommers!
Om precies te zijn, de komkommertijd. Deze tijd speelde zich meestal af in de zomermaanden want dat was toch iedereen op vakantie en werd er ook geen nieuws gemaakt. En geen nieuws is meestal goed nieuws. Helaas kunnen we deze zomer wel zeggen dat er geen komkommer te bekennen is. Van alle kanten worden we momenteel bestookt met nieuws en daar zitten echt geen mooie komkommers bij.
Het verrottingsproces is al begonnen zeg maar.
Je moet er oog voor hebben om de goede eruit te filteren. Want goed nieuws is beter voor de geest. Neem de Olympische Spelen. Hier waren, ondanks wat opstartproblemen, weer vele hoogstandjes te zien. Maar ook op voetbalgebied zagen we PSV schitteren tegen Ajax, notabene om de Johan Cruijff schaal.
Nou was dat voor mij een klein dieptepuntje.
Maar voor de aanhang van PSV was dit natuurlijk ontzettend goed nieuws (na een verloren jaar..). En dan is er nog een club, Feyenoord. Deze hebben ook een goede start gemaakt in de Europese omgeving. Nu maar hopen dat ze dat in eigen land vast kunnen houden zodat we een leuke competitie krijgen. Het liefst een competitie waar de winnaar pas op de laatste competitie dag bekent zal worden.
Gezonde spanning valt ook onder de categorie goed nieuws!
Net als dat we geen mondkapjes meer hoeven te dragen in de winkels. Want dat vond ik toch wel het vervelendste onderdeel van de regels die ons opgelegd werden. Ik miste de expressie in de gezichten om je heen. Je wist niet meer of iemand vriendelijk of boos naar je keek of gewoon een praatje wilde beginnen. De woorden werden gesmoord achter het kapje.
‘Kap nâh!’
Toch zie ik ook wel het voordeel van de mondkap. Dat de mensen die ‘met consumptie’ praten je niet meer raken. Ik moet bekennen dat het mij ook wel eens overkomt en daarom hou ik mij graag aan het afstand houden. Maar wat deze zomer ook opleukte was de terugkeer van mijn favoriete Diskjockey Rob Stenders op de radio. Hij zat eerst bij Radio 2 maar besloot ergens in het voorjaar om te verhuizen naar Veronica. Vijf maanden was hij niet te horen op de radio en ik voelde mij diepongelukkig, begon in mijn chagrijn zelfs de radio te negeren en enkel nog te luisteren naar de hapklare brokken van Spotify.
Tot eind juni, toen begon Rob weer met zijn Bonanza bij Veronica.
Ik was eerst bang dat het programma overladen zou worden met commercieel geouweneel maar niets was minder waar, het programma was één op één overgenomen uit zijn Radio 2 tijd, inclusief de goede muzieksmaak. Ik kon mijn geluk niet op en ventileerde dat haast dagelijks naar mijn geliefde vrouw. En weet je wat zo mooi is?
Zij was het met mij eens!
Gelukkig weet zij ook wat nieuws betreft het kaf van de koren te scheiden. Het goede nieuws uit het slechte te filteren. Optimisme versus pessimisme. Zo zag zij ook hoe een supermarkt de plank flink missloeg door medewerker Lars te vertellen dat hij geen nagellak mag dragen. Want volgens de manager is de Glanerbrugger bevolking daar nog niet aan toe. Deze persoon heeft waarschijnlijk onder een steen geleefd want de Glanerbruggers hoef je niet te vertellen of ze ergens wel of niet ‘aan toe’ zijn. Hoe verzin je het!
Terwijl we in 2016 Nagellakheld Tijn Kolsteren toch met zijn allen in onze harten hadden sloten…
Gelukkig zijn er ook managers die niet in de prehistorie leven en kan Lars aan de slag bij de concurrent. Achter de kassa en mét gelakte nagels. Dit soort berichten staan in het begin onder het kopje ‘slecht nieuws’ maar worden uiteindelijk goed nieuws. Het lijkt wel een sprookje;
‘Lars en zijn nieuwe werkgever leefden nog lang en gelukkig!’
Nu moet ik toegeven dat sommige berichten in eerste instantie positief bedoeld zijn maar om kunnen slaan in het negatieve. Vaak heeft het te maken met de reacties die eronder gezet worden. Bijvoorbeeld wanneer de demissionair minister-president naar Groningen komt om met eigen ogen te zien dat er nog heel veel problemen zijn met betrekking op de aardbevingsschades, stromen de negatieve en soms absurd idiote reacties binnen.
Waarmee de echte dialoog in de kiem gesmoord wordt.
Of neem die ex-baanwielrenster Elis, die in 2016 nog Olympisch kampioen werd. Zij versloeg het baanwielrennen bij de NOS. Ook hier werd de inhoud, het verslaggeven en de kennis van de sport, naar achteren gedreven omdat er figuren waren die het op haar uiterlijk hadden voorzien. Dat moeten vast hele mooie mensen zijn geweest, dat kan niet anders want anders reken je iemand anders niet af op het uiterlijk.
Ik kan hier niks mee, verwerp het en schaam mij ervoor.
En ik weet ook niet wie het zijn want veel ‘reaguurders’ verbergen hun identiteit of vallen onder de categorie ‘nep-accounts’ (terwijl ze alles om hun heen ‘fake’ noemen). Een ding weet ik wel over ze. Ze zijn misschien knap, slim en hebben misschien zelfs de waarheid in pacht.
Maar ze zijn super lelijk vanbinnen!
Gelukkig houdt de humor en relativeringsvermogen de meeste mensen op de been. Zo zagen we hoe een kat in Scheemda het vertikte om uit een boom te klimmen. De brandweer was er op een gegeven moment klaar mee en zaagde de boom om!
Opgelost!
Natuurlijk kwam hier commentaar op. Ook ik was verontwaardigd na het lezen van de kop van dit nieuwsberichtje. Onnodig bleek, de boom stond al op de nominatie gekapt te worden. Typisch een geval van verder lezen dan je neus lang is…
Of gewoon niet reageren. Leg even je telefoon weg of maak een ommetje. Jouw reactie zal de wereld echt niet verbeteren.
“Ja hoor, je valt best mee!” antwoordde de dame van de winkel mijn vrouw lachend toen we de winkel uitliepen. Ik lachte maar een beetje mee en pijnigde mijn hersencellen over wat ik dan eigenlijk niet goed gedaan had. Of beter gezegd, niet goed beschreven had. Want de winkelmevrouw las wel eens wat van mij en vertelde ons dat ze best wel eens met mij te doen had.
Het schuurde tegen medelijden aan..
Ze doelde daarmee op bepaalde situaties die zich afspeelden tussen vrouwlief en mijzelf, waarbij ik, daar ben ik nu wel achter, overduidelijk de rol van slachtoffer op mij nam. Dit was voor mijn vrouw alleen maar een bevestiging van wat zij wel eens dacht. En ook uitsprak, alleen dan wuifde ik het weg dat ze het niet zo serieus moet nemen. Want ze vindt dat zij soms neergezet wordt als een niet zo leuk mens in mijn schrijfsels. Ja, dat was best wel even ongemakkelijk nu het zo rechtstreeks gezegd werd in plaats van een reactietje op het digitale papier. Nu moest ik rustig blijven en goed nadenken over hoe ik hierop zou reageren voordat er ruzie in de keet zou ontstaan. Weglachen was een optie.
Maar ik ken mijn lieverd en koos voor de nuance.
Ik gaf mij over aan de situatie die deze late zaterdagmiddag ontstaan was. Even met de billen bloot en omdat het tegen sluitingstijd was hoefde de overgave van mij jegens mijn geliefde nooit lang te duren. Helaas had de eigenares van de winkel geen haast om te sluiten zodat ze aan hun weekend konden beginnen en moest ik langer op de blaren zitten.
Ik keek mijn vrouw aan net zoals ik dat deed vlak voor mijn JA woord op het Gemeentehuis:
“Ach lieverd, het valt onder schrijversvrijheid hè. En soms moet je de boel een beetje overdrijven anders is het maar saai om te lezen. Daarnaast is het voor heel veel lotgenoten … euh… mannen, een soort van bevestiging dat mannen en vrouwen soms weleens verschillen van gedachtegangen…”.
Twee paar vrouwenogen keken mij nu bedenkelijk aan.
Ik voelde aan mijn water dat ik mij even op glad ijs bevond en begon de boel maar een beetje te bagatelliseren: “En het is maar een hobby van mij hè, dat schrijven.” vervolgde ik mijn pleidooi. “Therapeutisch, dat van mij afschrijven werkt ook weer therapeutisch en dat is goed in deze onzekere tijden!” Persoonlijk vond ik dat een prachtige, heldere slotzin maar ik had al snel door dat ik de enige was die zo dacht.
Ik beloofde haar om het recht te zetten.
Dat de soep niet zo heet gegeten wordt als zij opgediend wordt. En zo is het ook. Ik heb juist heel veel respect voor haar. Zo ontzettend veel respect dat ik haar regelmatig benoem in mijn stukjes. Misschien lijk het dan misschien op een beetje klagen van mij maar als je goed leest zie je hoe trots ik op haar ben.
Echt waar!
En laten we eerlijk zijn, de meeste mannen klagen over hun partners. Andersom gaat het niet anders. Zo hou je elkaar een beetje bezig maar tussen de regels door is het een en al liefde! Nu ik bewezen acht dat lezers wel eens daaraan twijfelen ben ik wel gaan nadenken hoe ik het vertrouwen van mijn vrouw in mij terug kan verdienen. Hoe ik haar kan plezieren. Even dacht ik haar een eigen kledinglijn op te laten zetten want dat is tegenwoordig in. Zonder er eens goed over na te denken had ik al een mailtje gestuurd naar enkele supermarkten, zoals de Jumbo, Albert Heijn, Plus, COOP, Poiesz en de Spar. Of zij plaats in de schappen hebben voor de kledingstijl van mijn vrouw.
Er gingen geen mailtjes naar de Lidl en de Aldi.
Die waren al bezet. De Aldi heeft ene Sylvie en de Lidl heeft Andre Hazes senior. Op zich verrassend dat laatste want meestal eist Junior alle aandacht op. Of beter gezegd, sommige media publiceren alle bewegingen van Junior omdat zij denken dat wij, het volk, daar behoefte aan hebben. Persoonlijk denk ik dat het volk eerder gezond verstand verkiest boven al dat geouwehoer over Junior met zijn escapades.
Maar ik dwaal weer eens af.
Beide winkelketens gaan de kledinglijn verkopen van deze BN’ers. Waarom? Geen idee. Ik ken niemand in mijn omgeving die daar behoefte aan zou hebben. En hoe meer ik erover nadacht hoe slechter ik het plan dan ook begon te vinden. En ik kan er zelfs heel boos over worden dat ik überhaupt op de hoogte ben van dit soort debiele weetjes over een paar over het paard getilde en overgewaardeerde Bekende Nederlanders.
Bah!
Waar is de correctievloeistof wanneer je het nodig hebt! Dus beschouw voorgaande alinea’s maar als niet geschreven of vergeet het. Gelukkig voor mij kwam de Verlossing c.q. Afleiding ineens op mijn pad. De verlossing kwam deze keer in de vorm van de stoffeerder die mij appte met de boodschap alle spullen binnen te hebben. Of hij vrijdag kon komen om alle vitrages, rol- en plissé gordijnen op te hangen. Natuurlijk kon dat want dit viel onder de categorie ‘interieur’, de hobby van vrouwlief. De vrouw waar ik elke nacht naast mag liggen had eerder alles uitgezocht en nadat de stoffeerder weer weg was kon ik maar tot één conclusie komen:
Het is prachtig geworden!
En dat heb ik dan te danken aan mijn vrouw! En dat meen ik oprecht, van kruin tot teen en alles wat ertussen zit! En ja, ik heb haar ellenlange zoektochten naar de juiste producten en de juiste kleuren misschien hier en daar wat belachelijk gemaakt. Haar een beetje geplaagd zeg maar. Maar dat hoort erbij in een relatie. Het is heel belangrijk dat je om elkaar moet lachen. Zij lacht mij ook heel vaak uit. Ook op momenten dat ik dat juist niet wil, meestal op die momenten dat ik mijzelf erg bewust ben van dat ik een man ben.
Maar ja, zoals ik al zei, schrijven werkt therapeutisch!
Boze mensen. Je ziet ze steeds meer. Natuurlijk blijven ze, gelukkig, in de minderheid maar ze eisen wel steeds vaker de aandacht waardoor de suggestie ontstaat dat ze met heel veel zijn. Maar nogmaals, dat is gelukkig niet zo. Het lijkt zo omdat wij, eenvoudige burgers die gewoon hun leven leiden, via allerlei kanalen in aanraking komen met de daden die boze mensen uitvoeren.
Zoals dat groepje vakantievierende jongens op Mallorca.
Ondanks de vakantie waren ze toch ergens boos om en schopten ze de 27-jarige Carlo dood. Met zijn dertienen. Vervolgens pakten ze snel het eerste het beste vliegtuig naar Nederland om daar een lulverhaal op te hangen bij hun ouders.
Al gauw bleek dat ze waarheid tekortkwamen…
Wat ik mij dan afvraag is of er dan toch nog ergens iets van spijt om de hoek komt kijken wanneer ze hun bebloede sneakers aan het schoonmaken zijn. En dan niet spijt omdat ze nu niet meer mooi wit zijn maar spijt omdat ze iemand vermoord hebben.
Net als die jochies die dat meisje van 14 jaar mishandelden.
Hoe komen ze op het idee om een meisje in het gezicht te slaan omdat zij niet wilde antwoorden op een hele domme vraag. Nu weet ik wel, domme vragen bestaan niet. Maar wél als je het in combinatie doet met geweld.
Dat is zelfs oerstom!
En ze zijn zo ontzettend laf! Het maakt mij kwaad, heel erg kwaad. Ik probeer mij dan voor te stellen hoe het bij hun thuis gaat. Krijgen ze te weinig aandacht omdat Pa en Ma allebei aan het werk zijn? Of zijn Pa en Ma gescheiden en wordt er onderling niet gecommuniceerd hoe het gaat met hun kroost, welke ze toch ooit samen op de wereld gezet hebben? Zijn de ouders totaal de regie kwijt omdat ze geen conflicten met de kinderen willen? Of is het verveling van het kroost omdat ze alles al hebben wat hun hartje begeert en missen ze de spanning, spanning die ze bijvoorbeeld wel vinden in de games die ze op hun kamertje spelen? Of is het juist afgunst omdat ze het thuis niet breed hebben waardoor ze zwaar gefrustreerd rondlopen?
Frédérique is sterker dan al die gastjes bij elkaar.
Zij wil geen vervolging van de dader(s) omdat zij zich kan voorstellen hoe erg het is voor de ouders. Hoe jong ze nog is, hoe groot zijn nu al haar daden. Haar vader steunde Frédérique in dit verhaal en ook dat is te prijzen. Goed voorbeeld doet volgen. De moeder dacht er anders over maar zij steunt haar dochter wel. Maar toch weer reacties van een andere boze groep uit onze samenleving. Het was te soft naar hun idee. Waarmee ze eigenlijk Frédérique nog een (figuurlijke!) trap nageven. Want wie zijn wij om de idealen van dit meisje onderuit te halen?
We moeten haar juist steunen!
Maar waar komt toch altijd weer die agressie vandaan? Is het echt die liefde waar het aan ontbreekt? Of zien we de liefde niet meer omdat we als het ware digitaal opgevreten worden? We streamen met grote gulzigheid het ene kopschoppen filmpje na het andere want voor een portie sensatie zijn we wel te strikken. Die ‘sensatie’ van een kopschopfilmpje op het internet stellen we boven wederzijds respect, respect voor de ander en respect voor andermans bezittingen. Hoe diep kan een mens zakken. Of moeten we toch eens wat meer in de spiegel kijken, naar ons eigen gedrag?
Ik denk van wel.
Want de dagelijkse diarree die we voorbij zien komen op het internet via beeld én tekst heeft wel degelijk invloed op ons doen en laten. En we ‘pikken niks meer’ en ‘bepalen zelf wel even hoe wij leven!’ Steeds vaker gevoed door de moderne ‘vrijheidsstrijders’ zoals sommige politici en andere ‘influencers’.
Sommigen spiegelen zich aan hen en daar gaat het fout.
Terwijl dichtbij jezelf blijven makkelijker is. Want je bent niet op de wereld gezet om iemand op zijn of haar kop te schoppen. Of bruut door het hoofd te schieten. Toch? Je bent immers uit liefde geboren! Ik snap dat wanneer je boos bent je empathisch vermogen flink op de proef gesteld wordt. Of wanneer het allemaal tegenzit dat je dan veel liever de oorzaak daarvan bij een ander zoekt dan bij jezelf.
Je even wentelen in een slachtofferrol.
Maar daar schiet je in mijn ogen niets mee op. Het zuigt al je energie uit je lijf wanneer je steeds maar aan het klagen bent. Je kan veel beter dat kleine beetje energie wat er zit, doelmatig gebruiken. Bijvoorbeeld om de hulptroepen in te zetten die dit land rijk is. En ja, ik weet dat er nog vele handen tekortkomen in die sectoren maar zoek het dan dichter bij huis.
Bij je geliefden waar je mee opgegroeid bent.
Een vaststaand feit is dat we grenzen verleggen door groepsdruk, alcohol en drugsgebruik. Alcohol blijft een venijnig (legaal) groot probleem en drugsgebruik neemt eerder toe dan af, met in de bijsluiter de criminaliteit. Het snelle geld is immers duivels aanlokkelijk. Ik zie geen oplossing maar ik kan wel zeggen dat ik geen drugs gebruik en dus het circuit niet financieel ondersteun.
Maar de groepsdruk is niet minder gevaarlijk!
Dat laten bovenstaande feiten wel weer zien. Misschien moeten we het geen aandacht meer geven. Misschien moeten we wel alles wat met geweld te maken heeft niet meer streamen en delen. Misschien moeten we stoppen met alles wat criminaliteit juist aantrekkelijk maakt. Door bijvoorbeeld niet meer te snuiven, spuiten, slikken en zuipen.
Zodat we weer zelf kunnen denken en niet onder invloed.
Maar vooralsnog zullen dit soort bizarre gebeurtenissen niet uit te roeien zijn. De wereld verandert elke dag en wij veranderen met haar mee en dat kunnen we enkel maar accepteren. En heel veel van die veranderingen zijn ontzettend mooi en geven ons leven steeds meer kleur. Maar zoals altijd kan niet iedereen die weelde aan en wordt geweld ingezet. Onze handen zijn wat dat betreft gebonden.
Maar we kunnen er wel openlijk (!) afstand van doen.
Nadat onze tuin voorzien was van schuttingen, een overkapping, tegels en groene zones kwam mijn vrouw in actie voor de zogenaamde ‘details’. Die ‘details’ ben ik van haar gewend inmiddels en ik laat haar lekker haar gang gaan. Als ik er last van heb dan laat ik dat haar subtiel weten. Zo staat er bijvoorbeeld een metalen emmertje in de badkamer, in het nisje achter de wc. In dat emmertje zit een kaars. Met een lont. Naast de emmer staat een vaasje waar stokjes uitsteken.
Een kaasfondue pannetje zeg maar!
Beiden geven geur af. Beiden hebben dezelfde geur, namelijk Jasmijn als ik de tekst mag geloven. De bedoeling van deze voorwerpen is om ervoor te zorgen dat het lekker ruikt in de badkamer. Dat snap ik wel, want over het algemeen zal dat lekkerder ruiken dan de geuren die normaal verbonden zijn met badkamers. En dan met name de toiletbezoeken.
Toch?
Dat lijkt mij een understatement. Maar je kan het ook overdrijven. Ik ben namelijk een leunplasser. Als ik bijvoorbeeld wildplas, tegen een boom of zo, dan leun ik altijd met een arm tegen die boom en doe mijn ding. Het is waarschijnlijk ontstaan in het verleden, wanneer ik als jongere te diep in het glaasje gekeken had en het nodig vond om even lekker wild te gaan plassen. Dat mag tegenwoordig niet meer, nu schoppen ze gewoon iemand hartstikke dood… Maar goed, er staan geen bomen in mijn badkamer dus dan leun ik tegen de muur.
Vooral s’ nachts, dan slaap ik door tijdens het plassen.
Afijn, zodra ik dan in positie ben komt de ergernis want ik hang dan boven dat emmertje en begint het gevecht met mijn reukorgaan. Dat ene fonduepannetje is nog wel te dragen maar dat emmertje is vreselijk actief, irriteert mateloos mijn para nasale sinussen en de bulbus olfactorius en kruipt vervolgens verder in de diepste spelonken van mijn gevoelige lijf.
Het zit tegen misselijkheid aan…
Kennelijk ben ik hypersensitief als het om luchtjes gaat want vrouwlief hoor ik er niet over klagen, die vindt het juist heerlijk ruiken. Ik stel mij aan zegt ze dan. Vervelend, want vanwege mijn leeftijd moet ik er ‘s nachts ‘wat vaker uit’. En telkens volgt dan de confrontatie met Jasmijn. Daarom zet ik tegenwoordig de emmer voor het slapen gaan direct op de wastafel zodat ik de rest van de nacht heerlijk voorover hangend mijn plasjes kan doen.
Niet te ver voorover anders heb ik ineens zo’n geurstokje in mijn neus.
Ach ja, geurtjes te over tegenwoordig. Het is big business, je hebt zelfs een prutteldeprut- potje welke je aan moet steken. Dit is een zogenaamde geurkaars en op de bijsluiter staat in geuren en kleuren dat ‘de typische houten brede lont het geluid maakt van een knapperend haardvuur.’ Ja, ze weten het goed te verkopen! Deze laatste verdrijft nare geurtjes van het koken zegt vrouwlief dan. Nare geurtjes? Je begrijpt dat ik dat stuitend vind als keukenprins en wederom kruipen we dan weer in onze loopgraven om het uit te vechten.
Ja, elk huisje heeft zijn kruisje!
Nu de details in de tuin. Daar vallen niet de groene zones onder maar wel de toegevoegde groene zones zoals hangplanten, bomen en vogelzaadsilo’s. Die silo is wel een dingetje zeg! Want het gevogelte wist dat ding vanaf de eerste dag te vinden en regelmatig moest de silo bijgevuld worden. Tot zover een dikke prima, alleen ze maakten er een rotzooitje van! Er werd namelijk naast veel morswerk ook flink gepoept. Vogels kunnen tijdens het eten ook direct poepen! En al die zaadjes en uitwerpselen vielen op de tuintafel en tussen het grind waardoor het worteldoek zich er dood aan ging ergeren. De brandende zon in combinatie met regenwater deden de rest.
Het lukte ons niet dit in de kiem te smoren…
En weldra verschenen er allemaal groene sprietjes tussen het grind en moesten we op de knieën om het onkruid weer te verwijderen. Na drie weken haast dagelijks onkruid wieden hebben we de silo ook verwijdert. Als dat gevogelte zich niet netjes gedragen kan ben ik er klaar mee. Want het was niet alleen op de knieën, er moest ook van alles weggezet worden zodat we er goed bij konden. Van alles ja, want de tuin raakt voller en voller met ‘accessoires’ zoals ze dat tegenwoordig zo mooi noemen.
De vele meubels in onze tuin.
Want sinds mijn vrouw Handige Tinus in haar vriendenkring heeft, bedenkt ze van alles om het maar gezellig en makkelijk te maken in de tuin. Zo maakte Tinus vorig jaar al een prachtige tuintafel van steigerplanken die eigenlijk op mijn ‘to do’ lijst stond. En toen de tuin klaar was maakte hij, wederom op haar verzoek, een zuil voor onder de overkapping. Naast dat je er wat op kon zetten had Tinus het meubel zo gemaakt dat er ook via de achterzijde wat ingezet kon worden. Bijvoorbeeld dingen waar ik met mijn tengels af moet blijven.
Die zuil is nu haar domein.
Enige tijd later kreeg ik ook iets voor mijzelf, ook voor in de tuin. Deze keer was het eigenlijk een verlenging van het aanrecht, oftewel een verlenging van de keuken. Het werd een keukenbank met twee kastjes en twee lades. Aan de ene kant had Tinus wieltjes gemonteerd en aan de andere kant een handgreep zodat ik de keukenbank makkelijk verplaatsen kon. Het detail zat hem in de handgreep.
Want daar kon een mooie theedoek aan gehangen worden..
Maar het was niet genoeg. Ze wilde ook een bijzettafeltje voor onder de overkapping. En zo geschiedde. En vorige week zondag bedacht ze ineens dat ze nog een bijzettafeltje wilde voor naast de achterdeur. Voor als we eten in de tuin. Want dan kun je, nadat je de hor geopend hebt, daar de borden even opzetten en de hor weer snel dicht doen.
Dat scheelt slijtage van de vliegenmepper.
Voor nu lijkt het erop dat het klaar is en alle details ingevuld zijn. En in afwachting van het volgende project volop genieten natuurlijk!
De vakantie is voor ons weer voorbij en daarom gaan we weer over tot de orde van de dag. Dat begon afgelopen maandagmorgen al toen ik het nieuws hoorde over het wangedrag van Engelse supporters. Het was De Day After van de finale van het Europees Kampioenschap voetbal. De Italianen wonnen met penals en daarmee kwam het voetbal niet ‘thuis’, zoals de Engelsen hadden gehoopt.
Gelukkig maar!
Want nadat er vóór de wedstrijd al ongeregeldheden waren (lees: 19 agenten gewond, het zou je werk maar zijn) ging na het verlies de beerput der hooligans helemaal open en stroomde het internet vol met racistische commentaren omdat enkele spelers van de Three Lions de penalty misten. Het is dat ze het zelf al gedaan hebben maar je zou zo’n land zó af laten drijven.
Ankers los en laat maar gaan.
Voorgaande schreef ik uit enorme frustratie. Het lijkt wel alsof we steeds idioter met elkaar omgaan in deze wereld. En ja, ik weet het, ik moet nu niet alle Engelsen over een kam scheren want de meerderheid van de Engelsen houden wel rekening met de medemens.
We noemen dat ook wel ‘normen en waarden’.
De ‘normen en waarden’ zijn een geweldig duo en bieden ons handvatten hoe met elkaar om te gaan. En mocht je ze even vergeten zijn, ze staan gewoon in de spelregels die we ooit met elkaar afgesproken hebben. Zo heeft het voetbal ook spelregels en oh ironie, die zijn ooit bedacht door de uitvinders van het voetbal, de Engelsen. Kort door de bocht is dat twee keer 45 minuten voetballen, bij een gelijkspel wordt er verlengd en als er dan nog geen beslissing gevallen is mogen beide elftallen elk minimaal vijf penalty’s nemen.
Maak je ze niet dan verlies je.
En vervolgens leg je je daarbij neer. Natuurlijk mag je dan je emotie tonen maar dat wil niet zeggen dat je dan alles om je heen moet slopen of erger, iemand het ziekenhuis in moet slaan. Het is gewoon asociaal en je sluit je daarmee af van de samenleving. En wanneer je dan voor de rechter staat, komt de spijt en wring je je in allerlei bochten voor een beetje strafvermindering:
“Ja Edelachtbare, ik flipte want ik had ruzie met mijn vriendin.”
Gelukkig hebben we de Schotten nog. Dit (terecht) trotse volk maakte er weer een feestje van tijdens het EK en ze ruimden zelfs hun eigen rommel op! Naïef als ik ben hoop ik dat de jongeren (en ouders!) die na het drinken van een biertje dat ook gezien hebben. Want het lijkt tegenwoordig schering en inslag om na het chillen in een park, bos of op het strand er een teringzooi van te maken. En wat bezielt je in Godsnaam om de flesjes na ze geleegd hebben, kapot te gooien? Kun je je dan helemaal niet indenken dat iemand anders zich er de volgende dag aan kan snijden? Misschien wel je kleine buurjongetje dat de volgende dag met emmer en schepje datzelfde strand oploopt… Wij hadden vroeger ook zuipfeestjes maar de flesjes hielden we heel want er zat waarde aan, het statiegeld.
En dat geld gebruikte je weer voor het volgende feestje!
Maar we hebben het kennelijk te goed. En dan verliezen we het zicht op de spelregels. Soms kunnen we er ook niks aan doen. Dat is wanneer de spelregels tijdens het spel gewijzigd worden. Zo hebben wij hier in Winschoten op het Oldambtplein een zogenaamde ‘shared space’ (gedeelde ruimte) rotonde. Sinds 1939 kennen we het fenomeen rotonde en leerden we tijdens verkeerslessen op school en voor ons rijexamen hoe je te gedragen op een rotonde. Dat ging natuurlijk niet altijd goed maar het was toch goed genoeg om heel Nederland er mee vol te bouwen.
Rode draad was: rechts erop gaan en richting aangeven waar je eraf wilde.
Bij de ‘shared space’ rotonde worden min of meer alle spelregels ineens weer losgelaten. Er zijn geen regels, je moet jezelf maar zien te redden! Daar kregen we geen les in, het was er gewoon ineens. Het doel van deze rotonde is dat je dan nog beter gaat opletten dan je al deed en daardoor zou het veiliger moeten worden.
Op papier een uitstekend plan!
Want verkeersongelukken kunnen veel onnodig leed geven. Voor alle betrokken partijen! Te vaak zie ik dat er nog te hard gereden wordt op 30 km zones in bijvoorbeeld Midwolda of Heiligerlee. En dan heb ik het niet over onzinnige 30 km zones zoals de Hoofdstraat in Blauwe Stad. Deze weg is best wel veilig want de fietsers hebben een eigen fietspad, plus nog een berm om uit te wijken. Daar hoef je geen verkeersdeskundige of verkeerspsycholoog voor te zijn. Maar ons heropvoeden middels de gedachte achter het shared space plan gaat je niet lukken.
En waarom niet?
Omdat we mensen zijn en mensen maken nu eenmaal fouten. Als ik naar mijzelf kijk en deze rotonde nader probeer ik alles te doen wat ‘shared space’ van mij verlangt. Zowel op de fiets als in de auto. Ik doe dat zó overdreven dat ik vaak, nadat de laatste horde gepasseerd te hebben, nog urenlang last van mijn nek heb, gekregen van het over mijn schouders kijken. Maar ook doordat ik mijn armen tijdens het fietsen zó overdreven moet strekken om de richting aan te geven zodat medeweggebruikers zien wat mijn bedoelingen zijn.
Maar zoals ik al zei, ik ben een mens.
En ik heb al een paar keer gehad dat ik net die fietser of net die voetganger niet zag. Omdat ik met mijn hoofd met andere dingen bezig was zoals bijvoorbeeld dat akkefietje op mijn werk, de spijt van een te dure aankoop of de ruzie met een van de kinderen omdat die lege flesjes bier op straat stuk heeft staan gooien.
Of dat zogenaamde belangrijke Appje op die verdomde telefoon!
In mijn ogen kan je het niet permitteren om de spelregels te veranderen wanneer het gaat over mensenlevens. Elke mens met gezond verstand snapt dat het een keer heel erg mis kan gaan.
Dat is wel het nadeel van vakantie vieren. Doordat je allemaal leuke dingen doet en even uit je ritme gehaald wordt, vliegt de tijd voorbij. Voor mij betekent dat, achteraf, dat drie weken in een stacaravan wel te dragen zijn doordat we meevliegen met die supersonische snelheid. Daarbij is het idee dat ik straks weer heerlijk in mijn eigen huis zit heel aanlokkelijk wat maar weer aangeeft dat ik het in het Groninger land erg naar mijn zin heb.
Gelukkig maar, want ik moet daar langer dan drie weken verblijven!
Op het moment van schrijven zitten we in de laatste week van onze vakantie en zijn we uitgeput. Uitgeput van een prachtige strandwandeling! Bij Paal Acht gingen we westwaarts het strand op en dan via de Noordsvaarder naar het Groene Strand, langs de vloedlijn. De wandeling voerde ons langs plekken waar we nog nooit geweest waren, ondanks dat ik hier gewoond heb en mijn vrouw hier altijd vakantie vierde. En wellicht ook omdat het vroeger militair oefenterrein was van de luchtmacht. We lieten onze ‘gids’, eilander vriendin Marianne, met grote regelmaat even weten hoe wij genoten van de wandeling.
Want het was genieten met een grote G!
Van het strand, de enorme vergezichten, de parelmoeren stapelwolken die ons afwisselend in de felle zon of verkoelende schaduw zette en dat alles werd versterkt door de zilte geur van enorme hoeveelheden harige mosdiertjes die eerder die dag achtergelaten waren door de Noordzee.
Een heuse vijand voor de garnalenvissers volgens vuurtorenwachter Peter.
Maar we moesten ook bijkomen van het weekend want het was opnieuw volle bak in de caravan. Deze keer mijn oudste en jongste zoon met hun vriendinnen. Plus kleindochter Roméline, het mooiste meisje van de wereld! Het jongste stel sliep in de tent en de anderen bij ons in de caravan.
Ja, dat was een uitdaging!
Maar ach, het weer was goed en we konden gelukkig veel buiten vertoeven. En net als vorige week werd ik ook nu door de mannen getest of ik nog een beetje lenig was. Voetbal en badminton werden afgewisseld met kleine stoeipartijtjes, dat blijven ze leuk vinden. Zodra het mij te gortig werd riep ik heel hard ‘Pas op! Mijn rug!’ en hielden ze ermee op. Dat heb ik ze wel geleerd in de loop der jaren. De kleine meid liep steeds vrolijk en almaar zwaaiend naar iedereen door ‘het veld’ of ze ging zitten om te spelen met grassprietjes en madeliefjes. De ontdekkingstocht van een jong kind op een eiland.
Wie is daar in onze families niet groot mee geworden!
De eerste avond stonden er pannenkoeken op het menu en werd onze caravan een soort van Foodtruck. Het keukenraam diende als doorgeefluik en telkens als ik weer een pannenkoek klaar hard, riep ik naar het gezelschap buiten op het ’terras’ dat er weer een naturel, kaas of spekpannenkoek klaar was.
Vooral de mannen bleven erin eten!
Dat kwam natuurlijk door de zware, zuivere luchten van het eiland maar ook door alle fietstochten die er gemaakt werden, over de net van verse schelpenlagen voorziene fietspaden. Zoon Sil en vriendin Steffie volgden ons met de scooter, gelukkig elektrisch waardoor we nog steeds de prachtige natuur konden horen.
Want de natuur moet je met al je zintuigen kunnen beleven.
Het werden drie drukke dagen maar het was ook weer fijn dat we weer eens bij elkaar waren. Even elkaars leven bijpraten in een van de mooiste omgevingen die ons land rijk zijn, wat wil een mens nog meer. Alleen komen er altijd aan alle leuke dingen een eind en stonden we afgelopen zondag weer op de haven, om afscheid te nemen van het hele spul. Na de uitzwaaiceremonie zeiden we, net als onze ouders dat altijd zeiden als de logees weer uitgezwaaid waren:
‘We zijn weer onder ons!’
Maar terwijl wij terugfietsten over het fietspad van de Noordsvaarder en mijn vrouw weer allerlei kreetjes van verrukking uitte over al het moois om haar heen, was ik stil. Stil van het afscheid nemen. Stil van de al die sombere gezichten die aan boord gingen, somber omdat ze hun geliefde eiland moesten verlaten of somber omdat ze hun geliefden moesten verlaten.
Omdat aan de andere kant van het water de plicht weer roept.
Want dat afscheid nemen van dierbaren gaat mij steeds meer tegenstaan. Ik moet het te vaak doen, mijn hele leven al. Dat komt door al die afstanden die tussen ons zitten. Het is geen dorp waar wij met alle geliefden wonen. Nee, we worden gescheiden door afstanden die door allerlei omstandigheden ontstaan zijn in de loop der jaren.
Geografische gezien dan hoor!
Het begon al als kind, wanneer de Opa’s en Oma’s, ooms en tantes of neven en nichten van de wal weer weggingen. Of later als onze toeristen vrienden en vriendinnen vertrokken. Dat wij op de pier stonden zodat wij zo lang als mogelijk konden blijven zwaaien, uitzwaaien. Later moest ik zelf als vijftienjarige afscheid nemen omdat we aan de Wal op school zaten. Elke zondag ging je weer weg, met een weekendtas gevuld met schone kleding en schoolboeken.
Grote broer en zus waren mij al voorgegaan.
Mijn ouders waren toen ineens weer met zijn tweetjes. Maar vrijdagavond kwamen we dan weer thuis, ook weer in het gezelschap van een goed gevulde weekendtas maar nu met vuile was. Het weekend stond geheel in het teken van voetbal, volleybal en nasi op zaterdagmiddag. En de zondag bestond uit zwemmen in zwembad De Dôbe en een wedstrijd van ‘Het Eerste’, met als afsluiting een uurtje feesten in de OK18.
En daarna weer naar de haven met een weekendtas met schone kleren.
Want aan de andere kant van het water was de structuur. Van het naar school gaan, stage of gewoon werk. En dat staat ons nu ook weer te wachten, na drie weken vakantie op het mooie Terschelling, inclusief quality time met mijn ouders na ruim een jaar!
De echte liefhebber van kamperen zal zich niet herkennen in dit stukje, maar ik vind kamperen best wel ingewikkeld. Of beter gezegd, ik vind op vakantie gaan ingewikkeld. Eén keer per jaar verhuizen we onze (voor mijn gevoel de gehele) inboedel naar elders om daar dan enkele weken te vertoeven. Zoals ook dit jaar, ons huis is drie weken lang een stacaravan en dat geeft het gevoel alsof je vanuit je rijtjeshuis ineens in je schuurtje gaat wonen.
Dat is even wennen.
‘Maar je krijgt er heel veel voor terug!’ zegt men dan. Klopt, maar dan moet je er wel oog voor hebben. En daar was ik blind voor geworden, had eigenlijk een hekel had aan kamperen. Lang geleden ben ik namelijk op vakantie geweest naar de Ardennen en moest ik drie weken lang in een stacaravan leven. Dat klinkt best leuk maar doordat het ook drie weken lang regende werden het loodzware weken.
Het voelde aan alsof ik drie weken in een zwembad gelegen had..
Zo vochtig was het. En dat is niet fijn kan ik je vertellen. Ik had toen met mijzelf afgesproken nooit weer een stacaravan te betreden, tot 2012. Toen had mijn geliefde mij overgehaald met haar drie weken in een stacaravan te gaan zitten, op Terschelling. De liefde zat diep en dat het op Terschelling zou gaan afspelen was het laatste zetje om mijn gelofte van eind jaren ’80, om nooit meer in een stacaravan te verblijven, te verbreken.
Gelukkig maar.
Want het waren achteraf drie hele leuke weken. En ik kwam erachter dat het leven op een camping eigenlijk best wel leuk is. De verse broodjes uit de kampwinkel, het (gezamenlijk) buitenspelen met voetbal, volleybal en badmintonracket en de mooie warme nachten onder een deken van miljarden sterren. En dat alles met het minimale aan comfort. Ik maakte ook kennis met het sanitair gebouw welke midden op de camping stond. Daar werd ik onder andere verrast door een dame die ’s morgens om half acht gezellig onder de douche begon te zingen! Terwijl ik notabene op de wc zat omdat ik om de een of andere reden niet in de caravan naar de wc mag van mijn geliefde. Ik treed dan ook hier uit mijn veilige haven die ik in Winschoten heb en dat is best wel eens confronterend om in een ruimte te zitten met meerdere wc’s.
AirPods of andersoortige muziekdragers is een aanrader.
Kortom, ik was weer om en nam al het ongemak voor lief. Nu zitten we weer in de caravan en had ik van de week even een deja vu met het verleden. Want dinsdagmiddag begon het te regenen en dat ging door tot en met woensdagmorgen. We moesten die dinsdag twee keer een fietstochtje maken en we werden ook twee keer zeiknat.
Van top tot teen.
Die avond hebben we de kachel maar aangezet om kleding en schoenen te kunnen drogen. Het wasrek bestond uit open kastdeurtjes en stoelen. Met de ramen open, anders stikten we van de warmte want het is immers zomer. Maar het was allemaal te dragen want we hadden al een paar hele mooie dagen achter de rug. Want dat is zo mooi van een eiland, de meeste bewolking waait over.
Een van de redenen dat we zo gek zijn op dit eiland.
Ik heb die liefde voor het eiland ook altijd uitgedragen maar daar kleven ook nadelen aan. Want dan worden die mensen ook weer enthousiast en willen ze hier ook heen. Op zich was dat te doen, totdat de corona ons overviel. Want toen moesten al die andere mensen die eigenlijk alleen maar naar het buitenland op vakantie gingen, ook ineens naar ‘ons’ eiland. En dat is wel een dingetje want je moet je dan wel weten te gedragen als een eilandliefhebber.
En dat blijkt voor sommigen best wel lastig te zijn.
De echte liefhebber krijgt het vanzelf ingegoten, dat gaat van generatie op generatie. Die nemen je mee als zijnde baby, peuter, kleuter of pre-puber. Daarna wordt het even stil en als volbloed puber komen ze dan weer terug om met vrienden en vriendinnen de jeugdcampings te bevolken, inclusief het nachtleven.
Herinneringen maken.
Zo zijn onze kinderen ook ‘besmet’ geraakt en daar is geen Pfeizer, Moderna of Jansen vaccin tegen opgewassen. Zij hebben ook herinneringen gemaakt en die willen ze herbeleven of, zoals de oudste zoon, doorgeven aan zijn mooie dochtertje.
Maar zoals met alles heeft elk voordeel ook een nadeel.
Want zodra de kinderen erachter komen dat wij weer een paar weken op het eiland verblijven, plannen ze zelf ook direct een paar daagjes in. Zo hadden we vorige week middelste zoon Sven en zijn mattie Robin even over. Ze hadden er zin in en dat werd ook regelmatig en al weken, wat zeg ik, maanden ervoor in de App gedeeld met ons. En op de dag waarvan je wist dat die ging komen belden ze al vanuit de auto dat ze onderweg waren en er heel erg veel zin in hadden.
Nou, wij waren er ook klaar voor!
Natuurlijk stonden we op de haven en nadat de Willem Barentsz had aangelegd volgde het inmiddels bekende elleboogbegroeten. Tien minuten later zaten de heren in een taxi, op weg naar de fietsenboer die ook E-scooters verhuurde.
Want er moest ontspannen worden, inspannen deden ze wel op het werk.
Het werden gezellige dagen met voetballen, tafeltennissen en badmintonnen. Maar de dagen begonnen met een zwempartij in het Duinmeertje, onder aanvoering van mijn vrouw. Dat was traditie want haar moeder deed dat vroeger ook altijd met haar. Ik smoesde mij eronder uit en dat werd, gelukkig, geaccepteerd.
Er zwemt namelijk een snoek in dat water van anderhalve meter…
Een soort Monster van Lochness zeg maar. Gelukkig lieten ze mij met rust en zwommen ze braaf hun baantjes met Moeder Eend en werd er, zonder dat ze er zelf erg in hadden, opnieuw een traditie geboren.
Hoe ingewikkeld we het ons soms kunnen maken, een traditie is zo gemaakt!
Mijn vrouw deed het altijd in het Achterlaantje van Scheemda of in het aansluitende parkje, daar hadden ze hutten gebouwd. Ik had meerdere plekjes maar dat kwam natuurlijk omdat ik op een eiland opgroeide, romantische plekjes genoeg.
Plekjes waar je jezelf onbespied achtte.
Ik moest daar laatst aan denken nadat ik bij ons in de wijk twee pubers om elkaar heen zag draaien. Tijdens dat draaien werden er kusjes uitgewisseld met de daarbij behorende aanrakingen, flirterige grapjes en gegiebel. Fantastisch wat verliefdheid doet met de mens. Ik zie dat liever dan dat ze elkaar de kop inslaan, een rare vorm van bezigheidstherapie die sommigen onder ons maar blijven uitvoeren. Maar ja, dat is mijn naïviteit wellicht.
Imagine all the people..
De plekken waar ik en mijn pubergenoten vertoefden als we in een hormonen-rollercoaster verkeerden waren divers. Op Lagere School leeftijd waren dat de weilanden waar het gras, de zuring, de boterbloemen en de paardenbloemen meer dan twee kontjes hoog stonden. Het liefdesspel wat we speelden heette ‘Meiden- de Jongens’ of ‘Jongens- de Meiden’. We speelden dit vaak met Klas 5 en 6 en een beetje valsspelen hoorde erbij. Want sommigen wisten hun favorieten altijd direct te vinden omdat hier stiekum afspraken over gemaakt werden van tevoren.
Wanneer ik zo’n rijk gevuld weiland zie koester ik de herinneringen.
Op latere leeftijd verdween dit groepsgedrag en zocht je donkere straatjes op. Zo was het straatje naar ’t Achterom populair of de ingang van de gymzaal. En zo waren er nog veel meer plekken waar je van wist niet gezien te worden. Maar ja, dat is ook het voordeel van in een dorp wonen hè, daar is het kunstlicht minimaal aanwezig en waren er genoeg sterren te tellen.
Hoe romantisch!
En camera’s op straathoeken en huizen zoals we die nu kennen waren toen nog slechts beperkt tot een toekomstbeeld, slechts opgetekend in stripboeken. Nu was het heus geen Sodom en Gomorro hoor, wat er zich allemaal afspeelde in de spelonken van de duisternis. Het was niets meer dan zuinige kusjes geven en de handen deden onhandige handelingen want ja, het was geen vak op school, de liefde. Maar de hormonen maakten vreugdevolle sprongetjes in alle delen van het lichaam en even voelde je je de gelukkigste puber van de wereld.
En zij ook.
Vlakbij het uitgaansleven op West- Terschelling heb je het Seinpaalduin en ik dacht veilig mijn liefde te verklaren aan een meisje die ik ontmoet had die avond. Dat bleek een vergissing want al gauw kwam ik erachter dat dit duin toch niet zo geschikt was om elkaar te onderzoeken.
Want de vuurtoren Brandaris keek mee.
Om de vijf seconden stond je vol in het licht van een van de vier lichtbundels waardoor de lol er al gauw vanaf was. Dus gingen we maar weer terug naar de kroeg en stortten we ons weer in het feestgedruis.
En de vlinders in de buik feestten mee.
Kalverliefdes zijn gelukkig van alle tijden en iedereen zal zo wel zijn of haar herinneringen daaraan hebben. Net als aan het dorp of stad waar men geboren en getogen is. Die herinneringen van mij liggen dus op Terschelling en het toeval wil dat wij daar nu onze vakantie aan het vieren zijn. We fietsen nu door duin en polder waardoor de herinneringen versterkt naar boven komen plus het ‘En langs het tuinpad van mijn vader’ gevoel. En nee, het is niet terugverlangen want de tijd loopt gewoon door en is aan veranderingen onderhevig.
Maar ik zal het blijven koesteren.
Die herinneringen van het opgroeien als kind naar de volwassenheid waar ik nu ben hebben ze mij nooit af kunnen pakken. De enige die dat misschien later wel voor elkaar krijgt is meneer Alzheimer, mocht deze aan mijn deur komen te staan. Ik hoop dan dat mijn kinderen mij zullen voorlezen uit mijn herinneringen die ik in de loop der jaren heb opgetekend zodat die Alzheimer toch geen poot tussen de deur krijgt.
Want ik zie van dichtbij wat hij teweeg kan brengen.
Hoe hij herinneringen probeert kapot te maken, beetje bij beetje. Gelukkig heeft mijn moeder mijn vader nog, hij is de Brandaris in haar leven. Hij kan het geduld opbrengen om haar herinneringen voor te lezen. Ogenblikken die goud waard zijn want zodra je in haar gezicht de herkenning en de herinnering terugziet, komt daarmee ook weer even zijn vrouw en mijn lieve moeder terug.
En hoor ik haar weer lachen zoals ze vroeger lachen kon.
Op de feestjes die er waren, in huiselijke kring of met dorpse evenementen waar jong en oud voor uit liep. Zoals de jaarlijks gymnastiek uitvoeringen, schoolavonden of toneelavonden. Midden in het leven en midden in de samenleving.
Een groot voorbeeld voor ons.
Dat vergeten van haar heeft ook wel voordelen hoor. Want als ze zou begrijpen dat mijn fiets elektrische ondersteuning heeft zou ik van haar een flinke portie verontwaardiging over mij heen gekregen hebben. “Wat? Een E-bike? Ben je helemaal gek geworden!”
“Wat een flauwekul!”
Mijn zus vertelde van de week dat ze daarom nog geen fiets heeft met ondersteuning en mijn broer denkt daar hetzelfde over. Maar ja, ik ben de jongste in huis en die zijn nu eenmaal altijd net even wat vlugger met de zaken anders aan te pakken. Dat is een logisch gevolg van hoe je het vaak ziet gaan met de opvoeding. De eerste moet het altijd doen volgens de regeltjes, de tweede wordt daarin meegezogen in het kielzog maar bij de derde komt het verval, dan zijn de opvoeders moe gestreden en hebben ze niet meer de puf om te handhaven.
‘Als twee honden vechten om een been….’
Ik ben nu weer even ’thuis’, het blijft telkens een feestje. In een caravan, drie staanplaatsen verwijderd van waar mijn vrouw elk jaar en in elke vakantie stond met haar ouders. Zij was als het ware aangespoeld op het eiland en ik heb haar, met een kleine onderbreking van om en nabij de 27 jaar, opnieuw kunnen jutten.
Nu we weer een beetje controle krijgen over ons leven merk je wel dat we daar weer enorm aan moeten wennen. ‘Hoe ging het ook alweer?’ lijken we onszelf steeds af te vragen. Zo had ik een confrontatie met Stad, na acht maanden niet geweest te zijn.
Dat was even schrikken!
Op de Grote Markt schrok ik van de hoeveelheid mensen en heel even had ik de neiging om rechtsomkeert te maken. Nou is schrikken een groot woord hoor, ongerustheid is meer op de plaats in dit geval. Het voelde wat ongemakkelijk want ik was nog niet gevaccineerd, dat was pas een week later. Maar ik zat niet te wachten om besmet te raken terwijl de finish in zicht is!
Dan waren alle voorgaande ‘inspanningen’ van het afgelopen jaar voor niets geweest!
De reden dat we naar Stad gingen was omdat mijn gezelschap wilde winkelen, voor het ‘echie’ en niet op afspraak of online. Ze weten dat ik daar niet zo van ben waardoor mijn taak al snel duidelijk en helder was.
Ik mocht die middag met kleindochter in de kinderwagen voor de winkels wachten.
En dat was wel weer even een ervaring want er liep genoeg volk over en weer. Sommige gehaast, anderen slenterend en ietwat verveeld maar over het algemeen allemaal getooid met een brede glimlach! Zo nu en dan kwam er wel iemand bij ons staan zodat we samen een partijtje ‘dom kiekn’ konden beginnen. Dat waren trouwens voornamelijk mannen waarmee maar weer bevestigd werd dat vrouwen graag winkelen en mannen niet. Maar soms kwamen er ook mensen naast mij staan om even een sigaret te roken waarna ik driftig om mij heen keek of ik soms bij een rookpaal stond, zo’n ding die ‘vroeger’ nog te vinden waren rondom het station.
Maar dat was niet het geval.
Nu kan ik het wel hebben hoor, ben zelf fanatiek roker geweest. En meestal geniet ik dan ook nog wel mee wanneer er iemand in mijn omgeving aan het roken is. Maar juist dat pontificaal in de buurt van mensen gaan staan in een drukke straat om een peuk op te steken was voor mij óók een reden om te stoppen. Het werd namelijk gênant omdat ik voelde dat anderen er last van hadden.
En de lontjes zijn knap kort de laatste jaren…
Dat werd later maar weer bevestigd. Want naast het winkelen was er nog een prioriteit die op het programma stond, namelijk een terrasje pakken. Dat deden we ook en ook hier zag je dat we daar weer even aan moeten wennen. De serveerster niet, die was er helemaal klaar voor en vol enthousiasme heette zij ons welkom en werd zij daarmee onze persoonlijke gastvrouw waardoor het feestje echt een feestje werd.
We voelden ons meer dan welkom!
Terwijl wij genoten van het gebodene kwamen er twee mannen voor ons aan een tafeltje zitten. Ook zij kregen een warm welkom van de serveerster en het leek alsof alle aanwezigen gelukkig waren. Althans, dat dacht ik. Want de beide heren ergerden zich aan mijn kleindochter omdat het meiske lekker aan het brabbelen was. Hoe klein ze ook nog is, ook zij genoot. Mijn schoondochter ving hun geklaag op maar was zo verstandig om er niet op in te gaan.
Gelukkig maar.
Want deze zeer vredelievende opa had dan zeer waarschijnlijk even die vredelievendheid op een laag pitje gezet om deze eigenheimers even goed de les te lezen. Om ze even heel duidelijk te maken dat zij niet alleen op deze wereld leven en dat kinderen nu eenmaal het voortbestaan van de mensheid garandeert. Doen we dat niet dan is er straks niemand meer die je verzorgen kan aan het einde van je leven. Maar het allerergste is dat je dan eenzaam en alleen sterft en geloof mij, dat is het allerergste wat een mens overkomen kan. En voordat je dan je ogen zal sluiten komt geheid de spijt nog even langs, spijt dat je hele leven een groot egocentrisch verhaal is geweest.
Dat iedereen eigenlijk een ontzettende teringhekel aan je had.
Excusez le mot, maar dit moest mij even van het hart. Want van dit soort lieden krijg ik uitslag. En het lijkt erop dat er steeds meer van dit soort types rondlopen. Ik geef de schuld aan de welvaart waarin wij leven, de welvaart waar sommigen de weelde niet van kunnen dragen. Dat zijn hele vervelende mensen en het allerergste is dat ze ook nog vaak een podium krijgen.
Het Podium der Hufters.
Dit soort mensen zitten in alle lagen van de bevolking en je kan ze overal tegenkomen; in winkels, op straat, in het zwembad, op het terras of op de (snel)weg. En sinds een aantal jaren ook op Social Media, daar tieren de onderbuikgevoelens welig en begint het behoorlijk op een riool te lijken. Het lijkt wel of men er genoegen inschept om iemand anders zo hard als mogelijk te raken, aangevoerd door voorbeelden van de ‘deskundigen’. Zo zagen we na de onwel wording van Christian Eriksen een Tweet voorbijkomen van ene Willem Engel.
Te ranzig om hier te herhalen.
Je kan het niet bedenken maar hij dus wel. Willem Engel was allang doorzien dat hij geen engel was maar nu gooide hij zelf het laatste restje geloofwaardigheid te grabbel door de hartstilstand van Christian Eriksen te gebruiken voor zijn Waarheid.
Terwijl Christian niet eens gevaccineerd is!
En dan heb ik het nog niet eens over Engel’s misbruik van gelden voor een stukkie grond in Spanje. Maar hij is niet de enige die de boel probeert te flessen, neem bijvoorbeeld Sywert met zijn mondkapjesdeal. Wellicht kunnen ze een deal sluiten met Thierry Baudet. Deze wil een eigen samenleving creëren met eigen scholen, eigen woningbouwverenigingen en een eigen betalingssysteem. Oh ja, vergeet ik er nog eentje:
Een eigen dating App!’
Doen! Vooral doen. Ga naar Spanje, gebruik het geld van Sywert en kies Baudet als Grote Almachtige Leider.
Naar Noord-Koreaans voorbeeld….
Dat zou dan voor de achterblijvers Stap 1 zijn naar een huftervrij land!
Dat het EK voetbal begonnen is merk ik vooral aan alle reclameblokken die gevuld zijn met Oranje sentimenten. Het ene na het andere spektakel wisselt zich af tussen de programma’s op tv en computer waarmee maar even duidelijk gemaakt moet worden dat we als één mens achter het Nederlands Elftal moeten staan.
Het terugverlangen naar 1988!
Langzaam zien we hoe huizen en straten zich onderdompelen in een oranje zee van strengen oranje en driekleurige vlaggetjes, ballonnen en andere versiersels. En daar blijft het niet bij want de middenstand doet ook mee. Die lokken de klanten met allerlei spullen die ons in de juiste stemming moeten brengen. Zoals oranje drankjes, chips en borrelnoten.
Zelfs de fles shampoo is nu een oranje knaller!
Het enige oranje wat ik hier in en rondom het huis kan ontdekken is het oranje deksel van de plastic afvalcontainer. Sorry. Want ik weet dat er fanatiekelingen onder ons zijn met een onvoorwaardelijke liefde voor het Nederlands Elftal. En ik weet ook dat zij hun huizen mummificeren met alles wat maar oranje is waardoor hele straten transformeren in een oranje enclave. Ik begrijp dat wel, vooral nu ‘we’ na zeven jaar weer mee mogen doen. En als ik even terugga naar dat WK in 2014 met onder andere de eclatante overwinning op Spanje met de snoekduik van Robin van Persie, begint er bij mij wel iets te kriebelen hoor. Maar nog net niet genoeg om enthousiast te worden voor het komende EK.
Terwijl ik toch echt een voetballiefhebber ben!
Regelmatig denk ik terug aan al die Oranje hoogtepunten die achter ons liggen. Die zitten bij mij opgeslagen in een soort kluisje in mijn hoofd, want de herinneringen zijn heel beeldend en soms weet ik zelfs nog precies wat de verslaggever zei.
Of beter gezegd, schreeuwde!
Menig liefhebber weet dat nog. Neem Dennis Bergkamp, hoe hij de pass van Frank de Boer op miraculeuze wijze aannam, de Argentijnse verdediger met een Hans Klok goocheltruc in de maling nam en vervolgens met buitenkantje rechts de bal links langs de keeper in het net schopte.
Ik heb toen denk ik wel tien minuten gillend door de kamer gelopen.
Of Marco van Basten. Tegen de Duutsers. Die pass van Wouters, de aanname van Marco en vervolgens die sliding waarna de bal links langs de keeper in het net lag. De herhaling heb ik toen niet eens meer gezien want ik rende nu naar buiten en liep gillend door de wijk! Daar werd het traumaatje van 1974 effe vereffend!
Plus nog wat sentimenten die er waren over de Duutsers.
Voetbalwedstrijden kunnen mij dus ook in hogere sferen brengen. Tijdens het schrijven over dit onderwerp schiet de kluis in mijn hoofd weer open en komen de beelden van bijvoorbeeld Giovanni van Bronckhorst, Johan Neeskens en Arie Haan weer voor ogen. En ja, Giovanni zijn afstandsschot, die vergeet ik nooit meer. Hoe hij de bal vanaf de linkerzijde diagonaal over de verbouwereerde keeper stijf in de kruising schoot. Of hoe Johan zijn penalty’s loeihard de netten in joeg. En hoe Arie met zijn schot de Duitse keeper Sepp Maier verschalkte. Die keeper dacht dat de bal naast ging maar dat had hij mooi mis!
Mijn oudste zoon deed jaren later ook een Van Bronckhorstje, tegen VUC in Den Haag.
Ik stond langs de kant en werd overmand door emoties. Kan daar nog steeds kippenvel van krijgen! Het maakt mij daarom ook niet uit in welke setting een voetbalwedstrijd gespeeld wordt, als er maar strijd en mooi voetbal te zien is. Want het blijft een mooi spelletje al ligt overschatting op de loer. Overschatting door bijvoorbeeld een aantal matige ex-voetballers bij elkaar te zetten in een tv-programma waarna zij ons even gaan vertellen wat er allemaal fout ging.
Matige ex-voetballers, dus niet Cruijff, Van Hanegem, Bergkamp of Van Basten!
Toen mijn drie jongens nog op voetballen zaten was ik met grote regelmaat te vinden op de sportvelden, zowel bij de wedstrijden als bij de trainingen. Winterdag gingen we met de auto en nam ik ook andere spelertjes mee omdat hun ouders andere verplichtingen hadden. Dat leverde leuke gesprekjes op, zoals voetballertje Mike die vertelde zich te verheugen op de avond want dan kwam Kees weer op tv. “Kees?” vroeg ik. “Ja, Kees, van Flodder!”
En vervolgens verscheen er een brede lach op zijn smoel!
Soms waren die gesprekjes in de auto ook flink confronterend. Zo zat pupil Hoessein bij mij in de auto en die vertelde even aan zijn maatjes naast hem dat hij, toen hij nog in Irak woonde, beschoten werd. Natuurlijk kreeg hij de vraag of er met echte kogels geschoten werd. Na de bevestiging werd het stil in de auto. Heel stil.
Via de binnenspiegel zag ik aan de koppies dat dit even verwerkt moest worden.
Of die keer toen onze verdediger ruzie kreeg met de spits van de tegenpartij, allemaal opstandige pubers van rond de 16 jaar. Zijn moeder stond naast mij en zag hoe haar zoon begon te matten. Ze gilde zijn naam en rende het veld in en iedereen dacht dat ze haar zoon ging helpen. Dat klopte ook.
Ze pakte hem bij de arm, keek hem recht in de ogen en zei:
“Eruit jij! Op het veld wordt niet gevochten!”
Vol bewondering en verbazing keken alle ouders en aanhang naar dit tafereel. Niemand zei ook wat want dit was nou precies hoe het zou moeten zijn langs de lijnen. Sindsdien stelde ik mijzelf ook anders op want ja, het is maar een spelletje!
Nogmaals, ik ben een echte liefhebber!
Ik heb nog geen enkel vlaggetje hangen maar ik snap de oranje hype wel. En wellicht zijn we deze keer extra hieper de pieper omdat we weer de eenheid in dit land willen na alle ellende van het afgelopen jaar. We zien het al doordat we ons massaal laten prikken en nu doordat we ons, nog enigszins onwennig, in het feestgedruis storten van een paar partijtjes voetbal.
Waarmee we als het ware de pandemie onder de grasmat schoffelen!
Het zou mij niks verbazen als de buren denken dat wij steeds ruzie hebben want we zijn de laatste tijd nogal luidruchtig. Hoewel wij ook wel eens woorden hebben valt dit niet onder de categorie ruzie. We zijn echt geen heiligen en ach, wie is er niet zo nu en dan met een ruzietje groot geworden. Herman van Veen zong erover:
‘We houden onze woorden binnen, maar al beheersen we het spel, een ding blijft toch altijd bestaan, de zoete oorlog van het minnen…’
Door zo’n mooie zin zou je haast expres ruzie gaan maken! Maar de onstuimigheid in ons huis is te danken aan alle hightech om ons heen, de zogenaamde slimme apparaten. Zo hoeven we al maanden niet meer de lichtschakelaars te beroeren als de lampen aan moeten. En op de afstandsbediening van de radio/tv ligt een laag stof omdat deze eigenlijk overbodig geworden is.
We hoeven slechts nog commando’s te geven!
Want zowel licht als muziek en televisie is aan te sturen via de stem. Daardoor is het soms in huis een kakofonie van stemmen, vooral als we van mening verschillen over wélk commando er geroepen moet worden. Want bij een irritant liedje wil ik Troel, zo noemen we haar, een opdracht geven:
“Hey Troel, doe de muziek uit!”
Waarop mijn vrouw antwoordt: “Hey Troel, doe de muziek áán!”
Verder kunnen we vragen om het licht aan te doen want ook de lampen zijn slim en duurzaam. In totaal zijn er acht lampen aangesloten en als je dan vraagt om de lampen aan te doen, zegt Troel: “Goed, ik doe alle acht lampen aan!”
Maar soms luistert ze niet goed.
Dan gaan er maar een lamp of twee aan. Of ze gaan niet uit. Dat komt waarschijnlijk door een dipje of hikje in de Wifi. Of misschien ook wel doordat we soms tegen elkaar in commanderen, dan snapt ons digitale mokkeltje het ook even niet meer en gooit ze de kont in de krib. Als het al laat in de avond is en je roept dan dat alle lampen uit mogen, geeft ze na uitvoering nog een bonus:
“Welterusten. Voor wanneer zou ik de wekker moeten zetten?”
Ik kan daar wel eens nogal bot op reageren, bemoeimens dat ze kan zijn: “Doe alle lampen uit en néé, je hoeft géén wekker te zetten!” Inmiddels vraagt ze het ook niet meer want de techniek laat toe dat zo’n apparaat zichzelf steeds weer opnieuw uitvindt.
Daarom noemen ze het ook een slim apparaat.
Wanneer zij nu de lampen uitdoet, hoor je ineens krekels! Ook heel slim weer van haar want nu ga ik superrelaxed mijn bed in en zak ik zo weg. Dan droom ik over lange, zwoele zomeravonden met mijn geliefde, op een kleedje in het gras, een grassprietje tussen de lippen want roken doe ik niet meer en een gekoeld rosétje uit de picknickmand. Om het zoenen een extra bite te geven.
Inderdaad, een nacht die je alleen in films ziet.
Maar naast de nadelen is het ook erg grappig. Zo bedacht ik laatst om haar eens de volgende vraag te stellen, uit verveling:
“Hey Troel, wat kunnen we gaan doen vandaag?”
Na een korte stilte: “Wat dacht je van een Doe het Zelf Project. Ik kan je wel helpen met tips.”
De lolbroek.
Maar och, wat word je er lui van. Het gemak neemt plaats in de stoel van het nadenken. Als je bijvoorbeeld vergeten bent de verwarming uit te zetten, net nadat je al een uurtje onderweg bent voor een dagje uit, hoef je dus niet meer chagrijnig en met een kwade kop (‘Ik dacht dat jij dat zou doen?!’) terug te rijden om de thermostaat een standje te geven. Nee, je gaat gewoon naar de App, tipt de temperatuur naar beneden en vervolgens kijk je elkaar even gelukzalig aan en denk je:
“Wat zijn we toch gelukkig en waar hebben we het aan verdiend.”
We zijn natuurlijk niet de enige slimmeriken. Zo kregen we via WhatsApp een filmpje van de kinderen waarin onze kleindochter een hoofdrol had. Ze stond in haar ledikant met de babyfoon te ‘spelen’ en die beelden werden natuurlijk naar beneden gestreamd, naar de ouders die op de bank zaten. Moest ikzelf vroeger nog opstaan van de bank, naar de kamerdeur lopen en onderaan de trap luisteren of ik het kroost nog hoorde, tegenwoordig wordt het grut gewoon live gestreamd en kunnen de ouders zelfs via de babyfoon het kind te sommeren om te gaan slapen!
Sterker nog, mijn zoon vertelde dat hij altijd via de babyfoon een slaapliedje zingt!
Vanaf de bank hè! Daar kan je wat van vinden natuurlijk maar toen ik nog in het jonge kroost zat had het een uitkomst geweest kunnen zijn. Want als ik voorlas of een slaapliedje zong, lag ik eerder te slapen dan het kind. Op zich leuk, maar soms veroverde ik zoveel ruimte in het bed dat de peuter haast geplet werd tussen zijn pa en de muur.
Knus met de Grote K!
Maar het heeft natuurlijk, zoals alles dat heeft, nadelen. Want we worden van al die slimmigheden naast lui ook stuk dommer. Terwijl het apparaat, ironisch genoeg, er wél slimmer wordt. Daar zou je bang voor moeten zijn, niet voor een prikkie.
En dan zijn er nog de Apps.
Die maken over het algemeen het leven een stuk makkelijker, denk maar eens aan Maps of de App die jou verteld dat het pakketje onderweg is. Maar ook hier zit een keerzijde aan, namelijk dat we ons niet meer kunnen laten verrassen. Zo had ik vorige week vrijdagmiddag online een mooi boeket bloemen besteld, voor onze 3-jarige trouwdag.
Die mocht ik natuurlijk niet vergeten!
‘Ping! Uw pakket is klaar voor verzending.’
De Post.nl App! Ik schoot overeind en pakte snel de GSM van de bruid. “Wat moet je daarmee?” vroeg ze. “Euh ja, Android GSM’s worden aangevallen door een virus. Ik scan de boel effe voor je.”
Had ik het nou goed gehoord, zei Annechien nu echt dat de directeur van de Efteling op gesprek ging met de informateur?
Ik had het goed gehoord.
Mevrouw Hamer wilde kennelijk ook de mening horen van de bewoners van de Efteling. Bijvoorbeeld die van Holle Bolle Gijs, of hem nog wat dwars zat. Gijs had wel een dingetje want sinds de Efteling haar deuren moest sluiten, is Gijs behoorlijk afgevallen. Op zich best goed in deze obesitastijden maar Klein Duimpje en die vreemde snoeshaan van een Fakir lachen hem nu steeds uit. Maar ook als de andere Sprookjesbosbewoners voorbijliepen hoorde hij toch echt dat er veel gegniffeld en gewezen werd. En de Draak betrapte hij erop dat die de draak met hem aan het steken was.
Dus zo raar was het niet dat die directeur naar Den Haag moest.
En iedereen weet dat er politici zijn die nog in sprookjes geloven. Zo is Wilders liefhebber van de Droomvlucht. Logisch. Als je zo in het leven staat als hij dan is het fijn om zo nu en dan even een uitvlucht te kunnen nemen in een fijne droom. En we leven in een wereld dat we steeds meer in sprookjes wíllen geloven, dat zien we de laatste jaren genoeg om ons heen.
En politiek Den Haag realiseert zich dat ook.
Sprookjes en de werkelijkheid komen steeds dichter bij elkaar. Net zoals wij de laatste jaren met een andere bril naar onze geschiedenis zijn gaan kijken. We gaan steeds meer nadenken en uitzoeken hoe onze voorouders de geschiedenis geschreven hebben. Eigenlijk is dat heel erg flauw want we doen dat met de kennis van nu.
Achteraf.
En achteraf kijk je een koe in de kont. Maar in Den Haag zullen ze knopen moeten doorhakken over hoe we met het verleden om zijn gegaan. Zo zijn we al bezig om opnieuw te kijken naar de activiteiten van sommige helden uit het verleden. Helden die helden werden over de ruggen van anderen. Helden die voor anderen de vijand waren in die geschiedenis. En nu iedereen op deze wereld zijn of haar stem kan laten horen, zullen we dat moeten accepteren. Want hoe je het ook wendt of keert, we zijn allemaal met elkaar verbonden en we eisen allemaal een plek op deze wereld.
‘De een zijn dood, de ander zijn brood’ pikt men niet meer.
Ik vind het prima dat we terugkijken en onze excuses aanbieden voor het (wan)gedrag van sommige historische figuren maar laten we het tijdsbeeld wel voor ogen houden. Men wist toen niet beter. We denken dat we het nu wel beter weten maar ook daar valt over te twisten. Want over honderd jaar zeggen ze dat waarschijnlijk ook over ons, dat wij niet beter wisten. Dan kijkt men terug op de roerige jaren 2000 en schudt men het hoofd. Dan zien ze beelden van rellende mafkezen die opgefokt worden omdat ze even bepaalde dingen niet mogen vanwege een wereldwijd probleem. Of van figuren die zich supporters noemen van een voetbalclub, hoe die reanimerende hulpverleners bestoken met vuurwerk en brandende fakkels. Figuren die in de rechtszaal nog dommer voor de dag komen:
‘We wilden juist helpen met de reanimatie…’
Ik denk dat men zich over honderd jaar nóg de ogen uit de kop zit te schamen! Waarschijnlijk gaan ze dan ook de straat op om te demonstreren. En eisen ze excuses van de regering voor al die wanvertoningen die in het verleden plaatsvonden in de stadions en langs de sportvelden. Hoe het toch mogelijk was dat in een welvarend land als Nederland er zoveel van dit verwende gedrag te zien was.
Verziekt gedrag, veroorzaakt door afgunst en verveling.
Maar ik dwaal af. En ik kan ook niet in de toekomst kijken. Wel naar het verleden. Dat doen wij niet alleen in ons land maar wereldwijd. Ook daar vallen helden van hun voetstuk af en vinden beeldenstormen plaats. Hier blijkt maar weer dat in het verleden behaalde resultaten niet een garantie voor de toekomst is. Nederland is dus echt niet het enige land dat het braafste jongetje van de klas wil zijn. Mijn gezonde verstand zegt dat het voornamelijk de landen zijn die van zichzelf zeggen beschaafd te zijn.
En welvarend.
Welvarend en belerend zitten dicht bij elkaar waardoor we wel moeten oppassen niet door te slaan. Wij weten het beter en jij hebt dat maar te accepteren. Wij gaan wel even het wiel opnieuw uitvinden. Zo hoorde ik laatst op de radio dat de flora om ons heen ook een stem moet krijgen. We hebben natuurlijk al de Partij voor de Dieren maar eigenlijk moet er nu ook een partij komen voor de plantjes en de boompjes.
Of in ieder geval iemand die hun stem kan laten horen.
Want bomen praten alleen maar in het sprookjesbos. Daarom werd er jaren terug nog enorm om Prinses Irene gelachen, zij fluisterde en knuffelde met bomen. Nu, dertig jaar later wordt daar niet meer zo hard om gelachen en kan een boom ook rekenen op de steun van een advocaat. Gelukkig maar want anders lagen alle bomen op deze wereld al om en viel er niet veel meer te knuffelen.
En te fluisteren.
Ik moest indertijd ook heel erg lachen om die gekke prinses. Zó geestig! Ze hoefde zich natuurlijk niet druk te maken over de dagelijkse ‘gewone mensen’ problemen want ze was immers een prinses. En dan ga je uit verveling dingen verzinnen. Maar sinds we bezig zijn met het uitwonen van de aarde ben ik daar toch anders over gaan nadenken en heb ook ik de boom en alle flora omarmd.
Maar ik fluister niet met ze hoor!
Waarmee maar gezegd kan worden dat het wiel, met de kennis van nu, inderdaad opnieuw uitgevonden mag worden. En dan is het inderdaad logisch dat de directeur van de Efteling op de koffie moest komen op het Binnenhof.
En kunnen ze het er meteen even over hebben, of die kus van die Prins voor Doornroosje niet onder ongewenste intimiteiten viel…
Ze zegt het niet hardop maar ik lees het in haar ogen, dat ik geen klusser ben. Ik ken haar al een aantal jaartjes en ik weet dat ze eigenlijk een klussende man had willen hebben. Helaas ging dat aan haar voorbij en kreeg ze een niet zo handige Harry (voor alle Harry’s: voel je vooral niet aangesproken!).
Ik kom daar de laatste tijd steeds vaker achter.
En zij ook… Mocht mij een tweede leven gegund zijn dan wil ik graag ter wereld komen met twee rechterhanden! Met behoud van mijn timmermansoog want die heb ik wél. Alleen kan je daar zo weinig mee, die kan de theorie niet omzetten naar de praktijk. Daarom ben ik helemaal klaar met die twee linkerhanden! Het liefst zet ik ze op Marktplaats maar ben bang dat ik ze zelfs daar niet kwijtraak. Met andere woorden, ik zal er in dit leven maar in moeten berusten dat ik ze heb. En dat ik daardoor de meeste klussen in en om het huis aan de rechtshandigen over moet laten.
Mijn vrouw is gek op die rechtshandigen.
Zo helpt ex- motorrijder en zeer handige Harry, Tinus, ons regelmatig uit de klusnood. Voordeel is dat het mij een hoop hoofdbrekens scheelt maar het nadeel daarvan is dat ik gewoon overgeslagen word. Vrouwlief is zó gek met hem dat zij tegenwoordig eerst met hem overlegt wanneer ze weer een ideetje heeft voor in- of om het huis.
Het went, zo’n handige vent!
En ik mag ook nog nog wel enkele klusjes doen, hoor. Zo mocht ik onlangs een deurkozijn op zolder verven. En het is mij gelukt om de opdracht twee vogelhuisjesstandaards te maken binnen te slepen. Ja, ja, het was wel even een strijd met Tinus wat betreft die vogelhuisjes ‘onderzetters’ want hij is geliant met houtbewerkingen, maar in dit geval was ik goedkoper.
Ik had namelijk de palen al in huis!
Tja, wie wat bewaard heeft wat. Nu ga ik er de komende tijd over nadenken hoe ik die dingen in elkaar ga zetten. Eén ding weet ik al: ik moet een beroep doen op de zaagmachine van Tinus. Dat staat als een paal boven water. Gelukkig houdt hij net als ik van een Juttertje ‘bij beginnende keelpijn’ en weet ik bij welke slijter ik die kan halen.
Zo houden we elkaar gezond!
Dat is trouwens niet de enige opdracht die ik binnen had gesleept. Er was nog een andere en daar ben ik al maanden over aan het nadenken. In het halletje bij de voordeur hangt een radiator en die hangt daar vreselijk in de weg. Zelfs ik snap dat, daar heb je geen twee rechterhanden voor nodig. Dat kan ik zelfs zonder zweihoek wel zien! Hierdoor kan de voordeur niet negentig graden open, stagneert de boel al bij zeventig graden, om en nabij.
Genoeg stof tot nadenken lijkt mij.
Regelmatig laat ik mijn timmermansoog even rondgaan in het halletje maar wederom valt het kwartje niet. Ik gaf die informatie dan door aan mijn huisgenote en die leek daarin te berusten. Leek. Want van de week kwam de vitrage man langs voor de definitieve meting. Ook zo’n handige Harry. Rinus heet hij en dat zette mij even aan het denken. Tinus, Rinus, allebei kerels met twee rechterhanden.
Zou het dan aan de naam kunnen liggen?
Want dan zie ik nog licht in mijn stuntelig klusleven. Ik moet dan alleen mijn naam veranderen, namelijk in mijn geboortenaam: Adrianus. Zou het zo simpel zijn? Mijn gezonde verstand denkt hier toch anders over want waar komt dan de uitdrukking ‘Handige Harry’ dan vandaan? Dat suggereert toch dat alle ‘handigen met twee rechterhanden’ Harry zouden moeten heten?
De betekenis was gauw gevonden:
Handige Harry: ‘Iemand, vooral een man, die buitengewoon handig is.’ Nou was dat niet zo verrassend. Ik besloot verder te lezen want er stond nog een verhaaltje onder. Tijdens het lezen brak het zweet mij uit en werden mijn vermoedens enigszins bevestigd. Ik citeer:
‘Tweederde van de vrouwen wil een Handige Harry als partner, 34 procent zegt dat ze haar huidige liefde zou dumpen voor iemand die weet hoe zijn gereedschapskist te gebruiken.’
Ik schrok mij de kolere! Dit was stof om serieus te nemen! En die grap dat goed gereedschap onder een afdak hangt moet ik voortaan maar even voor mij houden. Want mijn gereedschap is een rommeltje, alles ligt door elkaar op de werkbank. En werkbank is een groot woord in deze want hoe ik die ooit in elkaar gezet heb…
Dat was gelijk als vloeken in de kerk voor elke Handige Harry, Tinus of Rinus!
Afijn, Rinus had zijn metingen genoteerd en toen hij de voordeur uitliep, verontschuldigde mijn partner zich voor het feit dat de voordeur niet helemaal open kon. “We zijn aan het nadenken hoe we dit moeten oplossen.” Dit zei ze heel lief en onschuldig.
“Oh, maar dat kan ik ook wel voor jullie fixen!” zei Rinus.
“Echt waar?” zei mijn vrouw, iets te enthousiast. “Jazeker! Ik haal deze radiator weg en hang dan een design radiator op. Is geen probleem, appeltje eitje, poepen zonder drukken.” Mijn vrouw was in alle staten en nadat ze Rinus op haar vrolijkst uitgezwaaid had, belde ze enthousiast naar mijn werk om het hele verhaal te vertellen. In geuren en kleuren.
“Hij gaat voor ons een offerte maken, goed hè!” kirde ze door de telefoon.
Toen ik die avond thuiskwam was haar enthousiasme nog in volle glorie aanwezig. Opnieuw kreeg ik de hele riedel te horen en voelde ik mij steeds kleiner worden. En ja, ik raakte in tweestrijd want aan de ene kant scheelde mij dit weer veel denkwerk maar aan de andere kant was het ook in strijd met mijn mannelijkheid. En ja, ik weet ook wel dat daar tegenwoordig niet meer zo zwaar aan getild hoeft te worden, dat de man best zijn zwaktes mag laten zien.
Dus tel je zegeningen.
Oké, ik kan wel aardig koken, bedacht ik redelijk opgelucht.
Als fanatiek radioluisteraar is het momenteel afzien geblazen. Al een week of drie erger ik mij enorm en schakel van de ene na de andere zender. Maar veel helpt het niet. Haast elke zender heeft het er wel over en nu ben ik er klaar mee!
Ik luister alleen nog maar muziek en podcasts via Spotify!
Tegen mijn principes want Spotify was niet aan mij besteed. Het was mij altijd te oppervlakkig, hapklare brokken waar je niet bij na hoefde te denken. Geef mij maar een goede radiostem die enthousiast is over goede muziek of een serieuze discussie kan voeren over een actueel onderwerp. Met al haar achtergronden en zonder afleiding van beelden en met enthousiasme over de inhoud.
Niet over de randverschijnselen in onze samenleving.
Zo luisterde ik altijd naar mijn favoriete DJ, Robbie Stenders. Doordeweeks met zijn ‘Platenbonanza’ en ‘Stender’s Late Night’ en in het weekend ‘De Verrukkelijke 15’. Haast alles wat hij draaide was goed en hij wist ook heel vaak van alles te vertellen over het nummer waardoor het luisteren nóg leuker werd. Maar zoals het altijd gaat was ik niet de enige die dat van hem vond en werd hij weggekocht door Veronica alwaar hij volgens eigen zeggen nóg meer radio kan maken.
Ergens in de zomer gaat hij daar dagelijks zijn ‘Platenbonanza’ te maken.
En ik ga met hem mee. Want zijn vervangers op Radio 2 doen het nét even anders en halen bij lange na niet de kwaliteit van Stenders. Maar de laatste weken gaat het op elke radiozender alleen maar over dat zwaar overschatte en tenenkrommende Songfestival en daar krijg ik vlekken van!
Mijn vrouw zegt dat ik mij niet zo moet aanstellen.
En ze zegt dat het logisch is dat men het steeds heeft over het Songfestival want Nederland is dit jaar de organisator. “Dus maak je niet zo druk!” Maar helaas, dat doe ik dus wel. Zodra ik het woord ‘Songfestival’ hoor, zapp ik weg van radio of tv. Muziek luister ik alleen nog maar via Spotify zodat ik van alle zin en onzin over het Songfestival verschoont kan blijven. Ik ben mijn eigen DJ geworden. Met alle respect voor de liefhebbers van dit festival hoor, maar ik heb er helemaal niks mee. Vroeger al niet, tussentijds niet en tegenwoordig al helemaal niet.
Ik heb er op de een of andere manier een aversie tegen.
Het is niet mijn muziek. Het zijn niet mijn liedjes waar ik van in beroering raak. Dat heb ik ook bij bijvoorbeeld Marco Borsato. Ik heb niets met die gozer. Ik vind hem een enorme aansteller en oprecht de uitvinder van de krokodillentranen. Dan is hij weer eens failliet, dan is hij vreemdgegaan en vervolgens komt hij weer langs op tv om te vertellen dat hij zo gek is op zijn ex-vrouw. En als hij niet op de tv is dan is hij wel op de radio om dat allemaal in geuren en kleuren te vertellen, uiteraard met enkele stiltes die zijn emoties moeten tonen waardoor half Nederland weer smelt en aan zijn voeten gaan liggen. ‘Ach ja, hij is vreemdgegaan maar toch ook zo gewoon gebleven..’. En het medeleven komt tot een hoogtepunt wanneer hij vertelt hóe gek hij toch is op de moeder van zijn kinderen.
Het is te veel.
Zodra ik de eerste tonen hoor van een van zijn liedjes zit ik al op een andere zender of druk ik op de mute-knop. Best bizar eigenlijk. Want op de een of andere manier weet ik altijd precies wanneer het een nummer van hem is. Of er schieten flarden van teksten van hem door mijn hoofd en dan moet ik op mijn tong bijten om ze niet uit te spreken. Maar ik ben daarvoor in behandeling.
Al jaren.
Ik kan er ook flink chagrijnig van worden. Want muziek hoort het leven aangenamer te maken. Het biedt troost of brengt het je in euforische sferen. Of het versterkt je goede humeur waarmee je de dag bent opgestaan.
Maar dat is bij mij nu even ver te zoeken.
Gelukkig heb ik een vrolijke, lieve en mooie vrouw. Zij sleept mij erdoor heen en leidt mij af met háár muziek, de inrichting van het huis. Sinds vrijdag slaapt ze weer rustig want na dagen van twijfel, slapeloze nachten en opnieuw die twijfel is de kogel door het huis. Het besluit welke kleur de nieuwe vitrage zal worden, is genomen! We gaan niet voor Night Black maar voor Steel Grey. Men zegt wel eens dat bevallen een slijtageslag is maar kleur in het interieur bedenken komt aardig in de buurt! Plus daarbij opgeteld een man die daar weer geen muizen van in het hoofd krijgt maakt het voor haar nog onbegrijpelijker.
Mijn leven is maar makkelijk.
Althans, dat vindt zij. Terwijl ik zo ook mijn probleempjes heb, zie de tekst hierboven… Ze snapt niet dat ik niet zo bezig ben met het interieur. Als zij zegt het wordt groen dan zeg ik oké. Als zij zegt het wordt blauw dan zeg ik oké.
En dat maakt haar weer aan het twijfelen.
Het liefst wil ze er dagelijks over praten. ‘Wat als…’of ‘Als we nou eens…’ Dat soort gesprekken. Plus de daarbij horende voorbeelden uit de woonbladen of van Printerest. Ik raak eraan gewend. Verbaas mij niet meer over haar onuitputtelijke drang om het huis aan te kleden, het interieur op te leuken. Natuurlijk heeft het ook te maken met het feit dat we momenteel aan huis gekluisterd zitten.
Dit alles wordt versterkt omdat de afleiding weg is, dat we al twee jaar niet op vakantie kunnen.
Vakantie lijkt iets van vroeger. Van de week hoorde ik twee mannen aan de koffietafel op het werk praten over vakanties in het verleden en de plannen voor de komende zomer. Het viel mij gewoon op, had dit soort gesprekken al tijden niet gehoord en het voelde als een frisse wind.
De behoefte is groot om de muizen weer even los te laten.
Zo nu en dan steekt het weer de kop op, de discussie over het herinvoeren van de dienstplicht. Meestal aangewakkerd door ouderen wanneer de jongeren weer eens flink tekeer zijn gegaan en buiten de lijntjes hebben gekleurd. Ook door mij, vooral nadat ik weer eens lees dat er hulpverleners belaagd worden, dan roep ik net zo hard mee dat deze lamstralen eens flink aangepakt moeten worden.
Want van hulpverleners en ordebewaarders blijf je af!
Het lijkt wel alsof de agressie toeneemt en dat de jongeren zich niet meer kunnen beheersen, vaak onder invloed van drank en drugs. Daarbij is er genoeg media die al die ongein graag publiceren waardoor onze kijk op de jeugd enigszins aan het vertroebelen is. Daar moeten we wel eerlijk in kijk altijd even terug hoe jezelf was in de lentedagen van je leven.
En niet elke pre-puber, puber of laat puberend kind is een lastpak.
Een van de argumenten die genoemd worden in het dienstplicht-verhaal is dat de hedendaagse ouders heel veel moeite hebben om het kroost in bedwang te houden en liever conflicten vermijden. Ik heb dat zelf ook ondervonden tijdens het opvoeden van mijn drie kinderen. Regelmatig zag ik dat het consequent opvoeden met dezelfde regelmatigheid even losgelaten werd, de ene keer omdat ik gewoon moe was en de andere keer omdat ik niet lekker in mijn vel zat.
Niets menselijks is mij vreemd.
Maar het is wel gek dat ik hieraan toegaf want in mijn herinneringen lieten mijn ouders de teugels van het opvoeden niet altijd vieren. Die opvoeding was ‘streng doch rechtvaardig’ en ‘de structurele discipline’ was altijd wel aanwezig. En ik had maar één optie als ik niet wilde luisteren:
Ik hád maar te luisteren!
Je wist wat je grenzen waren en hoever je kon gaan. Daarnaast werd mij respect bijgebracht. Voor de mensen om mij heen maar ook voor hun eigendommen. Maar dat respect voor anderen lijkt wel te verdwijnen. We pikken niks meer en schelden bij het minste geringste de andere helemaal verrot. Dat doen we op straat, in de winkel of op het World Wide Web.
Vaak gevoed door eigen frustraties.
Ook is het respect voor andermans eigendommen behoorlijk weg. Eigendommen waar men hard voor gewerkt en gespaard heeft, dan wel als eigendom of door vrijwilligers met veel liefde bewerkstelligd. Hoe vaak lees je niet dat er weer speeltoestellen van speeltuintjes vernield zijn of dat er auto’s bekrast zijn. Ik begrijp daar geen snars van. Als mijn kinderen buiten gingen spelen dan herinnerde ik ze regelmatig aan het feit dat ze niks mochten slopen. En als er een raam sneuvelde door een mislukte voetbal actie dan werd er gauw een nieuw raam geregeld.
Inclusief welgemeende excuses!
Hoe moeilijk is het nou om iemand met respect te behandelen? Waarom lijkt het dat schofferen van anderen meer standaard is dan de norm? Steeds vaker hoor ik van mensen dat ze stoppen met Facebook omdat ze al die scheldpartijen, opgedrongen meningen en pesterijen zat zijn. Ik snap de reageerders wel. Want als je in jouw ogen iets doms leest is de verleiding groot om daarop te reageren. Maar het is negatieve energie.
En het voegt niets toe.
Ja, ergernis. En al die ergernis stapelt zich op en op een gegeven moment loop je de hele dag chagrijnig rond. En vergeet je te genieten van het leven. En geloof mij, dat leven gaat sneller voorbij dan je lief is! De dag dat je sterft is ook de dag van het besef:
‘Zo dan! Dat ging snel voorbij!’
Nu is mijn respect niet eindeloos. Ik kan bijvoorbeeld geen greintje respect opbrengen voor lieden die de afgelopen week er met het thema vandoor gingen van Het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Om je dood te schamen! Het was een klap in het gezicht, wat zeg ik, een trap in het kruis van al die mensen die ooit voor onze vrijheid hebben gevochten, zowel nationaal als internationaal. Jonge mensen vaak, die door de oproepplicht onder Moeders rokken weggetrokken werden, verscheept naar het oorlogsgebied alwaar ze of een vreselijke dood tegemoet traden of levenslang getraumatiseerd waren door al het leed wat ze gezien hadden. Of na de bevrijding alsnog een uitvlucht zochten…
PTSS is van alle tijden.
En wat te denken van al die onschuldigen die geëxecuteerd werden vanwege hun afkomst of hun overtuiging, zoals de Joden, zigeuners, homoseksuelen, communisten, gehandicapten en vakbondsleden. En hielpen die vergeldingsacties? Nee, elke keer stonden er nieuwe helden op die hun leven waagden voor de vrijheid.
Echte helden, niet de ‘vrijheidsstrijders’ die het pamflet van FvD ondertekenden!
Doodschamen moeten ze zich. Deze sneue, narcistische en om aandachttrekkende loenatik’s zouden een flinke schop onder de kont moeten krijgen. Sterker nog, ze zouden op herhaling moeten bij hun geschiedenisleraren. Of eens op bezoek gaan bij de oorlogskinderen die nu in bejaardenhuizen zitten en hoofdschuddend kijken naar de onvrede in dit land. En laat die mensen dan hun verhalen vertellen hoe het was om op te groeien in tijden van oorlog, armoede en hongersnood. Verhalen die je doen gruwelen als je tenminste een beetje empathisch vermogen in je donder hebt meegekregen in je leven.
Daar leer je van dat niet alles vanzelfsprekend is.
Maar zoals de ouden zongen, piepen de jongen. Al generaties lang doen we dit al. Ook daarom is het belangrijk dat we ons daarvan bewust zijn anders glijden we steeds meer af richting de afgrond van het onfatsoen. Dat moeten we thuis doen, op werk maar ook moeten de politici zich daarvan bewust worden. Want vooral die laatste geven geen goed voorbeeld naar hun kiezers waardoor deze zich ook gaan bedienen van populistisch en egocentrisch gedrag.
Er zijn in de afgelopen decennia genoeg voorbeelden van te noemen.
De kiezer wil dat we niet tegenover elkaar maar met elkaar kunnen samenleven. Dat de politici naar elkaars overeenkomsten kijken en niet naar elkaars verschillen. Dan maakt de kans dat het vertrouwen en respect weer hervonden zal worden groter.
‘Harder praten geeft meer geluid, maar niet meer gelijk.’
Mijn vrouw is de laatste dagen nogal onrustig. Ze drentelt van het ene naar het andere raam, zowel beneden in huis als boven. Je zou haast zeggen dat dit een typisch geval is van nesteldrang, gezien de tijd van het jaar maar die tijd ligt natuurlijk ver achter ons. En ja, het is lente volgens de kalender alleen weten de temperaturen dat nog niet.
Maar waar komt deze onrust dan wel vandaan?
Nou, het ontstond enkele dagen geleden. Ons huis moet namelijk opnieuw ‘in de kleren’. Rinus, een stoffeerder uit de buurt, bracht enkele boeken met stalen van rol- en plissé gordijnen. En vitrage. Die vitrage is voor boven en die gaan zorgen voor privacy, zoals de bijgaande tekst in het boek mij vertelde.
Dat snapte ik wel.
En ik was het ook heel erg eens met haar. Want nu hangen er rolgordijnen en die hangen niet de hele dag naar beneden. Met dien verstande dat het mij al een paar keer overkomen is dat ik uit mijn bed stapte en via een bezoek aan de badkamer pontificaal in beeld kwam te staan nadat ik de deur van mijn ‘kleedkamer’ opende:
Rolgordijn hing al in standje ‘overdag’ en ik stond nog in standje blote kont!
In principe mag dit niet gebeuren. Een van onze huisregels is dat het rolgordijn pas omhooggaat nadat alle inwoners van dit huis gekleed zijn. En met gekleed bedoel ik echt gekleed, dus niet slechts in string, boxer of ballenknijper. Of nog rigoureuzer, in Adams’ of Evakostuum. Mijn vrouw mag gezien worden hoor maar ik heb op mijzelf wel het een en ander aan te merken en ken mijn grenzen.
En ja, kleren maken de man is het spreekwoord toch?
Maar in huis loop ik wel eens in mijn blote niksie en dat komt omdat ik mij hier thuis voel. En daarom is het voor alle partijen prettiger dat er vitrage voor de ramen gaat komen. Enige tijd geleden had ik al aangegeven zwarte vitrage mooi te vinden en ze was het met mij eens. En als we het eens zijn dan scheelt dat weer debatteren of ellenlange discussies over hoe en wat. Want dat kan zij dan, oeverloos vergaderen hoe ze het wil. Maar dat niet alleen, ze probeert het dan te visualiseren met plaatjes die ze gevonden heeft op Printerest, een App waar ze oeverloos op kan zitten turen.
Zelfs tijdens een spannende Netflixserie!
Vrouwen zijn soms onbegrijpelijk voor de man durf ik hier wel te beweren. Maar soms ook heel voorspelbaar. Want ik weet al wat voor commentaar ik hier weer op krijg, namelijk dat vrouwen twee dingen tegelijk kunnen, multitasken. Dus plaatjes kijken op Printerest en ondertussen de ontknoping van een spannende serie meekrijgen.
Ik geloof er niks van! Is onmogelijk!
Vooral als het om een Scandinavische serie gaat. Daar zit geen woord Engels bij wat nog eventueel te volgen zou zijn. Dan zegt de ondertiteling: ‘Zij is vermoord door haar boodschappenbezorger.’ Maar zij hoort dan, terwijl ze op haar telefoon zit te turen: ‘Hun blev myrdet af sin dagligvareleverandør.’
Meestal moet ik dan even terugspoelen.
Want dan weet zij ook wie het gedaan heeft en zijn al die driehonderdvijftig afleveringen niet voor niks door ons bekeken. En door al dat terugspoelen duurt zo’n serie veel langer dan de makers oorspronkelijk bedoeld hebben. Plus dat naast het terugspoelen ook met grote regelmaat het beeld even op pauze gezet moet worden omdat óf de telefoon gaat óf er weer een vriendin of buurkind binnenloopt voor een praatje.
Gelukkig ben ik een geduldig mens en kan ik het wat mij afschrijven…
Maar mijn vrouw is momenteel wat onrustig. Ze twijfelt heel erg over de kleur. Wat de vitrage betreft dacht ik dat we eruit waren maar nu twijfelt ze ineens. Of zwart niet te veel ‘wegvalt’ in het raam. “Kijk”, zegt ze terwijl ze wijst naar de vitrage aan het haakje, “dit is Leem. Of deze, dat is Brownie. Of deze, Night. Die is ook mooi hè?” Ik haal diep adem en probeerde empathie te tonen terwijl ik mij afvroeg hoe ze op die namen gekomen zijn. Brownie? Lekker!
Maar in dit geval kon ik er geen brownie van maken.
“Maar schat, we hadden toch zwart afgesproken? We hebben dat toch gezien bij andere woningen tijdens onze fietstochtjes?” Ze is het met mij eens. Of toch niet? Opnieuw loopt ze naar boven met de stalen vitrage. Even later komt ze weer beneden: “Die inbetweens, dat zou ook kunnen.” Mijn grijze massa begint nu op volle toeren te draaien want ik weet niet wat inbetweens zijn.
Heeft ze mij dat al eens uitgelegd?
Ik voel mijn bloeddruk omhoogschieten want ik heb geen zin in woorden. Ik zat net op de bank na een werkdag en had mijzelf een klein dutje beloofd, een powernapje om dan de rest van de avond niet steeds gapend door te brengen. “Wat is het verschil tussen inbetweens en vitrage?” vroeg ik met enige aarzeling. Ze trok nog net niet de wenkbrauwen op en gaf geduldig antwoord. “Nee, ik vind vitrage mooier!” zei ik, vastberaden. Soms moet je als man even doorpakken. “We hebben dit enige tijd geleden al ruimschoots besproken en we waren het met elkaar eens.” voegde ik nog toe en draaide mijzelf op zijdelings op de bank, als teken van einde discussie.
Ze zei niets en liep weer naar de eettafel waar alle boeken lagen met de stalen.
“Oké, maar Ar, de kleur van het rolgordijn in de huiskamer. Daar ben ik nog niet over uit.” En vervolgens kwam ze weer met allerlei voorbeelden die ze voor het raam hield. Snel gaf ik aan al haar keuzes in dit geval te respecteren want ik voelde de dag behoorlijk op mijn slaap werken. Ze snapte de boodschap en liet mij met rust en ik dommelde langzaam weg op het geluid van haar heen en weer getrippel op het laminaat.
Computerspelletjes of games zijn tegenwoordig populairder dan buiten spelen of het lezen van een stripverhaal of boek. Dat komt waarschijnlijk doordat de verbeelding het hier wint van de fantasie, zeg maar de hapklare brokken versus uren koken in de keuken. Of suf op je scooter rijden of lekker schakelen op je Zundapp 517.
Of een relatie met een opblaaspop hebben of een echt mens…
In mijn jeugd kwamen de eerste computerspelletjes op de markt en nee, ik kreeg er geen van mijn ouders. Maar een vriendje wel waardoor ik het toch een beetje meekreeg. Het spel heette ‘Pong’. Niks meer, niks minder. Op een zwart beeld zag je horizontaal een witte stip van links naar rechts en van rechts naar links bewegen. De kunst was om dat stipje tegen te houden met een verticaal streepje welke je bediende met de bijgeleverde controller.
Het was een sensatie!
Maar nog niet sensationeel genoeg dat je er uren tijd aan verspilde, dat bleven we gelukkig toch nog het meest buiten doen. Dat ‘buiten’ kon overal zijn want je kleurde de situaties gewoon zelf in. Wanneer wij cowboytje speelden was de omgeving het Wilde Westen en wanneer we soldaatje speelden werd de omgeving vanzelf oorlogsgebied.
Daar kwam geen computer aan te pas.
Nu snap ik iedereen wel die urenlang spelletjes spelen op een scherm. Want ten eerste ziet het er fantastisch uit en ten tweede zijn de speelmogelijkheden ongekend. Zo zag ik van de week op televisie een man die gek was op vrachtwagens en eigenlijk het vak van chauffeur zou willen uitoefenen. Helaas liep zijn pad anders maar hij compenseerde het met de digitale versie van vrachtwagenchauffeur. Dan ging hij voor de computer zitten, toetste de route in die hij wilde rijden en even later stuurde hij vanuit een levensechte cabine met het bijgeleverde stuur richting Warschau.
Inclusief boetes wanneer hij te hard had gereden!
En zo zijn de mogelijkheden talrijk. Alleen gaat er zoveel tijd inzitten. Hoe vaak hoor je niet dat de jeugd uren en uren zitten te gamen. Neem bijvoorbeeld FIFA, het beroemde voetbalspel. Niet die Super League editie hoor, althans, nog niet want het verstand lijkt het nu nog te winnen van het geld. Maar als het geld eenmaal zal gaan lonken kan je er toch echt op wachten dat deze competitie gestart zal worden.
Want geld maakt alles vloeibaar…
Het spel ‘Pong’ was leuk maar je hield wel tijd over voor andere dingen. Het huidige gamen slokt wel veel tijd op waardoor er haast geen tijd meer is om bijvoorbeeld daadwerkelijk tegen een bal aan te trappen. Terwijl dat juist zo leuk is. Want het doen wint het nog altijd van het virtuele in mijn ogen.
Behalve bij de wat agressievere spellen zoals bijvoorbeeld Black Ops natuurlijk!
Dat is ook oorlogje spelen maar lang niet meer zo onschuldig als hoe wij het als kind speelden. Het is akelig levensecht gemaakt, een schijnwerkelijkheid waar we voor moeten oppassen. Want zodra het verstrikt raakt in de werkelijkheid is het einde zoek. Gelukkig heeft een mens denkvermogen en zijn ook die spellen een soort van voeding voor de geest.
Maar dan moet dat denkvermogen wel in de basis goed gevoed worden.
Daarom is voorlezen bij kinderen zo belangrijk. Want gebleken is dat de jeugd steeds minder leest. En steeds slechter schrijft. Van dat laatste heb ik ook nogal eens last. Maar als het echt moet en ik ga er even voor zitten, ontstaan er op het papier sierlijke en leesbare letters. Dat komt vanwege de basis.
Die was goed en degelijk.
Toen mijn jongens nog klein waren heb ik ze ook voorgelezen. Alleen viel ik daarbij nog wel eens in slaap waardoor het kroost soms dagen moest wachten voor de ontknoping van het verhaaltje. Maar dat mag geen reden zijn om het niet te doen. Want ze creëren hun eigen beelden tijdens het vertellen en daarmee ook hun fantasie. Vooral nu, nu ze veel op het tablet of spelcomputer zitten waar alles al ingevuld is en waardoor de geest niet meer geprikkeld wordt om na te denken hoe iets zou gaan of hoe iets of iemand eruitziet. Alle zintuigen worden geprikkeld en daarnaast vergroten ze ook nog eens hun woordenschat.
Eigenlijk zitten er alleen maar voordelen aan.
Want het is niet alleen het voorlezen. Het is ook even quality time met het kind. En wat dacht je van de rust die het met zich meebrengt zo vlak voor het slapen gaan. Maar het allerbelangrijkste is dat je de kans voor het kind vergroot de interesse in lezen te behouden. Dat het fijn is om van pagina naar pagina te lezen, van hoofdstuk naar hoofdstuk en dan de ontdekking van het verhaal, met als hoogtepunt het plot van het boek.
Het idee hebben zelf het mysterie ontrafeld te hebben!
Op school werden we regelmatig voorgelezen. Ik kan mij Meester Bakker nog goed herinneren die meestal op vrijdagmiddag ging voorlezen. Tijdens het lezen rookte hij er ook lekker op los, iets wat de meesten onder ons nu niet meer voor kunnen stellen. Dan keek ik gebiologeerd naar zijn neus waar met vaste regelmaat twee dikke pluimen rook naar buiten werden geblazen terwijl hij vertelde over de avonturen van de Scheepsjongens van Bontekoe. Het was altijd ook doodstil in de klas waarmee de week mooi rustig afgesloten werd.
Zo ging dat gewoon.
En wanneer er een illustratie bij het hoofdstuk was, deelde hij dat door het open boek aan ons te tonen. Maar ook de andere Meesters en Juffen lazen vaak voor. Of ze verzonnen zelf een verhaaltje. Zo hadden wij Meester de Jong. Die nam ons, als het mooi weer was, mee naar de dijk en dan vertelde hij het verhaal van ‘de Snoek met de Zes Pootjes.’ Net als een collega van mij zijn zoontje altijd voorleest met eigen verzonnen verhaaltjes.
Hoe leuk is dat, het toppunt van je fantasie gebruiken!
Kunnen lezen en schrijven is een spreekwoord. De betekenis slaat de spijker op zijn kop:
“Het was volgens mij begin jaren ’80 dat FC Groningen promoveerde naar de eredivisie. Tegen Cambuur was dat. Ik was daarbij!” De persoon aan de andere tafel keek mij aan en trok de schouders iets omhoog:
“Oh, oké. Dat kan. Toen was ik nog niet geboren.”
Dit soort momenten heb ik steeds vaker en ik merk dat zo’n antwoord best wel even binnenkomt. Niet keihard ofzo, want het hoort erbij maar die confrontaties met de generatiekloof beginnen soms een beetje ongemakkelijk te voelen. Het hangt ook een beetje af van de persoon die je voor je hebt, of ze wel wíllen luisteren naar wat je te zeggen hebt.
Dat ze niet gaan gapen zeg maar..
Want dat is dodelijk voor de verteller. Toch blijf ik volhouden in het vertellen want anders ben ik bang dingen te vergeten. “Vergeten gaat steeds beter!” roept mijn lieve moeder dan altijd. Daarom is het zo belangrijk de grijze massa te blijven trainen. En fysiek in beweging te blijven. Dat zei mijn moeder in betere tijden ook altijd tegen ons en iedereen. Daarmee was ze eigenlijk neuropsycholoog Erik Sherder al ver voor met zijn Ommetje.nl, de App waarin je gestimuleerd wordt steeds meer te bewegen.
Mijn moeder had niet voor niks de bijnaam ‘Truus de Trimster’!
Maar het vergeten sluipt er toch regelmatig in. Niet alleen bij mij, ook bij mijn vrienden. Dan hadden we het over een herinnering en dan was er altijd wel eentje die het zich niet meer herinneren kon. En dat is best een rare gewaarwording. Maar dat heb ik ook wel wanneer ik naar oude foto’s kijk. Het is fijn dat ze er zijn want het kan herinneringen makkelijker vasthouden in de toekomst maar soms moet ik wel even drie keer kijken. Zoals méér haar en veel minder buik.
Het schuurt regelmatig tegen terugverlangen aan…
Zo is er een foto waar ik naast mijn toen nog jeugdliefde sta, nu mijn partner in het heden. Ik merk dat ik steeds intenser naar die foto moet kijken om de bijbehorende herinneringen in de goede volgorde te zetten. Want soms is die gozer op die foto een vreemde voor mij aan het worden.
Met zijn Goddelijk lichaam!
Hij staat daar ietwat nonchalant lachend in de camera te kijken alsof hij de hele wereld aankan. Maar dat was niet waar, dat kan ik mij nog wel herinneren. Ik liep niet over van zelfvertrouwen. Het Ik T-shirt welke ik draag op de foto is van een bekend sportmerk en dat kan ik mij dan wel weer herinneren want die ‘leende’ ik vaak van mijn broer. Over mijn arm hangt een sweater die ik uitgetrokken had, waarschijnlijk omdat ik het warm kreeg van de zomerse zon en van dat mooie meisje naast mij.
Mijn jeugdliefde kijkt mij lachend en verliefd aan.
Zou het komen door de hoeveelheid haar wat ik toen nog had. Had, want nu kijk ik er zo doorheen en boven op mijn hoofd begint zich al enige tijd een kale plek te vormen. En daarbij doet de haargroei bij mij een beetje flauw want het groeit wel op plekken waar God het nooit bedoeld had tijdens het scheppen van de mens.
Beelden uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst blijkt maar weer…
Natuurlijk gaan de jaren tellen maar ik heb het gevoel van mijzelf te vervreemden. Dat is best een rare gewaarwording. Het zal wel bij het leven horen en ik denk dat ook menigeen zichzelf herkent in deze materie want ja, alles is aan verandering onderhevig. En het kost je alleen maar heel veel (negatieve) energie om die veranderingen niet te accepteren.
Daar kan en mag je best wel weemoedig van worden.
Want naast het keiharde feit dat je lichaam andere vormen aanneemt, zullen ook gewoontes veranderen of zelfs helemaal verdwijnen. Eigenlijk is dat best wel heel erg verdrietig, dat we dingen moeten loslaten om het nooit meer te beleven.
Zaak is om het dan los te laten.
Ik vergelijk het wel eens met voetballen. Ooit was ik een begenadigd (ahum..) beoefenaar van dit spelletje. Vanaf mijn jongste jeugd waren blokjesvoetbal, partijtjes op straat, trainingen en de wedstrijden op de voetbalvelden een dagelijks onderdeel. Jaap Fischer bezong het ooit in een lied:
‘Het draait altijd om de bal.’
Dat klopte als een bus. Nadat ik mijn jeugdjaren achterliet op Terschelling en mee ging doen aan een volwassen leven aan de wal, liet ik de bal ook weer even voor wat het was. Pas achter in de twintig besloot ik toch weer te gaan voetballen in een vriendenteam van DEVJO, in Voorburg. Dat duurde precies een half jaar want ik ging steeds brakker lopen na de wedstrijden.
Er werd een hernia geconstateerd.
Daarna heb ik mijn voetbalschoenen aan de wilgen gehangen en leerde ik omgaan met deze enorme teleurstelling. Ja, het voelde echt als een teleurstelling dat ik niet meer kon voetballen. Gelukkig kon ik in de jaren erna nog wel een beetje mijn ei kwijt in de partijtjes met mijn kinderen, hun vriendjes en hun vaders. Dierbare herinneringen heb ik aan die avondpartijtjes op mooie zomeravonden waar wij vaders het opnamen tegen ons kroost.
De rugpijn die zich de volgende dag openbaarde hoorde er gewoon bij.
Je ziet dit soort voetbalpartijtjes haast niet meer. Waarschijnlijk hebben we tegenwoordig andere prioriteiten. Soms denk ik wel eens dat men tegenwoordig liever ‘kant en klare brokken’ wil, betaald entertainment in plaats van lange zomeravonden lekker een partijtje spelen met de jeugd. Terwijl je daar nu juist van die leuke actieve herinneringen aan blijft houden…
Ach ja, veranderingen.
Het hoort nu eenmaal bij het leven dat we dingen vergeten, achter ons laten. Gelukkig vinden we veel terug op bijvoorbeeld Facebook zoals die foto die ik hierboven beschreven heb. De maakster van de foto heet Anneke, een toeristenmeisje die toen met ons en vele eilanders omging.
Alleen kan ik mij haar tot op de dag van vandaag niet meer herinneren terwijl vele anderen dat wel kunnen.
Het blijft een gek fenomeen, die vrije in- en uitloopdames. Dit zijn dames die altijd maar dan ook altijd wel wat te praten hebben en met grote regelmaat bij elkaar over de vloer komen. Waarom? Omdat alles besproken kan en moet worden. Er zit volgens mij ook geen rem op… Hier in huis is het niet anders. Een paar keer per week loopt er van alles binnen en meestal ben ik dan de zwijgende barman die alle aanwezigen van een koffietje, cappuccinootje of drankje voorziet.
Ik ben, zeg maar, de Victor van First Dates.
Het bezoek is Covid-neutraal hoor, het beperkt zich tot een achterbuurvrouw, haar moeder, haar dochter en nog een vriendin die verderop woont in de wijk. En best inspirerend in deze tijden waarin ik niks beleef. Zo stond ineens de achterbuuf weer in de kamer. Wij zaten net voor de buis om naar Bed & Breakfast te gaan kijken toen ze binnenkwam.
“Stoor ik?”
“Nee, natuurlijk niet! Ga zitten. Cappuccinootje?” was het antwoord van mijn vrolijke wederhelft en dan weet ik genoeg. Normaal zet ik dan het geluid van de tv uit en activeer de ondertiteling. Dat zijn ze van mij gewend en ze zeggen daar ook niks over.
Zolang zij maar kunnen kletsen.
Nu zette ik de tv helemaal uit want ik heb een haat-liefde verhouding met dat Bed & Breakfast programma. Omdat ze bij Omroep Max denken dat ik seniel ben of zo want elke keer herhalen ze hetzelfde riedeltje: over waarover het programma gaat en wat de bedoeling is van de enveloppen die gevuld moeten. En de hoofdpersonen zelf doen ook mee aan de herhaling want elke week opnieuw mist er wel een haakje of een plankje in de douche of ze zeggen het meest dodelijke wat je maar kan zeggen:
“Leuk schilderijtje, maar ik zou het bij ons niet ophangen…”
Maar soms heb ik ook geen klik met de mensen die eraan meedoen en dan zapp ik het liefst weg, ware het niet dat mijn wederhelft toch wil blijven kijken. Gelukkig is er dan nog genoeg te zien op mijn telefoon en sluit ik mij af van het gezamenlijke uitje, de kusjes voor het slapen gaan en het ontbijtje waarvan telkens weer gezegd wordt dat het zo overvloedig is.
Duuuh! Dat is omdat het op televisie is natuurlijk!
Eigenlijk is het gewoon sluikreclame want als je in dit programma de champagne mag ontkurken kun je er haast wel van uitgaan dat je de tijd erna volgeboekt bent. En de mindere B&B ’s ook hoor. Want tegenwoordig maakt het eigenlijk niet uit of je er positief of negatief uitkomt, in beide gevallen trek je er mensen mee.
Want smaken verschillen nu eenmaal.
Deze keer was de reden van samenkomst van buuf en mijn geliefde dat ze elkaar al drie dagen niet gezien hadden. Ik haalde eens diep adem want dat zou betekenen dat deze dames nu drie dagen in moesten halen met praten. Dat zijn 72 uren gesprekstof. Oké, er gaan iets van 20 uurtjes vanaf want er moet ook geslapen worden natuurlijk maar dan nog blijven er dik 50 uur over! En deze dames kunnen praten als Brugvrouw dus elke minuut zal gevuld worden met informatie!
Informatie waar ik niet echt op zat te wachten…
En ik wist dat mijn vrolijke echtgenote heel wat te vertellen had want ze was na lange tijd weer eens wezen winkelen! In Stad! Samen met dat andere praatmonster van verderop in de wijk. Alle afspraken waren van tevoren vastgezet en zo konden ze van de ene naar de andere winkel. Ze kregen gemiddeld 20 minuten in elke winkel om hun ding te doen en ja, dat viel niet mee achteraf.
Dat was een hele opgave voor de dames, zo’n tijdsbeperking.
Toen ze weer thuiskwam van dit ‘uitje’ verwachtte ik minimaal een aanhanger met kleding en aanverwante artikelen maar niets was minder waar. Sterker nog, het was ‘maar’ een tas, wel goed gevuld maar niet overdreven.
Ik zei niks, vroeg enkel of het leuk was en zette ondertussen het eten op.
En het was leuk geweest. Alleen wel jammer dat je je aan de tijd moet houden want normaal heeft ze veel meer tijd nodig. Dat klopt. Ik ben een keer met haar mee geweest omdat het alweer een tijdje geleden was en ja, het huwelijk is geven en nemen. Uren waren we zoet en uren heb ik gewacht op de stoel bij het pashokje, aan de stamtafel met koffie (en later een glas wijn) of buiten voor de winkel.
En waar slaagde zij uiteindelijk?
Bij de eerste winkel die we gepasseerd waren nadat we de auto geparkeerd hadden… Ik had nog gevraagd: “Moeten we hier niet naar binnen?” Nee, die was te prijzig had ze toen gezegd. Vervolgens sjouwden we van winkel naar winkel en nét op het moment dat ik dacht dat ze zou opgeven liep ze toch die eerste winkel in!
Was ik er weer ingetuind!
Het debat brandde los en ik kon aan de slag als Kamerbode. Zwijgend, zoals het een goed Kamerbode betaamt. Nou was dat niet moeilijk want ik kwam er toch niet tussen en meestal doet mijn mening er niet toe. Want dan vallen ze mij direct aan en dan ben ik ineens De Dominee of De Burgemeester. Waarom? Omdat ik nog wel eens de neiging heb om mijn mening met veel handgebaar te ondersteunen. Mijn favoriete standje is toch wel het opgeheven vingertje. Natuurlijk zocht ik naar mijn geliefde Kamervoorzitter Khadija Arib maar zij was nergens te bekennen waardoor ik geen gelegenheid kreeg bij de interruptiemicrofoon.
Dan maar mijn best doen op de cappuccinootjes, dacht ik bij mijzelf.
Na goedkeuring over de kwaliteit van de cappuccino en ja, ik heb er twee zoetjes in gedaan, luisterde ik met een half oor naar de ruis om mij heen en constateerde ik dat ik het eigenlijk wel prettig vind die vrije in- en uitloopdames. Want het doorbreekt, net als het winkelen, even de covid-sleur.
Zo, de Nationale Opschoon-dag hebben we weer achter de rug! Het viel mij al op dat allerlei Bekende en minder bekende inwoners van de gemeente Oldambt met grijpstok en vuilniszak druk bezig waren onze rotzooi op te ruimen.
Ik herhaal, onze rotzooi!
Ze hopen daarmee te bewerkstelligen dat wij vervuilers misschien eens gaan nadenken alvorens iets te laten vallen op de grond. Neem bijvoorbeeld de lege verpakkingen van een bekende hamburgerboer. Dit afval kom je vaak tegen in de berm langs ‘s Heeren wegen, onderweg uit het autoraam gegooid.
Dat gaat in één moeite door.
Terwijl er toch best veel inspanning aan vooraf gegaan is. Want je moet er eerst nog naartoe rijden met de auto, naar die hamburgerboer. Dan sluit je aan in de rij en je voelt de trek al toenemen. Trek ja, want de warme maaltijd bij Pa en Ma thuis was eigenlijk nog niet zo erg lang geleden.
Maar ja, de diëtiste zegt altijd dat je om de twee uur wat eten moet, toch?
Na lange minuten die uren lijken mag je bij de praatpaal je wensen kenbaar maken nadat je het raampje geopend hebt. Op dat moment trotseer je de kou van buiten die de trek in eten doet omslaan in vreselijke honger. Hoeveel kan een mens eigenlijk hebben vraag je je dan wel eens af. Vervolgens rij je door en moet je weer je raam openen om te betalen. Dat is best irritant want je ziet ondertussen hoe de ene na de andere tas met het snelle voedsel in de auto voor je verdwijnt. Je geduld wordt nu wel heel erg op de proef gesteld! En de klok tikt gewoon verder en voor je het weet zijn er al tien minuten van je leven voorbij!
En nog steeds heb je niks te kanen!
Even later mag je dan eindelijk de buit opeten in de auto op de parkeerplaats en is je honger weer gestild. Vervolgens rij je dan na een paar minuten weer verder, het is immers ‘fast food’, en nadat je de rijksweg opdraait realiseer je je dat de lege verpakkingen nog naast je op de bijrijder stoel liggen.
Shit!
Snel doe je het raam open en mietert de boel naar buiten. “Pffff, die rommel die je er ook van hebt! Gelukkig is de Nationale Opschoon-dag er, die mensen zijn echt goed bezig!” denk je dan, waarna je met een tevreden en voldaan gevoel je weg weer vervolgen kan.
Ach ja.
Ik zou het moeten snappen want ik ben ook jong geweest. En ik weet heus wel dat niet alleen de jongeren wel eens wat op de grond laten vallen hoor, het is iets van alle leeftijden. Maar toen ik jong was liepen we nog niet mee in demonstraties in Den Haag tegen de milieuvervuiling. Althans, wij kregen er van school niet eens vrij voor, dat kwam niet eens in ons op. Maar in die tijd hadden de leraren ook geen studiedagen.
Nee, die gaven gewoon les.
En weet je, ik snap al die mensen wel dat ze nadat de eerste warme dag zich bewezen had, allemaal naar buiten renden. Hier in de omgeving ook, de prachtige Pieter Smitbrug moest haast de spitsstrook openen om al het verkeer doorgang te kunnen verlenen. Even zat de schrik erin nadat er een éénrichtingsbord werd neergezet maar dat was gewoon een hele leuke 1 april grap. Heel veel vrolijk in het leven staande mensen konden daar even heel hard om lachen!
Dat was wel even nodig in een land met enkele humorlozen….
Maar naar buiten gaan is hier in het Noorden niet zo bijzonder. Wij zijn ruimte gewend en kunnen gaan en staan waar we willen. Maar in de drukkere steden is het eerste groene wat er te vinden is een park of een nog niet bebouwde of vergeten groenstrook tussen twee flatgebouwen in. En ja, die raken zo vol met al die mensen die snakken naar een beetje voorjaar, vooral nu in deze barre tijden.
Volkomen begrijpelijk!
Maar nadat al die mensen weer naar huis gaan blijft het park vol. Vol met lege verpakkingen van alle vreterij en drankjes. En dát snap ik niet! Het is ónbegrijpelijk dat men er zo’n teringzooi van maakt! Ik kan er maar geen grip op krijgen, geen verklaring voor bedenken waarom mensen dit toch steeds blijven doen. Dagelijks worden we geconfronteerd met het feit dat we de aarde aan het vervuilen zijn, op allerlei manieren maar we leren er kennelijk niks van. Of komt het doordat we weten dat de gemeente het wel weer achter onze konten opruimt, net zoals onze moeders dat bij ons deden? Of erger, vinden we dat gewoon vanzelfsprekend want ja, die vuilnisbakken worden ook nooit geleegd en ja, dan vraag je er toch om?
Zijn we zo’n verwend klerevolkje geworden?
Misschien is niet meer opruimen een optie? Dat deed mijn moeder bij mij ook en het hielp. Of de optie Rwanda. Dit Afrikaanse land heeft een hele lelijke geschiedenis achter de rug, de gruwelijke genocide van de Hutu’s op de Tutsi’s in 1994 zal menigeen nog bijstaan. Al jaren was er sprake van haat tussen de meerderheid, de Hutu’s en de minderheid, de Tutsi’s. Uiteindelijk sloeg de vlam in de pan en resulteerde die haat in een slachting van naar schatting 500.000 tot 1 miljoen medeburgers, waaronder gematigde Hutu’s en Tutsi’s.
Een onvoorstelbare en diepdroevige gebeurtenis…
Maar het land heeft zich in de loop der jaren herpakt en wel op een hele bijzondere manier. Elke laatste zaterdag van de maand moeten alle Rwandezen tussen de 18 en 65 jaar meedoen aan ‘Umuganda’:
‘Samenkomen met een gemeenschappelijk doel om een resultaat te bereiken.’
Ze vegen dan samen de straten, verrichten kleine reparaties aan straten en afwateringen, planten bomen of bouwen met zijn allen scholen. Naast het verstevigen van de band tussen de eigen bevolkingsgroepen creëren ze een enorme saamhorigheid, breed gesteund door de bewindslieden die ook gewoon meedoen aan Umuganda.
Naast de opkomende tweedeling in ons landje plus de Haagse leugentjes zie ik nu een kans!
De dag dat ik eindelijk geprikt gaat worden komt met de week dichterbij. Eindelijk! Want ik hoop natuurlijk dat we straks van al die ellende af zijn en dat we weer met zijn allen de boel weer kunnen opstarten. Maar waar ik het meeste naar uitkijk is toch wel de rust die dan weer zal terugkeren in ons land, dat het groepje achterdochtige en aandachttrekkende burgers weer huiswaarts keren en iets nuttigs gaan doen in plaats van overal beren achter de bomen te zien.
Het tv-programma ‘Familiediner’ kon het wel eens heel druk krijgen…
Maar we zijn er nog niet. De besmettingen lopen alweer weer flink op, de hele week al boven de 7000 en dat is op zijn Gronings nait goud. En op zijn Nederlands ook niet! Toch doen de meeste mensen het goed en dat is puur omdat die zich wel houden aan de (nog steeds tijdelijke!) regels. Helaas zijn er ook mensen die daar anders over denken of het soms even vergeten. Zo hoorde ik dat de boten naar de Waddeneilanden tjokvol zitten en de regeltjes behoorlijk aan boord losgelaten worden.
Waarschijnlijk denken ze dat corona bij Den Helder, Harlingen en Holwerd stopt…
Dat is dus niet zo. Sterker nog, corona zit ons wereldwijd dwars. Behalve op Urk natuurlijk. Deze gezegende plaats in Nederland heeft, bij monde van één van de 21 kerken, bedacht om alle opgelegde regels los te laten. “Kom maar naar de kerk want God beschermt jullie gelovigen.” Waarom? Omdat men tegemoet wil komen aan de nood en geestelijk welzijn van de gemeente.
Nou inderdaad, aan het geestelijk welzijn van deze gemeente schort een hoop!
En ja, ik weet dat vis eten goed voor de mens is en dat de Almachtige het goed kon vinden met de vissers maar dat wil nog niet zeggen dat je dan ook het gelijk aan je zijde hebt staan. Kijk alleen maar even naar het afgelopen jaar, ze zijn ze daar behoorlijk van God losgeraakt. Het enige positieve over Urk is de 8-koppige familie Jelies. Zij deden mee in de TV serie ‘Een huis vol’ en dat was nog wel te behappen.
‘Aan de nood en geestelijk welzijn!’
Hoe durven ze! Alsof de rest van Nederland daar geen last van heeft! Alsof Urk een eigen Staat is! Nou, als dat zo was dan had ik direct hun Ambassadeur op het matje geroepen en deze geadviseerd om serieus na te denken over een Urkxit! Spuit maar een stuk zand op midden in de Noordzee, bouw het vol met kerken en doe lekker jullie eigen ding. En daarna zal ik die Ambassadeur de deur uitzetten met de woorden:
“Ben je nou helemaal belatafeld of heb je geen kruis meer in je broek!”
Zo, dat lucht op. Nu effe totaal iets anders. Ik ben erachter gekomen dat het mij nog nauwelijks lukt om netjes met pen te schrijven. Het lettertype ‘Hanenpoten’ komt dichter in de buurt. Sterker nog, stel dat ik mee zou doen aan een repetitie ‘schoonschrijven’ dan was ik geslaagd met een tien, plus de bekende griffel. Ik ben gelukkig niet de enige die daar steeds meer moeite mee heeft want het schrijven met een pen begint onderhand aardig uit te sterven. We doen alles via de digitale weg en laten de pen steeds meer ongemoeid.
Oké, het bekende boodschappenbriefje is nog wel analoog. Thuis gebruiken wij daarvoor een kladblok en soms kan ik later niet eens meer ontcijferen wat ik daags ervoor opgeschreven had.
Met als resultaat dat ik met het verkeerde thuiskom…
Terwijl ik vroeger van de meesters en juffen toch echt netjes schrijven heb geleerd. Binnen de lijntjes! En oh, wat was dat leuk! Dictees waren mijn favorieten maar ik had er ook lol in om alles wat de leraren op de borden schreven direct in een schrift te schrijven. Later kwam ik op een school waar je extra cijfers kon scoren door je aantekeningen in een zogenaamd ‘netschrift’ te schrijven. Hoe verzorgder het eruit zag, hoe hoger het cijfer. En het mes sneed hier natuurlijk aan twee kanten want A je concentreerde je voor de tweede keer op de leerstof en B de leraar kon het nu ook lezen en direct checken of je de lesstof wel begrepen had. En C, je kreeg er ook een cijfer voor.
Zo kon ik de wat mindere cijfers op repetities mooi opkrikken!
Tussendoor schreef ik veel brieven met allerlei vrienden en vriendinnen in het land want ook daar kon ik enig genoegen in vinden. De contacten werden gelegd in de vakantieperiodes op Terschelling en vervolgens had ik dan de hele winter weer genoeg adressen om brieven naartoe te sturen. Het schrijven was leuk maar ook het ontvangen van brieven, ik had een dagelijkse gang naar de brievenbus om te kijken of er ook post voor mij was. Naast mijn eigen handschrift kon ik ook van andere handschriften genieten. Het mooiste handschrift was van een zekere Inge uit Rotterdam. Die schreef haar letters met een digitale precisie. Natuurlijk probeerde ik dat ook in mijn retourbrief te doen waardoor het schrijven met de pen alle aandacht kreeg. Ik nam daar ook de tijd voor.
Ik voelde mij de koning te rijk met een chique vulpen en een mooi schrijfblok.
Op een gegeven moment kwam ik ook in aanraking met de digitale wereld en het duurde dan ook niet lang of ik schreef alleen nog jaarlijks de kerstkaarten. Maar ook die vielen weg want ja, wie stuurde nog een kaartje en even leek het erop dat het definitief de strijd verloor met de opkomst van de digitale wereld.
Maar misschien moeten we gewoon elkaar weer brieven schrijven, zoals vroeger.
Of een brief sturen naar de krant omdat je het ergens niet mee eens bent. Want dan moet je eerst goed nadenken alvorens het op papier komt anders wordt het een grote knoeierij. Plus het voordeel dat de boosheid wat zal afnemen in de boodschap. Geloof mij, dat scheelt je een hoop donkere gedachten.
Maar vergeet niet de envelop! Voor je het weet staat de inhoud op een foto….
Nu de verkiezingen achter de rug zijn is het altijd weer even spannend wie als eerste zijn of haar verkiezingsbeloften verbreekt. Je kan dan als gedesillusioneerde kiezer jezelf in een geel hesje hijsen of weer elke dag je chagrijn op Facebook delen, mag allemaal. Maar het verstandigste is om gewoon de democratie te respecteren en je erbij neer te leggen.
Want het hoort er gewoon bij.
De meeste partijen likken hun wonden en gaan weer over tot de orde van de dag. Natuurlijk gaan ze evalueren wat er fout gegaan is in de campagne maar echt zorgen maken zullen ze niet want ze zijn al jaren gewend om in het pluche te zitten van de Tweede Kamer.
Zij liever dan ik.
En vanuit die hoek laten ze dan het (onderbuik)gevoel horen van hun kiezers en is de cirkel weer rond. Maar blijf vooral stemmen want dan heb je zelf ook het recht om te klagen! Want dat is nu eenmaal een van de rechten die je hebt in dit land. En de Nederlandse burger heeft veel rechten, zoveel dat er fluwelen handschoenen voor nodig zijn om hem of haar aan te pakken. Daarom hoor je hier ook zo vaak dat er een ‘te zachte aanpak’ is wanneer er sprake is van wanordelijkheden of criminaliteit.
Maar dat zegt men alleen als het zo uitkomt.
Want zodra de politie wel hard optreedt is het land ineens te klein voor een klein groepje mensen. Die beweren dan ineens dat we in een dictatuur wonen. Vaak wordt er dan ook nog ‘privacy’ bijgehaald terwijl ze alles filmen met hun telefoontje. Ik begrijp dat soort mensen niet.
Neem de verkiezingen.
Je mag hier in alle vrijheid je stem uitbrengen zonder bang te hoeven zijn voor represailles. En als je het ergens niet mee eens bent mag je dat uiten. De manier waarop je dat uit kan wel eens tot een verhitte discussie leiden omdat de laatste jaren het fatsoen weg is uit het debat.
Alleen beginnen we aardig te lijken op Rupsje Nooitgenoeg..
Daarom is het altijd goed om te luisteren naar mensen die wel een dictatuur hebben meegemaakt. Kijk naar onze eigen historie, de Tweede Wereldoorlog. Een goed voorbeeld. Maar ja, dat is alweer 76 jaar geleden en we vergeten zo snel. Recentere verhalen over dictatuur komen bijvoorbeeld uit Syrië. Die mensen hebben verhalen die lijken op de verhalen van de Tweede Wereldoorlog maar dan alleen in een moderner jasje.
Onlangs hoorde ik de Syrische vluchteling Anwar Manlasadoon op de radio zijn verhaal doen.
Hij blogt namelijk over de verschillen tussen zijn land en Nederland. Hoe zij het ervaren om in een land te wonen waar je gewoon mag doen wat je wil zonder tussenkomst van de overheid. Voor de duidelijkheid, doen wat je wil binnen de lijntjes die we ooit met zijn allen uitgezet hebben en staan beschreven in de Nederlandse Grondwet. Anwar vertelde nu over de verschillen in verkiezingen, hoe het er in Syrië toegaat. In Syrië heb je om de zeven jaar ook verkiezingen en dan staat er het volgende op het stembiljet, niet groter dan een A-viertje:
Assad, JA of NEE.
En nog twee of drie onbeduidende politici. Bij JA was er niks loos. Koos je voor NEE dan kon je maar beter maken dat je wegkwam voordat je na een flink aantal stokslagen achter de tralies belandde. Daarom is het begrijpelijk dat bij de laatste verkiezingen in Syrië, in 2014, Assad 88.7 procent van stemmers kreeg… Dan krab je jezelf toch even achter de oren lijkt mij zo. Vluchten is dan een reële optie. En dan mag je hopen dat het land waar je dan naar toe vlucht je de veiligheid kan bieden om een nieuw leven op te bouwen. Net zoals je dan mag hopen dat men jou die echte vrijheid gaat gunnen en dat men je accepteert en respecteert. Want links- of rechtsom, we leven op één wereld, in de wandelgangen ook wel Aarde genoemd. En het mooie is dat wij daar met zijn allen op mogen wonen, zoals Thé Lau & The Scene ooit zo mooi zong: ‘Iedereen is van de wereld en de wereld is van iedereen!’ En natuurlijk zal je eerst vreemd aangekeken worden maar wat is vreemd?
‘Vreemden zijn vrienden met wie je nog kennis moet maken.’
Toen ik na 20 jaar Terschelling in Den Haag ging wonen en werken was alles en iedereen vreemd voor mij. Toen ik na 35 jaar Den Haag in Winschoten ging wonen en werken was ook alles vreemd voor mij. Maar doordat de mensen die ik leerde kennen mij niet wegkeken maar mij juist thuis lieten voelen, kon ik snel wennen aan mijn nieuwe leven. Als ik nu achteromkijk zie ik een enorme welvaart om mij heen. Wat we toen niet hadden is inmiddels al bedacht en in ons bezit:
‘We komen niets tekort, we hebben alles.Een kind, een huis, een auto en elkaar.’ Dat zong Doe Maar al in 1982! De winkels puilen uit of we bestellen ons suf vanaf de bank om nog meer te hebben. En met al dat méér lijkt het wel alsof we steeds mínder aan anderen gunnen.
Raar. Want wat leer je als kind? Juist, delen!
Maar we kiezen steeds meer de kant van onszelf en raken zo verstrikt in ons eigen vacuüm. Nederland was ooit een tolerant en sociaal land waar je echt trots op kon zijn maar dat ligt steeds verder achter ons. Kijk maar naar de verkiezingsuitslag, de sociale partijen worden ingehaald door populistisch rechts. Ook dat mag in een democratie, niet in een dictatuur. Dus nogmaals, wij leven in een vrij land. En ja, alles is onderhevig aan veranderingen, ook de instelling van een volk.
Maar of we daar dan nog trots op kunnen zijn?
Nu moeten we de komende weken, misschien wel maanden, weer kijken naar de strijd om een coalitie te vormen. De Praathuizen op de televisie slijpen al de messen.
Wat een vrijheid! Maar verdeel wel de vruchten die we daarvan plukken!
Eigenlijk was ik het vergeten hoe het voelde en daarom kwam het extra binnen deze keer. Poëtisch gezien voelde het als ‘opnieuw geboren worden ‘maar eerlijk gezegd staat mij daar niets meer van bij dus eigenlijk gaat die vergelijking niet op. Maar het kwam verdomd dicht in de buurt! Ik was niet de enige die het zo voelde waardoor het haast het gesprek van de dag werd, wat zeg ik, week! Overal blije gezichten, gezichten waaraan ik weer aan moest wennen omdat men er ineens weer heel anders uitzag.
Iemand vond zelfs dat ik weer een ‘jong koppie’ had!
Dat is het enige voordeel van dat kolere virus, dat we weer even de normale dingen in het leven leren waarderen, in dit geval naar de kapper gaan. Afgelopen maandag was ik aan de beurt en werd ik onderhanden genomen door de tondeuse en schaar. En ik kan hier zonder blikken of blozen zeggen dat ik het als zeer prettig ervaren heb. Logisch, want het broeikaseffect op mijn hoofd werd heftiger en heftiger. Met elke haarlok die op de grond viel voelde ik een frisheid rond mijn hoofd die haast hemels aanvoelde. Terwijl in de weken ervoor regelmatig musjes en koolmeesjes achter mij aanvlogen want zij zagen genoeg mogelijkheden in mijn haar voor hun nieuwe woning.
Daar kon wel een vogelnestje of vier van gebouwd worden!
Maar zonder gekheid, het was oprecht een feestje om weer in die kappersstoel te zitten. En dat vond mijn buurman aan de andere kant van het spatscherm kennelijk ook want we kraaiden het uit als twee pubers die net hun eerste stiekeme biertje gedronken hadden. Onze kapper en kapster werden daar nóg vrolijker van want ook zij waren blij want ze mochten weer aan het werk. Nu hadden ze niet stil gezeten hoor, nee, ze hadden de hele zaak gepimpt met een zeer verdienstelijk resultaat. Dat vind ik toch weer knap, om ondanks de tegenslag van sluiting er weer iets positiefs van te maken.
Dat zouden meer mensen eens moeten doen!
Ik wierp een blik op de grond en zag daar mijn dikke, grijze lokken liggen. Onder welke categorie haar zal mijn haar eigenlijk vallen vroeg ik mij af. Wat voor haar heb ik eigenlijk? Normaal haar? Vet haar? Beschadigd haar? Droog haar? Gespleten haar? Ik zou hier nooit over begonnen zijn, sterker nog, ik zou hier nooit over nagedacht hebben maar dat kwam doordat ik voor de zoveelste keer iets in het nieuws las wat mij, heel toepasselijk, de haren deed rijzen. Want de multinational Unilever gaat namelijk het etiket op de shampoo aanpassen, het woord normaal zoals bij ‘normaal haar’ of ‘normale huid’ moet eraf. Dat werd besloten nadat ze een enquête hadden gehouden onder hun klanten.
Omdat 70% van de geënquêteerden een negatief gevoel kregen van het woordje ‘normaal’.
Een van de Unilever directeuren zei in het persbericht het volgende: “Het woordje ‘normaal’ van de verpakking halen lost het probleem niet op. Maar we denken dat het wel een belangrijke stap is naar meer inclusiviteit in de definitie van schoonheid.”
Dat woordje inclusiviteit moest ik effe opzoeken.
Onderlinge verbondenheid betekent het. Nou, daar ben ik altijd al een fel voorstander van maar om dat ons, klootjesvolk, nou duidelijk te maken via een fles shampoo begrijp ik niet helemaal. En ik begrijp die directeur ook niet! Als je zo lult vraag ik mij af hoe jij in het leven staat. En wélk probleem los je er niet mee op dan? Ik heb nooit problemen gehad met een fles shampoo. Nou ja, oké, één keer dan toen de fles achter mij op de grond viel terwijl ik aan het stoeien was met de handdoek na het douchen. Man als ik ben liet ik de fles gewoon liggen alleen wist ik niet dat de dop er niet goed op zat. Ook zo’n mannendingetje. Dus ja, de fles is leeggelopen, dat hoorde ik later die dag van mijn geliefde.
Ik zie dit niet als een probleemcategorie felrood of zo.
En wat is schoonheid? Ik vind mijzelf geen schoonheid waardoor ik mij door deze inclusiviteit behoorlijk uitgesloten voel om mee te doen met jullie shampoo-clubje. En daarbij, ik was altijd tevreden met het ‘voor normaal haar’ op het etiket want het was tenminste duidelijk.
#Doeseffenormaal!
Waarom moet toch over alles nagedacht worden tegenwoordig? Wat is dat toch steeds? We willen terug naar het ‘normaal’ maar eigenlijk gedragen we ons steeds abnormaler. Want wat is normaal? Ik heb altijd gedacht ‘normaal’ te zijn met mijn normale haar en nu voel ik mij behoorlijk abnormaal. En dat wil ik niet omdat we inmiddels weten dat er meer dan genoeg abnormalen op onze planeet rondlopen.
Ik herhaal, meer dan genoeg!
Gelukkig mogen we stemmen komende week en heb ik nog een paar dagen de tijd om de partijprogramma’s van alle 37 politieke partijtjes door te spitten op wat zij normaal vinden. Ja, een flinke klus maar ik heb nog tot woensdag. Een eerste blik op het vierkante meter papier liet bij mij al direct enkele vraagtekens achter. Ten eerste hoe ze die enorme lijst hebben kunnen vouwen tot een A5-formaat, dat moet wel een hele goede origamist geweest zijn en ten tweede staan er partijen op waar ik eerlijk gezegd nog nooit van gehoord had.
Dat is wél het voordeel van een democratie, dat iedereen gehoord wordt in dit land.
Maar daar moet je dan wel voor openstaan natuurlijk en niet direct zeggen de waarheid in pacht te hebben. Want dat heeft niemand gelukkig. Persoonlijk ben ik niet zo van al die snipperpartijtjes maar ik respecteer ze wel. Ze zijn immers opgericht door mensen met bepaalde idealen die iets verder nadenken dan bijvoorbeeld Johan Vlemmix, die koekebakker van De Feest Partij.
En ja, het leven is een feestje en ja, dan moet je wel zelf de slingers ophangen.
Maar je kan niet alles wegfeesten want het leven is niet voor iedereen een feestje. Helaas. Maar je mag jezelf wel in je handen knijpen dat je mág stemmen. Zonder enige dwang!
Het was een vreemde gewaarwording. Nadat ik afgelopen maandag op de radio hoorde dat de meteorologische lente begonnen was, werd ik direct de volgende ochtend al om half vijf gewekt door vrolijk en druk zingende vogeltjes. Het lijkt wel of die vogels een sein afwachten, zo van ‘Nu is het lente!’
Een sein van ‘hogerhand’ wellicht…
Het zit gewoon in hun systeem denk ik. Zo zit de natuur in elkaar en dat blijft wonderlijk. De mens zit anders in elkaar, die kunnen nadenken. Nadenken over wat je gaat zeggen en wanneer je iets gaat zeggen. Daarom was ik uitermate verbaasd toen onze demissionaire premier ineens tijdens een verkiezingsdebat zei dat er een kerncentrale in Groningen gebouwd moest worden.
Dat schoot bij mij (en vast bij menig Groninger) behoorlijk in het verkeerde keelgat!
Nu nuanceerde hij het later in de week wel weer maar waar komt die gedachtegang toch vandaan? Is het omdat Groningen al decennialang het land van gas voorzien heeft? Krijgt de provincie dan direct het stempel van ‘Energieleverancier voor het leven’? Zijn ze echt zo simpel in Den Haag? Kennelijk wel, want nu er eindelijk erkenning is van alle ellende die de gaswinning veroorzaakt heeft bouwen ze het alweer vol met enorme windmolenparken!
Mag het niet meer uit de grond dan halen we het wel uit de lucht!
De plannen voor een waterstoffabriek in de Eemshaven liggen ook al klaar en dan nu weer het plan om een kerncentrale neer te zetten? Iets met ‘Je geeft ze een vinger en ze pakken de hele hand.’ Voor sommigen in Den Haag is het kennelijk een optelsommetje en als dan later blijkt dat er ook flinke nadelen aan kleven dan kunnen ze ineens niet meer rekenen… Of dan bagatelliseren we de gevolgen gewoon, zoals die andere ‘politicus’ Thierry Baudet al deed. Ik citeer: “Die aardbevinkjes ach, het is geen genocide of zo…”.
Je zal maar als Groninger op hem gestemd hebben…
Het is de wereld mooier maken op ‘zijn Amsterdams’. Daar lopen types die elke dag wat nieuws bedenken om maar hip en modern te zijn. We stappen over op schone energie maar we zetten de windmolens natuurlijk niet in onze eigen achtertuin. Nee, die kunnen mooi in de provincies neergezet worden, plek zat daar.
Klopt. En dat willen we zo houden ook als het even kan!
Alsof Amsterdam de leidraad is hoe wij met zijn allen zouden moeten leven! Ik hoop het niet. En ja, kerncentrales zijn schoner dan kolen- en biomassacentrales maar om van Groningen nu een opvangcentrum voor energieleveranciers te maken? En ja, eerlijk is eerlijk, de laatste paar jaar is er een inhaalslag gemaakt wat de vergoedingen betreft maar pak nou eens door en zorg dat iedereen geen zorgen meer heeft van verzakkingen en scheuren in het huis. Dan neem je je verantwoordelijk en zal het vertrouwen in de politiek wat dit betreft misschien wel weer terugkeren.
Misschien terugkeren!
Ach ja, zolang er politiek bedreven wordt is er gedoe. Vergelijkbaar met koken: ‘Er is nog nooit een kok gevonden die koken kan voor alle monden!’ Maar we moeten ook naar ons eigen gedrag kijken. Even jezelf een spiegel voorhouden. Om even bij het energievraagstuk te blijven, ik weet nog goed wat mijn ouders altijd naar ons riepen:
“Niet te lang douchen! Licht uit! Deur dicht! We stoken niet voor de vogeltjes!”
Zij waren zich kennelijk al bewust dat energie niet eindig is en dat we er zuinig op moeten zijn. Het zal te maken hebben gehad met de groei van onze welvaart waar zij nog aan moesten wennen omdat ze deels de oorlog en de naoorlogse jaren hadden meegemaakt. Dat waren absoluut geen vette jaren! Daarnaast kregen wij om de dag vlees en in het weekend genoten we van vleeswaren. Soms werden we verrast. Dan kregen we s’ avonds bij de broodmaaltijd overheerlijk gebakken (ondermaatse) tongetjes, balkenbrij of kleine, krokante aardappeltjes in spekvet gebakken.
Extra genieten van het eenvoudige!
Nu is buiten de deur eten meer dagelijkse kost dan zelf koken. Of we laten het bezorgen als we geen zin hebben om de deur uit te gaan. Het boterhammetje voor op het werk kopen we onderweg kant en klaar bij de benzine boer of we laten het op het werk bezorgen. Maar we begrijpen wel dat al dat eten wel verbrand moet worden en daarom gaan we een paar keer per week naar de sportschool.
Met de auto natuurlijk!
Ik pak ook wel eens het gemak wat de welvaart ons brengt maar ik voel dan altijd de blik van mijn ouders in mijn rug. Dat heb ik ook wanneer ik op mijn elektrische fiets even in standje turbo naar de winkel fiets. Waarom? Omdat zij pas op een elektrische fiets stapten toen ze de 85 jaar al gepasseerd waren! En mijn vader doet ‘m alleen aan met tegenwind….
Bikkels zijn het!
Want nogmaals, we consumeren ons suf! En die zucht om te consumeren zorgt ervoor dat we energie naar binnen blijven slurpen alsof we net veertig dagen in de woestijn gelopen hebben. En ja, dan krijgen we te maken met problemen als hoe lossen we het energievraagstuk op. Want dat gaat niet vanzelf. Dus willen we doorleven op die manier dan zullen we moeten accepteren dat er windmolen- en zonnepanelen parken ons uitzicht en leven bederven.
Of wellicht ook kerncentrales.
Maar beste politici, kijk dan eerst eens om je heen voordat je iets roept. En leg dat goed uit in plaats van er verkiezingsretoriek van te maken. Sterker nog, sta boven de partijen en ga nou eens samenwerken in plaats van steeds maar bezig zijn met je eigen mening op te dringen omdat dat de idealen zijn van jouw politieke partijtje.
Want niemand heeft de waarheid in pacht.
Ja, mijn ouders misschien.. Daarom noem ik ze hier ook. Zij hebben samen 177 jaar ervaring in ‘het leven’. En nu ikzelf ouder aan het worden ben, word ik steeds bewuster van hun gelijk:
Natuurlijk had ik ook gehoord dat het druk was. Want ‘druk´ en ‘wonen in de provincie Groningen’ is niet alledaags nieuws. Ik heb het natuurlijk over de kersverse Pieter Smit brug die vlak voordat de winter inviel, geopend was en veel aandacht trok. De opening kwam was perfect getimed want niet veel later konden alle schaats- en winterliefhebbers dankbaar gebruik maken van deze brug. Want als je deze 756 meterslange brug gepasseerd was wachtte aan het einde een prachtige ijsvloer waar jong en oud aan het genieten waren.
Dat durf ik hier wel te beweren!
Want wie ik ook sprak, allen waren enthousiast over het ijs, de sfeer en de brug! En vooral dat laatste is mooi want er waren, nadat de plannen gepresenteerd waren, ook veel wanklanken te horen. Dat snap ik ook wel weer want we horen te vaak dat grote gemeentelijke projecten uiteindelijk of veel te duur uitvallen of totaal geen toegevoegde waarde hebben. Waardoor enigszins wantrouwen wel op de plaats is. Zo zijn er in elke gemeente wel van dit soort prestigeprojecten geweest, projecten die velen uiteindelijk het schaamrood op de kaken heeft doen krijgen.
Te vaak een aanslag op het gezonde verstand…
Maar de Pieter Smitbrug is van een andere orde. Naar mijn mening echt een aanvulling voor de gemeente Oldambt. Oké, het budget is om en nabij met een miljoen euro overschreden maar dat is nog wel te dragen als je het afzet tegen de voordelen die deze brug ons gaat geven.
Want ik zie alleen maar voordelen.
Zoals natuurlijk een betere verbinding tussen Winschoten en Blauwe Stad. Bewoners van beide kanten kunnen nu veel makkelijker even heen en weer, wandelend of op de fiets. Daardoor zal de auto wellicht wat vaker blijven staan en dat scheelt dan weer in de portemonnee. Je zou er nog tegenin kunnen brengen dat het meer tijd kost maar dat is te verwaarlozen, vooral omdat veel mensen al elektrisch fietsen en daardoor flink de gang erin hebben zitten. En voordat nu alle fietsers die niet elektrisch geholpen worden over mij heen vallen:
Wees daar gewoon trots op! Ik schaam mij dood dat ik al zo’n fiets in gebruik heb…
Maar het is ook een brug die mensen letterlijk met elkaar verbindt want als je erover heen loopt of wandelt is de kans aanwezig dat je bekenden ziet en je daarmee aan de praat raakt. Want nog even ter herinnering, het is de langste fietsbrug van Europa he!
Je bent wel even bezig voordat je aan de overkant bent.
In mijn ogen is het allergrootste pluspunt dat het mensen in beweging gaat zetten. Je bent nu veel gauwer geneigd even de fiets te pakken of de wandelschoenen aan te doen om een frisse neus te halen. Of om even een terrasje te pakken of pootje te baden rondom het Oldambtmeer. En de inwoners van Blauwe Stad fietsen nu even zo snel weer Winschoten in. Allemaal bewegingen die goed zijn voor onze gezondheid en dat scheelt dan weer, op langere termijn, in ziektekosten.
Ik zie de koppen al in de krant: ‘Inwoners gemeente Oldambt gezondste van het land!’
Vorige week zondag mocht ik er eindelijk overheen fietsen en ik was echt onder de indruk. In eerste instantie van het bouwwerk zelf maar helemaal van hoe druk het wel niet was! Wandelaars en fietsers kwamen van alle kanten en je moest echt goed opletten om niet iemand aan te rijden. Maar ook groepjes mensen (ja, op afstand) die gezellig even aan het bijkletsen waren of gewoon even stil stonden om even alles erom heen te bewonderen.
Even schoot mijn bezoek aan de Nieuwe Driemanspolder in Den Haag door mijn hoofd, op die mooie schaatszondag van enkele weken geleden. Het viel mij op dat iedereen elkaar passeerde zonder ook maar een woord te zeggen of ook maar een blik te gunnen. Des te vreemder is het dan ook dat er in Den Haag steeds gelekt wordt. Elke keer als er een persconferentie aangekondigd werd, lag de inhoud al op straat en keken we op het moment suprême naar een herhaling van zaken die we al wisten… De Tena Lady of Man broekjes zijn daar niet aan te slepen!
Ik was het individualisme van de Grote Stad even vergeten…
Want ik weet nog goed toen ik als 20-jarige verhuisde van Terschelling naar Den Haag. Iedereen die ik tegenkwam op straat begroette ik. Helaas zonder respons, op een enkele, zeer verbaasde Hagenees na. Het duurde wel even voordat ik dat groeten afgeleerd had want ja, het zat eenmaal in mijn genen. Dertig jaar later kwam ik weer in het Noorden te wonen en moest ik weer wennen aan het feit dat iedereen elkaar wél even aankeek of een groet gaf. Moi! Hoi! Daag! Of hallo!
Ik was gelukkig zo weer gewend!
Omdat het gewoon goed voelt denk ik, maar ook omdat elk mens het fijn vindt vriendelijk bejegend te worden. Want de mens is sociaal ingesteld, al zien we de laatste tijd steeds vaker dat asociaal gedrag behoorlijk terrein aan het winnen is. Althans, dat denken die lui, de media geeft ze ook steeds vaker een podium om hun krantje of tv-programma te vullen. Ik vertik het om daarin mee te gaan en ik ben daar niet de enige in.
Nee, we zijn nog steeds met méér!
Daarom was het natuurlijk ook zo druk op de brug! Even voelde het alsof we weer even in het ‘normale’ leefden, heerlijk in de buitenlucht en genietend van alles om ons heen. Het maakte ons eerste fietsritje van het jaar daarom extra leuk. Deze brug gaat heel veel betekenen voor deze regio.
Maar het is nog niet klaar.
Want het schort nog aan een goede infrastructuur aan de andere kant van de brug. De fiets- en wandelpaden sluiten slecht op elkaar aan. Dat mag in mijn ogen het volgende project zijn zodat het Oldambtmeer en Blauwe Stad nóg aantrekkelijker wordt voor bewoners en recreanten.
Wat was dat weekje winter van vorige week een welkome onderbreking van ons gezamenlijke ‘gevangenschap’! Even konden we massaal stoom afblazen op het ijs en daar werd dan ook dankbaar gebruik van gemaakt. En we hadden eindelijk weer eens iets gemeenschappelijk om te delen, wat prioriteit één meekreeg:
‘Heb ik nog schaatsen en zo ja, moeten ze nog geslepen worden?’
Afgelopen weekend schaatsen we gezamenlijk naar het hoogtepunt van dat weekje ijspret en ik denk dat velen dat weekend nooit meer zullen vergeten. Want na lange tijd werden er weer fijne en vrolijke herinneringen gemaakt welke later nog vaak tot de verbeelding zullen gaan spreken. Hoe mooi was het wel niet, hoe alle bevroren sloten, vaarten, riviertjes en meren zich vulden met enthousiastelingen die maar één doel voor ogen hadden:
Schaatsen!
Maar ook voor de niet schaatsers waren het prachtige dagen. Mijn vrouw kwam zaterdagmiddag al super enthousiast thuis van een wandeling. Ze was via de Pieter Smitbrug naar het bevroren Oldambtmeer gelopen en het was daar zó gezellig dat het ijs er bijna van ging smelten! Het leek wel of iedereen uit de winterslaap ontwaakt was en nu eindelijk weer even konden praten met andere mensen in plaats van met hun eigen, onder curatele gestelde huishouden. Je las de opluchting van de gezichten!
Voor het uitbreken van de pandemie hadden we daar een naam voor, ‘socializen.’
Helaas had ik geen tijd om te socializen want ik moest ‘lasagne to go’ maken. We gingen namelijk de volgende dag op bezoek bij onze kleindochter. Dat had wat voeten in de aarde want de laatste keer dat wij haar konden bewonderen was precies 175 dagen geleden… Ja, schandalig! Maar dat kwam natuurlijk door de opgelegde maatregelen die we met zijn allen dragen moesten en nog steeds dragen moeten. We hebben het al die tijd moeten doen met beeldbellen via de telefoon en kregen zo toch nog iets mee van het groeiproces van deze kleine meid.
Maar de afstand bleef.
Want dit prinsesje woont namelijk in het westen des lands. In normale tijden was dit geen probleem geweest want wij rijden zo die kant op omdat we er gewoon een dagje uit van maken. En we verwennen ons dan met een goedgevulde tas met thermoskannen koffie en thee, overheerlijke zelf belegde broodjes van de bakker en als het mag van de altijd aanwezige lijn, een zakje Winegums!
En ja, wat is dan afstand?
Maar alles liep anders in het afgelopen jaar. Voor iedereen. Telkens moesten afwegingen gewikt en gewogen worden. En dat afwegen viel steeds zwaarder en deden aan beide zijden veel pijn. Gelukkig zijn er nu, dankzij het vaccin en steeds meer kennis van de gedragingen van het virus, weer betere vooruitzichten op een normaal leven. Het vertrouwen daarin heeft weliswaar flinke klappen opgelopen maar zolang we er maar van leren en ervoor openstaan, gaan we de goede kant op. Dat was voor ons ook de reden om uit onze bubbel te stappen en een bezoek te brengen aan onze prachtige kleindochter. Sinds haar geboorte, 2 mei vorig jaar, hebben wij haar nog maar drie keer kunnen bewonderen en knuffelen.
Schandalig ja, ik beken!
Maar zoals ik al zei betrof het uitermate pijnlijke beslissingen, beslissingen die, helaas, bij het leven horen. En het was niet alleen onze kleindochter die we amper zagen, ook onze zonen en schoondochters moesten we op afstand houden om zo de risico’s voor alle partijen zo klein mogelijk te houden.
Nog een reden om deze zondag eens burgerlijk ongehoorzaam te zijn!
Na het bekende (en vreselijke!) ‘elleboogschudden’ konden we eindelijk ons prinsesje in de ogen kijken. Mijn vrouw gaf gauw het cadeautje wat wij mee hadden genomen, een prachtige, door haar collega gehaakte pop. “Kijk eens, dit is Lobke en ze komt uit Zweden! En ze wil heel graag jouw vriendinnetje worden!”
Het meiske draaide haar hoofdje opzij van verlegenheid en zocht de veiligheid van haar ouders.
Logisch, een kinderleven is net zo groot als het kind jong is. En wij wisten als kersverse en hele wijze Oma en Opa dat we nu alle zeilen moesten bijzetten om een plaatsje te krijgen in het leven van dit jonge kind. Het deed mij denken aan de relatie die ik vroeger had met mijn opa’s en oma’s. Die zag ik ook maar twee keer per jaar, ook vanwege de afstand. Toch heb ik ze wel altijd als zodanig gezien dus ik ben er niet slechter van geworden. Maar nu leven we in 2021 en zijn er, zoals ik al eerder zei, eigenlijk geen afstanden meer.
En ja, we zijn door de wol geverfd, samen hebben we vier zonen!
Terwijl ik rare bekken trok en kinderversjes opdreunde om het kleine wonder voor mij te winnen, won mijn vrouw de aandacht. Die kreeg ze nadat ze het meisje een vingertipje slagroom van de door ons meegebrachte Winschoter tompoezen gegeven had. Ik kreeg de aandacht wat later die ochtend nadat de kleine meid moe van alle indrukken, op mijn gezellige opa-buik in een diepe slaap viel.
Vervolgens moest ik mij inhouden om ook niet even een powernapje te doen…
Net na de middag reden we met zijn allen naar de Nieuwe Driemanspolder, een pas ontwikkelt recreatiegebied tussen Leidschenveen (Den Haag) en Zoetermeer. We hadden daar afgesproken met de andere twee zonen en schoondochter zodat de jongens nog even schaatsen konden. Ook dit was een fijn weerzien en niet veel later stond ik naast de mannen op het ijs.
‘Potver! Ik ben gekrompen!’ schoot er door mijn hoofd…
Dat kwam ook natuurlijk omdat ze op schaatsen stonden maar ik weet dat zij al over mij heen kunnen kijken. We nuttigden nog gezamenlijk een lekker koud (!) biertje en een uurtje later reden we weer naar het huis van onze kleindochter want de lasagne moest op tijd in de oven omdat we natuurlijk op tijd thuis moesten zijn vanwege de avondklok. Tegen zes uur namen we afscheid en keken we in het vrolijke lachende gezicht van onze kleindochter.
Nu we aan het eind zitten van de horrorwinter van 2021 en alle media het weer over de pandemie kunnen hebben, leg ik alvast de loper uit voor de lente. Letterlijk, ik heb namelijk een loper van stucloop in de achtertuin gelegd. Daarmee wil ik voorkomen dat we steeds zand naar binnen lopen omdat de tuin opgeknapt gaat worden en nu helemaal kaal is. Een briljant idee al zeg ik het zelf! Maar hij ligt er ook om de lente te ontvangen want ik kan het niet vaak genoeg zeggen:
De lente is de mooiste tijd van het jaar!
Misschien komt dat ook wel omdat de winters de laatste jaren niet meer zoveel voorstellen. In plaats van strakke blauwe luchten met een lekker zonnetje zoals afgelopen week moeten we het steeds vaker doen met grauw en donker weer, vaak overgoten met een regenbui. Maar in mijn vroegste herinneringen waren de winters wel mooi. Temperaturen dik onder de nul, veel sneeuw en hele dagen op de ijsbaan genieten van de ijspret in al haar gedaantes. En hoe bijzonder waren de bevroren slaapkamerramen met ijsbloemen, eigenlijk onze eerste kennismaking met het matglas van tegenwoordig! Wanneer je naar buiten wilde kijken of het al gesneeuwd had, moest je eerst het ijs van het raam afkrabben. Lag dat aan de temperaturen of omdat we toen nog geen dubbel glas hadden?
Herinneringen hebben nog wel eens de neiging flink te overdrijven..
Vorige week zondag trok ik weer eens mijn dikke, wollen trui aan en moest gelijk weer even wennen aan die ellendige kriebels die deze veroorzaakte. Dat wekte ook weer een herinnering op, namelijk de herinnering aan zelfgebreide wollen truien, mutsen en handschoenen waarmee je je wapende tegen de kou, meestal geproduceerd door mijn moeder of een van de Oma’s. En het hielp niet echt want de herinneringen aan de vele momenten met kouwe klauwen zitten nog vers in het geheugen, vooral aan een van de veroorzakers van die kou: die irritante bevroren gestreepte veters van de Friese doorlopers. En later kreeg ik van die ijs-tenen van mijn Noren, die hadden stalen neuzen en men zegt in mijn familiekring dat mijn opa er ook nog op geschaatst had… Maar ik won op die dingen wel menig wedstrijdje en dat maakte een hoop goed, zelfs die paar koude tenen. Gelukkig kon je je ook warmen met heerlijke warme chocolademelk. Want op de ijsbaan stond een Koek & Zopie tent die gerund werd door de vrijwilligers van de ijsclub. Je kreeg dan voor een paar centen een witte, porseleinen beker, gevuld met hete chocolademelk.
Plus natuurlijk dat ellendige vel op je chocomel…
Maar het feestje werd compleet als je ook nog geld had voor een gevulde koek of kano. Want schaatsen maakt hongerig omdat het best wel een intensieve bezigheid is. En ja, naast de gebruikelijke rondjes om de kerk kwam er ook nog een potje flink uitsloven voor de meisjes bij. Op de een of andere manier zagen die er op het ijs nog mooier uit dan ze al waren. Waarschijnlijk kwam dat door de winterse kleding die ze droegen of doordat hun wangen zo mooi roze kleurden door de kou. Dat naturelle had voor ons jongens een magische aantrekkingskracht en maakte krachten los om nóg meer indruk te maken op het andere geslacht.
‘Wintermeisjes’ noem ik ze altijd liefkozend.
Maar vorige week zondag kwam dan eindelijk die langverwachte en heel veel besproken winter ons land binnen. En hoe! Als het razende stoof het over ons landje en werd menigeen gezandstraald zodra deze zich buiten de deur durfde te wagen. Het leek wel of de sneeuw alle boze warhoofden tot de orde wilde roepen.
Die werden even met twee benen op de grond gezet, om verder uitglijden te voorkomen.
Ik mocht die middag mij wagen aan een wandeling door de sneeuw. In eerste instantie zou ik alleen met mijn eigen wintermeisje gaan maar we kregen er een doorloper… euhh…meeloper bij. Dat was ons puberende buurmeisje Nikki. Zij moest even wat lucht happen om de goede vrede te bewaren in huis. Logisch, want wanneer je door de omstandigheden dagenlang met elkaar opgescheept zit kunnen er zomaar kleine irritaties ontstaan.
En kleintjes worden groot he!
Ik heb echt te doen met al die opvoeders en kinderen momenteel. Het is ook de laatste tijd het gesprek van de dag, hoe we hiermee om zouden moeten gaan. Wij, opvoeders in ruste omdat het kroost zichzelf al kan opvoeden, staan aan de zijlijn maar hebben wel een advies: Probeer de structuur te handhaven maar maak de kleine probleempjes niet groter dan ze zijn. Met andere woorden: drie keer daags een maaltijd en s’ avonds een bakje chips met een snoepje onderin.
Geheid succes!
Het werd een barre, winterse wandeling maar het was ook leuk. Vooral toen we het tunneltje nabij Scheemda naderden. Ik zag dat het trottoir iets afliep en zei tegen mijn vrouw dat ze maar achter mij moest lopen, om te voorkomen dat ze zou vallen.
Ja, ik ben ook tijdens een wandeling een heer in het verkeer!
Maar dan moet je wel staan blijven… Want nadat zij zich achter had gepositioneerd, voelde ik mijn rechtervoet onder mij wegglijden…en viel het gebouw om! En in mijn val nam ik mijn geliefde mee en lagen we allebei op de grond. Natuurlijk werd dit direct middels een foto vastgelegd door de puber die bijna in haar broek pieste van het lachen… Dit was al de zoveelste keer dat de aantrekkingskracht van de aarde ons te veel werd. Wij waren eerder die week ook al meerdere keren uitgegleden op die oh zo handige loper in de tuin…
Want zodra het ietsjes bevriest is stucloop net een ijsbaan!
Maar dat weekje sneeuw en ijs hadden we wel even nodig. Even wat lucht in de donkerste periode van na de Tweede Wereldoorlog. Even ruimte tussen opvoeders en het kroost. Massaal gingen we naar buiten om van al dat moois te genieten, gevoed door onze herinneringen aan vroegere winters met al die wintermeisjes en stoere jongens op het ijs.
Mooi dat er nu weer nieuwe herinneringen gemaakt kunnen worden!
Vanuit de keuken kijk ik naar de woestenij achter het huis. Dat het toch nog zover gekomen is verbaast mij nog elke dag. Want ik keek er al maanden tegenop en wist dat ik er niet onderuit kon. Daarom vond ik de vertraging door corona helemaal niet erg.
Maar ja, uitstel is geen afstel.
Wij hadden ruim een jaar geleden bedacht dat de achtertuin op de schop moest. En dan niet een klein gedeelte maar de hele tuin. Natuurlijk zei ik tegen vrouwlief dat ik zelf de tuin wel leeg zou maken, dat kon ik wel. Begin december kregen we door dat de hovenier onze tuin eind januari in de planning had gezet en half december kwam de langverwachte vraag: “Schat…wanneer begin je met de tuin…?”
Ik bleef kalm en gaf aan dat het allemaal goed zou komen.
“Laat mij maar schat, ‘t komt allemaal goed!” Begin januari vroeg ze het weer. “Ar…” Voordat ze verder kon praten vulde ik haar al aan: “Ja schat, het komt echt goed. En als ik dat zeg dan komt het ook goed!”
Wij zijn zo ‘Aan-een-woord-genoeg’ stel.
Op een mooie vrijdag begon ik met de eerste stenen te verwijderen. De hovenier had een container laten bezorgen en mijn taak was deze te vullen met stenen, tegels en bandjes. Die avond protesteerde mijn hele lichaam bij elke beweging die ik maakte. De volgende ochtend liep ik zo krom als een hoepel van de pijn in mijn rug en wist ik wat ik doen moest.
Wandelen!
Veel wandelen, de boel in beweging zetten. Gelukkig stimuleerde mijn vrouw mij daar ook in door mee te lopen. Enthousiast begon ze over de App ‘Ommetje’ maar ik wilde gewoon een rondje Winschoten-Scheemda-Winschoten maken. En de terugweg via het Midwolderbos. Alles draait om de eenvoud, daar heb ik geen app voor nodig.
Aigenwies noemen we dat in Groningen.
Vrouwlief accepteert dat gelukkig (tot een bepaalde hoogte) en zonder klagen liep ze dat weekend alle tochten mee. We hadden ook afgesproken dat we tijdens het wandelen niet op onze telefoon zouden kijken. Nee, we moeten tijdens het wandelen ook oog hebben voor alles om ons heen, de natuur met al haar ontluikende prachten en pralen die ons elk jaar weer opnieuw voorgeschoteld worden. Dus de gsm ging in de broekzak, met het geluid op zacht en trilfunctie aan. Na ruim een uur lopen voelde je regelmatig hoe de broekzak zich vulde met de dagelijkse ‘broekzakAppjes’.
Best moeilijk om dan juist niet te reageren.
Ik voelde de pijn in mijn lijf met elke gelopen kilometer afnemen en die maandag begon ik weer met het gesteente te stoeien. Mijn tactiek was om elke dag enkele meters te maken, mijn krachten te verdelen over de week en tussendoor bleef ik wandelen. Mijn Plan van Aanpak liep als een tierelier en ik gaf mijzelf een schouderklopje.
Maar er kwam natuurlijk weer een kink in de kabel!
De hovenier belde s ‘woensdags met mijn vrouw en vroeg hoever we al waren met het leeghalen van de tuin. Ik bevond mij op dat moment in de tuin en had net bedacht dat het wel weer welletjes was geweest, morgen is er weer een dag! Toen ging de keukendeur open en daar stond mijn vrouw in de deuropening heel blij te zijn: “Ik heb goed nieuws! De hovenier wil overmorgen al komen in plaats van volgende week!”
Mijn hart sloeg even over..
“Huh? Hoe bedoel je? Ik ben toch nog niet klaar? Wat heb je gezegd dan?” Ze bleef lachen, ze vertrok zelfs geen spier: “Ik heb gezegd dat de tuin bijna leeg is.” Ik klapte dicht, kon geen woord meer uitbrengen en hapte naar adem. Want ik was ‘nog maar’ net over de helft! En dan moest het schuurtje nog afgebroken worden! En de schuttingen! Mijn hele planning lag ineens totaal in duigen, een planning waar ik dagen, weken, maanden met mijzelf over vergaderd heb! En, erger, wakker van gelegen heb!
“Wat nou bijna leeg?” riep ik.
“Ach schatje, dat lukt je heus wel.” Zei ze en ging gauw weer naar binnen. Gelukkig had ik iets om mijn agressie mee te blussen, namelijk een halve tuin met tegels en stenen die eruit gehaald moesten worden. En ach, ik voelde mij best wel goed en ondanks de overtollige kilo’s die ik elke dag maar weer mee moet torsen, voelde ik mij fitter dan ooit. Daarbij was het een prima manier om het lichaam in beweging te houden want door de corona mocht ik niet meer trainen tijdens mijn wekelijke sportschool bezoek.
Het Wekelijkse Gesprek met mijn Body zeg maar!
Ik ging door want nu stond ik op tijd. Aan het einde van de middag was de container vol en de tuin leeg.
De volgende dag sloopte ik het schuurtje en de restanten van de schuttingen. Ik had zelfs een dikke meevaller want ik kreeg hulp met het verwijderen van al dat hout. Tinus en Bertus, twee pensionado’s die ons al vaker geholpen hadden, kwamen met auto en aanhanger om het hout af te voeren naar de stort. Dat scheelde enorm veel tijd en in mijn enthousiasme nodigde ik ze uit om samen het hun dames, zodra het weer het toelaat, bij ons te komen eten in onze nieuwe tuin.
Dan kan ik mijn kookkunsten ook eens aan hun tonen!
Toen de container opgehaald werd zag ik dat de vrachtwagen best wel moeite had de container op te tillen. Een gevoel van trots kwam over mij. Trots omdat ik elke steen en tegel door mijn ‘mannenklauwen’ gevoeld heb. Klauwen die de krachten van het gesteente hebben moeten opvangen en daardoor vol zitten met schaaf- en stootwonden. En trots op mijn arme armen, die zijn enkele centimeters langer geworden omdat ik als een discuswerper het gesteente in de container zwiepte, met de daarbij horende aanstellerige oerkreten waar tennisdame en ‘Scream Queen’ Michelle Larcher de Brito, jaloers op zou zijn (zoek maar op JoeToep☺).
Ik voelde een trilling in mijn broekzak.
Een Appje van de hovenier. Het weer werkt niet mee dus nog even geduld…
Eigenlijk wilde ik het hebben over de jongeren onder ons die in een voor hen, onbegrijpelijke fase terechtgekomen zijn. Een fase waar ze nog niet eerder mee te maken gehad hebben in hun jonge leven en waar ze een behoorlijke dreun van gekregen hebben. Ondanks dat ze heus wel weten dat ze nog een lange toekomst in het verschiet hebben liggen.
Dit is slechts een fractie van heel leven.
Maar ik moest mijn plannen wijzigen want sinds de invoering van de avondklok gebeurde er ineens van alles om ons heen waar íedereen even een behoorlijke optater van kreeg. Want 0,05 procent van diezelfde jongeren waren namelijk driftig bezig met hun toekomst, namelijk om die toekomst voor zichzelf met ontzettend veel agressie áf te breken!
0,05 procent! Dat zijn maar 2500 jongeren…
Die cijfers zijn nog hoog geschat. De reden van hun agressie richting het gezag én media was de beperking in hun bewegingsvrijheid en hun eigen tekortkomingen, opgefokt door enkele politieke populisten, treurige wappies en extreem christelijke gemeenten zoals bijvoorbeeld Urk. Vooral die wappies zijn een raar fenomeen. Het lijkt wel of die mensen eindelijk een podium gevonden lijken te hebben, om hun eigen treurige leven een beetje cachet te geven.
Geen wonder dat de geestelijke zorg onder druk staat…
Ik ben net 57 jaar en voor mij is dit ook de eerste keer dat ik beperkt word in mijn bewegingsvrijheid. De autoloze zondagen in 1973 tel ik niet mee want dat was juist méér bewegingsvrijheid: je mocht ineens fietsen en rolschaatsen op de autowegen!
Waarmee ik maar zeggen wil dat ik al ruim 55 jaar vrijheid heb genoten. Dat gun ik de jeugd ook natuurlijk. Alleen kan dat nu even niet omdat we in gevecht zijn met een onzichtbare vijand. Een vijand die niet alleen Nederland de oorlog verklaard heeft maar de hele wereld. En wereldwijd is men het gevecht aangegaan met hulpmiddelen zoals (soms nóg strengere) lockdowns en avondklokken.
En dat is dus niet de strijd aangaan met ziekenhuizen, winkels of gemeengoed in stad of dorp!
Helaas is het niet de eerste pandemie die ons de vrijheid ontnomen heeft. Al eeuwenlang hebben we te maken gehad met allerlei dodelijke virussen zoals de Pest, de Pokken en de Tyfus. Of recenter, het Mers en Ebola virus. Het is helaas van alle tijden en ja, het is verdomd klote dat je het net moet treffen als kind, als puber of als jongvolwassene. Want op die leeftijd hoor je niet opgesloten te zitten maar moet je het leven ontdekken, plezier maken. Dan moet je van je vrijheden kunnen genieten, vrijheden die ooit door je voorouders bevochten zijn.
Letterlijk bevochten zijn!
Zij kregen toen ook te maken met een avondklok, met dien verstande dat als je toch naar buiten ging, je overhoopgeschoten werd. En oh ja, dat duurde niet een paar weken maar een jaartje of vijf. Dat is ook de reden dat we elk jaar dat gevecht voor onze vrijheid herdenken. Op 4 mei al die mensen die vermoord zijn door de vijand en op 5 mei vieren we de Bevrijding. Dat doen we uit respect, omdat we donders goed beseffen dat de offers die er gebracht werden enorm groot waren, soms groter dan ons verstandelijk vermogen dragen kon…
Dus 0,05 procent van de jongeren: Gedraag je, ga naar je kamer en houd je muil!
Zo, dat moest er even uit. Nu schakel ik toch even door naar het feit dat de jeugd de toekomst heeft. Dat zijn die andere 4.975.000! Die moeten we nu wel in de gaten blijven houden want de huidige omstandigheden zijn niet goed voor ze. We moeten goed naar ze luisteren en het gesprek gaande houden, begrip tonen. Want het is niet niks, alle dagen bij huis, het ouderlijk gezag in je nek hijgend en onderwijs volgend via een schermpje. En vooral dat laatste, zonder klasgenoten om je heen, zonder gekkigheid met de leraar of lerares, zonder gezamenlijk rondhangen in de pauzes, zonder schoolfeestjes, zonder ontluikende liefdes, zonder structuur…
Hou vol!
Hou daarom vol, zoals de 23-jarige Michiel schreef in de vers gevallen sneeuw op de Grote Markt in Groningen. En ik sluit mij aan bij een briefschrijver in de krant. Die stelde voor om alle schoolgaande jongeren gewoon het jaar overnieuw te laten doen. Dat scheelt ze een hoop stress en het maakt de kans kleiner dat ze later niet gevangen worden in een burn-out of in een quarterlive crisis. En ja, dan komen ze wat later van school maar wat maakt dat ene jaartje nou uit op dat hele leven wat nog voor ze ligt? Geef ze een extra jaar, laat ze alles beleven zoals ze beleven horen, in klassen, tijdens colleges en schoolfeesten. Geef ze opnieuw de kans hoe het is om brugpieper te zijn of Eerstejaars student. Of hoe het is om te beginnen aan je eerste baantje of je eerste stage.
Skip dat verdomde Covid19 jaar!
Ik heb echt met ze te doen. Maar ook met hun opvoeders. Want de structuur is weg, de dagelijkse sleur wordt waarachtig domweg gemist! Om kwart over acht s ’morgens gaat pas de wekker want waarom zou je eerder je bed uitgaan? Je hoeft immers niet naar school of je staat niet op tijd omdat je een voetbal- of danswedstrijd hebt.
Het is zo herkenbaar. Ik snap het.
Je hoeft immers niet naar school. Als je maar klaar zit zodra de online lessen beginnen. Ik heb moeders gesproken die mij vertelden dat hun kroost gewoon in bed blijven liggen. De eerste week van de lockdown stapten ze nog wel fris uit bed om hun kunstjes te laten zien aan meester of juf maar dat werd na een week al minder. En dan zijn er nog die hormonen in je lijf die ook hun aandacht eisen maar je kan er niets mee.
Wij weten dat want wij zijn ook jong geweest!
Maar jongens, het komt goed. Zoals altijd komt het goed en sta je weer te veel te drinken op feestjes, weet je weer wat een kater is die de volgende dag naast je bed zit, voel je weer het verdriet van een afgekapte liefde of voel je juist weer die vlinders. Of je loopt weer winkel in en uit met je beste vriendin en pakt daarna nog een terrasje in de zon en erger je je weer aan die leraren, aan het verplichte vroege opstaan of aan dat eeuwige gezeur van je ouders.
Na het zien van de eerste foto’s die binnendruppelden met daarop de meest afschuwwekkende beelden, kon ik niet anders dan de conclusie trekken dat kappers wél tot de essentiële behoeften horen.
Het was een bevestiging.
Want ook ik loop voor de tweede keer binnen één jaar rond met een ‘Coupe Corona’, een verwilderde kop met haar. Want sinds de kappers hun zaken moesten sluiten groeit het weer alle windstreken op en verbaas ik mij waar al die haren toch steeds vandaan komen. Het lijkt wel of ze een onuitputtelijke oerdrift hebben om ons boven het hoofd te groeien. Laat ik het nóg sterker uitdrukken:
Het voelt alsof er een coup(e) gepleegd wordt op mijn hoofd!
Ik hoop echt dat de kappers snel weer open mogen want anders lopen we straks allemaal opnieuw als Neanderthalers over straat. Dé reden dat de kapper tot de essentiële behoefte hoort! Ze behoren tot de categorie onderhoud, van lichaam en geest. Vooral dat geest, en daarmee bedoel ik natuurlijk de dames want die kunnen soms behoorlijk in hysterie schieten wanneer er ‘iets’ met het haar is.
Waarschijnlijk duiden wij vrouwen daarom ook met ‘haar’ en niet met ‘hem’.
Waarom moesten ze eigenlijk dicht? Mijn kapper bijvoorbeeld werkte zó steriel dat je daar zo een operatie uit zou kunnen voeren. Superveilig. Het enige nadeel was dat je door het dragen van het mondkapje de mimiek van de gezichten van klant of kapper niet kon zien. Want ook ik lul altijd wel even met de kapper, dat hoef ik niet onder stoelen of banken te steken. Dan hebben we het over van alles, van huis, tuin- en keuken dingen tot en met de toestand in de wereld.
Mijn kappers zijn gelukkig van alle markten thuis.
Ze praten net zo makkelijk over gespleten haarpunten als over gespleten persoonlijkheden zoals bijvoorbeeld de voormalige President van de United States, de man die niet tegen zijn verlies kon. Of we hebben het over de binnenlandse politiek, bijvoorbeeld over het debat over het wel of niet invoeren van een avondklok. Want ja, het is bijna weer verkiezingen dus we moeten wel even onze tanden laten zien. Persoonlijk denk ik dan dat het misschien handiger is om tijdens een crisis, een wereldwijde pandemie zelfs, even je eigen partijpolitiek los te laten en als een geheel achter de keuzes van het kabinet te gaan staan.
Scheelt een hoop gelul én tijd!
Of we hebben het over dat nieuwe politieke partijtje, die afscheiding van FvD. Over gespleten persoonlijkheden gesproken. Ze noemen zich Ja21 en hebben onder andere in hun programma staan dat ze ergens in Nederland een spiksplinternieuwe stad willen bouwen.
Ik ben voor!
Want dan kunnen ze daar alle Covid19 ontkenners en vaccinweigeraars huisvesten, inclusief dat zooitje wat vorige week in Amsterdam aan het ‘demonstreren’ was. En geef ze dan als huisarts die demonstrerende homeopathische arts uit Limburg, Dokter Fakenews. En ook een eigen ‘Museumplein’, zodat ze lekker elke dag kunnen demonstreren zonder dat onze hulpdiensten extra werk moeten verrichten. En natuurlijk een eigen tv-zender.
Die noemen we dan ‘Ongehoord Nederland’.
Ik voel mij door die warboel op mijn hoofd ook ongehoord. Want het lijkt wel alsof mijn haar nu helemaal los gaat omdat er al weken geen tussenkomst is van schaar of tondeuse. En net zoals tijdens de eerste lockdown beginnen mijn wenkbrauwen te hangen en groeien er haren uit mijn oren en neus.
En dat werkt op mijn zenuwen.
Soms heb ik echt het idee dat ik de haren die uit mijn oren groeien, vóel groeien! Daarom vroeg ik voor mijn verjaardag een pincet. Want ik mocht die van mijn vrouw niet gebruiken omdat ik er al eens eentje gemold heb tijdens een technisch klusje. Een goede pincet kijkt nauw en dat deed hij niet meer ná het technische klusje. Nu heb ik er zelf eentje van haar gekregen en ik ben er ontzettend blij mee. Zo blij dat ik nu veel langer in de badkamer vertoef, langer dat ik ooit van mijzelf verwacht had. Deze pincet is ook de Mercedes (of de Audi, BMW, Trabant…) onder pincetten, het betreft een echte Tweezerman.
Dat woordje ‘man’ maakte het net niet gênant!
Daarnaast stond deze pincet in 2019 nog op de eerste plaats der pincetten! Dat stimuleert mij enorm en ik pincet mij suf. Zodra de haar zich ook maar een millimetertje boven de huid zich laat zien, is hij voor mij. Daar heb ik dan wel weer een vergroot-spiegel voor nodig maar ook die is voorradig in onze badkamer.
Waarmee ik mij maar weer besef in wat voor weelde wij eigenlijk leven.
Soms laat ik ook even een paar dagen mijn baard staan en dan heb ik nog meer lol. Vooral de zwarte haren zijn heerlijk om eruit te trekken. Even dat kleine pijnscheutje maar daarna de trots na het zien van mijn prooi, hangende aan de gretige stalen tandjes van mijn pincet. Mijn geliefde heeft er zo haar bedenkingen over. Eigenlijk vindt ze het compleet idioot, of erger, zwaar gestoord. Van de week schoot ze even door in haar opmerking toen ik weer voor de spiegel stond:
“Wappie!”
Ach ja, het zal wel aan het huidige ‘normaal’ liggen dat ik zo doe. Ik heb te veel tijd met mijzelf en dan draaf ik nogal door. Ik ben daar niet de enige in en daarom is het zaak dat we deze pandemie zo snel mogelijk onder controle gaan krijgen. Daarom hou ik mij zoveel mogelijk aan de regels waardoor ik mijn abnormale gedrag uiteindelijk weer zal afleren.
En kunnen de kappers weer open!
Dan kan ik weer naar mijn kapper. Om de vier weken. En ja, ik weet ook wel dat veel lotgenoten zich laten knippen door hun vrouw. Omdat die vrouwen dat kunnen. Mijn vrouw kan veel, heel veel. Ze maakt zo uit het niets een Bokkenpootjestaart, werkt de hele week, doet het huishouden en blijft goedlachs.
Maar knippen kan ze niet. Ze heeft dat één keer gedaan en ja, de volgende dag zat ik bij de kapper.
De laatste tijd hoor ik regelmatig Twentse klanken klinken om mij heen. Om precies te zijn een dame met een Twentse tongval. Ineens is ze er en vult haar luide stem de kamer. Soms schrik ik zo erg dat ik in paniek van de bank opspring. Mijn vrouw kijkt mij dan meewarig aan, schudt haar hoofd en zucht eens diep.
Je ziet haar tot tien tellen….
Dat heeft ze zichzelf opgelegd omdat het een gevecht tegen de bierkaai is. (Voor de online lerende jeugdigen onder ons, vechten tegen de bierkaai is een oud spreekwoord en betekent ‘het onmogelijke proberen’ of ‘een verloren strijd aangaan.’) Het is echt een gevecht, een wedstrijd die ze niet winnen kan!
Dat weet ze.
Mijn vrouw heeft namelijk altijd het geluid van haar telefoon hard staan. Zodra zij op haar telefoon iets opent, een TikTokje of zo, galmt de herrie daarvan door het huis. Ik kan daar slecht tegen. En dat weet ze maar ze vertikt het om het geluid op haar telefoon zachter te zetten. In mijn ogen een kleine moeite maar in die van haar dus niet. En dat is jammer want ik kan er niks aan doen dat ik zo snel geïrriteerd ben.
Ik ben namelijk de laatste jaren hypersensitief wat geluid betreft.
Geen idee waar dat wegkomt want ik heb eerder het idee dat ik slechter hoor. Of minder goed luister zal zij zeggen. Zo plagen we elkaar regelmatig en houden we de spanning er een beetje in. En dat is goed want momenteel kun je maar beter even geen jaknikker zijn in de echtelijke sferen want dan wordt het leven pas echt saai. Voor de op wereldniveau bedachte beperkingen kwamen we nog wel eens met anderen mensen in aanraking. Soms dagenlang. En ja, dan waren we te uitgeput om ook nog eens samen van mening te gaan verschillen. Maar nu we aan elkaar overgeleverd zijn moeten we juist thuis het debat aangaan.
Uiteraard wél binnen de beschaving!
Die dame met Twentse tongval is Debbie van de Zande. Zij vlogt. Debbie doet in kleding en daarvoor deed ze iets met kippetjes. En zij deelt dat. En mijn vrouw kijkt dat. Met plezier. Het is nu Debbie voor en Debbie achter. Haast elke dag komt Debbie wel even voorbij. En alles is leuk, leuk en leuk. Naast zich continue omkleden in allerlei outfitjes die de dames moeten verleiden tot kopen, wandelt ze ook regelmatig of stapt ze op de duo-fiets met haar zoon Duke, een hele lieve jongen met een lichte beperking. En al die avonturen worden door mijn geliefde met veel plezier bekeken.
Natuurlijk heb ik daar geen problemen mee.
Want zo heeft eenieder zijn/haar/het favorieten. Ik luister bijvoorbeeld graag naar cabaret en naar dj Rob Stenders. Daar is ook niks mis mee. Leven en laten leven, ik kan het niet vaak genoeg zeggen.
Maar nu komt het, ze wil het steeds delen met mij!
Dat is haar enthousiasme en ik word óók blij van enthousiaste mensen. En ik weet ook wel dat ik soms aardig in de buurt kom van ‘de metroman’, maar dit gaat mij toch echt te ver! Want Debbie is heel erg aanwezig. Ze ratelt aan een stuk door á la Ilse de Lange en verkleedt zich om de haverklap. Voor onze online studenten, om de haverklap betekent ’telkens weer’ of ‘elk ogenblik’.
Het is allemaal te veel en te druk voor mij, ik ben ook de jongste niet meer hè.
Misschien komt het wel omdat mijn meisje door de lockdown meer thuis moet zitten en ja, daar loop ik ook rond. Ging ze voorheen nog wel eens shoppen dan was ze gewoon een paar uur weg en kwam ze altijd wel iemand tegen waar ze even mee kon babbelen, over het weer, over het werk of over kleding.
Dat doen meisjes nu eenmaal graag.
Jongens doen andere dingen. Zo hoorde ik laatst het liedje ‘Dat vinden jongens leuk’, van Jeroen van Merwijk. Ik citeer een coupletje:
‘En kattenkwaad begaan, boven op een salamander staan, en een vrouw met weinig aan, zomaar even ergens tegenslaan.Dat vinden jongens leuk, dat vinden jongens leuk.’
Daar is niks gender neutraals aan. Dat is gewoon jongens tegen de meiden of de meiden tegen de jongens. En natuurlijk mogen de gen neutralen hier anders over denken. Dat is zo fijn aan onze samenleving, iedereen heeft vrijheid van denken. En doen. Zo werd een leuke meid met te veel vrije tijd een keer wakker met de vraag waarom de Heer in het kaartspel hoger is dan de Vrouw. Ik denk dan simpel: dat zijn spelregels die ooit zo bedacht zijn. Deze meid heeft toen bedacht om de kaarten Boer, Vrouw en Heer om te zetten naar neutraal:
In Brons, Zilver en Goud.
Waarmee óók de Boer het kaartspel heeft moeten verlaten en dat is best wel pijnlijk. De bedenkster had kennelijk een vooruitziende blik want van de week kwam ineens het nieuws dat 60 % van de boerenbedrijven geen opvolgers meer hebben of kunnen vinden. Nu is dat laatste natuurlijk niet zo verwonderlijk want als boer ben je 24/7 met je werk bezig en is er geen tijd voor weekendjes weg, vakanties naar verre oorden waar je delicatessen als gebakken vleermuis kan eten of even een sabbatical nemen om tot jezelf te komen. Je hebt hooguit tijd voor een tv-programma.
Boer zoekt Vrouw.
Daar heb je ook geen Heer voor nodig. Alleen Yvonne Jaspers. Yvonne was altijd wel een leuk wichtje maar de laatste jaren ben ik wel een beetje klaar met haar. Op een gegeven moment was zij vaker op TV dan Gommers en Kuipers bij elkaar waardoor ik overvoerd werd.
En vervolgens in therapie moest.
Dat heb ik nog niet bij Debbie. En nu ik mij een beetje in haar verdiept hebt kan ik wel zeggen ‘onze Debbie’. Ik aanvaard haar aanwezigheid en ik schrik ook niet meer zo van haar. Ik ben, denk ik, mijn tijd ook ver vooruit.
Zo kwam ik gisteren thuis en riep al bij de keukendeur:
Soms heb je even die herkenning. En tegelijkertijd daardoor de erkenning voor jouw problemen. Problemen waar je misschien al jaren mee rondloopt maar waar je niks mee deed. Want je dacht altijd de enige te zijn die rondloopt met die gedachte en ja, soms is het beter om die gedachte(s) voor je te houden. Er zijn al genoeg mensen op deze wereld die zichzelf belachelijk maken.
Dan richten ze bijvoorbeeld ineens een politieke partij op in hun eigen waanzin..
Maar nu was het anders. Want tijdens het koffiedrinken met twee collega’s kregen we het over vroege diensten en over de daarbij behorende rituelen. “Ik sta altijd direct op als de wekker gaat.” zei ik. Dat durfde ik ook wel want er was geen woord van gelogen en ik was er ook best trots op. Want in het verleden sliep ik nog wel eens door de wekker heen. En dat vond ik vreselijk want ten eerste moest ik dan ontzettend haasten, ten tweede schaamde ik mij kapot richting de collega die ik af moest lossen en ten derde achtervolgde deze niet gewenste start van de dag mij de rest van de dag. Oh ja, ten vierde, het geluid van de wekker in die tijd voelde ongeveer hetzelfde aan als dat carbidkanon in Joure! Gelukkig hebben we tegenwoordig een wekkerfunctie op de telefoon en dan mag je het geluid kiezen.
Ik heb ‘homecoming’, een soort speeldoosje maar dan zonder te hoeven opwinden.
“Ik zet altijd twee wektijden op mijn telefoon op scherp. En daar zit dan vijf minuten tussen. Dat zou je dan kunnen zien als snooze minuten of voor als je door de eerste heen slaapt. Maar ik sta bij de eerste tonen al naast het bed!”
Ik kreeg direct bijval.
Beide collega’s stapten ook direct uit bed als de wekker ging. Hun beltonen waren ‘Scampering en Radar. Beiden lieten hun wekker even horen, nou, die radar is echt een neurotentoontje! Als je die hoort dan begint je dag in mijn ogen heel slecht!
“Mijn bedgenote merkt niet eens dat ik het bed uitgestapt ben.” ging ik verder. “Met andere woorden, ik stap geruisloos uit bed, sluip de slaapkamer uit en ga de badkamer in. Uiteraard sluit ik alle deuren achter mij zodat Assepoester niet gestoord wordt in haar dromen.” Ook nu kreeg ik bijval van de heren, zij deden precies hetzelfde. “Maar als ik mag blijven liggen en zij moet er vroeg uit, dan laat ze haar wekker snoozen!” haakte een van de collega’s in. “Dan hoor ik wel twintig minuten lang haar wekker gaan, om de vijf minuten!”
“Jaaa!” riepen zijn toehoorders in koor.
“En als ze dan uiteindelijk uit bed stappen dan gaat dat met veel lawaai, doen ze het licht aan en gaan ze de badkamer in, zonder de deuren weer dicht te doen!” We praatten ineens allemaal heel druk door elkaar, we zaten helemaal in de flow van de herkenning en dat ging gepaard met enorme opluchting. Want dit waren ergernissen die vielen in de categorie ‘Elk huisje heeft zijn kruisje’ maar waar je niet zomaar in het openbaar over spreekt.
Dat hoort niet.
Maar we voelden ons veilig en schonken nog een bakkie koffie in. Ik besloot nu alles eruit te gooien en zei: “Mijn vrouw gaat dan ook nog op een gegeven moment haar haar föhnen! En dat duurt niet even, nee, wel tien minuten want elk haartje moet gerangschikt worden want stel je eens voor dat er eentje niet goed zit!” De mannen knikten instemmend en waren ook een en al oor. En niemand zat meer op zijn telefoon te vegen! “En vooral nu de kappers in lockdown niet te bereiken zijn is de haarnijd in al haar hevigheid uitgebroken.”
Opnieuw klonken er kreten van herkenning.
“Mijn vrouw gaat altijd na uren snoozen de badkamer in met veel bombarie.” begon de andere collega. “En net op het moment dat ik dan weer wegzak in mijn ruw onderbroken slaap, stormt ze weer de kamer in om zichzelf aan te kleden. Man, dan zit ik rechtop in bed van de schrik!”
Ik kreeg de neiging te gaan klappen om zoveel openheid.
Want soms kan je dan terugverlangen naar vroeger. In de tijd dat de dames nog niet werkten en samen met hun echtgenoot opstonden. Dan maakten ze het ontbijt voor hem en ze smeerden zijn brood. Mijn moeder stapte ook altijd gelijk met mijn vader uit bed. Wanneer hij dan de deur uitging en wij naar school waren, ging ze poetsen in huis en koken, want om twaalf uur moest het warme eten op tafel klaar staan want dan kwam de harde werker en het kroost weer thuis van werk en school.
Mooi was die tijd.
Vooral in deze rare tijden waarin wij leven lijken we steeds meer terug te verlangen naar die tijden. Op Social Media zie je ook steeds vaker dat er foto’s uit het verleden gepost worden. Logisch, want nieuwe foto’s worden haast niet gemaakt want iedereen zit bij huis. Er valt hooguit nog een foto van een wandeling te plaatsen maar daar is dan ook alles mee gezegd.
Ik hou ervan.
Dat zal wel aan mijn leeftijd liggen. Ik volg op Facebook ‘Terschelling in Vroeger Tijden’ en zie daar soms foto’s voorbijkomen die mij zelfs ontroeren. Zo zag ik een foto van hotel ‘Het Wapen van Terschelling’ met daarvoor een jongen die naast zijn fiets stond. Onder de foto las ik een reactie van Juf Bartie, mijn juf van de 1e klas Lagere School.
Het was haar vader!
Zo mooi. En dichter bij huis kreeg ik het boek van ‘Historisch Scheemda’ onder ogen, een verzamel-fotoboek met daarin vele foto’s uit het verleden van dit Oost-Groningse, al eeuwenoude dorp. Het boek was een cadeau van het plaatselijke supermarkt echtpaar omdat zij 10 jaar bestonden. Het motto van dit ondernemers echtpaar is dat het boek moet verbinden, vooral nu, in deze tijd. Het is een verzamel boek maar de missende plaatjes kan je sparen door er boodschappen te doen.
De kans is dus groot dat ik straks voor de winkel sta.
“Mag ik uw ploatjes?!”
En dan thuis aan de keukentafel inplakken, even terug naar de eenvoud van vroeger.
Dat was dan 2020 en nu hebben we weer een splinternieuw jaar voor ons liggen. Ja, het is het jaar van de waarheid. Het jaar waarin duidelijk zal worden of het vaccin doet waarvoor het gemaakt is. Ik heb er alle vertrouwen in. Sommigen noemen dat naïef, ik noem het gewoon gezond verstand. Dat vertrouwen heb ik al een jaartje of 56 en dat bevalt mij goed. Ik heb al heel wat injecties gekregen in al die jaren, met als hoogtepunt de wereldberoemde ‘stereo-prik’ in militaire dienst. Die laatste zorgde ervoor dat je twee dagen je armen niet bewegen kon maar dat was alles.
Dus geen microchip of ander zweverig bedenksel.
Maar er zat wel spul in om mij te behoeden voor difterie, tetanus, polio en de tyfus. Nu, jaren later kan ik wel bevestigen dat het gewerkt heeft want ik heb geen een van die ziektes onder de leden gehad. Daarom bij deze:
Bravo voor de wetenschap!
Ik sta er heel erg nuchter in. Dat heeft te maken met wat ik achter mij heb liggen. Een leven met ups en downs maar ‘het komt altijd weer goed’ liep er als een rode draad dwars doorheen. Die rode draad heb ik gevonden in mijn eigen opvoeding en daar ben ik tot op de dag van vandaag mijn ouders zeer dankbaar voor.
Helaas is zo’n basis niet voor iedereen weggelegd.
Dat realisme heb ik heus wel. En van het concert des levens heeft niemand een program. We proberen in de toekomst te kijken maar meestal loopt het toch allemaal anders. Zo wist ik nooit wat ik wilde worden. Totdat vriendje Richard zei dat hij naar de koksschool ging. En omdat ik het op de plaatselijke MAVO absoluut niet naar mijn zin had heb ik toen ook die stap genomen. Gelukkig maar want ik at na deze opleiding(en) voltooid te hebben, elke dag lekker. Maar goed, weer even terug naar het heden, 2020 ligt achter ons en ik denk dat we met zijn allen het er wel over eens zijn:
Blij toe!
Waarschijnlijk is dat ook de oorzaak dat heel veel mensen de kerstboom direct na de kerst al het huis uitgeschopt hebben, om zo snel als mogelijk het jaar achter ons te laten. Daarnaast werd alle kerstverlichtingen die menig huis en tuin in lichterlaaie gezet hebben, ook al snel geruimd. Alsof het na 1 januari niet meer vroeg donker is. Of is het de drang naar het voorjaar? Want ik betrapte mijzelf op een opmerking op Nieuwjaarsdag tegen mijn vrouw, nadat ik de resten van een vuurkorfvuurtje aan het opruimen was:
“Het lijkt wel of het buiten veel helderder is dan gisteren.”
Vrouwlief zag dat niet zo. Zij is liefhebber van de donkere dagen en dat probeert ze zo lang mogelijk te lengen. Grappig als ik ben zeg ik dan dat de dagen ook weer gaan lengen en dat we eindelijk weer aan de goede kant van het jaar zitten. Totdat de warmte ons land weer gaat binnenvalt, dan loop ik weer te mopperen en verlang ik naar ijskoude dagen, diep weggedoken in mijn winterjas en ijskoude klauwen omdat ik weer eens mijn handschoenen vergeten was mee te nemen. Dat is wel het voordeel van de winter, het is koud genoeg om juist wat te doen en om warm te blijven terwijl de warmte mij vaak overdag tot stilstand kan brengen.
Of ik moet een verkoelend briesje opzoeken.
Zo waren wij in 2019 een weekje op Terschelling, precies die week dat het smoorheet was en de mussen al niet eens meer van het dak vielen omdat er geen levende mus meer te bekennen was. Maar zelfs op het eiland was het niet te harden. Wanneer je dan toch iets wilde doen overdag kon je naar het strand en moest je wel aan de vloedlijn gaan liggen voordat je iets van enige verkoeling vinden kon.
Zelfs de kwallen doken onder!
Die verstopten zich in diepere wateren omdat het daar nog enigszins koel was. Het was aan die vloedlijn wel goed toeven en zodra het te heet werd namen we lekker een duik in het koele water van de Noordzee. Aan het einde van de dag pakten we onze spullen weer op en liepen dan weer richting de strandovergang. Dat was een slijtageslag want ten eerste knalden we na een paar meter ons verwijderd te hebben van de vloedlijn al tegen een muur van warmte op en ten tweede is het strand van Terschelling zo ontzettend breed dat het voelde als die veertig dagen door de woestijn!
Ja, ook in je vakantie kan je het ontzettend zwaar hebben!
Persoonlijk wapen ik mij het beste tegen de warmte door in huis te blijven. Als een soort van zomerslaap zeg maar. Dan lummel ik overdag wat en kom weer tot leven in de avonduren, uren die vaak machtig mooi zijn doordat de natuur zichzelf dan in slaap wiegend aan ons toont. Net zoals de vogels ’s morgens vroeg al ruim op tijd beginnen te zingen.
‘Vogeltje, wat zing je vroeg, is de nacht niet lang genoeg?’
Ach ja, de herhaling van de seizoenen. Ze hebben wel allemaal hun eigen schoonheden. Alleen januari en februari zijn voor mij wel de saaiste maanden van het jaar. Eigenlijk zouden we die moeten afschaffen. Maar ja, de hoop blijft ons maar vasthouden. Hoop dat het gaat vriezen en dat we op elke sloot en op elke riviertje of kanaal met de schaatsen onder kilometers kunnen vreten, en ons laven aan warme chocolademelk met slagroom, met ernaast een klein alcoholisch slokje waar je warm van wordt. En dan zwieren en zwaaien over het bevroren water, indruk maken op de meiden en de jongens zoals we in onze vroegste herinneringen ook altijd deden.
Helaas, das war einmal.
Of het moet dit jaar wel lukken. De kans is aanwezig want de Friezen hebben de Goden verzocht door de Elfstedentocht dit jaar bij voorbaat al af te gelasten en SBS6 stuurde Piet Paulusma de laan uit. Ja, dat is eigenlijk de Goden verzoeken.
Moet je opletten, krijgt de schooljeugd straks na de lockdown-vrij eindelijk weer eens ijsvrij!
Toen ik vanmorgen in alle vroegte terugreed vanuit de Eemshaven richting Winschoten, keek ik weer met ontzag naar alle rijen met rode lampjes in het landschap, de rode lampen van de windmolens die daar als paddenstoelen uit de grond geschoten zijn. Ik moest denken aan die ene windmolen die ooit nabij het Prins Clausplein in Den Haag neergezet werd.
De wereld was even te klein.
Hier staan hele parken met enorme molens. De energie die Groningen al jaren uit de grond weet te halen om ons landje te voorzien van gas komt nu van boven de grond. Ik denk dat mijn vriend, die ik vandaag weer hoop te ontmoeten, wel even zou schrikken van al die windturbines.
Eenmaal thuis vulde ik direct een thermoskan met koffie. Vervolgens pakte ik de zak met oliebollen die mijn vrouw gisteravond al gebakken had. Normaal bakt ze alleen op Oudejaarsdag. Maar omdat ik mijn jaarlijkse afspraak had met een zeer speciale en bijzondere vriend, maakte ze een uitzondering want ze weet hoe belangrijk ik deze vriendschap vind. Elke Oudejaarsdag komt hij langs, en hij is;
De man die net zoveel neuzen heeft als het jaar nog dagen!
Ik had geen tijd afgesproken maar ik wist dat hij vroeg zou zijn want hij had nog een lange dag voor de boeg. Net op het moment dat ik met mijn gevulde rugzak de deur uit wilde lopen, kwam vrouwlief de kamer inlopen. “Ik heb je toch niet wakker gemaakt?” vroeg ik. Ik gunde haar wat uitslapen op haar vrije dag. “Nee hoor, ik had de wekker gezet, wilde erop tijd uit want dan heb ik wat aan mijn dag.” Dat klopt. Als je de hele week werkt is het dubbel genieten van een vrije dag. Ze gaf mij een kus en zei: “Heb je alles bij je? Oliebollen, koffie, de rollade en de Jutterbitter?”
Verdikke, ik was de Jutterbitter vergeten!
“En moet je het overgebleven kerstbrood niet mee?” riep ze mij toe terwijl ik weer de keuken inliep om de fles kruidendrank uit de vriezer te pakken. “Nee hoor, hij gaf vorig jaar al aan een beetje klaar te zijn met die kerstbroden want dat geeft iedereen al. Daarom had hij nu speciaal gevraagd om oliebollen. En de Jutter neem ik mee voor als hij last krijgt van keelpijn, van al dat praten maar ook om eventuele covid aanvallen te weren.
Hij is namelijk op leeftijd en ik wil hem volgend jaar ook weer zien, gezond en wel.
Nu gaf ik mijn vrouw een kus en rende naar buiten. Ik liep zo snel mogelijk naar de nog net niet afgebouwde Pieter Smitbrug en wist dat ik daar wat obstakels te pareren had omdat het nog niet officieel toegankelijk is voor de burger. Dat was wel eerst de bedoeling maar de corona gooide ook deze bouw in de vertraging.
Zoals al vaker dit jaar..
Tegen acht uur was ik ter plekke. Na de eerste horde genomen te hebben, een afzetting op het fietspad, lukte het mij de dijk op te klimmen en al glibberend in de modderige klei de brug te bereiken. Het brugdeel boven het Winschoterdiep stond open, een beeld waar we al een tijdje tegenaan kijken. Ik keek om mij heen en maakte mij een beetje zorgen of mijn vriend wel deze hordes nemen kon.
Ik keek met samengeknepen ogen in het duister, richting de Hoorntjesweg. Maar ik zag niemand naderen. Dan ineens een brul die ik direct herkende als zijnde de stem van mijn vriend. Achter mij! Ik draaide mij om en daar stond hij, op het andere brugdeel. Weer was ik onder de indruk van zijn gestalte: groot, een flinke bos haar met daarop een alpinopet, daaronder zijn markante, door het weer getekende gezonde kop en een dikke grijze baard. Verder had hij zijn bekende lange, lederen jas aan en hoge laarzen die al vele jaren vele kilometers gelopen hebben. In zijn ene hand hield hij zijn wandelstok vast en de andere hand hield hij omhoog, als wijze van begroeting. Ik kon vanaf deze afstand niet zien dat hij weer een jaar ouder geworden was.
“Huh? Wat doet u nou aan die kant?” riep ik verbouwereerd.
En lichtelijk teleurgesteld, want hoe krijg ik die rugzak nou bij hem? Moest ik die gooien of zo? En waarom kwam hij nou van die kant? “Dat was toch niet de afspraak, we zouden elkaar toch aan deze kant van de brug treffen?”
“Klopt,” bulderde de man, “maar zo kunnen we tenminste wél de anderhalve meter handhaven!”
En vervolgens lachte hij zo hard dat verderop een stel eenden geschrokken opvlogen. “Maar ik heb in Midwolda even de ballenvanger van de voetbalvereniging M.O.V.V. geleend dus doe daar de rugzak maar in! Waar staat dat eigenlijk voor, die afkorting?” Hij bukte ondertussen en pakte de lange telescoopstok met netje op en schoof hem uit naar mij. “Dat staat voor Midwolder- en Oostwolder voetbalvereniging.” riep ik terug, en rekte mij uit om de rugzak in het netje te plaatsen. Nadat de rugzak veilig overgekomen was begon hij gretig de inhoud te verkennen.
“Ah! Oliebollen! Je was het niet vergeten, fijn!”
“Nee, dat was ook niet zo moeilijk want ik heb vorige week nog even ons gesprek van vorig jaar teruggelezen.” zei ik. “En ja, het bewijs geleverd, wie schrijft die blijft!” Opnieuw klonk een lach en de inmiddels teruggekeerde eenden keken even op maar vlogen niet opnieuw weg. We hoefden gelukkig niet tegen elkaar te schreeuwen want het was rustig weer en nog fijner, het was opgehouden met regenen.
“Maar hoe is het, jongen?” vroeg de man terwijl hij een hap van de oliebol nam.
“Ja, prima. Naar omstandigheden dan, maar ja, daar zitten we allemaal in.” “Maar hoe is het met U? Nog steeds in goede gezondheid?” vroeg ik, oprecht geïnteresseerd. Want ik heb al jaren een zwak voor deze man en gun hem nog een lang, gezond leven. En in het afgelopen jaar heb ik al te vaak moeten horen van bepaalde lieden dat de ouderen onder ons als ‘dor hout’ beschouwd zouden moeten worden.
Respectloos, egoïstisch gelul!
“Met mij gaat het goed!” antwoordde de man. “Het gaat alleen een stuk minder met onze wereld door dat ellendige virus. Ik heb wel met jullie te doen hoor want ja, ik maak maar één dag in het jaar mee wat jullie meemaken.”
Ik knikte instemmend. “Nou hè, wat een klerezooi. Gelukkig zijn we zover dat we kunnen gaan vaccineren en dan hopen we maar op betere tijden. Dan kunnen we weer overgaan tot de orde van de dag, dan kunnen we weer verder gaan met ons leven zoals we gewend waren vóór de uitbraak van het virus. En dan hoop ik oprecht dat alle strijdbijlen weer begraven kunnen worden door al die figuren die helemaal losgingen op social media of, erger, gewoon op straat, in de winkels of ziekenhuizen.”
“Of bij het Torentje in Den Haag.”
“Ik hoop dat het vertrouwen weer een beetje terug zal komen en dat we weer een beetje respect voor elkaar krijgen. Dat geblaf naar elkaar moet maar eens afgelopen zijn. Want als we iets geleerd hebben dit jaar is dat de grote bekken van dit land echte grote bekken hebben!”
“Sjomps noemen we dat soort lui hier in Groningen.”
“Zo,” zei de man, “het zit je wel hoog hè. Maar ik begrijp je wel hoor, die lui zijn het sop voor de kool niet waard. Dus laten we maar gauw het jaar doornemen, daarom heb je mij bedacht immers.” Ik schoot in de lach en voelde mijzelf weer wat ontspannen. “U heeft gelijk. En laat ik maar met de deur in huis vallen, wij zijn het afgelopen jaar oma en opa geworden van een prachtige kleindochter! Dus u heeft er weer iemand bijgekregen om elk jaar te bezoeken, hoe leuk is dat!”
Ik glom van trots en riep net iets te hard: “En ze noemen haar Roméline Maria Alex!”
“Nou ja zeg!” riep de man, “Daar moet op gedronken worden!” zei hij enthousiast en zette de fles jutter aan de mond en nam een slok. Ik zwaaide maar wat terug want ja, hij had de rugzak. “Zo, dat is lekker spul.” en trok daarbij een brede grijns en veegde met de mouw van zijn jas zijn baard schoon. “En heb je nog meer beleefd in het afgelopen jaar?” vroeg hij, ondertussen de dop weer op de fles draaiend.
“Tja, beleefd…We waren nogal beperkt in onze vrijheden. Maar voordat alles op slot ging ben ik nog met twee collega’s op stap geweest, M & M zoals ik ze noem want ze heten allebei Martin. Drie kerels van boven de 50 die wel even zouden gaan zuipen in Stad. Dat liep wat anders want we gingen naar een Tapas restaurant en ja, kleine porties en het duurde heel lang. Uiteindelijk gingen we om half 12 die avond alweer naar huis want zo laat ging de laatste trein.”
“En zij waren best moe!” zei ik met een knipoog.
Mijn vriend was er inmiddels bij gaan zitten en zijn benen bungelden boven het koude Winschoterdiep. Hij bleef ook lekker van de oliebollen en de rollade eten en spoelde het weg met koffie, ik kreeg er dorst van. “Ja, en mijn vrouw kocht een BH waarmee je niet mocht stofzuigen! Waar gaat het toch heen met de wereld!” Ik zag dat de man even stopte met kauwen en zijn wenkbrauwen fronsen en praatte gauw door. “Het was ook het jaar van het omkopen, dat ouders leraren wat toestopten zodat hun kind een hoger schooladvies kreeg.”
“Hoe dom kun je zijn!” onderbrak mijn gesprekspartner mij, lachend.
“Ja, inderdaad. Soms lijkt het wel of iedereen een grote muil heeft en niemand meer aan zelfreflectie doet. Ik hoop van harte dat 2021 het Jaar van de Spiegel wordt, dat iedereen eerst eens nadenkt alvorens ze allerlei rottigheid over je heen gooien. Dat men zich eens verplaatst in de persoon die ze op dat moment verrot willen schelden of dat ze even tot tien tellen alvorens ze een reactie op social media plaatsen.”
“Ben ik helemaal met je eens,” zei de man. “Zo hoort het ook. Maar geloof mij, ze zijn nog steeds met minder en de meerderheid doet wel normaal. Neem nou die actie voor het Rode Kruis elk jaar, in dat Glazen Huis. Daar laat de Nederlandse bevolking zien dat ze het goed voor hebben met de ander.”
“Eh..ja, maar dat doen ze niet meer. Er werd geklaagd dat het geld naar hulp in het buitenland ging en men vond dat eerst eigen volk geholpen moest worden.. Dit klinkt ranzig maar dat was de teneur. Nu zijn ze gestopt met het Glazen Huis en halen ze op een andere manier geld op, nu wel voor eigen land maar de magie is er af en ze halen lang niet meer zoveel op als toen. De beleving is weg en ja, op de uitzonderingen na hebben we het hier goed. Kijk maar eens in supermarkten zodra de schooljeugd even komt inslaan. Niks boterhammetje mee naar school, donuts, saucijzenbroodjes en chips staat op het menu!”
“Een prachtige traditie onderuitgehaald door een klein groepje roeptoeters..” zei de man, zuchtend.
“Ik vond het altijd de mooiste week van het jaar,” vervolgde ik, “vooral toen in 2016 dat jochie van zes, Tijn Kolsteren, die nagellak actie startte. Van de week was dat nog in het nieuws omdat het Prinses Maxima Centrum in Utrecht een robotarm van dat geld heeft kunnen kopen waardoor andere kinderen misschien wél geholpen kunnen worden.”
“Tijn werd slechts 7 jaar…”
Even vielen we beide stil. Op datzelfde moment vlogen tientallen ganzen over, in V- formatie en luid gakkend boven onze hoofden voorbij. We keken allebei naar dit altijd machtige gezicht, onderwijl knipperend met de ogen want Tijn was weer even bij ons. En alle anderen die ons in het afgelopen jaar ontvallen zijn, vaak dierbaren die je eigenlijk nog lang niet missen wil omdat ze het leven van velen altijd hebben gekleurd. “Aart Staartjes, Liesbeth List, Ennio Morricone, Eddie van Halen, Maradonna, Bram van der Vlugt….Of dichterbij…
Ik schraapte mijn keel:
“Er ging een hoop dit jaar niet door. Geen EK voetbal, geen Olympische Spelen, geen festiviteiten rondom de 75ste verjaardag van onze bevrijding, geen popconcerten.. Maar er was wel de invoering van de donorwet! En ik ben ook een keer vrijwillig naar de Ikea geweest! En ik heb een tijdje mijn baard laten staan maar mijn vrouw vond het niks, ik was te ‘roppig’ op de kop.”
“Net zo’n mooie baard als ik heb?” vroeg de man lachend.
“Nee, bij lange niet. Maar ja, ik heb het even ervaren.” Ik voelde even aan mijn baard van twee dagen die er vandaag wel weer af zal gaan. “Weet u wat we ook weer massaal deden het afgelopen jaar”, vervolgde ik mijn ‘jaaroverzicht’, “om de tijd een beetje door te komen? We gingen weer in fotoboeken kijken. En we gingen ook weer vissen of bordspellen doen met het hele gezin. Of we gingen op vakantie in eigen land, voor sommigen onder ons een enorme ontdekking omdat ze even waren vergeten hoe mooi ons land eigenlijk wel is. En in plaats van naar een pretpark gingen we ‘gewoon’ wandelen in het bos! En toen ontstond er weer een nieuw probleem, lag het bos ineens vol met uitwerpselen van mensen… En tissues!”
“Want dat kunnen we wel, er een bende van maken!”
Mijn toehoorder schudde met zijn hoofd. “Hoe gaat het eigenlijk met je klusjes, wordt het lijstje al kleiner?” We schoten allebei direct in de lach omdat we wel beter wisten. “Man, ik heb net een dikke klus achter de rug. Het hele huis lag overhoop! Maar inderdaad, doordat we veel thuisbleven is het lijstje behoorlijk uitgedund. Dus genoeg daarover, mijn oliebollenbakkertje thuis maakt zo weer nieuwe plannen als ze dit zou horen. Maar ik zit met een veel groter probleem: Weet u misschien waarom er begin dit jaar massaal toiletpapier gehamsterd werd?”
De man keek mij nu heel schaapachtig aan.
“Nee, geen idee. Wat ik wel weet is een bekende spreuk: ‘Er zijn geen problemen, er zijn mensen’.” Hij keek er nu serieus bij. “Geniet gewoon, laat die flauwekul van je schouders afglijden. Laat het negatieve los. Er is altijd iets positiefs, toch?” Ik hoefde nu niet lang na te denken.
“Ja, het virus heeft één groot pluspunt: het discrimineert niet!”
“Hoera, dat bedoel ik!” en hij sprong verbazingwekkend snel overeind en maakte een klein dansje dat TikTok niet zou misstaan. “Laten we zo afsluiten jongen en dat meenemen naar 2021, een Nieuw Jaar met nieuwe kansen, kansen die je wel moet zien anders mis je de boot!”
“Hier!” Ineens zag ik mijn rugzak door de lucht vliegen en wonder boven wonder lukte het mij hem te vangen.
“Dat is een goed begin!” zei hij met een knipoog, je moet het geluk pakken! Het wordt je echt niet aangedragen dus wijzen naar anderen heeft geen zin. Bedankt voor de versnaperingen, ik moet weer verder anders red ik het niet voor twaalf uur vannacht. Het ga je goed en Carpe Diem!” Hij draaide zich om en liep over de brug, weer richting Blauwe Stad.
Ik riep hem nog na: “Vergeet niet de ballenvanger terug te brengen!” Hij stak zijn duim omhoog en keek niet meer om.
Symbolisch voor dit jaar eigenlijk. Beter is om niet meer om te kijken naar 2020.
Fijne jaarwisseling en een fantastisch en gezond 2021!
Zo, de eerste hobbel hebben we achter de rug, de kerstdagen van 2020 zijn voorbij. Nu rest ons ‘slechts’ nog de jaarwisseling en dan kunnen we eindelijk dit jaar achter ons laten. Wat een opluchting! Natuurlijk weten we niet wat het nieuwe jaar zal brengen maar het biedt toch wat meer perspectief dan het afgelopen jaar. En dan doel ik natuurlijk op het vaccin wat ons, hopelijk, weer bij elkaar kan brengen. Maar we moeten nog even geduld hebben. Ze beginnen met spuiten op de dag dat ik 57 jaar hoop te worden en daardoor kan ik dan ook zeggen:
Ik trakteer!
Dat is altijd wel weer leuk aan jarig zijn nét na de eerste week van het jaar. Want meestal is de dag van mijn verjaardag de start van een nieuw werkjaar maar ook van de nieuwjaarsrecepties. Zo had ik ooit een werkgever waar het jaarlijkse personeelsfeest gelijk viel met mijn verjaardag. Met een dikke swingende band op het podium en ruim eten en drinken. Later kreeg ik een werkgever die nieuwjaarsrecepties hield op mijn verjaardag dus ik heb zo altijd lekker goedkoop mijn eigen feestje mee kunnen vieren.
Scrooge is er niets bij!
Profiteren van de omstandigheden noem ik het. Dat lijkt verbonden aan mijn generatie, de generatie X. Deze generatie groeide op in een stijgende welvaart en werd daarom ook wel generatie Nix genoemd. Die naam zegt niet veel goeds inderdaad maar die kregen ze omdat ze te maken kregen met een hoge werkeloosheid en de wetenschap dat de seksuele revolutie ook haar nadelen had door allerlei overdraagbare aandoeningen.
Daar was nix aan!
Vóór mij had je de generatie Babyboomers en daarvoor de Stille generatie, dat zijn de mensen die de oorlog hebben meegemaakt en ruim vijf jaar in een lockdown gezeten hebben. Deze bescheiden generatie deed gewoon wat ze moest doen en werkten harder dan alle generaties die volgden. Ze moesten wel want ze wisten hoe slecht het worden kon, na de crisis van de jaren ’30 en een lange oorlog met veel bitter en intens leed. Deze generatie verdient in mijn ogen nog steeds een gouden medaille want wij klimmen nu al tegen de muren op omdat we even pas op de plaats moeten maken in onze vrijheden. Ik niet hoor, ik leg mij erbij neer. Dat verzacht de pijn van het niet zien van familie en het leed wat bedrijven en instellingen nu doormaken.
Maar de generaties na mij, de generatie Y en Z, die weten niet natuurlijk niet wat hen overkomt.
Het voordeel van de Nix’ers is dat ze goed kunnen samenleven- én werken met de andere generaties, zoals de Babyboomers als met de Millennials. En we kunnen ook aardig meedraaien in het digitale wereldje omdat we in de jaren ’90 de geboorte van het internet op nog redelijke jonge leeftijd mee mochten maken. Ik weet nog goed dat ik in de prille jaren ’90 mijn eerste computer kreeg, met Wordperfect. Ik kreeg een blauw scherm voor me en tikte de eerste letters, in het wit. En vervolgens F3 waarna ik het kon benoemen en opslaan.
En daarna gewoon een nieuw document aanmaken!
Er ging een wereld open voor mij want op de typemachine moest ik min of meer in een keer doortikken en daar was ik nu van af. En niks geen gedoe meer met papier en ‘blunderpap’! Ik behoorde nu tot de computernerds! Ik kocht floppydisks waar ik mijn teksten op kon opslaan of kon delen met anderen.
Dit was nog zonder internet!
Vanaf die dag kon ik mij helemaal gaan uitleven op mijn hobby, schrijven. Ik schreef in die tijd voornamelijk verslagen van de volleybalwedstrijden die ik speelde en later ook voor de softbalvereniging waar ik bij zat, de Haagse Sportvereniging Samenspel Overwint Alles, HSV S.O.A. (what’s in a name..) En ik ontdekte het fenomeen ‘schrijvers-vrijheid’, dat ik bepaalde wat er in het verslag kwam te staan. Zo had mijn volleybalteam nooit toeschouwers bij wedstrijden maar in mijn verslag schreef ik het ietsjes anders op: ‘Het laaiend enthousiaste publiek welke in groten getale was gekomen, waren haast niet meer te houden nadat Piet met zijn allesvernietigende smash het winnende punt maakte.’ Daarnaast begon ik ook met de manager van de cateringafdeling waar ik werkte ‘De Catering Courant’, een A-viertje met wat flauwekul verhaaltjes en de verjaardagen in die maand.
Oh ja, inclusief de ziekenboeg fruitmand natuurlijk.
Want de wet op privacy was toen nog voor ons een soort van Eftelingsprookje. Daar waren de meesten onder ons nog niet echt mee bezig. Net zoals ze in de Efteling nog niet aan het maken van pornofilms deden. Over porno gesproken, het internet deed bij mij rond 1995 haar intrede. Via de telefoonlijn kwam ik dan krakend en piepend in verbinding met de rest van de wereld en waardoor mijn wereld groter werd dan ooit tevoren. De generaties na mij, de generatie Y en Z, weten niet beter meer.
Daarom kijken ze heel anders naar ons, analogen.
De Verloren Generatie, ontstaan door het economisch verval welke na de tweede oliecrisis ontstaan was. Ik heb dat persoonlijk zo nooit ervaren, heb altijd werk gehad en heb mijzelf ook nooit verloren gevonden. En wat betreft de oliecrisis zag ik ook geen beren op de weg, nee, integendeel! Door die crisis zag ik spelende kinderen op de weg nadat minister-president Den Uyl ons een beperking in bewegingsvrijheid had opgelegd! Nu hadden we op Terschelling al best veel vrijheid wat dat betreft maar de beelden die in het Journaal ’s avonds tot ons kwamen via die ene televisiezender (!) spraken boekdelen. Over de ‘snelwegen’ die ons land toen rijk waren reden geen gemotoriseerd voertuigen maar zagen we mensen fietsen, wandelen, rolschaatsen of lekker hardlopen!
En dat allemaal op de Dag des Heren!
Zo zie je maar weer dat beperkingen van alle tijden zijn maar zichzelf ook wel weer oplossen. En soms maken die beperkingen de mens zó creatief dat er weer nieuwe kansen ontstaan. Dat is niet iets van één generatie maar van alle generaties.
Terwijl de ene na de andere ‘eerste-golf-lockdownbaby’ geboren wordt en wellicht de ‘derde golf’ lockdownbaby’s in de maak zijn, tikken we de laatste weken van het jaar aan. Over het algemeen lijkt alles te gaan zoals voorgaande jaren, niks nieuws onder de zon zou je zeggen. Overal schieten de kerstbomen uit de grond en tuinen veranderen in lichtbakken waar menig piloot van in de war zou kunnen raken wanneer hij op zoek is naar de landingsbaan.
Gelukkig zijn er niet zoveel vliegbewegingen momenteel…..
Daarnaast weet je ook dat we in de laatste maand van het jaar beland zijn door al die (opgedrongen) kerst-reclames Reclames waarin we allemaal hele blije mensen zien in prachtige kleding, aan prachtige gedekte tafels met daarop prachtige gerechten die elk dieet even vergeten doen. En reclames waarin de ene na de andere loterij ons door de strot geduwd wordt.
En dat alles overgoten met een sausje van Bekende Nederlanders.
Wat betreft de ‘discussies’ over de decemberfeestjes die we de laatste jaren steeds vaker (en steeds agressiever) voeren met elkaar, lijkt ook dit jaar weer net als andere jaren. Nog voordat de pepernoten in de schappen lagen rolden we alweer over elkaar heen. We zijn echt een ontzettend klagerig volkje geworden. En, heel eerlijk, ik laat mij ook wel eens meevoeren. En wanneer het verstand dan na wat relativeren weer de overhand kreeg, schaamde ik mij kapot.
Maar toch gaat het dit jaar allemaal anders.
Zo was er al geen Sinterklaas-intocht en er was ook geen normale pakjesavond dit jaar vanwege de beperkingen.
Alsof we wisten wat we nu, sinds gisteren, weten….
Nadat de Sint weer weg was met zijn Pieten schakelden we nog wel automatisch over richting de kerstdagen maar in plaats van er leuk en gezellig naar toe te leven, won de discussie over hoe we deze dagen in moeten vullen. Of beter gezegd, met wie? Want hoe fijn was het toch altijd om mensen in mooie kleding, prachtig gekapte kapsels en vrolijke, pratende gezichten aan een lange, mooi gedekte tafel te zien zitten? Net als in al die steeds herhalende reclames die we elke dag verteren moeten voordat we weer verder kunnen kijken naar die film, serie, quiz, voetbalwedstrijd, praatprogramma of talentjacht.
De discussie won, versterkt door het verlangen naar de ‘normale’ ergernissen rond deze tijd.
Bijvoorbeeld de ergernis van het regelen. Van het op tijd de boodschappen binnen halen maar ook het voeren van de gebruikelijke veldslag alvorens je iedereen aan tafel hebt zitten. Want dat hoort er gewoon bij, schoonmoeders die over moeders heen rollen of dochters en zonen die in spagaat gezet worden tussen ouders en bonus ouders, puur omdat hun vader en moeder gescheiden maar toch blijven eisen dat ze aan de Kerstdis zitten. Ik ben voorstander van ‘Niks moet, alles Mag’ en vrede op aarde en alles daarbuiten.
Dus ook voor de Aliens onder ons.
Maar dit jaar gaat het anders. Deze kerst zal voor menigeen een unieke beleving worden want je bent weer overgeleverd aan het minimale. Of je moet er gewoon lak aan hebben en lekker elkaar gaan besmetten aan de gourmettafel. Maar de meesten onder ons gaan voor het verstand want dat is nodig om weer licht te zien aan het einde van de tunnel waarin we zitten. Ik wil hierbij benadrukken dat ik hier niet het licht bedoel waarmee we onze huizen, straten en tuinen mee verlichten.
Dat is van een totaal andere orde.
Ik hou wel van al die lichies hoor want ik heb een hekel aan deze donkere dagen. En door de lockdown lijk ik er zelfs gevoeliger voor te zijn. Maar toch is onze voortuin slechts verlicht met een van lampjes voorziene buxusplantje, de enige overgebleven buxus die de buxusmot-pandemie overleefd heeft. Even dacht ik van de week nog lampies bij te halen maar alle winkels met niet essentiële producten moesten dicht.
Dus daar ging mijn gedroomde landingsbaan in de duisternis…
Er is wel een kerstboom geland in ons huis. Deze keer geen ‘levende’ en groene maar een kunstige zwarte. Enkele jaren geleden hadden we ook een kunst kerstboom maar die werd te groot bevonden en kwam op Marktplaats te staan. Er kwam een echte boom voor terug, gekocht bij de bouwmarkt want je kreeg er een Dolce Gusto bij. Ik snapte er helemaal niks van en doorredenerend kwam ik erachter dat het in onze welvaart echt steeds gekker aan het worden is. Dat er een dag komt dat wanneer je een volkorenbrood haalt, de bakker je wijst op de kerstboom die je erbij krijgt. “Inpakken of zo meenemen?”
Wanneer gaan we nou eens kappen met dat kappen?
Het is de onderwaardering van de natuur om zo je boompjes te moeten slijten, puur en allen voor een paar weekjes vermaak. Dus gewoon allemaal aan de kunstboom, die gaan generaties mee en het is ook beter voor de stikstofreductie. De kerstboompjes die daardoor achterblijven in het grote enge dierenbos kunnen zich eindelijk definitief gaan wortelen en groeien als de bonenstaak van Sjakie.
‘The sky is the limit!’
Maar dit jaar zal het echt anders zijn en dat moeten we even een plaatsje geven. Mij troost de gedachte dat volgende week op deze dag de kerstdagen alweer achter de rug zijn. Dan liggen we wat uit te buiken op de bank of we maken een frisse kiloknaller-verwerkende wandeling. Nu zal het wat de kilo’s betreft bij ons wel meevallen want wij eten met zijn tweetjes dus dan hoef ik mij ook niet uit te sloven.
Het enige sloven wat ik doe, doe ik aan.
Want als ik zonder keukensloof ga koken dan ontstaat er ruzie in deze twee dagen van opgelegde vrede want mijn tafelgenote heeft een hekel aan vlekjes in mijn zondagse kleding. Daarom trek ik met liefde mijn schort aan en kook de kerststerren in de borden. En zo zetten we de einsprint in waardoor dit jaar snel achter de rug is.
Niet té snel want we moeten de eindstreep wel heelhuids halen natuurlijk. En daarna proosten we niet op deze maar op de kerstdagen van 2021.
Afgelopen week zijn de plinten geplaatst in de woonkamer. Niet door mij maar door Tinus, een ex- motorrijder die handig is. Heel handig! Hij vond de plinten wel wat aan de hoge kant maar nadat ik hem uitgelegd dat ik een moderne vrouw heb, was het goed.
Vervolgens gingen we aan de slag.
Nou ja, hij voornamelijk. Ik liep er als een soort domme kracht omheen, voor de kleine klusjes. Niet echt dom natuurlijk maar zo voelt het voor mij altijd wel als ik met een vakman mag werken. Het scheelt mij veel stress want ik ben gewoon niet zo handig en daarom ben ik graag de ‘aangeef-klusser’ of de ‘even-vasthouden-klusser’ als er wat gezaagd moet worden. ‘Opperen’ noemen ze dat ook wel, dan ben je Opperman. Toen ik nog een jonge knul was mocht (moest) ik in de vakanties werken bij het bouwbedrijf waar mijn vader ook werkte. De werkzaamheden waren in de duinen, er werd daar een zomerhuis gebouwd. Met een garage eronder. Ik kreeg de functie van Opperman en vond dat heel spannend en stoer klinken. De metselaars en timmermannen om mij heen keken er ook heel ernstig bij toen mij deze functie medegedeeld werd. Na die week wist ik wat ook wat een Opperman doet:
Stenen sjouwen en specie mixen!
In de jaren erna zei ik altijd tegen mijn kinderen wanneer we langs dit zomerhuisje reden dat ik de stenen van die garage bij elkaar gesjouwd heb, waarna de verwachte ‘oooh echt?’ achterwege bleef want ik geloof niet dat de mannen ervan onder de indruk waren. Ik leerde hiervan mij altijd bescheiden op te stellen wanneer ik een baan kreeg. Of in ieder geval nooit hoog van de toren te blazen. Toen ik bijvoorbeeld als Leerling-kok begon te werken heb ik in mijn beleving een jaar lang enkel sla gewassen en mosselen schoongemaakt. Oh ja, en halverwege dat jaar mocht ik zelf de slabakjes vullen die in het restaurant op tafel gezet werden en nee, niet de kers op de appelmoes leggen want ik werkte niet bij Van der Valk…
Ik heb nooit het gevoel gehad hier slechter van geworden te zijn.
Nu was ik opnieuw Opperman en mocht ik Handy Tinus bijstaan. Een hele eer, vooral omdat hij mij hielp met een klus die mijn vrouw mij opgedragen had. Want als dit achter de rug was had ik een heel tevreden vrouw en zoals het spreekwoord luidt”
‘Een tevreden vrouw houd je warm in de kou.’
Wanneer de plint tegen de muur gedrukt werd, nadat Tinus (en niet ik) de lijm erop gedaan had, moest ik drukken. Bij de eerste plint was dat niet zo erg maar ik moest het de hele ronde doen. Had ik de laatste gedaan, moest ik alweer naar de eerste toe en zo kroop ik voort over de vloer.
Oh ja, en om tien uur mocht ik koffie voor hem zetten.
Daar was ik op dat moment ook aan toe. Inclusief gevuld speculaas, welke Tinus afsloeg want hij is niet van de spijs. Daar gaf ik hem gelijk in, niet elke spijs is spijs zoals God het ooit bedoeld had. Nu kon ik Tinus wat bijbrengen want op het gebied van voeding had ik wel wat te vertellen. Ik vertelde hem het verschil tussen echte en nep spijs. Echte is gemaakt van amandelen in combinatie met suiker, de neppe is gemaakt van witte bonen of abrikozenpitten, plus nog wat amandelessence.
Als je het zuur krijgt dan heb je nep spijs gehad.
Het mooie van Tinus is dat hij graag naar mijn ‘wijsheden’ wil luisteren, net als ik naar die van hem. Nu was ik wat kennis betreft die dag in de meerderheid. Niet omdat ik slimmer ben dan Tinus, nee, absoluut niet, maar omdat ik een hulpmiddel net in huis gehaald had. Wij hadden daags ervoor een zogenaamde ‘slimme’ luidspreker aangeschaft. Dat was een cadeau aan ons zelf omdat we de interne verbouwing goed doorstaan hadden. Nu liep ik wel zo nu en dan tegen de muren op maar dat was omdat deze gesausd moesten worden, niet omdat ik gek werd van een overhoopgehaalde kamer. En ook niet omdat mijn bank in de garage stond in plaats van voor de TV. Nou ja, een beetje dan. Maar de dame hier in huis keek over deze berg heen en daardoor kon ik het ook enigszins handelen.
En deze beloning was ruimschoots voldoende om de ellende van verbouwen te vergeten!
Deze soundbar is aangesloten op de TV en de slimheid zit ‘m in het feit dat je dit ding vragen kan stellen. En elke vraag begin je met:
‘Oké Google..’
En vervolgens stel je de vraag. Bijvoorbeeld of het ging regenen die dag. Want Tinus zijn zaagmachine om de plinten op maat te zagen hadden we buiten neergezet. De dame in de soundbar antwoordde dat het niet zou regenen in Winschoten. Tinus stond erbij toen ze het zei en hij was sprakeloos. Later die dag maakte hij gebruik van een zwaaihaak, een belangrijk stuk gereedschap van de timmerman. Ik had wel eens zo’n ding gezien maar ik wist niet wat je ermee kon doen. Uiteraard legde ik de vraag neer bij Tinus en ik kreeg naar tevredenheid antwoord. Maar vervolgens vroeg ik het ook aan de soundbar en die kwam met dezelfde uitleg.
Tinus was opnieuw sprakeloos. En ik ook.
“Zo heb je geen boeken meer nodig ja! zei hij, vol verwondering. En ik kon het alleen maar met hem eens zijn. De rest van de dag bleven we vragen stellen. Zoals of het waar was dat er cavia opvangcentrum bestaan. Dat klopte, verschillende zelfs. Een daarvan was bezig geld in te zamelen waarmee ze de castratie van opgevangen mannetjes cavia’s konden bekostigen. Want daarna konden ze dan makkelijker bij een vrouwtje neergezet worden en, nog belangrijker, hoefden ze niet eenzaam de feestdagen door te brengen.
“Wat leven we toch in een fantastisch land!” zei Tinus. Ik was het helemaal met hem eens en zei: “De liefde in dit land voor dieren klotst tegen de plinten op!”
Volgens de spelletjes industrie schijnt er een toename te zijn van de verkoop van spelletjes. De reden? De pandemie waar we wereldwijd flinke last van hebben. We worden beperkt in ons doen en laten en zijn min of meer verplicht om ons thuis te vermaken. Met spelletjes dus, zoals Monopoly, Mens erger je Niet, Scrabble, Catan. Om er maar een paar te noemen.
Want dat is gezellig.
Klopt. Tenminste, dat denk ik. Dat ik het niet zeker weet komt omdat ik zelf nooit zo van de spelletjes was. En ben. Maar ik kan mij wel voorstellen dat mensen daar veel plezier aan beleven. Ik kan het mij ook visueel voorstellen. Dan zie ik een aantal mensen zitten aan een tafel met daarop een enorme klerezooi. Dat is natuurlijk geen klerezooi, dat lijkt zo. Want veel spellen nemen veel ruimte in op tafel, net als gourmetten zeg maar. Het zijn vaak ook hele ingewikkelde spellen, ook net al gourmetten: heel veel vlees, groentes, sausjes, dranken en stokbrood op tafel waardoor het overzicht gauw weg is. Daarom ben ik gewoon van de plateservice, gewoon alles op één bord.
Ik ben meer van het dammen zeg maar!
Door de huidige omstandigheden waarin wij verkeren ontwikkelen zich ook allemaal nieuwe bezigheden. Het beeldbellen bijvoorbeeld. Dat heeft een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Vergaderen of lesgeven via een schermpje lijkt inmiddels algemeen geaccepteerd. Daarnaast herontdekken we ook weer de vanzelfsprekende zaken, zoals de natuur. Dat was er altijd wel maar dat waren we een beetje vergeten. De winkelstraat maakte plaats voor bos en duin.
Behalve op Black Friday!
Maar dat terzijde. Het communiceren via beeld gaat ver. Zo is het ‘mukbangen’ weer trendy geworden. Mukbangen is heel simpel: je gaat bijvoorbeeld gourmetten en je zet daar een camera op. Dit tafereel stream je naar YouTube en dan kunnen mensen zien hoe jij al die ieniemienie hapjes naar binnen werkt. Een kind kan de (af)was doen! Je kijkers kunnen natuurlijk ook met je communiceren. Ze zouden bijvoorbeeld kunnen vragen of je de biefstuk wil bakken met een champignonnetje. Of een pannenkoekjes met een spekje en vier krulletjes geraspte kaas.
Geheid succes!
En het werkt twee kanten op want je bent niet meer alleen. En je krijgt aandacht, aandacht waar wij tegenwoordig naar snakken. Ik ga het niet doen hoor. Want dan zien ze steeds hoe ik mors op mijn schone overhemd of T-shirt. Die lol gun ik ze niet. Ik zie wel mogelijkheden om tijdens de komende feestdagen tablets op tafel te zetten en zo samen te eten met mijn familie die her en der in het land wonen. Mocht iemand dan commentaar hebben op hoe ik het aardappelkroketje naar binnen werk druk ik deze persoon gewoon uit.
Maar dan krijgt zij of hij ook geen toetje!
Tja, het is allemaal wat. Maar het zal allemaal ook wel weer wat worden hoor. Zodra de vaccins er zijn sta ik in ieder geval vooraan want ik wil weer naar mijn kinderen in Den Haag kunnen. En naar mijn ouders en zus op Terschelling. En ja, iedereen die het vaccin wantrouwt heeft per definitie gelijk.
Dat zeg ik bij deze.
Maar ik wil het vaccin. En ja, ik ga er misschien wel van blaffen of van achteruit lopen. Of ik krijg een groene streep in mijn haar waardoor men ziet dat ik ingeënt bent. Net zoals bij schapen wanneer ze gedekt zijn door de ram, waarna ze als makke schapen en ietwat in hogere sferen, weer verder grazen. Vervolgens kunnen alle overheidsinstanties precies zien wat je voortaan doet omdat er in het vaccin ook een cameraatje is ingespoten. Deze camera nestelt zich achter je ogen en streamt de beelden die het ziet direct door naar de ambtenaren van alle ministeries.
Zodra je dan iets doet wat niet mag heb je direct een arrestatieteam in je nek!
Maar goed, je moet er wat voor over hebben. Het zal mij een biet zijn, als ik maar weer normaal verder leven mag en weer kan genieten van leuke evenementen, van een biertje op een terras of van lekker naar een voetbalwedstrijdje kijken langs de lijn. Of mijn kleindochter weer in levenden lijve zien in plaats van via zo’n klote schermpje! Ja, ik ben er zó klaar mee.
Ik ben rijp voor de spuit!
Van de week las ik een ingezonden brief waarin de schrijfster zich afvroeg of de virus ontkenners eigenlijk wel af willen van het virus. Dat klinkt dubbel want ze ontkennen het virus immers al, dat lezen we dagelijks terug in alle reacties. Want reageren doen ze dagelijks, alsof ze niets anders te doen hebben (!). Soms komt er dan zelfs bij mij een complottheorietje naar boven! Dan vermoed ik dat er computers zijn die zo ingesteld zijn dat ze direct reageren op iemand die iets zegt over het virus. Die computer maakt dan gebruik van gepikte accounts en strooit dan met de meest verschrikkelijke en harteloze reacties. Bijvoorbeeld op een bericht van iemand die vanuit een revalidatiecentrum zijn dankbaarheid wil tonen aan de zorg. Omdat hij daar weer leert lopen en aan zijn conditie kan werken want het virus had dat allemaal uitgeschakeld.
Vóór het virus werkte dat allemaal nog prima!
Maar de briefschrijfster bedoelde natuurlijk de aandacht die deze mensen naar zich toetrekken. Want als het virus straks onder controle is dan valt er niks meer te mekkeren en krijgen ze geen aandacht meer. En zullen ze zichzelf weer moeten vermaken met vage websites met vage bedenksels van vage figuren. Figuren die maar één ding willen:
Aandacht!
Dat snap ik ook wel weer. Elk mens wil aandacht. Zo hoorde ik laatst de zangeres van de band ‘Luwten’ op de radio, Tessa Douwstra. Deze band mocht nog wel optreden voor 30 personen en de vraag was hoe zij dat vond. Want die 30 personen mogen enkel toekijken. Dus niet klappen, joelen of juichen. In haar antwoord zat dankbaarheid, dat ze nog mocht spelen én humor:
“Het is alsof je verkering hebt maar je weet niet of die ander jou ook leuk vindt.”
“Voor Veldhuis?” hoorde ik de persoon aan de andere kant van de lijn zeggen. “Nee, niet Veldhuis, Veldhuizen!” Ik hou van duidelijkheid, straks gaat er een Veldhuis met mijn bestelling vandoor. “Kan wel wezen maar zegt me zo niks.” was het antwoord. Ik negeerde het: “Ik wil graag een kilo paardenvlees en kom dat morgenochtend halen.”
Nu ik het zo hardop over de telefoon zei vond ik het nog vreemder.
Paardenvlees. Vlees van paarden. In mijn beleving eet je geen paarden. Of beter gezegd, ik eet bewust geen paard. Wel onbewust, het zit namelijk onder andere in de bitterbal, frikandel en de gehakstaaf, toevallig producten die ik niet afsla. Maar ik zou niet naar de slager gaan voor een paardenbiefstuk want ja, een paard, dat is een edel dier! Daar zou je hooguit op kunnen gaan zitten voor een leuk ritje. Of je zet ze voor een karretje en gaat er dan een stuk mee rijden. Of je laat het paard dansen of over hindernissen springen. Of je zet ze in een weiland.
Maar opeten?
“Voor morgenochtend ja, dan kom ik het halen.” Na de goedkeuring van de slager beëindigde ik het gesprek met een ‘Moi, tot morgen’, zodat hij wist dat ik toch van hier kwam. In gedachten zag ik hem vervolgens naar de gehaktmolen lopen en verder gaan met zijn werkzaamheden, hoofdschuddend: ‘Veldhuis of Veldhuizen, één pot nat! Hij had wel wat beters te doen dan te muggenziften over een naam.’
Er moest immers paardenvlees verwerkt worden!
Het vlees was niet voor ons hoor. Het was voor mijn schoonvader, die had al een paar keer bij ons aangegeven zin te hebben in paardenvlees. Hij at het regelmatig in het verleden maar nu zijn vrouw er niet meer is, is hij afhankelijk van wat hij door anderen voorgeschoteld krijgt. En nu gaat het dus gebeuren, het vlees is inmiddels in huis en ik weet nu ook hoe het te bereiden.
Van berijden naar bereiden…
Maar ach, het leven is eten of gegeten worden toch? Dat moet Thierry Baudet ook gedacht hebben nu zijn politieke partij Forum voor Democratie ook rijp is voor de slacht. Hij probeerde nog te redden wat er te redden viel, stapte op maar ook weer niet en wij, het eenvoudige volk, verwonderden ons slechts over zoveel gestuntel. Zijn kompaan was er klaar mee en legde per direct zijn baantje ‘in het pluche’ neer en schreef zijn ontslagbrief aan de Voorzitter van de 2e Kamer.
Zo kan het dus ook.
Maar nee, het moest anders. Er moesten koppen rollen en dat ontaarde in een ordinair straatgevecht wat bij velen het schaamrood op de kaken deed verschijnen. De onstabiliteit droop ervan af want je wist eigenlijk al bij de oprichting dat de ideeën waar ze mee kwamen nooit wezenlijk gemaakt zouden worden. Waarom niet? Omdat ze te extreem zijn. Je kan van alles roepen en bijvoorbeeld terug willen naar vroegere tijden maar dat gaat je nooit lukken, het leven is aan veranderingen onderhevig. Het was nog enkel wachten op de dag, ik citeer nu uit ons ‘prachtige’ Koningslied:
‘De dag die je wist dat zou komen….’
Al decennialang maken we het mee dat er politieke partijen opgericht worden en na enkele jaren in het pluche zichzelf weer kapot maken. Zo had je bijvoorbeeld Leefbaar Nederland en de CD van Janmaat. Allebei met extreme denkbeelden. En ja, je had ook nog Lijst Pim Fortuin maar die hoort niet in deze opsomming want hij werd in koelen bloede vermoord door een losgeslagen milieudebiel.
Over extremisme gesproken..
Maar deze kwam van extreem-links, de niet te onderschatten tegenhanger van extreemrechts. Allebei met gevaarlijk gedachtegoed. Misschien is dat wel de reden dat er steeds heibel is op bestuurlijk niveau, zoals we trouwens ook zien in het politieke landschap van 50Plus. Ook daar zie je allemaal gedoe waar de gemiddelde soap schrijver zijn vingers bij aflikt. Of zichzelf voor de kop slaat:
‘Waarom heb ik dat niet kunnen verzinnen!’
Met Henk Krol als hoofdpersoon in dit drama. Deze guitige, altijd breed lachende kerel zat in 50Plus, richtte vervolgens de Partij voor de Toekomst op, trad weer af en zit nu bij Lijst Henk Krol. Ja, Henk is de stabiliteit zelve, het druipt ervan af. Net als het vertrouwen in hem. Maar ja, zoals hij zelf zegt op de vraag of het misschien niet beter is om te stoppen: “Ik word regelmatig in de trein naar Den Haag aangesproken dat ik goed bezig ben.”
Henkie, door wie dan?
Waarschijnlijk door de conducteur, omdat hij keurig een mondkapje draagt. Maar goed, dit kan allemaal in Nederland dus mocht je werkzoekende zijn, begin dan gewoon een politieke partij. En het maakt niet uit voor wat je staat, er zijn altijd wel kiezers die op jou willen stemmen. Dan kom je onder de vleugels van de Overheid en zit je direct goed want die ambtenaren hebben alles prima geregeld voor zichzelf. Zelfs voor thuiswerken krijg je vergoeding, ter compensatie van het gebruik van je eigen wc-papier, koffie en printerinkt.
Ach ja, het leven is soms oneerlijk.
Dat vinden ze in Amerika ook. List en bedrog doen daar goede zaken volgens de huidige president. Terwijl de ene na de andere hertelling zijn gelijk de nek omdraait. Ook daar zie je dat kinderachtige gedrag, het ‘welles/nietes’ gekeuvel, net als we van de week bij Forum zagen. In mijn ogen zijn het allemaal verwende jongetjes en meisjes met een (moeder)complex van hier tot Tokyo. Zodra het te heet wordt onder de voeten wijzen ze direct naar de ander want het is natuurlijk nooit eigen schuld.
Ik noem het grootheidswaanzin.
En die waanzin maakt iedereen gek. Neem bijvoorbeeld de zogenaamde ‘pedojagers’, jongelui die pedofielen lokken en in elkaar schoppen. Tot de dood erop volgt…
Ik begrijp (beide) partijen niet.
Toen ik jong was hielden andere zaken mij bezig, zoals voetballen, mijzelf uitsloven voor de meiden, folders rondbrengen, op straat ‘hangen’ met leeftijdgenoten, vakkenvullen en gezellig uitgaan in de weekenden. En dat was leuk!
We worden met zijn allen veel te serieus! Het ontbreekt ons aan humor en gaan overal direct met twee benen erin. Het werd van de week maar weer bewezen na een uitzending van het Sinterklaasjournaal. Daarin had men het over de fictieve plaats Kruisigem, ergens in Limburg. Dat was net zo’n fictieve plaats als Zwalk, de plaats waar Sinterklaas aan zal komen met zijn gevolg. Ik vond het leuk bedacht. Want rij maar eens door Limburg, dan zie je overal kruizen langs de weg. En Mariabeelden.
Je weet wel, de moeder van…
Maar dat werd door enkele christenen onder ons niet in dank afgenomen. Want het was kwetsend. Want de naam Kruisigem leek verdacht veel op wat het volk ooit eiste toen Keizer Pilatus aan een opgezweepte meute vroeg wat voor straf Jezus moest hebben.
‘Kruisig hem!’ was het antwoord.
Daar zit wat in maar aan de andere kant, waarom ‘vieren’ we dan elk jaar Goede Vrijdag, de dag van de kruisiging? Ik zou het dan eerder herdenken. In gepaste vorm. Niet door een lang weekend je dood te eten aan chocolade eieren, gekookte eieren en overvolle gourmet garnituren! Nee, ik zou kiezen voor een kerkdienst. Voor de akoestiek. Met mooie muziek, bijvoorbeeld iets van Johan Sebastian Bach, waar je dan in stilte naar kan luisteren en wellicht in spirituele sferen van zal geraken. En dan denken aan allen die niet meer onder ons zijn, even de namen in het hoofd voorbij laten komen zodat we niet vergeten, want ja, wijlen Bram Vermeulen zong het al:
‘En als ik doodga, huil maar niet. Ik ben niet echt dood, moet je weten. Tis maar een lichaam wat ik achterliet. Dood ben ik pas, als jij mij bent vergeten..’
Dat liedje staat op mijn MP3-speler die ik regelmatig aanzet in de auto, om dan keihard mee te zingen. Dan ben ik weer helemaal Zen. Daarom wil ik als ik zelf ga hemelen dat dit gedraaid zal worden op mijn resomatie. Resomatie? Ja, dat is een nieuwe manier van je lichaam ‘verwerken’ na je dood. Naast begraven, cremeren of kiezen voor een zeemansgraf kan je jezelf nu ook oplossen. Dat kun je van tevoren al vastleggen! Net als je gastenlijst, wat voor cake je wilt of als het om een gezellige borrel zou gaan, het soort bittergarnituur. Sterker nog, ik denk zelfs dat je al alle diëten, allergieën of wat voor intolerantie dan ook, nu al kan doorgeven aan de instantie die jouw ‘mens-verwerking’ doet!
Zodat er niet nog iemand het loodje legt.
Misschien lijkt voorgaande wel verdacht veel op galgenhumor maar dat maakt juist niet uit. Humor kent vele gezichten en daar mag je van mening in verschillen. Je kan ook als leraar een cartoon in de klas bespreken waarop de spot wordt gedreven met een andere Heilige. Dat zou moeten kunnen in een democratie alleen werd deze leraar onthoofd.
Omdat een of andere humorloze extremist/diepgelovige er een probleem van maakte.
Weet je, iedereen is wel eens het middelpunt van spot. Soms ongewild, maar dan heb je het er wel naar gemaakt. Neem die gast uit Heerlen die Pieter Omtzigt verbaal aanviel, midden op straat en vol in de camera. Hij was daar om te protesteren want hij was, volgens het artikel, een bekend activist. Dat was niet zijn beroep want hij was werkloos. Maar hij was al maanden aan het protesteren tegen de corona maatregelen want ja, je moet toch wat doen om je tijd een beetje door te komen. Toen ik het las schoot ik in de lach. Niet omdat hij aan het protesteren was maar omdat hij nu tegen de rechter zei dat hij er spijt van had.
Het kwam door de alcohol, hij had een paar biertjes gedronken.
Samen met zijn demonstrerende matties had hij een terrasje gepakt, tussen het demonstreren door. Want van demonstreren krijg je dorst. En deze meneer is van het dorstige type want hij was in het verleden al drie keer eerder opgepakt voor openbare dronkenschap.
Ik moest natuurlijk niet echt lachen.
Het huilen stond mij nader dan het lachen. Maar de humor trekt mij er dan uiteindelijk wel weer doorheen, daarom is humor een belangrijk onderdeel van ons leven. Want we krijgen wat te verduren in ons leven. Of beter gezegd, wat te verwerken in ons leven. En heb je het ene verwerkt dan komt er wel weer iets anders voorbij waarna je je af gaat vragen of iedereen gek aan het worden is. Zo werd de laatste persconferentie over de corona maatregelen weer onder een loep gelegd door een zooi ‘deskundigen’ die ons land tegenwoordig rijk is. Men vond dat de minister- president kinderachtig sprak over de maatregelen die dit jaar geadviseerd worden tijdens het Sinterklaasfeest.
Ik vond het getuige van veel respect voor de Goedheiligman.
En voor zijn gelovigen. Eigenlijk zou je verwachten dat het merendeel van ons land daar ook zo over denkt want sinds er een discussie op gang gekomen is rondom dit feest, kreeg het Sinterklaasfeest weer een opleving. Daarom was het raar dat Rutte daarop afgerekend werd. Want hij sprak zo over het feest omdat hij wist dat er kinderen mee konden luisteren. Die kans was namelijk aanwezig met een kijkdichtheid van 5,8 miljoen kijkers. Of is het Sinterklaasfeest stiekem toch niet zo populair meer en vinden we kerst veel leuker? Is het gewoon ordinair vals sentiment, waaruit (daar heb je ze weer) extremisten mee aan de haal gaan?
Puur voor eigen gewin.
En ja, kerst is leuker toch? Lang niet zo oubollig als Sinterklaas. En de cadeautjes zijn ook veel luxer. Kerstmis, ook zo’n onderdeel van het geloof. Met de boodschap dat het kind vrede zal brengen. We weten inmiddels beter als je kijkt naar hoe we met elkaar omgaan. Oké, er is minder oorlog maar we gunnen elkaar als individu het licht in de ogen niet meer.
Schaf daarom alle religies af!
En dan stichten we een geloof die wél humor heeft, voor ons allemaal. En dan noemen we deze persoon Satires, Het Almachtige Licht.
Het licht die onze boosheid in de schaduw zal zetten!
Wij zitten momenteel midden in het niks. En daar is niks aan kan ik je wel zeggen. Dat niks speelt zich af in onze woonkamer, die moest leeg omdat de stukadoor kwam. Ik moest dus van alles doen deze week. Onder andere de gordijnrails demonteren. Dat lijkt eenvoudig maar bij mij gaat het dan altijd mis. Want tijdens het loskoppelen gleden alle runners er zó aan de ene kant af en lagen ze op de vloer. Er zat dus aan die ene kant geen stop, die was ik vast vergeten bij het monteren.
Kennelijk iets in de gebruiksaanwijzing gemist..
Dat is dus één van de redenen dat ik niet van klussen hou. Want er gaat altijd wel iets mis. Plus het feit dat de ene klus de andere klus veroorzaakt. Want er is hier door de directie besloten dat als het stucwerk klaar is, naast de muren ook het plafond direct maar meegenomen moet worden.
En dan breekt het zweet mij al uit.
Want het zijn allemaal veranderingen en daardoor raak ik uit mijn ritme, voel ik mij niet meer thuis in mijn huis en kruipt het chagrijn genadeloos naar binnen. Gelukkig weet mijn huisgenote dit en doet ze haar best te zwijgen. Dat is een hele opgave voor deze dame maar ze kan het. En ze weet dat het voor alle partijen beter is want anders word ik een blokkeerklusser.
Zo leven wij al enkele jaren vreedzaam met elkaar.
Morgen hoop ik het plafond te kunnen verven en daarna kunnen we de boel weer inruimen. En dan wordt alles weer normaal. Voor mij. Voor mijn vrouw niet want die is al maanden geleden begonnen met de voorbereidingen van deze happening. Wekelijks kwam ze met ideeën voor kleuren op de muren en legde ze dat aan mij voor.
Alsof ik hier een stem in heb…
Ik doe dan gewoon mee hoor. Alleen is mijn oordeel meestal kort. “Ja, prima kleur toch!” En dat vindt zij niet leuk, zij wil dan het liefst daar een heel debat over voeren. Nu is dat tegenwoordig ook een trend, ergens oeverloos over door ouwenelen. In de Tweede Kamer zien we dat maar dat gaat nog redelijk beschaafd. Zoals het natuurlijk ook hoort. Maar kijk eens naar de ‘discussies’ tegenwoordig op het internet. Zodra iemand een mening ventileert struikelt men haast over elkaar heen om daarop te reageren. En dan het liefst met krachtige termen om hun mening kracht bij te zetten. Terwijl dat averechts werkt natuurlijk.
En allemaal onder het mom van Vrijheid van Meningsuiting.
Zo is het momenteel ‘hot’ om iemand te beschuldigen van pedofilie. Niet omdat die persoon dat is maar gewoon, omdat hij/zij een andere mening heeft. Of men wordt verdacht van het drinken van ‘kinderbloed’, ook zoiets waarvan ik denk dat men te veel horrorfilms gekeken heeft of last heeft van een totale wanorde in het hoofd. Men kopieert van alles uit de bubbel van het internet en neemt alles voor waar aan.
En dan raak je in de war, dan verlies je de werkelijkheid uit het oog en wint het wantrouwen.
Er wordt niet meer nagedacht. En mijn simpele mening hierover is dat het komt door een tekort aan fantasie. Tegenwoordig is over alles nagedacht. Zelf je (gezonde) verstand gebruiken hoeft niet meer. Kijk maar eens tussen het speelgoed van de kinderen. Er zit haast niets meer tussen dat tot de verbeelding kan spreken. Dat was in mijn kindertijd wel anders. Als ik met de auto’s ging spelen dan maakte ik van rietjes de wegen. Nu koop je gewoon een kleed waarop de hele infrastructuur van een stad of dorp is afgebeeld. Of je bouwde van de spullen om je heen een eigen wereld.
Wie heeft er niet een tent gemaakt in de woon- of slaapkamer…
Nu had ik als kind de mazzel dat wij een tuin hadden. En in die tuin stond een schommel en een wip. Op de schommel beleefde ik heel veel avonturen als piloot en de wip werd, als we cowboytje en indiaantje speelden, gebruikt als paard. Van de week zag ik twee kinderen paardrijden, op een speelgoedpaard die zich voortbewoog met pedalen. En daardoor schort het aan de fantasie. Want het paard waarop ik als cowboy of als indiaan zat was niet meer dan een houten plank met aan beide kanten een stalen handvat welke voor de teugels moesten doorgaan. Bij die twee kinderen was dat proces al ingevuld. Je zag een paard met teugels en twee zadels.
Enkel de wielen eronder maakten het verschil.
Maar mijn fantasie werd ook versterkt door het lezen van boeken. Boeken zoals bijvoorbeeld ‘De Grote Zeven’, over een vriendengroep die allerlei avonturen beleefden. Volgens mij heb ik hele serie, 15 boeken, gelezen dan wel verslonden.
Om vervolgens weer bij het eerste boek te beginnen.
Wanneer ik dan betrapt werd op lezen in bed door mijn ouders terwijl ik eigenlijk slapen moest, nam mijn fantasie het over en verzon ik in mijn hoofd verhalen. Meestal was ik in die verhalen de held en redde ik het ene na het andere meisje uit de klauwen van pestende jongens. Helaas viel ik altijd in slaap, net op het moment dat ik beloond zou worden door het meisje, met een zoen op de mond (met de lippen stijf op elkaar…)
Voor mij genoeg reden om de volgende avond het verhaal opnieuw te verzinnen!
Fantasie heb je ook in je verdere leven nodig. Neem nou die kleur verf waar mijn vrouw nu al maanden over aan het nadenken is. Ze kan natuurlijk kiezen voor neutraal, bijvoorbeeld door alles wit te maken. Lekker makkelijk en neutraal. En als alles dan klaar is dan gaan we het volhangen met boeddha’s of posters van de Ikea.
Want de tijd van het ‘Zigeunerjongetje met de Traan’ aan de muur is voorbij.
Maar nee, zij wil kleur maar daar kost wel wat denkwerk en voorstellingsvermogen. Toen we eruit waren en de kleuren denkbeeldig op de muren hadden zitten, kreeg ik een zoen van opluchting.
Nadat ik zijn eten naast de magnetron op het aanrecht had gezegd, ging ik nog even bij hem zitten. Hij zat voetballen te kijken onder het genot van een sigaartje, Barcelona tegen Real Betis. “Ik kijk graag naar Barcelona.” zei mijn schoonvader. “En ik zap van de ene sportzender naar de andere.” Op dat moment voelde ik mijn telefoon trillen en ik keek naar het inkomende berichtje:
‘Joe Biden wint Amerikaanse verkiezingen.’
“Zo! Eindelijk weten we het! Joe Biden is de nieuwe president!” riep ik enthousiast. “Oh ja? Dat zal tijd worden ook! Die Trump is hartstikke gek! Zelfs de nieuwszenders drukten hem weg omdat hij de ene leugen na de andere vertelde!” zei mijn schoonvader furieus. “Wat een idioot is die man, wat een enorme mafkees!”
Ik kon het alleen maar met hem eens zijn.
Toen ik later die avond samen met mijn vrouw aan de koffie zat, we hadden net het Acht Uur journaal gekeken, ging mijn telefoon over. Het was mijn vader die middels beeldbellen contact met ons zocht. Lachend nam ik op, die vader van mij! Hij is 86 jaar maar communiceert met alle mogelijke moderne communicatiemiddelen met zijn kinderen maar ook met zijn kleinkinderen, neven en nichten. En nu had hij dus ook het beeldbellen ontdekt.
“Goedenavond op deze prachtige dag!” zei hij zittend vanuit zijn stoel.
“Wat een fantastisch nieuws hè, vanuit Amerika! Eindelijk weten we het en kan Trump zijn biezen pakken!” Ik zag een zeer opgewekte vader en ik hoorde mijn moeder, 91 jaar, op de achtergrond meejuichen. “Wat een gebeurtenis, wat een goed nieuws voor dat land! En voor onze wereld” zei Pa. Ik zag de opluchting in zijn ogen en dacht even terug aan de reactie van mijn schoonvader.
Want ook ik volgde het nieuws over de verkiezingen en viel van de ene in de andere verbazing.
Maar die verbazing was er niet alleen de laatste dagen, die werd vier jaar geleden al ingezet toen Trump aan de macht kwam. Hoe kan het dat zo’n groot en belangrijk land zó diep zakken kon? Dagelijks werden we overspoeld door Tweets in hoofdletters met alleen maar polariserende opmerkingen wat het land alleen maar verder deed splijten. Met als afzender de President van de Verenigde Staten van Amerika, dé persoon die juist voor verbinding zou moeten zorgen.
Amerika, het land wat ooit een trotse wereldmacht was.
Amerika, het land van de onbegrensde mogelijkheden. Amerika, het land dat tijdens en na de Tweede Wereldoorlog vele eigen burgers ingezet heeft voor de vrijheid van vele burgers in den vreemde. En ja, ze deden het niet altijd goed maar elke oorlog kent louter verliezers.
Dat besef lijkt steeds meer grond te winnen.
Amerika, ook een land van uitersten, van extremen die ons nuchtere Europeanen soms de wenkbrauwen doen fronsen. Maar ook het land waarvan gewoonten overwaaien naar ons, gewoontes die door menigeen in de armen gesloten worden.
Maar daar zijn de meningen over verdeeld.
Ik begrijp ze wel, die vader en schoonvader van mij. Beiden zijn opgegroeid in de Tweede Wereldoorlog, een keiharde leerschool. Vervolgens zagen ze na de bevrijding hoe ons kapot gebeukte land weer opgebouwd werd en hoe iedereen de schouders eronder zette. Dat waren geen werkweken van 32 uur, nee, eerder het dubbele aan uren! Al gauw sloten zij zich aan in het werkbare leven en hielpen ze mee: mijn schoonvader als dragline machinist en mijn vader als timmerman/aannemer. Jaren gingen voorbij en waren zij onderdeel van de samenleving. Een samenleving die naast het herstellen van gebouwen en infrastructuur ook bouwde aan sociale zekerheden, zoals de ziektewet, de WAO, de WW en de Bijstand.
En zij zagen ook hoe al die zekerheden weer steen voor steen gesloopt werden.
Maar zo was het en zo zal het altijd gaan in een wisselend politiek landschap. Dat heet democratie. En aan die democratie hangen regels, onder andere hoe je met elkaar dient om te gaan. We noemen ze ook wel ‘normen & waarden’ en dat kregen deze mannen ook mee in hun opvoeding. En zij gaven dat weer door aan hun kinderen en kleinkinderen. Natuurlijk ging er wel eens iets mis, natuurlijk schoten ook zij wel eens uit de slof en liep de omgang met anderen niet helemaal zoals het moest.
Maar de mens is nu eenmaal niet feilloos.
Zij zagen hoe de wereld ook veranderde. Hoe dingen verdwenen maar ook hoe er weer dingen bijkwamen. Zij zagen hoe we probeerden de ideale wereld te maken maar ze zagen ook met lede ogen hoe alles steeds ingewikkelder leek te worden. Ingewikkelder, omdat het haast onmogelijk is om het iedereen naar de zin te maken. Maar boven alles was de rode lijn in al die ‘gedoetjes’ respect. Men respecteerde andermans mening en discussies werden redelijk beschaafd gevoerd. En deze twee kerels hadden geleerd om mee te veren in de veranderingen waar ze steeds tegenaan liepen.
Want niets is vanzelfsprekend.
Maar in hun enthousiasme over de ontwikkelingen in Amerika las ik enorme opluchting! Want de zittende president stond mijlenver van alles waar mijn vader en schoonvader ooit in geloofden. Ze begrepen het niet dat dit soort mensen aan de macht kunnen komen. Zij weten immers hoe het is om te leven onder een schrikbewind.
Zij hebben gezien waartoe polarisatie kan leiden.
Mijn vader sloot het gesprek af met de woorden dat zij er vanavond een flinke borrel opnemen. Ik proefde uit zijn woorden dat hij hoopte dat dit soort excessen niet meer voor zullen komen want men zou hiervan geleerd kunnen hebben. En wellicht komen de Republikeinen de volgende keer wel weer aan de macht, prima, als ze maar willen verbinden.
Want links of rechtsom, we zullen het met elkaar moeten doen op deze planeet!
Normaal gesproken zouden we rond deze tijd al aan het ‘bakkeleien’ zijn over waar en met wie er kerst gevierd gaat worden. Helaas is dit een jaarlijks terugkerende strijd waar niemand op zit te wachten maar waar velen toch mee in aanraking komen.
Er moet soms flink geknokt worden alvorens we de Vrede op Aarde vieren!
Maar dit jaar gaat het zeer waarschijnlijk helemaal anders. Zijn we min of meer overgeleverd aan onze huisgenoten. Zo ben ik overgeleverd aan mijn vrouw en zij aan mij. Nu moet dat geen probleem zijn deze twee dagen want we zijn al heel wat jaartjes bij elkaar dus die twee dagen kunnen er ook nog wel bij. Kwestie van leven en laten leven, eventueel door zo nu en dan de irritatie-gedoogzone wat uit te breiden als de spanningen wat oplopen.
Liefde is een rekbaar begrip.
Maar hoe kom je deze dagen door als je op elkaar aangewezen bent? Want het lijkt erop dat we tijd overhouden omdat op bezoek gaan bij familie en aanverwanten niet handig is. Daarom ben ik al begonnen met na te denken over welke Netflix-series we kunnen bekijken. En over wat we gaan eten.
Daar kan je nooit te vroeg mee beginnen.
Vrouwlief is ook begonnen met nadenken. Onder andere over waar de kerstboom komt te staan, hoe deze eruit komt te zien, waar de kaarsjes komen te staan, hoeveel kaarsjes er nog bij moeten, wat ze aan moet, wat ze nog aan (kerst)kleding kopen moet want-ik-heb-niks-om-aan-te-trekken, wat voor weer het zal worden, of we overdag gaan fietsen of wandelen en wanneer de kerstboom weer ‘geruimd’ moet worden.
Ja, er komt heel wat bij kijken!
Nu lijkt het alsof zij veel meer moet doen maar dat is toch echt fake news. Want de moeilijkheid zit ‘m in de hoeveelheid eten wat ik moet gaan bereiden want voordat je het weet sta je op 4e kerstdag bij de gft-container het overtollige weg te gooien. En dat willen we niet! Dit jaar heb ik dus het voordeel om maar voor drie personen te hoeven koken, voor ons tweeën en voor mijn schoonvader. Mijn schoonvader, herstellende van drie flinke operaties, zit al enige maanden bij ons ‘in de voeding’ dus een kerstdiner hoort daar natuurlijk ook bij. Hij krijgt zijn eten thuis aangeleverd zodat hij lekker thuis kan blijven met Lobke, zijn hondje, en zijn sigaartjes.
En met alle soorten van sport op de televisie.
Gelukkig gaat het voetbal en schaatsen nog door want hij beleeft daar veel plezier van, ondanks de sfeerloze stadions van dit moment. Nu proberen ze dat wel wat te verbloemen door ‘publiek’ geluiden via de stadionspeakers af te spelen maar dat is het toch net niet. Ik mis bijvoorbeeld het gooien van bierglazen, aanstekers en eurootjes maar ik mis ook die vreselijke opgewonden types die half over de reclameborden hangen om spelers of leiding verrot te schelden. Want die opgewonden standjes werken bij mij altijd op de lachspieren. En dan bedoel ik echt lachen, niet die lachbanden die ze bijvoorbeeld altijd afspeelden bij die show van Ralph Inbar, Banana-split.
Want dan lachte er tenminste nog iemand.
Bij het schaatsen gaat het anders. Vorig weekend hoorde ik via de radio dat er weer geschaatst werd en dat klonk best wel apart. Hier hadden ze geen banden met juichende schaatsfans maar hoorde je enkel hoe de ijzers van de schaatsen zich in het ijs sneden, een magisch geluid! Het deed mij terugdenken aan de jaren dat we nog op natuurijs konden schaatsen, met datzelfde prachtige geluid van noren op het ijs. Soms ging je even ‘slow’, voorovergebogen met de handen op de rug in lange glijbewegingen en dan liet je de punt van je schaats, in mijn geval noren met een stalen neus, achter je aan ‘slepen’.
Alsof je de messen aan het slijpen bent.
Helaas is het ijs de laatste jaren niet meer stevig genoeg en maak je op kunstijs meer kans om te kunnen schaatsen. Door de opwarming van de aarde snappen we dat wel. Met uitzondering van de Friezen natuurlijk. Want die trekken wel de schaatsen aan, al na één nacht ijs. Dat komt omdat de meesten onder hen ‘met de schaatsen om de voeten gebonden’ geboren zijn. Kunnen ze niks aan doen, dat zit in hun genen. Dat ze vervolgens met natte poten thuiskomen zou ze een biet wezen, als ze maar aan hun gerief komen.
Net zoals ze graag kievietseieren zoeken, fierljeppen en alles doen wat mensen buiten Friesland niet begrijpen.
Maar de feestdagen staan weer voor de deur en ik verheug mij er nu al op. En daarnaast verheug ik mij op het boodschappen doen, althans, de boodschappen die ik bij de Jumbo ga doen. Dat is best opmerkelijk want ten eerste heb ik een hekel aan boodschappen doen en ten tweede heb ik een nóg grotere hekel aan boodschappen doen voor de kerstdagen. Het maakt niet uit bij welke super, AH, Plus of de Jumbo, ik vind het niks. Maar van de week was ik even bij de Jumbo en daar werd ik positief verrast door ‘Jumbokapje’, het meisje wat bij de ingang stond om ons, klanten, vriendelijk te woord te staan. En om escalaties over de huidige regels te voorkomen.
Zij was niet alleen vriendelijk, ze was vooruitgestuurd met de Kerstboodschap!
Eenieder kreeg een welgemeende ‘Goedemorgen!’ welke werden versterkt door stralende, sprankelende ogen die boven het mondkapje uitkwamen. Vervolgens bood ze haar hulp aan een oudere heer. Ze vroeg hem of ze even moest helpen met de boodschappen op de scootmobiel te zetten. De man schrok zichtbaar van deze aardigheid en wees het eerst af. Zo’n rechtstreekse benadering, midden op straat… En ook hij had wel eens die verhalen gehoord van oplichters en dergelijke. Toen vroeg ze of ze de winkelkar anders even terug moest plaatsen in de rij. De man aarzelde even, keek in haar ogen en voelde de oprechtheid: “Ja, graag, heel erg bedankt hoor!”
Na de vooraankondiging van een Podcast, ‘de Veertigers’, over hoe je dat zou (kunnen) beleven, kon ik mij niet herinneren of ik daar destijds zelf bij stilgestaan heb. De overgang van 20 naar 30 jaar wel want toen kreeg ik ineens wat last van mijn borstkas en belandde ik bij de huisarts. Hij hoefde niet lang na te denken over de oorzaak: het had te maken had met het beginnende buikje welke zich rond mijn 30ste aan het vormen was. “Dat buikje heb je nog niet geaccepteerd. Daarom hou je, onbewust, je buik in waardoor je verkeerd bent gaan ademhalen. En dan raakt de boel daarboven wat in de stress.” Ik raakte even buiten adem van deze constatering en besefte mij ineens dat mijn gewicht zich negatief aan het ontwikkelen was. Jaren en jaren was ik 75 kilo en nu begon ik, naast de jaren, ook in kilo’s te groeien.
“Mannen ademen namelijk vanuit hun buik.” Zei hij.
Ik zie nog die grijns op zijn gezicht. Zo was hij. En een beetje raar ook. Soms had hij twee verschillende sokken aan en één keer vroeg hij aan mij, toen ik tegenover hem zat, of ik toevallig verstand had van een verstopte riolering. “Nee dokter, mijn riolering werkt altijd prima.” was mijn antwoord.
Waarna hij in de lach schoot en daadwerkelijk begon met dokteren.
Er veranderde na mijn 30ste nog wel meer. Het leven werd allemaal wat serieuzer. Ik werd vader en ‘kreeg’ een hernia die geopereerd moest worden. Ik kwam daarachter nadat ik het voetballen weer even opgepakt had. Want na elke wedstrijd begon ik steeds meer last te krijgen van die rug. Ik begreep toen ook de opmerking ‘Je hebt maar één rug’, die kreeg ik regelmatig naar mijn hoofd geslingerd wanneer ik zware dingen aan het sjouwen was en niet even kon wachten op de hulptroepen. Wedstrijden voetballen gaf ik daarna maar op en hield het bij potjes met mijn kinderen en hun vriendjes. Met pijn in het hart hoor, maar soms moet je het verstand gebruiken wil je niet versleten zijn rond je pensioen.
Ja, het spreekwoord ‘Verstand komt met de jaren’ klopt als een zwerende vinger!
Toen ik 40 werd zou het leven pas echt beginnen volgens de verjaardagskaarten die ik kreeg maar ik beleefde dat niet zo. Ik ging naar mijn werk en daarnaast probeerde ik mijn kinderen op te voeden. Probeerde ja, want in opvoeden had ik nooit les gehad, kon ik hoogstens terugkijken hoe mijn ouders mij opgevoed hadden. Streng doch rechtvaardig maar het voelde aan als een warme deken. Wij, mijn zus, broer en ik gingen niet in discussie maar werden hooguit wat chagrijnig. Je wist waar de grenzen lagen en er waren regels zoals helpen met de afwas of de tafel dekken of opruimen. Of helpen in de groentetuin. Of de auto wassen, van binnen en buiten. Of houthakken voor de openhaard.
Natuurlijk kregen we er ook veel voor terug. Dat was op zondag met het gezin en wat vriendinnen en vriendjes naar het zwembad. Of we gingen naar het bos, strand of naar het sportveld, om te kijken naar het 1e voetbalelftal van onze voetbalclub, Quick’35 en later Sc Terschelling.
En op zaterdagavond een bakkie chips met een glaasje gazeuse!
Pas nadat ik de 50 gepasseerd was kreeg ik het gevoel dat het leven aan het beginnen was. En accepteerde ik mijn buik. Dat kwam door stoppen met roken (weer die wijsheid) en genieten van lekker eten en drinken. Maar ook in het bewegen kwam de klad omdat ik veel meer met de auto moest doen.
Waar ik mij niet achter verschuilen wil, hoor.
Maar na het behalen van de titel ‘Abraham’ leek het wel of alle puzzelstukjes in elkaar vielen. Alsof de onzekerheden in mijn leven als sneeuw voor de zon verdwenen en er een bepaalde rust voor terugkwam. En zelfvertrouwen. De Opa van een collega sprak zich daar heel mooi over uit:
‘Het pad wat jij hebt bewandeld loop ik alweer terug!’
Een prachtige wijsheid die veelzeggend is. Wat wij 50-plussers hebben natuurlijk al het een en ander meegemaakt en worden niet gauw meer verrast. Nou ja, een kleindochter krijgen was toch wel weer heel bijzonder, vooral als ze bij je zit en ineens naar je lacht…
De Oma hier in huis wist dat natuurlijk allang!
Maar ja, waren de meiden in de puberteit al niet veel verder dan wij jongens? Toen wij nog puisterige pubers waren en soms niet eens de signalen van verliefde meisjes zagen? Van de week hadden we hier nog een verliefd pubermeisje over de vloer en die snapte maar niet waarom de jongen waar ze een oogje op had, niet toehapte. “Komt door de anderhalve meter. Die gozer kan niet anders natuurlijk.” riep ik jolig, maar ik werd door de aanwezige dames aangekeken alsof ik er niet toe deed.
Lucht was ik voor ze.
Maar zonder lucht kan je niet leven, toch?
Ook kwam ik erachter dat opvoeden onherroepelijk verbonden is met het tijdsbeeld waarin je opgroeit. Mijn moeder vond de tijd waarin wij kinderen moesten opvoeden een stuk ingewikkelder dan in haar tijd. Terwijl ik altijd dacht dat de 50-tiger en 60-tiger jaren een stuk zwaarder waren omdat ze een heleboel niet hadden wat wij nu wel hebben. Nu denk ik wel eens dat de jongeren van nu het ook weer zwaarder hebben dan wij in onze jongere jaren. Bij ons was alles over het algemeen duidelijk. Nu krijgen de jongeren enorme hoeveelheden aan informatie te verwerken waardoor je, in mijn ogen, soms verzuipt in de meningen.
En wie is dan je reddingsboei.
Het nadeel van 50Plus is toch wel Henk Krol. Maar erger is de overgang voor de dames, als ik mijn eigen dame mag geloven. Van de week kwam ze best wel vrolijk beneden. Ze had geluisterd naar een Podcast over opvliegers. Alles werd haar ineens duidelijker. Al haar irritaties over ‘rommeltjes’ in huis bijvoorbeeld. Want vóór de overgang deerde dat niet.
Het werd een appeltaart. Eerst dacht ik dat het mijn beloning was omdat ik (eindelijk) de garage opgeruimd had, maar dat waren mijn eigen hersenspinsels. Het was gewoon omdat vrouwlief een zooitje appels gekregen had van een collega met boomgaard en ja, daar moet je dan wel wat mee doen.
En ik dien mij bij dit proces afzijdig te houden.
Want eten bereiden in het algemeen veroorzaakt hier in huis nog wel eens een discussietje. Dat steekt soms de kop op. Zoals bijvoorbeeld een maand geleden. Vrouwlief wist een adres waar je stoofperen kon halen, bij mensen met een perenboomgaard hier in Winschoten. Perenmevrouw Annelies was niet thuis maar er lagen twee zakken keurig op ons te wachten op het plateau bij de voordeur van de statige boerderij in Winschoten. De ene zak bevatte peren die zelf van de boom gestapt waren en de andere zak bevatte geplukte peren. Daar zit dus verschil in.
De gevallen peren zijn rijper dan die nog aan de boom hangen zeg maar.
Nu zijn wij zelf ook al een beetje aan de rijpe kant dus we voelden wel een klik met deze peren. Vooral mijn vrouw, die vindt stoofperen namelijk onlosmakend verbonden met ‘gezelligheid’, ‘herfst’ en ‘pruttelende pannetjes op het fornuis’.
Ik vind stoofperen gewoon lekker.
Toen we weer thuis waren wilde ik al beginnen met schillen maar ik kreeg de kans niet. Of beter gezegd, mijn vrouw wilde dat niet. Ik mocht er niet aankomen. En daar zit de crux aangaande onze discussietjes. Over hoe iets te koken. Zij is nogal van de stamppotjes en sudderpannetjes en ik ben iets moderner daarin. Neem bijvoorbeeld spruitjes. Zij kookt ze nog net niet snotgaar en ik hou de spruiten op bijtgaar. Dat laatste vind ik lekkerder maar de spruitjes ook, dat vertelden deze groene rakkers mij laatst toen ik ze aan het klaarmaken was.
Te lang in de pan vonden ze toch echt te heet.
Of het koken van prei. Ook daarin verschillen wij van mening. Mijn geliefde doet er altijd een beetje azijn door en kookt ook deze groente lang. En ja, dat vind ik helemaal niks. Peper en zout, meer niet wat mij betreft. En ook niet te lang koken. Verder leven wij best wel in vrede met elkaar hoor, zijn dit eigenlijk maar speldenprikjes in onze relatie en zal ‘de liefde van de man’ gewoon zijn doorgang blijven vinden via de gebruikelijke weg, de maag.
Want zij kan namelijk heel goed bakken!
En dat moet ik dan weer opeten. Het is vaak zo lekker dat ik naast het baksel ook nog vlinders voel in mijn buik. Dat weet ze en daar maakt ze handig gebruik van. In de keuken heeft ze bakboeken staan, onder andere van ene Rudolf. Dat is die gozer van TV, van 24 Kitchen. Soms is het hier in huis echt Rudolf voor en Rudolf na.
Dan voel ik mij als man behoorlijk ontmand zeg maar.
Ze ging dus zelf de peertjes schillen en al gauw hoorde ik wat gemopper. De schil was stug zei ze, waarop ik direct het schilmes voor haar ging aanzetten. Ik bood niet aan om te helpen met schillen want ja, dat wilde ze immers niet. Na enig gepuf moesten de peren gevierendeeld worden en nu werd ik wat zenuwachtig want daar moet je een goed mes voor gebruiken. Want een beetje stoer stoofpeertje laat zich niet zomaar het mes op de kruin zetten! Ik stond op en ging bij het aanrecht staan en keek hoe ze met het schilmesje de peer in vieren probeerde te snijden. Ze keek op en zonder een woord gezegd te hebben wist ik wat ze bedoelde:
“Doe ik het weer niet goed?”
Met dat ‘weer bedoelde ze het moment dat ze met de deegroller in de weer was voor een van haar taarten. Ik heb nogal de neiging mij er dan mee te bemoeien omdat ik ooit kokkie ben geweest. En dan leer je hoe je het deeg moet rollen met de deegroller. Het belangrijkste bij dit werkje is dat je tijdens het rollen het deeg regelmatig even los moet maken en bestuiven moet met bloem. Dan rolt het makkelijker uit.
Zij deed dat op dat moment niet.
En op de een of andere manier trek ik dan een smoel die boekdelen spreekt. En dat irriteert haar en ik snap dat. Als ik een klus doe waar ik niet goed in ben en er staat iemand met twee rechterhanden naar mij te kijken, irriteert mij dat ook. Vooral als ze dan zeggen: “Dat doe je verkeerd!” Daarom heb ik in de loop der jaren geleerd nooit te gaan klussen als er een ‘gediplomeerde’ bij staat.
Ik bracht het voorzichtig, met handschoenen aan zeg maar:
“Nee lieverd, je doet het hartstikke goed. Ik heb zo’n zin in dit baksel.” Dat is voor haar genoeg om door te vragen: “Wat doe ik niet goed?” “Niks lieverd, ik zou hooguit het deeg zo nu en dan even losmaken…en wat bestuiven..” en begon direct over iets anders.
Bijvoorbeeld bespreken wat ze de volgende dag wil eten.
Het schilmesje kwam duidelijk tekort om de harde peren te splijten. “Laat mij je even helpen!” zei ik en pakte mijn grootste koksmes. Ze liet het toe. Binnen no time waren alle peren gesneden en terwijl ik mijn mes schoonmaakte en weer in de la legde liet ik haar alleen met de rest van het proces. Dat was voor haar voldoende, nu kon ze ongestoord de wijn, suiker en kaneelstokjes toevoegen. De volgende dag waren de twee grote pannen met peren afgekoeld en ja, ze waren heerlijk. Ze vulde er tientallen bakjes en potjes mee want het was niet alleen voor ons zelf.
Vorig weekend was dus een appelweekend. Naast appeltaart stonden er nu allemaal potjes appelmoes. Allebei van zeer hoge kwaliteit. Om niet bij elk kopje koffie een stuk appeltaart te nemen besloten we een deel in te vriezen. Maar dat ging niet.
Het zal tevergeefs zijn. Het komt toch niet aan, wie je er ook wat van laat zeggen. Dit was mijn eerste gedachte nadat ik las dat onze nationale komiek Jochem Meijer even zijn gal spuwde over het groepje ontkenners van het virus Covid19. Of, in zijn woorden, ‘mafklappers’. Het was best wel bijzonder dat juist hij dat ventileerde want hij is een cabaretier die je zelden uit zijn slof hoort schieten. Maar hij is wel iemand die uitverkochte zalen trekt. Misschien komt dat wel omdat hij een enorme positieve instelling heeft en dat is waar de meeste mensen toch naar verlangen. Dat straalt hij ook uit.
Daar heb ik niet even wat struinwerk op het internet voor nodig..
Maar ook hij zal niet gehoord worden door al die ontkenners, complotdenkers en aanverwanten die zichzelf rekenen tot een hogere orde dan wij, het eenvoudige volk. Wij zijn immers ‘bange schapen’ en laten ons leiden door angst en zij alleen, de ontkenners van het virus, weten de waarheid.
Oké, na wat uurtjes zoeken op het internet maar ze weten het wel!
Maar het is geen angst die ons de huidige regels doen respecteren. En het is ook geen angst om een bezoek aan mijn kinderen in Den Haag af te gelasten, zoals wij dit weekend helaas moesten doen. Of niet zoals wij ons voorgenomen hadden, naar mijn ouders gaan op Terschelling omdat ze ook niet meer de jongsten zijn. Nee, het is absoluut geen angst. Het is je verantwoordelijkheid nemen. Voor jezelf, maar ook voor familie of vrienden, met of zonder onderliggend lijden. Maar ook voor je werk, voor je je collega’s.
Daarom gaan gezond verstand en verantwoordelijkheid vaak prima samen.
Maar we bevinden ons momenteel in een hele rare situatie. Heel de wereld worstelt met het virus omdat men er (nog) te weinig van weet en een klein groepje blijft maar in de ontkennende modus zitten. En blijven ons, het gezonde verstand van Nederland, bestoken met hele rare weetjes. Ik hoef ze hier niet te herhalen maar van de week hoorde ik zelfs dat de corona patiënten in de ziekenhuizen eigenlijk acteurs zijn, ingezet door grotere, duistere machten.
Tja…..
En daarbij komen dan nog de politici die over elkaar heen rollen in plaats van eens goed samen te werken. Pak eens door met zijn allen zodat we straks weer alles kunnen doen wat wij voor de uitbraak van het virus ook deden. Even een harde reset, een bittere pil slikken of in de zure appel bijten, noem het zoals je het noemen wilt maar respecteer het. Maar ga niet onnodig lang debatteren over de fouten die er gemaakt worden in Den Haag.
Nee, los ze samen op!
En ja, wat voor beleid hoor ik je nu al zeggen. Maar daar zit nu juist de angel, men weet het (nog) niet. En tot zolang proberen we van alles om het gevecht tegen deze onzichtbare vijand te winnen. Zo simpel is deze realiteit. Maar nee, de oppositie gaat lekker vanaf de zijkant zitten blèren wat er allemaal fout gaat in hun ogen, of beter gezegd, in de ogen van hun eventuele kiezers. Bij de eerste golf leken ze nog mee te gaan in het beleid maar toen waren de verkiezingen nog relatief ver weg. Nu staan we aan de vooravond van de verkiezingen en ja, de waan van de dag maakt iedereen stapelgek.
Voor de goede orde, ik stem, dus ik mag hier iets over zeggen.
Maar het zijn niet alleen de politici die over elkaar heen buitelen. Ook alle deskundigen of zichzelf benoemde deskundigen die dagelijks de praatprogramma’s vullen maken er een zooitje van. Je vraagt je af waar ze toch steeds die tijd vandaan halen.
Alsof ze niets anders te doen hebben…
Aan de andere kant laat het maar zien dat alle meningen in dit land wél een podium krijgen. Terwijl dat door sommigen ontkent zal worden want die vinden dat de vrijheid van meningsuiting in gevaar is. Dat er grotere machten bezig zijn met allerlei plannetjes om zo de burgers onder de duim te krijgen. Raar, want als ze aan het demonstreren zijn en de media komt daar verslag van doen, belagen ze de medewerkers van die media met veel verbale, fysieke agressie en bedreigingen. Dan moet je niet raar opkijken dat de media je dan niet meer willen volgen, puur om de veiligheid van hun mensen te kunnen blijven waarborgen. Met andere woorden, wil je jouw mening delen?
Doeslief dan!
En oh ja, over vrijheid gesproken. Zijn we het verhaal van de 94-jarige Rotterdammer Jan Hoek vergeten? Die heeft tien jaar van zijn vrijheden in moeten leveren! En dat was nog in de tijd zonder Netflix, zonder internet, zonder elke tien minuten een trein, zonder een infrastructuur van schitterende snelwegen, zonder Thuisbezorgd.nl, zonder Gsm’s, zonder Whatsapp, zonder Facebook, zonder Bol.com, zonder accu’s op fietsen, zonder Mc Donalds of KFC, zonder voetbal voor-tijdens- en nabeschouwingen, zonder elk weekend schaatswedstrijden, zonder elk familielid een eigen auto, zonder kant en klare maaltijden bij de supermarkten en zonder elke dag een praatprogramma op de televisie. Ja, je vraagt je dan af, wat deden die mensen in die tijd dan allemaal?
Werken! Niks meer, niks minder.
En bouwen aan de beschaving waar jij en ik nu in mogen leven. Dus kijk eerst eens naar jezelf voordat je naar anderen wijst. Kap eens met dat wantrouwen naar alles. Ik ben 56 jaar en heb nog steeds een groot vertrouwen in de mensheid. Daar is niks naïefs aan, het is voor mij de werkelijkheid en daardoor kijk ik positief de wereld in. En geloof mij, dan is het leven veel leuker! En natuurlijk heb ik ook teleurstellingen gekend maar ik zet mij ertoe er niet in te blijven hangen.
Dat kost alleen maar (negatieve) energie.
Humor helpt ook. Dat weten mensen met een gezonde dosis humor. Denk daaraan als je in winkel of ziekenhuis gewezen wordt op de (tijdelijke) regels. Geloof mij, dan is het best te dragen.
Gedeelde smart is en blijft toch echt halve smart!
Nu we weer even weten hoe ze er in Staphorst bijlopen (en in nog vele andere plaatsen in Nederland), mag ik ervan uitgaan dat we de mensen die hoofddoekjes dragen vanwege hun geloofsovertuiging even met rust laten? Of beter, voor altijd! Het was gelukkig al redelijk rustig aan dat front omdat we de laatste tijd een andere ‘vijand’ hebben, namelijk het virus Covid 19 met al haar randverschijnselen.
En dan vooral met de randverschijnselen…
Want de beelden vanuit Staphorst met kerkgangers deden mij even terugvallen in de tijd. Alsof de tijd daar stil gestaan had. En dan denk ik: waarom gaan al die mensen die graag alles bij het oude willen houden, niet in Staphorst wonen. Want toen was alles beter.
Toch?
Het was natuurlijk een rare situatie. Overal is groepsvorming nu even niet handig maar deze beminde gelovigen dachten daar anders over. En ze gingen ook nog eens voor het zingen de kerk ín! Terwijl alle koren in ons land monddood gemaakt zijn zongen zij in Staphorst er lustig op los. Wie heeft dat eigenlijk bedacht, zingen in de kerk? Heeft Onze Lieve Heer dat ooit bedacht of was dat een van zijn discipelen? Niet dat ik wat tegen zingen heb, integendeel. Maar ik vond die liedjes in de kerk vaak onnavolgbaar, in tekst maar ook in melodie.
En daarbij, anderen kunnen veel beter zingen!
Daarom zong ik nooit mee als we naar de kerk gingen. En als mijn ouders dat in de gaten kregen, deed ik net alsof ik zong, ondertussen turend in het kerkboekje. De verhalen in die boekjes vond ik over het algemeen wel interessant, die las ik graag want dat waren best wel mooie verhalen. Maar ik las ze ook omdat ik mij vaak doodverveelde in de kerk. Ik vond het saai. Ondanks dat mijn vader ons altijd probeerde te triggeren om mee te gaan naar de kerk met zijn eigen bedachte tegelspreuk:
‘In de kerk is altijd werk!’
Nou, daar waren de meningen over verdeeld. Mijn zus deed wel braaf wat Pa zei maar mijn broer en ik dachten daar totaal anders over. Dat kwam mede door de situatie waar wij ons in bevonden. Want op Terschelling waren wij, katholieken, een minderheid. Tot 1960 hadden ze geen eigen kerk. Sterker nog, mijn vader werkte als timmerman bij Bouwbedrijf Van der Zee, het bouwbedrijf van zijn oom Regnerus van der Zee, de broer van mijn Oma. Ze kerkten in een (aangekocht) huis op West- Terschelling of in de werkplaats van het bouwbedrijf. Na de werkzaamheden op zaterdagochtend werd rond het middaguur de werkplaats schoongemaakt zodat er zondags twee diensten gehouden konden worden. Het magazijn diende als biechtstoel en kleedkamer.
Grappig, de vader van Jezus was ook timmerman!
Maar zomerdag werd dit te klein want de toeristen hadden Terschelling ook ontdekt en ja, sommigen onder hen namen God mee op vakantie! Regnerus van der Zee kreeg toen de opdracht een kerk te bouwen en dat gebouw kreeg de vorm van een tent, geheel passend in de gedachte van een toerist. Leuke bijzonderheid hieraan is dat de staalconstructie uit Hoogezand kwam.
Maar dit even terzijde.
‘We’ hadden nu een eigen, echte kerk, de Petrus de Visser kerk. Zomerdag werd daar flink gebruik van gemaakt. Als jochie vond ik het toen ook wel te doen want de kerk zat dan vol met toeristen in vrolijke toeristenkleding. Nee, daar zat niks Staphorsters bij. Ik keek dan lekker om mij heen en soms werd ik dan even voor een uurtje verliefd op een van de aanwezige toeristenmeisjes. Maar winterdag was het anders. Dan zat je soms alleen met je eigen gezin in de banken, met tegenover je de pastoor. Dat waren meestal de zaterdagavonden, voorafgaand op een avondje ‘Wie-kent-Kwis’ of de ‘André van Duinshow’. Een enkele keer bleef de televisie uit en gingen we tafelbiljarten of sjoelen met studenten van de Hogere Zeevaartschool. Deze jongens zaten op het internaat en gingen ook naar de kerk. Mijn ouders nodigden hen dan wel eens uit voor een bakkie koffie en wat huiselijke gezelligheid omdat ze niet naar hun eigen familie konden.
Dan moesten wij de zelfgemaakte tompoezen of de sneeuwster ineens delen!
Maar goed, we zaten er soms ook alleen met het eigen gezin. Ik weet nog goed dat de pastoor, terwijl hij keek naar twee chagrijnige broers, vroeg of we tijdens deze dienst wel zouden moeten gaan zingen. Heel even gloorde er hoop voor ons maar dat duurde maar een fractie van een seconde: mijn vader vond dat er prima gezongen kon worden!
En zo geschiedde, dit was nog uit de tijd dat Vaders wil wet was!
Om nog even terug te komen op dat zingen in de kerk, ik vind het wel mooi als een koor aan het zingen is. Dat zijn vaak getrainde stemmen en ik hoef mij dan enkel te concentreren op het luisteren. Neem bijvoorbeeld het ‘Ave Maria’, ooit door mijn nichtje Silvia schitterend gezongen in de Barbara-kerk te Vreeswijk, voor haar zus die ging trouwen. Of het lied ‘Uit ijzer en vuur’, een lekkere, vlotte meezinger van Huub Oosterhuis (ja, de pa van Trijntje en Tjeerd).
Bij dit liedje klom ik nog nét niet op de banken!
En ja, oké, de kerstliedjes waren ook wel leuk. Maar het grootste gedeelte van het jaar was het geen kerst en moesten we het doen met die saaie zooi. Daarom snap ik die lui in Staphorst niet. Denken ze dat ze onsterfelijk zijn of zo? Dat God hun behoedt voor het virus omdat ze elke zondag naar de kerk gaan? Naar de kerk gaan maakt je nog geen goed mens.
Ernaar leven wel.
Maar dan moet je het wel in een breed vlak bekijken. Dus niet enkel de Joods christelijke grondslag is zaligmakend. Nee, er is meer dan ons ‘eigen merk’, net zoals er meer is tussen hemel en aarde. Behandel anderen zoals jij ook behandeld zou willen worden.
De tekst op de Eerste Steen van de Petrus de Visser kerk was daar al vooruitstrevend in:
‘Het regent harder dan ik hebben kan.’ Deze prachtige zin, komende uit het gelijknamige liedje van Bløf, schoot door mijn hoofd nadat mijn vrouw een beetje mopperend door het huis liep. Een beetje hoor, een klein herfststormpje zeg maar. Het was aan het einde van een volle werkweek en dan snap ik ook wel dat het irritatielijntje wat dunner is.
Zij werkt in de zorg.
En ja, dan moet je constant alert zijn. Dat doet ze al decennialang met veel passie en liefde, inclusief een stralende lach. Maar sinds de Covid 19 uitbraken is het niet meer zo leuk en merk ik dat het haar tegen gaat staan. En zij is daar niet de enige in. Steeds vaker horen we dat het zorgpersoneel van alles over zich heen krijgen wanneer ze mensen aanspreken die zich niet aan de huidige Covid regels willen houden.
Zelfs de vrolijke inzet van Tik Tok Tammo lijkt het chagrijn in het OZG niet te kunnen keren.
Nee, er zijn nog steeds mensen die schijt hebben aan de huisregels van het ziekenhuis. Net zoals ze schijt hebben aan de huisregels van bijvoorbeeld Rederij Doeksen, de reder die de overtochten tussen Harlingen en de eilanden verzorgt. Of ze hebben schijt aan de huisregels van de Jumbo, de Plus, Albert Heijn, Aldi of wat voor soort winkel dan ook.
Wat is de definitie van huisregels eigenlijk?
Huisregels zijn regels die gelden in een bepaald gebouw, bijvoorbeeld in een openbaar gebouw, passagiersboot of winkel. Of in je eigen huis. Duidelijk verhaal lijkt mij. Dus als ze willen dat je een mondkapje draagt dan doe je dat gewoon. En mocht je het even vergeten zijn bij binnenkomst en een medewerker spreekt je daarop aan dan zet je eerst je breedste glimlach op en daarna direct het mondkapje.
En vervolgens een duim omhoog ten teken van waardering voor de medewerker.
Geloof mij, het leven wordt er dan alleen maar leuker op! En het heeft niets met angst te maken maar gewoon met alert zijn voor het ongewisse. En als we het ongewisse onder controle hebben kunnen we evalueren en daarna kan elke mening hierover zijn gelijk krijgen. Of zijn ongelijk, maar dat hoort bij het spel. En het scheelt een hoop gedram! Soms is het verstandiger om even je mening voor je te houden. Daarom besloot ik om even mee te gaan in de klaagzang van mijn vrouw. En ik deed wat op dat moment het verstandigste was:
Haar aankijken en goed luisteren.
“We moeten zoveel!” zei ze. “Ik moet fulltime werken, ik moet douchen, ik moet mijn haar föhnen, ik moet mij opmaken, ik moet flossen, ik moet de tuin vegen, ik moet sporten, ik moet strijken, ik moet wassen, ik moet wandelen, ik moet fietsen…Alles moet!”
“Klopt lieverd,” zei ik zo rustig mogelijk, “je hebt helemaal gelijk!” Terwijl ik dat zei bleef ik haar aankijken. Sterker nog, wij mannen worden geacht dat te doen, ook een aftakking van het begrip ‘het heilige moeten’. Al mijn zintuigen stonden nu voor de volle honderd procent op scherp zodat zij geen extra munitie kreeg om haar gemoedstoestand te versterken. Haar ogen spraken boekdelen. Ik zag haar denken: Neemt hij mij nou in de maling of is mijn man echt begripvol? Dat was weer voor mij de aanleiding om ook inhoudelijk verder te gaan met het onderwerp. En vooral niet met grappen en grollen voor de dag te komen.
Soms is zwijgen goud.
“Het lijkt wel alsof we geleefd worden, dat we van alles moeten want anders horen we er niet bij.” zei ik, met mijn meest oprechte gezicht. Opnieuw keek zij mij aan met die ogen van ongeloof. Nu moest ik doorzetten want het was vrijdagavond en ik wilde lekker gaan Netflixen met haar. En omdat de tijd vliegt wilde ik haast maken en was er geen plaats voor een echtelijk veldslagje. Daarbij doet zij precies hetzelfde als ik chagrijnig ben. Alleen gaat dat iets anders want ik ben een zwijger. Zij laat mij dan gewoon met rust en uiteindelijk vind ik mijzelf wel weer en keren we weer terug in het normale.
En komt ze er weken of maanden later op terug wat ik toen gezegd had…
Zal ik alvast de kaarsjes aansteken? Even schoot die gedachte door mijn hoofd maar nee, zaak was om nu binnen haar irritatiegrenzen te blijven en niet dingen te doen die ik anders ook nooit zou doen. Hoe vaak is zij ’s avonds niet thuisgekomen dat ik in het donker op de bank tv zat te kijken. Steevast kreeg ik ‘wat ongezellig’ naar mijn hoofd geslingerd dus als ik dat nu toch zou voorstellen dan wist ze gelijk dat ik haar in de maling nam.
De kaarsjes aansteken is nu eenmaal haar ding.
Als we dan naar bed gaan ben ik degene die de brand- en sluitronde moet lopen. Dat is een ongeschreven wet hier in huis. Zoals zoveel mensen een dagelijks ritme hebben. Ik besloot actief in haar malaise mee te gaan en liep met haar mee, richting de keuken. “Ik ben het met je eens hoor, heb respect voor je. Vooral hoe je jezelf altijd gered hebt. Helaas zitten daar veel dingen in die moeten en ja, na een volle werkweek kan de emmer nog wel eens overlopen.”
Ik vond het best goed en geloofwaardig klinken.
Dat vond zij ook want ik zag de ‘hij neemt mij niet serieus’ blik uit haar ogen verdwijnen. “Kom, we gaan lekker televisiekijken!” voegde ik er snel aan toe. Ik zette snel de televisie aan en we vielen precies in het begin van ‘Bed & Breakfast’, háár favoriete programma. Net op het moment dat ik weg wilde zappen gilde zij enthousiast “Oooh, komt dat nu? Leuk!” en ze ging er eens lekker voor zitten, het gemopper zag je zo van haar afglijden dankzij het programma van deze bejaardenzender.
Ik zweeg. En dacht na over het voorgaande gemopper van haar. Over het ‘van alles moeten’. Zoals samen naar ‘Bed & Breakfast’ kijken.
‘Gewoon je bek houden!’ Wat een prachtige, krachtige en duidelijke zin waarmee onze premier even uit zijn rol schoot en zichzelf als mens aan ons toonde. Even geen ambtelijk of polderend ‘eromheen’ draaiende zinnen maar gewoon duidelijke taal. De boodschap was bestemd voor de supporters van Feyenoord omdat ze te hard juichten. Of die van Willem II. Of je club wint altijd.
Dan verveelt je het juichen snel….
Maar heel het (media) land dook erop. Want dit kon niet en al gauw vlogen de opmerkingen om je oren: ‘Een minister-president nog wel’, ‘Juist hij heeft een voorbeeldfunctie’ en ‘Dit is níet normaal!’ Vervolgens doken alle soorten media er bovenop en was het land weer even te klein. Dat de premier zich later daar min of meer voor verontschuldigde was niet meer belangrijk. Want het kwaad was al geschied en ja, daar gaan we het weer eens de hele dag over hebben! Maar het aller grappigste was toch wel dat in de krochten van het Sociale Media, waar men dagelijks dit soort bewoordingen bezigt (vaak vele malen erger), men er schande van sprak en vervolgens opnieuw de toetsenborden misbruikten.
Stelletje hypocrieten!
Maar het bewijs was weer geleverd. Zodra er door iemand buiten de lijntjes gekleurd wordt duiken allerlei media er bovenop, als een huiskat op een koolmeesje. Terwijl het gros van het land, de mensen met het gezonde verstand, de schouders ophaalden.
‘Eindelijk duidelijke taal!’
Om vervolgens weer verder te gaan met de dagelijkse bezigheden. Ik ook. Nadat ik de aardappelschillen in de groene container gegooid had, hoorde ik metaalachtige geluiden die ik op al die andere scheidingsdagen nog niet eerder gehoord had. Had ik soms het aardappelschilmesje vergeten uit de schillen te vissen? Dat is al eens eerder gebeurd dus het was geen rare gedachte. Maar deze keer klonk het anders. Ik keek voorzichtig in de bak die al een week open stond vanwege de vele vliegjes en wespen. Op de papiercontainer ernaast stond de door mijzelf gemaakte wespenvanger, een door de midden geknipte frisdrankfles waarvan de kant waar de dop zit er omgekeerd opgezet was. Een soort fuik zeg maar.
Ja, en de dop was er afgedraaid!
De fles vulde ik met bosbessen-ranja en heel veel échte suiker. Heel veel! Dat had ik van een eerder exemplaar geleerd want daar kwam geen wesp op af. Later kwam ik erachter dat het suikervrije ranja was.. Daarom de extra suiker zodat de wesp aan alle kanten geprikkeld werd om toe te happen. Of hij/zij moest niet van bosbessen limonade houden, dat kan natuurlijk. Afijn, het werkte goed want na een paar dagen zag ik heel wat zwart/gele lijkjes drijven.
Ik zag dat in de GFT bak een stuk of zes energydrank blikjes lagen.
Dat moeten kinderen geweest zijn, de jeugd drinkt graag deze rommel. Ik nam het ze niet kwalijk dat ze het in mijn GFT bak gegooid hadden, hoor. Want het bewijst maar weer eens dat deze kinderen hebben begrepen dat blik niet op straat hoort. Ook had ik begrip voor het blikje wat op de grond ernaast lag. Want het is best vermoeiend om na een mislukte worp het blikje opnieuw op te pakken. Dat hoort bij pubers, alles is te veel als het over opruimen gaat. Misschien gooiden ze het ook wel weg omdat ze in een voorgaand, Covid-vrij leven, wel eens in Den Haag zijn wezen protesteren. Protesteren tegen de vervuiling van de wereld. Want daar moest wat aan gedaan worden. En ze kregen er vrij voor, waarmee maar weer aangetoond werd in wat voor een fijn land we leven, dat iedereen in dit land mag zeggen wat hij of zij wil.
En de ruimte krijgt om er iets van te zeggen!
Onze jongeren zijn echt niet gekker dan mijn generatie was op die leeftijd. Ook ik ben opgegroeid met vallen en opstaan en heb ook wel eens mis gemikt met een blikje. Maar de grote mond van Rutte viel ineens in het niet nadat enkele zichzelf ‘Bekende Nederlanders’ noemende jongens en meisjes hele rare dingen begonnen te zeggen. Ze behoren tot de groep ‘influencers’, mensen die via allerlei platforms van alles op het internet zetten. En die berichtjes worden weer bekeken door andere jongeren en als je het dan interessant genoeg maakt dan gaan die jongeren je volgen. De vraag blijft bij mij wel staan of het echt wel zo interessant is maar daarvoor ben ik waarschijnlijk al te veel een ouwe lul.
Ze filmen, bijvoorbeeld, hoe ze make-up opbrengen.
Of hoe je zit te gamen en wat je score is. Een vriend van mij, Ruben van 11, volgt bijvoorbeeld ene Enzo Knol. En Jan-Willem de Politie-vlogger. Best leuk denk ik dan. Wij hadden in onze jeugd geen influencers. We hadden alleen influenza. Deze was te verdelen in twee soorten: de gewone influenza en de manneninfluenza. Vooral die laatste heeft veel van zich doen spreken alhoewel we sinds de Covid er niet zoveel meer van horen. Want wij mannen hadden al een enorm respect voor de griep.
Toch, dames?
Maar goed, deze influencers plaatsten iets wat leek op een mening op het internet. Want zij voelden zich verantwoordelijk voor hun volgers. Dat lukte, en hoe! Ze kregen alle aandacht in alle soorten media en Nederland sprak er schande van. Zelfs het ‘viruswaanzin-volk’ hield zich even koest, ook omdat zij eigenlijk niet wisten wie deze ‘BN’ers’ waren… Een dag later gingen we de grenzen over met dit ‘nieuws’ en ook daar sprak men er schande van. Al snel werden al deze keutels weer ingetrokken, ik denk ook onder invloed van hun papa’s en mama’s want die werden er ook op aangekeken. Daarbij hoop ik ook dat de ouders van al die miljoenen volgers even een goed gesprek gaan voeren met hun kinderen.
Want je kinderen beschermen tegen onzin hoort ook bij de opvoeding.
Het is al sneu dat deze ‘Bekende Nederlanders’ niet in bescherming genomen worden alvorens ze iets uitkramen.
Soms is ‘gewoon even je bek houden’ het verstandigste wat je kunt doen..
Dat katten gek zijn op vogeltjes wist ik wel maar ik wist niet dat het de gewone huiskatten waren die dat deden. Nee, ik dacht altijd dat het wilde katten betrof. Want deze categorie moet immers overleven zolang er niet bakjes met Whiskas of Royal Canin voor deze tijgertjes klaar staan. Dat zullen we gewoon moeten accepteren. Maar nu blijkt dat ook onze huiskat, die lieve, schattige pluizige (of kale) spinnende beestjes zeer waarschijnlijk, voordat ze bij je op schoot kruipen om even lekker te kroelen, hun buikjes vol hebben met musjes, koolmeesjes of roodborstjes.
Of bij grote trek, een lekker duifje!
Met andere woorden, stop maar met dat blikvoer want onze huis-tuin en- keukenkatten hebben liever van die vliegende gevleugelde hapjes. Persoonlijk zeg ik: terecht, welke jager is er niet groot mee geworden. Het zit in hun genen. Jagen of gejaagd worden, dat is de vraag. En iedereen weet natuurlijk dat katten en vogels geen vrienden van elkaar zijn. En laten we de muizen niet vergeten in dit verhaal, die hebben al helemaal geen goede verstandhouding met katten. Net als hun baasjes. Die zien liever ook geen muizen over het aanrecht lopen. Daarom is het voor katten relatief makkelijk scoren is om bij het baasje in een goed blaadje te komen. Want wie heeft er niet een dooie muis op de mat gevonden, poeslief neergelegd door Spooky, Luna, Simbo, Wobbe of Tommie.
‘Cadeautje!’
Wij hebben geen kat omdat we BGH’ers zijn (Bewust-Geen-Huisdieren). Die keuze hebben we gemaakt na allebei een leven met een hond achter de rug gehad te hebben. Een bewuste keuze waar we nooit spijt van gehad hebben, ook omdat het voor kleine kinderen goed is om met dieren te leren omgaan. Maar nu zijn we dus BGH’ers omdat we vrij willen zijn in gaan en staan. Want huisdieren nemen is verantwoordelijkheid nemen, met andere woorden, je moet ze verzorgen en eten geven. En uitlaten. Ook als het hondenweer is. Wij hebben wellicht wél muizen maar die ben ik nog niet tegengekomen, die durven waarschijnlijk niet omdat we veel katten hebben in de wijk. En we hebben kikkers maar die vallen weer onder de categorie ‘wild’ en huppen zo nu en dan even de keuken binnen na een dikke regenbui.
Nooit geweten dat kikkers bang zijn om natte voeten te halen..
Ik heb niet zoveel met katten maar dat komt waarschijnlijk omdat mijn bijnaam ‘Muis’ is. Een soort ‘Tom & Jerry’ zeg maar. Voorheen zaten ze nog wel eens in mijn tuin maar ik heb ze duidelijk gemaakt dat ik dat niet wil. Nu lopen ze in een grote boog ons huis voorbij terwijl ze mij in de gaten houden. Want deze muis laat niet met zich sollen. Toch wil men een proefproces starten om huiskatten binnen te houden. Dat gaat het gezonde verstand voorbij. Een kat is nu eenmaal een jager en vogeltjes horen dat te weten. Dat zit in hun genen en dat wordt ze door hun ouders bijgebracht voordat ze uitvliegen. Ook al is het zielig, de natuur moet je met rust laten en wij mensen moeten dat gewoon accepteren. Want als we alles zielig gaan vinden dan komen er alleen maar dit soort regeltjes bij. En we hebben in dit land al het gevoel bedolven te worden onder regeltjes.
Maar daar zijn wij niet de enigen in.
Kijk maar eens naar onze buren, de Duitsers. Die zijn voornemens om mensen met honden te verplichten hun hond minimaal twee keer per dag uit te laten. Te bizar voor woorden zou je zeggen want honden laat je minimaal drie keer per dag uit. Dat kreeg ik mee in mijn opvoeding toen wij ‘leen-honden’ moesten verzorgen. Dat waren honden van kennissen die op vakantie gingen en dan mochten wij op ze passen voor twee of drie weken. Zeg maar als een soort compensatie voor het níet hebben van een hond. Zo leerden wij met dieren omgaan, praktisch en doeltreffend. Maar kennelijk zijn in Duitsland dit soort regels nodig, zijn er honden die geklaagd hebben dat ze te lang hun behoeftes in hebben moeten houden en willen ze dat deze regel in hun CAO komt te staan. Dan weet elke Duitser waar hij/zij aan begint als men overweegt een hond in huis te nemen en hoeven de honden niet meer jankend, blaffend en met de poten gekruist achter de voordeur te zitten wachten totdat ze uitgelaten worden.
Want dat is dieronterend!
Want kennelijk zijn we vergeten hoe we dieren moeten verzorgen. En zo is het met alles. We weten ook niet meer hoe we met elkaar om moeten gaan en is ‘ieder voor zich’ inmiddels standaard. En staat het je niet aan dan zet je gewoon een grote muil op om de ander te overtroeven, het liefst met zo grof mogelijk taalgebruik. Daarom begrijp ik wel dat er steeds meer regeltjes bijgekomen zijn in de jaren want we beginnen afwijkend gedrag te vertonen.
We vragen er zelf om.
Maar soms slaan we in die regeltjes ook weer door. Zo was er een mooie, jonge vrouw die geweigerd werd in een museum in Parijs, het Musée d’Orsay. Want haar decolleté was te diep uitgesneden. Ik heb de foto gezien van deze dame en kan alleen maar zeggen dat zij er fantastisch uitzag in haar kleurrijke jurk. Heel flauw gezegd zag ze eruit als een kunststukje, een Meesterwerk, perfect passend in haar omgeving.
Je kon haar zo inlijsten!
Maar omdat we in 2020 leven liet ik de foto ook zien aan mijn vrouw en een toevallig passerende vriendin. Ze vonden de jurk erg mooi maar toch ook een tikkeltje ordinair. Oké, ik ben als man iets gekleurd misschien en was het niet met ze eens. Mannen laten hun spieren toch ook zien? Ik dacht ineens aan de roerige jaren ’60, aan de seksuele revolutie na de truttigheid en onze eerste kennismaking met het begrip ‘emancipatie.’
Oftewel, de bevrijding voor de vrouw van wettelijke, sociale, politieke, morele of intellectuele beperkingen.
(NB, tijdens het schrijven van dit stukje zijn er rond de 2880 vogels gedood door huiskatten.)
“Eigenlijk zouden we een praatgroep moeten oprichten.” zei ik tegen Tinus, nadat we tot de conclusie gekomen waren dat onze vrouwen best wel veel praten. We waren even bij hem en zijn vrouw Tineke langsgegaan omdat hij de boel achter huis op een hobbel had. De beschoeiing tussen tuin en sloot moest vervangen worden en ik was wel nieuwsgierig naar dit Deltawerkje.
Dan konden we het er even over hebben.
Maar we kregen de gelegenheid niet. De dames waren zo aan het kwakken dat wij er bij weg moesten lopen om onszelf enigszins verstaanbaar te maken. Het leidde enorm af. Want ik weet van mijzelf dat ik, zodra er meerdere mensen in mijn omgeving aan het praten zijn, niet meer geconcentreerd kan luisteren naar de persoon waar ikzelf mee in gesprek ben. Want dan gaan mijn oren zich spitsen naar wat die anderen zeggen en zie ik op een gegeven moment alleen nog maar een pratend gezicht voor mij waarvan de woorden in het luchtledige verdwijnen…
Terwijl in dit geval, Tinus, een begenadigd spreker is…
Hij kan spreken als de beste. Met humor. En zodra het over een van zijn klussen gaat, vaak hout gerelateerd, wordt hij met elke zin alleen maar enthousiaster. En ik ook. Ik hou van enthousiaste mensen. Dit soort mensen klagen ook nooit en dat waardeer ik weer want er wordt al genoeg geklaagd op deze wereld.
Terwijl Tinus heus wel reden tot klagen heeft.
Zo is hij enige tijd geleden geopereerd aan zijn bovenarm en dat is niet echt een verbetering geweest. Maar hij droeg zijn kruis als een kerel en je hoorde hem er niet over. Hij leerde met de pijn te leven en bleef ondertussen gewoon de mensen in zijn nabije omgeving helpen met klusjes. Zo plaatste hij een dakraam en een schutting en tussendoor maakte hij voor ons een plafondplaat waaraan onze nieuwe lampen gehangen werden. Ja, drie lampen om precies te zijn want die moesten boven de eettafel, een bedenksel van mijn huiskoningin. Wellicht geïnspireerd door een van de vele woonprogramma’s en Pinterest had ze besloten drie lampen daarop te hangen in plaats van gewoon eentje.
‘Oh middernacht, schijn niet één maar dríe lichies op mijn!’ zou Drukwerk dan zingen…
Toch ontschoot hem onlangs wel even een vloek want het ging even vreselijk mis. Hij had een mal gemaakt waarmee precies uitgemeten kon worden hoe ze kwamen te hangen. Daarvoor moest er wel even op de eettafel geklommen worden. Mijn vrouw bood spontaan aan om dat ‘even’ te doen, in eerste instantie natuurlijk omdat ze niet wilde dat Tinus zich aan dit waagstuk zou gaan wagen en ten tweede om te voorkomen dat ik de tafel zou bestijgen. En daarmee doelde ze ongemerkt op mijn overwicht in dit huishouden.
Herstel, overgewicht.
Want de tafel moest wel heel blijven moet ze gedacht hebben. En voordat Tinus en ik het in de gaten hadden vroeg ze Tinus de stoel even vast te houden en het volgende moment zette ze één voet op de tafel. De tafel was hier niet van gediend en helde direct vervaarlijk over bakboord waarna het schip leek te kapseizen. In datzelfde moment spande Super Tinus al zijn spieren, inclusief de uitbehandelde spieren in zijn bovenarm en greep mijn vrouw vast.
Drie seconden later stond ze weer met beide benen op de grond en de tafel stond weer op haar poten.
In plaats van een uithaal als een gillende keukenmeid begon ze keihard te lachen, wat zeg ik, te gieren van het lachen en hierdoor zette ze de lijkbleke aanwezigen behoorlijk te kijk. Tinus hapte naar adem en ik begon haar in mijn doodschrik enorm uit te foeteren.
Ze begon nu nog harder te lachen!
En wanneer zij begint te lachen dan slaat ze ook direct dubbel van het lachen. Letterlijk! Tinus begon zenuwachtig heen en weer te lopen en wist niet meer hoe hij het had. Tegelijkertijd wreef hij over zijn armen want die hadden een beste knauw gehad van de reddingsactie. En in plaats van enig begrip hierover bleef ze maar lachen, ondanks mijn vermaningen waarmee ik haar tot de orde trachtte te roepen. Uiteindelijk werd ze rustig en kon het meten alsnog uitgevoerd worden. Toen dat klaar was vroeg ik of Tinus nog een bakkie koffie wilde maar nee, dat was niet nodig en hij wist niet hoe gauw hij weg moest komen.
Weg van die vrouw die hem zo ontzettend deed schrikken!
Ze riep hem nog na: “Ben je zó geschrokken? Kom maar even bij mij op schoot!” Maar niks daarvan, hoofdschuddend koos hij het hazenpad. Ik rende achter hem aan de tuin uit waar zijn fiets stond, ondertussen mij ruim verontschuldigend voor het gedrag van mijn huisgenote. En ik beloofde hem dat als hij uiteindelijk de plaat zou komen ophangen, ik mijn vrouw uit de buurt van de klus zou houden.
“Kan je dat echt regelen?” zei hij en ik zag in zijn ogen een hoopvolle blik.
Toen hij daags erna de plaat kwam ophangen, keek hij eerst even voorzichtig langs het hor gordijn van onze achterdeur alvorens naar binnen te gaan. Gelukkig was ‘zij’ er niet en hadden we even een moment om er even over te praten. Om het hele horrorscenario nog eens door te nemen om te kijken waar het nou eigenlijk echt misgegaan was.
De conclusie was dat vrouwen gewoon veel praten.
“Omdat zij aan het praten was werden wij afgeleid.” zei ik tegen Tinus. “En jouw Tineke kwekt toch ook de hele dag door?” Tinus knikte instemmend. “Ja, dat klopt. Zij gaat altijd als eerste naar boven als we naar bed gaan en dan loopt ze al pratend naar boven. Ik kom altijd een klein uurtje later om haar nog wat yoghurt met wat fruit te brengen en ik zweer het je, dan praat ze nog!”
“Ja echt hè, dat doet die van mij ook! Ze denkt dat ik continue achter haar aanloop! Sterker nog, ze praat zelfs in haar slaap!”
In de stilte van de herkenning dronken wij zwijgend onze koffie.
Het waren onrustige nachten afgelopen week. Dat kwam omdat er weer een volle maan op het menu stond. Dit best wel boeiende fenomeen heeft ook mijn aandacht maar mijn huisgenote gaat er helemaal op los. Dat komt waarschijnlijk omdat ze een vrouw is. Een collega van mij wist te vertellen dat de maan vrouwelijk is en de zon mannelijk en dat daarom vrouwen er wat meer mee hebben.
Ik wist dat niet.
Maar dat verklaarde waarschijnlijk wel waarom mijn vrouw er altijd zo enthousiast over is. En onrustig. En hyper de pieper. Toen van de week de maan in volle glorie zich aan ons toonde en ik bij haar in bed wilde stappen, moest ik wegduiken voor het raam wat ze had één helft van de gordijnen niet dichtgedaan. Ik kroop de laatste meters over de grond naar het bed anders zagen de buren mij in Adams’ kostuum voor het raam lopen.
Ik wilde de goede verstandhouding niet verpesten.
Mijn enthousiaste wederhelft snapte mijn reactie niet. “Dit is zooooo lekker zegt ze, in bed liggen en kijken naar de volle maan!” Ik zweeg en draaide mijzelf op de rechterzij waarna zij tegen mij aankroop, lepeltje-lepeltje, ons favoriete start- standje. Ik hield dat vijf minuten vol want het leek wel of ik tegen een bouwlamp aan moest kijken. Man, wat gaf die maan een licht! Ik stapte uit bed en gaf een slinger aan het gordijn waarna ik achter mijn rug direct commentaar hoorde:
“Wat doe je nou?”
“Ik doe het gordijn dicht! Ik kan zo niet slapen met al dat licht wat in mijn bakkes schijnt!” en kroop lichtelijk geïrriteerd weer in bed. “En daarbij, jij hebt er geen last van want je ligt verscholen achter mijn rug…” Klagend over zoveel onrecht draaide zij zich nu mij de rug toe, het standje welke wij meestal pas na een kwartiertje inzetten. Ik kon eerst de slaap niet vatten want de vraag bleef maar in mijn hoofd malen wat vrouwen toch hebben met die maan? Mijn moeder is ook al zo’n liefhebster. Zij vertelde mij regelmatig dat ze weer midden in de nacht haar bed uitgegaan was en op de dijk ging zitten.
Om te kijken naar de maan, in alle rust.
Of ze sleepte mijn vader mee en dan bespraken ze hun gedachtes van dat moment uit over het door het maanlicht verlichte Waddenwater. Romantiek ten top. En misschien was dit ook wel een van de ingrediënten voor de basis van een goed huwelijk, de reden dat ze nog steeds bij elkaar zijn en de reden dat zij nog steeds gek met elkaar zijn. Zou dat het zijn? Dat vrouwen veel met de maan hebben, vanwege de romantiek die er onlosmakend mee verbonden is? Of komt het nog uit de tijd dat de eerste heksen zich manifesteerden? Die werden ook behoorlijk onrustig wanneer het volle maan was.
Denk aan de plaatjes van een volle maan, met door het beeld een heks op een bezem.
Als je er even naar Googled kom je ontzettend veel informatie tegen over de maan, over haar krachten. Krachten die even de boel uit het ritme halen. Want velen onder ons hebben vaste ritmes, structuur om je staande te houden in het leven. Daar is niks mis mee hoor, ik heb zelf ook vaste gewoontes. Maar je moet wel zorgen dat er wat uitspattingen zijn. Een verjaardag, een vakantie of een spontaan bezoekje brengen aan mensen kunnen even een positieve boost geven. Daarmee schud je de boel op zeg maar, even uit het vaste patroon stappen.
En soms word je opgeschud door anderen!
Zo werden wij in mei ineens oma en opa van een prachtige kleindochter. Ineens werd ik door mensen om mij heen betiteld als ‘opa’ en ja, daar moest ik wel even aan wennen. Mijn vrouw niet, die was er helemaal klaar voor en genoot in al haar nopjes. Twee weken terugkwam ons prinsesje logeren, samen met haar gevolg: moeder, vader en oom.
Vrijdagavond kwamen ze en zondagmiddag gingen ze weer terug naar Den Haag.
Toen ik die zaterdagmorgen zachtjes naar beneden liep om voorbereidingen te treffen voor het ontbijt, werd ik verrast door een prachtig mooi tafereeltje. In de stilte van de nieuwe dag zag ik de jonge moeder in de kamer zitten, met op haar schoot haar dochtertje en ernaast de trotse vader.
Het ontroerde mij.
Waarom? Ja, waarom. In eerste instantie natuurlijk omdat het een liefdevol tafereel was. Twee jonge ouders, nog gekleed in slaap outfit, die volop zaten te genieten van hun mooie dochtertje. Het kindje lag in haar nieuwe pyjamaatje (de avond ervoor nog even snel gekocht door Oma want ‘Dat is zo leuk om te geven..’) te genieten van de liefde van haar ouders en brabbelde er vrolijk op los. Heel even dacht ik ‘Ooopaaaaaaa’ te horen maar dat bleek enkel de wens van de gedachte. Ten tweede ontroerde het mij vanwege de serene stilte in de huiskamer. Er werd zachtjes gepraat maar dat werd opgezogen door de stilte van het moment, zo nu en dan zachtjes onderbroken door de prille geluidjes van het nieuwe leven.
Zelfs mijn zoon was stil!
Maar het ontroerde mij misschien ook wel omdat het je weer op de feiten drukt. Een nieuw hoofdstuk, deze keer echt tastbaar want er zat geen digitaal schermpje tussen. Dat besefte ik nadat de kleine meid in mijn armen werd gelegd. Zij keek mij aan en we hadden één op één contact. Ik voelde krachten in mij loskomen waar ik even aan moest wennen.
Maan versus Zon zeg maar.
Krachten waar ik geen vinger achter kan leggen. Ik heb enkel de wetenschap dat de maan wat doet met ons mensen want daar zijn de meeste deskundigen het wel over eens. Door mijn kleine onderzoekjes op het WereldWijde Web weet ik wél dat het 1 oktober weer volle maan is. Ik heb een notitie gemaakt in mijn agenda zodat ik niet voor verrassingen kom te staan.
Dat ik nu precies weet wanneer ik mijn pyjama aan moet doen!
Het bladblaasseizoen lijkt dit jaar vroeg te beginnen. Met van de week de eerste herfstdag in de zomer zag ik ook de eerste bladblazer alweer aan het werk. Normaal gesproken heb ik een hekel aan die dingen. En dan met name het geluid wat ze voortbrengen. Menig uitslaap dag werd verpest doordat iemand ’s morgensvroeg al begon te blazen. En die dingen lijken zich razendsnel te vermenigvuldigen want tegenwoordig lijkt het wel of iedereen zo’n ding heeft.
Iedereen?
Nee, één huishouden in Winschoten nog niet. Nog niet inderdaad, maar de druk wordt groter en groter. Want de ene helft van dit huishouden wil een bladblazer en de andere helft wil niet zo’n ding.
Drie keer raden wie..
Vroeg in dit jaar was ik bijna overstag gegaan. De Aldi had van die dingen te koop en in een vlaag van verstandsverbijstering stelde ik ineens aan mijn vrouw voor om er daar eentje te kopen. Want naast de gezellige prijs van dit ding was het ook nog een draadloze en geheel elektrisch. Qua geluid dus ‘uitslapers’ vriendelijk. Mijn vrouw maakte in haar hoofd een vreugdesprongetje want ze wist dat zij het vooral niet moest laten merken. Zij was allang klaar met al dat spul wat steeds van de bomen in onze tuin viel, de zaden van de Iep naast ons huis. Ook ik had mij gestoord aan dat spul want je liep het telkens naar binnen. En je kon er niet tegenaan vegen. Het kwam ook in mijn irritatiezone…
En ja, in de herfst kwam de rest van de boom naar beneden!
Om de koe maar direct bij de horens te vatten stonden we even later bij de winkel. Omdat het regende bleef zij in de auto zitten en ik beloofde haar met een bladblazer terug te komen. Voor in de winkel stond een hele stapel bladblazers maar de accu’s die ervoor nodig waren lagen in de winkel. Na een speurtocht tussen al het gebodene kwam ik bij navraag bij een van de medewerkers erachter dat de accu’s op waren.
Ik zag dat als een teken.
“We lenen die van je vader wel!” zei ik resoluut terwijl ik behoorlijk nat van de regen weer instapte. “Of we kijken nog wel even bij andere bladblazerwinkels.” Vrouwlief zweeg, ze wist dat een leven met een bladblazer weer even ver was dan in het leven ervoor. En ja, hij had ook wel gelijk, we konden die van haar vader ook wel lenen. De rest van het jaar werd er niet meer gesproken over een bladblazer en we leefden nog lang en gelukkig.
Ondanks de vele bladblazers (én de hogedrukspuiten) die onze buurt rijk is.
Door die vroege bladblazer die ik van de week spotte zit ik nu alweer met mijn hoofd in herfstsferen. Dat komt ook door al dat negativisme op de wereld. Ik begrijp dat niet. Terwijl mensen om ons heen dagelijks moeten knokken tegen de verwoestende werking van ziektes of geliefden veel te vroeg verliezen door een ongeluk, zie je een deel van de mensheid continu overal tegenaan trappen. Dwarsliggers die op een agressieve manier hun mening proberen op te dringen en daarmee vergeten te doen waarvoor ze ooit op de wereld gezet zijn.
En dat is leven.
Ook ik weet donders goed dat ik mij druk maak om niks wat betreft die bladblazers. Ik ga dan ook geen Facebook pagina beginnen met bijvoorbeeld de titel ‘Bladblazerwaanzin’. Of naar Den Haag om daar te demonstreren tegen bladblazers en aanverwante irritante artikelen. Want er hebben zo ontzettend veel mensen in dit land baat bij een goede bladblazer en ja, waarom zou ik hun leefgenot dan dwarsbomen.
Nee, ik probeer juist nu meer van het leven te genieten. Bijvoorbeeld door weer eens boswandelingen te maken. Maar dan moet je tegenwoordig wel goed uitkijken waar je loopt want er is iets raars aan de hand. De bossen worden namelijk tegenwoordig bezocht door zogenaamde ‘bospoepers’. Dit zijn mensen die vanwege de Corona beperkingen ineens weer het bos ingaan en er dan achter komen dat er in die bossen geen toiletten zijn.
Nou ja zeg, dat is raar!
Want waar ze voorheen altijd heengingen waren er altijd toiletten aanwezig, vaste of mobiele maar je kon er om een boodschap gaan zeg maar. En wat moet je dan als de nood hoog is? Juist, dan laat je je broek zakken en ga je je kunstje draaien in de volle natuur. Het boswachtersgilde wist zelfs te vertellen dat sommigen de gedachte hebben dat ze met hun ‘gift’ de natuur een groot plezier doen.
Nou, daar denkt de natuur echt anders over!
En de boswachters ook. En de mensen die al hun hele leven door de bossen lopen ook. Het is gewoon goor, vies en abnormaal. Of hebben deze mensen teveel naar die survival programma’s op National Geographic gekeken? Je weet wel, die programma’s dat ze zo’n Super Padvinder volgen met een camera in een afgelegen gebied. Je ziet dan dat die gasten zich voeden met wat de natuur hen geeft, zoals bijvoorbeeld van die dikke, witte wormen. Volgens de voice-over is die worm zeer eiwitrijk en voedzaam. En vervolgens komen de sprinkhanen, mieren en andere veel voorkomende griezels aan de beurt en zien we de ‘overlever’ het ongedierte wegspoelen door te drinken uit een brandschoon bosbeekje.
En als de camera gestopt is schuiven ze snel aan bij de maaltijd voor de crew…
Maar je ziet ze nooit poepen en dat zal wellicht te maken hebben met onze beschaving. Daarom is het wel raar dat onze bossen onder gescheten worden. Tuurlijk, soms kan je ‘huishouden’ door bepaalde omstandigheden in de war geraakt zijn waardoor de controle even weg is. Maar graaf dan een kuil! En veeg de boel dan af met een toevallig voorbijkomend konijn of eekhoorn in plaats van tissues of van die zogenaamde ‘natte’ doekies waarmee je tegenwoordig ook je winkelwagentje mee moet schoonmaken.
Je zou haast zeggen dat deze bospoepers met voorbedachten rade naar het bos gaan..
Oké, dat scheelt thuis wel weer irritaties!
Het bladblaasseizoen lijkt dit jaar vroeg te beginnen. Met van de week de eerste herfstdag in de zomer zag ik ook de eerste bladblazer alweer aan het werk. Normaal gesproken heb ik een hekel aan die dingen. En dan met name het geluid wat ze voortbrengen. Menig uitslaap dag werd verpest doordat iemand ’s morgensvroeg al begon te blazen. En die dingen lijken zich razendsnel te vermenigvuldigen want tegenwoordig lijkt het wel of iedereen zo’n ding heeft.
Iedereen?
Nee, één huishouden in Winschoten nog niet. Nog niet inderdaad, maar de druk wordt groter en groter. Want de ene helft van dit huishouden wil een bladblazer en de andere helft wil niet zo’n ding.
Drie keer raden wie..
Vroeg in dit jaar was ik bijna overstag gegaan. De Aldi had van die dingen te koop en in een vlaag van verstandsverbijstering stelde ik ineens aan mijn vrouw voor om er daar eentje te kopen. Want naast de gezellige prijs van dit ding was het ook nog een draadloze en geheel elektrisch. Qua geluid dus ‘uitslapers’ vriendelijk. Mijn vrouw maakte in haar hoofd een vreugdesprongetje want ze wist dat zij het vooral niet moest laten merken. Zij was allang klaar met al dat spul wat steeds van de bomen in onze tuin viel, de zaden van de Iep naast ons huis. Ook ik had mij gestoord aan dat spul want je liep het telkens naar binnen. En je kon er niet tegenaan vegen. Het kwam ook in mijn irritatiezone…
En ja, in de herfst kwam de rest van de boom naar beneden!
Om de koe maar direct bij de horens te vatten stonden we even later bij de winkel. Omdat het regende bleef zij in de auto zitten en ik beloofde haar met een bladblazer terug te komen. Voor in de winkel stond een hele stapel bladblazers maar de accu’s die ervoor nodig waren lagen in de winkel. Na een speurtocht tussen al het gebodene kwam ik bij navraag bij een van de medewerkers erachter dat de accu’s op waren.
Ik zag dat als een teken.
“We lenen die van je vader wel!” zei ik resoluut terwijl ik behoorlijk nat van de regen weer instapte. “Of we kijken nog wel even bij andere bladblazerwinkels.” Vrouwlief zweeg, ze wist dat een leven met een bladblazer weer even ver was dan in het leven ervoor. En ja, hij had ook wel gelijk, we konden die van haar vader ook wel lenen. De rest van het jaar werd er niet meer gesproken over een bladblazer en we leefden nog lang en gelukkig.
Ondanks de vele bladblazers (én de hogedrukspuiten) die onze buurt rijk is.
Door die vroege bladblazer die ik van de week spotte zit ik nu alweer met mijn hoofd in herfstsferen. Dat komt ook door al dat negativisme op de wereld. Ik begrijp dat niet. Terwijl mensen om ons heen dagelijks moeten knokken tegen de verwoestende werking van ziektes of geliefden veel te vroeg verliezen door een ongeluk, zie je een deel van de mensheid continu overal tegenaan trappen. Dwarsliggers die op een agressieve manier hun mening proberen op te dringen en daarmee vergeten te doen waarvoor ze ooit op de wereld gezet zijn.
En dat is leven.
Ook ik weet donders goed dat ik mij druk maak om niks wat betreft die bladblazers. Ik ga dan ook geen Facebook pagina beginnen met bijvoorbeeld de titel ‘Bladblazerwaanzin’. Of naar Den Haag om daar te demonstreren tegen bladblazers en aanverwante irritante artikelen. Want er hebben zo ontzettend veel mensen in dit land baat bij een goede bladblazer en ja, waarom zou ik hun leefgenot dan dwarsbomen.
Nee, ik probeer juist nu meer van het leven te genieten. Bijvoorbeeld door weer eens boswandelingen te maken. Maar dan moet je tegenwoordig wel goed uitkijken waar je loopt want er is iets raars aan de hand. De bossen worden namelijk tegenwoordig bezocht door zogenaamde ‘bospoepers’. Dit zijn mensen die vanwege de Corona beperkingen ineens weer het bos ingaan en er dan achter komen dat er in die bossen geen toiletten zijn.
Nou ja zeg, dat is raar!
Want waar ze voorheen altijd heengingen waren er altijd toiletten aanwezig, vaste of mobiele maar je kon er om een boodschap gaan zeg maar. En wat moet je dan als de nood hoog is? Juist, dan laat je je broek zakken en ga je je kunstje draaien in de volle natuur. Het boswachtersgilde wist zelfs te vertellen dat sommigen de gedachte hebben dat ze met hun ‘gift’ de natuur een groot plezier doen.
Nou, daar denkt de natuur echt anders over!
En de boswachters ook. En de mensen die al hun hele leven door de bossen lopen ook. Het is gewoon goor, vies en abnormaal. Of hebben deze mensen teveel naar die survival programma’s op National Geographic gekeken? Je weet wel, die programma’s dat ze zo’n Super Padvinder volgen met een camera in een afgelegen gebied. Je ziet dan dat die gasten zich voeden met wat de natuur hen geeft, zoals bijvoorbeeld van die dikke, witte wormen. Volgens de voice-over is die worm zeer eiwitrijk en voedzaam. En vervolgens komen de sprinkhanen, mieren en andere veel voorkomende griezels aan de beurt en zien we de ‘overlever’ het ongedierte wegspoelen door te drinken uit een brandschoon bosbeekje.
En als de camera gestopt is schuiven ze snel aan bij de maaltijd voor de crew…
Maar je ziet ze nooit poepen en dat zal wellicht te maken hebben met onze beschaving. Daarom is het wel raar dat onze bossen onder gescheten worden. Tuurlijk, soms kan je ‘huishouden’ door bepaalde omstandigheden in de war geraakt zijn waardoor de controle even weg is. Maar graaf dan een kuil! En veeg de boel dan af met een toevallig voorbijkomend konijn of eekhoorn in plaats van tissues of van die zogenaamde ‘natte’ doekies waarmee je tegenwoordig ook je winkelwagentje mee moet schoonmaken.
Je zou haast zeggen dat deze bospoepers met voorbedachten rade naar het bos gaan..
We leven in een tijd dat de man/vrouw/gender neutrale gelijk zouden moeten zijn. Dat proces is al een ‘tijdje’ aan de gang, weliswaar met vallen en opstaan maar we doen ons best. Als je daarin kan berusten dan komt het uiteindelijk wel weer goed. Dat is eigenlijk met alles zo. Daarnaast valt het kwartje bij de één nu eenmaal sneller als bij de andere. Als ik even naar mijzelf kijk was ik ook niet zo’n snuggere leerling.
Ik had bijvoorbeeld nooit geleerd hoe ik moet strijken!
Ja, nu ken ik het wel maar het heeft ruim 48 jaar geduurd. Dat was nadat ik weer op mijzelf kwam te wonen, na mijn scheiding. Natuurlijk had ik wel eens bij de strijkplank gestaan maar de finesse van het strijken was voor mij net zo onduidelijk als destijds de uitleg van mijn wiskundeleraar op de MAVO, over een moeilijke som. Ik was van de categorie ‘ik stond erbij en ik keek ernaar’, het kwartje wilde toen al niet vallen. Maar tijden veranderen en ook ik probeer mee te veren met de veranderingen die in elk leven voor zullen komen. Want als je dat niet doet verzuur je en sta je ineens totaal respectloos en agressief een Haagse agent verbaal aan te vallen. Alsof hij of zij de veroorzaker is van de reden dat jij demonstreert….
Met andere woorden: Het leven is een feestje maar je moet wel zelf de slingers ophangen!
Het strijken leerde ik op veilige afstand, wij waren zeg maar de Covid proof. Ik stond in Den Haag voor de strijkplank en via een ‘livestream’ had ik contact met mijn vriendin, nu echtgenote, in Winschoten. Zij vertelde mij dan hoe ik T-shirts, overhemden en broeken moest strijken en, op zich een leuke bijkomstigheid, hoe ik het op moest vouwen. Ja, ik beken. Ik beken dat ik kan strijken. En om alle vooroordelen direct maar even de kop in te drukken:
Aan de ene kant van de strijkplank stond een glas whisky en aan de andere kant de asbak met peuk!
Dat werkte prima. Maar ook de aanmoedigingen van mijn Leermeesteres aan de andere kant van de digitale stream gaf mij enorm veel zelfvertrouwen. Vanaf die tijd draaide ik mij niet om als er gestreken moest worden en stond ik mijn mannetje om deze huishoudelijke taak uit te voeren. Maar tussen de strijkbeurten door ontstond er toch een klein probleempje. En dat probleempje ontstond niet alleen hier in huis maar ook in andere huishoudens. En daardoor werd het een landelijk probleem en tevens een struikelblok voor al die geëmancipeerde mannen die mee wilden gaan met hun tijd.
Want de dames vonden dat wij het niet goed deden!
Die dames hadden geen vertrouwen in een goed afloop. Sla de Libelle, de Linda of de Margriet of de Viva er maar op na: ze doen het liever zelf want dan weten ze tenminste dat het goed gebeurt. In de praktijk, ik vertel nu uit eigen ervaring, bleek dat het linker kraagje van het poloshirt ‘vergeten’ was. Of er zat toch nog een kreuk in dat ene overhemd. Dat klopte. Dat was mijn werkoverhemd. Maar ik wist dat er een trui over gedragen werd dus ach, dat kreukje ziet niemand. Soms gaat de strijkbout sneller dan het geluid omdat ik graag sneller en sneller wil want dan kan ik daarna weer een ander huishoudelijk klusje doen.
Grapje!
Toch is het best wel irritant voor ons mannen dat vrouwen zo doen. En mocht je geen opmerking krijgen over het strijkwerk dan maken ze wel opmerkingen over onze vouwkunsten. Want een handdoek opvouwen is niet een handdoek opvouwen maar een kunstwerk. Nu moet ik toegeven dat vrouwen briljant zijn met vouwen. Moet je maar eens opletten als je in een kledingwinkel bent. Dan ben je het ene na het andere aan het passen en de berg met gepaste kleding wordt groter en groter. Nadat de keuzes gemaakt zijn loop je met de berg kleding naar de kassa en dan begint het.
Een cursus kleding vouwen.
Ook hier sta ik erbij en ik keek ernaar maar hoe het moet dringt niet tot mij door. Het is wiskunde en wiskunde is logica maar ik zie het niet. Ik kijk dan altijd maar wat rond of ik probeer de dame die mijn gekozen kleding aan het opvouwen is af te leiden door grapjes te maken of over een actueel onderwerp te beginnen. Over dat Den Haag overspoeld wordt door demonstranten de laatste tijd. En de Scheveningers overspoeld worden door dagjesmensen en dat ze daarom zelf uren in de file komen te staan als ze uit hun werk komen. En dat al die mensen niet in de gaten hebben dat er meer is in het leven dan door te blijven zeiken over de door de regering opgelegde maatregelen tegen corona of dat er meer kuststroken zijn waar je op het strand kan zitten zonder uren in de file te staan.
En ze was het eens want ook winkeliers hebben te maken met die grote smoelen.
En vervolgens kreeg ik een tas mee met keurig opgevouwen nieuwe kleding, plus een glimlach. Gratis. Voor niks. Of niet helemaal voor niks, ik kreeg de glimlach omdat ik haar respecteerde. Bij mij thuis wordt er ook veel gelachen en zo nu en dan krijg ik ook een glimlach toegeworpen. Bijvoorbeeld nadat ik een klusje gedaan heb. Van de week moest ik op de ‘babykamer’ van onze kleindochter een lampje en een kapstokje ophangen want dit weekend komt ze met haar ouders. Het verzoek was maandag al ingediend maar ik heb altijd even wat denktijd nodig alvorens ik aan de slag ga.
Voor een zogenaamd ‘Plan van Aanpak’.
Vrijdagmorgen rond elf uur was de klus geklaard en riep ik enthousiast “Kama-jaja-jippie-jippie-jeey!!” In het kielzog van deze klus besloot ik direct maar even om wat overhemden weg te strijken en diezelfde avond werd alles gekeurd door Hare Majesteit de Keurmeesteres zelf.
Het babykamer klusje werd goedgekeurd.
Wat betreft het strijkwerk kreeg ik slechts een glimlach…
Na het drinken van de zoveelste fles water heb ik het gevoel dat er binnen in mij een aquarium aan het ontstaan is. Ik hoef enkel nog wat visjes naar binnen te slurpen en mijn eigen aquarium is een feit. Mijn favoriete visje is toch wel de sluierstaart goudvis, die zwemt altijd zo sierlijk en dat kriebelt lekker van binnen.
Voorgaande is typisch een geval dat de mens raar gaat doen als de temperaturen stijgen.
Veel water drinken was het advies maar niet teveel blijkt wel. Toch hield ik mij er maar aan want deze hitte is niet aan mij besteed, ik voel mij er ook doodongelukkig bij. ’s Avonds kwam ik pas weer tot leven en kon ik zelfs redelijk genieten van het buiten zitten. Redelijk, omdat de aanvallen van enkele gesjeesde bloedslurpende muggen mij zwaar irriteerden. Of nog erger, aangevallen worden door die blauwe gore vliegen!
Van ‘eigen kweek’, geproduceerd in onze eigen containers…
Ik heb niks met die hitte! Toch heb ik één keer in mijn leven dit soort warmte opgezocht, dat was een vakantie naar Spanje, Llagostera. Dit land was toen zeer geliefd onder de Nederlanders en massaal vierden men daar de vakanties. Zelfs de Vakantieman, Frits Bom, maakte vanuit Spanje programma’s over vakantie vierend Nederland, inclusief het hilarische onderwerp ‘de Vakantie- Landkaart’.
Wij zaten in een huisje op ‘maar’ twintig minuten rijden van het strand.
Maar dan moest er eerst wel even 1400 kilometer met de auto afgelegd worden alvorens ik mij kon laven aan het beloofde strand, aan de Middellandse Zee. Op zich was dat wel een openbaring voor mij want dit water was zo helder als glas. Maar doordat ik hier zo van onder de indruk was, had ik niet in de gaten dat de zon volop bezig was met het bestoken van mijn spierwitte lijf. Ik deed op die eerste dag allemaal stranddingen zoals volleyballen, zandkastelen bouwen, Beach ballen, snorkelen en voetballen. Er ging voor mij een wereld open en ik genoot met volle teugen.
Daarna kon ik de rest van de vakantie alleen nog maar stilzitten onder een parasol..
Als een kreeft was ik. Verbrand van top tot teen. Dat was mijn eerste ervaring met warmere oorden en tevens mijn laatste. Alle vakanties erna verbleef ik ‘gewoon’ binnen de landsgrenzen en ik vermaakte mij prima door het prettige klimaat wat wij hier hadden, het zogenaamde milde zeeklimaat. Hadden ja, want de laatste jaren lijkt het wel of we opnieuw veroverd dreigen te worden door de Spanjaarden want de zomers hier zijn snikheet. Een vervolg op de 80 jarige oorlog wellicht. Het mediterrane klimaat breidt zich uit over Europa. Want we hebben nu al een aantal zomers achter elkaar de ene hittegolf na de andere en dat maakt mij best wel nerveus. Om het Spaans benauwd van te krijgen!
Daarom probeer ik nu te leven als een Spanjaard.
Zo stond ik op mijn vrije dagen extra vroeg op om volop te kunnen genieten van de ochtend ‘koelte’. Vervolgens deed ik de nodige boodschappen en ging dan snel weer naar huis. Na het middaguur begon mijn siësta, dan trok ik mij een poosje terug in de slaapkamer met mijn ventilator. Deze zeer gewaardeerde aankoop stond de hele dag aan. Als we buiten gingen eten sleepte ik het ding de tuin in en richtte ik ‘m op de eettafel zodat het insectengespuis even elders konden gaan klieren. En zodra we naar bed gingen nam ik ‘m mee naar de slaapkamer waarna de kunstmatig opgewekte wind ons de lakens van de billen blies. Natuurlijk is de ventilator niet geruisloos, wat heet, maar ik sloot mij er gewoon voor af door de ogen dicht te doen en net te doen alsof ik op het strand lag.
Maar dan zonder meeuwengekrijs.
Wij waren niet de enigen die zo de strijd aangingen met de hitte, hoor. Overal om ons heen hoorden we van dit soort verhalen. En naast de mens leken ook de vogels last te hebben van de warmte. Normaliter vliegen hier achter huis hele zwermen mussen maar die zie ik al dagen niet meer. Zelfs nadat ik de quicheschaal (zie ook: https://www.oldambtnu.nl/2019/08/11/column-stille-boel/) weer tevoorschijn gehaald had om zo een zwembadje voor ze te creëren op het schuurdak, lieten ze zich niet zien. Enkel de familie Ekster maakte hier opnieuw dankbaar gebruik van en zij plonsden en dronken er lustig op los.
Maar we zijn die hitte niet gewend.
De basis voor irritaties. Want met het stijgen van de temperaturen zie je de lontjes van verdraagzaamheid ook korter worden. Op (A) Social Media vechten allerlei kampen met elkaar over hun gelijk want we pikken immers niks meer en zelfs de jeugd van Giethoorn deed van zich spreken omdat ze de toeristen ‘terroriseerden’ met bommetjes vanaf de bruggen.
De warmte lijkt ook de ouderwetse humor verdreven te hebben.
En natuurlijk grijpen de populisten ook hun kans (bij gebrek aan echt goede ideeën). Zij maken dankbaar gebruik van verschrikkelijke moorden in dit land of een statement van een Amerikaans bedrijf, om precies te zijn Facebook. Dit medium wil verbinden maar raakt steeds meer betrokken bij het ontbinden, of nog erger, ontwrichten van een maatschappij. Het begint een kotsbak te worden voor onderbuikgevoelens en haat, gevoed door afgunst en een tekort aan empathisch vermogen.
Ik heb een goede raad: Hef je account op bij Facebook als je jezelf niet kunt vinden in hun regels. Wellicht bereik je daar dan wel wat mee in plaats van altijd maar weer die boosheid in de reacties te moeten melden.
Dat scheelt een hoop ergernis én tijd.
En die tijd kan dan weer gebruikt worden om ons mooie Nederland te herontdekken zoals al velen onder ons dit jaar gedaan hebben. In plaats van vakantie vieren ver over de grenzen blijven ze nu in eigen land. Voor sommigen is het een hernieuwde kennismaking met hun roots en de identiteit waar populisten steeds maar weer mee aan de haal gaan.
In ons egoïsme willen we die identiteit nog wel eens vergeten.
Na jaren van verzet ben ik nu ook om. ‘Na jaren van koppigheid’, althans, dat zegt mijn vrouw. En dan zeg ik weer ‘Dat zie je verkeerd. Het is na jaren van achter je principes staan.’
Discussies die de relatie spannend houden zeg maar.
In dit geval ging het om het wel of niet voor een elektrische fiets te kiezen. Ik was steeds tegen omdat ik juist vind dat wij, mensen, steeds minder bewegen. We verplaatsen ons steeds vaker met hulpmotor waardoor de spierkrachten die ons lichaam huisvest, steeds minder aan het werk hoeven. En daardoor verslappen en soms zelfs gaan hangen. Ik heb dat aan den lijve ondervonden nadat ik niet meer dagelijks naar mijn werk fietste. Dat deed ik op een ‘gewone’ fiets, maar wel eentje die lekker sportief oogde en reed.
Daarbij droeg ik ook flitsende fietskleding!
Zo’n strak broekie met inlegzeem, een wielrenshirt en een fietshelm. Ik fietste dan op mijn hardst en haalde menig E-biker met gemak in. Wel had ik dan het snot om de oren zitten terwijl de E-bikers met een grijns op hun gezicht zaten te genieten van het gemak van de accu. Ik kwam dan zeiknat van het zweet op mijn werk aan maar gelukkig waren er mogelijkheden om te douchen. En wanneer ik dan door de gangen naar de kleedkamer liep, kreeg ik lovende opmerkingen van de dames in de kantoren naar mijn kuiten geslingerd.
Inmiddels is het wat dát betreft alweer wat jaartjes stil….
Dat was voor mij best wel een belangrijke reden om zo te blijven fietsen. Zo ijdel ben ik dan ook wel weer. En in hoeverre zijn deze fietsen dan nog duurzaam? Want de productie van accu’s verdient absoluut niet de schoonheidsprijs. Maar ik heb er wel alle vertrouwen in dat daar wel weer een oplossing voor gevonden zal worden.
Door de Willy Wortels onder ons.
Toch begon mijn standpunt over de ‘elektrische fiets’ steeds meer te kraken. Want de E-bike geeft mensen die niet meer op eigen kracht kunnen fietsen de gelegenheid om toch weer met de tweewieler de weg op te gaan. En stel, je woont in een open gebied zoals hier in het mooie Groningen, dan ben je maar wat blij als je wat hulp krijgt wanneer je tegen windkrachtje 5 of 6 in moet fietsen. Dat voelt dan weer net zoals vader of moeder je als kind bij de nek pakte, precies genoeg om later hier met plezier aan terug te denken.
Het hek ging van de dam nadat mijn echtgenote ook een E-bike had aangeschaft.
Want die vloog ineens over de fietspaden en ik moest alle zeilen bijzetten om bij te blijven. Voorheen vond ik samen een stukje fietsen best wel fijn maar sindsdien nam mijn enthousiasme af met elke fietsbeurt. Natuurlijk liet ik dat niet merken maar zij merkte het wel! Niet omdat ik haar niet bij kon houden, nee dat lukte wel, maar het was meer omdat er steeds minder gepraat werd tijdens het fietsritje.
Dat kwam omdat ik steeds achter adem was…
En elke keer als ze thuiskwam van een fietsritje vertelde ze enthousiast hoe heerlijk ze het gevonden heeft, mij als chagrijnige toehoorder… Wanneer wij het erover hadden om ook mij elektrisch te laten fietsen, toverde ik nog een zwak argument uit de hoge hoed. Zwak, want fietsen zou goed wezen voor ‘de lijn’ zei ik dan. Maar als ik al die heren zie fietsen met dezelfde buikomvang als ik dan vraag ik mij af of het waarheid is. Het enige wat ik kan bedenken is dat je dan wat conditie opbouwt.
Oké, en een paar aantrekkelijke kuiten wellicht.
Daarbij zijn die wielrenners steeds vaker doelwit van agressie van mede fietspadgebruikers. Of andersom, dat de medefietspadgebruikers weer boos zijn op de wielrenners. Onder die mede fietspadgebruikers zitten tegenwoordig ook heel veel E-bikers. En die gaan snel, heel snel en daar moet iedereen nog best aan wennen. En zie hier de basis van nóg meer boosheid. Het heeft natuurlijk ook met het tijdsbeeld te maken waarin we leven. Iedereen ìs of wordt boos op elkaar. Het spreekwoord: ‘Een dag niet gelachen is een dag niet geleefd’ is ondergeschoven door een nieuw spreekwoord:
‘Een dag niet boos geweest is een dag niet geleefd!’
Best raar als je kijkt in wat voor luxe we in dit land leven… Maar eerlijk gezegd kan ik soms ook boos worden hoor, op medeweggebruikers. En op die complotdenkers die ineens uit alle hoeken en gaten komen, opgehitst door mafkezen die doorslaan in het extreme. Of gewoon boos worden op medehuisgebruikers. In mijn geval is dat mijn vrouw. Die lift altijd mee op mijn behoeftes. Ik pak iets en dan wil zij het ook. Ik doe iets en moet ik het ook voor haar doen. Bijvoorbeeld als ik koffie pak dan wil zij ineens ook. En dan niet een gewone koffie, nee, dan wil ze een ‘veel-meer-werk’ cappuccino. Ze wacht eigenlijk net zolang totdat ik opsta om koffie te pakken. Hoogst irritant. Of als ik mijn bril even in een sopje leg omdat de glazen ‘glerig’ zijn, dan loopt ze rustig langs en legt zonder wat te zeggen haar bril naast mij neer.
Je zou haast gaan denken dat het om een complot gaat….
Maar ik ben nu ook om wat de E-bike betreft en de bestelling is geplaatst. Want het laatste stukje verzet wat nog in mij zat, verloor ik onlangs op Terschelling na drie dagen rondscheuren op een elektrische huurfiets. Dat ging waarachtig best makkelijk! Maar dat vertelde ik natuurlijk niet aan haar want dat valt onder de categorie ‘toegeven’.
En dat doen wij mannen niet graag.
Maar ook vanwege het vooruitzicht dat we voortaan wat verder van huis kunnen fietsen in plaats van slechts een rondje Oldambtmeer. Ik moet alleen nog wel wat geduld hebben want de productie heeft coronavertraging opgelopen dus ik zal nog even op eigen kracht moeten.
Tuinesie en Hintergarten zijn momenteel zeer gewilde vakantiebestemmingen. Dat merk ik ook in onze wijk. Kon het voorheen midden in de zomer nog doodstil zijn, nu is dat wel even anders. Overal hoor je stemmen of spelende kinderen en zelfs de caravans die bij huis ingericht moeten worden voor de vakantie, ontbreken in het straatbeeld.
De zoveelste rare gewaarwording in dit jaar.
Het houdt niet op, kijk naar de discussie ‘mondkapjes.’ Ooit zag ik die dingen in het openbaar gedragen worden in landen met veel smog of in ziekenhuizen. En nu heb ik er zelf een. Eentje van zwarte stof, gekocht in Duitsland notabene want daar móet je ze dragen in de winkels en horecagelegenheden.
Ik snap nu ook wel waarom die Duutsers toch maar steeds weer naar ons toekomen.
Wij hebben immers (nog) niet de mondkapjes plicht. Bij ‘ons’ kun je nog in winkels rondlopen zonder dat je bril beslaat of dat je het Spaans benauwd krijgt. En met het uur dat wij onherkenbaar de Duitse winkels betraden, steeg mijn bewondering, respect en ontzag voor al die mensen die dagelijks met een mondkapje hun werk moeten doen.
Dat zou toch al genoeg reden zijn om je te houden aan de RIVM-regels?
Maar het blijven rare dingen hoor! Het mondkapje wat ik heb doet mij denken aan die onderbroekjes voor honden. Kleine hondjes dan welteverstaan. Lang geleden heb ik een hondje gehad, een Maltezer. Een teefje in de kleur wit. Een collega had een nestje en aangezien ik toen in de kleine kinderen zat kon er ook nog wel een kleintje bij. De gebruiksaanwijzing had ik, zoals mannen altijd verweten worden, vluchtig gelezen. Ik gaf het beestje eten, liet haar minimaal drie keer per dag uit en zo nu en dan mocht ze onder de douche.
En om de paar maanden kreeg ze een knipbeurt.
Tot zover niks loos. Tot ik ineens bloedvlekjes op het vinyl vond. Daar had ik dus niet bij stil gestaan dat teefjes gaan lekken. Maar zoals verwacht in een land waar alles en dan ook echt alles geregeld is, hadden ze daar al een oplossing voor bedacht.
Juist, een hondenonderbroek!
Als ik daar nu aan terugdenk dan lijkt zo’n broekje verdacht veel op het mondkapje welke ik onlangs voor mijn mond bond… Je zou je maar vergissen! En Maltezer Shebeth is al een tijdje geleden gaan hemelen na het bereiken van de respectabele leeftijd van twaalf jaar. De jongens hebben haar begraven en als ik het goed begrepen heb mét haar onderbroekje aan.
Maar het zijn rare tijden.
Zo vertelde mijn vader laatst dat Kinnum, het gehucht op Terschelling waar zij wonen, Westelijk gelegen lag op ’t eiland. Aangezien mijn geografisch inzicht hier op het vaste land te wensen overlaat, was ik op Terschelling mij altijd zeer bewust van Noorden, Oosten, Zuiden en Westen. Dat was ook niet zo moeilijk want je hebt aan de ene kant van het eiland West-Terschelling en aan de andere kant Oosterend. Noord en Zuid waren dan niet zo moeilijk aan te wijzen. Maar nu bracht mijn vader mij op een dwaalspoor met zijn opmerking want in mijn beleving ligt het zuidelijk. “Maar Pa, de Randstad. Dat is toch het Westen?” Zonder ook maar even te verblikken of te verblozen zei hij:
“Ja, maar dat is anders. Dat is het Wilde Westen!”
Tja, daar heeft hij een punt. Vooral omdat daar het virus weer de kop lijkt op te steken. Ook weer niet zo gek met zo’n dichte bevolkingspopulatie. Een populatie met veel Bekende Nederlanders die tegenwoordig ook hun deskundige meningen mogen geven aan ons, klootjesvolk. Staand achter een desk of via Instagram houden ze ons op de hoogte van de criminaliteit, de kleding van de Koningin en haar dochters, de verstandhouding tussen Andre jr. en zus Roxeanne, de verstandhouding tussen Andre jr. en moeder Rachel, het miljoenen huis van Marco Borsato en over de soap rondom het roddelprogramma Veronica Inside.
En ze hebben, uiteraard, ook nog een mening over Covid 19.
Meningen die dan weer klakkeloos overgenomen worden door hun volgers. Over klakken gesproken, mijn vrouw begon ook ineens raar te doen. Tenminste, dat is mijn mening. Zij denkt er wellicht anders over. Want van de week, midden in de nacht, hoorde ik haar praten in haar slaap en ineens dat klakgeluid maken waarmee je een paard aanspoort te gaan lopen. Dat ging zo: “Tsjik, tsjik, kom maar!” Eerst dacht ik dat ik het niet goed gehoord had, dat ikzelf in een droom zat maar ze draaide zich ineens om en opnieuw maakte ze die geluiden:
“Tsjik, tsjik, tsjik, tsjik, kom maarrrr..”
Je begrijpt, ik stond binnen enkele seconden naast het bed en deed het licht aan. Geschrokken bekeek ik de situatie: “Wat heb ik nou allemaal in mijn bed liggen?” Nadat mijn ogen gewend waren aan het licht zag ik tot mijn grote opluchting enkel mijn vrouw in bed liggen. Geen paard te bekennen of iets wat kan reageren op tsjik tsjakkies. Of droomde ze over een hond die ze wil, een Labradoodle? Enigszins gerustgesteld deed ik het licht weer uit en kroop weer in bed. Wel hield ik enige afstand tot mijn bedgenote want misschien was ik zelf wel de oorzaak van deze nachtelijke escapade.
Dacht ze misschien wel dat ik het paard was…
De rest van de nacht kon ik niet meer slapen, bang dat ik ineens bestegen zou worden. Ooit had dat nog wel gekund maar toen was ik een stuk jonger. Als jonge vader heb ik regelmatig als paard gediend, op handen en knieën door de kamer kruipen met een, twee en soms drie kinderen op de rug.
Natuurlijk confronteerde ik haar de volgende morgen met mijn belevenissen maar zij maakte ervan dat ik het zelf gedroomd heb. Want ze had niks met paarden. Dat klopt. Daarom vroeg ik of ze wel goed geslapen had, omdat ze die nacht zo druk was in bed. “Ja, ik heb héél goed geslapen. Ik heb héérlijk geslapen zelfs!”
Het werden geen drie weken vakantie op Terschelling. Drie weken in een stacaravan op onze favoriete camping, drie weken fietsen, wandelen en bijpraten met familie en vrienden. Want er was ineens een virus. We annuleerden onze vakantie en besloten drie weken thuis te blijven. Vervolgens kwam het toeval om de hoek kijken want mijn schoonvader moest plotseling geopereerd worden, precies in de week voorafgaand aan onze vakantie. Na zijn ontslag in het ziekenhuis kreeg mijn vrouw er ineens een functie bij:
Mantelzorger.
Naast de uitstekende zorg van de Thuiszorg en de hulp van zijn lieve buurtjes ging zij dagelijks naar haar vader voor de nodige ondersteuning. Ze pakte haar vakantiemomentje tussen de bedrijven door en ach, het regende steeds.. Dan was zeer waarschijnlijk de vakantie toch in het water gevallen.
Het glas is halfvol, niet halfleeg.
Tot zover het ongewone, nu over naar een standaard verhaaltje. Want vorige week kregen wij dan toch even de gelegenheid om weg te gaan, drie volle dagen. En je raadt het al, het werden drie dagen Terschelling, bij mijn ouders die daar al sinds 1958 wonen. Mijn oudste zoon verbleef daar ook met zijn jonge gezin en hij wilde graag een foto maken van vier generaties. Vrijdagmiddag reden we naar Harlingen en na een korte reis met de snelboot kwamen we die avond om half zeven aan op West-Terschelling.
De E-Bikes stonden al klaar!
Nu heb ik eigenlijk geen recht op een fiets met hulpmotor want ik ben iets te corpulent en heb nul conditie waardoor een beetje inspanning echt beter is. Maar mijn vrouw had, omdat we maar drie dagen hadden, anders besloten. Want er moest volop genoten worden! En ze had geen zin om steeds te moeten wachten op een fietsende, hijgende echtgenoot die zich kromgebogen over het stuur zichzelf een weg baant over de kilometerslange fietspaden die het eiland rijk is.
Na twee seconden tegensputteren gaf ik toe en sprongen we op de fiets. Eerst richting haven voor ons diner, een portie kibbeling. Na deze heerlijke visrijke onderbreking besloten we via de Noordsvaarder de Longway te pakken, dan even buurten bij het strand Paal Acht en daarna door naar mijn geboortedorp, Midsland.
En dan naar Pa en Ma!
Van een benauwde tjokvolle boot met mondkapjes naar gezonde frisse lucht, met recht een verademing. Tijdens de heerlijke fietsrit door bos en duin en over nagenoeg lege fietspaden uitten we al het mooie wat we zagen met het ene na de andere superlatief. Superlatieven met één rode lijn: wat is dit toch een mooi eiland! In Midsland schoven we onverwacht aan bij Erik, een ex- Groninger die al jaren op het eiland woont en werkt. Hij zat daar lekker op een terrasje van een kop koffie te genieten en wij genoten even lekker mee. Erik, ooit begonnen als glazenophaler in een van de vele kroegen die het eiland rijk is en nu alweer 25 jaar in dienst is als Havenmeester. En daarnaast was hij collega van mijn veel te vroeg overleden neef Kees, waardoor we nu weer mooie herinneringen konden ophalen en Kees weer even bij ons was.
Wat is een goed gesprek toch een rijkdom.
Toen we wegreden zei ik tegen mijn vrouw dat het zó prettig vertoeven was op het terras dat je zo de hele avond zou kunnen blijven zitten. Maar we moesten door, mijn ouders verwachten ons immers en ja, die hadden we ook al heel lang niet meer gezien door de situatie waar we allemaal inzitten. Dat beseften we nog meer nadat we elkaar op afstand begroet hadden, een knuffelmoment met mijn moeder zat er helaas niet in. Maar elkaars aanwezigheid maakte een hoop goed en toen mijn lieve zus ook nog even langskwam was het feest compleet.
De volgende dag mocht ik het eten verzorgen en dat werd spaghetti, het favoriete gerecht van mijn ouders. Daarna hadden we de hele middag voor ons en maakten we er een fietsmiddagje van, afgewisseld met een beetje winkelen. We begonnen op West, daarna naar Oosterend voor een borrel met wat lekkers erbij en vervolgens weer even een terrasje te Midsland. We pakten nu het buitendijkse fietspad en genoten enorm van het nog drooggevallen Wad. We zagen twee kleuters op hun blote voeten op het Wad enkele basaltblokken omduwen, op zoek naar de buit bestaande uit krabben en kokkels. Hun ouders lagen waarschijnlijk aan de andere kant van de dijk, samen verliefd op een kleedje, genietend van wellicht wat vergeten vlindertjes in de buik. En langs bijna de gehele dijk liepen de schapen, op en onderaan de dijk, afgewisseld met de vele foeragerende vogels met als onmiskenbaar hoogtepunt de vele lepelaars. Oh ja, en zo nu en dan een trotse mantelmeeuw die keer op keer een krab op het asfalt liet vallen zodat de inhoud naar binnen geschrokt kon worden.
Dat is beter dan in een zak afval te happen!
Die avond kwam mijn zoon met zijn prille gezin gezellig langs en konden de generaties vereeuwigd worden. Tijdens het fotograferen verblikte of verbloosde onze kleindochter niet. Ze was het gewend, sinds 2 mei zijn er al honderden foto’s van haar gemaakt. Digitaal natuurlijk.
Analoog deed je daar een heel leven over!
De zondag E-bike ’ten we kriskras door polders, bossen en duinen. En wederom genoten we van de prachtige vergezichten, flora en fauna. ‘Waarom heb ik dit ooit achtergelaten?’ vroeg ik mijzelf af. Maar mijn nuchterheid relativeerde deze gedachte weg. Het was ooit een keuze. En de jeugdherinneringen waren ook keurig vastgelegd in de vele fotoboeken van mijn ouders. Fotoboeken waar ik uren in heb zitten bladeren tijdens ons verblijf. En mijn vader gaf zo nu en dan uitleg, hij weet gelukkig nog heel veel. De maandag bleven we thuis zodat mijn vader even lekker een stuk kon fietsen. Mijn vrouw dook met mijn moeder de tuin in om te zonnen en ik dook weer de fotoboeken in, op zoek naar pareltjes uit het verleden. Op zoek naar het standaardverhaal van elke eiland liefhebber.
En dan altijd weer dat verdomde afscheid. Staand in de erker zwaaiden ze ons uit, mijn vader met een glimlach en mijn moeder zag ik denken: “Waarom gaan ze steeds weer weg?” Zodra we uit zicht waren zegt mijn vader dan een zin, ook zo standaard: “Zo Trui, we zijn weer onder ons.”
Zwijgend fietsten we langs de dijk, richting ons eigen leven. De wind deed mijn ogen tranen en mijn woorden waren even op.
Mijn vrouw kwam van de week thuis met het boek ‘Bonuskind’ van Saskia Noort, een thriller. Het gaat onder andere over gescheiden ouders, gezien door de ogen van een meisje van 15 jaar.
Het zette mij aan het denken. Want steeds vaker betrap ik mij erop dat ik aan jonge mensen vraag of hun ouders nog bij elkaar zijn. De reden dat ik die vraag stel is omdat ik nu zelf weet, uit eigen ervaring, wat een impact het heeft op kinderen. Terwijl scheiden steeds meer geaccepteerd lijkt te worden en niet meer zo bijzonder is als in de tijd dat Circus Custers er een liedje over maakte, ‘Monica’:
De meester zei die dag daarna “ik wil met jullie wat bepraten. ’t Gaat niet goed bij Monica in huis dat heb je nu wel in de gaten. Haar vader en haar moeder hebben ruzie en die wonen niet meer samen”
Scheiden is inmiddels gemeengoed geworden.
Helaas, want het is absoluut geen pretje. Voor de partners niet, voor de kinderen niet maar ook voor de families en vrienden die eraan verbonden zijn is het geen pretje. Want ineens begint een vertrouwde leefomgeving scheurtjes te vertonen.
Scheiden is lijden.
In het boek zitten veel herkenningspunten. En dan met name hoe de kinderen dit moeten ondergaan. Toen ik scheidde waren mijn jongens respectievelijk 12, 15 en 18 jaar. Ik heb toen alles achter gelaten en huurde in eerste instantie een zolderkamertje. Op de dag dat ik met mijn spullen het huis van mijn kinderen verliet heb ik gejankt, of beter gezegd, gebruld. Het was niet te stoppen, ik had nog nooit van mijn leven zo gejankt. Niet omdat ik spijt had de stekker uit het huwelijk getrokken te hebben maar puur en alleen omdat ik de kinderen achter moest laten.
Ik kan er nog emotioneel van worden.
Doordat ik onregelmatige diensten draaide was het praktischer dat de kinderen bij hun moeder bleven wonen waardoor het zogenaamde Co-ouderschap verviel. Hierdoor veranderde er niet veel voor ze; huis, omgeving en school bleef bij het oude. Enkel hun vader ontbrak in dit rijtje. Achteraf ben ik wel blij dat het zo gegaan is want de kinderen hoefden daardoor niet te leven uit een weekendtas. Na een half jaartje verhuisde ik van de zolderkamer naar een flatje. Dit was voor de jongens dichterbij, op fietsafstand, en ik kreeg daardoor wat extra mogelijkheden om ze te zien. Want ik moest het hebben van de momenten wanneer ik ze ophaalde voor een voetbalwedstrijd, een training of om gewoon iets te ondernemen. Als ik ze dan weer thuis afzette, een knuffel gaf en weer wegreed, kreeg ik het altijd te kwaad. Want ik nam afscheid van een kind wat misschien helemaal niet wilde dat ik wegreed.
Dit waren altijd vreselijke momenten…
Maar goed, dichterbij wonen bleek ook niet de oplossing te zijn. Want de jongens hadden wel wat anders aan hun hoofd dan op bezoek te gaan bij hun vader. Want wat moet je doen bij ‘die ouwe’ op zijn flatje. Oké, hij had dan wel een PS3 aangeschaft maar ach, die hebben we thuis ook. En dingen doen met je vrienden is veel leuker! Ik begreep ze wel, hoor. Ik begreep ze eigenlijk heel goed. Ik was op die leeftijd ook nooit thuis, was altijd buiten of bij vrienden. En dan nu ineens naar je vader omdat hij zo nodig moest scheiden van hun moeder?
Het verstand snapte het, het gevoel had er heel veel moeite mee.
Toch rende ik elke keer naar het balkon als ik buiten kinderstemmen hoorde: De jongens! Maar dan kwam de teleurstelling, het waren gewoon wat kinderen die voorbijfietsten. En dan altijd even die twijfel: was dit mijn straf? Mijn lot? Het voelde aan als falen. Ik had gefaald als vader. Ik had ze, voor mijn gevoel, een belangrijke zekerheid ontnomen. De zekerheid dat ze op zouden groeien in een warm, gezellig en veilig gezin.
En dan was er natuurlijk ‘die ander’.
Dat gaf ook een enorme belasting op de jongens want het paste niet in het plaatje. Wij probeerden daar zo goed als mogelijk mee om te gaan door niet te pushen. Nou was dat redelijk makkelijk uit te voeren want er zaten om en nabij 270 kilometers tussen, zij woonde in Scheemda en ik nog in Den Haag.
Maar het ging juist hartstikke goed, puur doordat zij zichzelf bleef.
We hebben het zes jaar de tijd gegeven. Mijn vriendin en ik zijn inmiddels getrouwd en wij noemen onze vier jongens onze ‘bonuskinderen’. Het woordje ‘stiefkind’ of ‘stiefvader/moeder’ gebruiken we niet. Ja, de jongens zeggen wel eens ‘Stiefmoeder’!’ tegen mijn vrouw, wanneer ze hun zin niet van haar krijgen.
Maar dat is humor, ook een belangrijk onderdeel om je door zo’n scheiding heen te slepen!
De moeder van mijn kinderen kreeg ook een nieuwe relatie en de kinderen kregen daardoor indirect ook meer rust. Met vallen en opstaan begon iedereen te wennen aan de nieuwe situatie en langzaamaan ontstonden er twee nieuwe, samengestelde gezinnen.
Hoe modern!
Dit is voor mij de eerste keer dat ik er openlijk over schrijf. Over een donker deel in mijn leven waarmee ik een hoop onrust veroorzaakt heb. Dat zal ik nooit ontkennen. En hoe ongelegen kwam het ook voor de jongens, midden in hun puberteit. Maar ‘van het concert des levens krijgt niemand een program’ luidt het spreekwoord en dat klopt ook.
Als je alles van tevoren weet…
Natuurlijk was ik wel altijd bereikbaar voor ze maar het verdiende geen schoonheidsprijs. Ik verschuil mij maar achter het feit dat ik nooit les gehad heb in scheiden. Dat kon ook niet want mijn ouders zijn al 62 jaar getrouwd.
Wat wél een hele wijze les was, is het feit dat je kinderen nooit moet laten kiezen tussen twee ouders. Kinderen zijn loyaal naar beiden en daar valt geen stok tussen te krijgen. Kwaadspreken over de ander kan dus averechts werken en het voegt ook niets toe.
En waarom zou je ook. Je bent immers al gescheiden…
“Het land is af.” zei Ruud, een van de gasten op het verjaardagsfeestje, voor ons de eerste na de Lock down. Hij zei dit nadat ik mijn verbazing had uitgesproken over een artikel in de krant, over een bedrijf dat bedacht had om tankpistolen te voorzien van een 5.5 inch scherm. Hierop zijn dan reclame boodschappen of op maat gemaakte filmpjes te zien. In Limburg is een tankstation die hiermee al aan het proefdraaien is. Volgens de eigenaar een prima idee want hij ziet de tankende mensen vaak verveeld om zich heen kijken. “En op je telefoon kijken mag niet in verband met brandgevaar. De telefoon kan namelijk statisch geladen zijn en een vonk afgeven. En dat is niet handig wanneer je met brandstof bezig bent.” Een verstandige man, alleen sloeg hij de plank volledig mis met de opmerking die volgde:
“Door mensen bezig te houden en af te leiden met zo’n filmpje kun je het tanken veraangenamen.”
Ruud had volkomen gelijk met zijn opmerking! Het is waar, ons land is af. Niks meer aan doen. Het is voltooid! Jaren en jaren zijn we bezig geweest om een zo’n mooi mogelijk land te creëren. Met bloed, zweet en tranen bouwden vele generaties aan een nieuwe wereld waarin we zochten naar gemak en voorspoed. Niks was te gek, grenzen werden gepasseerd en ‘the Sky was the limit!’, niets was te gek.
Op zoek naar een perfecte wereld!
Maar als iets klaar is dan weet je even niet meer wat je moet doen en loert de verveling. In werkelijkheid ligt die verveling al achter ons want de meesten onder ons wentelen zich al jaren in de welvaart. We hebben alles en wat we niet hebben bestellen we in China. Spotgoedkoop en daardoor betaalbaar voor alle lagen in de bevolking. We komen eerder tijd tekort dan dat we ons geen raad weten met de tijd.
En nu zijn we dat punt gepasseerd en gaan we gekke dingen verzinnen zoals het voorbeeld waarmee ik dit stukkie begon.
Want wat is er in hemelsnaam mis aan even rondkijken tijdens het tanken? Daarbij moet je ook niet willen dat je afgeleid wordt want voordat je het weet druk je het tankpistool niet goed in de tank en pis je naast de pot. Of over je schoenen of hakjes.
Of je tankt diesel, terwijl de auto toch al jaren op benzine loopt…
Het is van de zotte dat we nu ook al vermaakt moeten worden tijdens het tanken. De debilisering van de maatschappij tiert welig. Loop maar eens door bepaalde winkels en verwonder je slechts. Zo zag ik een elektrische drinkbak met ledverlichting. Voor de kat, zodat deze de hele dag (en nacht!!) drinken kan. Of een Tipi tent voor de kat. Dan kan de kat mee naar de camping.. Of een UV sterilisator voor reinigen van je tandenborstel. Of een douchekop met ingebouwde bluetooth speaker. Of een elektrische kurkentrekker, wellicht ook met ingebouwde bluetooth speaker?
Verzin het en het is er.
Wekelijks komt al deze onzin met duizenden containers ons land binnen. Er is genoeg, een overdaad. En als het verveeld of kapot is gooien we het weg. We willen steeds meer en nemen met minder absoluut geen genoegen meer. En we worden boos als de bezorgers het niet op tijd brengen, dan klagen we steen en been want we zijn strontverwend geworden door de luxe van de welvaart die we niet aan kunnen. De woorden ‘begripvol’ en ‘tolerant’ hebben plaats gemaakt voor hufterig en drammerig gedrag en we zijn allemaal boos op elkaar.
Ik betrap mij er zelf ook wel eens op, hoor.
Daar ben ik in de loop der jaren wel achter gekomen. En dan hou mijzelf een spiegel voor en probeer daar iets van te leren. Dat geeft mij een goed gevoel en leef daardoor bewuster. Nu lees je in de krant dat er in de vakantieoorden flink geklaagd wordt over het hufterige gedrag van de Nederlanders daar. Waren het voorheen de Russen en de Engelsen die zich elders misdroegen, wij Nederlanders horen er nu ook bij. Of zoals die gast die door een fout van de Mediamarkt online drie IMacs wist te kopen voor een paar euro, terwijl die dingen daadwerkelijk om en nabij de 2000 euro kosten. Het joch zegt volledig in zijn recht te staan en weigert het verschil bij te leggen.
Hij maakt kennelijk nooit fouten!
Natuurlijk weet ik ook wel dat dit allemaal excessen zijn en ja, dan krijg je aandacht van de media. Maar dit soort gedrag is steeds vaker eerder regel dan uitzondering aan het worden. We pikken niks meer.
Van niemand niet.
Als ik sta te tanken kijk ik naar de tellers op de pomp. Naar het aantal liters en helemaal naar de teller van de prijs. Want soms schieten de prijzen behoorlijk omhoog, vooral nadat er weer ergens op de wereld een oorlogje gevoerd moet worden. Nu waren de prijzen in de afgelopen maanden weer even goed te behappen en zo nu en dan betrapte ik mij er zelfs op het gaspedaal iets dieper in te drukken.
Want ja, de brandstof was weer lekker goedkoop.
Over oorlogjes voeren gesproken, dat is denk ik ook een van de redenen dat we steeds meer raar gedrag vertonen. We leven al 75 jaar in vrijheid en hoeven ons niet druk te maken over een vijand, laat staan over de angst voor bommen en granaten.
Of over de vrijheid van meningsuiting.
Zouden we daarom van dat verwende gedrag vertonen? Omdat we toch makkelijker vergeten dan onthouden hoe het er 75 jaar geleden aan toeging? Dat vrijheid niet zo vanzelfsprekend is? Na de Lock down leken we weer even om elkaar te geven. We maakten ons ineens weer zorgen om de ander en we begonnen te helpen waar dat nodig was. En we werden even teruggeworpen naar een situatie van ‘met elkaar slaan we ons er doorheen’, de onzin van de dag maakte plaats voor zinvolle zaken.
Het regende van de week zo hard dat de kikkers bij ons de keuken in vluchtten. Eerst hadden we dat niet door. Dat kwam pas nadat we de bewegende ‘stofjes’ op het laminaat nader bekeken en zagen dat ze pootjes en armpjes hadden, kikkers in hun kleinste verschijning. Eigenlijk het woord ‘kikker’ nog onwaardig. In plaats van dat mijn vrouw begon te gillen begon ze nu heel lief tegen ze aan te praten, op zo’n kindse manier zoals Oma’s dat kunnen:
“Aah, wat een schatjes! Maar jullie horen hier niet. Nee, jullie horen lekker buiten te spelen en lekker te zwemmen in de sloot. En weet jullie mama wel dat jullie hier zijn? Nee hè, dat weet ze niet. Kom maar, lekker naar buiten jullie!” Met een stukje papier werkte ze de drie kikkertjes naar buiten terwijl ik vol verbazing en met open mond naar dit schouwspel keek.
Want zodra ze een muis ziet schiet ze direct in de stress!
Afijn, ik kreeg direct een flashback naar mijn jeugdjaren alwaar het ‘vangen’ van kikkerdril een jaarlijks terugkerend evenement was. Dan struinde je op je laarzen de sloten af en schepte je de ‘gevangen’ kikkerdril in je emmertje. Bij thuiskomst ging de gehele inhoud van de emmer in een zinken teil zodat er genoeg ruimte was voor het proces wat komen ging; Het proces van kikkerdril naar kikker.
Dezelfde teil waar wij, voordat we een douche in huis kregen, in werden gewassen.
Bij gebrek aan vissenkommen schepte ik ook een deel van de kikkerdril in een glazen pot. Want dan kon je het proces nog beter volgen. Elke morgen rende ik na het slapen naar beneden om te kijken of er nog veranderingen waren. Het eitje werd een visje, het visje kreeg achterpootjes en even daarna voorpootjes, het staartje werd steeds kleiner en viel er dan uiteindelijk af. En dan was de kikker een echte kikker.
Eigenlijk was de kikkerdril de voorloper van de ‘Transformers’ die we tegenwoordig kennen!
Ik was wel blij met die regen hoor. Want het is goed voor de natuur maar ook omdat ik dan zeker weet dat het niet té warm is. Daar kan ik namelijk niet zo goed tegen. Toen we onlangs weer zo’n warme week hadden hoorde ik op de radio de DJ verrukt reageren nadat de weerman opnieuw hoge temperaturen voorspelde. Dan denk ik ja, pannenkoek! Jij zit lekker plaatjes te draaien in je geairconditioneerde werkruimte! Maar er zijn zat mensen die vanwege de veiligheidsinstructies in volle bepakking hun werk moeten doen. Dat wil zeggen, met helm op, handschoenen aan, lange broek en lange mouwen plus dikke veiligheidsschoenen. In de volle zon.
Dus niet in korte broek en T-shirtje….
Of kijk eens naar een debat in de Tweede Kamer. Daar zie je de heren debaters in een stralend wit overhemdje, mouwtjes opgestroopt en de bovenste twee knoopjes los hun geloof te verdedigen. Niet dat het mij erg boeit hoor, je moet dragen wat je wil. Alleen slaan ze in de bouw wel een beetje door met al die zogenaamde veiligheid. Alsof lange mouwen of broek meer veiligheid kunnen bieden. Een stuk stof biedt echt geen weerstand tegen een vallende steigerpijp of betonnen plaat.
Overdreven regels, bedacht door mensen in een stralend wit overhemdje…
Over onze politici gesproken, de buurtbarbecue van politiek Den Haag is dit jaar afgelast. Deze barbecue wordt elk jaar gegeven ten teken dat het vakantie reces begonnen is. De reden van afgelasting kwam natuurlijk door de corona maatregelen en niet door de petitie ‘Geen Binnenhof barbecue 2020’. Deze petitie op Petities.nl haalde het nét niet.
Met hun dertien ondertekenaars…
Het is trouwens de moeite waard om eens te kijken op de website van Petities.nl. Zo zag ik bijvoorbeeld de volgende petities voorbijkomen: ‘Laat 15-jarigen wel maaltijden bezorgen’, ‘Netflixfilm 365 Days vrouwonvriendelijk’, ‘De bekerfinale Utrecht-Feyenoord na 1 juli alsnog spelen’, ‘Huiswerk moet weg op het Mariscollege’, ‘Stop de misplaatste aandacht voor doodmaaien voor zielige eendjes’, ‘Dieren welkom in elk huis’, ‘Hugo de Jonge geen CDA-lijsttrekker’, ‘Geen derde fietspad door het bos’, Accijns op tabak afschaffen’.
En oh ja, en ’Geen vierde fietspad door het bos!’
Zo zie je maar weer, voor elke mening is wel een podium te vinden in dit landje. Dankzij het internet moet ik daarbij zeggen. Als ik de connectie maak met ‘problemen’ in mijn Lagere Schoolperiode, dan waren wij de volgende petitie begonnen: ‘Geen meiden in ons schoolvoetbalteam.’ Dat werd, na het aantreden van een nieuwe meester, ineens een item. Een voor ons eilandbewoners een nogal aparte snuiter: een lange, slungelachtige kerel met lang haar, vaak gekleed in het zwart en een lange shawl om zijn nek.
Hij had zo de rol van Doctor Who kunnen krijgen!
Deze man had nieuwe ideeën, wilde stenen verleggen en pakte zijn moment. Ideeën die voor ons, en dan met name voor onze ouders, ver over de grens gingen. Hij wilde namelijk dat tijdens het vormen van een nieuw schoolvoetbalteam er ook meiden mee mochten doen.
Tegenwoordig zeggen we dan: ‘Nou, dat was wel even een dingetje!’
Nu hadden we wel een paar meiden die tegen een balletje konden schoppen maar er was eentje die er echt uitsprong, Mieke. Dit meisje kon voetballen als de beste en dat werd erkend door alle voetballende jongens. Dus daar viel wel mee te leven, mocht ze daadwerkelijk geselecteerd worden. En over die andere meiden maakten we ons niet echt zorgen want die zouden toch nooit de selectie van vijftien halen. Er waren genoeg voetballende jongens. Het eiland was even te klein maar Meester Jeroen hield vast aan zijn standpunt, visionair als hij misschien wel was.
Wij waren het er ook niet mee eens omdat onze ouders het er niet mee eens waren. Ouders die niet wisten niet dat ze jaren later vol enthousiasme naar de Oranje Leeuwinnen zouden kijken…
Mieke kon wel voetballen. Vaak beter dan ons. Eigenlijk hadden we toen de beschikking moeten hebben over Petities.nl, dan hadden we wellicht de titel iets aangepast:
‘Geen meiden in ons schoolvoetbalteam. Behalve Mieke!’
Mijn handen jeuken om opnieuw te schrijven over de ‘Corona-ontkenners’ maar ik doe het niet. Ik heb een leven en laat dat leven niet meer beïnvloeden door een clubje betweters, ‘flat earthers’, doemdenkers, trollen, populisten en complotdenkers die onze democratie proberen te ontwrichten met hun doemscenario’s over de crisis. Een crisis die niet alleen ons verwende landje getroffen heeft maar de hele wereld! Een crisis die ons even met beide benen op de grond gezet heeft. Een crisis die onze hulpverleners (waaronder ook de politie!) op hun tenen deed lopen maar die nu geconfronteerd worden met halve zolen die níet meer met twee benen op de grond staan!
Het sop is de kool niet waard.
Telkens als ik weer van die loze berichten voorbij zie komen doe ik mijn ogen dicht en roep hardop: “Niet op reageren, ze zijn in de minderheid! Wij, het gezonde verstand, zijn nog steeds met meer!” Soms helpt het na één keer hardop roepen maar zo nu en dan delen ze zo ontzettend veel onzin dat ik het een paar keer achter elkaar tegen mijzelf moet zeggen. Hardop!
Om daarna weer vol positieve energie verder te gaan.
Maar ik heb het ook veel te druk. Dat is op zich een goede remedie om niet 24/7 op Social Media van alles te delen. Of als je iets deelt, lees dan eerst even de inhoud in plaats van alleen de titel van het stuk. Maar dit even terzijde, ik had immers beloofd het er niet meer over te hebben.
Ik kom tijd tekort.
Ik heb het namelijk te druk met het temmen van mijn hamster. Of beter gezegd, de hamster in mij. Ik ben daarmee begonnen na het lezen van een artikel van twee (kinder-)artsen, de heren Kreier en Biezeveld, die een verfrissende theorie hadden over waarom de mens zich zo volvreet. De theorie verklaart waarom ik soms van die vreetbuien heb. En waarom ik steeds op zoek ga naar zoetigheden in huis.
Zelfs mijn meloen zoete vrouw wordt soms gek van mij!
Maar het artikel verklaarde veel. Er zit namelijk een hamster in je hoofd! Deze hamster heeft ook een naam, Hypothalamus. Hypothalamus laat je steeds aan eten denken en stuurt je naar de chips, de koekjes of de chocola. Of naar de frituur mocht het gaan om een vetzuchtige hamster. Daarnaast regelt hij ook wanneer je moet vechten, vluchten en paren. Paren? Ja, dat is een ouderwets woord voor voortplanting of gewoon puur seks voor de lol, ook een goede remedie tegen het continue delen van onzin op Social Media.
Een druk hamstertje dus!
Natuurlijk heeft de mens ook nog een eigen willetje. Dat stukje ‘eigenwijs in je hoofd’ noemen ze de prefrontale cortex, in de volksmond ook wel ‘Cor’ genoemd. Cor is een beslisser. Cor hakt knopen door. Dat kan in je voordeel zijn maar ook in je nadeel natuurlijk. Als ik naar mijzelf kijk is het meer in mijn nadeel. Want Cor heeft mij al regelmatig chocola doen laten eten terwijl het eigenlijk niet goed voor mij is. Of als ik voor de vriezer stond mij net dat zetje gegeven om toch die magnum te pakken.
Ook al was het een mini exemplaar..
Het kan ook zijn dat Cor jou ineens de opdracht geeft om weg te lopen bij de vriezer om een glas water te drinken. Dan is het in je voordeel en komt het limbische systeem, de ‘lobbyist’ volgens de schrijvers, om de hoek kijken want die geeft je dan het goede gevoel. Dat het je gelukt is ‘nee’ te zeggen tegen het ijsje. Maar het nadeel in dit geval is dat je dus niet dat heerlijke chocolade ijsje kan proeven, dat je niet met je tanden het knapperige chocola breekt en vervolgens weg kan zwijmelen in het witte roomijs… Ja, Cor zet je aan tot keuzes maken in je leven. Naast die keuzes regelt hij ook je sociale gedrag. Hij maakt dus de beslissing of je een neerbuigende discussie in de winkel begint over de genomen corona maatregelen met de winkelmedewerker of hij beslist dat je de winkelmedewerker bedankt voor zijn inzet waardoor jij en ik redelijk veilig nog kunnen winkelen.
Dus negatief of positief ergens tegenaan kijken.
We weten inmiddels van de verhalen dat de prefrontale cortex nog te vaak negatief gebruikt wordt, helaas. Dat snap ik niet want hij geeft je de (eenvoudige) keus of je goed of slecht gaat handelen. In slim of in dom, het is maar hoe je ernaar kijkt. Bijvoorbeeld door je gewoon aan de 1.5 meter afstands-regel te houden in plaats van je ertegen verzetten. Ik hou mij eraan er gewoon aan en zo nu en dan, als het zo uitkomt, veer ik mee met mijn omgeving. Noodwet of niet.
Want, er zijn geen problemen. Er zijn mensen.
Deze tegelwijsheid hangt al jaren bij mijn ouders aan de muur en ik kom er steeds meer achter dat het klopt als een zwerende vinger. Maar goed, ik zou het er niet meer over hebben had ik je beloofd. Daarom weer even terug naar de hamster in mijn hoofd. Want er is een manier om hem koest te houden zodat hij niet in de stress raakt. En die manier is heel simpel: ga zelf lekker koken! Zoek een recept van Gordon Ramsay of Jamy Oliver, koop alles vers en ga lekker aan de gang in de keuken. Hamstertje Hypothalamus houdt zich nu rustig want hij weet dat er eten aan gaat komen. Natuurlijk is de kans dat er iets mislukt waardoor het feest niet doorgaat maar dan ben je gepermitteerd om toch maar even naar de snackbar te gaan.
Onder de noemer ‘overmacht’.
Ik kan wel redelijk koken alleen laat de hamster mij teveel eten. Maar daar heb ik een oplossing voor gevonden! Heel actueel!
Ik pas de 1.5 meter-regel toe in ons huis! Dan kan ik niet meer bij de koel-vrieskast combinatie waar het ijs ligt of bij de lade waarin chips en andere lekkere dingen liggen.
Steeds vaker hoor ik leeftijdgenoten om mij heen praten over het aankomend pensioen. Persoonlijk ben ik daar niet zo mee bezig want ik vind werken een mooi tijdverdrijf. Daarnaast krijg ik er ook nog wat geld voor en doordat ik op mijn werk ben kan ik het niet uitgeven! Daardoor blijft er zelfs wel eens wat over! Nu heb ik geen zwaar beroep, hooguit soms wat geestdodend. Dat compenseer ik wel weer in wat gekkigheid met sommige collega’s of gewoon zo nu en dan een goed gesprek.
Het leven is al serieus genoeg.
Ik begon mijn werkbare leven als kok en ja, dat was een stuk zwaarder. Naast het vele staan, sjouwen, lange uren en elke avond je kunsten vertonen was het werken in de horeca ook super spannend. De mooiste jaren waren bij een party- catering, dan gingen we haast dagelijks met potten en pannen naar de klant toe en kookten een intiem diner op hun fornuizen. Of we bouwden een grote ruimte om in een gezellig uitgaansgelegenheid met eten en drinken, dans en muziek.
Mooie herinneringen.
Later kwam ik in de branche terecht waar ik nu ook nog in zit, de beveiliging. Dat was andere koek en ik moest wel even flink wennen: je zat meer dan je liep. Maar ook daar vond ik wel weer mijn draai en genoot vooral van het gastheerschap welke inherent met beveiligen te maken heeft. Daarnaast pakte ik alles erom heen aan om iets meer bezig te zijn, zoals personeelsvereniging en wat ICT-dingetjes.
Nu ik even teruglees lijkt het wel een Curriculum Vitae te worden!
Daarom maar snel naar de aanleiding van dit stukkie, de Drie Musketiers. Deze drie helden waren eigenlijk met zijn vieren en dat klopt ook in dit verhaal. Want ik heb sinds ik in de afgelopen twee jaar kennis gemaakt met de ‘Musketiers van Oldambt’. Ik noem ze voor het gemak Jan Aramis, Dolf Athos, Henk Porthos en Gerko D’Artagnan. Deze vier pensionado’s zaten ooit op de Ambachtsschool, de voorloper van de LTS. Hier leerden zij ‘de ambachtelijke nijverheid’ zoals ze dat zo mooi zeggen en dat hebben wij mogen ondervinden. Want ondanks dat ze met pensioen zijn kunnen ze de arbeid niet laten en worden ze zo nu en dan nog ingezet voor een klus.
Dit zijn van die kerels die zeggen: ‘Mijn werk is mijn hobby!’
Mannen van het kaliber ‘Vakmanschap is Meesterschap.’ Elk op hun eigen gebied. Jan is van het witgoed, Dolf loodgieter en Gerko en Henk zijn van de houtbewerking. Ze zijn min of meer met elkaar opgegroeid en kennen elkaar al ruim dertig jaar. En in dat verleden kwamen ze elkaar regelmatig tegen op de verschillende werkvloeren en werkten ze samen.
Met respect voor elkaars kunsten.
Ze zijn door de wol geverfd, weten wat ze moeten doen en als ze het niet weten hebben ze zo ontzettend veel kennis dat ze het alsnog oplossen. Ze weten dingen die niet in de schoolboeken staan maar die je in de praktijk leren kan.
En die praktijk heeft ze gevormd en gemaakt zoals ze nu werken.
Naast hun vakmanschap zie je nog meer opvallende kenmerken. Dit soort werklui gooien namelijk nooit wat weg. Sterker nog, ze pakken eerder wat op dan dat ze iets weggooien! Dat wist ik wel want mijn vader, ruim gepensioneerd inmiddels, gooit ook niets weg. Is uit hetzelfde hout gesneden zoals ze dat zo mooi zeggen. Pas als hij er niks meer mee kan dan mag het naar de stort. Zo had hij een stofzuiger die zeer waarschijnlijk al eerdere eigenaren gekend had. Die heeft hij gerepareerd en vervolgens hebben ze er nog jaren plezier van gehad.
Tot vorig jaar..
Mijn vrouw en ik zouden wel even de vloer dweilen. Ik pakte de stofzuiger en zij kwam dan achter mij aan met de dweil. Nu wil het geval dat ik soms een beetje onhandig ben. En dat is nog zacht uitgedrukt. Ik kan soms dingen doen waarvan ik later denk: Dat had ik anders moeten doen. Maar dan is het al te laat. Want tijdens het stofzuigen liep ik zó de emmer met sop voor de vloer omver! Op zich kon die vloer dat best hebben maar de stofzuiger was er minder blij mee.
Al gauw kwam er rook uit…
Mijn vader nam het sportief op en zei dat ding wel weer aan de praat te kunnen krijgen maar enkele dagen later kreeg ik een Appje waar de teleurstelling van afdroop.. De stofzuiger was niet meer te repareren.
De Musketiers in dit verhaaltje zijn net zoals mijn vader. Wellicht een generatie dingetje. Laatst was ik in de werkplaats van een van de Musketiers. Hij had daar een prachtig meubel staan met smalle laatjes. Nadat ik vroeg wat daarin zat trok hij een la open en zag ik allemaal luciferdoosjes, gevuld met allerlei soorten schroefjes en boutjes en moertjes en nippeltjes. De kast was ooit van zijn vader geweest en werd nu gekoesterd door hem. Want alles wat zijn vader op straat of op de werkvloeren vond nam hij mee in zijn broekzak, om het vervolgens keurig gesorteerd weg te leggen in een van de luciferdoosjes.
Een soort monnikenwerk eigenlijk.
Als je dat ziet dan staat de tijd even stil. Want we leven nu in een tijd van ‘gooi maar weg, we kopen wel nieuw.’ Dat is mede de reden dat ik zo onder de indruk ben van deze dappere strijders in onze huidige samenleving. Een samenleving waarin enkele jaren terug nog het werken met je handen soms met minachting benaderd werd.
Gelukkig is die minachting aan het omslaan in bewondering en kiezen steeds meer jongeren ervoor om te werken met hun handen! Dan komen ze afgemat thuis maar de voldoening van een geslaagde klus geeft ze energie. En hopelijk komen ze zo nu en dan een van deze Musketiers tegen en zien ze de lichtjes in hun ogen als ze over een van hun vele projecten praten. En de verbondenheid met hun vak.
Zoetekauw noemen ze het ook wel. Dat is iemand met een voorliefde voor zoet. Ik beken, ik behoor tot die categorie. Toen ik nog geen kinderen had was ik een normale innemer. Suiker in de koffie, bruine basterdsuiker in de yoghurt en zo nu en dan een dropje. Meer was het niet.
Oh ja! Regelmatig ijs van Piet, ijssalon Italia!
Jaren later kreeg ik kinderen en die kinderen werden groter en ja, dan moet er toch wel een snoepje in huis zijn toch? Even helder, dat was nog in de tijd dat snoepjes gewoon konden en toen wisten we nog niet dat suikers echt heel slecht zijn voor lijf en leden. Maar dat was ook de tijd dat we veel meer bewogen en niet ons van stoel tot autostoel hesen en vice versa.
En het was de tijd dat we eigenlijk nog nooit van het woord ‘obesitas’ gehoord hadden..
Van huis uit kregen we wel eens een snoepje maar dat was meer uitzondering dan regel. Daarom ging ik graag op visite bij mevrouw Van der Meulen, een oudere weduwe waar de jeugd vaak kwam voor een praatje en een snoepje. Soms had je het geluk een paar centen te hebben en dan kocht je bij de Enkabé daar een paar toverballen of schuimblokken voor. Of je kocht een zak chips, gewoon een grote zak want die ‘eenpersoonszakjes’ hadden we toen niet.
En thuis kregen we op woensdagmiddag en zaterdagavond een bakje chips.
Als vader kocht ik dus regelmatig wat snoep voor in de voorraadkast maar op een gegeven moment werd dat regelmatig eigenlijk een standaard. Elke week vulde ik de boel aan maar het kroost werd niet dikker en de tandarts bleef ook elke keer na een bezoek vol lof over de jeugdige gebitjes.
Alleen werd ik dikker en de tandarts begon ook steeds meer op mij te mopperen…
Zure matten waren eigenlijk wel mijn favoriet maar ook die kleine doosjes Smarties, heerlijk! Die mini-doosjes met snoepjes waren zó mini dat je er wel een paar van moest nemen voordat je het pas echt proeven kon. En spekjes, daar heb ik mij echt misselijk aan gevreten! Met alle gevolgen van dien, de trommel was elke week leeg. De kinderen waren echt onschuldig in dit verhaal, er was maar één dader:
Hun vader…
Nadat ik drie jaar geleden gestopt was met roken nam de toename van zoetigheid alleen maar toe. Dat was voornamelijk de schuld van mijn vrouw. Zij houdt namelijk van gezelligheid en gezelligheid gaat in haar ogen heel goed samen met ‘iets lekkers’. Zodra Pasen in zicht was stroomden de chocolade eitjes het huis binnen en die worden verdeeld over gezellige schaaltjes. Het duurde niet lang meer of ik had ze allemaal opgevroten want ze zijn zó lekker, vooral de witte kunnen op mijn enthousiasme rekenen.
Maar mijn vrouw ’s enthousiasme voor mij nam met elk opgevreten ei alleen maar af.
Ze snapte het niet. “Je kan toch ook gewoon één eitje eten?” zei ze dan, behoorlijk verontwaardigd omdat het hele schaaltje al na één dag leeg was. Ja, dat kan. Maar ten eerste zitten er verschillende smaken in en ten tweede zijn ze klein waardoor je amper proeft hoe ze smaken. Datzelfde herhaalt zich met de weken voor kerst. Dan liggen er overal kerstkransjes en voel ik dat ik weer aan de bak moet.
Want na de kerstdagen zijn ze niet meer lekker…
Tussen deze feestdagen door zie ik toch regelmatig repen chocola of bonbons voorbijkomen. Want ja, het staat zo gezellig en het is ook zo lekker bij de thee. Wat dat laatste betreft ben ik het helemaal met haar eens, chocola is heerlijk bij de thee. En bij de koffie. En bij een biertje. En bij niks, gewoon voor de grijp.
En als ik naar mijn favoriete programma kijk, First Dates, net na het eten.
Er is een periode geweest dat ze de chocola verstopte. Maar al gauw had ze in de gaten dat verstoppen geen zin had met een man zoals ik in huis. Mijn moeder heeft dat vroeger ook geprobeerd. Wij hadden namelijk een grote blauwe, blikken bus in de bijkeukenkast staan waar de chips in bewaard werd. Maar moeder greep regelmatig mis omdat ik er enkele grepen in gedaan had, ik was (en ben) gek op chips. Zó gek dat ik de straf die ik kreeg incalculeerde en voor lief nam. Op een gegeven moment was ze er zo klaar mee waarna ze de chips ging verstoppen voor deze chips verslaafde muis. Dat verstoppen ging ver, heel ver. Want uiteindelijk vond ik de chips in de nis achter het keukentafelkastje en, geloof het of niet, in de centrifuge!
Dat gaf wel aan dat ik voorzichtiger moest zijn en niet in één keer de zak leeg moest vreten…
Onlangs vond ik, in het hier en nu, een Toblerone reep in de kast, op de gebruikelijke ‘chocolade-plank’. Het was een behoorlijk reep, groter dan normaal. En wederom kon ik de verleiding niet weerstaan en opende de driehoek doos voorzichtig waarna ik met veel moeite een stuk afbrak en in mijn mond stak.
Om vervolgens de doos weer voorzichtig dicht te vouwen zodat het niet opviel.
Dit herhaalde zich vervolgens enkele dagen en uiteindelijk lag alleen de lege verpakking er nog. Zonder dat mijn geliefde het door had en waarmee zij bevestigde het links te kunnen laten liggen. Iets wat ik dus niet kan.
Mijn zwakte..
Om haar geen stok te geven besloot ik een nieuwe reep te kopen, de oude verpakking weg te gooien en mij voor te nemen de nieuwe reep niet aan te breken. Toen ik later thuiskwam zag ik het pas. De gekochte reep was toch kleiner, het scheelde exact 260 gram!
Maar ik ging er niet voor terug en gokte op de goede afloop.
Vorige week stond ze met die reep in haar handen. Voor ons geslaagde buurmeisje. Ze mag van ons als cadeautje haar nagels laten ‘stijlen’ en de reep was gewoon voor de geef.
Was het ‘normaal’ wat achter ons ligt eigenlijk niet gewoon ontzettend abnormaal? Dat vraag ik mij steeds meer af de laatste tijd. Iedereen heeft het over de corona, over wat een barrel het eigenlijk is, hoe lastig het is en hoe het ons hele leven op de kop gezet heeft. Maar ik hoor en lees ook steeds vaker dat we er ook iets van kunnen leren. Dat de manier van leven welke we al jaren en jaren gewend waren, misschien iets te veel vergde van mens, dier en wereld.
Hoe ‘gewoon’ was eigenlijk het gewone?
Want als we echt eerlijk daarover zijn dan short het er nog wel eens aan. We leven van evenement naar evenement, de kinderen hebben overvolle agenda’s en komen niet meer aan ‘gewoon’ buitenspelen toe, ze hebben speelgoed wat haast niet meer van de echte wereld te onderscheiden is waardoor de fantasie minimaal de kans krijgt om gezellig ‘mee te spelen.’ Vreemd dat laatste want de meeste ouders van nu weten heus nog wel hoe ze vroeger buiten konden spelen en hoe leuk dat eigenlijk was.
Stoeprandje, verstoppertje, Stand in de mand…
Het vaak gehoorde tegen argument is dat de straten vol staan met auto’s en dat de stoepranden amper nog het daglicht zien door de vele velgen. Dat klopt. Dat geeft juist heel duidelijk aan hoe we ons in de welvaart wentelen. Twee tot drie auto’s per gezin is tegenwoordig helemaal niet meer raar. Daarom worden er weer plekken gecreëerd waar het kroost even los kan komen van het ouderlijk gezag, ‘gezag’ dat ik ook een beetje in twijfel neem want de jongste jeugdigen zijn behoorlijke bijdehandjes. Waardoor het moeilijk corrigeren is.
En vervolgens kregen we te maken met de term ‘conflict vermijdend’ gedrag.
Natuurlijk valt het allemaal vast wel mee en zit ik hier gewoon een beetje zuur mijn stukje te tikken maar toch heeft covid 19 ons behoorlijk een spiegel voorgehouden. Want we hadden ineens de kinderen thuis. Niet een weekend, een weekje of twee weken. Nee, dat werden weken en weken! En er moest ook nog onderwezen worden en dat was voor sommige ouders best wel confronterend want Jantje en Marietje waren toch niet zo hoogbegaafd als zij altijd gedacht hadden.
Gedachtes die zij ook altijd ventileerden aan de meesters en de juffen…
Ziehier de reden hoe het tekort aan leraren blootgelegd werd. Want wie laat zich bij elk tien-minuten gesprekje graag afzeiken? Niemand toch? Hopelijk hebben deze mensen nu een lesje geleerd en voeren ze voortaan (nederig, netjes en beschaafd) het tien minuten gesprekje met de meester of juf.
Geloof mij, dat scheelt een hoop stress en de leraren krijgen er weer lol in!
En geloof mij, later, als de kinderen groot zijn, zoeken ze toch hun eigen weg. Die hoef je haast niets meer uit te leggen want alle antwoorden Googlen ze wel even. Maar de belangrijkste taak die ouders aan hun kinderen moeten meegeven zijn toch wel de levenslessen, lessen hoe je met elkaar omgaat.
Wie goed doet goed ontmoet!
Ik denk dat we echt meer naar de voordelen moeten kijken van de huidige crisis waarin we ons bevinden. Kijk maar eens hoe we met zijn allen een stuk schoner zijn geworden. We vervuilen minder omdat we minder consumeren en de auto wat vaker laten staan. Terwijl de benzineprijzen weer lijken op de prijzen aan het begin van deze eeuw gebruiken we de auto toch minder! Dat is goed te zien op de weg. We houden ons ook redelijk aan de nieuwe snelheden en de verkeershuftertjes lijken ook wat relaxter te worden. En dan de files.
Welke files?
Die lijken opgelost omdat velen thuis zijn gaan werken. En die thuiswerkers krijgen er ook steeds meer lol in want die zijn even verlost van domme kantoorgrapjes zoals het vastplakken van je computermuis of gsm. En we zijn bewuster onze handen gaan wassen omdat we bewuster geworden zijn van vuiligheid op de gebruiksvoorwerpen om ons heen, zoals bijvoorbeeld een deurkruk of de knoppen van de lift!
Of de hand die geschud moet worden…
Maar het allerleukste is toch ook wel weer verrassend: we hebben namelijk meer seks! Ja, ik, jullie, iedereen! In Zuid-Holland spannen ze de kroon maar hierin Groningen kunnen we er ook wat van! Dat komt natuurlijk doordat we niet meer naar onze ‘buiten vrouw of man’ kunnen en daardoor ontdekt iedereen weer dat het binnenshuis ook best wel leuk is.
Prachtig nieuws toch!
Uitzonderingen op de regel hè! Want er zijn door al dat thuisblijven vast ook wel wat scheurtjes ontstaan in menige relatie. Scheurtjes die de verhoudingen zo onder spanning zetten dat er vast wel weer een soort stoelendans ontstaat in relatieland. Dat zien we ook terug in de politiek, zoals de club van Henk Krol, 50Plus. Die vlogen elkaar zó in de haren dat zelfs mediation niet meer hielp. En bij Femke Halsema zal het momenteel ook wel niet echt lekker lopen. Vermoed ik. Maar we zien ook de andere kant. We zijn massaal getuige van een ontluikende liefde tussen twee hele bekende Nederlanders! Over wie heb ik het?
Over onze premier en Irma natuurlijk!
Hoe leuk is dat toch elke keer weer tijdens de persconferenties! Je voelt de seksuele spanning tussen die twee wanneer ze ons, het Volk, uitleggen hoe we ons beetje bij beetje mogen ‘unlocken’ en weer terug kunnen naar het normaal. Ik word daar zo vrolijk van dat ik eigenlijk niet eens meer luister naar de daadwerkelijke boodschap.
Ik verheug mij nu al op de Staatsbruiloft!
Ach ja, wat kan de liefde toch veel moois geven. Dat geeft positieve energie en dat is veel beter dan dat negatieve geweeklaag, dat vreet juist energie. We moeten Omdenken en eerlijk zijn tegen onszelf in plaats van elkaar gek maken met theorieën die enkele mafketels via allerlei media tentoon spreiden.
Laten we leren van de afgelopen maanden, het zal een heel belangrijk onderdeel worden van onze geschiedenis!
Het regent momenteel zonnepanelen! Ze schieten als paddenstoelen uit de grond en sinds een weekje groeien ze nu ook bij ons op het dak. Eindelijk! Wij zijn nu ook duurzaam. Na jaren en jaren energie slurpen maken we het nu zelf. Wij horen nu in het rijtje van energieleveranciers en worden rijk. Schatrijk. De Tesla is al besteld en ons gasfornuis zal plaatsmaken voor een kekke inductieplaat waarop ik nog lekkerder zal gaan koken dan voorheen.
Ja, deze energiebaron knalt haast uit elkaar van energie!
En ik ben niet het enige blije mens hier in huis hè, mijn allerliefste energiebaronesje is er ook blij mee. Ze zit nu de hele dag via de zonnepanelen- App op haar telefoon te kijken naar de kilowatten die massaal door ons geproduceerd worden en kirt er op los bij elk piekje van productie. We zijn er zelfs zó blij mee dat we stoelen voor de meterkast hebben gezet om te kijken naar de teruglopende meter.
En dan knijpen wij elkaar even in de handen.
Dat geluksgevoel. Zó intens, zó emotioneel. Eigenlijk is dat best wel raar, dat we zo overdreven reageren. Maar er zit kennelijk momenteel iets in de lucht dat ons mensen wat gevoeliger maakt. Door de huidige omstandigheden lijkt het alsof we allemaal wat liever voor elkaar zijn. Dat we wat meer begrip tonen, dat we wat meer luisteren naar elkaar en dan bedoel ik ook écht luisteren. Ik zeg specifiek ‘lijkt’, want schijn kan bedriegen en zelfs waarheid worden. Zo las ik van de week dat er mensen zijn die hebben gereageerd op het overlijden van de moeder van premier Rutte.
Je verwacht dan, als normaal denkend mens, meelevende condoleances te lezen in de reacties.
Nou, dat was niet helemaal het geval. Kort door de bocht waren vele uitspraken het sop niet waard. Want er werd weer van alles uitgekraamd door …door… ja, door wat voor mensen eigenlijk? Moeilijk om daar een definitie van te maken want idioten komen in alle lagen van de bevolking voor. Alle lagen ja, want onlangs sprak ik iemand van het ziekenhuis. Haar vertrouwen in de mensheid had even een flinke deuk opgelopen. Want zij werd tijdens haar werkzaamheden bij de hoofdingang op een vreselijke manier uitgescholden en beledigd. Waarom? Omdat zij enkel het deurbeleid uitvoerde. Het betrof een keurig persoon van rond de 70 jaar die helemaal flipte omdat alleen de partner naar binnen mocht. Deze regel werd toegepast bij eenvoudige handelingen, niet bij belangrijke uitslagen. Zo proberen ze in het ziekenhuis grote drukte te vermijden waardoor men niet spastisch door de gangen van het ziekenhuis hoeven te lopen.
Best wel handig in deze anderhalve meter samenleving.
Maar dat willen sommige mensen helaas niet snappen, de categorie negatief. Maar ik ga nog wel even terug naar de emoties. Mooie, herkenbare emoties die zo nu en dan in ons leven voorbijkomen.
Vaderlijke emoties om precies te zijn.
Van de week raakte ik in gesprek met een leeftijdsgenoot die ongeveer dezelfde ‘bagage’ heeft als ik eerder ook gehad heb. Hij was net verhuisd en vertelde dat hij ook een adreswijziging gestuurd had naar het ouderlijk huis van zijn drie kinderen. Omdat zij het recht hebben te weten waar hun vader woont. Er waren verder geen verwachtingen van een respons op het kaartje want hij zag zijn kinderen al jaren niet meer en ja, scheiden is lijden en laat voor alle betrokkenen diepe littekens na. De kaart was gewoon zakelijk, alhoewel hij wel afsloot met de woorden:
‘Ik mis jullie.’
“Maar zonder verwachting hè, zonder verwachting…” Hij schudde wat met zijn hoofd en vertelde verder. “Maar gisteravond kreeg ik ineens een Appje: “Hoi Pap!” Toen hij die woorden zei sloeg hij stil. Hij trok met zijn mond, perste zijn lippen op elkaar en knokte tegen de tranen. Ik slikte een brok in mijn keel weg. Want dit was zó herkenbaar. Ik begreep hem direct, heb jaren terug ook in die situatie gezeten maar bij mij zijn de littekens met de jaren steeds meer aan het helen. Bij mij, maar ook bij mijn kinderen zie ik nu de rust terugkeren en komen wij allemaal in een rustiger vaarwater.
‘Hoi Pap!’
Hij vertelde mij dat hij nog nooit zo blij was die woorden te horen. ‘Hoi Pap.’ Het lijkt zo gewoon maar dat is het niet als je je kinderen al jaren niet meer gezien hebt. Niet omdat je ze niet meer wilt zien maar omdat de omstandigheden je ertoe dwingen. Je leert ermee leven, je draagt het als een man en je vertikt het om in een slachtofferrol te vervallen. Het enige wat je kan doen is doorgaan, doorgaan om boven je verdriet te staan. Om zo min mogelijk deining te veroorzaken. Uit liefde voor het kroost berust je in je lot.
‘Hoi Pap!’
Het was genoeg voor hem om zijn emoties te laten zien aan mij. En ik brak van emotie door de anderhalve meter barrière en gooide mijn arm om hem heen: “Man! Wat een goed nieuws!” en keek ongemakkelijk om mij heen, wellicht op zoek naar iemand met Fisherman’s friends…
Na de wolkbreuk praatte hij als Brugman over hoe fijn dit was en hoe mooi het allemaal wel weer zou kunnen worden, onderwijl toch flink op de rem trappend om niet te hard van stapel te lopen. Want hij zag overduidelijk dat dit een kans was die met beide handen gepakt moest worden. Wellicht met handschoenen want het was nog pril, en broos.
En niet meer terugkijken of wijzen naar schuldigen.
De rest van de dag liep ik met een grijns op mijn smoel van oor tot oor. Dat verhaal van die gozer gaf mij zoveel energie die onze eigen energie productie deed verbleken. Dit soort berichten geven hoop. Hoop in bange dagen zoals ze dat zo mooi zeggen. En de wetenschap dat uiteindelijk alles wel weer goed komt zolang je er maar voor wilt gaan.
Want mensen kunnen echt niet zonder elkaar, energiek als ze zijn.
Eigenlijk net als zonnepanelen niet zonder de zon kunnen!
Onlangs heb ik mijn oudste zoon, net vader geworden van een prachtige dochter, even flink op zijn donder moeten geven! Dat klinkt vervaarlijk en wellicht wat agressief maar het was echt even nodig! Niet omdat hij haar mishandelt of zo hoor, laat ik daar wel even heel duidelijk in zijn.
Nee, hij overlaadt haar met aandacht!
Hij is continue aan het knuffelen. Of hij verschoont haar luier en geeft de zuigeling een flesje. En hij doet haar in bad en kleed haar aan. En alles gaat gepaard met knuffelen. Dan doet hij dingen die ik ooit bij hem gedaan heb en mijn vader ooit bij mij. Zoals ‘neusje, neusje, neusje’, ‘Komt een muisje aangelopen’, of ‘Klap, ga naar de markt.’ Allemaal knuffelversjes die bij ons in de familie ooit bedacht zijn om de nieuwe leden in de familie te vermaken.
Maar je kan er ook in doorschieten.
Vooral dat ‘neusje-neusje-neusje’. Dat is in werkelijkheid namelijk neusje-gok! Dat neusje van het leutje wichie kan zó verdwijnen in een van haar vaders neusgaten! En hij blijft er dan maar mee doorgaan, terwijl je ziet dat ze maar één ding wil: Slapen! En zoveel mogelijk! Tijdens haar ontwikkeling als mooiste kindje van de wereld lag ze veilig en knus in de buik haar moeder. Natuurlijk hoorde ze zo nu en dan haar aanstaande vader wel, wanneer hij weer via de buik contact zocht met haar. Maar daar kon ze zich nog voor afsluiten.
Nu kan dat niet meer…
Uiteraard heb ik gezocht naar een antwoord op dit overdreven gedrag van mijn zoon. Had hij een meer gender neutrale opvoeding moeten krijgen? Ik weet nog dat hij op zijn 4e of 5e verjaardag van een oom zo’n roze tasje kreeg, met een roze kammetje en een roze spiegeltje erin. Hij smeet het van kwaadheid op de grond. Even helder, hij werd hier niet gepusht! Dit was zijn eigen willetje.
Door die ‘gebrekkige’ opvoeding zitten we nu met de gebakken peren…
Want hij haalt als het ware nu in. Een soort compensatie gedrag zeg maar. Het gemis van een pop in zijn jeugd versus het popke welke hij en zijn vriendin nu op de wereld gezet hebben. Ik had als kind ook geen pop maar ik speelde wel in de Poppenhoek met de poppen op de kleuterschool. Net zoals de andere jochies in de klas.
Maar er is toch ook nog een moeder in dit verhaal?
Jazeker! Alleen zij krijgt simpelweg de kans niet om moeder-babydingen te doen.
Eerst dacht ik dat het aan mij lag. Want ik heb best wel snel een oordeel klaar en betrap mezelf regelmatig op een iets te zure opmerking over nieuwerwetse dingen of uitvoeringen. Maar ik kreeg bijval, bijval van iemand die ik erg hoog acht.
Mijn vader!
De (bijna) 86 jarige overgrootvader van dit meiske om precies te zijn. Ook hij had mijn zoon de oren even gewassen. Wij hebben hem, zonder dat we het van elkaar wisten, even flink aangepakt. Dat hij die kleine met rust moest laten, rust die het meiske zo hard nodig heeft om te groeien. “Het gaat om één van de drie R’n, ‘Rust, Reinheid en Regelmaat’. “
Dat wist ik nog van vroeger toen ik zelf net vader was geworden.
“En jij bent bezig met onRust! Daar zit ook een R in maar dat is niet de goeie!” vervolgde ik mijn relaas toen ik hem telefonisch ter verantwoording riep. “En als kersverse opa heb ik het recht om in te grijpen. Dus wanneer je haar s’ nachts de fles gaat geven dan doe je niet die bouwverlichting aan maar een klein nachtlampje. En dan fluister je lieve dingetjes in plaats van hardop in hardstyle te gaan zingen dat ze lekker aan het groeien is!”
Nou, daar was hij even stil van. Even. Toen kwam zijn antwoord:
“Maar Pa, dat deed jij toch ook bij ons toen wij klein waren?” “Dat klopt jongen, maar dan was je al flink ouder, dus niet net twee weken.. En het was gewoon overdag, tussen de slaapjes door.”
Hij beloofde beterschap.
Maar even later stuurde hij weer een filmpje waarin te zien was dat het meiske de hik had. Ze lag op haar ruggetje op het grote bed en hij, startende vader, lag ernaast. Kennelijk dacht hij dat ze aan het lachen was en dat ze een spelletje wilde doen waarna hij steeds de slab op haar hoofdje legde en dan ineens wegtrok.
“Kiekeboe!”
Je zag aan haar de frustratie. Haar handjes probeerden duidelijk te maken dat ze de hik had en helemaal geen zin had in spelletjes. “Help mij van die hik af en leg mij asjeblieft weer terug in mijn bed!” leek ze te zeggen. Hij zag de wanhoop niet in haar ogen en ging gewoon door. Natuurlijk snap ik hem wel hoor, hij is zo trots op haar als een aap met zeven staarten. Zo hoort het ook te gaan.
Maar nu moet hij toch even naar zijn (o)pa’s luisteren!
Zijn enthousiasme voor zijn dochter wil hij ook heel graag delen. Want hij bestookt al zijn telefoon contacten ook met Appje’s. Over het algemeen met foto’s en filmpjes waarop zijn dochter te zien is, inclusief de verwekker.. Leuk, maar mijn telefoon draait nu overuren en het geheugen raakt voller en voller waardoor mijn telefoon trager en trager wordt. Ik zit nu dagelijks de boel op te schonen en heb al 10 gig aan foto’s op de harde schijf, enkel van dit lieve kleine meiske. Het zijn al meer foto’s en filmpjes die ooit van hem zelf gemaakt zijn!
Hij is dus helemaal in de bonen en een beetje in de war
Zo vertelde hij van de week dat de administratie van zijn werk hem benaderd had, via de mail, ik citeer:
‘Beste Youri, ik gok dat je vader bent geworden? Van harte gefeliciteerd! Wel wil ik even doorgeven dat ik jouw weekstaat ga aanpassen. Zwangerschapsverlof wordt namelijk alleen gebruikt door de dames. De dagen die jij opneemt omtrent geboorteverlof dienen geregistreerd te worden onder betaald kort verzuim….’
Aanstaande dinsdag is het dan eindelijk zo ver. Na weken en weken wachten en elke dag opnieuw de confrontatie aangaan in de badkamer mag het weer! Ik mag naar de kapper! Eerlijk gezegd had ik eerst die wildgroei niet zo door maar na de incubatieperiode van om en nabij de vier weken zag ik de eerste verschijnselen. En drong het pas echt tot mij door. Natuurlijk probeerde ik het nog te negeren en verdoezelde ik het door het weg te halen, met een pincet of schaar. Maar twee weken later was er geen ontkomen meer aan en was de wildgroei van haren op en rond mijn hoofd, compleet.
Ik had een corona-kapsel…
Het enige wat nog wat troost gaf was het feit dat ik niet de enige was. Nee, er liepen genoeg soortgenoten rond die met het zelfde probleem zaten. Langzaamaan zag ik keurige gekapte types veranderen in Neanderthalers, alsof ze zó uit een ver verleden tijdperk kwamen lopen.
Enkel de knuppel over de schouder ontbrak nog..
Opvallend was dat de dames die wilde koppen wel leken te accepteren. Of noem het begrip, zij waren natuurlijk ook slachtoffer van het kapper verbod. Dat was wat! Toen het bekend werd gemaakt hoorde ik in de wijk menige dame een gil geven, een gil waar overduidelijk een flink stukje angst in te horen was. Want de meeste dames zien de kapper toch echt als het allerheiligste en vinden ultieme geluksmomentjes in de kapsalon waar wij mannen maar weinig van begrijpen. Zij zien het als drie uur ontspanning van de hoogste orde.
Mijns inziens is een half uur lang genoeg om te knippen!
Toch begon het wat te rommelen. Enkele weken na de lockdown hoorde ik termen zoals ‘uitgroei’ en ‘nek uitscheren’ of er moesten ineens ‘verfpakketjes’ gehaald worden. Mijn vrouw ging toen de keuken in om een ‘potsjekoek’, een Terschellinger koek in tulbandvorm, te bakken. Die gaf ze aan de kapper toen ze het bestelde verfpakketje ging ophalen. Toen ik haar vroeg sinds wanneer we betalen met eigen baksels legde ze uit dat het ‘gewoon ter ondersteuning’ was, dat deden wel meer klanten van de kapper.
Zie hier het ontstaan van de Corona-kilo-kappers-knallers!
Eigenlijk was dat ook weer zo’n rare bijkomstigheid, dat er ineens in vele huishoudens van alles gebakken werd. Ik was daar ook slachtoffer van en heb potsjekoek, kruidkoek, mueslikoekjes, appeltaart en krentenbrood van oliebollenbeslag moeten eten. Op een gegeven moment raak je daar aan gewend en zit je rustig twee tot drie keer per dag bij de koffie eigen baksels te eten.
En ja, dan kan je in mijn geval rustig zeggen dat ik daar een slachtoffer van ben.
Dat werd van de week bevestigd nadat ik een ‘lang niet meer aangehad’ overhemd aan wilde trekken. Dat ging dus niet meer. Gekrompen, was mijn eerste reactie, maar de weegschaal besliste anders. Depressief sneed ik mij een extra dik plak poffert af die mijn vrouw gekocht had in de Langestraat om zo de ondernemers een ietsiepietsie te steunen en at het gulzig op. Vervolgens zocht ik hulp bij slachtofferhulp en die mevrouw hoorde mijn verhaal aan.
“Maar de Poffert was wél zeer smakelijk!” waardoor wij vrolijk het gesprek beëindigden.
Ik ben dus wat steviger geworden in de laatste weken maar mijn omgeving lijkt het wel te accepteren. Mijn vrouw noemt mij nu haar ‘beertje’ en zolang ze het verkleind heb ik daar vrede mee. En ja, het overkomt ons allemaal hè, we kunnen er niets aan doen dat we meer eten, minder bewegingsvrijheid hebben en matjes kweken in de nek, over de oren en boven de ogen. Het vrouwvolk ziet het manvolk langzaamaan weer veranderen in echte kerels! Daar valt ook wel wat over te zeggen.
Want laten we eerlijk zijn, wij mannen zijn de laatste decennia, excusez le mot, zachtjes aan wel wat verwijfder geworden.
We staan wat langer dan voorheen in de badkamer, gebruiken allerlei crèmepjes voor huid en hoofdhaar en zelf ben ik begonnen met baardolie in mijn prille baard te smeren! Na de emancipatie van de vrouw proberen wij mannen dat weer in te halen, competitief als wij zijn. Ook gaan steeds meer mannen naar die thermische baden omdat ‘ze even een moment voor zichzelf willen hebben..’ en make-up is sommigen ook niet vreemd.
Dat gaat mij dan weer iets te ver.
Maar nu kan ik rustig zeggen dat ik uitkijk naar de knipbeurt van aanstaande dinsdag. Want het is echt een zooitje op mijn hoofd. Plus een op hol geslagen beginnende baard waardoor ik er behoorlijk vervaarlijk bij loop. Toen de kapper mij belde betrapte ik mij erop even een klein vreugdesprongetje te maken. Wel Appte ik direct even een recente foto van mijzelf zodat ze, wanneer ik dinsdag bij ze voor de deur sta, mij niet wegsturen al ware ik een zwerver die op gratis koffie uit is.
Wellicht met een stukje potsjekoek, uit de vriezer van de kapper!
Aanstaande dinsdag mogen ze aan hun meesterwerk beginnen. Dan ga ik extra genieten van het geluid van de tondeuse die zich vanuit mijn nek ronkend opbokst tegen de wildgroei, aangestuurd door de arm van de kapper of kapster. Of naast mijn oren omhoog, dan komt het monotone geluid heel erg dichtbij waardoor ik altijd de neiging heb om in slaap te vallen. Gelukkig houden ze het gesprek wel gaande waarmee ze erger voorkomen.
Maar we gaan het niet over corona hebben!
Want ik benijd ze niet hoor, al die ondernemers die de deuren weer mogen openen. Geheid dat ze telkens hetzelfde verhaal moeten vertellen, hoe ze al die weken doorgekomen zijn en hoe ze gepiekerd hebben. Of de boel wel stabiel genoeg was om zolang gesloten te kunnen zijn. Met andere woorden, dan kom je uit de malaise en moet je er vervolgens ook nog over praten…
Daarom mijn advies, begin gewoon over iets anders, over koetjes en kalfjes van mijn part.
Die zijn ook altijd zo blij als een kind wanneer ze weer de wei in mogen!
Fases beheersen ieders leven. Zo starten de meesten onder ons als baby heb ik mij laten vertellen en daarna begint de ellende pas goed. Dat is natuurlijk een grapje, het leven is veel te leuk. Ik kan mij er niet zoveel van herinneringen maar volgens mij was ik super blij toen ik in 1964 in Harlingen ter wereld kwam.
Mijn moeder wat minder want het werd een keizersnee..
Maar al gauw werd de pijn van de ingreep vergeten en werd ik haar lieveling ’s zoon. Want ik heb langer in haar buik gezeten dan mijn broer en zus. Ook voorgaande is grappig bedoelt want ik weet ook wel dat ze ons alle drie zeer lief had. Toen ik in de puberteit kwam werd dat wat minder maar ach, zij had toen die beruchte leeftijd van de overgang.
Daar was die keizersnee een schrammetje bij.
Uiteindelijk kwam het weer goed nadat ik uitgevlogen was. We belden vanaf dat moment elkaar wekelijks en dan zaten we zó een uurtje te beppen. Rond mijn 30ste trouwde ik en een paar maanden later werd ik vader van een zoon, de eerste van de drie zonen die ik in totaal mocht krijgen. Ik heb hun luiers verschoond, ik heb met ze op de bank gelegen om solidair te zijn in hun middagslaapje, ik heb ze de fles gegeven, ik heb op de grond naast het ledikant gelegen wanneer ze wat ziekjes en huilerig waren, ik heb met ze gestoeid, ik heb ze voorgelezen voor het slapen waarna niet zij maar ík in slaap viel, ik heb ze leren fietsen, ik heb ze leren banden te plakken (alleen liepen ze steeds weg), ik heb met ze gevoetbald, ik ben met ze naar de trainingen geweest, ik ben met ze naar de wedstrijden geweest, ik heb met ze gevist, ik heb ze naar school gebracht of opgehaald en heb ook diverse keren ruzie met ze gehad.
Ruzie zoals niet geheel ongebruikelijk is tussen ouders en kinderen.
Dit jaar wordt de oudste 26 , de middelste 23 en de jongste 20 jaar. Wat maar weer aantoont dat de tijd geen vertraging kent. Man, man, wat vliegt de tijd! Tot halverwege vorig jaar had ik dat besef niet zo. Het waren gewoon mijn jongens en daar was ik ook heel gewoon trots op. En ik werd nog trotser op ze toen wij vorig jaar tot twee keer toe met zijn allen bij elkaar waren. En dat die bijeenkomsten erg gezellig en bijzonder waren. Bijzonder ja. Want wij zijn ouders van een ‘samengesteld’ gezin met vier zonen! En natuurlijk heeft dat ons én de jongens veel bloed, zweet en tranen gekost.
Maar het is gelukt en we zitten nu met zijn allen in een rustiger vaarwater!
Ja, 2019 was voor ons een bijzonder jaar en dat kreeg aan het einde van het jaar nog een staartje. En het besef dat we echt ouder worden: er was een kleinkind op komst! Mijn vrouw sprong allerlei gaten in de lucht van plezier en blijdschap, ik bleef redelijk met twee benen op de grond want ja, het was de confrontatie ineens hè… Hoe ging dat liedje ook alweer van Peter Koelewijn:
‘Je wordt ouder pappa, geef ´t maar toe, Je wilt er alles aan doen, maar je weet niet hoe
Je bent nog snel maar ook eerder moe, Je wordt ouder pappa, je wordt ouder pappa’
Die tekst is zo helder als glas alleen het accepteren is nog wat troebel. Want alles gaat lichamelijk niet meer zo vlotjes. Plus daarbij opgeteld wat lichte ouderdomsongemakjes. Van de week kwam daar nog een ongemakje bij, namelijk een doorligplek achter mijn oor omdat de linkerpoot van mijn bril iets te strak zit..
Ik wil dit allemaal niet maar het hoort kennelijk bij het ouder worden. Daarom probeerde ik mijn enthousiasme voor de functiewijziging van ‘vader’ naar ‘opa’ te minimaliseren. En dan nog iets, deze nieuwe functie zal echt geen extra geld opleveren!
Integendeel, je kan daarop leeglopen als ik al kijk naar de uitgaven van mijn vrouw die ze nu al gemaakt heeft voor de ongeborene!
Na de jaarwisseling wist ik dat het er toch echt van komen zou. Maar toen kwam daar ineens dat rare virus om de hoek kijken en gaf ik de jonge ouders te kennen dat ze beter even konden wachten met bevallen. “Wacht gewoon nog een jaartje. Dit is geen leuke tijd om ter wereld te komen en ze zit goed waar ze nu zit. Toch?”
Op de ene of andere manier werd ik niet serieus genomen.
Vorige week, in de nacht van vrijdag op zaterdag, 2 mei, begon om 04:36 uur mijn gsm ineens te trillen. Ik schoot overeind want om die tijd belt meestal de planning van mijn werk voor een extra dienstje. Maar het was zoon Youri, hij belde mij via WhatsApp beeldbellen. Nadat ik eindelijk in de gaten had waar ik moest ‘vegen’ verschenen ze in beeld, mijn zoon, zijn vriendin Jorinde en …..Mijn vrouw, inmiddels ook rechtovereind, keek mee over mijn schouder en slaakte enkele kreten. Want naast het jonge stel lag nog een persoon.
Of beter gezegd, onze eerste kleindochter!
Met alles erop en eraan, heerlijk tegen haar moeder aan en de handjes gebald naast het hoofd. Nu kreeg mijn ‘ik-ben-nog-te-jong-om-opa-te-zijn’ meninkje toch even een kleine aanvaring te verwerken. Een aanvaring met het besef een nieuwe fase ingegaan te zijn. Slapen ging erna niet meer en later zong ik mijn vrouw liedjes toe als ‘Omaatje lief’ van Heintje en zij zong spontaan ‘Mijn opa, mijn opa’ van Hetty Blok en Leen Jongewaard!
Hoe snel kan het ‘verval’ gaan!
Op de 75ste Bevrijdingsdag én op mijn moeders 91ste verjaardag, reden wij richting Den Haag om te gaan ‘Kroamschudden’, ‘Hartsje kieken, ’t Pottje bekieken’ of gewoon op kraamvisite te gaan. Het werd Raamvisite maar dat deed niets af aan het wonder wat ons getoond werd, zo klein, zo mooi en zo’n gaaf kindje. Het was de drie uur heen en drie uur terug rijden meer dan waard!
Die avond lag ik met oma in bed, nog hyper de piep van de dag. En we waren het eens:
De vijfde maand van het jaar 2020 is aangebroken maar door dat kolere virus is mij het tijdsbesef totaal ontgaan. Normaal gesproken had ik allang terrasjes gepakt of even op bezoek geweest bij het kroost in Den Haag maar het bleef beperkt tot de achtertuin, de voortuin, het pleintje achter huis, de supermarkt en natuurlijk mijn werk.
Want thuiswerken zat er voor mij niet in.
Oh ja, en vorige week mocht ik nog even naar de hengelsportwinkel! Want vissen mag van de regering dus ik was er als de kippen bij. Ik was niet de enige. Want vissen is hip en hot omdat al die anderen dingen waar men doorgaans (massaal) naartoe gaat, zoals de Efteling, festivals, sportevenementen en andere groepsvermakelijkheden, niet meer mogen.
Dat mag enkel nog virtueel.
Mijn voornaamste tijdverdrijf nu is kijken hoe de katten van de buurvrouw zich op het garage dak aan de jacht wagen. Er lopen er drie, een grijze, een zwarte en een bruine. Gisteren had ‘die bruine’ nog bijna een duif te pakken maar de duif was net even slimmer. En als er dan even geen lekkere hapjes rondvliegen of lopen dan bevecht hij zijn territorium met de andere katten in de buurt.
Of hij schijt van pure nijd in onze tuin…
Ik heb nu tijd om dat soort dingen bij te houden vanuit mijn ‘mancave’. En ik denk veel na. Bijvoorbeeld over de uitbreiding van muziek in dit huis. Ik vind het heerlijk om overal muziek te horen. Wij hebben van die ‘wifi-boxen’ zeg maar, die je ook nog onafhankelijk van elkaar bedienen kan. Dus in elke ruimte zou je andere muziek kunnen luisteren. Of terug kunnen luisteren.
Ja, inderdaad, met zo’n handige App!
We hebben nu vier boxen, een in de keuken, een in de woonkamer, een in mijn kamertje en een in de badkamer. Ik mis er nog een in de WC maar je kan het ook overdrijven. Alhoewel het wel een uitkomst is wanneer je eens níet naar je eigen gezeik wilt luisteren… Nu kwam onlangs mijn geliefde met een idee welke best wel aanlokkelijk was. Onze televisie staat op het tv meubel maar zij wil hem aan de muur. Mijn reactie: “Tuurlijk, dan kun je er nog veel meer ‘accessoires’ op kwijt, zoals kaarsjes, lampjes, kevertjes of Toekan’s op een stokkie.”
“Plus een bossie nep-tulpen..”
Maar niets was minder waar. “Nee,” zei ze, “als jij de televisie ophangt dan mag je van mij een platenspeler op het tv meubel zetten!” Nu had ze mijn aandacht. Want ik ben voornemens een platenspeler aan te schaffen vanwege het ‘vinyl-gevoel’. Nu niet denken dat ik in een soort midlife crisis zit of dat ik terug wil naar vroeger. Dat is absoluut niet waar, ik luister al veel digitaal en maak ook gebruik van Spotify. En toen begin jaren ’80 de eerste muziekcd’s werden verkocht stond ik ook vooraan.
Maar muziek op vinyl, dat klinkt toch net even anders. En het is ook weer hip en hot! En hoe leuk is het om naar de platenwinkel te gaan en jezelf de nieuwste plaat van Pearl Jam, Blackbird, Chef’s Special, Danny Vera of Billy Eilish cadeau te geven.
Net als vroeger.
Dan gingen we bijvoorbeeld naar Plato, Music Store, Poort, Fame, Evelyn Novacek, Free Record Shop of naar Hekman. Elke dorp of stad had wel zo’n platenwinkel. En dan lekker sneupen in de bakken met elpees, op zoek naar die ene plaat. Of je liet de gekozen plaat opzetten door de medewerker van de zaak waarna je een koptelefoon aangereikt kreeg om het te beluisteren. Zo kon je even weg zwijmelen in de wereld van The Police, Deep Purple, Herman Brood, Paul Young, Meat Loaf of The Rolling Stones.
Na het afrekenen fietste je snel naar huis om vervolgens linea recta naar je kamer te gaan.
Daar haalde je dan voorzichtig de plaat uit de hoes en bekeek je hem door je duim op de rand te plaatsen en je wijsvinger in het gaatje te duwen. Vervolgens inspecteerde je het vinyl of er geen onregelmatigheden te zien waren. Daarna legde je de plaat op de draaischijf, pakte voorzichtig de arm op en zette de naald op het vinyl.
Met beleid!
Want als je de naald iets te dicht op de rand had gezet dan zat het gevaar erin dat hij er naast viel. En dat was slecht voor de naald. Het ging niet altijd goed. Vooral wanneer je een paar nummers wilde overslaan, dan moest je mikken in de juiste groef van de plaat en dat ging wel eens mis. Met krassen als gevolg. En als er een kras opzat dan sloeg de plaat over..over…over..over.. Op een gegeven moment wist je precies op welk moment van het liedje de plaat zou blijven hangen en stond je al naast de pick-up om de naald een ienie-mienie zetje te geven.
Of je stampte even hard op de grond of je gaf een klap op het meubel waar de pick-up opstond.
Later kwamen de automatische armen en hoefde je minder op te letten. Maar het typische grammofoonplaten geluid bleef bestaan. En die kreeg je niet meer terug op CD of ander digitaal medium.
Maar ik kan het terugkrijgen door nu toe te happen, door enkel een TV op te hangen..
Toch kwam het verstand om de hoek kijken. Want het zijn wel even kosten hoor, een platenspeler, boxen en een versterker. En we moeten ook nog de voortuin afmaken met plantjes en boompjes als ik eerdere berichten van het front geloven moet. De tuin is dan wat mij betreft de mooiste tuin van de wijk. Dat durf ik hier wel te beweren. Maar één ding moet nog wel even aangepast worden.. Wij hebben nog zo’n oranje doek in het zonnescherm. Die nodig aan vervanging toe is.
Ik hoefde het haar maar één keer voor te stellen…
Twee dagen later stond de mevrouw van de Zonneschermwinkel te meten en over een week of drie hebben wij inderdaad de mooiste voortuin van de wijk!
‘Als ze me missen dan ben ik vissen…’ zong Nico Haak ooit en dat deuntje jakkert de laatste tijd steeds door mijn hoofd. Of eigenlijk sinds een collega aangegeven heeft te willen vissen. Met mij. En dat vond ik ook wel een goed plan.
En deed er verder niks mee.
Hij daarentegen was wat fanatieker. Enkele dagen later stuurde hij mij een Appje met de mededeling een hengel en een vispas gekocht te hebben. En vervolgens kwam de vraag hoever ik was in de aanschaf van hengel en vispas want het werd mooi weer. Ik snapte zijn enthousiasme maar had een klein, gênant probleempje. Mijn zakgeld was niet toereikend. Dat kwam omdat ik niet goed mijn best gedaan had volgens de baas in huis. Er liggen namelijk al enkele weken een stapel steigerplanken in de tuin en de bedoeling is dat daar een tuintafel van gemaakt zou worden.
Door mij.
Maar ja, daar moet ik mij op voorbereiden. Want het is niet zomaar iets dus er moet eerst over vergadert worden. En daarna moet er een plan van aanpak gemaakt worden anders wordt het een zooitje. Dus ja, dat kost tijd. Teveel en te kostbare tijd volgens mijn vrouw. Die tafel had in haar ogen allang klaar kunnen zijn want we bevinden ons al een tijdje in het voorjaar. Met andere woorden, we kunnen in de tuin zitten. Uiteraard sputterde ik nog tegen, gooide het op de corona-maatregel van dat we elkaar toch niet mogen bezoeken. Dus waarom dan toch een grotere tafel? Nou, daar nam ze geen genoegen mee…
En kreeg ik geen zakgeld.
Maar toch kwam er ineens een ommekeer in dit conflict! Net op het moment dat ik mijzelf nooit meer zag zitten aan de waterkant, met hengel, koffie en voor de kou een alcoholisch slokje, zwaaide de poort van de tuin ineens open! Daar stond Tinus, de ‘motorrijder-die-niet-meer-op-de-motor-mag-van-zijn-vrouw’, in de deuropening. Hij wilde helpen. Dat komt natuurlijk ook omdat hij veel tijd over heeft. Hij mag namelijk niet meer motorrijden van zijn vrouw. Hij vertelde dat nogmaals aan ons en ik merkte dat het hem hoog zat, hoorde zelfs even een snik in zijn stem…”Maar goed, ik wil daarom mijn tijd wel een beetje zinvol invullen!” Nou, dat was niet tegen dovemans oren.
Mijn zegen heeft hij!
En helemaal die van mijn vrouw! Want hij en hout zijn hetzelfde als de kurk op de wijnfles, de leerkracht en zijn leerlingen, Studio Sport met het bord op schoot, het ziekenhuis en het verplegende personeel, de burgemeester en haar ambtsketting, de kapper en zijn schaar, de voetballer en zijn bal en de schrijver en zijn pen. Wat hij ziet met zijn ogen kan hij maken met zijn handen. En ik? Ik ben slechts de zoon van een timmerman….
Met twee linker handen.
Maar dat boeide mij nu niet en bood hem direct een stoel en koffie aan. “Beste Tinus, je wilt dus echt een tafel maken van deze stapel hout?” en schoof hem de stoel aan. Ja, dat wilde hij wel. En hij begon direct met het meten en betasten van het hout. Betasten? Ja, betasten. Je zag het in zijn ogen, het respect en liefde voor het natuurlijke product.
Je zag zelfs nog méér liefde in zijn ogen voor hout dan wanneer hij over zijn oude motor sprak…
De volgende dag kwam hij het hout al halen waarop mijn echtgenote de rest van de dag nóg vrolijker was dan ze normaal al is. Ik besloot, als kleinzoon van een smid, het ijzer te smeden nu het heet was! Diezelfde dag ben ik direct uit mijn werk naar de hengelsportwinkel in Winschoten gegaan. Eenmaal binnen zag ik heel even door de hengels het water niet meer maar Gerben, de eigenaar, schoot mij snel te hulp. Het was voor mijn doen best wel een aanslag op mijn zakgeld maar het thuisfront was in opperbeste stemming dus ik durfde het wel aan en drukte op het knopje ‘Oke’ van de pinautomaat.
Toen een van de andere klanten mij een compliment gaf voor de gekochte hengel, steeg mijn zelfvertrouwen nog meer. Daarnaast gaf deze aardige kerel ook nog een tip voor een goed viswatertje waardoor ik het gevoel kreeg er nu echt bij het visgilde te horen. Trots als een pauw.. euh..karper, verliet ik even later de winkel en legde de hengel in de auto.
Inclusief de nodige accessoires natuurlijk!
Nadat ik thuis was gekomen kwam ook net de achterbuurvrouw eraan lopen. Ze had een ‘gezellig’ cadeautje gekocht voor mijn vrouw, iets met een geur en iets van chocola. Ze zette het op de keukentafel en verdween na gezegd te hebben dat ik er vanaf moest blijven. Althans, van de chocola dan wel te verstaan.
Ze kent mij.
Ik Appte intussen mijn collega de foto’s door van mijn nieuwe aanwinst en deze antwoordde natuurlijk erg enthousiast. Eindelijk konden we een dag plannen! We hadden ook al een locatie op het oog, namelijk het Damsterdiep bij Delfzijl. Daar woont een collega van ons, het type ‘Mi casa et tu casa’. Want naast het feit dat dit een hele aardige collega is, is het ook handig om vlakbij de vis stek een onderkomen te hebben alwaar wij eventueel koffie en dergelijke kunnen aanvullen.
‘Of even een tosti kunnen halen, met een klein biertje of zo..’
Ja, soms gaat onze fantasie best wel op de loop. Visserslatijn van de hoogste categorie zeg maar. Maar wat geenszins onze voorpret van het vissen kan bederven! Nu was het voor mij nog wel een zaak om de uitgave te verantwoorden aan mijn vrouw. Eén antwoord had ik al klaar, wanneer ze gaat vragen wat zo’n hengel kost:
“Dat is niet belangrijk. Het gaat om het resultaat!”
Die krijg ik namelijk regelmatig van haar te horen als ze weer iets van accessoires voor het huis gekocht heeft. Toen ze thuiskwam gaf ik haar spontaan een knuffel en overlaadde haar met liefdesverklaringen.
Facetime en Skype, oftewel beeldbellen, zijn momenteel weer helemaal hip. Was het in de tijd van de Thunderbirds en Start Trek nog een ver van ons bed show, nu is het een gemeen goed waar jong en oud gebruik van maken. Toen ik nog in Den Haag werkte en mijn vrouw nog ‘mijn Groningse vriendin’ was, stond bij ons beiden Skype standaard aan. Zo hadden we allebei toch nog wat gezelligheid van elkaar.
En als er even wat chagrijn was dan verbrak ik of zij gewoon even de verbinding!
We deelden dan via Skype ons ontbijt of we dronken samen even koffie. Warm eten deden we eigenlijk nooit samen want ik vond het heerlijk om met het bord op schoot Het Journaal te kijken. In alle rust, zonder vrouwelijke inbreng: “Oooh, wat ziet Annechien er weer leuk gekleed uit!” of “Ooh, moet je die hakken zien…. prachtig!”
Dit gebeurde met wederzijds goedvinden en het stond zwart op wit in het relatiecontract (Hoofdstuk 8, paragraaf 16).
In dat contract staan ook mijn beperkingen beschreven hoor, beperkingen die te verwaarlozen zijn in mijn ogen. Bijvoorbeeld een boer of wind laten of morsen op mijn net gewassen kleding. Ik kan daar niks mee want ook mijn fysiek gestel heeft zijn grenzen waardoor ik mijn lichaam niet altijd in de hand heb. Niets menselijks is mij vreemd.
En dat morsen, tja… ben gewoon niet zo handig.
Maar dit even terzijde. Wij Skype’ten er dus op los. Zelfs als er visite was dan deed ik op afstand mee, dan stond haar laptop op de eettafel zodat ik er ook een beetje bij was. Nu klinkt dat heel liefdevol en gezellig allemaal maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik dan gewoon languit op de bank TV zat te kijken.. En ik had het geluid van Skype zachter gedraaid want een kamer vol visite 272 kilometer verderop hakt er qua geluidsoverlast nog steeds flink in! Zo nu en dan kreeg ik dan een Appje…Dan stond er weer eentje te zwaaien..
En kwam ik overeind en zwaaide er vrolijk op los.
Nadat we definitief samen kwamen te wonen was dat directe contact, zonder scherm ertussen, wel even wennen. Sterker nog, op de eerste dag dat ik in Winschoten uit ons bed stapte, zette ik nog half slapend Skype aan….
“Dat hoeft niet meer, schatje..” en kreeg ik een knuffel.
Maar nu iedereen beperkt is in zijn of haar bewegingsvrijheid, kun je wel zeggen dat beeldbellen toch wel een uitkomst is. Zo had ik van de week weer even contact met mijn zonen in Den Haag en ik was oprecht blij ze weer eens te zien. Natuurlijk kreeg ik direct commentaar over mijn uiterlijk. Ik heb namelijk nog steeds de baard in de groei en ja, dat ziet er misschien wat woest uit. Mijn vrouw wil er ook maar niet aan wennen en kijkt nog steeds met zo’n blik van:
‘Het zal wel een fase zijn…’
En omdat ik niet meer naar de kapper kan is mijn haar inmiddels ook een aflevering geworden van ‘wild nature’. En mijn wenkbrauwen lijken ondertussen wel op kleine zonneschermpjes voor mijn ogen. Ik zou zo mee kunnen doen aan een survival-uitzending van National Geographic. Dan maak ik eerst een vuurtje met twee vuurstenen en spiets vervolgens een paar van die dikke larven op een tak. En dan roosteren boven het vuur alsof het marshmallows zijn…Vervolgens rooster ik nog wat sprinkhanen en neem als toetje termieten op een bedje van paarse dovenetel. Daarna was ik mij door een duik te nemen in een knus beekje en doe een dutje in een oud vossenhol.
En vervolgens, als de camera uit is, stap ik in mijn auto en stort mij weer in de welvaart!
Ja, de huidige situatie waarin wij ons bevinden speelt mij ook parten. Doordat we nu eerst heel goed moeten nadenken of we wel of niet ergens naartoe moeten gaan raken we wat in de war. Vandaag, voor de lezer van dit stukkie gisteren, voeren mijn vrouw en ik al de hele dag de discussie wat we gaan eten. Voor de hand ligt het eten van asperges maar de kans dat de anderhalve meter bij de aspergeboer niet te garanderen is, is te groot. Dat moet je niet willen. Toch? Uiteindelijk kreeg ik een ingeving van het duiveltje op mijn linkerschouder, hij stelde het gerecht ‘Duiveltjes-kip’ voor en dat kreeg de goedkeuring. We klapten voor onszelf want het is in deze roerige tijden best moeilijk om tot een compromis te komen.
Gelukkig hebben we de foto’s nog van de asperges van vorig jaar.
Op Social Media zie je ook dat we steeds meer visueel ingesteld raken. Nu we elkaar niet meer mogen opzoeken plempen we allemaal foto’s op Instragram en Facebook waarmee we iets over onszelf vertellen. Ik zie vooral veel foto’s van kinderkoppies met bloempotkapsels voorbij komen waarmee, naar mijn idee, duidelijk met veel liefde naar vroegere tijden gekeken word.
Ik snap dat wel.
Want wanneer je continue bij huis zit en je alles gedaan hebt aan klusjes, komt de rust weer terug in je leven. Hand in hand met de heimwee. Dan voel je weer de traagheid van je jeugdjaren, de jaren dat de zomers nooit voorbij gingen en je de winters grotendeels schaatsend doorbracht. Ook dat willen we visualiseren door te kijken naar foto’s van vroeger, foto’s uit een tijd dat je nog nooit gehoord had van een ‘lockdown’, 1,5 meter afstand houden, 20 seconden handen wassen of van wekelijkse persconferenties van de minister president.
Toen was geluk heel gewoon…
Maar het was natuurlijk niet alleen maar rozengeur en maneschijn. Ook toen waren er problemen waar we mee om moesten leren gaan. Het zijn slechts aangedikte herinneringen die met de dagen dat we ouder worden steeds meer geromantiseerd worden. Herinneringen die we hebben opgeslagen in onze hoofden en die we nu, in deze klote tijd, kunnen bevestigen met foto’s. En soms met 8 millimeter filmpjes.
Zonder geluid.
Maar die weten we nog wel! Omdat we alles toen veel intenser beleefden!
Soms lijkt het wel alsof we met zijn allen opnieuw opgevoed worden sinds we ons aan allerlei regels moeten houden. De gewone dingen zijn ineens niet meer zo gewoon. Bijvoorbeeld even toiletpapier halen bij de buurtsuper….. Dan heb je een uitdaging hoor!
Want tegenwoordig is dat een heel ritueel.
Je gaat natuurlijk alleen! De partner blijft gewoon thuis! Nee, ook niet voor de gezelligheid mee, gewoon thuisblijven. Doe maar iets voor jezelf! Onder deze regel vallen de kinderen natuurlijk ook, met uitzondering als het echt niet anders kan natuurlijk. Maar dan heb ik het wel over de echte kleintjes die je niet zomaar bij huis kan laten, wil je je huis nog heel terugzien.
Dat biedt geen garantie voor de toekomst trouwens.
Want ik heb ooit, als niet zo slimme 12 plusser, met een aansteker het brandvrije plafond bij ons in de keuken ‘getest’. Ik zei tegen een van mijn vrienden, Stado, dat het plafond van brandvrij materiaal was. Hij geloofde het niet. En wat doe je dan in deze pre-puberale fase? Juist, dan klim je op het aanrecht en hou je er een brandende aansteker tegenaan.
De zwarte plek die dat achterliet kregen we niet weggepoetst…
Dus neem het wat minder slimme 12 plussers-kroost toch maar mee naar de winkel. Je kan die natuurlijk altijd buiten laten staan bij de winkel want zij vermaken zich wel met hun Insta’s, Snapchats, WhatsApps (inclusief alle groepsapps waar ze inzitten..) en het kijken naar Dumpert.nl. Alvorens je naar binnen gaat pak je de winkelkar die even daarvoor gedesinfecteerd is door de jongens en meisjes die daar werken. Je bedankt ze daar vriendelijk voor en snauwt ze niet af.
Dat doe je maar als je weer thuis bent bij je partner!
Voor de zekerheid kijk je nog een keer op je boodschappenbriefje. Toiletpapier dus. Vervolgens haal je diep adem, loop je naar binnen en probeer je in te schatten hoeveel obstakels er genomen moeten worden. Die obstakels zijn niet de gewone man of vrouw die doelgericht in de winkel zijn maar die lui die ‘gezellig’ met zijn tweeën gaan omdat ze nergens anders heen kunnen en zich thuis doodvervelen.
En ja, de Efteling is ja dicht ja!
Dan kies je de kortste weg naar het pad met het almachtige en oh zo edele toiletpapier. Over het algemeen moet dit goed gaan want de meeste mensen houden zich wel aan de regels. En als er dan per ongeluk een kleine verkeersopstopping ontstaat, bijvoorbeeld bij het knooppunt broodafdeling/kaashoek/Chips & Pinda’s schap, dan lossen de deelnemers in het verkeer het onderling wel op. Op een uiterst vriendelijke manier.
Daar hoeft over het algemeen geen supermarktmanager aan te pas komen.
Nadat je dan via de huisdierenafdeling aangekomen bent bij het uiteindelijke doel en je tot de conclusie gekomen bent dat er nog wat toiletrollen staan, laat je een klein vreugdekreetje schieten. Dan pak je snel het kostbare goed en vervolg je in één vloeiende beweging je weg, in dit geval de kortste weg naar de kassa. Daar aangekomen is het even oppassen want er kan namelijk een opstopping ontstaan. Gelukkig hebben ze nu van die 1,5 meter vloerstickers waardoor het afstand houden goed gehandhaafd kan blijven. Dat zou haast elk mens met een basisschool opleiding wel moeten snappen. Nu is het aan de kassa medewerkers om tijdig een kassa bij te zetten voordat er een lange file ontstaat tot aan de vleeswaren hoek.
Maar dat kunnen die jongens en meiden wel!
Vervolgens reken je af en spreek je nogmaals je waardering uit, want zij werken immers aan het front. En zij zorgen dat wij nog enigszins veilig onze boodschappen kunnen doen. En noem hun naam, dan komt het compliment helemaal goed binnen! Vervolgens ga je naar buiten en geef je je boodschappenwagentje aan de medewerker met het duizenddingendoekje en bedank je ook die voor de prettige samenwerking.
Geloof mij, het kost je niks extra’s! Je krijgt er enkel een (waardevolle) glimlach voor terug!
Tot zover de frontlinie. Je kan ook online winkelen. Handig, nu onze bewegingsvrijheid beperkt is. De winkeliers spelen hier handig op in door via allerlei leuk opgenomen filmpjes. In die filmpjes laten ze ons zien wat de mogelijkheden zijn. Ook hier in Winschoten zie je de ondernemers de handen ineen slaan. Op een originele en verstandige manier zodat er nog steeds geshopt kan worden.
Wij hoeven ze daar enkel in te steunen, mits we straks weer gezellig willen winkelen met zijn allen!
De bouw- en tuinartikelen winkels draaien daarentegen volle bak want er is ineens tijd genoeg om te klussen of de tuin op te knappen. Dat laatste heb ik zelf ondervonden want vorige week stond ineens mijn zwager voor de deur met tegels en zand. Dat was even een schok voor mij want ik moet mij daar altijd eerst mentaal op voorbereiden.
Mijn vrouw daarentegen niet, die maakte een klein lente sprongetje.
Bloed chagrijnig hielp ik mee maar naarmate de tuin vorm kreeg en een fris windje de hitte van de zon wat aangenamer maakte, begon ik het toch wel leuk te vinden. Nadat driekwart van de tuin klaar was kreeg ik nog een opdracht mee, namelijk worteldoek leggen. Iets te snel zei ik dat ik dat wel kon en dat ik dat de volgende avond ‘even’ zou doen.
Ik kon er die nacht nauwelijks van slapen..
Het werd toch een prachtige maandagavond. Want twee engeltjes in de vorm van twee vriendinnen van mijn vrouw kwamen toevallig langs. En binnen de kortste keren lagen ze op hun knieën voor mij, handig te doen met schaar en worteldoek en alles op anderhalve meter afstand. Mijn vrouw vond dit natuurlijk hartstikke gezellig en kwam met nog cappuccino’s en koffie de tuin in.
En ik? Ik was de gelukkigste man van de wereld!
Toch sloeg de verbazing toe nadat de dames ineens over losgepeuterde nagellak begonnen. Nou, dat was wat! Ik maande hen bij de les te blijven maar ze negeerden mij … Het gebabbel ging gewoon door, zonder dat het fout ging. Niet veel later lag het worteldoek er perfect in en was er weer die bevestiging:
Wanneer ik in de auto zit denk ik aan van alles en nog wat. Maar vooral over onderwerpen waarover ik kan schrijven of enkel een zin die ik kan gebruiken in mijn stukkies. De kunst is om die ‘ingeving’ dan te onthouden maar dat lukt niet altijd. ‘Vergeten gaat steeds beter’ zou mijn moeder dan zeggen. Op mijn gsm zit wel een geluidsrecordertje maar ja, dan zit je weer met die gsm in de hand hè, dat is niet zo handig tijdens het autorijden… Gelukkig heb ik wel een pen en dan schrijf ik gauw even wat steekwoorden op mijn hand. Dat is volgens mij nog niet verboden. Bij thuiskomst is het dan de kunst het direct even op een papiertje te schrijven want inkt op de hand heeft natuurlijk niet het eeuwige leven.
Vooral tegenwoordig, nu we een paar honderd keer per dag onze handen wassen!
Afgelopen dinsdag had ik ook weer zo’n ingeving toen ik van werk naar huis reed en kalkte ik de ingeving ergens tussen Nooitgedacht en Spijk snel op mijn hand. Eenmaal thuisgekomen vereeuwigde ik de notitie op de computer waarna ik mijn handen weer kon wassen.
Drie dagen later stond het er nóg op!
Ik kreeg het er niet af! Unicura handzeep, Dettol handzeep, Dreft, Ajax, Glorix, Jiff, niets hielp. Nadat ik de schuurmachine tevoorschijn haalde greep mijn vrouw in. Ze vond dat namelijk een beetje overdreven en wist mij te overtuigen dat het vanzelf wel zou slijten. Maar hoe kon het toch dat deze inkt onverwoestbaar was? Ik had een pen gebruikt die ik wel vaker gebruik dus daar lag het niet aan.
Toen viel ineens het kwartje!
Het kwam natuurlijk door het vele handenwassen! Normaal heb je op je handen altijd wel een laagje vet zitten waardoor inkt er ook zo weer vanaf gaat. Maar nu zitten we in een abnormale situatie en poetsen we ons suf. Dat leverde natuurlijk ook weer grappen op, dat op de handen van sommige mensen oude spiekbriefjes en discotheekstempels weer tevoorschijn kwamen.
Discotheekstempels?
Ja, als je vroeger naar de discotheek ging dan kreeg je, na het betalen van de entree, een stempel op je hand. Zo kon je tussendoor even naar buiten om een beetje te vrijen, je ruzie met vriendin of vriend te beslechten of een beetje te ouwehoeren met andere discogangers. Ik was niet van de disco hoor maar ging wel naar dit soort uitgaansgelegenheden toe als puber, voor de gezelligheid en voor de meiden natuurlijk. Ik zong dan vaak mijn lijflied:
‘Disco really made it, its empty and I hate it’, van Gruppo Sportivo!
Wij hadden op Terschelling best wel veel discotheken, Actania, Dellewal en de OK18. En de Braskoer, maar die was net iets minder van de disco in mijn beleving. En eens per maand, als ik bij mijn vriendinnetje in Scheemda was, gingen we naar Night Fever. Mooie tijden waar ik van de week even aan moest denken nadat ik een foto van Actania voorbij zag komen. Want je ziet momenteel veel foto’s van vroegere dagen voorbij komen op Social media. Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat we ons weer thuis moeten vermaken. Als tijdverdrijf duiken heel veel mensen nu in de foto- archieven en plaatsen daar dan foto’s van op Social media.
Van toen ze nog kind waren.
Want daar is nu, sterker dan ooit, behoefte aan. Ik zou dat ook best wel even willen alleen liggen de fotoboeken van mijn jeugd bij mijn ouders op Terschelling. En voorlopig kunnen we daar niet heen. Althans, het is verstandiger om thuis te blijven. Niet alleen omdat ze op een eiland wonen maar omdat het nu gewoon echt verstandiger is niet naar je ouders te gaan, net als naar je opa en oma of je oom en tante.
Of naar welke oudere dan ook.
Daar houden wij ons aan en eerlijk gezegd was ik het al een beetje gewend. Ik zie mijn ouders sinds ik aan ‘de Wal’ woon maar twee, drie keer per jaar. Maar hier aan de wal is dat natuurlijk anders, daar lopen de meeste mensen zo even binnen bij Pa en Ma en nemen dan, onder het genot van een bakkie koffie, de dag of week even door.
Begrijpelijk dat veel mensen dat heel erg missen.
Maar ja, we leven in een rare tijd en zullen ons er doorheen moeten slaan. Volgens mij lukt dat best want de meeste mensen zijn inventief genoeg om de dagen door te komen. Zie het meekijken in de fotoboeken, zie de (vaak grappige) filmpjes die in elkaar geflanst worden en zie hoe mensen zich weer dingen gaan herinneren, inclusief de vaak leuke of boeiende verhalen die de herinneringen nog meer kleur geven.
We hebben weer oog voor elkaar omdat we elkaar eigenlijk best wel missen…
Maar we doen ook klusjes. Nou ja, ik niet. Mijn vrouw, haar broer en haar zoon doen dat. Die zijn nu, terwijl ik lekker zit te schrijven, de voortuin aan het leeg maken. Helaas (..) kan ik niet meehelpen want ik heb een deadline want het is al zaterdag. Daarbij opgeteld de regel dat we niet meer groepjes mogen vormen, drie personen is de max. Het is dus pure overmacht dat ik nu lekker op mijn kamertje zit en zij zich in het zweet scheppen en tillen.
Bij deze mijn oprechte excuses…
Maar zonder gekheid, het is natuurlijk haar eigen schuld. Zij wilde dat de voortuin op de schop genomen werd en ik schoof het liever voorbij de crisis. Maar mijn meisje denkt daar anders over, zij was ook altijd meer van de disco om maar even nog een verschil te noemen. En dat bots wel eens en dan heb ik weer iets om over te schrijven. Zo had ze van de week de keuken gestofzuigd en gedweild. Toen ze net klaar was morste ik wat koffie.
“Potverdorie!” riep ze mij boos toe, “Ik wil bij leven nog een gesprek met je moeder over jou!”
Soms is het ook wel even handig als je ouders even niet bezocht kunnen worden…
Aangezien wij op zekere leeftijd zijn hoeven wij ons de komende weken (maanden wellicht?)) niet echt druk te maken of de kinderen zich wel kunnen vermaken nu ze voornamelijk bij huis zijn. Onze kinderen zitten namelijk al in de categorie ‘Volwassen’. Die doen net als ons nu, werken, nestelen, bij ons de koelkast plunderen of oefenen in de liefde!
Met alle gevolgen van dien …..
Nu kreeg ik van de week, na de persconferentie die ons leven nog meer zou beknotten, een Appje van een aanstaande vader, mijn zoon: ‘Je ziet je kleindochter, als het zo doorgaat, ergens in 2022… denk ik’. Natuurlijk is dat overdreven maar ik snap zijn sarcasme wel.
Ik snap zijn bezorgdheid.
Nu ben ik niet het type wat direct aan het voeteneinde van het kraambed wil staan hoor. Ik heb liever dat de nieuwe ouders eerst even lekker wennen aan de nieuwe fase in hun leven. Maar ik begrijp dat de aanstaande oma waar ik mee samenwoon daar ietsjes anders over denkt. Die loopt hier rond als een pauw, trots en ongeduldig in het wachten op wat komen gaat:
Oma worden van een kleindochter.
Maar ik begrijp zoonlief wel want zo’n gebeurtenis in je leven wil je delen met je familie en je geliefden. Hij wil dit gezamenlijke wondertje zo snel mogelijk delen met de rest van de wereld. Ook dat snap ik. Alleen zitten we nu met zijn allen in een situatie die we enkel in films hebben zien gebeuren, films zoals ‘Outbreak’, 12 Monkeys of ‘Children of Men’. (Ga ze nou ook niet opzoeken want dan zakt de moed je echt in de schoenen. Moed die we nog hard nodig zullen hebben…)
Dus dat delen zal dan voorlopig enkel via de digitale weg gaan.
Want moeder Aarde heeft op een klote manier aan de noodrem getrokken. Even pas op de plaats, even nederig zijn. Zelfs wijzen naar anderen heeft geen zin! Iedereen die zich mens mag noemen kan ermee te maken krijgen. Dus ook de klootzakjes, de leukerds, de armen, de rijken, de slimmeriken, de dommeriken, de zieken, de gezonde, de sportieve, de onsportieve, de knappe, de lelijke, van welk ras dan ook, heteroseksueel, homoseksueel of transgender.
Het virus doet daar niet aan…
Je zou dat kunnen zien als een pluspuntje. En er ontstaan meer pluspuntjes. Het lijkt wel alsof we elkaar opnieuw ontdekken, dat we weer oog hebben voor het kleine. Op allerlei manieren proberen we er op een positieve manier mee om te gaan, de mensen laten zich weer van hun beste kant zien door allerlei initiatieven op te starten. Zoals muzikanten die voor de ramen van ouderen gaan staan of online optredens verzorgen. Of mensen die bij huis kwamen te zitten en zich nu aanbieden als een soort boodschappenservice voor mensen die beter thuis kunnen blijven.
De meeste mensen deugen echt!
En jongens, kijk eens naar de ruimte die je nu krijgt in de supermarkt! Ongekend. Zelfs wanneer je even iemand over het hoofd ziet volgt er direct een ‘sorry’. We worden weer aardig tegen elkaar. Daarnaast hebben we ook weer oog voor de vakkenvullers, voor de kassamedewerkers en voor de hulpverleners die door moeten gaan om ons te voorzien van ons natje, droogje en onze gezondheid.
Met gevaar voor hun éigen gezondheid!
Maar we voelen ons nu ook, meer dan ooit, verbonden met alles en iedereen die door de huidige omstandigheden hun werk niet meer kunnen uitvoeren, zoals bijvoorbeeld de mensen in de horeca, de kapperszaken en al die kunstenaars uit de culturele hoek. Mensen die voor ons vermaak de benen uit hun lijf lopen, ons nóg mooier maken dan we al zijn en mensen die ons even van de dagelijkse zorgen verlossen door ons te verwonderen, te plezieren of te laten lachen.
Zorgen ja, want het leven bestaat nu eenmaal uit ‘gedoetjes’, zoals wijlen filosoof Erik Gude ons ooit zo mooi vertelde in een van de afleveringen van De Wereld Draait Door.
Over werelden die gestopt zijn gesproken…
En je hoort om je heen dat we de kleine, gewone dingen in de dagelijkse omgang met elkaar zo missen. Bijvoorbeeld iemand de hand schudden ter nadere kennismaking. Of iemand een tikkie op de schouder geven om je waardering voor hem of haar wat kracht bij te zetten. Of gewoon iemand in de ogen kunnen kijken tijdens het gesprek want dat lijkt sinds de 1,5 meter invoering inmiddels meer op turen! Persoonlijk mis ik de jeugd die nog wel eens bij ons over de vloer kwamen om te vertellen over schoolzaken, voetbalwedstrijden of over potentiele nieuwe vriendjes of vriendinnetjes. En ik mis de samenvattingen van het voetbal op zondagavond en de beelden van de eerste wielerklassiekers van het jaar.
Zeer waarschijnlijk ben ik daar niet de enige in…
En dat verzacht enigszins de pijn van onze afgenomen vrijheden. We dragen het met elkaar, ook al weet ik dat er toch nog mensen zijn die het allemaal bagatelliseren. Gelukkig maar een klein groepje, hoor, de aandacht niet waard.
De categorie ‘De Aarde is plat’ zeg maar..
Deze crisis doet mij ook wel eens hardop lachen hoor. Of beter gezegd, verbazen. Want we weten nog steeds niet waarom mensen massaal toiletpapier ingekocht hebben. Want het virus speelt zich voornamelijk af in de keel en/of longen en heeft niets te zoeken tussen de billen, toch? Of gaan we er massaal papier-maché van maken en kleien we ons door de verveling heen? En van de week kreeg ik helemaal de slappe lach toen ik hoorde van een voor mij totaal nieuw fenomeen, namelijk de ‘quarantaine-expert’!
Daar had ik werkelijk nog nooit van gehoord!
Het betrof Andre Kuipers. Voorheen astronaut en nu gebombardeerd tot quarantaine- expert. Flauwekul ten top. Want mijn generatie plus alle generaties ervoor waren de echte ‘quarantaine- experts!’ Wij stammen nog uit de tijd dat ‘verveling’ elke dag wel even langs kwam. Omdat daar nog ruimte voor was. Wij hadden geen GSM’s, geen Netflix, geen Spotify, geen pretparken en geen ouders die ons overal heen brachten.
Aangezien we ons sociale leven op een laag pitje moeten zetten ben ik maar begonnen met van alles in en om het huis aan te pakken. En dan heb ik het over de klusjes die in de afgelopen maanden zich opstapelden. De garage is opgeruimd, het schuurtje is opgeruimd, de klimop is getoupeerd en onder en rondom onze ‘milieustraat’ is alles geveegd.
“En nu?” vroeg ik aan de opdrachtgeefster.
Mijn vrouw keek mij aan en begon zonder enige aarzeling direct klusjes te spugen naar mij: “De voortuin moet aangepakt worden, onze slaapkamer moet een nieuw verfje en de zolder moet opgeruimd worden!” Ik kromp ineen want daar kan ik niet zo goed tegen, van die doortastendheid. Zij noemt het gewoon ‘de koe bij de horens pakken’. Toen ik hiervan wat wilde zeggen onderbrak ze mij:
“En wanneer doe je nou eens wat met die planken? Je zou daar toch een tafel van maken voor in de tuin?”
Och ja, dat is waar. Ik was het eigenlijk al vergeten maar zij natuurlijk niet. Zij vergeet dat soort dingen nooit. Ze vergeet alleen de tijd wel eens en roept dan heel charmant: “Och hemel, is het al zó laat?” Maar klusjes vergeten die ík moet doen vergeet ze never-nooit-niet! Met de jaren vraag ik mij steeds vaker af waarom meisjes zo doen. Waarom moeten de jongens altijd maar bezig zijn en mogen de meiden zich verliezen in winkelen, damesblaadjes lezen en zich te goed doen aan High Tea’s?
En ja, er zijn natuurlijk uitzonderingen op de regel!
Maar hier in huis heeft zij de broek aan. Het troost mij dat ik daar niet de enige in ben onder de mannen. Het is ons lot zeg maar. Van de week sprak ik een lotgenoot die ik hier nu maar even voor de gelegenheid ‘Tinus’ noem omdat het gesprek ‘vertrouwelijk’ was.
Afijn, Tinus kwam even buurten om te klappen voor mijn vrouw omdat zij in de zorg werkt, zij kreeg een live aubade aan de voordeur! Even later begon hij met de zoon van mijn vrouw over motoren want die heeft onlangs een motor gekocht, zijn eerste. Een oudje, maar prima om een beetje te wennen aan zo’n krachtpatser. Tinus raakte tijdens dit gesprek steeds meer in vervoering want hij was ooit een verwoed motorrijder. Dan reed hij op zijn Suzuki Intruder 800 door het ganse land of daarbuiten en dan voelde hij zich zo vrij als een vogel en zong het hoogste lied:
‘Bertus op sien Norton en Tinus op de BSA’!
Ik keek naar dit schouwspel met gemengde gevoelens. Dat heeft verschillende redenen en de aller belangrijkste is dat een neef van mij, Marco, in ’92 verongelukte met zijn motor. Slechts de enorme goede herinneringen aan hem zitten in mijn hart en ik koester de foto aan de muur in mijn ‘mancave’ vanwaar hij naar mij kijkt wanneer ik aan het schrijven ben.
Zo leeft hij voort….
Maar aan de andere kant snap ik de passie van de motorrijder donders goed. Die passie had Marco óók en dat zie je terug bij alle motorrijders die ik ken, zoals André, Jan-Hendrik, Gitta, Gerard, Vincent, Rein, Goof en Tinus natuurlijk! Toen ik hardop aan het nadenken was over dit onderwerp legde een collega aan mij uit wat het nou precies is, dat gevoel op de motor. Hij zei:
“Als motorrijder ben je de regisseur in het verkeer!”
Dat vond ik mooi en ik snapte het eigenlijk ook wel. Want een motorrijder kijkt veel verder vooruit dan de gemiddelde automobilist omdat die vaak met van alles en nog wat bezig zijn. En een motorrijder is veel geconcentreerder bezig met het rijden omdat hij (of zij!) zich bewust is van de krachten onder hem maar ook van de kwetsbaarheid.
Wat dat betreft zou elke autobestuurder ook eens motor moeten rijden!
Ik heb geen motorrijbewijs, ondanks de midlife. Toch snap ik die gasten wel want ik heb wel altijd brommert gereden, een Zündapp. Dat was weliswaar de langzaamste van Terschelling maar snelheid is niet het allerbelangrijkste. Vele jaren later bereed ik een scooter, zo’n pizza typje, de Peugeot Ludix. Ik ging daarmee naar mijn werk en ik begeleidde zo nu en dan mijn kinderen van en naar school. Dan ging ik als een ware motoragent op de kruisingen staan om de jongens veilig over te laten steken.
Of ik bracht ze ermee naar hun trainingen of voetbalwedstrijden.
Wat dat laatste betreft ging het een keer bijna mis. Deze scooter kon wél hard rijden en die krachten had ik niet altijd even goed door. Na een voetbalwedstrijd stond ik klaar met mijn scooter, te wachten op mijn jongste zoon. Vervolgen dacht ik dat hij er al op gesprongen was maar toen ik wegreed hoorde ik nog nét die gil: “Pappaaaaaaaaaaaaaaaa!”
Het jochie stond nog op de plek waar ik even daarvoor op hem stond te wachten…
Ik keek naar het schouwspel voor mij en zag oud en jong vol passie praten over het motorrijden en ja, motorrijden kent geen leeftijd. Je zag de twinkelingen in de ogen, vooral bij Tinus want die had ruim 50 jaar meer ervaring. Ik zag ook dat hij het mist, vooral nadat hij vertelde dat hij van zijn lieve vrouw de motor weg moest doen na een hartoperatie. Ze kochten er twee elektrische fietsen voor maar links- of rechtsom, een elektrische fiets maakt nog geen motor en twee al helemaal niet!
Ik snap ze allebei.
Zij is zo gek op haar man en is veel te bang hem kwijt te raken. En hij is gek op haar en accepteert haar mening, ondanks de kriebels die er nog steeds zijn… Hij toont dat onder andere door haar elke avond een kopje yoghurt met vers fruit op bed te brengen. En op hele lieve dagen verrast hij haar met ijs in plaats van yoghurt!
Zo lief.
Ook hier is duidelijk dat de vrouw de broek aan heeft. En hij houdt van haar en hoopt elke dag weer…
Toen ik begin jaren ’80 mijn militaire dienstplicht vervulde kwam ik met de spreuk ‘Je Maintiendrai’ in aanraking. Het stond beschreven in het embleem op mijn militaire kleding, dat embleem met die twee leeuwen. En ja, het staat ook aan de voorzijde van je paspoort.
Daar is dus wél een woord Frans bij!
Ik zag er niet zoveel in maar dat was ook wel logisch want wij speelden in die tijd militair’tje in vredestijd. Er was wel oorlog maar dat was ver van ons bed dus we hoefden niet al schietend ons te verdedigen of mensen te verraden om ons eigen hachje te redden. Wij deden enkel ons plicht, spannender was het niet. Toch moest ik van de week aan deze spreuk denken nadat we van de ene persconferentie naar de andere duikelden waar onze leiders vertelden hoe wij ons moeten wapenen tegen een crisis. Een crisis die ons allemaal behoorlijk boven de pet gaat. Even schoot mij de oliecrisis van ’73 door het hoofd maar dat ging enkele om zuinig te zijn met de benzine, niet om onze gezondheid. Maar toen ik vanmiddag in de auto naar huis reed en na zat te denken over dit stukje, begreep ik ineens de diepere betekenis van deze spreuk:
‘Ik zal handhaven!’
Wij moeten handhaven! Maar dan wel handhaven met het gezonde verstand! Want er is wel wat aan de hand in ons landje, of beter gezegd, wereldwijd. Natuurlijk deden we het eerst af als een griepje en ach, het kwam uit China..
Lol!
Het corona nieuws bracht ook allerlei grapjes met zich mee en we moesten er met zijn allen hard om lachen. Ik ook! Ik verbaas mij ook telkens weer hoe snel er van alles in elkaar geflanst wordt, vaak van een hoge kwaliteit en met veel humor. Humor is goed voor het relativeren maar toch begon ik onpasselijk te worden nadat bleek dat de Chinese bevolking in ons land ineens ontweken, nagewezen en uitgescholden werd… Ik moest toen denken aan het boek welke ik momenteel aan het lezen ben, ‘Alle mensen deugen’, maar daar kreeg ik door dit soort berichten steeds meer twijfel over.
Toch deugen de meeste mensen wél!
Dat is mijn handvat en daar blijf ik mij aan vasthouden. Ondanks de discussies die zich op Social Media sneller verspreiden dan het virus zich over ons land. Vaak aangezet door populisten die hier een slaatje uit proberen te slaan om zo kiezers voor zich te winnen én, het allerbelangrijkste want daar gedijen ze het best bij, onrust en tweedeling te zaaien. Deze stemmingmakerij lijkt veel volgers te hebben maar geloof mij:
Wij zijn met meer!!
Want kijk hoe we onszelf weer oprapen en de handen uit de mouwen begonnen te steken nadat tot ons doorgedrongen was hoe ernstig het was. Scholen komen met online huiswerk, mensen boden aan om boodschappen of klusjes te doen voor risicogroepen, Sikkom.nl zette een telefoongroep op om ouderen te bellen zodat ze even een ander praatje horen of juist even hun hart kunnen luchten en horecabedrijfjes moesten dicht maar kwamen met een soort van bezorg service zodat niemand zonder eten komt te zitten.
Want we zijn niet allemaal sterren in de keuken!
En natuurlijk zijn er heel veel verliezers. Kijk naar al die ZZP’ers die geen vangnet hebben, kijk naar alle bedrijven die de deuren moeten sluiten of indirect getroffen worden doordat anderen hun deuren moesten sluiten. Kijk naar al dat personeel wat ineens bij huis zit en geen idee heeft hoe het allemaal verder moet. Kijk naar al die mensen die ons op een of andere manier al jaren vermaken met hun culturele vaardigheden zoals dans, zang en muziek.
Zij moeten allemaal een stap terug, een stap met zeven mijlslaarzen…
Dat is geen kattenpis en iedereen weet dat. Iedereen snapt dat. En we zullen de politieke leiders op hun blauwe ogen moeten geloven dat er fondsen zijn die van allerlei kanten gevuld zullen worden met gemeenschapsgelden zodat straks, als alles weer achter de rug is, iedereen zoveel als mogelijk schadeloos gesteld kan worden.
Want we moeten daarna weer door!
En ja, dan de zorg. Die wil ik hier wederom even apart benoemen want zij staan straks misschien wel aan ons bed wanneer jij of ik ook getroffen worden. Die kans is absoluut aanwezig en we kunnen enkel de kans daarop verkleinen door ons te houden aan die maatregelen zodat het virus niet kan pieken. Wij kunnen dit door ons (nog) gezonde verstand te gebruiken. Dus even niet naar die verjaardag of dat feestje. Gewoon even pas op de plaats. Gewoon even thuis blijven. Kijk van mijn part alle Netflix-series of kijk naar alle herhalingen van VT Wonen of kijk naar 24/7 naar 24 Kitchen. We hebben genoeg middelen dicht bij huis om ons te vermaken!
Of speel weer eens een potje Monopoly of Mens Erger je Niet of bouw een iglo van wc papier!
Er is dan een grote kans dat de zorg zal handhaven, daar heb ik alle vertrouwen in. Deze mannen en vrouwen zijn geboren met de ‘drive’ zorg te verlenen, dat zit in hun DNA. Momenteel zetten ze alle zeilen bij om getroffenen op te vangen en te verzorgen. Geef ze de ruimte daarvoor. En begrijp ook dat deze mensen na hun werkdag, werkavond of werknacht ook nog boodschappen nodig hebben.
“Nou, daar stonden we dan in ons blootje op zolder.” Mijn vrouw had ineens alle aandacht op de verjaardag waar voornamelijk dik-in-de-dertigers zaten. ‘Wat zei ze nou?’ Je zag het de aanwezigen denken na deze openbaring. Maar mijn vrouw zag de verwondering op de gezichten niet want ze was nog vol van wat wij die nacht ervoor beleefd hadden.
Ik schoot mijn vrouw te hulp door eraan toe te voegen dat we beiden in ons bamboe ondergoed liepen en ja, dat is haast in je blootje. Maar aan de andere kant, wat is er mis met in je blootje slapen? Niks toch? Het is ons eigen huis en Adam en Eva waren toch ook bloot? En we worden toch ook bloot geboren? Natuurlijk, het lichaam is aan verval onderhevig maar daar krijgen we allemaal mee te maken, toch?
Ik herhaal het nog maar even, het was in ons eigen huis!
Want je kan er ook op uitgaan en in het openbaar in je blote kont lopen. Bijvoorbeeld in een sauna. Of je gaat thermaal badderen. Dat heb ik wel een keer gedaan hoor, in Bad Nieuweschans. Het was zo’n zwempakdag dus semi-bloot. Na die dag wist ik dat het ook bij die ene keer zou blijven. Man, man, wat viel dat tegen! Ik dacht eerst: Leuk, zwemmen, ravotten in het water en misschien wel even van de duikplank of mijn geliefde opschrikken met een bommetje . Maar al deze inspanningen mochten juist niet, je mocht enkel rustig in het water lopen, een beetje drijven of gewoon een beetje dom voor je uit staren.
Sorry, daar ben ik nog te actief voor!
In de sauna zelf hield ik het ook niet lang uit. Mijn longen kwamen in opspraak maar de oorzaak daarvan kwam natuurlijk van jarenlang shaggies roken. Dat snapte ik nog wel. En dan was er nog de Yin Yang -of stilte ruimte, waar je onder het genot van pianomuziek op een soort geplastificeerd bed mocht liggen. Binnen een paar minuten overstemde ik de muziek met gesnurk waarna mijn geliefde mij een tik gaf: “Dat is niet de bedoeling, sukkel!”
‘Sukkel’ is een koosnaampje hoor.
“We waren dus wakker geworden van getik op de overloop en Ar’ ging kijken.” vertelde ze. “Toen hij zei dat het een lekkage was, wist ik direct al wat er loos was: Ik had de ketel bijgevuld maar vergeten de kraan dicht te draaien…”
Dat die kraan niet dichtgedraaid was zou normaal genoeg reden zijn geweest om vol ongeloof en met superlatieven als ‘Ooooh’ en ‘Aaah’ te reageren op dit verhaal maar de aanwezigen bleven hangen bij dat ene onderdeel. “Liepen jullie in je nakie naar de zolder?” “Jullie slapen dus naakt?”
Alsof er een wereld voor ze open ging.
Ik snap dat wel, het is niet voor niets dat de ‘Onesie’ (spreek uit: ‘Wansie’) door de jongere generaties uitgevonden is. Dat zijn van die broekpakken waar men zich inbakert voor het slapen gaan, in allerlei varianten te krijgen zoals bijvoorbeeld een schaap, pandabeer, konijn of koalabeer.
Vroeger zei de partner gewoon dat hij of zij hoofdpijn had…
Dan moet je dus met een dier het bed delen en daar ben ik dan heel helder in: dat hoort niet! Het idee dat er al bed wantsen rondkruipen in mijn matras doet mij al gruwelen. Toch zei mijn vrouw van de week dat ze even dacht naast een grote beer te liggen. Daar heeft ze deels gelijk in en dat komt door het experiment waar ik mee bezig ben. Ik laat namelijk mijn baard staan en ben daar nu een week mee onderweg. Ik wilde de baard eens ervaren, gevoed door enkele baarddragers op mijn werk en door een liedje van Maarten van Roosendaal;
‘Laat je baard staan. Ach man laat je baard staan. Maar red mij niet.’
Ik ben nu best wel ‘roeg’ of ‘roppig’ om de kop. De baard tiert welig in zijn ontwikkeling waardoor mijn vrouw steeds naar mij kijkt met een blik van ..hmmm..wat moet ik hiermee en zij houdt nu enigszins afstand. Op zich komt dat nu wel goed uit omdat het Corona-virus ons sociale leven even stil heeft gezet. Mijn collega’s kijken mij ook al zo aan en je ziet ze twijfelen aan mijn geestelijke gezondheid, met daarna de geijkte opmerkingen: Is je scheerapparaat kapot of je scheermes bot. Mijn kapster keek ook even op van de week.
Toen ze klaar was zei ze: “Zo, nou je haar zit in ieder geval wél weer netjes!”
Maar ik kan het hebben. Ik wil gewoon eens kijken hoelang het duurt voor de baard een beetje volwassen is. Dat de baard een baard is. Dat er gemorst eten in blijft hangen waardoor mensen om mij heen kunnen zien wat er bij ons op het menu gestaan heeft. Dat er muizenissen in gaan groeien, ooit bezongen door Boudewijn de Groot,
‘Hij fluit zijn pluche lapjeskat want hij heeft last van muizenissen die nesten maken in zijn baard.’
Dat wil ik meemaken, voelen en beleven.
Opnieuw keek ik de dik-in-de-dertigers diep in de ogen en wreef ondertussen met mijn vingers door de toen nog minimale baardgroei. Maar ze zaten nog in het verhaal van mijn vrouw, ze waren visueel met ons meegelopen naar zolder alwaar wij met enkele handdoeken en in ons blootje het water te lijf waren gegaan.
“Na een kwartier van dweilen met de kraan dicht (!) hadden we een emmer vol met water!” vertelde mijn vrouw. “Ik was zó blij dat we er wakker van geworden waren, anders was het echt een zooitje geworden!”
Er werd gelachen maar je zag ze denken: dweilen in je blootje?
Ik haakte erop in en begon wéér over mijn baard in wording. “En als mijn baard mij niet bevalt dan vraag ik mijn kapper mij te gaan scheren. Ik heb wel vertrouwen in hem, denk niet dat hij de Sweeney Todd (een demonische barbier) van Winschoten is.
“Zullen we anders straks effe naar de Ikea?” Het was eruit voor ik er erg in had en ik wist dat ik nu niet meer terug kon. Ik had het toverwoord gezegd en mijn vrouw pakt dat met beide handen aan. “Oh ja, leuk, wat een goed idee! “ En vervolgens kwam de onvermijdelijke toevoeging:
“Gezellig!”
Onze vroege afspraak in de Stad verliep vlot en toen hadden we ineens tijd over. En ik was goed gehumeurd want we hadden beide een vrije dag en de avond ervoor hadden we lekker getafeld met de schoonouders van mijn oudste zoon. En ja, daar krijg ik dan energie van en dat trek ik door naar de volgende dag. Vooral omdat deze mensen zo aardig waren geweest om iets heel speciaals voor mij mee te nemen uit Den Haag, namelijk een replica van De Brandaris, de bekende icoon van Terschelling. Deze was ooit gemaakt door mijn dienstmaten en hun vriendinnen ter ere van mijn eerste huwelijk en hij stond al die jaren op de kamer van mijn middelste zoon. En in die flow schoot ik door met het voorstel om naar eerder genoemde woon toko te gaan.
Ik weet dat ik mijn geliefde daar een groot plezier mee doe.
En het zou er vast niet druk zijn op dat tijdstip. Wél dus want toen wij rond half tien de roltrap waren gepasseerd en erachter kwamen dat de tent pas om tien uur open ging, moesten we schuilen in het restaurant. En die tent zat nagenoeg vol. Het zweet brak mij uit bij het zien van de rijen bij de kassa’s! Gelukkig belde een van mijn kinderen mij op dat moment waardoor ik alvast aan een tafeltje kon gaan zitten. Vrouwlief ging twee koffie halen, glimlachend; zij zag geen rijen bij de kassa, die zag alleen maar gezelligheid. En ze had de vooruitziende blik dat er misschien ook nog wat gekocht zou gaan worden. Op haar wensenlijstje stond namelijk en kastje waar je schoenen in kon opbergen.
En ja, die verkopen ze daar. Zó handig!
Tijdens mijn telefonisch onderonsje met zoonlief keek ik rond en zag borden op dienbladen voorbij komen met broodjes, worstjes, croissants, pannenkoekjes, ei en uitgebakken spek. Een oudere man stond met zo’n blad in de rij bij de koffie en begon alvast met een stukkie spek. Hij had gelijk ook, het water liep mij uit de mond en ik moest denken aan mijn moeder die ons altijd vertelde dat het ontbijt het belangrijkste van de dag was. Alleen deed ik dat thuis onder het lezen van een spannend stripboek.
Tegenwoordig doen ze dat dus in de Ikea.
‘Er bestaat geen medicijn tegen oud of eenzaam zijn..’ zong Herman van Veen ooit. Want ik kan nu wel beweren dat ontbijten in je eigen huis moet maar het is toch veel leuker om dat gezamenlijk te doen? Elke keer vroeg uit de veren met de spanning wie er nu weer aan je tafeltje komt zitten. Voor hetzelfde geld ontspruit er wel een nieuwe liefde! Daar kan geen Married at First sight niet tegenop! Zijn er eigenlijk al eens liefdeskoppels ontstaan via deze Zweedse uitvinding?
Maar praktisch gezien heeft het ook een groot voordeel: Thuis heb je er geen rommel van!
De koffie was verbazingwekkend lekker, ik kan niets anders dan dit toegeven. “En gratis!” voegde mijn vrouw er fijntjes aan toe. Ze zei het net niet té enthousiast want ze weet dat ik dan azijnzeikerig kan reageren. Zo van dat dit allemaal lokkertjes zijn van deze grote ondernemingen en dat het daarom voor de kleinere zaken een stuk moeilijker wordt om staande te blijven in deze commerciële wereld. Maar ik hield mij in. Ook omdat ik inmiddels weet dat ook de kleinere zaken met gratis koffie op de proppen komen.
In een beetje zichzelf respecterende dames-kledingzaak heb je zelfs speciale koffietafels voor de mannen om ze koest te houden! Die staan meestal centraal in de zaak zodat de dames hun kerels in de gaten kunnen houden tussen al dat vrouwelijk geweld en vice versa de heren het koopgedrag van hun dames.
Zo is de cirkel weer rond.
Even later liepen we over de paden met de pijlen. Zij liep voor mij anders raakte ik haar kwijt of verdronk ze in iets anders. Zoals bijna gebeurde op de kinderafdeling. Ik wilde versnellen maar de aanstaande oma vertraagde nu iets. Ik gaf haar een lichte duw als teken dat ze voort moest maken en fluisterde, een bietsie venijnig, dat ze bij het onderwerp moest blijven, een schoenenkastje.
“Volg de pijlen schat!”
Hoe meer wij verdwaalden in deze Zweedse Reus hoe meer mijn geduld begon op te raken want het liep al tegen lunchtijd en het mandje raakte voller en voller.
Nog steeds zonder schoenenkastje.
Even later zaten we weer in de auto op weg naar huis. We bespraken de nieuwe situatie in ons huis, de twee-meter-dertig hoge vuurtoren die nu pontificaal in de woonkamer stond. “Ik zet hem van de week op zolder hoor.” sprak ik mijn vrouw geruststellend toe. Maar zij, haar hele leven al liefhebber van Terschelling, had andere plannen want ze was overdonderd door dit prachtige bouwwerk. Hier was duidelijk veel aandacht aan besteed. Haar respect voor deze toren die al 426 jaar haar licht laat schijnen over de Wadden, de Noordzee en het eiland, was groot.
“We zetten hem in jouw kamertje!” zei ze en lachte om mijn verbaasde blik.
Hoe dan? Was mijn eerste gedachte. Haar vrouwenlogica was al veel verder dan mijn simpele blik wat interieur dingetjes betreft. Ik zag een kamer vol met kledingkasten, een bureautje en een stoel plus een boekenplank. Maar dat zag ik verkeerd. De boekenkast komt naast de kledingkast, in die boekenkast zetten we de printer en op de plek van de boekenkast zetten we dan de Brandaris. “Dan kan hij je mooi bij schijnen tijdens het schrijven!” zei ze enthousiast.
“We zitten alleen met één ding.”
“Het schoenenrek is te breed, daar moeten we nog wel even voor naar de Ikea…”
Op de een of andere manier lukt het mij maar zelden om ‘netje’ te eten. Vork en mes zijn voor mij, rechtsonhandige Harry, gereedschap waar ik steeds mee in de clinch lig. Zij liggen volgens protocol respectievelijk links en rechts naast het bord. Ik snij ook met de rechterhand en moet dan met mijn linkerhand de vork naar mijn mond brengen. En daar gaat het mis. Op de een of andere manier heb ik geen controle over die linker hand. Of beter gezegd, over die vork. Ik krijg het negen van de tien keer niet voor elkaar om de vork (met voedsel) naar mijn mond te brengen. Want tegen die tijd dat de vork aangekomen is ter hoogte van mijn onderlip, flikkert de boel eraf.
Niet moeilijk te raden waar het terechtkomt.
Op mijn overhemd, meestal het overhemd welke ik nog maar net schoon uit de kast getrokken heb. En als ik geen overhemd aanheb dan valt het ook op het T-shirt of op het vest. Mijn ‘verliesmomentjes’ maken geen onderscheid in kleur, soort of status. Uiteraard tot groot ongenoegen van mijn levenspartner:
“Het zal Jantje de Boer niet wezen!” roept ze dan, hoofdschuddend.
Voorheen antwoordde ik nog wel eens met de zin die Jantje ooit zelf gaf als antwoord als ‘vlekkenkampioen’: “Ja maar Mam, ik moest weer eens een katje uit de boom halen!” Maar daar ziet ze de lol niet meer van in want er komt nog een ergernis onder de tafel kijken.. Het laminaat is namelijk een soort opvangcentrum voor mijn gemorste etenswaar. Haar reactie?
“Echt, als je zo door gaat dan stop ik je in een verzorgingstehuis!”
Natuurlijk hebben we er alles aan gedaan om mijn afwijkende eetgewoonte te verbeteren. Ik heb bijvoorbeeld mijzelf aangeleerd om na het snijden, het mes in de rechterhand over te hevelen naar de linkerhand en de vork over te hevelen naar de rechterhand. Alleen is het zo’n gedoe, is het een soort van stuivertje verwisselen en soms mis ik de grip en dondert vork of mes op of naast het bord.
Een andere oplossing is natuurlijk een slab voordoen.
Die had ik als kind ook, zo een waar een knoop ingelegd werd, ter hoogte van je nek. Aan het einde van de week werd dat ding gewassen door moeder en dat was nodig ook, je kon aan de slab precies zien wat we gegeten hadden die week… Zo’n slab heb ik niet meer maar ik gebruik nu nog wel eens een theedoek. De punt leg ik dan onder mijn bord zodat alles wat er valt, keurig in de slab opgevangen wordt.
Innovatief bezig zijn met je handicap!
Maar het allerbeste en meest doeltreffende idee kwam toch van mijn vrouw: Het bord dichterbij en mijn stoel zo ver aanschuiven dat ik met mijn buik strak tegen de tafel aanzit. Het lijkt te helpen, alleen heb ik nog wat moeite met doperwten en rijst….
Ik verlies mij ook steeds in de drang naar het voorjaar. Elk jaar weer begin ik mij aangenaam prettig te voelen wanneer de maand Maart weer aangebroken is, puur omdat Maart de eerste lentemaand is van de drie. Dan geniet ik van de vroege vogels die zingend ’s morgensvroeg via het open raam mijn slaapkamer vullen met al hun fantastische liederen. Wanneer dan mijn wekker gaat sta ik nét even sneller op en heb ik nét even met wat meer zin om de dag weer te beginnen. Daarbij opgeteld de eerste zonnestralen die tussen de kieren van de gordijnen mij beschijnen en waarvan ik al enige warmte op mijn huid voelen kan.
Helaas krijg ik dan toch weer regelmatig de deksel op de neus want Maart kan nog best onstuimig zijn. Ze hebben niet voor niks Maartse spreekwoorden en gezegden, zoals ‘Maartse buien’, ‘Er is geen maart zo goed of het sneeuwt op de boer zijn hoed.’ ‘Maart roert zijn staart.’ Alleen al door eraan te denken voel ik de kou, de waterkou die dwars door alle lagen kleding zich een weg weet te vinden naar de kippenvel. Gelukkig hebben ze ook nog een positievere versie van voorgaande spreekwoorden bedacht:
‘Hoor je de koekoek half maart, ga dan naar huis en doof de haard.’
Daar hou ik mij dan maar aan, ook al hebben we geen haard. Maar voorlopig liggen de maanden januari en februari weer achter ons en kunnen we weer volop gaan genieten van alle komende drukke werkzaamheden welke veroorzaakt worden door flora en fauna.
De natuur op haar best!
Hoe de grauwe akkers langzaamaan van groene gloed overgaan in jong, frisgroen gewas. Hoe de weidevogels zich weer gaan nestelen onder toezicht van onder andere de buizerd, de kiekendief of de torenvalk. Deze prachtige vogels zie ik regelmatig langs de provinciale weg op een paaltje, lantaarnpaal of gewoon lekker in het gras langs de slootkant zitten.
Wachtend op een prooi en dan opeten zonder te morsen.
Naar het schijnt voornamelijk op veldmuizen want de Groninger akkers zitten er vol mee. Nu heb ik begrepen dat mensen het zielig vinden dat roofvogels zich vergrijpen aan muizen, insecten, fazanten en konijnen. Maar geloof mij, zolang deze nuttige dieren niet naar de Jumbo of Albert Heijn kunnen zullen ze toch echt moeten jagen. En als zij het niet doen dan doen de kraaien, de kauwtjes, de meeuwen of de blauwe- en zilverreigers het wel. Zo zag ik laatst een filmpje van een zilvermeeuw die een konijntje, ja zo’n heel lief konijntje, in een paar happen naar binnen schrokken brokte.’
Hij liet niet eens een boer!
Eigenlijk is dat ook mijn probleem, dat schrokken brokken. Zodra ik mijn eten voor mij heb ga ik in de aanval. Dat heb ik mijzelf aangeleerd toen ik nog als kok in de horeca werkte, er was meestal weinig tijd om even rustig te eten. Maar van huis uit was ik het ook gewend omdat wij vroeger altijd tussen de middag warm eten kregen.
Exact om twaalf uur stond het eten op tafel.
Exact om tien over twaalf was het op.
En tot één uur lag de familie Veldmuis horizontaal op de bank.
Wanneer je in een relatie zit moet er van twee kanten hard gewerkt worden om die relatie staande te houden. Maar tegenwoordig willen relaties, zodra het ook maar een beetje scheef zit, al in mineur raken met alle gevolgen van dien. De handdoek wordt snel in de ring geworpen want er is geen energie meer om er nog iets van te maken. Of je moet om de tafel gaan zitten met een relatietherapeut om weer op één lijn te komen.
Of je verzint één Dag van de Liefde en die dag noem je dan Valentijnsdag.
Mijn ouders zeggen altijd: ‘Het is geven en nemen. En meer geven dan nemen!’ Neem dat maar voor waarheid aan want deze geliefden zijn dit jaar al 62 jaar getrouwd! Maar toch geldt dat niet voor alle stelletjes en zullen ze de bittere pil van scheiden in moeten nemen. Je denkt nu vast dat ik het ga hebben over Chantal en Henk, een stel dat op televisie ging trouwen zonder dat ze elkaar van tevoren gezien hadden of überhaupt elkaar kenden. ‘Married at first sight’: Welke gestoorde idioot heeft dit programma bedacht? Maar het is net als met het filmen van ongelukken, er keken een kleine miljoen ramptoeristen naar en dan denken ze bij de televisie:
Het doel heiligt de middelen!
Dat Chantal en Henk (plus al hun familieleden en vrienden) voor de rest van hun leven voor lul lopen boeit ze bij de omroepen niet. En dat deze mensen na het lezen van alle meninkjes hierover op social media en in alle roddelrubrieken min of meer getraumatiseerd worden boeit ze ook niet. Kijkcijfers, daar gaat het om!
Niet zo soft Veldhuizen!
Maar wat zijn nu 1 miljoen kijkers eigenlijk? Ons land telt immers 17 miljoen inwoners, waarom kijken die andere 16 miljoen dan niet? Ik snap het gewoon niet dat dit soort programma’s gemaakt mogen worden. Het is voyeurisme, het is Big Brother en het is zwaar beneden de gordel die we ook wel ‘de moraal’ noemen. Mijn verontwaardiging zit hem in het simpele feit dat er heel veel media zich met dit geneuzel begon te bemoeien en waardoor het haast onmogelijk is om er niet van te weten.
Of je moet onder een steen gelegen hebben…
Gelukkig kan ik het redelijk makkelijk van mij afschudden en kijk ik dichter bij huis naar zaken die veel interessanter zijn. Of in ieder geval oprechter! Want de echte reden dat ik over relaties begon is dat ik van de week werd aangesproken door een collega die eens even goed voor de dag wilde komen bij zijn geliefde. Hij vond dat ze dat verdiende want “Ze was de allermooiste, de allerliefste en de allerleukste vrouw van Groningen. En van Nederland! En van Europa! En van de hele wereld!”
Ik schoot vol van zoveel liefde…
Hij had daarom voor haar een (digitale) kaart gemaakt. In die kaart schreef hij het volgende: ‘Lieve schat, ik hou van je en heb heel veel vertrouwen om met jou een nieuwe toekomst op te bouwen!’ Ja, het zijn ‘Tweedehandsjes’ zoals wijlen mijn schoonmoeder dat altijd zo mooi kon zeggen. Tweedehandsjes zijn stelletjes die voor de tweede keer getrouwd zijn. Net als mijn vrouw en ondergetekende.
Enkele gebruikerssporen maar nog in prima staat!
Hij schreef die kaart op de dinsdag vóór Valentijnsdag waarmee hij toch maar mooi op tijd was voor een man, op zich was dát al een compliment waard! Op Valentijns ochtend zat hij bij de tandarts en kreeg hij een telefoontje van het werk, of hij de volgende dag een avonddienst kon draaien. Helaas, dat kon hij niet want hij had een etentje. “Maar ik kan wel een ochtenddienst draaien..”
Dat was prima!
Toen hij weer thuiskwam verwachtte hij natuurlijk een blije echtgenote die stralend van geluk aan de keukentafel op hem zat te wachten, met de Valentijnskaart tegen haar borst gedrukt. Niets was minder waar, de postbode had hun huis nog niet gevonden… Hij gaf het de voordeel van de twijfel en vertelde enthousiast nadat zij hem een bakkie koffie voorgezet had dat hij een extra dienstje te pakken had. Zij schrok en vroeg: “Wanneer heb je die extra dienst?”
“Morgen!” zei hij, “Een dagdienst want we gaan immers ’s avonds uit eten!”
“Dat was ik niet vergeten hoor!” voegde hij er lachend aan toe terwijl hij wat koffiemelk in de koffie deed. Ze reageerde niet. Ze staarde slechts wat sip voor zich uit. Hij nam een slok van zijn koffie en begon nu toch lichtelijk in paniek te raken want als zijn vrouw ineens zweeg voelde hij aan alles dat er wat loos was. Er spookte van alles door zijn hoofd. Zou ze teleurgesteld zijn dat hij haar niet verrast had met iets voor Valentijnsdag? Nou prima, want dat was immers niet zo, die kaart komt zo en dan valt ze mij vast in de armen.
“Wat is er lieverd?”
“Niks!” Nu was hij alert tot in zijn vezels want als een vrouw zegt dat er niks aan de hand is, was er juist wel wat aan de hand. “Kom op nou, vertel, wat zit je dwars?” en hij zette zijn mooiste glimlach op, de glimlach waar zij ooit verliefd op geworden was. Hij, die ruwe bolster, blanke pit waar ze nu al jaren gelukkig mee is. Ze zuchtte diep: “We zouden morgenochtend bij de voetbalwedstrijd kijken van Ramon…”
Hij kon zich wel voor zijn kop slaan!
Dat was hij helemaal vergeten, puur omdat hij enkel dacht aan wat extra uurtjes te kunnen werken want er is staat een verhuizing op stapel. “Ik had zo naar dit weekend uitgekeken..” voegde ze er nog aan toe, “omdat we eindelijk weer eens samen vrij waren. En nu moet je vanavond natuurlijk ook weer vroeg naar bed omdat je er morgen weer vroeg uit moet!”
Ze was terecht boos. Gelukkig had hij nog één troef, de Valentijnskaart. Maar die kwam niet. Die kwam dinsdag pas. En nee, ze was niet verrast.
Hij had de kaart namelijk betaald van de gezamenlijke rekening dus ze wist er van….
“Ze stonden ook bij de kapper. Mooi hè!” zei mijn vrouw en ze wees mij op een flinke bos tulpen in een vaas. Die vaas stond weer op de pilaar die ik eerder wit heb moeten verven en onlangs weer zwart omdat de kerstboom erop moest. Waarschijnlijk bedacht in het kader van ‘bezigheidstherapie voor de man’ of iets dergelijks.
Of ‘Hellup! Mijn man heeft geen hobby!’
Het waren namaaktulpen en ze waren te koop in Duutsland had de kapster gezegd. “Dus die heb ik toen maar direct even gehaald nadat ik klaar was bij de kapper, jij was toch bij de voetbal.” Ik haalde mijn schouders op en nam een bak koffie. Even op temperatuur komen want het was fris op het veld geweest terwijl het op het veld er een stuk heter aan toeging. De gemoederen raakten oververhit nadat de 2-0 voorsprong omgezet werd in een 2-2. Een van de aanleidingen was (natuurlijk) de Scheidsrechter omdat er een rode kaart uitgedeeld werd. En even daarna een rode kaart voor de leider omdat deze zichzelf verloor in een verbale strijd met scheidsrechter en een speler van de tegenstander.
Even voor de duidelijkheid, de strijd ging tussen twee jeugdelftallen, jongens en meisjes van 13, 14 jaar….
Maar ach, we weten niet beter kennelijk en iedereen wil zijn gelijk. Ondanks dat we in het verleden al genoeg ellende op de sportvelden hebben meegemaakt leren we niet van datzelfde verleden. De kans dat de jeugd zich later ook zo gaat gedragen is aanwezig want er zijn voorbeelden genoeg die suggereren dat elkaar beschreeuwen en vernederen normaal is.
Nou, geloof mij, dat is het niet!
Gelukkig zag ik na het laatste fluitsignaal dat de spelers elkaar gewoon de handen schudden omdat zij nog wél respect voor elkaar hadden. Met gemeende respect, want beide elftallen waren aan elkaar gewaagd. Het spelertje die al ruim een kwartier kampte met hamstringklachten maar niet gewisseld werd omdat ze geen wissels meer hadden, kreeg nu eindelijk verzorging…..
Emoties maken kennelijk ook blind.
Dat de emoties oplopen op de voetbalvelden weten we en steeds vaker zie je dat verenigingen daar wat aan doen. Bijvoorbeeld door poster op te hangen met teksten als: ‘Zonder respect geen voetbal’ of ‘Dit is een spel, de coaches zijn vrijwilligers, de scheidsrechter is ook een mens dit is NIET de Champignon League!’ Of ‘Schreeuwen is ook agressie!’
Maar de agressie is de krijtlijn gepasseerd…
Zo las ik van de week dat er ouders zijn die leraren proberen om te kopen om zo een beter schooladvies voor hun kroost te fiksen. Dat gaat dan waarschijnlijk zo: “Schat, haal jij effe een Playstation 4 voor Meester Tim, dan neem ik die mee naar het 10 minuten gesprek straks.” Dat is dan nog de ‘vriendelijke’ manier. Die andere manier behelst intimidatie en veel verbale agressie want ja, oordeel niet over onze kinderen hè! Wát VMBO! Mijn kind is veel beter!
Persoonlijk zou ik blij zijn met zo’n advies want dan weet je zeker dat ze aan het werk kunnen!
Maar ja, de verwachtingen zijn hoog. Ik snap wel dat leraren met angst en beven de 10 minuten gesprekjes ingaan. Thuis nemen ze elke keer weer grootst afscheid van hun geliefden omdat ze niet weten heelhuids thuis te komen of omdat ze een paar dagen opgenomen moeten worden in het ziekenhuis.
Triest. Het is in en in triest hoe we met elkaar omgaan.
Toen ik die avond een beetje verveeld naar de televisie zat te kijken, bekeek ik nogmaals de bos tulpen in de vaas. Ze waren niet van echt te onderscheiden en mijn nieuwsgierigheid trok mij van de bank om ze toch nog eens van dichtbij te bekijken. Ze waren van plastic maar dat zag je absoluut niet. Sommigen waren zelfs nog dicht en in de stengel zat een ijzerdraad die de boel rechtop moest houden natuurlijk. Als je zo je huis zou vol zetten met bloemen ben je dus in één keer klaar, dan hoef je als man niet meer thuis te komen met een bloemetje.
Hier zat potentie in!
“Zeg, wat kost dat eigenlijk?” vroeg ik aan mijn vrouw, terwijl ik naar de bloemen wees. Zonder blikken of blozen gaf ze antwoord: “Dat is niet belangrijk. Het gaat om het resultaat!” Toen wist ik het wel, duur spul dus. Dat hoor ik haar wel vaker zeggen, dat de prijs niet belangrijk is. Maar zodra ik bijvoorbeeld een fles frisdrank koop bij een winkel waar ik toevallig die dag langs kwam, krijg ik de wind van voren omdat die fles bij een andere winkel die week in de aanbieding was.
Want dat scheelt.
Als man heb je dan gewoon niets meer te zeggen en dat doe ik dan ook maar niet. Mijn vrouw is daar heel duidelijk in en daarom pluist ze ook elke week alle reclamefolders uit. Ik ben meer van de ‘Nee-Nee’ sticker op de deur maar zij niet. Als ze dan ergens een flink voordeeltje uitgeslagen heeft kan ze dat ook heel smeuïg aan al iedereen om haar heen vertellen. Zo had ze een poosje geleden haar oog laten vallen op een poef ter waarde van zestig eurootjes. Ze had hem gespot in een meubelzaak maar ze liet hem toch maar staan. Enkele weken later was ze er weer, het was zondag en buiten gierde storm Ciara om de winkels. Daarom besloot ze wederom om de poef niet te kopen en fietste ze even later naar huis.
Een beetje teleurgesteld, dat wel.
De volgende dag was ze weer in de buurt van de meubelzaak, nu met de auto. Ze stapte weer naar binnen want ze wilde toch nog even kijken naar de poef. En wat zag ze?
Hij stond in de aanbieding, nu voor veertig euro!
De poef staat nu bij haar stoel en elke avond hoor ik haar weer zeggen hoe ze ervan geniet. Even had ik nog de neiging om naar Duitsland te rijden, om te kijken hoeveel die tulpen nu gekost hebben maar die gedachte zette ik toch maar gauw opzij.
Je moet een gelukkige vrouw nooit tegen de haren instrijken!
Dat roept mijn vrouw de laatste tijd steeds vaker wanneer ik aanstalten maak om naar boven te gaan, naar het kamertje waar ik mijn bureau heb staan, mijn computer, mijn muziek en nou ja, gewoon, mijn spulletjes. Ik zit daar nu eenmaal graag ‘mijn ding’ te doen.
Of ik zit daar gewoon naar buiten te staren.
Naar de wijkkatten die in tijgersluipgang over de randen van de schuttingen lopen, loerend naar de mussen die af en aan vliegen tussen de talrijke vogelhuisjes in de diverse tuinen of een bad nemen in de waterplassen op de schuurtjes. Of ik zie hoe de kinderen uit de buurt op de fiets af en aan fietsen van of naar hun school, huppelend en lachend omdat ze nog niet echt meedoen in de zorgen van de Grote Mensenwereld. Of ik zie langs het fietspad de mannen en vrouwen hun honden uitlaten en ondertussen zo nu en dan met elkaar in gesprek gaan over wat hen op dat moment bezig houdt. Daar kan ik dan naar turen en ondertussen luister ik naar muziek die ik leuk vind.
Het is mijn Mancave zeg maar…
Dat woord heb ik niet verzonnen hoor, Mancave. Dat is weer zo’n woord van deze tijd en soms loop ik daar dan wat achteraan te sukkelen met op mijn rug een boel onbegrip. Want een Mancave is niets minder dan een plek waar mannen hun hobby of favoriete bezigheden kunnen uitoefenen. Dat zegt die andere ‘wijsneus’ die onderhand ook al flink ingeburgerd is, Wikipedia. Deze kennis website voegt daar nog aan toe dat het meestal een zolderkamer of een garage is, ‘vaak helemaal ingericht naar de smaak van de man.. soms met eigen bar en TV!’
Pff…mag ik effe braken!
Vroeger heette dat gewoon ‘een hobby’ en je oefende dat uit waar er ruimte was. Dus stel dat je hobby Pitjollen was dan voerde je die hobby uit in de ruimte die er op dat moment beschikbaar was. Dat kon de woonkamer, het klompenhok of de duiventil zijn. Of waar moeder de vrouw de piepers aan het pitten was. Niks eigen ruimte! Men was al blij dat er überhaupt ruimte was!
Mancave…pffff… Ik noem het een product van De Arrogantie van de Welvaart!
Mijn kamertje stelt ook niks voor hoor. Ik deel het met twee kledingkasten en een boekenplank waarop wat naslagwerk en enkele ceedees staan. Aan de muur hangen foto’s van dierbaren, zowel de levenden als diegene die ons ontvallen zijn. Regelmatig kijk ik naar de foto’s van die laatste categorie en denk dan aan ze terug, toen ze er nog waren en toen het nog normaal was dat ze er waren.
Toen we ze nog niet misten zeg maar..
Want vaak gaat het om geliefden die té jong heengegaan zijn, geliefden die het ook verdienden om te genieten van het leven zoals het leven bedoelt is. Helaas besliste het lot anders. Ik denk dan ook aan alles wat ze inmiddels gemist hebben omdat ze er niet meer zijn.
Daar kan ik dan best treurig van worden…
Maar over het algemeen zit ik hier lekker, in mijn eigen ‘bubbel’ (ook zo’n trendy woord) te zitten zeg maar. Met mijn eigen muziek en mijn eigen gedachten zonder gestoord te worden door mijn vrouw.
Oef! Ja, dat klinkt heftig maar dat is het ook! Want mijn vrouw praat graag. Dat zegt ze ook van mij maar zij kan het toch nét even beter. En ik weet wanneer te zwijgen. Zij niet. En soms wordt dat praten van haar gestimuleerd door bijvoorbeeld een vriendinnetje van haar. Dan kakelen ze tegen de klippen op en kom ik er, figuurlijk gezien, niet tussen. Soms lukt het mij wel maar dan heb ik al minutenlang mijn vinger opgestoken en dan geven ze mij, meestal een zucht onderdrukkend en met een verveelde blik, wat spreekruimte.
En terwijl ik spreek gaan zij op hun telefoon gluren…
Maar het kan nog erger. Dan gaat het stormen hier in huis en geloof mij, daar is de storm Ciara niks bij! Want dan lopen hier geen twee maar drie vrouwen over de vloer! Dat komt nog wel eens voor, zo aan het begin van de avond, net nadat ik mij op de bank genesteld heb voor de TV. Want dan komt die andere vriendin, ‘zij van hierachter’, ook binnen en dan gaat het pas echt los! Ik grijp dan direct naar de afstandsbediening om de ondertiteling aan te zetten bij het programma zodat ik niets hoef te missen. Zij zitten dan meestal aan de eettafel te tokken en dat gaat over van alles. Over wat ze op werk beleefd hebben of over iets nieuws op kleding gebied of ze hebben het over interieurs.
Of er wordt flink geroddeld, daar zijn die lui van RTL Boulevard en Shownieuws nog kinderachtig bij!
Het meeste ontgaat mij en ik geniet extra van de service ‘ondertiteling.’ Zou de bedenker van het ondertitelen van een programma ooit zo op die gedachte gekomen zijn? Afijn, ik zat daar dus lekker in mijn eigen bubbel tot het rumoer verderop toenam. Hierdoor raakte ik mijn ondertiteling even kwijt en hoorde ik waar de opwinding over ging.
Over laarsjes in de aanbieding!
Die ene dame had ze al, mijn vrouw had ze net gekocht en die ‘van hierachter’ wilde ze passen want ze waren zó leuk, zó gaaf en zó goedkoop.
Die wilde ze nu dus ook!
Maar voor de zekerheid moest er wel even gepast worden en hop, daar gingen de laarsjes uit en hop daar gingen de andere voetjes in de laarsjes en hop, daar begon ze ineens heen en weer te lopen door de kamer, voor de TV langs…. En dat herhaalde zich nog een keer of vijf!
Mijn bubbel spatte uiteen en van pure ellende en stik chagrijnig zette ik de TV maar uit. Ze hadden het niet eens door dat ik naar boven was geglipt, naar mijn eigen kamertje.
En toen begreep ik ineens waarom mannen een Mancave hebben!
Enkele maanden geleden werd de knoop doorgehakt. Samen met twee collega’s zouden we een avondje op stap. Iets met eten en iets met zui… euh..drinken.
Voor mij een uitdaging want zo vaak eet ik niet buiten de deur. Mijn restaurant is mijn keuken en mijn keuken is mijn restaurant. Daarbij opgeteld betaal ik slechts de inkoopsprijs en ben ik dus spekkoper. Ja, oké, ik moet dan natuurlijk wel alles zelf in de vaatwasser doen. En die de volgende dag weer legen. Maar dat is niet erg, vooral niet als het eten weer vurrukkelijk was. Toch is het goed voor de mens om zo nu en dan even uit je bubbel te treden. Even uit je comfortzone te stappen. Even ‘los van ’t wiif’ zoals een visclub op Terschelling zichzelf noemt, zodat er ruimte is voor nieuwe inspiraties en even andere praat.
Met andere woorden, Vader gaat op stap!
Mijn collega’s, M & M, zijn van dezelfde leeftijd en hebben eigenlijk dezelfde bagage als ik heb. Dat schepte op de werkvloer al een band en nu wilden wij dat nog eens extra testen door een avondje op stap te gaan. Ondanks dat we de 50 gepasseerd zijn voelden we ons toch weer even jong en er werd zelfs een groeps-App geopend! Die werd gevuld met de ene gekkigheid na de andere waardoor we weer even pubers werden. Zij natuurlijk meer dan mij want ik ben de oudste van de Drie Musketiers en gedraag mij daar ook naar.
De ene M lichtte ons via de App in dat we naar een Tapas-restaurant zouden gaan in de gezelligste stad van Nederland, Groningen.
Toen werd ik een beetje chagrijnig want ik hou van een goede hap, niet van welke verkleinende vorm dan ook!
Mijn thuisfront lag in een deuk want zij weten hoe ik over tapas denk. Zij kennen inmiddels mijn uitgesproken en ongezouten mening over deze hype. Want wat eten betreft ben ik best conservatief ingesteld. Maar een mens komt soms tot inkeer en daarom besloot ik deze keer maar eens niet mijn kont in de kribbe te gooien en gewoon mij neer te leggen bij deze keuze;
‘Maar wel onder protest!’
Want dat moest nog wel even gezegd worden. En als het inderdaad tegen zou vallen dan had ik natuurlijk het zoet te pakken, het zoet van mijn gelijk!
De bedoeling was dat we na het eten nog een kroeg in zouden gaan. Die ene M had ook besloten dat we een kroeg zouden bezoeken die enkel Nederlands bier tapte. Nu klom die andere M op de barricade want hij wilde echte bieren! Tripels! Uit België! Ik hield mij nu afzijdig in de discussie want als ik alleen al denk aan een Tripel biertje dan leg ik al het loodje. Ik kan heel slecht tegen de wat zwaardere bieren.
Geef mij bijvoorbeeld één ‘Kanon’ biertje en ik ben twee dagen ziek!
Uiteindelijk kwam de discussie tussen de beide M’s tot een remise en kon het programma uitgerold worden: M en ik pakten de trein van half 7 vanuit Winschoten en de andere M pakte de trein vanuit Winsum zodat we alle drie om kwart over zeven elkaar zouden treffen bij het over bekende beeld van het ‘Peerd van Ome Loek’, voor het mooiste Centraal Station van Nederland.
Aangezien ik al een tijdje niet meer op stap geweest was besloot ik daags voor D-Day mijzelf veel rust te gunnen. Dus geen klusjes in en om het huis want daar krijg ik stress van. Mijn kleding had ik ruimschoots van tevoren al klaargelegd en ik betrapte mij erop dat ik aan het zingen was:
‘Zit mijn dasje goed? Zit mijn jasje goed? Vader gaat op stap!’
Want ja, het was in de Grote Stad en dan wil ik er natuurlijk wel ‘bonvivant’ bijlopen! Kleding maken immers de man! Vervolgens was ik super lief voor mijn echtgenote want we moesten het ook nog hebben over de hoeveelheid zakgeld die ik mee zou krijgen.
Ja, aan alles was gedacht!
De dag voordat wij ‘dwaze vaders’ op stap zouden gaan, begon die ene M zijn keutel wat in te trekken. “Ja, we maken het toch niet té laat hè, want ik wil zaterdag nog van alles doen..” De andere M en ik vielen haast van de App af! Wat een pannenkoek! Want wij hadden toch echt een dikke vette nachtdienst voor ogen, niet een avondje op de bank naar The Voice kijken of zo. Die ene M schrok van onze reactie en probeerde zijn keutel weer in te trekken maar het kwaad was al geschied: tegen twaalf uur was het partijtje afgelopen.
We hadden dus maar vier uurtjes om alles te doen wat we ons zelf al wekenlang beloofden…
Vorige week vrijdag was het dan zo ver. Voor de zekerheid had ik een platvink kruidenbitter bij mij want je weet nooit wat er onderweg kan gebeuren. Na het boemelen in de trein plus de nodige slokjes uit de platvink, liepen we vanaf Het Peerd jolig en luidruchtig naar het restaurant. Het bedienend personeel vroeg of we wisten hoe het werkte en M & M knikten overtuigend. Ik gaf aan hen te volgen.
De eerste biertjes werden besteld.
Onze gezamenlijke ‘bagage’ bleek vele overeenkomsten te hebben waarvan sommige pijnlijk herkenbaar waren. Maar door het delen werd het minder zwaar en goede humor deed wonderen. Het eten was voor mij eerst even wennen, al dat getut op van die kleine schoteltjes… M & M adviseerden mij om de gerechtjes gewoon dubbel te bestellen. Toen ik het eindelijk door ging het echt los en vulden we allerlei nummers in op het kaartje, zoveel dat je het kon vergelijken met een hoofdgerecht.
Een half uur lang kregen we geen tapas maar wel bier. Nog een half uur later hadden we nog steeds geen tapas gekregen maar wel bier. Het bedienend personeel wist ons te vertellen dat onze laatste bestelling de keuken niet bereikt had…
Het bier wél!
Inmiddels was het zo laat dat we de kroeg met Nederlandse bieren ook wel op onze lege buiken konden schrijven…
Het dessert bestond slechts uit het zoet van mijn gelijk over tapas.
Toch gingen we met een voldaan gevoel weer huiswaarts en we waren het unaniem eens dat er een vervolg moest komen. In een kroeg, niet in een restaurant. Rond één uur die nacht waren we alle drie weer thuis en ik betrapte mijzelf wederom op een paar zinnen uit een liedje:
‘En als hij in thuis zijn flanel staat
Staat ie te barsten van de slaap
Vader heeft niet dat mondaine
Waar ie dikwijls over praat
Maar het is een mooie scene
Als ie voor de spiegel staat’
Het is inmiddels 2020 en we leven in een maatschappij waar veel gebeurt. In een razend snel tempo worden we meegevoerd in een groeiende welvaart waar alles kan of moet kunnen. Maar we rekenen in onze drang naar een perfecte wereld ook af met zaken die níet meer kunnen, zoals bijvoorbeeld het discrimineren van ras, geloof of geaardheid.
Dat zal tijd worden ook!
Aan de andere kant leven we ook steeds meer als individu in plaats van in een groep. Het eigenbelang gaat voor het algemeen belang met, bijvoorbeeld, als gevolg dat de eenzaamheid alleen maar aan het groeien is. En dat is raar, we hebben immers meer vrije tijd dan in de jaren dat we nog wel met elkaar omgingen, in de jaren dat je nog wist wie je buren waren. Daarnaast roepen we heel hard dat de vrijheid van meningsuiting heel belangrijk is. Alleen kunnen we er niet mee omgaan want zodra we ergens op aangesproken worden is de reactie steeds vaker een van agressieve aard.
Dat resulteert weer in het feit dat steeds minder mensen iets willen zeggen van het gedrag van anderen, bang bedolven te worden onder verbaal geweld.
Maar druist dat dan niet in tegen het recht van vrijheid van meningsuiting? Die geldt immers voor ons allemaal. Toch? Of vergeten we dat steeds wanneer we iemand met een tirade klein proberen te krijgen? Precies, misschien moeten de schreeuwers onder ons eerst maar eens tot tien tellen voordat ze wat zeggen. En misschien weer eens de grondwet erbij pakken waar al onze rechten in staan.
Dan zien ze ook dat élk mens recht heeft op vrijheid en veiligheid.
Het recht om te leven in een veilige omgeving. Dat je dus rond kan lopen zonder bang te moeten zijn voor gevaren die veroorzaakt worden door derden. Nog vers in ons geheugen ligt het verbod op straatintimidatie in Rotterdam. Dat verbod is verworpen want iemand intimideren op straat valt weer onder de vrijheid van meningsuiting.
Ik noem het een uiting van onfatsoen in het kwadraat!
Dit is in de ogen van de meerderheid in ons land onwenselijke gedrag. En we ventileren dat ook naar buiten en wijzen dan het liefst naar onze nieuwe medelanders. Want ‘die hebben last van een te hoog testosteron’ en ze vallen ‘onze meisjes en vrouwen’ lastig. Dat klopt ook gedeeltelijk, sommigen onder hen hebben andere normen en waarden dan de onze.
Maar wat zijn onze normen en waarden dan en voor wie gelden ze?
De aanleiding dat ik hier nu over schrijf is een gesprek welke ik onlangs mocht voeren met een dame die net als ik, in Winschoten woont. Maar het had, ben ik bang, net zo goed over een andere plaats in Nederland kunnen gaan. Zij vertelde mij dat ze graag wandelde alleen moest ze dat voornamelijk in de vroege avonduren doen want overdag werkt ze. Meestal wandelde ze een uurtje, goed voor ongeveer 5 kilometer. Ze loopt dan wel zoveel als mogelijk over de verlichte paden want je moet niet vallen als je alleen bent.
Ja, ze wandelde alleen.
Op zich is daar niks mis mee. Misschien wat ongezellig maar aan de andere kant is het ook goed om even tot jezelf te komen, vooral na een drukke werkdag. Toch zie je in de avonduren vaak mensen met hun tweeën lopen en ook daar is niks mis mee. Maar doen ze dat voor de gezelligheid of doen ze dat om andere redenen? Die vraag kwam bij mij boven toen ze verder vertelde over wat ze meegemaakt had.
En mijn mond viel open!
Ze vertelde mij dat ze al een paar keer lastig gevallen werd door mannen. Niet jonge maar volwassen mannen. Ze kreeg opmerkingen naar haar hoofd geslingerd zoals bijvoorbeeld: “Zo…wat loop jij hier alleen..” of “Zonde hoor, om zo in je eentje te moeten lopen..” Of ze kreeg de schrik om het lijf toen twee mannen op de fiets ineens ‘Boe!’ riepen en vervolgens hard lachend doorreden.
Dat zou je nog weg kunnen stoppen in de categorie humor maar het is wel sneue humor…
Die andere opmerkingen zijn suggestief. Die opmerkingen suggereren andere opties, onder andere dat ze met zo’n kerel zou moeten gaan wandelen. ‘Want dan komt alles goed.’ In mijn ogen ben je totaal mesjogge dat je überhaupt zo’n opmerking durft te maken! Hoe haal je het in je botte hersens om zomaar iemand op straat aan te spreken over het feit dat ze alleen loopt? Krijg je thuis te weinig aandacht van je vrouw? Of gaat dit om mannen die geen vrouw hebben en zwaar gefrustreerd juist ‘s avonds de straat opgaan om vrouwen lastig te vallen, in de hoop een vrouw te treffen die op hun ‘avances’ in gaan?
Nou, dat gaat vast nog wel een keertje lukken…maar niet heus.
Geloof mij, ik ben gek op vrouwen maar ik weet wel mijn grenzen! En een van die grenzen is dat je een vrouw op straat niet zo aanspreekt, beperk je slechts tot een gemeende goedenavond.
Of hou het bij een welgemeende ‘Moi!’
Ze werd niet constant lastig gevallen hoor, maar ik ben van mening dat één keer zoiets zeggen al te veel is. Want de impact is groot geweest voor deze dame want de lol van het wandelen is ze kwijt. Ze loopt nu met angst door de straten, bang voor miezerige mannetjes die hun frustraties niet voor zich kunnen houden. Het gaat hier om onze normen en waarden waar we al decennia lang voor aan het vechten zijn. Waar we voor naar de stembussen zijn gegaan om te zorgdragen dat die normen en waarden plus alle onze vrijheden, niet aangevallen worden door gekkies zoals hierboven benoemd. Waar we ‘mensen van over de grenzen’ ook op wijzen…
Beschaving noemen we dat!
Dat moest ik even kwijt. Dat is mijn recht binnen de kaders van het fatsoen.
Dat is waarom we het recht van Vrijheid van Meningsuiting ooit bedacht hebben.
Beelden zijn belangrijk voor de mens, daarom fotograferen we veel en willen we steeds vaker beeldend geïnformeerd worden. Maar er zijn ook beelden die gewoon blijven hangen in je hoofd, beelden die op de een of andere manier zoveel indruk op je gemaakt hebben dat ze in je geheugen gegrift staan. Zo heb ik een beeld van het eiland waar ik ben opgegroeid, Terschelling. Dit eiland wordt ook wel ‘de Parel der Wadden’ genoemd en daar ben ik het altijd mee eens geweest en dat ventileer ik vaak in gesprek maar ook in schrift.
“Dat is een gebrek aan je opvoeding!” zeg ik altijd gekscherend tegen mensen die nog nooit op Terschelling geweest zijn.
Ik moet er elk jaar naar toe en kan hier met zekerheid zeggen dat ik in al die jaren, inmiddels 56 jaar, maar één keer een jaar gemist heb, dat was het jaar 2017. Dat deed best pijn en ik was jaloers op degene die wel gingen. Maar in mijn hoofd nam ik dan de boot, liep ik door de polders, jutte ik schelpen op het brede strand, lag ik loom in de zomerzon op de dijk te luisteren naar de Bonte Pieten, fietste ik voor verkoeling door de vele bossen en vrijde ik met mijn geliefde in een duinpannetje….
Zo kon ik het gat van 2017 nog enigszins dragen.
Die bootreis blijft uniek. Twee uren lang genieten, twee uren lang in een vakantieflow want je wist dat de onrust achter je lag. Even bijtanken, even terug naar de basis. En natuurlijk even het dek op, ergens ter hoogte van het Schuitegat waar het eiland in haar volle glorie al te zien is. De Noordvaarder, de bekende strandtent met het mooiste uitzicht van de wereld, het Seinpaalduin, de Brandaris, de rode daken van de huizen van West, de in grote getale aanwezige masten in de jachthaven, de Hogere Zeevaartschool en last but not least, de bossen met op de voorgrond de mooiste baai van de wereld, Dellewal.
Dellewal, waar ik als 18 jarige jongen voor het eerst werd gekust door mijn geliefde…
Dat was het beeld vanaf de boot, het beeld waarvan je wist dat je bijna thuis was en waarvan de toerist wist dat hij of zij een periode van rust tegemoet ging zien. Er is ook nog een beeld vanaf het eiland zelf over Dellewal. Wanneer je vanaf de oostkant met de fiets, vechtend tegen de vaak aanwezige westenwind de top van Dellewal bereikte, dan keek je automatisch naar links en zag je Dellewal, de jachthaven, de haven en de Waddenzee.
En dan voel je je bevoorrecht!
Dellewal is een onderdeel van het ‘eilandgevoel’ waar eilanders en liefhebbers van Terschelling het vaak over hebben. Daarom snap ik niet dat er stemmen opgaan om er te gaan bouwen. Letterlijk voor het geld want de gemeente heeft, net als vele andere gemeenten, last van financiële tekorten. Uiteraard snap ik dat tekorten aangevuld moeten worden maar zijn er nou echt geen andere manieren dan het aanzicht van dit stukje Terschelling te verminken met woningbouw? Waarom niet de oude Zeevaartschool campus afbreken en daar nieuwe appartementen bouwen zodat het personeel voor de Horeca ook fatsoenlijk gehuisvest kan worden?
Of de woningnood ermee oplossen?
Dellewal is notabene de enige natuurlijke baai van Nederland, dat moet je dan überhaupt toch beschermen tegen het grote geld? Of is de afbraak al begonnen bij de bouw van woningen naast het hier eerder genoemde paviljoen, waarvan ik en velen met mij altijd zeggen dat je hier het mooiste uitzicht hebt van de wereld?
Waarom iets kapot maken wat nooit meer hersteld kan worden?
Nu zie ik al een verandering op het eiland die al enige jaren bezig is. En even voor de goede orde, ik ben absoluut niet tegen verandering! Die golf van verandering is al enige jaren bezig op ’t eiland, ouwe meuk werd afgebroken en er kwamen nieuwe dingen voor terug. Een mooi voorbeeld is de nieuwe supermarkt in Midsland. Maar men mikt steeds vaker op het kapitaal en maakt het dan voor de jeugd oninteressanter. De prijzen op het eiland liegen er ook niet om en steeds vaker hoor ik van mensen aan de wal dat ze Terschelling te duur vinden. Persoonlijk heb ik die ervaring ook, mocht afgelopen zomer tien euro aftikken voor twee appelgebakjes.
Zonder slagroom!
En voorheen had je winkels waar je voor een redelijke prijs nog een jas kon kopen, nu hangen er in sommige winkels jassen van honderden euro’s. En daarnaast valt mij nog wat op. Vroeger wist je dat de boot aangekomen was want dan werd het wat drukker op de Hoofdweg met auto’s. Nu zie je steeds vaker dat die rijen auto’s die nu van de boot komen haast al een file vormen waar ze in het Westen jaloers op zullen zijn. Ik weet het, de welvaart is groeiende en groeiende maar je kan hier ook op inspelen door bijvoorbeeld in Harlingen het aantrekkelijker te maken om je auto daar te parkeren. En mensen op te voeden hoe ze een eiland moeten beleven.
Want in de auto rij je er langs, op de fiets zie je het en wandelend beleef je het!
En om even terug te komen op de jeugd, die hebben heus wel wat te besteden hoor. Maar dat niet alleen, ze hebben ook de toekomst! Want ook zij zullen hun ervaringen op het eiland later weer overbrengen op hun kroost door ze ook mee te nemen naar het eiland.
En zo blijft de cirkel rond!
Er zijn in mijn ogen nog genoeg plekken om te bouwen of om te verbouwen. Maar blijf nou af van die paar unieke stukjes Terschelling. Hou het in de hand, maak er geen benedenwindse eilanden van, blijf jezelf en blijf daar eigenwijs is. Want dat is het handelsmerk van het eiland en dat moet je niet willen verminken.
Dan pleeg je broodroof.
Dellewal, waar ik begin tachtiger jaren plotseling gekust werd door het mooiste meisje van het eiland, als afscheid. Zij ging weer terug naar Groningen en ik bleef achter. Maar het was ook het begin van een relatie die we, met een onderbreking van ruim dertig jaar, weer opgepakt hebben.
Verliefd op Terschelling zijn wij nog steeds. En daar zijn wij absoluut niet de enige in! Vorig jaar januari zag ik burgemeester Wassink nog helpen de troep op te ruimen van het strand en uit de duinen. Ik hoop dat hij nu, voordat hij burgemeester af is, Dellewal de bescherming kan geven wat het verdient.
Dat zal een fantastisch afscheidscadeau van hem zijn!
Je ziet ze vaak staan voor de winkel, van die kerels die daar maar een beetje staan te staan. Het vaakst bij de winkels waar ze ondergoed verkopen voor de dames. Soms met een peuk, soms turend op de telefoon of soms staan ze gewoon een beetje dom te kiek’n.
Net als ik, alleen dan zonder peuk sinds drie jaar.
Op de telefoon kijken is mijn nieuwe verslaving en daar werk ik aan. Daarom blijft ‘dom kiek’n’ in mijn geval over. Afgelopen zaterdag was het weer zo ver. We gingen eigenlijk even ‘de Straat’ in voor een overhemd voor mij maar toen we langs de onderbroekenzaak liepen werd er even van dat plan afgeweken. Majesteit moest even naar binnen. Dat is niet erg hoor, ik wil niet het blok aan het been zijn van mijn vrouw. Zij moet zich vrij voelen om te doen wat ze moet doen. Ik zie haar als gelijke in onze relatie en dat is omgekeerd ook zo.
Want ik roep altijd dat ik een moderne man ben.
Twintig minuten later kwam ze weer naar buiten. Ja, twintig minuten later! Ik had ondertussen de enorme foto’s van het Groninger landschap (https://www.rlfotodesign.nl/) die de Gemeente Oldambt (was idee van onze hoofdredacteur Jeroen!) aan de overkant opgehangen had, bekeken. Van voor naar achteren en van achteren naar voren. En dat vervolgens nog een paar keer want ik moest op de een of andere manier de tijd doden. Die foto’s zijn daar opgehangen ter verfraaiing van de straat want achter die foto’s staan slechts de resten van twee uitgebrande panden. Het viel mij op dat ondanks die enorme foto’s er toch nog mensen waren die er tussendoor gingen kijken.
Terwijl de foto’s toch écht mooier zijn…
Op die foto’s zie je onder andere een vossenfamilie en een weidse blik op koolzaadvelden die het Groninger landschap zo mooi kleur geven. Afijn, we liepen verder en ik vroeg mijn vrouw wat ze gekocht had. Haar antwoord was wat vaag. “Ja, ik heb even een beha gepast die ik mooi vond maar ik doe het toch maar niet.” Mijn antwoord was dan ook logisch: “Zat de beha niet lekker dan?” “Jawel,” antwoordde ze, “maar ik doe het toch maar niet.” Ik liet de beha nu maar voor wat het was en we gingen vervolgens van de ene kledingzaak naar de andere, op zoek naar een overhemd. Een simpel overhemd, zonder opdrukjes van figuurtjes zoals flamingo’s, surfers of vierkantjes, rondjes of driehoekjes en zonder allerlei kleurtjes.
Alles draait om de eenvoud.
Haar beha had mij wel aan het denken gezet. Waarom had ze dat ding niet gekocht? Maar misschien was het wel mijn schuld, omdat ik niet mee naar binnen was gegaan zodat ze iemand had die het kledingstuk kon keuren. Terwijl zij altijd wel met mij naar binnen gaat. En dan neemt ze mijn klagen en steunen voor lief want kleding passen is een straf voor mij. Maar ze blijft enthousiast en beheerst de nuance, dus niet direct een oordeel of zo.
Zo van: “Nee Ar, dat kan echt niet!” zonder in de lach te schieten…
Maar ja, een lingeriezaak is wat anders dan een kledingzaak. Daar hangen overal foto’s van dames met minimale bedekking. En die minimale bedekkingen hangen dan weer aan hangertjes in rekken waar je jezelf tussendoor moet manoeuvreren. Wat heb je daar dan als man te zoeken?
Daarom staan wij mannen vaak buiten.
Wat ondergoed betreft hebben wij mannen het een stuk eenvoudiger, mits je niet opgewonden raakt van ondergoed met een merk. Ik kocht altijd mijn ondergoed bij de goedkoopst mogelijke aanbieder, dus niet die van Christiano Ronaldo of Bjorn Borg. Gatverdamme! Nu viel het mij de laatste tijd wel op dat die boxers van mij altijd het eerst slijtage vertoonden op de naad aan de achterkant. Mijn vrouw zette ook haar vraagtekens erbij maar nam met duidelijke minachting genoegen met mijn antwoord: “Wellicht door de te harde winden die mij wel eens ontgaan..” Ik kon er verder ook geen verklaring voor geven maar het hield mij wel bezig. Tot ik ineens boxershorts voorbij zag komen die gemaakt worden van bamboe. Ik herkende mij in de boxers problematiek die in de beschrijving stond en het woordje ‘duurzaam’ was genoeg om mij te doen happen in deze verkoop truc.
Bamboe.. Het zette mij wel aan het denken.
Was dat niet een lekkernij voor pandaberen? Die beesten staan toch op de nominatie om uit te sterven? Geef ik ze dan niet nét het laatste zetje door onderbroeken van bamboe te kopen? Want dan hebben ze minder bamboe om te eten, toch? Een vriend van mij trok mij uit de sloot vol schuldgevoel:
“Ach man, we hebben hier in Nederland maar twee Panda’s rondlopen dus er is genoeg bamboe!”
Enkele dagen later kwamen ze binnen, keurig in een plat doosje en gewikkeld in vloeipapier. De prijs was er ook naar hoor, ik denk dat ik voor de prijs van één voorheen twee tot drie onderbroeken kon kopen. Maar kwaliteit hè, daar gaat het toch wel om in het leven. Ik trok er direct een aan en hoorde wat kraken. Wellicht een verkeerd geweven scheut van de bamboe maar gelukkig bleef het daar bij.
Zonder overhemd liepen we terug richting fiets en we kwamen weer langs de lingeriezaak. “Haal die beha nou, ze verkopen echt geen rommel daar.” zei ik, vastberaden. Ze ging er niet tegenin en even later kwam ze naar buiten met een gezellig tasje waarop ik zei: “Nou, zo moeilijk was het dus niet om door te pakken.”
“Klopt. Het is een mooie beha. En de verkoopster zei dat ik ‘m gewoon moest dragen maar er niet mee moest gaan stofzuigen…”
Ik stond direct stil, pakte het tasje af en liep linea recta terug naar de winkel. Nu ging ik wel naar binnen, zette het tasje op de toonbank met de begeleidende woorden: “Ze hoeft de beha niet!” De verkoopster keek mij verbaasd aan maar voordat ze wat kon zeggen zei ik het:
“Wát heb je gekregen?” vroeg mijn broer nadat hij mij belde om mij te feliciteren met mijn verjaardag. “Een aanzetstaal en een aardappelpureeknijper.”zei ik, een tikkeltje verontwaardigd.. “Zit er ruis op de lijn of zo?”
“Nee, de lijn is prima maar een aardappelpureeknijper als cadeau?” Nu was hij een tikkeltje verontwaardigd. Hij is kennelijk meer van de nieuwe sokken of van een mooie stropdas maar toen ik dat aan hem vroeg, ontkende hij dat. “Ik kreeg als cadeau biefstuk eten bij Loetje!”zei hij, waarna direct de vraag erachteraan kwam of ik wel wist wie Loetje is? “Ja hoor, ik weet wel wie Loetje is, we wonen hier in Groningen echt niet onder een steen of zo hoor.“ antwoordde ik, nu flink verontwaardigd. “Oké, rustig maar..” zei hij snel, “Vier je je verjaardag nog?” “Nee, ik vier het niet maar ik vier wel dat ik weer een jaar ouder mocht worden zonder lichamelijke ongemakken, op een irriterende teennagel van mijn grote teen na dan…”
Die teen is door mijn huisarts een dag voor Kerst onder handen genomen. Ruim een uur heb ik daar gelegen want de verdoving kreeg de teen niet knock-out. De een na de andere spuit ging de teen in en telkens als de arts weer even langs kwam na het behandelen van een andere patiënt, kneep hij effe in de teen en zag dan aan mijn grimas dat de verdoving nog niks om het lijf had. En ik gaf geen krimp! Nee, ik ben van de jaren ’60, de jaren dat alles nog echt pijn deed omdat men toen nog niet wist van ‘roesjes’ of verdovingen. Ik ben wel wat gewend. Tegenwoordig vragen ze of je de pijn een cijfer wil geven.
Nou, vroeger scoorden we de ene dikke voldoende na de andere!
Deze prikjes voelden net iets venijniger dan een prik van een mug en ondertussen bespraken wij het wel en wee in de wereld. Op een gegeven moment was de teen knock-out en kon de slager … euh, de dokter aan de slag. Normaal gesproken laat ik medici die aan mijn lijf zitten blind hun gang gaan. Zij hebben er per slot van rekening voor gestudeerd, tussen de studentenfeestjes door… Daarom keek ik ook niet naar de handelingen aan mijn voet van de op zijn hurken zittende dokter. Maar doordat de dokter mij ineens iets vroeg moest ik hem wel aankijken en zag toen een best wel luguber tafereel…
(Let op, de komende zin kan weerzinwekkende beelden oproepen..)
Er stond een schaar met één poot rechtop in mijn teen, net onder de nagel. De teen zelf was afgebonden met een dik post-elastiek en de arts zat met een wattenstaaf het een en ander weg te ‘dippen’. In de andere hand had hij nog een schaar waar hij ook het een en ander mee weg knipte. Maar ik hield mijzelf voor niets te voelen en keek gauw weer weg van het slagveld. “Gaat u nog iets leuks doen met de kerst of heeft u storingsdienst?”
Ja, ik moest ook even nadenken…Storingsdienst? Dit is een dokter, geen monteur! Al moet ik toegeven dat de werkzaamheden onder aan mijn been wel anders deden vermoeden.
De dokter begreep mij gelukkig en gaf aan wel een bereikbaar dienst tijdens de feestdagen te hebben. Het begrip ‘ziek worden’ kent natuurlijk geen feestdagen. Na de snij-werkzaamheden kreeg mijn teen een mooie tulband op z’n kop en mocht ik mij, na het aantrekken van de sok, op slippers het abattoir verlaten. De dokter liet mij persoonlijk uit en hij gaf mij nog de tip een ibruprofennetje te nemen, een tip die ik stoer en lachend afsloeg want ach, het stelde niks voor hoor.
Een uur erna slikte ik toch maar zo’n pilletje, plus een paracetamolletje want het begon ineens flink te kloppen in mijn slipper.
“Vier je het dan helemaal niet?” vroeg mijn broer. De verbazing klonk door in zijn stem. Hij is namelijk wel van het vieren van verjaardagen. Het liefst nodigt hij het hele dorp uit. En dan mogen ze nog blijven eten ook! Ik zuchtte eens diep: “Nee Rein, ik vier het niet. Iedereen is uitgefeest na de Feestdagen! En iedereen is aan het lijnen en dan blijf ik maar weer zitten met kratten bier en chips!”
Ik kwam nu echt op gang met mijn tirade:
“Sindsdien beschouw ik mijn verjaardag als een gewone werkdag. Daarom lag ik vanmorgen ook om half tien in de stoel bij de tandarts want ik had een opstandige kies die al een paar weken aan het zeuren was. En ze hadden alleen vandaag nog plek. En nu ben ik op werk, dat stond al zo gepland. We hadden wel gebak bij de koffie hoor, ja, soms moet je eens uit de band springen, toch!”
Broerlief gaf het op en begon toen maar over zijn eigen plannen, hij wordt in november 60 jaar namelijk. Dat wil hij grootst aanpakken. Net als toen hij 59 werd. En toen hij 58 werd. En toen hij 57 werd.
“Maar goed,” vervolgde hij, “jij bent nu de trotse bezitter van een aanzetstaal en een aardappelpureeknijper! Mooi man!” en ik proefde door de telefoon de ironie die er dik bovenop gelegd werd. “Ja, ik ben daar erg blij mee! Ik had hiervoor een andere, goedkopere versie maar die kneep ik helemaal aan gort toen ik aardappelkroketjes ging maken. Waarschijnlijk een geval van metaalmoeheid. En dan dat aanzetstaal! Eentje met diamanten! En met tien jaar garantie! Man, man, die heb ik direct even uitgeprobeerd op een mes die ik maar niet scherp kreeg maar die is nu weer zo scherp als een ..als een… Ja, als een mes ja!”
“Oké, rustig maar” zei hij, “ik wist niet dat je kwaad werd. En ja, kwaliteit is belangrijk, ook op keuken gebied. Heb je verder nog nieuws?”
“Euh nee, niet echt. Het is januari hè, saaie maand. Met straks als hoogtepunt ‘Blue Monday’, de meest deprimerende dag van het jaar. Kan ik mij echt op verheugen!” zei ik cynisch.
Het is altijd weer even wennen hoor, zo’n nieuw jaar. Je kan er weken naar toe leven in alle gezelligheid van de feestdagen maar wordt ruw wakker geschud op 1 januari na het zien van het Nieuws in Binnen- en Buitenland. Dan realiseer je je weer dat de ellende in de wereld geen Oud & Nieuw kent… Nou ja, we gaan er maar weer voor. Dit jaar is de start redelijk makkelijk want ik was in het oude jaar al begonnen met lijnen.
En nee, er is nog niet veel van af maar geduld is en blijft een schone zaak.
Net als vele anderen heb ik ook goede voornemens. Zo ben ik bijvoorbeeld gestopt met roken. Dat was ik al in januari 2017 maar de behoefte is er nog wel degelijk, sterker nog, ik droom regelmatig dat ik een sigaret opsteek. Daarom heb ik mij voor 2020 voorgenomen om opnieuw te stoppen want stel dat mijn droom ineens uitkomt, dan zijn de gevolgen niet te overzien!
Ik heb mij ook voorgenomen om de AD en de Telegraaf App van mijn gsm af te gooien. Ze noemen zich kranten maar ze lijken steeds meer de kant op te gaan van de roddelpers. De Telegraaf had die naam al natuurlijk, ooit ingegeven door Henk van der Meyden die ons regelmatig ook via de televisie kwijlend de laatste nieuwtjes vertelde over Bekend Nederland. Maar het Algemeen Dagblad begint ook aardig die kuren te krijgen. Het is mij namelijk opgevallen dat ze ons overstelpen met ‘nieuws’ over de zoon van dé Smartlappenkoning, André Hazes. Hoe toevallig, die zoon heet ook André maar voor het gemak zetten we achter zijn Andre het woordje ‘Junior’.
Junior staat haast elke dag in de krant. Dat komt niet omdat hij dat zo graag wil maar omdat er ‘journalisten’ zijn die denken dat wij, boeren, burgers en buitenlui, het interessant vinden. Laat ik hier even een paar koppen achter elkaar zetten die mij in het afgelopen jaar behoorlijk de stuipen op het lijf jaagden:
‘André en Monique krijgen liefdesbaby. André en Monique hebben mooiste kind van de wereld. André en Rachel nog steeds geen vrienden. André en Rachel blijft moeilijke relatie. André en Monique in crisis. André terug bij Monique. André gek op Monique. André heeft andere liefde? André heeft een andere liefde. André doet een Maaslandje. André en Rachel dichter als ooit bij elkaar. André Hazes jr.: Ik val nu eenmaal op rijp. André en Bridget delen liefdeskiekjes. André en Bridget naar de rechter. André breekt met Bridget.
André doet het met Patricia Paay….’
Daar ben ik nu van af want ik heb mij inmiddels een keurig abonnement gegeven van een gerenommeerde krant. Op een stikstofvriendelijke manier want ik heb gekozen voor de digitale versie waardoor er geen distributeur of krantenjongen de weg op hoeft om bij mij de krant door de brievenbus te gooien. Nu denk je natuurlijk: Gelul Veldhuizen! Want die krantenjongen doet zijn wijk op de fiets. Klopt. Zo deden ze dat vroeger. Nu brengen ze de kranten met de auto want er is geen jeugd meer die ’s morgens vroeg zijn of haar nest uitstapt om de krant rond te brengen.
Op enkele bikkels na dan.
Ach ja. Alles is aan verandering onderhevig. Neem bijvoorbeeld het vuurwerk. Er is voor 77 miljoen de lucht ingegaan. Dat bedrag is zonder het illegale vuurwerk wat men massaal ‘elders’ bestelde. Raar eigenlijk, we hebben een hekel aan alles wat illegaal is en spreken er schande van maar zodra het om onze portemonnee gaat vergeten we die hekel even… Inmiddels verknallen (!) enkele liefhebbers van vuurwerk het feestje zo erg dat de kans dat het verboden zal worden alleen maar toe zal nemen.
Je krediet verspelen noemen ze dat ook wel.
‘Grotere Machten’ bedachten nog een dikke mist tijdens Oud & Nieuw, in de hoop dat er minder overlast zou zijn. We weten inmiddels dat het niet geholpen heeft want de schade loopt opnieuw in de miljoenen en de letsels aan lijf en leden logen er ook weer niet om. Vele ogen raakten beschadigd, ondanks het uitdelen van een veiligheidsbril en vele oren genieten de komende jaren van een vette piep in het oor… Wel apart trouwens. Wanneer je geen vuurwerk gekocht had kreeg je ook geen bril en was je aan de grilligheid van de medemens overgeleverd…
Afijn, de tegenstanders van vuurwerk kregen weer genoeg vuurwerk om hun argumenten het helemaal te verbieden, kracht bij te zetten.
Als ik vuurwerk liefhebber zou zijn dan had ik nu al een goed voornemen voor 2021! Dan kocht ik enkel legaal dat spul in en hield ik rekening met mijn omgeving, dus mens en dier. En ik zou mijn kinderen op hun hart drukken niks te slopen. Want als ze dat wel zouden doen dan konden ze nog wat extra vuurwerk verwachten;
Een flinke schop onder de kont!
Ja, geweld lost niks op, ik weet het. Maar beter een schop onder de kont dan een auto in de fik waarvan je enkel de dagwaarde nog terug van mag verwachten… Nu weet ik ook wel dat het niet alleen de jeugd is die slopen. Er zijn genoeg ‘volwassenen’ die buiten hun boekje gaan. En ja, ben je kind van zo’n ouder dan weet je natuurlijk niet beter en sloop je lekker mee….
Dan toch maar een algeheel vuurwerkverbod?
Dat noemen we dan weer betutteling. Dan klagen we over al die regeltjes in dit land want je mag niks meer in dit land! Klopt ja, maar kijk dan eerst even in de spiegel voordat je ‘huilie huilie’ doet. En effe heel eerlijk, van mij mag het vuurwerk in de ban, heb er niks mee. Maar ik snap ook dat er mensen zijn die het leuk vinden, die prachtig siervuurwerk de lucht inschieten ter waarde van vele honderden euro’s, euro’s die ook elk jaar weer flink inhakken op het huishoudelijke budget…
De buren in je straat snap ik dan ook wel weer, als ze naar jouw vuurwerk staan te kijken, met een brede lach om de mond.
Vanmorgen schrok ik wakker, zat rechtop in mijn bed. Nadat ik mijn bril opgezet had keek ik op de wekker: “Shit! Half 8! Ik heb mij verslapen!” riep ik hardop. Mijn vrouw schrok nu ook wakker en vroeg waar die paniek vandaag kwam. Zuchtend verklaarde ik mijn haast. “Ik had je gister toch gezegd mijn jaarlijkse afspraak te hebben!” Ik sprong uit bed om mij te wassen en aan te kleden en zette snel de koffie aan. Een uurtje later was ik onderweg. Eerst naar het Winschoterdiep en vervolgens liep ik richting Blauwe Stad. Op het fietspad ter hoogte van de Verlengde Kloosterlaan richting Hora Siccemaweg speurde ik in de nog donkere morgen naar een teken van leven. In mijn rugzak zaten de gebruikelijke spullen die ik altijd op deze dag meeneem, namelijk twee thermoskannen koffie, enkele plakken kerstbrood en nog wat rollade die ik uit mijn mond gespaard had op 2e kerstdag. Want ja, niet ieder pondje mag meer door mijn mondje, ik zal het nieuwe jaar enkele kilo’s lichter betreden.
Althans, dat is de theorie….
Voor mij is dit de belangrijkste dag van het jaar, een traditie die voortgezet moet worden. Mijn Opa deed het, mijn vader deed het en de laatste jaren doe ik het. Een goed gesprek voeren over het afgelopen jaar met de man die zich alleen op 31 december vertoond!
Met de man die net zoveel neuzen heeft als het jaar nog dagen!
Deze oude man, getekend door het wel en wee van het leven maar nog steeds vlot en wijs van geest, zwerft alleen vandaag door het land. Niet iedereen treft hem, terwijl hij toch zou moeten opvallen gezien zijn beschrijving…
Ik daarentegen stap er juist voor uit bed want het is een aardige kerel en hij heeft ook nog wat te vertellen! En sinds enkele jaren neem ik die gesprekken ook op en schrijf ze uit om zo even terug te blikken in het jaar.
Vorig jaar trof ik hem nog bij het Winschoter Diep, ter hoogte van de toen nog te bouwen Burgemeester Pieter Smit brug. De eerste tekenen van de bouw zijn er inmiddels en wellicht kunnen we er komend jaar eindelijk gebruik van gaan maken. Wij hebben toen tegen de helling van de dijk gezeten om het jaar door te nemen. Hij klaagde dat er helemaal geen bankjes bij de dijk stonden want de kou van de grond trok in zijn oude botten. En ja, hij had een punt want bovenop de dijk kun je prachtig uitkijken over het Diep, de A7 en Blauwe Stad.
Maar ja, toen wisten we nog niet dat de Gemeente Oldambt financieel niet lekker in haar vel zat…
Ik liep het fietspad op en enkele eenden vlogen geschrokken op uit het Oldambtmeer. Verderop zag ik iemand lopen, in rustige tred en ietwat gebogen rug. Ik herkende hem uit duizenden en versnelde. Even later liep ik naast hem. Hij herkende mij direct en we omarmden elkaar even stevig:
“Kerel, is het je toch gelukt om je bed uit te komen op deze bijzondere dag van het jaar!” riep hij mij hartelijk toe.
“Ik begon de moed al op te geven, heb wel een uur staan wachten bij de Pieter Smit brug in wording.” En vervolgens weer die lach. “Heb je koffie bij je? Ik krijg namelijk al kloofjes in mijn lippen!” En opnieuw die lach waarna een aalscholver de vleugels nam. Een verdwaalde zilverreiger keek er van op en liep vervolgens snel doch parmantig weg. Ik gaf hem een mok koffie en een stuk kerstbrood.
Voor de rollade leek het mij nog te vroeg.
We gingen op het bankje zitten en keken tussen het riet door naar het Oldambt Meer. Achter ons lag het pad richting het Midwolderbos.
“Nou, de politiek heeft het afgelopen jaar de boel weer eens flink opgeschud hè! Neem nou die opmerking van die politicus, dat de veestapel maar even gehalveerd moest worden.” Ik knikte heftig en haakte erop in: “Nou, dat kun je wel zeggen. Het lijkt wel alsof al die politici alleen nog maar willen scoren in plaats van gewoon het debat aangaan. Zo had je dat belangrijke debat over het personeelstekort bij de politie. Er werd stevig gedebatteerd, er was veel emotie want het was een belangrijk onderwerp. Tot een van de Kamerleden interrumpeerde: “U heeft het over een tekort aan bemanning bij de politie. Mag ik u corrigeren, het gaat over de beménsing van de politie.!”
De mond van de man naast mij viel open…
“Ik ben blij dat ik maar één dagje per jaar even mee mag doen in deze maatschappij!” zei hij en gaf mij een ferme klap op de schouder. Hij nam een slok van de dampende koffie. “En zijn jullie met zijn allen nog steeds zo verslaafd aan de telefoon?” Hij is misschien oud maar nog verdomd goed op de hoogte van onze moderne probleempjes. “Euh..ja, helaas wel. En het wordt alleen maar erger vrees ik. Zelfs ouderen zie je al steeds op zo’n ding zitten te gluren. Sterker nog, mijn eigen vader kreeg een keer van zijn kleinkinderen op zijn lazer omdat hij tijdens het eten op zijn telefoon zat om de stand van een voetbalwedstrijd te volgen. En ging het nou om Ajax die zo lekker aan het ballen was in de Champignon League, nee hoor, het ging over PSV! De kinderen riepen: ‘Opa! Nu die telefoon weg! Anders ga je maar naar je kamer!’ Nou, u snapt wel dat we flink gelachen hebben.”
“Nu je het toch over eten hebt,” zei de man, “ik lust wel een plak rollade. Ik ben al op vanaf middernacht hè!” en gaf mij een knipoog.
“Hoe is het eigenlijk qua geweld op de voetbalvelden tegenwoordig? Hebben we wat geleerd van de gebeurtenissen in voorgaande jaren?” vroeg hij, al kauwend. Ik keek somber voor mij uit, in het niets van de rietkraag. “Dat gaat gewoon door. Debiele, schreeuwende en zelfs knokkende ouders langs de lijn die kijken naar het kroost, kroost welke met het schaamrood op de wangen spelen want ze willen geen geschreeuw, ze willen gewoon een potje voetballen. Daarbij opgeteld enkele randdebielen op de tribunes die hun frustraties botvierden op een gekleurde speler. En dat allemaal vanwege een inmiddels jaarlijks terugkerende discussie over Sinterklaas en zijn medewerkers! Waar gaat het verdomme over!” Woest stond ik op maar mijn vriend maande mij tot rust waarna ik mopperend weer ging zitten.
“Stelletje kleuters!”
De man nam het woord: “Eens Arjen, eens komt de dag dat kleur niet meer telt. Want er zullen echte problemen ontstaan waarbij wij elkaar, elke wereldburger voor nodig hebben. Die generatie zal dan geregeld terugkijken in de geschiedenis en zich afvragen waar toch al die haat vandaag kwam. Net als wij terugkijken op het verleden van onze voorouders en al die eeuwen ervoor. Wij zagen bijvoorbeeld Kruistochten voorbij komen waarin moord en verderf als een rode draad meeliep. Dat snapten we ook niet. En na de Tweede Wereldoorlog is er Godzijdank geen derde bijgekomen en dat komt puur doordat we geleerd hebben van het verleden. Het verstand komt echt met de jaren!”
Zwijgend en weer wat rustiger van zijn woorden schonk ik zijn mok weer vol.
“Jullie hadden in de familie toch wat mijlpaaltjes te vieren hè.” vroeg hij. Hij weet namelijk alles van mijn familie. Ook van andere families maar je moet het wel willen horen. “Ja klopt,” antwoordde ik glimlachend, “mijn moeder werd 90, mijn vader 85 en mijn zuster 60 jaar. En dat hebben we goed gevierd! En voor mij en mijn vrouw was het allemaal nog bijzonderder want ons samengestelde gezin kwam daarvoor regelmatig bij elkaar en daar genieten we nú nog van!”
Mijn ogen werden wat vochtig maar dat lag niet aan de weersomstandigheden, dat lag aan het lange traject welke wij eerst hebben moeten doorlopen om uiteindelijk de rust te vinden in de nieuwe weg die wij ingeslagen zijn. Hij sloeg een arm om mij heen en we zwegen even. Toen brak hij de stilte, net voordat een groepje kinderen ons fietsend passeerden, begeleidt door muziek uit een meegedragen speaker.
“Vertel eens, het was toch ook weer een jaar vol gekkigheid?” Ik dacht even diep na en lachend schoot mij wat te binnen: “Zeker wel. Zo was er ineens een nieuwe kloof tussen mannen en vrouwen, namelijk de ‘orgasme-kloof’…. De dames moeten het met minder doen terwijl de mannen juist orgasmeren!”
Mijn vriend verslikte zich nu haast in zijn koffie.
“Maar dat was niet het enige. Op de Huishoudbeurs waren de piemelrietjes heel erg populair en sneue kerels in onze maatschappij verloren zich in het massaal delen van selfies, de zogenaamde ‘dick-pics’. En nu we toch in deze hoek zitten, de Kruidvat startte een vibratorlijn. Dat laatste snap ik wel want ja, daar komt de orgasme-kloof weer om de hoek kijken….”.
Mijn gesprekspartner rolde haast van het lachen van de bank af.
“En ja, de Brexit is nu een feit. Eindelijk. Want we waren ‘Brexit-moe’ zeiden de geleerden. Nu ben ik het daar niet mee eens want het is niet zomaar wat, je afscheiden van je vrienden. Persoonlijk kan ik daar ook slecht mee omgaan. Maar die Britten moeten straks alles weer opnieuw organiseren en daar heb je toch vrienden bij nodig. Linksom of rechtsom!”
“Wilt u nog wat rollade?” en ik pakte de rugzak die onder ons bankje lag. “Graag! En ja jongen, dat uitspreken van onderbuikgevoelens hoor ik ook steeds vaker om mij heen. Maar toch staan we op de vijfde plaats van de 156 landen op de ranglijst van de gelukkigste landen! Dus die onderbuikgevoelens komen van een minderheid, daar hoef je geen wiskunde voor gestudeerd te hebben. Men realiseert zich steeds minder in wat voor rijkdom we hier leven. En dat bedoel ik het niet alleen maar materialistisch maar ook hoe alles hier is geregeld. Jij klaagde in een brief aan jullie nieuwe burgermoeder over de fietspaden hier in de gemeente, dat sommige fietspaden een aanslag op je nieren zijn. Maar er zijn landen, hier niet ver vandaan, die niet eens fietspaden hebben! Nu hoef je niet alles te bagatelliseren maar het is wel de realiteit.”
Tja, daar had hij wel een punt.
Ik schonk de laatste koffie in en wist dat het gesprek aan het einde zat. De man moest immers verder, de dag is nog lang zat. Een zwaan wurmde zich ondertussen tussen het riet, op zoek naar een Eindejaars-maaltje. “Mijn vrouw had afgelopen jaar haast alle lampen in de kamer verkocht via marktplaats!” zei ik lachend. “Het het nooit zo donker west!” vervolgde ik, in mijn beste Gronings.
“Of ’t wer altied wel weer licht!” zong mijn vriend lachend. Ja, hij kent zijn klassiekers!
Nadat we uitgelachen waren vertelde ik hem dat we inmiddels weer licht in de huiskamer hebben en dat was best wel prettig zo tijdens de donkere dagen. Vooral omdat we dan ook altijd even terugdenken aan de overledenen in het afgelopen jaar, geliefden in onze omgeving. Maar ook prominenten die ons leven kleurden, zoals Martine Bijl, Barry Hughes, Rutger Hauer, Fernando Ricksen, Jules Deelder….
Opnieuw keken we even zwijgend voor ons uit.
De man brak de stilte: “Heeft je vrouw dat ‘handige mandje’ nog, dat mandje waar jij steeds mee ‘in conflict’ kwam omdat het zich niet liet opvouwen? Of heb je ‘m weer in de container gegooid?” Ik schoot in de lach: “Nou, verdomd als het niet waar is maar hij ligt nu inderdaad in de container! Dat had ze zelf gedaan! Toen ik aan haar vroeg waarom ze dat gedaan had zei ze dat iemand iets gemorst heeft in de mand waardoor de mand helemaal beschimmeld was.
“En van de dader ontbreekt elk spoor!” zei ze toen en bleef ze mij heel lang en indringend aankijken…
Lachend stond mijn vriend op. Hij rekte zich uit en geeuwend gaf hij aan weer verder te moeten. Hij schudde mij stevig de hand en zei: “Volgend jaar graag oliebollen, dat kerstbrood wordt eentonig.” Hierop volgde een vette knipoog en hij liep weg, mij achterlatend met een lege rugzak maar met in mijn hoofd weer een verhaal om dit jaar af te sluiten.
Iedereen een heel fijn, vrolijk, gezond, liefdevol en gelukkig 2020!
Wanneer ik in de auto zit luister ik met grote regelmaat Radio 1, voor de actualiteiten, de sport maar ook voor een goed interview. Het voordeel van radio is dat je niet afgeleid word door beelden waardoor je de inhoud veel beter tot je neemt. Je begint niet te staren naar een neushaar of een pukkel welke steeds groter lijkt te worden. Dat had ik bij (de gestopte) Jeroen Pauw. Die heeft altijd zijn tweede knoopje los van zijn overhemd en links of rechtsom, ik begin altijd te staren naar die plek, dat geultje net boven zijn borstkas.
Het blijkt een litteken te zijn.
Want ja, we weten tegenwoordig alles van de Bekende Nederlanders, dat is ook een van de voorwaarden die gelden wanneer je een Bekende Nederlander wordt. Jeroen heeft ooit aan de Libelle uitgelegd dat hij als tweejarig kind een tracheotomie heeft gehad omdat hij het zo benauwd had. Dan maken ze een sneetje in je luchtpijp. Met als resultaat een litteken dat door de jaren alleen maar groter en groter want het groeit met je lijf mee. Net als zeg maar met de geslachtsorganen.
Maar dat laatste wil ook wel eens tegenzitten…
Nu werd Frank Kramer geïnterviewd. Frank is een veelzijdig mens, ooit kwam hij in beeld als voetballer van Telstar, MVV en Volendam. Hij viel op, niet door zijn voetbalkwaliteiten maar om zijn Frank Kramer zijn. Al gauw was hij te zien in televisie programma’s zoals Avro’s Sportpanorama, de Frank Kramer-show, Hints en Boggle, allemaal programma’s ter vermaak van het volk. En tussendoor zagen wij hem meezingen in een soort TROS (vergelijkbaar met het WNL van nu) bandje die met het nummer ‘Standing on te Inside’ zelfs de Top 40 behaalde.
Later werd hij commentator bij Eurosport waar hij vorig jaar op een ludieke manier mee stopte; hij versloeg een voetbalwedstrijd maar had het over totaal andere zaken, onder andere las hij een gedicht van Willem Wilmink voor.
Kortom, een man die het lekker buiten de lijntjes kleurt.
Hij verraste mij nu ook weer. Want hij vertelde overgevoelig te zijn voor van alles en nog wat; voor mensen die smakken met eten. Voor gebaren, zoals een vrouw die continue de haren achter haar oren duwt, voor mensen die een snoepje in de mond hebben en voor geluiden. Ik herkende mij hier direct in en riep keihard in de auto:
“Ja! Ja, dat heb ik nou ook!”
Zo ben ik hypergevoelig voor bijvoorbeeld Marco Borsato. Ja,ik weet het, er zijn mensen die met hem weglopen en dat mag ook. Maar ik kan die gozer niet verdragen. Zijn persoon niet maar helemaal zijn liedjes niet. Maar door mijn hypergevoeligheid hoor ik hem juist! Wanneer ik alleen ben dan druk ik hem snel weg maar dat lukt natuurlijk niet in gezelschap, dan moet ik hem ‘full monty’ ondergaan. Daarnaast is het blaffen van honden voor mij een dingetje. Natuurlijk snap ik dat die beesten alleen maar kunnen blaffen, maar regelmatig hoor ik ze uren achter elkaar blaffen. Dan denk ik: ‘Dat beessie heeft ergens last van, is ziek of ergens bang voor.’ Maar de leiders van de roedel denken daar kennelijk anders over en laten het gebeuren, die horen het niet. Doof geblaft.. Als ik eigenaar was dan zou ik toch echt navraag doen bij Martin Gaus. Of bij een goede KNO arts!
Of, wanneer Gaus en de KNO arts het ook niet meer zien zitten, investeren in een bezoek aan hondenpsycholoog Cesar Milan.
Daarnaast ben ik ook overgevoelig voor herhalende gesprekjes. Zo had ik een collega die wel zes keer in het uur mij wees op het nog te verwachten kerstpakket: “Ik ben zóóó benieuwd wat er in zit dit jaar!” Meestal begon het al in september. Ik ergerde mij er verschrikkelijk aan maar op een gegeven moment passeerden we een grens en sloeg het door naar gekkigheid. Dan confronteerde ik hem op de meest rare tijden met die vraag:
“Ik ben zó benieuwd…!”
Hij hield ook van gezelligheid en gezellige dingen doen. Dan bedacht hij iets wat we met nog enkele collega’s zouden kunnen gaan doen en dan volgde steevast het volgende zinnetje:
“Leuk! En als je dan een gezellig cluppie hebt..”
Maar dichter bij huis hoor ik het bij mijn vrouw. Bij haar gaat het eigenlijk het hele jaar door. Bijvoorbeeld als we besloten hebben stamppot maus te gaan eten. Dan roept ze steevast aan het einde van de dialoog: “Och, ik kan mij daar zo op verheugen!” Of als we langs het Winschoter Diep lopen, fietsen of met de auto rijden en het water ligt er rimpelloos bij: “Och, moet je kijken, het water is bladstil! Net een spiegel!” Of, als de herfstkleuren (of de lentekleuren) weer in de bomen zitten, dan roept ze mij haar verwondering hierover toe, elk seizoen weer, elk jaar weer. De laatste tijd schiet ik in de lach en ben ik, net als bij die collega, toch die grens van acceptatie overgegaan. Dan zeg ík het voordat zij het zegt! En ach, haar verdediging is natuurlijk waterdicht:
“Wees blij dat ik zo enthousiast kan zijn over de ‘gewone’ dingen..”
En daar heeft ze natuurlijk tweehonderd procent gelijk in!! Want zolang je nog kan genieten van de bewegingen in de natuur en daar ook oog voor hebt, geniet je volop van het leven. Je kan ook bijvoorbeeld twee dagen met de kerst in een winkelcentrum of meubelboulevard gaan rondlopen. Of op Eerste Kerstdag ‘gewoon’ nog even naar de supermarkt gaan voor een vergeten boodschapje.
Maar het allerergste en het meest tenenkrommende zinnetje waar ik maar niet aan kan wennen is een vraag die ik vaak krijg wanneer ik lekker aan het koken ben, bijvoorbeeld een dinertje met de kerstdagen. Zowel mijn vrouw als haar regelmatig mee etende vriendin hebben daar een handje van, net op het moment dat ik druk bezig ben met alle ingrediënten op het juiste moment op het bord te krijgen:
Er zijn voor mij twee dagen in het jaar die ik qua bijzonderheid eigenlijk nooit vergeet. Nu denk je natuurlijk dat het om mijn trouwdag en verjaardag zal gaan maar niets is minder waar. Sterker nog, afgelopen jaar vergat ik pardoes onze trouwdag of, moderner gezegd, onze geregistreerd partnerschap dag…
Ze kon het hebben gelukkig…
Mijn verjaardag ben ik tot nog toe nog nooit vergeten maar dat komt ook vanwege het ezelsbruggetje, het kerstkind heeft net als ik het sterrenbeeld Steenbok. Nu heb ik niks met die sterrenbeelden maar omdat ze vanaf januari stoppen met Astra TV vond ik het wel kies om op de valreep van 2019 hier nog wat aandacht aan te besteden. Want dat is wel een dingetje hoor, want hoe komen we nu onze slapeloze nachten door…
Nooit meer ‘s nachts even intiem met de mediums Sonja, Hannah, Shafida, Rob, Janny en Milazis…
Maar er zijn dus twee dagen waar ik een klik mee heb. Zoals vandaag, zondag 22 december. Want vanaf vandaag gaan de dagen weer lengen en verdrijven we het donkere elke week met twee minuten. Die andere dag is 21 juni want dat worden de dagen weer korter. En daar kan ik kort over zijn want dan begint bij mij het chagrijn! Daarom zeg ik ook altijd na de Jaarwisseling:
We zitten weer aan de goede kant van het jaar!
Daar sta ik hier in huis wel alleen in want mijn allerliefste partner, vriendinnetje, vrouw en echtgenote is juist meer van de donkere dagen. Daarom noemt ze mij ook altijd het lichtpuntje in huis. En dat laatste verzin ik nu ter plekke, ik kan ook ontzettend chagrijnig wezen. Sterker nog, ik word al chagrijnig als ik aan mijn verjaardag dénk. Want die is ergens in de eerste week van het nieuwe jaar en dat is gewoon te vroeg. Want iedereen is dan nog aan het bijkomen van alle feestdagen waarin drank en eten overmatig genuttigd worden. Ik had dat eerder nooit zo in de gaten, tot ik na de zoveelste verjaardag met allerlei gebak, hapjes en dranken bleef zitten.
Want op mijn verjaardag is iedereen al volop aan het lijnen!
Een keer kocht ik een cake om te trakteren op mijn werk, voor bij de koffie. Want ach, een plakje cake is geen gebakkie dus dat moet wel mogen van de lijndokter. In plaats van dankbare collega’s kreeg ik volop hoon over mij heen: “Is er iemand dood?” Vanaf die dag ben ik gestopt met trakteren, vanaf die dag was ik helemaal klaar met mijn verjaardag en vier ik het met hoogstens een goede maaltijd en een goed glas whisky.
Aan mijn dieetvrije lijf geen polonaise!
Ja, allemaal grootspraak natuurlijk. Ook ik moet lijnen en daar ben ik dan ook voorzichtig mee begonnen. Goede timing ook, zo vlak voor de kerstdagen, ik weet het. Maar ik heb al een week niet een tweede keer opgeschept en het toetje is niet meer dan een bakkie magere (pfff…alleen dat woord al…) yoghurt met een theelepel aardbeienjam. Voor ‘het zoetje’ zoals ze dat tegenwoordig zo vreselijk overdreven zeggen in al die kookrubrieken. Met kerst zijn we gezellig met zijn tweetjes en zal ik wat uitgebreider koken en mag ik ook wat morsen met de calorietjes. Na de kerstdagen gaan we weer verder met het regime en laten we ons uithongeren.
Dat uithongeren bestaat uit anderhalve aardappel, veel groente en een ieniemienie stukkie vlees.
Of helemaal geen vlees, een lekkere pasta maakt ook veel goed. En nee, ik waag mij niet aan vegetarische ‘vlees’ producten. Die dans laat ik aan mij voorbij gaan want sommige maaltijden, bijvoorbeeld boerenkool met worst, moet je niet verloochenen met een fake worst.
Er is al genoeg fake in de wereld!
Maar minderen is altijd goed. Consuminderen op voeding. Maar ook op andere gebieden zouden we moeten minderen. Bijvoorbeeld door ons minder dartwedstrijden op de tv te laten zien, zodat ‘onze Barney’ zichzelf niet meer zo voor schut hoeft te zetten omdat hij in de eerste ronde van het WK darten er al uitvloog. Doordat we eisen dat hij altijd moet winnen, tenminste, dat denkt deze pijlenschutter. Verliezen is onlosmakelijk verbonden met winnen, accepteer dat gewoon en val niet in een slachtofferrol. Maar we zouden vooral moeten minderen met elkaar in de haren vliegen op social media, bij de kassa of gewoon op straat.
Zonde van de energie.
Maar er zijn ook dingen die we meer zouden moeten doen. Bijvoorbeeld elkaar complimentjes geven. Even de afgunst van je afzetten zou de boel ook veel meer kleuren. Ja, hoe naïef kan ik zijn hè. Zolang er figuren in de politiek rondlopen die ons tegen elkaar opzetten zullen we nog jarenlang Sire campagnes moeten verzinnen zoals #doeslief.
En er zou veel meer gefreubeld moeten worden!
Want dit jaar lijkt het erop dat hier een kerstkrans van de Acé-Tion aan de voordeur komt te hangen. Ja, diep triest hè, dat we zo ver zijn gezakt. Voorheen ging mijn meisje met haar vriendinnetjes om de eettafel zitten om kerstkransen of iets wat erop lijkt te maken. Dat was na een bezoek aan een tuincentrum want ze hadden dennengroen, hulst, en minikerstballen nodig. En tijdens al dat gefreubel moest er natuurlijk inwendig ook wat versierd worden. Dat werd dan ingevuld met eigen baksels en kerstzoetigheden, onder het genot van winterthee en later enkele glazen wijn.
Hoe heerlijk kan het leven zijn!
Maar dit jaar bleef het alleen maar bij het opzetten van de kerstboom. De meiden waren niet geïnspireerd. Of ze waren gewoon moe. Want twee van die meiden zijn jonge moeders en met al die drukke agenda’s van de hedendaagse jeugd is het hard werken. En de andere is net gepensioneerd, die moet eerst bijkomen van al die jaren en jaren arbeid, een enorme omschakeling in een leven van de mens. Mijn vrouw hoor ik de laatste tijd ook steeds vaker over haar pensioen. Dan maak ik tegenwoordig grappend de opmerking dat ze eerst maar eens oma moet worden! Maar ik snap haar wel hoor, want vijf dagen intensief en vol verantwoordelijkheid moeten werken is niet niks.
Nadat ik Sint en Piet op het station van Apeldoorn had uitgezwaaid, verlangde ik naar de rust die nu weer snel over ons land zou neerdalen. Maar eigenlijk wist ik wel beter want december is ook de maand van de ‘gedoetjes’. Rond oktober begint voor velen de ellende al, zoals bijvoorbeeld de vraag bij wie men de kerstdagen door zal brengen. Daar gaan meestal kleine veldslagjes aan vooraf terwijl de boodschap toch echt Vrede op Aarde is.
Wij zeggen daarom altijd: Niks moet, alles mag!
In het weekend na Pakjesavond schiet de stress dan naar een hoogtepunt. Want de kerstboom moet nog opgetuigd worden! Het leek wel een landelijke campagne, overal om mij heen verschenen er ineens bomen in de huiskamers. Mijn vrouw stond zondag vrolijk op maar was toch ietsjes gespannen. Je zag haar constant denken en als ik wat zei dan reageerde ze er pas seconden later op. Nog vóór het ontbijt was ze al wat spulletjes … euh..accessoires aan het verplaatsen.
Kortom, er stond wat te gebeuren.
Eigenlijk begon ze die week ervoor al. De houten pilaar die ik ooit wit moest verven, moest nu ineens matzwart geverfd worden. “Kijk, ik heb de verf al gehaald!” zei ze, en wees triomfantelijk op een potje verf. Natuurlijk rees bij mij toen het grapje of het niet enkel roetvegen mochten worden maar het verstand won. “Oh ja, en zondag klaar graag!” zei ze, vastberaden. In gedachten maakte ik een plan van aanpak: woensdag schuren, donderdag en vrijdag verven en zaterdag drogen.
Dat noem ik planning.
Zij noemde het een ‘beetje dom’ want woensdag was haar verjaardag! Maar nadat ik had uitgelegd dat ik tussen al dat klussen door ook nog wel eens moet werken liet ze mij mijn gang gaan. Direct na het verjaardagontbijt begon ik en een kwartiertje later was de eerste verf eraf maar kwam ik er zelf helemaal onder te zitten. Dit was pas dom, vooral nadat ik, toen de eerste visite verscheen, de zooi naar binnen liep om ook een gebakkie te scoren… Ze lachte het maar weg, immers, het doel heiligt de middelen:
Een matzwarte pilaar.
Die zondag bracht ze mij op de hoogte van háár planning: “Ik ga vandaag de kerstboom optuigen! En hij komt op de zwarte pilaar te staan!” Ik schrok mij rot, had eigenlijk verwacht dat ze het nog een weekje uit zou stellen omdat anders, tegen de tijd dat het daadwerkelijk kerst is, er meer naalden op de grond zouden liggen dan aan de takken.
Maar ze had vertrouwen in deze boom en bleef bij haar besluit.
De somberheid van het weer sloeg nu over op mij. Want een kerstboom optuigen gaat nooit zonder slag of stoot, dat wist ik uit eigen ervaring en dat van anderen. In voorgaande jaren wist ik deze dag altijd te ontlopen door bijvoorbeeld een weekenddienst van een collega over te nemen. Dan kwam ik thuis en was alles klaar én vredig. Net zoals in de kerstfilms, waar vader en moeder zingend en lachend de kerstboom optuigen.
Met een dikke sneeuwbui als beloning!
Maar de werkelijkheid gebiedt anders. Ook bij ons. Mijn vrouw wilde de boom, die al een paar dagen in de garage stond te acclimatiseren, met standaard en al in een grote bloempot zetten. Daarna moest de boom op de pilaar gezet worden. Dat was het plan. Maar de standaard was te groot. Dat was balen maar ze gaf de moed niet op en scoorde een mand bij de buurvrouw. Maar ook deze was niet groot genoeg en ik bespeurde ietsjes van chagrijn. Ze kon niet anders dan zich erbij neerleggen en ik zette de boom rechtstreeks op de pilaar.
Hierna mocht ik wat voor mijzelf gaan doen.
Dat zei ze niet hoor, dat zag ik in haar ogen. Want de boom moest nu opgetuigd worden en daar was een vrije, creatieve geest voor nodig, inclusief kerstmuziek en absoluut zonder mij. Ik ben in haar ogen een beetje de antichrist zeg maar. Even later ging ik naar beneden voor koffie en trof daar een zwaar teleurgestelde echtgenote aan. De streng lampjes was tekort om de gehele boom te belichten. “Nu moet ik er weer uit om lampjes bij te halen..” zei ze beteuterd. Ik knikte instemmend, leefde ontzettend mee, schonk een bakkie koffie in en liep snel weer naar boven. Drie kwartier later kwam ze terug, zuchtend en klagend, want het was smoordruk in de winkel. Het lag voor de hand maar ik zei het maar niet hardop:
“Kwam iedereen lampjes tekort dan?”
Kort daarna stond ze ineens naast mij, opnieuw in de klaagmodus. Ze was erachter gekomen dat er verschil zat in de lampjes die ze net gekocht had, namelijk ‘warm classic’. En het moest ‘warm light’ zijn. Maar die waren op. Ze besloot terug te gaan en de twee strengen om te ruilen voor één langere. Nu bleef ze een uur weg, het was nóg drukker daar! Om haar te kalmeren hielp ik haar mee de streng uit de knoop te halen en bedacht dat dit exemplaar lang genoeg was om alle bomen in de wijk te verlichten..
Maar zwijgen is goud.
Na het sein ‘groen’, spurtte ik weer snel naar boven. Nu was het zaak ook boven te blijven zodat zij in alle vrijheid haar klus kon uitvoeren. Tegen etenstijd hoorde ik de stofzuiger en toen wist ik dat ze klaar was. Snel liep ik naar beneden want ik had flink honger. Bij binnenkomst in de kamer keek zij mij vragend en hoopvol aan. In de hoek van de kamer stond een prachtige verlichte, versierde boom, inclusief afstandsbediening zodat je de boom kon verlichten in verschillende sferen…
“Schat! Wat prachtig! Wat heb je dat weer mooi gedaan!” zei ik, welgemeend.
We waren allebei opgelucht en tijdens het koken bedacht ik dat het ook erger kon. Het was immers maar één boom want ze was kennelijk niet op de hoogte van de Bij-boom.
De Bij-boom?
Ja, dat is een nieuwe trend in onze beschaving…een kleinere versie van de grote. En die zet je dan in de keuken, in de gang , naast je bed, in de wc of op je balkon. Dat is dan wel weer goed voor de stikstof!
‘Blaasmuziek, op een mooie zondagmorgen, Blaasmuziek, blaast mij omver, Met toeters en bellen een mooi verhaal vertellen, Zondagse blaasmuziek blaast mij rijk’
Voorgaande is mijn eigen vrije vertaling van het prachtige, Limburgse lied ‘Blaosmeziek’, van Gé Reinders. Ik moest daaraan denken nadat ik gelezen had dat muziekvereniging Excelsior uit Finsterwolde bekend maakte dat ze gingen stoppen. Noodgedwongen, want het lukte hun niet meer om nieuwe leden te werven. Volgens de vereniging heeft de jeugd andere interesses, bijvoorbeeld de telefoon en het internet. Persoonlijk denk ik dat het ook te maken heeft met de tijd waarin we leven. Want er is al zoveel.
En we moeten al zoveel.
Herman van Veen bezong dat al zo mooi: ‘We moeten rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan.’ En zo is het natuurlijk ook. Anders hoor je er niet bij. En nu hebben we hier in Stad ook nog het Groninger Forum erbij gekregen en moeten we en kunnen we nóg meer. Uiteraard wil ik daar ook heen, ik hou wel van veranderingen en nieuwigheden, maar ik wacht nog even tot de rijen bij de ingang opgelost zijn zodat ik ten volle kan genieten van het gebodene.
Om je aan te sluiten bij een fanfare moet je wel echt iets hebben met trombones, tuba’s, trompetten of bugels. Of er moet een andere reden zijn om je erbij aan te sluiten, bijvoorbeeld de sociale contacten die je bij een vereniging kan opdoen. Sterker nog, dat was voor mij, jochie van 11, 12 jaar de reden om mij aan te sluiten bij de fanfare. Het sociale contact waar ik het meest interesse in had heette Karin en zij bespeelde de bugel. Maar ik was niet de enige die interesse had in Karin. Japie, een maatje van me, vond haar ook leuk. Zo besloten wij om allebei lid te worden van muziek-vereniging ‘Schylge’ zodat we nog dichter bij haar in de buurt konden komen. En omdat de jeugd zich toen ook al niet zo gauw aansloot bij de fanfare, hadden wij redelijk veel kans om met Karin op te kunnen trekken.
Zonder kapers op de kust van leeftijdgenootjes.
Mijn instrument werd de tuba, Japie ging direct op de trombone. Meneer van Dijk, zelf een verdienstelijk tuba blazer, kwam wekelijks bij mij thuis om mij noten te leren lezen. Hierdoor leerde ik de tuba te gebruiken waarvoor hij ooit gemaakt is. Deze vriendelijke man deed zijn best en ik deed ook mijn best, maar een echt succes werd het niet. Want het viel mij tegen. Ik hoefde eigenlijk alleen maar ‘hoem papa, hoem papa’ te toeteren, de melodie was in mijn ogen ver te zoeken. Daarnaast sloeg de goede man de maat op mijn schouder waardoor mijn vingers bij elke slag naast de ventielen raakten. En juist die ventielen gaven nog enigszins klank en kleur aan de lucht die ik er via het mondstuk ingeblazen had.
Natuurlijk gaf ik niet op, ik keek wel uit.
Hier zat maanden zeurwerk in: “Mag ik bij de fanfare?!” Uiteindelijk zwichtten mijn ouders en mocht ik bij de fanfare. Het hoogtepunt waren de dinsdagavonden. Dan repeteerden we met de gehele fanfare in een van de oude lokalen van de MULO, onder de bezielende leiding van een dirigent uit Harlingen, Marinus Beuker. En dat klonk best goed, zo met zijn allen. Zelfs mijn eenvoudige inbreng viel niet uit de toon! Maar dat kwam vast doordat meneer Van Dijk nu niet de maat sloeg op mijn schouders.
Hij moest immers nu zelf blazen.
De muziek die wij speelden vond ik nooit zo interessant, ik was immers een puber in opleiding. Maar nadat we ineens ‘The Floral Dance’, van de The Brighouse and Rastrick Brass Band gingen spelen, raakte ik ineens enthousiast.
Dat kwam natuurlijk doordat dit nummer de Top 40 gehaald had!
Want nu waren wij, fanfaristen der Noordelijke eilanden, ineens modern! En dat was best wel stoer natuurlijk. Na enige tijd werd ik gepromoveerd van tuba naar trombone en kwam ik ineens tussen ‘bekende’ eilander trombonisten te zitten, zoals Piet de Jong, Jan Hek, ‘meneer’ Koopmans en Schelte de Groot. Japie en ik werden daartussen gemoffeld op onze aangepaste trombones.
Aangepaste trombones?
Ja, met ventielen. De ‘groten’ hadden schuiftrombones waarmee ze naast flink konden uithalen, ook nog een leuke show weggaven door te gaan staan en dan met die instrumenten te zwaaien en te zwieren. Wij, de debieltjes…euh ..de ventieltjes, zaten er dan een beetje sneu bij. Maar dat deerde niet, want het hoogtepunt moest eigenlijk nog komen. En dan heb ik het niet over de optredens die wij als fanfare moesten uitvoeren. Nee, die deed je gewoon omdat het erbij hoorde. Zoals Sinterklaas en zijn Pieten begeleiden na aankomst in de Terschellinger haven. Dan moest je in uniform met witte handschoentjes aan. Eerst hielpen die handschoentjes nog wel een beetje tegen de kou maar enkele uren later, we moesten het hele eiland over, waren we verkleumd. Aan het einde van de rit had je geen vingers meer over en kreeg je pas laat in de avond weer het gevoel terug in de vingers.
Maar dat deerde niet, het was voor een goed doel.
Tijdens de jaarlijkse uitvoering van de vereniging in Zalencentrum ‘Actania’, kwamen haast alle eilanders naar ons kijken en luisteren. Met aan het einde vrij dansen onder het genot van een drankje. En in de kleine uurtjes lekker een broodje kroket snaaien in de keuken van de uitbater. Dat waren prachtige tijden maar het mooiste was toch echt Karin, het meisje uit de Bugel-hoek, het meisje waar het Japie en mij om te doen was. Want als wij op die dinsdagavonden klaar waren met repeteren mochten wij haar naar huis begeleiden. En wanneer we dan bij haar achter huis stonden mochten wij haar een kus geven, omstebeurt. Nu was een ‘kus’ een groot woord hoor. Je hield de lippen stijf op elkaar en dan drukte je ze op de hare. Maar het was hemels, het was fantastisch en het was genoeg om lid te blijven bij de fanfare.
Eigenlijk zou elke muziekvereniging een Karin moeten hebben!
“Heb je je schoenen wel netjes opgeruimd?” vroeg de vrachtwagenchauffeur aan mij terwijl ik bezig was met het maken van een toegangspasje, voor hem en zijn collega. Of ik wát? Vol verbazing keek ik hem aan.
“Ja, heb je je schoenen wel netjes opgeruimd?”
“Daar schreef je zondag toch over, op OldambtNu.nl. Dat je vrouw daarover zat te mopperen.” Mijn mond viel open en ik lazerde haast van mijn stoel. Dit had ik nog nooit meegemaakt! Dat een ‘wildvreemde’ mij aansprak over mijn hobby. Ik schrijf al een jaartje of vijfentwintig in het openbaar en nu, op mijn werkplek, werd ik als zodanig herkend.
“Ga je nu over mij schrijven,” vervolgde hij lachend “omdat ik ‘de eerste’ ben die je herkende? Tja, de verleiding was groot natuurlijk maar beloven kon ik het niet. “Dat hangt van mijn vrouw af, meestal brengt zij mij wel op ideeën. Haast dagelijks.” Lachend liepen ze weg en ik zwom even weg in mijn eigen ijdelheid. De deur ging weer open en de collega van mijn ‘fan’ kwam weer binnen. Of ik zijn tasje ook gezien had. “Tasje?” “Ja, ik had een zwart tasje bij mij, daar zitten mijn belangrijke papieren in.” Ik keek om mij heen en onder de balie maar zag niks liggen. Toen keek ik naar hem en zei:
“Bedoel je dat tasje wat je onder je arm draagt?”
Hij gaf zichzelf een klap voor het hoofd en bulderend van het lachen liep hij achter zijn kameraad aan. Ik rende om de balie heen en liep naar buiten: “Maar nu heb ik wél een onderwerp voor komende zondag! Namelijk over mannen met tasjes, dat mannen die eerder vergeten omdat ze het eigenlijk niet gewend zijn!”
Vrouwen wel. Want zij hebben die tasjes hard nodig voor alle spullen die ze dagelijks meesjouwen. Zoals de lippenstift, de make-up, wat kleingeld voor toiletbezoek, zakdoekjes, hygiëne verbandjes, pepermuntjes, de mini-vibrator, naald en draad, nieuwe panty, spiegeltje, paracetamol, portemonnee en huissleutels.
Voor de duidelijkheid: dit is een gemiddelde tas en niet de tas van de dames in mijn directe omgeving!
Die vrouwen in mijn directe omgeving veranderen daarentegen wel vaak in opgewonden standjes wanneer ze een nieuwe tas zien! Die vreugde is vergelijkbaar met een man die getuige is van een prachtig doelpunt, bijvoorbeeld van Quincy Promes, na wéér een strakke voorzet van Hakim Zyech!
Soms denk ik wel eens, had ik vroeger maar beter mijn best gedaan op school, met handenarbeid. Dan was ik misschien wel heel handig geworden met het maken van damestasjes en zat ik wellicht nu niet in een nat, herfstig en somber landje maar ergens op een wit strandje onder een tropisch zonnetje mijn stukkie te schrijven.
Of ik dicteerde het mijn secretaresse!
Natuurlijk gebruiken mannen ook wel eens tasjes. Maar die zijn meestal van plastic en de opdruk is lang niet zo spannend als bijvoorbeeld Zybille (?) Zusss, Emperio Armani, Ralph Lauren, Piet (?) Gabor of Enrico Benetti. Nee, op die van de mannen staat meestal:
‘Jumbo’, ‘Aldi’ of ‘AH’.
Die gaan voor eenvoud. En goedkoop. Maar toch zien we sinds enkele jaren een ommekeer, zo nu en dan zie je een man met een tasje. In de winkelstraat of, zoals ik van de week meemaakte, op de werkvloer. En nee, dan heb ik het niet over die heuptasjes! Je weet wel, zo’n ieniemienie-tasje aan een riem die vaak net onder de pokkel tevoorschijn komt. Waar hooguit een pakkie shag met een wegwerpaansteker in zit. Nee, dat is weer het andere uiterste.
Mannen zien heus wel de voordelen van een tasje, hoor. Want je kan, in plaats van in je broek- of overhemd zak.. bijvoorbeeld je telefoon erin doen. Maar ook je portemonnee, je mondspray, je oortjes, je oplader en je sleutelbos waar huis, schuur en auto aanhangt.
Handig, maar de argwaan lijkt tot nog toe nog steeds te winnen.
Ook uit onverwachte hoek worden wij getriggerd tasjes te gebruiken, namelijk vanuit de klus-en bouw hoek. Tegenwoordig kun je allerlei gereedschap-tassen kopen, met stoere opdrukken zoals Stanley, DeWalt, Conrad, Parat, et cetera. Je hebt ze in schouder-, koffer-, rug- maar ook als gordeltassen, die laatste voor het Cowboy-gevoel. Ze worden ook wel ‘organizers’ genoemd waardoor je precies weet wat je pakt als je op een keukentrap of ladder staat en je vrouw net op dat moment met de buurvrouw staat te kletsen.
Ja, daar is over nagedacht!
En steeds meer klussers maken gebruik van deze ‘tasjes’. Daar kwam ik achter toen ik Sean-Lou, een collega, vertelde dat ik ‘herkend’ was en over het ‘zoek geraakte tasje. Sean-Lou is zo’n handyman (niet dé Handyman). Sean-Lou kan alles. Onlangs had hij nog zijn wasmachine gemaakt. Daarnaast lijkt hij ook nog op de klusser Al Borland, uit die komische serie van begin jaren ’90: Home Improvement. Die gozer speelde in de serie de rechterhand van Tim ‘The Toolman’ Taylor en had ook altijd zo’n gereedschap riem om. Sean-Lou was helemaal niet verbaasd over het onderwerp, mannen met tasjes en klussers met tasjes;
“Tijdens het klussen maak ik gebruik van een gereedschap gordel!” zei hij, zonder blikken of blozen.
Hij liet mij een foto zien van een riem met daaraan verschillende ‘uitsparingen’ van leder, van verschillende groottes. “Vet stoer, man! Je lijkt wel een Cowboy!” zei ik, en voelde mij een tikkeltje jaloers. Sean-Lou begon nu enthousiast te vertellen:
“Dat ding is super handig als je bijvoorbeeld veel te schroeven hebt, zoals laatst toen ik mijn zwager aan het helpen was met gipsplaten te monteren. Ik had een hele doos schroeven in mijn tasje gekiept waardoor ik naast de trap vasthouden hem ook voorzien kon van schroeven. “En écht hè, mijn zwager was diep, diep onder de indruk!”
Dat laatste is typisch Sean-Lou, beetje van de overdrijf zeg maar.
Mijn fantasie ging op de loop. Want waarom dragen de dames niet van dit soort gordels, als echte cowgirls? Zo losjes om de heupjes, met de hele inhoud van hun tasje zó in het zicht!
Toch maar eens in de groep gooien, de groep ‘dames in mijn directe omgeving’.
“Tjonge jonge, wat zijn jullie toch ontzettend bewerkelijk!” Ik keek even op van mijn telefoon en zag vrouwlief de schoenen rangschikken in de gang. Soort bij soort en links bij rechts. Even schoot door mijn hoofd dat een linkerschoen niets kan zonder de rechterschoen en vice versa. Snappen ze dat in de Haagse politiek ook?
En vervolgens keek ik maar weer op mijn telefoon, even weg van de verwarring.
Ik zat naar beelden te kijken van de voetbalwedstrijd FC Den Bosch-Excelsior. Niet naar de wedstrijd zelf hoor, maar meer naar de beelden van een groepje ‘zangtalenten’ op de tribune. Even daarvoor hadden ze een spandoek uitgerold met de tekst: ‘M-side (hartje) Zwarte Piet’. Toen moest ik wel heel even heel hard lachen. En nadat ik hoorde dat ze Sinterklaasliedjes begonnen te zingen ging ik helemaal stuk. Want we spreken hier over de ‘harde kern’ van een voetbalclub en ja, daar zitten vaak heel veel eencelligen tussen die voor niks terugdeinzen, het liefst geweld gebruiken en tenminste drie keer in één zin het woord ‘kanker’ gebruiken voor elk zelfstandig naamwoord.
Stoer zijn en tegelijk Sinterklaasliedjes zingen?
Na de laatste ‘Zie ginds komt de stoomboot’ gingen ze ‘los’ op een speler van Excelsior en in die teksten zat totaal geen liefde. Nee, die waren, zachtjes uitgedrukt, harteloos. Nadat die speler het huilen nader stond dan het lachen legde de 30 jarige scheidsrechter de wedstrijd stil.
Dat was pas stoer!
Die scheidsrechter nomineer ik dan ook voor een erelidmaatschap van ‘de Echte Mannen club’. Dat kon deze week mooi geregeld worden want afgelopen dinsdag was het Internationale Mannendag. In eerste instantie dacht ik: ‘Wat moeten wij mannen met een Mannendag?’ maar na het zien van de beelden uit een voetbalstadion dacht ik: ‘Ja, er valt nog een hoop te doen.’ Want echte mannen gaan naar het voetbalstadion om naar het voetbal te kijken, om te genieten van een mooie actie of een mooi doelpunt. Niet om mensen op hun kleur af te rekenen.
Want in ons land is niemand een racist, toch?
Wij weten immers beter. Wij hebben een oorlog achter ons liggen, bijna 75 jaar geleden. En daarom weten wij dat rassenhaat een dodelijk gif is. We willen verbinding, geen verdeling. We moeten over onze vooroordelen heen leren stappen, dan ben je pas stoer. En we moeten ons niet laten meeslepen in groepsgedrag: kijk maar naar die sneue gasten op die tribune, kijk maar naar die sneue en laffe gasten in Gorinchem en kijk maar naar de jaren ’90 waarin groepen jongeren ‘poten’ gingen rammen in de bosjes.
Ja, debiel gedrag tegen minderheden is van alle jaren…
“Hallo! Ik vroeg je net wat! Waarom zijn jullie mannen zo ontzettend bewerkelijk? Waarom laten jullie alles achter je slingeren?” Mijn vrouw stond nu voor mij in een nét-niet-dreigende houding. Dat zag ik gelukkig als voordeel en daarom reageerde ik direct, voordat de poppen echt aan het dansen gingen.
“Ja, sorry. Klopt. Ik beken! Je hebt helemaal gelijk!”
Ik wist ook precies waar het om ging. We hebben namelijk een schoenenrek in de hal staan, zo’n metalen rekje. Nee, niet van de IKEA. Deze keer is hij van Leen, die heeft ook vaak van die handige dingetjes voor in huis. Afijn, telkens als ik mijn schoenen erop zet, achterstevoren zodat ze blijven haken achter de hak van de schoen, donderen ze eraf. En omdat ik mij niet laat kennen door zo’n duf rekje, buk ik wederom en doe een tweede poging. Maar terwijl ik weer rechtop sta dondert er altijd wel weer een schoen af en ben ik er ineens flauw van. Dan is mijn grens van geduld bereikt en geef ik de schoenen een schop, draai mij om en laat de irritatie van mij af glijden.
Totdat mijn geliefde er wat over zegt.
“Ja sorry schat, je hebt gelijk.” zei ik nogmaals. Want ik wilde er vanaf en ik moest nog mijn Facebook tijdlijn bekijken, mijn mail checken en dat ene grappige plaatje nog even delen op WhatsApp. Dat hoefde ik niet tegen haar te zeggen en ik wist ook al wat zij nu tegen mij ging zeggen:
“Leg die telefoon nou eens weg!”
Als ze dat zegt dan word ik zó boos op haar want ik weet dat ze gelijk heeft. Mijn telefoon is mijn allessie, mijn second love, mijn maîtresse in eenzame uurtjes, mijn op-een-na-grootste- liefde. Ik vind de huidige GSM’s echt de uitvinding van de eeuw. Je kan er (haast) alles mee: het nieuws volgen, je mail checken of versturen, je werkrooster bekijken, klok kijken, regenbuien volgen, filmpjes bekijken, foto’s mee maken, notities mee maken, betalen bij de kassa, iets online mee bestellen, foto’s op bekijken, radio luisteren, muziek luisteren en de lichamelijke inspanningen van de dag ermee vastleggen.
En je kan ermee bellen!!!!
Natuurlijk zie ik ook wel dat ik min of meer verslaafd ben aan dat ding. Daarom heeft ze ook gewoon gelijk. En soms moet je, als echte man, je vrouw ook gewoon gelijk geven. Dat is goed voor de relatie. Dat is goed voor jezelf, even kritisch naar jezelf kijken. Dan leg je de telefoon even weg want zolang er geen App is die je schoenen op de goede manier opruimt heb je op dat moment ook niets aan die telefoon.
Ik stond op, omhelsde haar en gaf haar een dikke knuffel. “Sorry lieverd, ik ga mijn leven beteren en zal er voortaan op letten.” Ze smolt natuurlijk en ik maakte direct even een slag door huis, tuin en schuur om het een en ander op te ruimen. Zoals die hamer en schroevendraaier die al dagen op mijn werkkamertje lagen vanwege een klusje waar ik in gestrand was. En die broek die al wekenlang aan mijn kast hing, met de gedachte deze nog aan te doen maar die dag kwam maar niet.
Zo was ik nog wel even een dik uurtje bezig maar ik wist wat mijn beloning was.
Lekker op de bank zitten ‘vegen’ op mijn telefoontje!
Met als hoogtepunt de winnende goal van Mendes Moreira tegen FC Den Bosch.
Het is het cliché der clichés maar het is echt zo, het leven vliegt voorbij! Sinds ik de 50 gepasseerd ben, heb ik steeds meer het besef dat het leven nu pas echt gaat beginnen. En dat ik voort moet maken.
Want het is zó voorbij!
Steeds vaker hoor ik mij dat zeggen en steeds vaker krijg ik de bevestiging. En dan realiseer ik mij dat ik fysiek geen 18 meer ben. Dan voel ik hoe de jeugdigheid uit mijn lichaam kruipt terwijl dat botst met wat ik geestelijk denk…dat ik nog steeds een jonge god ben. Ik laat mij dan ook niet gek maken door jongere geesten en sta mijn mannetje, puur op karakter.
Dat noemen ze ook wel doorzettingsvermogen.
Maar dat strookt dus niet met de werkelijkheid. Steeds vaker bemerk ik dat mijn lichaam ’s morgens langer nodig heeft de stramheid te verdrijven. De motor loopt prima maar piept zo nu en dan. Mijn rug is de grootste boosdoener, zo een keer per jaar zit de boel vast. Vroeger ging ik dan direct plat liggen maar dat is, voor mij althans, achterhaald. Nu trek ik mijn wandelschoenen aan en… Nee, mijn vrouw trekt mij mijn wandelschoenen aan.
En dan ga ik lopen. Terwijl elke stap een pijnscheut veroorzaakt blijf ik lopen, kilometer na kilometer. En met elke kilometer loop ik steeds rechter en rechter en na een paar dagen zit de boel weer los.
En voel ik mij weer die jonge god!
En tóch steeds weer die confrontaties! Dan zegt bijvoorbeeld zo’n jochie of meisje ineens ‘U’ tegen mij. Ja, prima opgevoed hoor, maar kap daar eens even mee! This is 2019!
En ik ben misschien wel niet genderneutraal maar wel leeftijdneutraal!
Of er volgt een confrontatie na een potje stoeien met mijn zonen. Wanneer ik binnen enkele seconden ineens op de grond lig, in een ijzeren greep die mij slechts nog het woordje ‘kappen!’’ doet uitschreeuwen. Dat dan het besef wegebt dat ik toch nog heel even gedacht had ze nog wel aan te kunnen…
Pijnlijk. Fysiek en mentaal ben ik dan haast al dood.
Daarom roep ik steeds harder en harder dat het leven pas begint bij vijftig. En dat geven we ook mee aan ons kroost. Kleinkinderen? Ah joh, geniet nou maar van het leven, alles op zijn tijd. En zo denkt mijn vrouw er ook over, we vormen één front tegen de ouderdom en genieten van wat het leven ons geeft. We eten lekker, we drinken graag een drankje en zo nu en dan rijden we naar Den Haag om weer even bij te praten met mijn drie zonen. Want wij rijden heel makkelijk en zonder het gevoel ‘Den Haag is zóóóó ver weg’ die kant op. Stikstofvriendelijk, met een gangetje van 100 km per uur en broodjes en koffie als smakelijke onderbreking.
Onlangs was het weer zover.
We hadden afgesproken bij mijn oudste zoon en zijn vriendin. Tot onze grote verrassing waren zijn broers er ook. Gezellig! Na de knuffels en het uitwisselen van wat gekkigheid kregen mijn vrouw en ik niet een koekje maar beiden een envelop bij de koffie. Met een stuiver als postzegel. “Omdat we met Kerst niet bij jullie kunnen zijn krijgen jullie nu alvast wat van ons.” zei zoonlief. “Oké,” zei ik, “dan maken we die enveloppen met de Kerstdagen wel open, dat is leuker.” En legde vervolgens de envelop naast mij neer. Tot ergernis van de aanwezigen want ze riepen ineens allemaal in koor:
“Nee joh, dat duurt veel te lang. Maak nu nou maar open!”
Mijn vrouw en ik keken elkaar begripvol aan, wederom die confrontatie; geduld versus ongeduld. Alles moet snel tegenwoordig. We gaan nu richting kerst maar de folders voor Pasen zijn al gedrukt en liggen halverwege januari al op de mat….
Er zat bij ons beiden een kraskaart in met de tekst: ‘Krassen voor geluk’. De link met de stuiver aan de voorzijde van de envelop was snel gelegd. En opnieuw wilde ik aangeven dat het toch leuker was om dit onder de kerstboom te doen maar de blikken om mij heen zeiden genoeg en braaf begonnen we te krassen. De tekst die daarna verscheen deed mij vloeken en mijn vrouw gaf een gil:
We worden opa en oma!
Opa en Oma. Zijn ze nou helemaal belatafeld! De jongens en de ‘Gezegende onder de Vrouwen’ keken mij seconden lang aan nadat ik gelezen had. “Waarom huil je nou niet? Normaal begin je altijd te huilen?” Klopt, ik ben de laatste jaren emotioneler dan vroegere jaren maar nu was daar geen sprake van. Dat kwam natuurlijk door de tekst op de kraskaart. Het was opnieuw de confrontatie met het ouder worden en dat was ik in die seconden aan het verwerken.
Deze confrontatie was toch echt wel een in de categorie ‘Code Rood’!
Want we waren nog niet zo ver. Tenminste, ik niet. Mijn vrouw daarentegen sprong overeind en knuffelde de kersverse ouders en ik schuifelde er schoorvoetend achteraan. En daarna feliciteerden we onze andere zonen want die werden immers Oom. Die titel, Oom, kon ik ooit wel hebben zonder dat confronterende gevoel. Ik heb zelfs, toen ik voor het eerst Oom werd, de OZS opgericht, de Oomzegger-schap Stichting. Met zelfgemaakte ledenpasjes. Een stichting met huisregels, onder andere dat je altijd kleingeld bij je moest hebben zodat je je neefjes/nichtjes wat toe kon stoppen om snoep of een ijsje te kunnen kopen.
En je moest naar sigaren ruiken.
Ook dat is inmiddels gedateerd, roken deed je vroeger… Maar goed, de volgende dag waren ze nog steeds zwanger. En langzaam daalde het besef en ietsje te snel steeg de vreugde. Want toen we die middag door een winkelstraat liepen, stopten we ineens, tegelijk, bij de speelgoedwinkel… Ik kocht een mini voetbal en mijn vrouw een leesboekje. Die mocht ons kleinkind dan meenemen als het bij ons kwam logeren.
Bij opa en oma Muis.
Later die avond reden we weer huiswaarts en voelden we ons ook een beetje zwanger. We waren er stil van en als we wat zeiden dan ging het over een koffertje, rompertjes, voorleesboeken en spenen.
Grijnzend keek ik opzij, naar de oma naast mij: “En op die speen zetten we dan de teksten ‘lievelings oma en lievelings opa’!
Ik kreeg die grijns de rest van de reis niet meer van mijn smoel!
Het was nog net geen stampvoeten wat mijn vrouw deed maar het kwam wel heel erg dichtbij. Man, man, wat kunnen de dames soms tekeer gaan als ze even last hebben van een ..euh…dipje!
Dipjes, damesdipjes noem ik ze maar even voor het gemak.
De meeste mannen zullen dit wel herkennen en de meeste vrouwen zullen dit wel ontkennen. Die dipjes zijn verkrijgbaar in allerlei varianten, zoals bijvoorbeeld het ‘voorjaars-dipje’, het ‘ik-heb-geen-kleding-dipje’, het ‘herfst-dipje’, het ‘chocola-tekort-dipje’, het ‘ik-ben-te-dik-dipje’, of ‘mijn-haar-zit-voor-geen-meter-dipje’, of ‘ik-heb-geen-kont-dipje, of ‘mijn-man-ziet-mij-niet-meer-dipje…’
En nog veel meer, vul zelf maar in.
En dan zeggen ze wat over ons, mannen, dat wij ons altijd zo vreselijk aan kunnen stellen wanneer we bijvoorbeeld een griepje hebben of zo. Terwijl het allang wetenschappelijk bewezen is dat de mannengriep vele en vele malen erger is dan bij vrouwen. In moderne taal: mannengriep is geen Hoax, het bestaat!
Deze keer betrof het een ‘ik-heb-geen-schoenen-dipje’.
Ze stampte met haar laarsjes op het laminaat en riep mij toe dat ze diezelfde laarsjes helemaal zat was. En dan moest ze ook nog vanwege de weersomstandigheden sokjes dragen en dat was helemaal verschrikkelijk. Mijn ogen gleden langs haar broek naar beneden en ik zag twee gezellige laarsjes met een printje van een of ander luipaard of tijger en mijn onbegrip voor deze in mijn ogen totaal nutteloze discussie steeg eerder dan dat ik het met haar eens was.
Ik keek haar aan. Ik hoorde haar aan. Ik liet haar uitrazen.
Dat is over het algemeen het verstandigste om te doen in zo’n situatie maar ik zag aan haar ogen dat ik mij nu toch even moest inspannen. Inspannen om het te begrijpen, het te kúnnen begrijpen. En ik had wel in de gaten dat ik nu heel goed op mijn woorden moest passen om nog redelijk gezellig de dag door te komen. Dus even alle zeilen bijzetten terwijl er allerlei gedachtes door mijn hoofd spookten: Moest ik nu zeggen dat ze er nog prima uitzagen? Fout natuurlijk, want dan struikelt ze over het woordje ‘nog.’ Of moest ik gewoon toegeven, toegeven dat ze er inderdaad niet uitzagen en dat er eigenlijk maar een ding opzat:
Nieuwe kopen!
Maar dat vond ik te makkelijk. Ik loop zelf op schoenen van 35 euro en op sportschoenen van 25 euro. En die laatste zijn pas echt aan vervanging toe want als ik op een steentje stap dan voel ik die dwars door de zool heen. En daarbij heeft zij veel meer schoenen dan ik waardoor het klagen in mijn ogen totaal ongegrond is, onrechtvaardig eigenlijk. Als ik dat dan zou zeggen dan weet ik eigenlijk direct haar antwoord, dan gaat zij mij wijzen op mijn ‘zondagse’ schoenen. Dit zijn een paar hele dure van ene Floris die ik alleen maar draag bij feesten en partijen. Elke keer als zij een ‘ik-heb-geen-schoenen-dipje’ heeft gooit zij mij die Floris schoenen weer naar mijn hoofd, waardoor ik nu een pesthekel aan die schoenen heb gekregen.
En ik krijg er nog steeds blaren van!
Maar ik klaag niet en ik stamp niet met de voeten! Ik accepteer en draag mijn ongemak. Daarom heb ik als man ook gewoon veel meer rust in het hoofd. Dat zit in onze genen. Zij, oftewel de vrouw in het algemeen, hebben steeds maar weer van die oplaaiende dipjes zoals hier beschreven. Soms worden die dipjes aangewakkerd door de weersomstandigheden. Ik hoor bijvoorbeeld elke eerste zomerse dag wel een keer dat ze nieuwe teenslippers nodig heeft. In het begin van onze relatie reageerde ik daar nogal eens op door te zeggen dat ze die vorige zomer al had aangeschaft maar dat doe ik al niet meer.
Is onbegonnen werk!
En wanneer het buiten weer kouder wordt dan begint ze weer over nieuwe sloffen. Net als vorig jaar. En alle voorgaande jaren. Plus een nieuwe winterjas, dat is een echte Gouwe Ouwe! Toen we in oktober even een fris weekje hadden gaf mijn allerliefste vrouw aan dat ze het steeds zo koud had op de fiets. Zij fietst tegenwoordig ‘elektrisch’ en trapt dapper door weer en wind naar haar werk en dat moedig ik ook aan. Want naast het feit dat ze daardoor super stikstofvriendelijk is, scheelt het ook nog een stuk in de portemonnee.
En heb ik wat meer om uit te geven!
Althans, dat dacht ik. Want ook hier komen de genen van de vrouw weer boven drijven. Ze kreeg namelijk een ‘ik-heb-geen-schoenen- voor- op- de fiets-dipje.’ Mijn eerste reactie was dat ze dan harder moest fietsen; “dan krijg je het vanzelf warm schatje”. Dat weet ik uit ervaring want ik fietste ook altijd naar het werk. Ook tijdens ijzige kou. Dan fietste ik harder en harder totdat het zweet op mijn kop als ijspegels aan mijn kin bengelde. Maar mijn vrouw fietst al zo hard. Ze trapt zelfs zo hard dat de aandrijving het niet bij kan houden waardoor het systeem haar weer als het ware afremt! Daar is ze nog over gaan ‘klagen’ bij de fietsenzaak. Dus voor haar geen bloed, zweet en tranen maar keiharde kou die via allerlei manieren tussen lijf en kleding kruipt.
En nu moet ze daar weer gepaste kleding en schoeisel voor aanschaffen…
Het spreekwoord ‘Vrouwen bloot, handel dood’ bevestigd eigenlijk mijn bedenksels hierover. Het betekent dat bij warm weer er weinig verkocht wordt omdat …..de dames dan liggen te zonnen! Ervan uitgaande dat de nieuwe bikini of het nieuwe badpak al gekocht is natuurlijk…
Met mijn uiterste begripvolle smoel keek ik naar haar. Ze had haar jas aan, de haartjes mooi in de vorm, sjaaltje om en de lipjes mooi rood gestift. Klaar voor wat boodschappen te doen maar ja, die schoenen hè, die stonden op deze zaterdagmiddag haar flink in de weg. Ik besloot toch te kiezen voor de makkelijkste weg. “Lieverd, rij dan zo meteen even de Straat in en haal jezelf nieuwe laarsjes, je werkt er immers hard voor!”
Maar dat was niet genoeg om haar te kalmeren. Het zat te diep. Het was een dip.
Nu we aan de laatste twee maanden van het jaar begonnen zijn, zien we naast de paddenstoelen ook weer de lijstjes uit de grond schieten. Lijstjes met wensen voor Sinterklaas, de Kerstman, lijstjes voor de Top 2000 en lijstjes met overzichten van het jaar. En sommige van die lijstjes kijken al naar het jaar wat volgt:
Het magische jaar 2020.
Zo heeft de reisgids ‘Lonely Planet’ ook weer een lijstje gemaakt, namelijk een lijstje met populaire vakantiebestemmingen. Ze maken die lijstjes omdat jullie, toeristen, steeds meer tijd hebben om te reizen. En omdat jullie vermaakt willen worden. Want je moet alles een keer in je leven gezien en ervaren hebben. Althans, zo denken jullie. Enkele jaren geleden werd Texel nog genoemd in de gids en hield ik, liefhebber van het eiland Terschelling, de adem in. Want stel je voor dat ze ineens allemaal ook naar ‘mijn’ eiland zouden komen!
Nou, dan mogen de zandzakken voor de deur en hoeven ze zich daar niet meer alleen druk te maken over de stijgende zeespiegel…
Kennelijk hebben ze van Lonely Planet toen niet verder gekeken dan Texel lang is want daarna werd het weer even rustig en moesten jullie, reislustigen, het doen met de gebruikelijke reisjes naar Ibiza, Lesbos en Italië. Tot vorige maand, toen was Nederland wederom weer aan de beurt. Deze keer wezen ze Utrecht aan als populair gebied. Ze bedoelden hoogstwaarschijnlijk de provincie Utrecht want de stad is al aan het dichtslibben en de Domtoren staat de komende jaren nog in de steigers.
Wat wel weer een kunstwerkje c.q. bezienswaardigheid op zich is.
Maar er is nog een reden dat ze Nederland aanraden, namelijk de ‘feestjes’ die er georganiseerd worden in het nieuwe jaar.
Je zou dan na aankomst op Schiphol direct kunnen doorreizen naar Amsterdam om daar Koningsdag te vieren. Doe wat oranje kleding aan of zet iets geks op je hoofd en je hebt geheid een leuke dag. De dagen erna kun je gebruiken om weer enigszins bij je positieven te komen. Daarna pak je de trein op het speciaal voor de Formule 1 aangelegde spoor en laat je je vervoeren naar Zandvoort. Hier kun je genieten van snelle raceauto’s die tot ons vermaak lekker veel CO2 uitstoten. Of, als je wat avontuurlijker aangelegd bent, kan je lekker gaan wandelen in de omgeving van het circuit. Wie weet kom je dan een bibberende, copulerende rugstreeppad of een schuilende zandhagedis tegen.
Gevlucht voor het geweld op het circuit.
Ongeveer twee dagen na dit spektakel mag je weer met ons meedoen en gaan we met zijn allen de Bevrijding vieren. Ik heb eigenlijk geen idee of Bevrijdingsdag in 2020 nu wel of niet een nationale vrije dag is.. Want ze zijn in ons land nog steeds aan het bakkeleien of het nu wel of niet een Nationale Feestdag is. Er was iets met ‘om de vijf jaar’ terwijl iedereen het toch wel met elkaar eens is om het elk jaar in vrijheid te vieren. Want die vrijheid vieren blijft nodig, vooral nu we weer een opkomst zien van het rechts-extremisme. Eigenlijk zijn we het verplicht, het te vieren.
Want die vrijheid werd duur betaald!
Maar er zal vast wel ergens een muziekfestival zijn, een leuke braderie of ander vertier. Je zou zeggen dat er nu wel genoeg gefeest is maar er komt nog een toetje. Voor velen vast de kers op de taart. Je moet dan wel even een paar dagen overbruggen want het begint op 12 mei.
Ideetjes genoeg zou ik zeggen.
Ga bijvoorbeeld lekker uitwaaien op Texel of pik een dagje in de rij staan bij de Efteling mee. Of ga knuffelen met luipaarden in Beekse Bergen of overleef een dagje strand op Scheveningen op de eerste de beste zonnige dag. Of leer en ervaar file rijden op de A1, de A4, de A7, de A12, de A13, de A16, de A27, de A50, de A58 of de A58, inclusief ongelukken kijken van dichtbij waardoor er weer een file kan ontstaan…
Mogelijkheden genoeg.
En beste toerist, dan mag je tot slot naar Rotterdam, de stad van Dick Advocaat die de plaatselijke voetbalvereniging Feyenoord landskampioen maakte nadat niemand maar dan ook niemand meer geloofde in dit team. Rotterdam, de stad die geen winkelcentrum heeft maar een koopgoot!
En de stad die de eer heeft het Eurovisie Songfestival te mogen organiseren!!!
Het zat eraan te komen hoor, dat Nederland weer mee mocht doen met dit fantastische muziekspektakel. Jaren en jaren telde ons land niet mee en nadat wij een Indiaan gestuurd hadden wist men ineens dat er een andere weg ingeslagen moest worden. We besloten het stoerste mokkel van Nederland met een stem als een klok te sturen, de Haagse Anouk. Zij haalde de voorrondes en werd negende! Bij menig schuchtere Nederlander begon er nu toch iets te kriebelen. Want de laatste keer dat wij er een beetje toe deden was ergens… nou ja, lang geleden. Na Anouk volgde The Common Linnets, met die leuke blonde meid uit de Achterhoek.
Of was het nou Twente?
Nou ja, maakt niet uit, beide streken worden ook niet genoemd in Lonely Planet gids. Dit zangduo werd tweede en enkelen onder ons gingen er in geloven. Daar schrok de organisatie van en daarom stuurden ze het jaar erop Trijntje Oosterhuis en kwamen we niet verder dan de halve finale. Hierdoor werd iedereen weer chagrijnig en stuurden we vervolgens Douwe Bob, O’G3NE (?) en Waylon.
En wederom werd het weer hangen en wurgen. Tot vorig jaar. Toen ging het allemaal anders. Een totaal onbekende gast kwam met een best wel geinig liedje. En hij was gewoon ‘gewoon’, niet extravagant.
En de rest is geschiedenis.
Trouwens, even voor de duidelijkheid, voorgaand songfestival geneuzel heb ik even gegoogeld hoor, want de laatste keer dat ik naar dit festival keek was ik nog afhankelijk van twee televisiezenders…
Dat was op Terschelling. Dat ligt in het Noorden van Nederland, net als Friesland, Groningen en Drenthe.
Steeds vaker word ik geconfronteerd met ‘de generatiekloof’.
Gelukkig maar.
Want als dat niet het geval geweest zou zijn dan was ik óf een zure ouwe kerel die overal over zat te zeiken óf ik was dood. Beide opties staan niet in mijn vocabulaire want ik heb niks maar dan ook niks met de zure medemens en wat de dood betreft mag ik alleen maar dankbaar wezen om er nog te zijn. Om er nog te mógen zijn!
Want dat is niet vanzelfsprekend, ik herhaal het nog maar eens.
Generatiekloof is een kloof die ontstaat tussen oud en jong wanneer ze elkaar niet meer begrijpen omtrent opvattingen of normen en waarden. Beide partijen kunnen daar over gaan zeuren, met in de meeste gevallen verbittering als gevolg. Of je luistert wel naar elkaar waardoor de kloof kleiner wordt. Door bijvoorbeeld met elkaar samen te werken.
En van elkaar te leren.
Dat vergeten we nog wel eens de laatste jaren. We verdelen ons steeds vaker in twee kampen, gevoed door onbegrip en angst. Maar dat is ook de rekening die we gepresenteerd krijgen door hoe wij met zijn allen leven, hoe we de wereld overbelasten want we willen alles, op elk moment van de dag en het liefst zo snel mogelijk. En als we niet op onze wenken bedient worden dan komen we op voor onze rechten. Zonder enige nuance! Zo hard als het maar kan!
En tegelijkertijd vergeten we onze plichten…
Dit is niet alleen hier een probleem. Ook elders op de wereld wordt een soort van tweestrijd gevoerd. Dat komt ook doordat bepaalde figuren op deze wereld een steeds grotere muil ontwikkelen en er garen bij spinnen om tweedracht te zaaien. Twee goede (slechte) voorbeelden zijn de Brexit en de gang van zaken in de Verenigde Staten.
Iedereen staat niet naast elkaar maar tegenover elkaar.
Aangemoedigd door grote schreeuwers die hier een slaatje uit willen slaan, die precies weten hoe ze die onderbuikgevoelens kunnen voeden met verzonnen of verdraaide verhalen. Waren wij voorheen nog een land die heel goed was in het zogenaamde polderen, nu zijn we verdeeld tot op het bot en heerst de afgunst. We gunnen elkaar niks meer. Zodra iets niet gaat zoals we met zijn allen ooit hebben afgesproken krijg je een grote bek of een middelvinger. Hele generaties worden daarmee geconfronteerd en dat leidt weer tot klagen en wijzen naar anderen.
Want het ligt nooit aan jou!
Ik wapen mij tegenwoordig tegen het negatieve want ernaar luisteren kost je alleen maar energie. Met andere woorden: ik gebruik gewoon mijn gezonde verstand. We krijgen de kans om wat van dat leven te maken, hoe bevoorrecht wil je zijn! Want teveel mensen om ons heen kregen (of krijgen) die kans niet.
Teveel. Veel teveel.
Geniet! En zie ook de kleine dingen die het leven wellicht ‘gewoon’ maken maar aan de andere kant ook weer zeer aangenaam. Zo had ik van de week twee startende pubers over de vloer, een gozer van 13 en een meid van 15 jaar. Zij wonen bij ons in de straat en hadden nog nooit van wentelteefjes gehoord.
Over generatiekloven gesproken…
Dat vertelden ze mij toen ik tosti’s ‘uit de pan’ voor ze aan het bakken was. Dat kenden ze ook niet en toen mochten ze dat bij ons proberen. Tosti’s uit de pan zijn niets meer dan tosti’s uit de pan.
Meer is het niet.
Maar er zit wel degelijk verschil in met de tosti’s die uit het tosti ijzer komen. Want het begint met de liefde voor het product. Het brood welke ik hiervoor gebruik komt uit een echte bakkerij, prachtig stoer boeren bruin brood. Die beleg ik dan met goudgele plakken belegen boeren kaas, vers aangesneden bij de plaatselijke kaasboer. De ham laat ik achterwege, we eten immers al genoeg vlees met zijn allen.
Toch?
Vervolgens komt er weer zo’n lekkere stoere boterham op te liggen en die besmeer ik met boter, margarine of olijfolie. Daarna leg ik de tosti met gesmeerde kant in de voorverwarmde koekenpan, besmeer dan de vrijgekomen andere kant en sluit het geheel af met een andere koekenpan, ondersteboven. Zorg dat de pan niet te heet wordt en doe het deksel niet te snel dicht, anders kan het geduld niet naar binnen.
Zing eventueel een liedje. Of ruim alvast de vaatwasser uit. Of praat gezellig met het gezelschap.
Draai dan de tosti om en doe vervolgens weer iets waardoor de tosti rustig de tijd heeft een tosti te worden. Realiseer dat de tijd om een tosti te maken peanuts is op een heel leven. Wanneer de tosti aan beide kanten Bahama-bruin is haal je de tosti uit de pan en snij je ‘m schuin doormidden. Leg ze dakpansgewijs op een bord en spuit ernaast wat Hela currysaus. Dus niet die van Remia, AH, Jumbo, Plus of Oliehoorn.
En geniet dan van het resultaat: Beide kinderen hebben drie tosti’s naar binnen gewerkt alsof ze weken niet gegeten hadden!
En nu dus aan de wentelteefjes. Omdat ze vakantie hadden kwamen ze om 10 uur binnen lopen en gingen ze braaf aan tafel zitten. Tijdens het bakken namen we de week door: school, voetbal en randzaken zoals vriendjes en vriendinnetjes. Eigenlijk ging ik terug in de tijd toen ik aan het vroegpuberen was. Ik heb genoeg herinneringen met oudere generaties en daardoor bouw je ook respect voor elkaar op. Dan wordt ik enthousiast en probeer ik mijn herinneringen weer met hun te delen, om te laten zien dat ik ook geworsteld heb met puberprobleempjes zoals zij dat nu hebben.
“De Lagere school vond ik geweldig, het middelbaar onderwijs vond ik verschrikkelijk. Voetballen deed ik op het schoolplein, op straat en op het voetbalveld en mijn eerste verkering was met Karin. Toen was ik zes.”
Maar ze hadden geen aandacht voor mij, ze vielen aan op de wentelteefjes die vers gebakken (in de roomboter) op hun bord lag. Ze vonden het heerlijk. En het rook ook zo lekker.
Ik was het met ze eens.
En de generatiekloof was als sneeuw voor de zon verdwenen!
Mijn vrouw is een beetje teleurgesteld in mij want ik verras haar de laatste tijd nooit meer. Zij houdt ervan om verrast te worden met een bloemetje, een lief briefje in haar lunchzakje of een spontane ‘Ik hou van je!’
Dit floepte er van de week ineens bij haar uit, tijdens het kijken naar Binnenstebuiten. Mijn reactie was een lang zwijgen terwijl ik normaal gesproken altijd wel de discussie aan ga, maakt niet uit waarover.
Want nu had ze gelijk, ze had gewoon gelijk!
Even probeerde ik mij er nog uit te redden met een oprisping: “Maar ik kijk nu toch ‘gezellig’ met je naar Binnenstebuiten?” Want eerlijk gezegd krijg ik jeuk van dit programma, behalve wanneer die koks erop uitgaan om bij een kleine ondernemer iets te proeven zoals een lekker biertje, bonbonnetje of een mooi stukje vlees. Maar hoe iemand een oude verbouwde school of kerk inricht zou mij een zorg zijn, vooral om hoe ze praten:
“Deze ruimte heeft hele fijne, delicate vibrerende accessoires waar je de oorsprong van het gebouw in terug kan herkennen..”
En dan staat manlief ernaast, braaf te knikken. En even later mag manlief wat vertellen en dan staat vrouwlief weer braaf mee te knikken. Volgens mij is het van A tot Z gescript en dan ben ik weg want ik hou van spontaniteit. En geloof mij, deze praatjepot’s zijn niet spontaan! Want kijk maar eens een paar afleveringen achter elkaar, dan zie je dat ze allemaal hetzelfde doen uiteindelijk. Het enige verschil zou je nog kunnen zoeken in de inrichting, maar de woorden die gebruikt worden in al die programma’s komen allemaal overeen:
En daar ben ik op de een of andere manier allergisch voor. Net zoals de reclame die we tussendoor opgedrongen krijgen. Overgevoelig noemt mijn vrouw dat. Dan zit ik zwaar te zuchten op de bank en dan weet zij al hoe laat het is en wil ze het liefst wegzappen van het onderwerp. Want zij kan zich daarvoor afsluiten. En ik niet. En daardoor ontstaat er toch een probleempje in onze relatie.
Kennelijk zat ik nu te zuchten terwijl wij samen op de bank naar Binnenstebuiten zaten te kijken en kreeg ze dat ‘gevoel’ weer dat onze relatie een beetje vastgeroest is.
Tja, de vrouw en haar gevoel. Menig man krijgt hier mee te maken. En hoe je je ook verdedigt, dat gevoel is een dingetje hoor. Je moet van goede huize komen om iets van dat gevoel weg te nemen. Ik wil mij niet op de borst slaan maar meestal lukt het mij wel. En niet door een bosje bloemen mee te nemen, ook niet door twee bossen bloemen mee te nemen bij de supermarkt omdat twee bossen in de aanbieding zijn voor vijf euro, nee, puur door gewoon iets liefs te doen.
Door bijvoorbeeld even het strijkwerk weg te strijken.
Of heel lekker te koken, precies datgene waar zij zo zin in had toen zij s’morgens door weer en wind op haar fiets naar het werk ging. Zij is bijvoorbeeld gek op stamppotjes en zo maakte ik voor haar van de week boerenkool met worst. Nu hoor ik je al zeggen dat de vorst er eerst over moet maar dat is makkelijk te simuleren door de boerenkool eerst een paar uur in de vriezer te leggen. Dan denkt die boerenkool:
‘Hè! Het vriest! Nu wordt ik nóg lekkerder!’
Maar goed, daar wordt zij dan heel gelukkig van en dan denk ik: Waarom bloemen als je het ook met boerenkool kan zeggen! Soms vraagt ze ook of ik nog van haar hou en dan antwoord ik altijd met de woorden: “Kind, je moest een weten! Dat is met geen pen te beschrijven!” en ga vervolgens weer door met mijn bezigheden van dat moment. Eerder nam ze daar nog wel genoegen mee maar nu was de maat kennelijk vol.
Volgens haar zit de sleet er in.
“Lieverd, ik hou toch van je!” riep ik haar liefkozend toe en trok daarbij mijn meest ernstige doch liefdevolste blik. Maar het was te laat, het was niet meer spontaan in haar ogen en ik moest nu mijn volledige aandacht geven. “Laten we erover praten schatje. En ja, ik weet het dat ik soms niet al te scheutig ben met complimentjes maar geloof mij, geloof mij allerliefste, ik hou van je met heel mijn hart en van hier tot de maan en zelfs nog verder dan de maan!”
“Zie je wel! Je neemt mij niet serieus!”
Oké, daar had ze wel een punt en toen heb ik maar toegegeven dat ze gelijk had. Ik schoot tekort en beloofde haar mijn leven te beteren. “Zal ik morgen de was anders even vouwen, dat scheelt jou weer werk.” Want dat was ook een dingetje, dat ik steeds minder in het huishouden doe. Dat klopt. Maar dat komt ook omdat zij mij niet helemaal vertrouwd met het huishouden. Ik ben wat makkelijker in de uitvoering daarvan.
Daarom doet ze het liever zelf.
“Nee hoor, dat hoeft niet. Ik heb liever dat je het lijstje met klusjes afwerkt want ook dat wordt eerder langer dan korter. Pfff….dat was weer een statement maar ik hield mij in, uit liefde. Nu heb ik laatst wel een paar muurtjes gesausd maar we kwamen erachter dat het niet helemaal dekkend was, met andere woorden, het moet nog een keer. Een beetje klusser had dan allang een pot verf bijgehaald en de muren opnieuw gedaan maar in dit verhaal zat dat er niet in.
Want ik ben geen ‘beetje klusser.’
Nu heb ik mijzelf voorgenomen om op zeer korte termijn die pot verf te kopen en de muren van een tweede laag te voorzien. Daarmee toon ik haar mijn liefde en zal zij mij vergeven voor mijn botte houding en kan de sleet weer in de kast.
Eergisterenmorgen kwam ik beneden en struikelde haast over de wasmand met de keurig opgevouwen was. Op de bank zat haar zoon en ik wees op de mand: “Heb jij dat gedaan?” Een dikke grijns van oor tot oor verscheen op zijn gezicht: “Ja, dat had Mam gevraagd. In een Appje. En dat doe ik dan direct!”
Tsssss…. De jeugd van tegenwoordig is ook niet meer wat het geweest is!
Het verbaasde mij niet dat de postbezorgers in de provincie Groningen het meest geliefd zijn. Zo een keer per maand tref ik wel eens een postbezorger aan de deur en die staat mij altijd vriendelijk te woord, glimlach om de mond en ogen die oprecht uitstralen lol in het werk te hebben. Dat verbaasde mij dan weer wel want dit beroep is behoorlijk uitgekleed. Door de politiek. Die bedachten enige jaren geleden dat het monopoly van de PTT, TPG, TNT, Post.NL, of weet ik veel hoe ze zichzelf tegenwoordig nog noemen, maar eens afgelopen moest zijn.
Laat het maar over aan de marktwerking, dat is goedkoper!
Toen kwamen er ineens andere postbedrijven bij en werd onze post vanuit diverse loodsen en huiskamers gesorteerd en naar de geadresseerde gebracht. Ja, je las het goed, huiskamers. Want medewerkers van Sandd kregen de bakken met post thuisbezorgd waarna ze het zelf mochten sorteren en zelf mochten bepalen wanneer ze het gingen bezorgen. Dat laatste overigens wel binnen een bepaalde tijdsduur.
Dat was een soort thuisbezorgd.nl voor postbezorgers zeg maar….
Ik vond dat altijd raar. Want de ouderwetse postbode was een beroep op zich. Deze mensen waren trots op hun werk en trotseerden alle weersomstandigheden, onwetend over de ‘gevaren-codes geel-oranje en rood, enkel om jouw post veilig aan huis te bezorgen. Daarnaast tekenden zij een geheimhoudingsverklaring en moesten ze, uiteraard, van onberispelijk gedrag zijn. De postbode was belangrijk voor alle lagen van de bevolking en kreeg daar ook naar betaald. Voor het zakelijke postverkeer maar ook voor de particuliere post natuurlijk. De postbode was een begrip. En er waren ook BP’ers, Bekende Postbodes zoals Pieter Post, Raymond van Barneveld, Berry van Aerle, Piet Kleine, Paulus Post (Oebele), Hein Gatje (J.J. de Bom), Anton Gleuf en last but not least…
Postbode Siemen Sietsema!
De postbode kwam overal en kon ook vaak verhalen vertellen of overbrengen, van wijk tot wijk of van dorp tot dorp. En de postbode was ook een belangrijke schakel in de liefde. Ik heb jarenlang vele brieven geschreven naar mijn geliefde en dan was het altijd ontzettend spannend wanneer je weer een brief terug kreeg:
‘En morgen, als de postbode mijn huis weer heeft gevonden, dan stort ze mijn hart vol… met al het liefs uit ….Scheemda.’
Maar de laatste jaren lag mijn post bij iemand anders in huis. Dan lag mijn felicitatie-kaart voor Tante Truus ineens op de keukentafel van de Sandd bezorger en zat hij of zij lekker te sorteren, onder het genot van een bakkie pleur en een sprits. En als je pech had kreeg de kleuter in dit huishouden het ook nog even te pakken met zijn limonadehandjes of hij of zij vouwde er vliegtuigjes van…
Dit heeft jaren geduurd, dat was nog ver voor de privacywet bedacht werd.
Maar het allerergste was dat je er niet meer op kon vertrouwen dat je post nog wel bezorgd werd. Want niet elke nieuwe postbezorger nam zijn/haar werk serieus. Op zich ook wel logisch want de salarissen waren een stuk lager. Want door simpel het woord postbode om te buigen tot postbezorger kon men het uurloon lekker naar beneden schroeven. Maar nu lijkt het er op dat de post weer een monopoly zal worden, want Post.NL gaat een fusie aan met Sandd. Maar dat is natuurlijk mosterd na de maaltijd.
Want er is haast geen post meer.
Ja, de blauwe enveloppen van de Belastingdienst. Terwijl het gros van de mensen aangegeven hebben deze digitaal te willen ontvangen, blijven ze stug die enveloppen opsturen. En verder krijgen we nog folders. Veel folders met aanbiedingen die wij eigenlijk niet kunnen laten liggen. En tussendoor valt er ook nog wel eens een bekeuring op de mat maar dat is het dan eigenlijk ook wel.
En hoe zit het met de verjaardag ’s kaartjes?
Nou, die zijn er nog wel maar we gebruiken ze nooit. We doen die felicitaties tegenwoordig gewoon via Facebook. Ideaal! Facebook houdt je op de hoogte, geeft je een seintje dat 1, 2, 3 of zelfs meer vrienden van je jarig zijn. En soms staat er dan ook nog eens hoeveel jaar je geworden bent waardoor je je wensen nóg specialer kan maken.
Echt, sinds ik Facebook heb feliciteer ik mij het ongans!
Elke dag is er wel iemand jarig. En het ergste is dat ik al niet eens meer naar de verjaardagskalender kijk. Terwijl ik een hele mooie heb, ooit gekregen van aardige collega’s met persoonlijke foto’s. Die hangt in de wc maar ik kijk er niet meer naar. Vergeet zelfs regelmatig de maand om te slaan waardoor het bijvoorbeeld nu nog september is in onze plee. Nee, zodra ik mij overgeef aan een toiletbezoek kijk ik alleen nog maar naar mijn telefoon. En stuur ik vanaf de pot mijn digitale wensen naar de jarige. En aangezien de meeste mensen de kalender op de wc hebben hangen en vast óók hun telefoon meenemen, is het zeer waarschijnlijk dat als iemand je feliciteert met je verjaardag, deze persoon ook op dat moment met andere dingen bezig is….
Ja, nu ga je er ineens anders naar kijken hè!
Het is niet voor niets dat de telefoon tien keer viezer is dan de wc-bril. Maar ik dwaal weer eens af. Dat doe ik wel vaker. Oh ja, ik had het over de minimale post die nog op de deurmat valt. Maar dat hebben we natuurlijk aan ons zelf te danken. Want wie schrijft er tegenwoordig nog een brief of kaart? Haast niemand meer. We sturen nu een mailtje of …dat kan korter….een Whatsappje.
Dit is dus geen klaagzang maar een hand in eigen boezem steken!
Maar voor nu is het een feit dat de Groningse postbezorgers het meest gewaardeerd worden. Dat lijkt mij logisch toch? Want in dit deel van Nederland zijn de mensen nog onthaast, staan altijd open voor een praatje. En daarom belt de postbezorger eerst één keer en blijft dan wachten.
Want hij snapt dat je waarschijnlijk achter huis nog even met de buurman/vrouw staat te praten.
Nu de laatste tractoren en de laatste klimaatdemonstranten Den Haag weer verlaten hebben, kunnen we weer over tot de orde van de dag. Want het leven gaat nog steeds door, ondanks de klimaat- stikstof- en ‘hoe beledig je de boer’ crisis. Terwijl ik wel bewondering heb voor al die demonstranten hoor, ik doe het ze niet na en wil hier wel even bekennen nog nooit gedemonstreerd te hebben. De reden?
Omdat ik te lui ben.
En omdat ik helemaal geen zin heb in de reis die je ervoor moet maken. Want er komt wat bij kijken hoor. Want eerst moet je bedenken hoe je er heen gaat, met de auto of met de trein. In mijn geval wordt dat de trein want ik heb een bloedhekel aan file rijden. Of je moet een elektrische auto hebben want dan mag je op de ‘Tesla-strook’! Deze strook komt er straks bij als wij, simpele fossiele brandstofrijders, weer teruggezet worden naar 100 km per uur. Die elektrische coureurs mogen dan op de ‘Tesla’ strook wel 130 km per uur rijden.
En opnieuw hebben we een tweedeling in ons land!
Dan de voorbereiding op de demonstratie dag. Er moet een lunchpakket gemaakt worden. Daarbij komt dan nog een thermoskan koffie want die oploskoffie in de trein is niet te zuipen. Eenmaal in de trein mag je dan hopen een plekkie te vinden want ik ben natuurlijk niet de enige die naar het Haagse gaat waardoor je voorbij Zwolle geheid als een sardientje in een blikje omringt ben door mede-demonstranten. Vervolgens moet je dan naar je startplek lopen, meestal is dat het Malieveld in Den Haag en mag je hopen dat je je blaas nog heb kunnen legen in de trein of op het station. Of zoals ik wel eens doe, bij de Mac Donalds, die hebben fantastische waterbesparende toiletten.
Dat is voor mij als 50 plusser de voornaamste reden om te gaan juichen als ik die grote M zie aan de horizon!
En dan moet er nog geprotesteerd worden! Het lijkt wel een dagtaak maar dat is het ook. Daarom heb ik veel respect voor al die demonstranten. Althans, als het echt ergens om gaat. Zoals bijvoorbeeld bij de hierboven genoemde demonstraties. Beiden hebben en maken een punt. Maar ik ben niet voor alle demonstraties hoor, bepaalde zwart-wit discussies sla ik over omdat het de groep waar het uiteindelijk om gaat een biet zou wezen.
Als ze maar hun cadeautjes krijgen…
Maar goed, we gaan weer over tot de orde van de dag. En die orde is onder andere dat we midden in een regenperiode zitten. Mijn eigen persoontje kreeg het behoorlijk te verduren en ben een aantal keren flink nat geregend. Maar zoals een plaatsgenoot mij van de week vertelde toen we aan het schuilen waren voor weer een hoosbui, het water komt nooit verder dan je vel! Dat zei zijn opa altijd en die man had alle gelijk van de wereld.
En door al die regen roeiden we haast ongemerkt de herfstmaand oktober in.
En oktober is voor mijn vrouw het startsein dat het ‘gezellig’ gemaakt moet worden in huis. Afgelopen voorjaar had ze het een en ander aan huisraad via Marktplaats verkocht, onder andere enkele lampen en diverse ‘accessoires’. Ondanks dat het in eens een stuk donker was in huis (‘Tis nog nooit zo donker west’) ruimde het mooi op.
Althans, zo dacht ik erover.
Ik zag het maar als een genetisch bepaalde fase, als een vorm van nesteldrang zeg maar. We zien dat elk voorjaar terugkomen in de natuur en dat slaat dan weer over naar de mens. Dus ook op mijn vrouw. Maar nu zitten we in de herfst van het jaar 2019 en dan krijgt ze weer de kriebels. Want die ‘lege plekken’ in het huis moeten weer opgevuld worden. Dat bedenkt ze samen met medestanders in het complot, zoals haar Woonmagazines, het digitale Pinterest en haar ‘deskundige-op-dit-gebied’ achterbuurvrouw. Dat opvullen gaat niet in één keer maar in fases.
Want dan valt het niet op en breekt bij mij het zweet niet uit.
Inmiddels hebben we weer licht in huis. Naast diverse accessoires in de vorm van gezellige kleine lampjes, schaaltjes en een gouden beeldje van een Toekan (?) staan er ook weer echte lampen. Die laatste hebben andere kappen gekregen zodat ze weer een tijdje ..euhhh…periode mee kunnen.
Tot de volgende fase aanbreekt.
En dan begint alles weer opnieuw. Het is een soort van onrust. Onrust die ze heel goed kan delen met die achterbuurvrouw. Die twee kunnen ook uren en uren praten over de inrichting van huis, , over op welke plek iets moet staan en welke kleur het object moet hebben. En zodra ze dan zeg maar kleur bekennen wordt mijn hulp gevraagd.
Zoals afgelopen dinsdag.
Ik had dat tasje van de verfwinkel allang zien staan maar liep er met een grote boog omheen. Tot moeder de vrouw mij erop wees: “Ik heb een klusje voor je! Die muren moeten geverfd worden.” Mijn eerste reactie was een natuurlijke reactie: “Verven? Die muren hebben toch al een kleur?” waarna ik door wilde lopen naar boven, naar mijn eigen veilige klusjes loze kamertje.
Want ik hou niet van klussen.
Ze hield mij tegen, haalde mij een beetje aan en sloot af met een kus. “Joh, die muurtjes heb jij zo geverfd. En jij kan dat ook zo goed, jij hebt het geduld om ook bij de randjes netjes te verven.” Natuurlijk voelde ik mij gevleid en uiteindelijk zwichtte ik voor haar vleierij. “Oké, ik ga er van de week mee aan de slag.” en wurmde mij los uit haar omhelzing. Tenminste, dat dacht ik: “Ho, ho, dat kun je nu toch wel even doen, je bent vrij vandaag!”
Fout!
Want ik moet eerst aan het idee wennen, dan ga ik een plan maken en tot slot bepaal ík de dag, niet zij!
Want waar de man woont draagt hij de kroon!
PS Het werd een compromis. Ik mocht die dinsdag nog wat voor mijzelf doen als ik maar beloofde om zondag te gaan verven.
Het is zover. Het mag niet meer. Althans, ik mag het niet meer doen, ik moet voortaan genderneutraal schrijven! Want regelmatig heb ik het over ‘mijn vrouw’ omdat zij mij nogal eens inspireert te schrijven over de verschillen tussen man en vrouw maar dat mag dus niet meer. Voortaan moet het anders, bijvoorbeeld:
Mijn partner…of…Mijn mens…?
Eigenlijk dacht ik steeds dat al dat geleuter over genderneutraal vanzelf wel zou verdwijnen. De NS was er in 2017 al mee begonnen door op het perron ‘Beste dames en heren’ te vervangen voor ‘Beste reizigers’.
Daar was over nagedacht…
Ach ja, dit soort oprispingen werkt bij de nuchtere inwoners van dit land natuurlijk behoorlijk op de lachspieren. En het inspireerde mij toentertijd om er een stukkie over te schrijven. Daarom ben ik wel blij met deze gekkies die de hele dag dingen verzinnen om maar een beetje aandacht te genereren.
Want een dag niet gelachen is een dag niet geleefd!
Opvallend vaak komen deze bedenksels uit de hoofdstad, Amsterdam, de stad van trendsetters en, die hoor je ook steeds vaker, de influencers. Deze laatste roeren zich voornamelijk op het internet, hitsen de boel een beetje op waarna heel Nederland daar weer op gaat reageren. En dan hebben de influencers hun doel bereikt, namelijk aandacht.
Zo zagen we na de gruwelijke moord op een advocaat ineens opperste verontwaardiging in de hoofdstad. Terechte verontwaardiging natuurlijk om de daad, debiel voor woorden. Maar ook verontwaardiging met een luchtje. Want er werd door de media gesuggereerd dat er in Amsterdam wel eens wat gesnoven werd. Dat criminelen daar dik verdienen omdat er veel gebruikt wordt. Wij, de meerderheid, wij, nuchtere Nederlanders, weten dat allang. Want Amsterdam is niet meer alleen poep op de stoep zoals Ciske de Rat dat zo grappig en leuk kon zingen, nee, de Hoofdstad gaat naar de gallemiezen!
Want de cocaïne klotst tegen de kades van de Amsterdamse grachten op!
En die crimineeltjes varen er wel bij. Dat zijn jochies op scootertjes met hoodies die niets anders doen dan die rotzooi verkopen aan brave, hippe Amsterdammers. Amsterdammers die denken zo verdomde hip te kunnen zijn dankzij dat poeder, in hun flitsende wereldje met bakfietsen, scootertjes, bierfietsen en blote mannen en vrouwen op bootjes in de grachten.
En dan moet je betalen, betalen, pannekoek!
Maar van dat snuiven ga je raar doen. Ten eerste snuif je jezelf het neustussenschot weg, ten tweede sterft je grijze massa af mits je die überhaupt nog hebt want ja, hoe kom je erbij om poeder met je neus op te snuiven en ten derde krijg je kronkels in je kop. En ja, dan bedenk je ineens dat de visboer in de stad weg moet want die trekt teveel toeristen aan. Of de letters I AMSTERDAM moeten weer weggehaald worden want ook dat trekt teveel toeristen aan. Of je maakt de stad zo ontzettend duur om in te wonen waardoor er geen leraar meer wil werken. Met van de week het trieste resultaat dat een basisschool sluiten moest …
Mijn advies? Stop met snuiven!
En kijk daarna eens om je heen want er is meer dan Amsterdam. Je mag best trots zijn op je stad maar inmiddels is het trotse gedrag overgegaan in hautain gedrag. Wij, in jullie ogen eenvoudige burgers uit de provincies, komen niet alleen naar Amsterdam omdat het Amsterdam is. Dat denken jullie. Nee, wij komen voor jullie zelf.
Om vervolgens hoofdschuddend en vol medelijden terug te rijden naar huis…
Je zou zeggen dat ik afwijk van waar ik mee begon maar niets is minder waar. Want er was nieuws wat eigenlijk ook zo in Amsterdam bedacht had kunnen worden. Het nieuws kwam nu uit het land van de Gele Hesjes, Frankrijk. Men had bedacht dat speelgoed voortaan genderloos moest worden.
Ja, ik herhaal het hier maar even, ze willen genderloos speelgoed!
Natuurlijk schoot ik even in de lach en ging vervolgens verder met mijn bezigheden. Maar dit nieuws verspreidde zich miraculeus want het werd natuurlijk weer opgepakt door die internet gekkies. Waarom? Omdat het afwijkt van de norm en daarmee kan je de boel lekker opstoken. En ja hoor, de nuchtere mensen die we hier nog in dit land hebben (lees: de meerderheid), vielen om van verbazing. Ik dacht eerst nog dat het wel over zou waaien maar een van onze eigen ministers vond het een goed plan en besloot dat ook maar even te twitteren of op een andere manier aan het volk kenbaar te maken.
Het klootjesvolk zeg maar…
Als deze idioterie een bodem krijgt dan mag ‘de mens’ in de speelgoedwinkel straks niet meer vragen of het een cadeautje voor een jongetje of een meisje is. Het meisjes en jongens inpakpapier moet dus in de ban en daarvoor krijg je genderloos papier. De blauwe en roze muisjes op de beschuitjes gaan ook op de schop, die worden straks in de fabriek van De Ruijter op een hoop gegooid en komen gezamenlijk in een genderneutraal doosje. En Roze Zaterdag, dat gaan ze dan ook verbieden, toch?
Of gaat dat de trendsetters, de influencers en de hipsters met hun omgekrulde broekpijpjes en blote voeten in de schoentjes dan te ver?
Weet je, ik ben voorstander van dat iedereen zichzelf kan en mag zijn. Dat is onze verworven vrijheid. Dat zijn de regels in dit land. Maar ga nu asjeblieft niet de boel op stang jagen en van alles verzinnen om een perfecte maatschappij te willen creëren. Alle drie mijn zonen hebben op voetbal gezeten en toen speelden zij al met meisjes in de teams. Ik sprak dan met de vaders van die meiden en die waren apetrots op hun voetballende dochters. Terecht. Dat zijn voor mij ‘blauwe meisjes’, niks mis mee. En zo ken ik ook een jongen die ontzettend goed dansen kan, landelijk valt hij regelmatig in de prijzen.
En ook daar is niks mis mee!
Maar voor mij gaat er wel wat mis als ik genderneutraal schrijven moet. Want de meeste onderwerpen worden mij hier thuis aangedragen door mijn vrouw…euh…mijn mens, week in week uit.
Om de doodeenvoudige reden dat mannen en vrouwen wel degelijk verschillend zijn!
En dat heeft ook weer zijn/haar leuke kanten, toch?
Vorige week zondag kreeg ik via WhatsApp een foto onder ogen. Op deze foto was te zien hoe Anneke, een kennis van ons, door haar man innig omhelsd werd nadat haar laatste minuten als actieve verpleegkundige waren ingegaan, ze ging met pensioen. Haar man, kinderen en kleinkinderen haalden haar op omdat dit natuurlijk een heel bijzondere dag was.
Ze was ontzettend geroerd…
En het roerde mij. Want ik zag in die ene ontroering haar hele werkbare leven voorbij komen. Zevenenveertig jaar geleden begon ze bij het RK Ziekenhuis in Groningen en de laatste jaren werkte ze op de afdeling Acute Opname in het OZG. Met plezier draaide ze al die jaren dag-avond en nachtdiensten. En natuurlijk waren er dagen dat het zwaar was.
Heel erg zwaar….
Dat waren de dagen dat jonge mensen en mensen van haar eigen leeftijd kwamen te overlijden. Dan troostte zij zich maar met het feit dat zij die laatste uren aan hun bed gestaan heeft, dat ze het vreselijke lijden enigszins heeft kunnen verlichten door medisch in te grijpen maar ook door kleine gebaartjes, zoals eventjes over de wang of door het haar strijken. Maar ook door de patiënt lieve, geruststellende woorden toe te fluisteren of gewoon door snel in te grijpen bij ongemakkelijke, mensonwaardige momenten..
Zwijgend, zonder bravoure maar enkel uit mededogen…
Jaren en jaren liep ze als een Florence Nightingale door de gangen van het St. Lucas ziekenhuis. Samen met haar collega’s draaide ze haar diensten zonder klagen. Collega’s waar ze mee kon lachen maar ook waar ze mee kon huilen, dan droegen zij het kruis gezamenlijk en ja, dan is de last minder. Deze collegialiteit is juist zo bijzonder en belangrijk. En die zie je vaker bij mensen die hulp verlenen. Want ze zijn zich allemaal bewust van het feit dat zij zich bevinden tussen de realiteit van pijn en verdriet en leven en dood.
Hun handelen is van levensbelang.
Alleen wordt dat nog wel eens vergeten. Dan uiten we onze pijntjes in ongenoegen. En omdat mensen zoals Anneke op dat moment het dichts in de buurt zijn, krijgen zij het vol over zich heen. En waar de meeste mensen dan wild om zich heen beginnen te slaan of verbaal vreselijk uit hun pan gaan, blijven de dames en heren in de zorg rustig en kalm.
Daar kan menig kort lontje een voorbeeld aan nemen.
Maar ik zag meer op die foto. Ik zag dat ze eigenlijk nog helemaal niet wilde stoppen. Want dat zit niet in haar systeem. Anneke staat in mijn ogen dan ook symbool voor al die medewerkers in de zorg. Die medewerkers die voor ons klaar staan wanneer we ons in een ongemakkelijke positie bevinden. Medewerkers die zorg geven omdat ze onder andere de volgende eigenschappen hebben: betrokkenheid, empathisch vermogen en passie.
Enorme passie.
En flexibiliteit. Want ook in de verhuizing naar het splinternieuw ziekenhuis zag zij iets positiefs, ondanks dat er daardoor op een andere manier gewerkt moest worden. Daarom snap ik de huidige realiteit niet. Een realiteit die deze mensen dwingt om acties te voeren voor wat meer salaris en wat minder werkdruk. Zo las ik van de week een krantkop: ‘Vierhonderd patiënten de dupe van acties ziekenhuispersoneel’. Hoezo de dupe? Want in mijn ogen ligt de oorzaak dat er gestaakt wordt niet bij de verzorgenden maar bij de werkgevers en de politiek. En ik denk dat die vierhonderd patiënten eerder begrip voelen voor de situatie dan dat zij zich de dupe zullen voelen. Want in elke branche worden de CAO’s aangepast aan de tijd, aan de welvaart en aan de vraag. In dit geval om meer handen aan het bed.
Want de vraag om zorg neemt eerder toe dan af!
Want links of rechtsom, de mens zal altijd zorg nodig hebben. Bij de een vanwege minder goede genen, bij de andere omdat deze de verleidingen van de welvaart niet kan weerstaan. Terwijl we er alles aan doen om deze verleidingen aan te pakken, zoals bijvoorbeeld bij het rook-alcohol- en drugsbeleid. Maar laten we de voedingsindustrie hierbij niet voorbij gaan, want ook die zijn er debet aan dat we steeds meer zorg nodig hebben. Iemand die nooit rookt of drinkt kan nog steeds ten onder gaan door producten te eten waar allerlei toevoegingen inzitten die niet natuurlijk zijn.
Puur en alleen maar om het langer houdbaar te maken en er lekkerder uit te laten zien!
Daarom blijft de grote vraag waarom men er maar niet uit wilt komen. Zijn hun handen echt gebonden of zijn ze bang voor hun eigen inkomen? Zorg is niet uit te bannen. Je kan niet zeggen: we stoppen met de zorg want het is te duur. Het gaat hier om mensen, niet om producten. En er zijn mensen zoals Anneke die de zorg zien als hun roeping. Net zoals ooit Florence Nightingale, ‘The Lady with the lamp’, haar leven inzette om te zorgen voor de medemens. En geloof mij, niet iedereen is in de wieg gelegd om zorg te verlenen! Dat zit in je of niet. Een poster van Loesje laat precies weten hoe dit soort mensen zijn en hoe ze hun werk uitvoeren:
‘Twee ogen, twee oren, twee handen, twee benen. Ik kan wel acht dingen tegelijk!’
Anneke gaat nu genieten van haar welverdiende, vrije tijd. Ze hoeft niet meer in weer en wind ’s avonds de deur uit als iedereen lekker thuis zit, met de feestdagen werken terwijl haar gezin gezellig thuis aan tafel zit of kant en klare maaltijden nuttigen omdat ze een avonddienst heeft. Nee, ze heeft haar plicht ruimschoots gedaan en ik herhaal het nog maar eens, zevenenveertig jaar heeft ze zorg gegeven. Voor mensen zoals jij en ik. Samen met haar man mag ze nu gaan reizen en de wereld verkennen. Zonder te zorgen. Zonder zorgen.
Maar ik hoop oprecht dat de zorg gaat krijgen wat ze verdienen zodat er nieuwe Anneke’s zullen opstaan en het edele vak van verpleegkundige of anders gaan oppakken.
Anders moeten wij met zijn allen ons serieus grote zorgen gaan maken….
Logisch dat ik het zelf niet gezien had. Daarom draag ik een bril. Maar dankzij een goedziende collega kwam ik erachter: het montuur van mijn bril was gebroken. Dat was best wel vervelend want dat kan weer kosten met zich meebrengen en daar zit ik nou net effe niet op te wachten. Aan de andere kant…
‘Elk nadeel hep zijn voordeel!’
Want de relatie tussen de bril en mij is niet goed. Regelmatig vervloek ik dat ding, wij passen niet bij elkaar. Eigenlijk al vanaf de eerste dag botert het niet tussen ons, laat hij zich ook wel eens (expres!) vallen of hij drukt zichzelf zó zwaar op mijn neus dat ik er koppijn van krijg.
Regelmatig overviel mij dan ook de gedachte om van ‘m te scheiden…
Maar ja, dat kost geld. En ik weet nog dat ik deze bril mee naar huis nam, ter kennismaking met mijn naasten. Op één persoon na, de enige man overigens, vond iedereen hem hip. Helaas liet ik mij leiden door de meerderheid en besloot er toch voor te gaan, terwijl een klein stemmetje in mijn hoofd zei dat ik het niet moest doen. Want deze bril was teveel bril. Als ik ergens binnen zou komen dan zou men mij niet zien maar wel de bril.
En daarna zagen ze mij pas…
Want dat was op dat moment de mode. En ik ben niet van de mode, ik ben van gewoon. Hier was dus duidelijk sprake van een ongelijkwaardige relatie. Dit kon nooit goed gaan maar eigenwijs als ik ben besloot ik toch door te zetten. Al gauw ging het mis, de bevestiging van het neusvleugeltje brak af. Einde relatie!
Dacht ik.
Vrolijk liep ik de brillenwinkel binnen en keek al met een schuin oog naar de andere, minder opvallende brillen aan de wand die zich lonkend aan mij toonden. Niet extravagant maar gewone, envoudige brilletjes. De opticien was snel klaar met zijn oordeel. Eigenlijk veel te snel:
“Dit mag nooit gebeuren! U krijgt een nieuwe want hij valt nog binnen de garantie!”
Het voelde aan als een mislukte poging tot relatietherapie en ik werd nog chagrijniger. Hoe kwam ik van dat ding af? En hoe moest ik dit thuis vertellen want mijn vrouw had inmiddels ook een hekel gekregen aan deze bril. Ook zij voelde dat dit ding het derde wiel aan de wagen was.
Steeds vaker verzocht ze mij om mijn oude bril op te doen, zelfs als we naar bed gingen want ‘dat was prettiger om naar te kijken..’
Daarnaast begon ik ook anders te kijken naar dingen. Bijvoorbeeld naar het Westen des Lands. Daar hadden ze bedacht om de Formule 1 races naar Zandvoort te halen. Naar Zandvoort! Zandvoort, het Scheveningen van Noord-Holland. Als ex-Westerling kende ik Zandvoort wel. Van de files er naar toe wanneer het een beetje begon te zomeren. Dat kwam omdat de naam groter is dan de bestaande infrastructuur, die bestaat namelijk uit louter B weggetjes en olifantenpaadjes. Gelukkig kon er een keuze gemaakt worden want in Assen, dat ligt in Drenthe maar valt nog steeds onder Nederland, ligt een hele mooie racebaan. En die racebaan ligt precies tussen een prachtige infrastructuur van mooie 100 km wegen waar haast nooit files staan. En op een steenworp van Assen ligt een schitterend vliegveld waar de heren van Mercedes, Renault, Ferrari en Alfa Romeo prima kunnen landen met hun autootjes.
Er is zelfs plaats voor de Pitspoezen!
Maar de arrogantie won uiteindelijk toch van de logica. Enkele prominenten in ‘het wereldje’ kochten her en der wat mensen om en de keuze viel toch op Zandvoort. Heel nuchter Nederland viel achterover van verbazing. Inmiddels weten we dat naast het aanpassen van de wegen, ook het spoor daar op de schop moet. Zodat de liefhebbers van de Formule 1 met de trein ernaar toe kunnen. Ik vraag mij dan af wat er met dat spoor gebeurt als dat weekendje racen voorbij is.
Ik zou zeggen: Zet ‘m in als spoorlijn tussen Noord-Holland (via de Afsluitdijk) en Friesland!
Dat maakt dan de druiven ietsjes minder zuur. Maar dit soort mensen kijken met een andere bril naar ons, eenvoudige stervelingen buiten de Randstad. Wij zijn immers de boeren die teveel stikstof produceren, daarom bedacht deze week een jochie van notabene Democraten’66 dat de boeren maar eens flink aangepakt moesten worden. Heel raar, want de grootste uitstoot manifesteert zich boven de Randstad. En die hebben niet zoveel veeteelt, enkel wat kinderboerderijen zodat de kinderen daar ook leren waar de melk vandaan komt…
Maar ja, die bril van mij hè. Daar was iets mee waardoor ik wellicht alles verkeerd zag.
Daarom ging ik vorige week naar de opticien. Op advies van mijn vrouw, zij had daar ook een bril gekocht en was zeer tevreden met het advies en het resultaat. Ik kwam precies volgens afspraak om 2 uur binnen, hijgend als een oud paard want ik probeerde met mijn ‘gewone’ fiets mijn vrouw bij te houden.
Ja, zij rijdt elektrisch tegenwoordig.
De opticien was geduldig en gaf mij een brillendoekje om de nattigheid van mijn hoofd te deppen. Even later werd ik getest door apparatuur waar menig opticien zijn vingers bij af zou likken. Mijn ogen waren er niet beter op geworden, zo bleek.
Met andere woorden, ik moest aan een nieuwe bril.
Ik keek bedrukt want het blijft altijd maar weer een aanslag maar van binnen was het feest, liepen al mijn rode en witte bloedlichaampjes de polonaise. Na de oogtest kreeg ik een kleuren analyse. Een wat? Ja, een kleurenanalyse. Om te kijken wat voor mens ik ben. Een zeer vriendelijke dame liet mij alle kleuren van de regenboog zien middels gekleurde doeken en na een minuut of tien wist ze het:
Ik was een Lente en Winter mens!
En ze wist ook direct welke bril daarbij paste. Ze liep naar de brillenwand, zocht en zocht en ja, daar was hij. Hij was verkeerd teruggelegd door een klant, in het vakje ‘zomer’. Nadat ik hem opgezet had voelde het direct goed en vroeg ik haar ten huwelijk.